Naar een energie-renovatieprogramma 2020 voor de woningsector Context In het kader van de Kyoto-doelstelling van Vlaanderen om de CO2-uitstoot tegenover 1990 met 5,2 % te verminderen in de periode 2008-2012, werd een eerste Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002-2005 opgesteld. Dat plan bevatte 33 projecten voor CO2reductie in verschillende beleidsdomeinen, onder andere ook in de woningsector. Tijdens de Klimaatconferentie van 6 juni 2005, georganiseerd door de Vlaamse overheid en waaraan experts uit verschillende disciplines deelnamen, werd vastgesteld dat bijkomende acties nodig zijn om op de lange termijn verdere reducties mogelijk te maken. Dit is de zogenaamde post-Kyoto periode. De Klimaatconferentie formuleerde de aanbeveling om een grootschalig energierenovatieprogramma van het woningpark te organiseren. ‘Gezien de trage vernieuwingsgraad van het woningenpark is een ambitieus langetermijnplan “Energiezuinige gebouwen 2025” nodig. Dit is een grootschalig energie-renovatieprogramma met doelstellingen en acties op korte termijn tegen een langetermijnachtergrond. Het betreft meer concreet een ambitieus plan voor energiezuinige gebouwen, met duidelijke doelen voor een beter binnenklimaat in gebouwen tegen 2025. De klemtoon ligt op een standvastig en volgehouden beleid (legislatuuroverschrijdend), een hoog ambitieniveau, en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle actoren in de bouw en bewoners. Zo’n grootschalig energierenovatieprogramma voor de bestaande Vlaamse gebouwen vereist een planmatige aanpak en een coherente set van maatregelen om de energieverslindende gebouwen en slechte huisvestingen weg te werken. Hierbij wordt vooral gefocust op groepen die geen renovatie of verbouwplannen hebben en op de slechtste woningen van de sociaal zwakkere groepen. Voor elke doelgroep van verhuurders tot honkvaste eigenaars-bewoners moeten gepaste maatregelen worden uitgewerkt.’ In het ontwerp van Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012, principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 mei 2006, wordt een haalbaarheidsonderzoek naar een energierenovatieprogramma voor bestaande woningen aangekondigd. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen welke instrumentenmix het best wordt gehanteerd om tegen 2020 de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren. Het aandeel van woningverwarming en sanitair warmwaterbereiding in het globale elektriciteits- en brandstofverbruik van Vlaanderen vertegenwoordigt ongeveer 14 %. Het aandeel in de totale CO2-uitstoot ten gevolge van het brandstofverbruik bedraagt ongeveer 18 %.(1). De isolatieprestatie van het Vlaamse woningbestand is sterk voor verbetering vatbaar. Anno 2006 is in heel wat Vlaamse woningen nog enkel glas terug te vinden. In een groot aantal Vlaamse woningen ontbreekt dakisolatie, muurisolatie of vloerisolatie. 1
Bron: Vlaamse Energiebalans 2004.
1
Woningen met uitsluitend enkel glas Woningen met gedeeltelijk nog enkel glas Woningen zonder dakisolatie Woningen zonder vloerisolatie Woningen zonder buitenmuurisolatie
1998
2001
2001
2003
2005
31 % nb 44 % 80 % 59 %
22 % nb 34 % 75 % 51 %
28 % 37 % 42 % nb 54 %
22 % 16 % 34 % 76 % 51 %
15 % 20 % 33 % 74 % 55 %
(NIS)
Bronnen : REG-enquête Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen en socio-economische enquête NIS
Ook inzake rendementsverbetering van de verwarmingsketels is nog een belangrijk verbeteringspotentieel realiseerbaar. Heel wat Vlaamse woningen worden verwarmd met verouderde verwarmingsinstallaties. De hoogrenderende verwarmingsketels nemen in het totale ketelbestand nog maar een beperkt aandeel in: Aardgas Gewone verwarmingsketel 49 % Lagetemperatuur- of hoogrendementsketel 35 % Condensatieketel 6% Andere (voornamelijk kachels) 10 %
Stookolie 72 % 21 % 3% 4%
Bron: REG-enquête 2005 Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen
Het woningpatrimonium kent een heel trage vernieuwings- en renovatiegraad (ongeveer 1 % afbraak en nieuwbouw per jaar). De kosten voor vernieuwing en renovatie van de woning zijn niet gering. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de verwarmingsapparatuur. Het totaal te verwarmen woonvolume blijft stijgen. Een schatting van de kosten voor enkele specifieke isolatiewerkzaamheden wordt hieronder weergegeven:
Gemiddelde grootte(m²) (*) Eenheidskosten (euro/m²)
Dakisolatie 100 20 (**)
2000 Totale (**) investeringskosten 500 (***)
HR-glas zonder HR-glas met Muurraamvervanging raamvervanging isolatie 20 20 100
Vloerisolatie 50
140
350
50
40
2800
7000
5000
2000
(*) Bron: REG-rapporten netbeheerders, in het geval van een hellend dak (**) Ingeval van geregistreerd aannemer (***) Ingeval van doe-het-zelver, dampscherm inbegrepen, plaatsing van een eventueel noodzakelijk onderdak niet inbegrepen
Gelet op de grote diversiteit aan daken, woningen en glasoppervlakte, kunnen voor het voorgaande alleen zeer ruwe en afgeronde gegevens worden weergegeven. Er
2
moet bijgevolg rekening worden gehouden met een grote spreiding naargelang het type woning, uitvoerende aannemer en zelfs geografische ligging. De investeringskost voor de aankoop en installatie van een HR- of condenstatieketel in een bestaande woning bedraagt gemiddeld 3000, respectievelijk 3600 euro voor aardgas en 3300, respectievelijk 4000 euro voor stookolie. Voor condensatieketels moet bovendien rekening worden gehouden met de eventueel noodzakelijke aanpassingen van de verwarmingselementen in de woning en/of aanpassing van de schouw. Sinds 1 januari geldt in Vlaanderen een nieuwe regelgeving met minimum-eisen inzake energiezuinigheid voor nieuwbouw en vergunde verbouwingen(2). Dit lost echter de problemen niet op van de bestaande woningen die niet spontaan worden gerenoveerd of waarvoor geen verbouwingsvergunning noodzakelijk is. Op 17 mei 2006 werd de Europese richtlijn voor energie-efficiëntie van kracht(3). Deze richtlijn legt de lidstaten een indicatieve doelstelling op van 9 % energiebesparing, te bereiken in de periode 2008 tot 2017 bovenop de normale marktontwikkeling. De lidstaten zijn verplicht op regelmatige basis een actieplan voor energie-efficiëntie op te stellen. Een eerste actieplan moet tegen 1 juli 2007 bij de Europese Commissie worden ingediend. In haar advies over de energie-efficiëntie in de woningsector (adviezen van 21/12/2005 en 19/4/2006) constateert de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat in het jaar 2001 slechts voor 1% van de Belgische woningen een renovatievergunning werd toegekend. Indien rekening wordt gehouden met de niet vergunde werken, zouden maximaal 2 tot 3 % van de woningen renovatiewerken hebben ondergaan. Op basis van studies is de CRB van mening dat in België jaarlijks 10 megaton CO2 kan worden bespaard door renovatie van woningen. De klimaatbeleidsplannen van de drie gewesten samen zouden anderzijds maar goed zijn voor 3 megaton CO2-besparing. De Raad is eveneens van mening dat een actieplan “REG in huishoudens” in Vlaanderen goed zou zijn voor 44.650 bijkomende arbeidsplaatsen in de bouwsector (multiplicator-effect meegerekend). Er is een belangrijke economische, sociale en ecologische dimensie verbonden aan de uitvoering van een grootschalig energierenovatieplan. Het biedt een aanzienlijk potentieel aan werkgelegenheid in diverse sectoren (isolatiesector, renovatiesector, glassector, verwarmingssector, ….). Het programma geeft kansen aan laaggeschoolden, maar ook aan specialisten. De evolutie in de bouwsector maakt opleiding en specialisatie dikwijls noodzakelijk, voornamelijk ook wat de energetisch te verwachten resultaten van de bouw betreft. Renovatie noodzaakt ook meer aandacht dan nieuwbouw, omdat moet worden uitgegaan van een bestaande situatie. Wat de tewerkstellingseffecten betreft, is het anderzijds niet evident dat de nodige mankracht zal worden gevonden. Een grootschalig programma met hoog ambitieniveau zou wel eens tegen de limieten van het mogelijke kunnen aanlopen. Er 2
De zogenaamde EPB-eisen (‘EnergiePrestatie en Binnenklimaat van gebouwen’) van de energieprestatieregelgeving 3 Richtlijn 2006/32/EG van 5 april 2006 “betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten.”
3
moet ook aandacht worden besteed aan de prijseffecten van de verhoogde vraag. Nu al kunnen veel vakmannen de tijdsverwachtingen van de klanten niet inlossen. In sommige gevallen geeft dat aanleiding tot minder vakkundig werk of gebrek aan tijd voor opleiding. Een grootschalig energierenovatieplan biedt kansen voor een betere leefkwaliteit en minder fuel poverty (gezinnen die verwarmingsrekening niet kunnen betalen). Fuel poverty kan het gevolg zijn van een combinatie van woningen met een lage energieprestatie, hoge energieprijzen en lage gezinsinkomens. Het tast de gezondheid en de levenskwaliteit aan. Maatschappelijk draagvlak en methodologie Teneinde tot een maatschappelijk gedragen energierenovatieplan te komen, dient een stappenplan te worden uitgewerkt. Dit stappenplan omvat volgende stappen: -
vastleggen van de doelstellingen (strategische en operationele); inventariseren van de specifieke aandachtspunten voor het energierenovatieplan; vastleggen van de criteria op basis waarvan de verschillende mogelijke acties tegen mekaar zullen worden afgewogen; voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, ….) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden; overlegplatformen opstarten; specifieke ondersteunende onderzoeksprojecten aflijnen; energierenovatieplan bekrachtigen; uitvoering van energierenovatieplan opstarten..
Strategische doelstelling De algemene strategische doelstelling voor een energierenovatieprogramma in de woningsector, wordt als volgt geformuleerd: “In het Vlaamse Gewest zijn er in het jaar 2020 geen energieverslindende woningen meer.”
Operationele doelstellingen (4) Volgende operationele doelstellingen concretiseren de algemene doelstelling: 1. Het energierenovatieprogramma zorgt ervoor dat: •
in 2020 elke woning dak- of zoldervloerisolatie heeft;
4
In sommige specifieke gevallen, rekening houdend met concrete situaties, zullen verdere verfijningen in de streefcijfers moeten worden aangebracht, als deze ook in wetgeving zouden worden omgezet.
4
• • •
tegen 2020 alle bestaande enkele beglazing in woningen werd vervangen door minstens verbeterd dubbel glas; elke huishoudelijke centraleverwarmingsketel in 2020 een waterzijdig jaarseizoensproductierendement heeft van minstens 90 % op de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof (5); elke individueel gebruikte aardgaskachel in woningen in 2020 een jaarseizoensproductierendement heeft van minstens 90 % op bovenste verbrandingswaarde van het gebruikte aardgas.
2. Het energierenovatieprogramma geeft voor woningen bovendien ondersteuning aan: • • •
het plaatsen van buitenisolatie bij buitenmuren; het plaatsen van spouwmuurisolatie en vloerisolatie; de vervanging van elektrische verwarming.
3. Het energierenovatieprogramma ontmoedigt daarentegen het gebruik van luchtkoelingsinstallaties (“air conditioning”) in woningen en elektrische weerstandsverwarming. Ambitieniveau Het ambitieniveau van het eerste punt uit deze operationele doelstellingen ligt zeer hoog. De doelstelling voor dakisolatie impliceert dat over de periode 2007-2020 op jaarbasis ongeveer 55.000 daken moeten worden voorzien van dakisolatie. Wanneer ook nog wordt rekening met de huidige toestand waarbij slechts gedeeltelijke dakisolatie wordt toegepast, zouden volgens sommige bronnen zelfs 100.000 daken moeten worden aangepakt. Ter vergelijking: de netbeheerders gaven in 2004 premies voor de isolatie van in het totaal 2635 daken. De doelstelling voor de vervanging van enkel glas impliceert dat over de periode 2007-2020 op jaarbasis in ongeveer 70.500 woningen (waarvan 30.200 volledig en 40.300 gedeeltelijk) het enkel glas moet worden vervangen door verbeterd dubbel glas. In 2004 hebben de distributienetbeheerders 3142 premies toegekend voor de vervanging van enkele beglazing in woningen. Om de verwarmingsdoelstellingen te realiseren zullen in eerste instantie de verwarmingsketels van 20 jaar of ouder moeten worden vervangen door hoogrendementsketels of condensatieketels. Eind 2005 telde het Vlaamse Gewest 800.000 verwarmingsketels van 20 jaar of ouder. Dit is 35 % van het huidige ketelbestand. Op jaarbasis zullen over de periode 2007-2020 dus gemiddeld zo’n 57.000 verwarmingsketels moeten worden vervangen. In 2004 werden door de distributienetbeheerders 5
Er kan eventueel een lager rendement worden toegestaan voor niet fossiele brandstoffen. Metingen van het rendement zullen ook noodzakelijkerwijze moeten worden beperkt tot laboratoriummetingen, aangezien metingen in situ voor elk individueel geval tot onverantwoord hoge administratieve kosten aanleiding geven.
5
premies toegekend voor de vervanging van de bestaande verwarmingsketels door 3948 hoogrendements-gasketels en 3205 condensatiegasketels. Reeds beschikbare beleidsinstrumenten De klassieke beleidsinstrumenten voor de ondersteuning van REG zijn: - wettelijke verplichtingen (vb. energieprestatieregelgeving voor nieuwbouw en vergunningsplichtige renovaties); - subsidies van de overheid (vb. projectsubsidies voor fotovoltaïsche installaties); - fiscale incentives (vb. de federale fiscale aftrek); - premies en acties van de netbeheerders (vb. voor isolatie, vervanging van enkel glas, vervanging van verwarmingsketel, …); - sensibilisering door publicaties (vb. ‘hoe energiezuinig bouwen en verbouwen) en deelname aan beurzen (Batibouw, BIS-beurs, Bouw en Reno); - informatieverstrekking (vb. via de website www.energiesparen.be met op maandbasis gemiddeld 35.000 bezoekers); - afspraken of convenanten met de relevante economische sectoren en/of gebruikers. Iets minder klassiek is het recent opgerichte (federale) Fonds voor de Reductie van de Globale Energiefactuur (FRGE), dat goedkope leningen verschaft die gunstiger zijn dan de normale marktvoorwaarden. Een bijzonder geval vormt het zogenaamde Aardgasfonds. Dit fonds heeft een eenmalig bedrag ter beschikking gekregen van het voormalige Controlecomité, waarmee o.a. ook premies voor energiebesparing kunnen worden toegekend. Over het algemeen gaat de inzet van een beleidsinstrument niet gepaard met een expliciet geformuleerde kwantitatieve doelstelling. Meestal is er wel een impliciete beperking, opgelegd door het beschikbare budget. Een uitzondering hierop vormen de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders (over het algemeen 1% primaire energiebesparing t.o.v. een referentiewaarde), maar ook in dit geval gaat het over een algemene doelstelling, niet specifiek gericht naar de woningsector. De fiscale aftrekmogelijkheden zijn wel specifiek gericht naar de woningsector, meer bepaald met betrekking tot de plaatsing van dakisolatie en hoogrendementsglas, vervanging of onderhoud van stookketels, plaatsing van zonneboilers, fotovoltaïsche panelen, warmtepompen en thermostaten en ook het uitvoeren van energieaudits. Globale budgettaire beperkingen zijn er niet, maar er is uiteraard wel een beperking van de kost per dossier, evenals voorwaarden waaraan de investeringen moeten voldoen, zonder evenwel een rechtstreekse relatie te hebben met de hoeveelheid te besparen energie. Het FRGE van zijn kant richt zich vooral op de doelgroep van de meest behoeftigen, al kan toch wel iedereen een gunstige lening bij het Fonds krijgen. De doelgroep wordt meer begeleid. Zij moeten bijvoorbeeld niet zelf het hele traject van keuze, bestelling en organisatie van de investering op zich nemen en het terugbetalings-
6
schema van de lening wordt ook voorafgaandelijk vastgelegd op basis van de verwachte besparingen. Knelpunten bij renovatiewerkzaamheden In het geval van een huurwoning, moet bij de afweging van een investering versus besparing, een regeling worden getroffen voor de verdeling van de verantwoordelijkheden in het dragen van de kosten. De huurmarkt bedraagt minstens 20% van het woningenbestand en vereist een specifieke aanpak. Oudere bewoners vinden het dikwijls “de moeite niet meer” om renovatiewerken uit te voeren. Nochtans beschikken zij dikwijls over aanzienlijke financiële middelen. Aangepaste motiveringsstimuli zijn noodzakelijk om deze steeds grotere groep te motiveren om nergiebesparende investeringen uit te voeren. Mensen met een laag inkomen, hebben zelfs met subsidies niet de nodige financiële middelen om een investering te doen. Meestal heeft deze groep ook minder kennis inzake de bestaande technieken, evaluatiemethoden over de rendabiliteit van investeringen, subsidiereglementen, fiscale aftrekmogelijkheden en financieringsmechanismen. Bij appartementen of andere gebouwen in gemeenschappelijke eigendom is er meestal een akkoord nodig vanwege alle eigenaars. Renovatiewerkzaamheden vereisen meestal een andere aanpak dan nieuwbouw. Normen en standaardoplossingen zijn dikwijls niet mogelijk. Er moet bijgevolg over worden gewaakt dat de werkzaamheden op de juiste manier en met kennis van zaken worden uitgevoerd. Voor al deze knelpunten moeten bij de uitwerking van het programma specifieke oplossingen of uitvoeringsregels worden gezocht. Afwegingscriteria voor mogelijke acties van het energierenovatieplan Teneinde prioriteiten te stellen, werden een aantal mogelijke acties afgewogen op basis van volgende criteria: -
de beschouwde actie ondersteunt ook andere beleidsdomeinen (vb. de kwaliteit van het wonen, de economische activiteit, de technische innovatie); er is een maatschappelijk draagvlak voor de actie (zowel van de particulier als van de sector; er is weinig nood aan communicatie om de doelgroepen te overtuigen van het nut van de actie); de actie is kosten-efficiënt (voor het totaal van de overheid, de eventuele tussenpersonen en de doelgroep); de actie kan snel worden geïmplementeerd (de vereiste financiële middelen en omkadering liggen binnen de mogelijkheden, de actie behoort geheel tot de gewestelijke bevoegdheid); de actie leidt snel tot wezenlijke resultaten;
7
-
de actie komt tegemoet aan vastgestelde knelpunten waaraan het energierenovatieprogramma specifieke aandacht zou moeten besteden; de actie is neutraal wat betreft commerciële belangen (zowel voor wat betreft het onderscheid tussen gelijkwaardige producten, als tussen merken van gelijkwaardige producten).
De voorgestelde acties, hun individuele score per criterium en de totaalscore per actie worden in bijlage gegeven. Aan de onderscheiden criteria worden voorlopig nog geen relatieve gewichten toegekend. Elk van de criteria werd dus op gelijke voet van belangrijkheid verondersteld. Reeds gevoerd overleg Met volgende organisaties werden door het Vlaams Energieagentschap al bilaterale en dus afzonderlijke gesprekken gevoerd over de context, de strategische en operationele doelstellingen, de methode van aanpak, het ambitieniveau, de mogelijke knelpunten, de afwegingscriteria voor het programma: • • • • • • • • • •
Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouw (WTCB) De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) De Bouwunie Het Verbond van de Glasindustrie (VGI) De Unie van Belgische Installateurs van Centrale Verwarming (UBIC) De Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) De Koninklijke Vereniging van Belgische Gasvaklieden (KVBG) Informazout Agoria (fabrikanten-toeleveranciers voor de bouw) CIR - Isolatie Raad (fabrikanten van isolatiematerialen).
De secretariaten van SERV en MiNa werden ingelicht over het bestaan van deze overleggesprekken. Beide secretariaten ontvingen eveneens de aan de organisaties voorgelegde documenten. Er werd hen echter gevraagd dat zij in dit stadium zelf nog geen overlegrondes bij hun leden zouden organiseren, omdat er door het VEA de voorkeur wordt aan gegeven dat elke betrokken sector, in alle vrijheid en dus afzonderlijk, de nodige en dikwijls genuanceerde standpunten zou kunnen kenbaar maken. De eerste reacties van bovenstaande organisaties (met uitzondering van SERV en MiNa) werden al in bovenstaande tekst verwerkt. Deze organisaties uiten hun grote tevredenheid dat de Vlaamse overheid een ambitieus en doorgedreven plan wil uitvoeren om ook bestaande woningen energiezuiniger te maken. Om de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren tegen 2020 is volgens deze organisaties een volgehouden beleid nodig, een hoog ambitieniveau en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle betrokkenen. De betrokken organisaties zijn bereid hun medewerking te verlenen, in het bijzonder voor wat betreft de informatieverlening naar hun leden. Er wordt door het Vlaams Energieagentschap ook al duidelijk aangevoeld dat de sectoren verwachten dat de
8
Vlaamse overheid voor de uitvoering van het Energierenovatieprogramma een substantieel budget ter beschikking zal hebben. Aandachtspunten uit het overleg 1. De terughoudendheid om tot energiebesparende investeringen over te gaan De overheid heeft al aanzienlijke financiële stimulansen uitgewerkt voor energiebesparende investeringen. De ondersteuningsmaatregelen worden ook uitgebreid gecommuniceerd. Toch moet worden vastgesteld dat zelfs energiebesparende investeringen met een zeer korte terugverdientijd niet worden gerealiseerd. De redenen hiervoor zijn onduidelijk. Hoewel iedereen daar wel ergens een idee over heeft (zie knelpunten), zijn de effectieve drempels tot op heden onvoldoende in kaart gebracht. De overheid zou dit nader moeten onderzoeken. 2. Het meest geschikte moment voor energierenovatie Binnen het jaar na de aankoop van een eengezinswoning, wordt 80% van deze woningen gerenoveerd. Kopers van eengezinswoningen moeten dan worden gemotiveerd om voldoende aandacht te hebben voor ernergierenovatiewerken. Bij de aankoop van een appartement is de energierenovatie minder evident omdat de koper dan niet alles zelf in handen heeft (bijvoorbeeld bij de vervanging van het dak of de verwarmingsketel: niet iedere bewoner heeft dezelfde bekommernissen). 3. Vakman versus doe-het-zelf Het plaatsen van dak-, muur- of vloerisolatie moet zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit kan volgens de beroepsorganisaties het best door een vakman wordt uitgevoerd. Hoe dik de isolatie ook is, ze wordt waardeloos bij een verkeerde of slechte uitvoering. Anderen beweren dan weer dat vele werken, en vooral (hellend-)dakisolatie evengoed door handige doe-het-zelvers kunnen worden uitgevoerd, mits goede begeleiding en informatieverlening. De kostprijs van een vakman is een grote hinderpaal om tot investering over te gaan. Een goede uitvoering vraagt immers een met zorg geplaatste isolatie, anders is de investering zo goed als waardeloos. De isolatiedikte is slechts een van de bepalende elementen in de beperking van de warmteverliezen. Een goede uitvoering vraagt daarom ook heel wat tijd. Een doe-het-zelver hoeft anderzijds niet op zijn tijdsgebruik te letten. Hij kan zijn eigen tijdsgebruik, zowel voor het zich informeren en bekwamen, als in de uitvoering van de uiteindelijke werken zelf, afwegen tegenover de kosten maar ook ervaringen van een vakman. 4. Acties duidelijk richten op doelgroepen De gezinnen zijn een heterogene groep met sterk uiteenlopende motivaties om ergens wel of niet aan mee te doen. De ondersteuningsmaatregelen worden best uitgewerkt voor specifieke doelgroepen.
9
Veel 50+ woningeigenaars beschikken over aanzienlijke financiële middelen. Aangepaste motiveringsstimuli zijn noodzakelijk om die grote groep tot energiebesparende investeringen te brengen. Ook bijv. de huurmarkt vereist een specifieke aanpak. 5. Krapte op de arbeidsmarkt – nood aan opleiding De deadline van 2020 zou wel kunnen krap worden doordat de vaklui de grote vraag naar bepaalde werken niet aankunnen binnen een te korte tijdsspanne. Vele vaklui, vooral wat verwarmingstechnologie betreft, zijn onvoldoende vertrouwd met de nieuwe technieken. Zij staan bovendien dikwijls weigerachtig tegenover een bijkomende opleiding omwille van de kosten van de opleidingsprogramma’s en de ‘verloren’ tijd die zij niet aan hun klanten kunnen besteden. 6. Controle op fraude en prijsverhoging Zowel in de reguliere bouw als in de doe-het-zelf-bouw, wordt regelmatig het probleem van de fiscale en parafiscale fraude aangehaald. Premiestelsels verhogen ook regelmatig de kostprijs van de door de overheid meegefinancierde werken, goederen en diensten. Een premie is uiteindelijk een “glijmiddel” om bepaalde zaken die anders niet zouden worden uitgevoerd, toch te laten doorgaan. Een lichte kostprijsverhoging is voor de consument dan geen hinderpaal meer, gelet op het feit dat hij hiervoor meer dan evenredig wordt gecompenseerd. Een bijzondere aandacht moet gaan naar het vermijden van deze perverse neveneffecten. 7. Communicatie, informatie en kostenefficiëntie Alle organisaties leggen de nadruk op de noodzaak van communicatie om het programma onder de aandacht te brengen. Vele mensen kennen de subsidies of stimuleringsmaatregelen niet. Wie ze wel kent, vindt zijn weg niet in de wirwar van regelingen. Er is ook veel te weinig begrijpelijke technische informatie beschikbaar. De verschillende aanpak van de gewesten wordt als storend ervaren. Prioriteiten moeten gaan naar de meest effectieve en kosten-effectieve maatregelen. De werkzaamheden waarbij het meeste kan bespaard worden, moeten het eerst worden uitgevoerd. De mensen zijn niet zozeer geïnteresseerd in het milieu, maar in hun portemonnee. Voorwaarde is wel dat zij op de hoogte zijn van wat een investering in hun portemonnee kan betekenen. Hieronder wordt een ruwe schatting gegeven van de terugverdientijd van enkele meest voor de hand liggende investeringen. Gemiddelde kostprijs dakisolatie: 2000 euro (met geregistreerd aannemer) Fiscale aftrek: 800 euro Subsidies van de netbeheerders: gemengde netbeheerders: 400 euro + 50% voor beschermde afnemers, zuivere netbeheerders: 200 euro + 20% voor beschermde afnemers;
10
Netto-kost: 600 à 1000 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 800 euro Terugverdientijd: 1 jaar Gemiddelde kostprijs dakisolatie : 500 euro (doe-het-zelf) Fiscale aftrek: 0 euro Subsidies van de netbeheerders: gemengde netbeheerders: 400 euro + 50% voor beschermde afnemers, zuivere netbeheerders: 200 euro + 20% voor beschermde afnemers; Netto-kost: 100 à 300 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 800 euro Terugverdientijd: minder dan 1 jaar Gemiddelde kostprijs plaatsen HR-glas: 7000 euro (vervanging volledige ramen) Fiscale aftrek: vanaf 2007: vermoedelijk 2600 euro Subsidies van de netbeheerders: 200 euro (+ 20 % voor beschermde afnemers bij de zuivere netbeheerders) Netto-kost: 4200 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 410 euro Terugverdientijd: 10 jaar Gemiddelde kostprijs vervanging oude verwarmingsketel door condensatieketel : 3800 euro Fiscale aftrek: 1520 euro Subsidies: 250 euro bij de gemengde netbeheerders, 125 euro bij de zuivere netbeheerders (+ 20% voor beschermde afnemers), 250 euro bij Informazout (tot 30 juni 2007) Netto-kost: 2000 à 2150 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 350 euro Terugverdientijd: 5 à 6 jaar. Deze terugverdientermijnen moeten voor een zeer grote groep Vlamingen haalbaar zijn. Dat een groot deel van deze groep toch deze investeringen niet uitvoert, heeft verschillende redenen. Een aantal voorname blijken : - onverschilligheid ten opzichte van de problematiek; - informatiekloof, men is niet op de hoogte van de financiële voordelen die op termijn kunnen worden geboekt; - men voelt zich nog niet aangesproken om tot de actie over te gaan. Een uitgebreide sensibiliserings- en informatiecampagne over de maatschappelijke en individuele voordelen van de uitvoering van een aantal energiebesparende investeringen, zal dus ongetwijfeld een positief resultaat opleveren. Voorstellen van het Vlaams Energieagentschap Door het Vlaams Energieagentschap werd als resultaat van een interne brainstorming al een eerste puntenrangschikking gegeven aan een aantal mogelijke acties (zie bijlage) volgens de criteria die hoger werden voorgesteld.
11
Uit de rangschikking blijken volgende acties het beste aan de criteria te voldoen: -
het opleggen van minimale eisen voor dakisolatie bij elke woning vanaf een bepaald kalenderjaar; het ter beschikking stellen van kortingbonnen voor de aankoop van isolatiematerialen en het uitvoeren van isolatiewerken; het opleggen van minimale rendementsvereisten voor elke verwarmingsinstallatie vanaf een bepaald kalenderjaar; het verhogen van de resultaatsverplichtingen van de netbeheerders; het verhogen van de premiebedragen van de netbeheerders.
Het minst goed scoren: -
het verbieden van publiciteit voor elektrische verwarming en airconditioning; het verplicht maken van een energieprestatiecertificaat voor elke woning (ook indien de woning niet verkocht of verhuurd wordt).
Het is duidelijk dat de eerst gerangschikte actie alleen op de lange termijn kan worden uitgevoerd, gezien de noodzaak aan wetgeving. De tweede voorgestelde actie kan wel vrij snel worden geïmplementeerd. Opdeling in doelgroepen van woninggebruikers/eigenaars Tijdens de overleggesprekken werd meermaals de aanbeveling gedaan om acties uit te werken voor concrete doelgroepen. Het lijkt niet mogelijk om de doelstellingen te behalen met enkel een aantal algemene maatregelen (fiscale aftrek, algemene premies, algemene communicatie, …). Er moet inderdaad ingespeeld worden op de specifieke redenen waarom bepaalde bevolkingsgroepen tot op heden de meest voor de hand liggende energiebesparende investeringen nog niet hebben uitgevoerd. Teneinde de ondersteuningsmechanismen overzichtelijk en begrijpbaar te houden, mag in deze categorisering natuurlijk ook niet te ver worden gegaan. Het Vlaams Energieagentschap stelt voor om volgende doelgroepen te onderscheiden: o o o o o
Hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Lager opgeleiden – lagere inkomens Kopers van een woning/appartement en jonge eigenaars Oudere eigenaars Verhuurders
1. De hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Uit onderzoek blijkt dat vooral de hoger opgeleiden een hoog milieubewustzijn hebben. Zij zijn goed geïnformeerd (over premies, technische aspecten, …) en bereid om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze groep zal de uitvoering van investeringen grotendeels uitbesteden aan een geregistreerd aannemer. Doe-het-
12
zelvers zullen in deze groep in de minderheid zijn. Er mag worden verwacht dat zij bekend zijn met de mogelijke incentives en bijgevolg gebruik zullen maken van de premies en de fiscale aftrekmogelijkheden. Voor deze doelgroep zijn de bestaande ondersteuningsmaatregelen al zeer interessant. Naast verder doorgedreven algemene communicatie is er bijgevolg geen specifieke beleidsbijsturing nodig. 2. De lager opgeleiden en lagere inkomens Deze groep heeft andere voorname bezorgdheden dan het milieubewustzijn aan te scherpen. Voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen is er quasi helemaal geen aandacht. Indien er al aandacht voor is, is er slechts een beperkt budget voor beschikbaar. Om de investeringskost te beperken, zal deze groep zoveel mogelijk zelf willen doen. Omdat ze geen gebruik maken van een (dure) geregistreerde aannemer, mislopen zij heel wat financiële ondersteuningsmaatregelen. Een vrij grote groep betaalt ook geen belastingen zodat zij evenmin kunnen genieten van het fiscale voordeel bij de uitvoering van een aantal energiebesparende maatregelen, ook al zouden zij gebruik maken van een geregistreerde aannemer. Deze doelgroep is slechts beperkt op de hoogte van : - het financieel voordeel dat men op termijn kan realiseren door de vermindering van de jaarlijkse energiefactuur; - de verschillende financiële tussenkomsten die er bestaan; - de voorwaarden die men moet naleven om van deze financiële tussenkomsten te kunnen genieten. De kanalen die momenteel worden aangewend om de Vlaming te sensibiliseren en te informeren over de voordelen die gepaard gaan met energiebesparende investeringen (voor de portemonnee en het milieu) en de ondersteuningsmaatregelen, m.n. brochures en website, zijn niet helemaal geschikt voor deze doelgroep. Hun interesse om dergelijke brochures te lezen of op het internet te surfen, is beperkt. Voor deze doelgroep is een beleidsbijsturing nodig. Er is in eerste instantie nood aan meer laagdrempelige informatieverstrekking (eenvoudige communicatie, persoonlijk contact, ….). Verschillende nieuwe maatregelen waarbij rechtstreeks energieadvies aan deze doelgroep zal worden aangeboden (leningen van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost, energiesnoeiers, energiescans van de netbeheerders), zitten in de pijplijn. De netbeheerders voorzien ook extra premies of verhoogde premiebedragen voor beschermde klanten.
13
Specifieke premies voor doe-het-zelvers en niet-belastingbetalers, gecombineerd met een doorgedreven informatiecampagne, specifiek gericht op dit publiek, kunnen worden overwogen. 3. De kopers van een woning of appartement en jonge eigenaars Uit onderzoek van de VCB blijkt dat het grootste gedeelte van de aangekochte eengezinswoningen binnen het jaar na de aankoop een (grondige) renovatie ondergaan. Men mag ervan uitgegaan dat deze kopers zich dan uitgebreid informeren over de renovatiepremies. Maar zelfs dan blijkt dat dikwijls wordt overwogen om voorlopig nog geen gebruik maken van de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende renovatiewerken (plaatsen van dakisolatie, vervanging van ramen, vervanging van de verwarmingsinstallatie) en in eerste instantie de voorkeur te gegeven aan werken die de woning meer geschikt maken voor levenswijze van de nieuwe bewoners. De kopers van een te renoveren eengezinswoning zijn dikwijls jonge gezinnen. Zij moeten al een grote financiële inspanning leveren om de woning te kunnen aankopen. Om de kost van de renovatiewerkzaamheden te beperken, zullen zij in de mate van het mogelijke ook zoveel mogelijk zelf willen doen, waardoor zij het gevaar lopen niet in aanmerking te komen voor financiële ondersteuningsmaatregelen voor energierenovatiewerkzaamheden (fiscale aftrek). Aangekochte appartementen worden na de aankoop in veel mindere mate gerenoveerd dan eengezinswoningen. De renovatiewerkzaamheden die gerelateerd zijn met de energieprestaties van het appartement, blijven dan grotendeels beperkt tot het vervangen van ramen. De individuele eigenaar van een appartement kan immers niet alleen beslissen over de vervanging van de verouderde collectieve verwarmingsinstallatie of het isoleren van het dak. Voor deze doelgroep is een specifiek financieel ondersteuningssysteem nodig, dat tegemoet komt aan het initiële gebrek aan middelen. 4. De oudere eigenaars van een woning of appartement Oudere eigenaars bewonen overwegend oudere woningen die dikwijls nog een aanzienlijk energiebesparingspotentieel hebben. Oudere eigenaars van een woning of een appartement zijn beperkt geïnteresseerd in en geïnformeerd over de voordelen die gepaard gaan met de uitvoering van energiebesparende maatregelen. Indien ze al geïnformeerd zijn, zijn ze eerder niet geïnteresseerd in het effectief uitvoeren van energiebesparende investeringen.
14
Zij beschikken dikwijls wel over de nodige financiële middelen maar willen zich de last die bij de uitvoering van renovatiewerken komt kijken niet meer aantrekken. Zij vrezen ook dat de uitvoering van deze investeringen een impact zou kunnen hebben op de te betalen onroerende voorheffing (verhoogd KI) of de door hun kinderen/erfgenamen te betalen successierechten. Woningen van oudere eigenaars worden na het overlijden meestal verkocht aan de vorige doelgroep (kopers van een woning – jonge eigenaars). Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te koop wordt aangeboden, over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zal een goed enegieprestatie-label waarschijnlijk een meerwaarde geven aan een woning. De invoering van het energieprestatiecertificaat kan voor oudere eigenaars een stimulans zijn om alsnog een aantal energiebesparende investeringen uit te voeren, zodat hun woning niet verloedert omdat er na hun overlijden moeilijker een koper voor wordt gevonden. Een grote groep oudere eigenaars van een woning of appartement is gepensioneerd en betaalt geen belastingen. Zij komen zodoende niet in aanmerking voor de interessantste financiële ondersteuningsmaatregel, m.n. de fiscale aftrek. Voor deze doelgroep is in ondersteuningssysteem nodig.
eerste
instantie
een
interessant
aanvullend
5. De verhuurders De verhuurder komt in aanmerking voor de financiële ondersteuningsmaatregelen (fiscale aftrek, premies). Verhuurders zijn meestal niet geïnteresseerd in de uitvoering van energiebesparende renovatiewerkzaamheden omdat het voordeel (daling van de energiefactuur) ten goede komt van de huurder en de netto-investeringskost omwille van de huurwetgeving niet onmiddellijk kan worden verrekend in de huurprijs. Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te huur wordt aangeboden over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zullen woningen met een goed energieprestatie-label waarschijnlijk gemakkelijker kunnen worden verhuurd, dan woningen met een slecht label. Gekoppeld aan de invoering van het energieprestatiecertificaat is voor deze doelgroep een specifiek ondersteuningssysteem wenselijk. Vermoedelijk behoort de doelgroep van verhuurders voor een groot deel ook tot de doelgroep oudere eigenaars. In eerste instantie kan bekeken worden of het aanvullend ondersteuningssysteem voor de doelgroep oudere eigenaars al niet voldoende stimulans is voor de doelgroep verhuurders.
15
Mogelijke eerste actievormen 1. Aanvullende premie voor de uitvoering van dakisolatie door niet-belastingbetalers. Probleemstelling : voor het plaatsen van dakisolatie is een belangrijke fiscale tegemoetkoming mogelijk (40% van de investeringskost). Blijkt toch dat een groot aantal burgers geen personenbelasting betalen. Het gaat hier vooral om gepensioneerden en lagere inkomensgroepen. Zij kunnen wel genieten van de premie van de netbeheerders, maar niet van de fiscale aftrek, zodat een groot investeringsvolume niet wordt uitgevoerd wegens gebrek aan de nodige financiële incentives. Deze problematiek wordt regelmatig aangekaart (o.a. in een verzoekschrift aan het Vlaams Parlement). Het VEA beschikt over geen concrete informatie omtrent de omvang van deze doelgroep. Voorstel : een aanvullende premie van 4 euro per m² kan vanuit het Energiefonds worden toegekend. Deze premie zou op die manier 400 euro per geïsoleerd dak bedragen, hetzij 50% van het bedrag dat men bij de fiscale aftrek ontloopt wegens het niet in aanmerking komen voor deze regeling. Om de administratieve omkadering te beperken, zou maximaal kunnen worden afgestemd op de goedkeuringsprocedures van de netbeheerders. 2. Bijkomende premie voor het plaatsen van dakisolatie door doe-het-zelvers Probleemstelling : voor het plaatsen van dakisolatie is een belangrijke fiscale tegemoetkoming mogelijk (40% van de investeringskost). De dakisolatie moet geplaatst worden door een geregistreerd aannemer. Blijkt toch dat een belangrijk aantal Vlamingen met kennis van zaken zelf de dakisolatie zouden kunnen plaatsen. Zij kunnen wel genieten van de premie van de netbeheerders, maar niet van de fiscale aftrek, zodat een groot investeringsvolume niet wordt uitgevoerd, niet in het minst ook bij die mensen die niet de nodige middelen hebben om een beroep te doen op een geregistreerd aannemer. Een probleem hier vormt de noodzaak van een goede uitvoeringswijze van de werken. Niet iedereen is even handig of is zich bewust van de problemen die zich kunnen stellen bij een verkeerde uitvoering van de werkzaamheden. Een begrijpbare technische informatiecampagne zal deze vorm van financiering bijgevolg moeten ondersteunen (zie verder). Voorstel : een aanvullende premie van 2 euro per m² kan vanuit het Energiefonds worden toegekend. Om de administratieve omkadering te beperken, wordt maximaal afgestemd op de goedkeuringsprocedures van de netbeheerders. Er moet daarbij wel worden vermeden dat zowel van de fiscale aftrek als van de aanvullende premie wordt genoten en dat de aanvraag dus effectief.uitgaat van een doe-het-zelver. De voorgestelde regeling is immers bedoeld voor de mensen die hierdoor niet van de fiscale aftrek kunnen genieten.
16
Doordat dakisolatie geplaatst door een geregistreerd aannemer wordt aangekocht aan een BTW-percentage van 6%, terwijl het BTW-percentage voor materialen die zelf in de handel worden aangekocht tegen 21% worden belast, is een controle hiervan vrij gemakkelijk. Een minstens steekproefsgewijze controle over de werkelijke uitvoerder van de werken, moet dit vervolledigen. Het VEA betaalt de aanvullende premie uit. Uit de cijfers voor 2005 blijkt dat de premies aan doe-het-zelvers slechts een beperkt percentage uitmaakt van de totale dakisolatiepremies die door de netbeheerders worden toegekend. Voor Eandis is dit slechts 56 van de 4558 dossiers of 1,2%. Het VEA gaat ervan uit dat dit te wijten is aan de lage bekendheid van de premie. Men verneemt dat men niet in aanmerking komt voor de fiscale aftrek en gaat er dan maar van uit dat er ook geen premie kan worden toegekend via andere kanalen. 3. Begeleidende communicatieactie om de aanvullende premies voor het plaatsen van dakisolatie onder de aandacht te brengen. Over de fiscale aftrek werd en wordt uitvoerig gecommuniceerd. Door deze uitgebreide communicatie en de erin uiteengezette beperkingen van de regeling (men moet belastingen betalen om een aftrek te kunnen toepassen, de werken moeten worden uitgevoerd door een geregistreerd aannemer, de werkzaamheden moeten aan bepaalde technische normen voldoen, …) gaat het publiek ervan uit dat er geen andere middelen meer zijn om hun energiebesparende investeringen te financieren. De hierboven genoemde maatregelen riskeren niet te worden herkend. Het Vlaams Energieagentschap stelt daarom voor om reeds in oktober 2007 een communicatiecampagne op te starten met volgende boodschappen: - het algemeen maatschappelijk belang van de energierenovatie van een belangrijk deel van het Vlaamse woningbestand (klimaatverandering, tewerkstelling,….); - het individueel belang van de uitvoering van een aantal energiebesparende investeringen (lagere energiekosten, meer comfort, gezondere woningen, …); - de aankondiging van de (aanvullende) premieactie(s) voor de uitvoering van dakisolatie - informatie over verhoogde fiscale aftrek en de premies van de netbeheerders (met concrete voorbeelden van terugverdientijden). Het VEA stelt ook voor om hierbij een brede actiemix te hanteren: - huis-aan-huis-brochures; - affichage; - radio- en TV-spots; - de verspreiding van video-filmpjes (vb. over “Hoe isoleer ik een dak”)(6)
6
Op dit ogenblik loopt bijvoorbeeld op de regionale TV zenders een programma “Doe het zelf met Roger.” In elke uitzending toont Roger hoe een klus tot een goed einde kan worden gebracht, waarbij hij stap voor stap informeert over de juiste werkwijze, de geschikte materialen en de meest gebruiksvriendelijke producten.
17
De communicatieactie over correcte wijzen van uitvoering, zowel door een doe-hetzelver als door een vakman, moeten daarbij evenveel aandacht krijgen als de meer algemene informatie over de aanvullende premie voor niet-belastingbetalers en doehet-zelvers. 4. Mogelijkheid om telefonisch een overzicht te vragen van de financiële ondersteuningsmaatregelen per gemeente Op de website www.energiesparen.be is een zoekmodule beschikbaar waarbij men door het intikken van de postcode een overzicht krijgt van alle mogelijke financiële tegemoetkomingen voor allerhande energiebesparende maatregelen. Deze interessante informatie dient vooral laagdrempelig te worden ontsloten ten behoeve van de doelgroep van de lager opgeleiden. Het VEA stelt daarom voor dat het ook mogelijk zou worden gemaakt om deze informatie telefonisch op te vragen (via een gratis nummer). Men zou enkel een postcode en adres dienen door te geven, zodat het overzicht achteraf kan worden opgestuurd. 5. Informatie bezorgen over de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende renovatiewerken via vastgoedmakelaars en notarissen. Met beroepsorganisaties van vastgoedmakelaars en notarissen kunnen afspraken worden gemaakt om een informatiepakket over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende renovatiewerken ter beschikking te stellen van de kopers van een bestaande woning. 6. Vermindering van de successierechten Probleemstelling : oudere eigenaars zijn dikwijls niet meer geïnteresseerd in het uitvoeren van energiebesparende investeringen omdat : - zij opzien tegen de moeite; - zij de houding aannemen dat het voor hen toch niet veel baten meer zal opleveren en de kinderen er na hun overlijden maar hun zin mee moeten doen; - dit leidt tot een waardeverhoging voor de woning waarop de erfgenamen dan successierechten zullen moeten betalen. Er zal worden onderzocht hoe de bedragen die worden besteed aan energiebesparende investeringen tot 2020 kunnen worden in mindering gebracht van het onroerend deel van een eventuele nalatenschap. Men kan ervan uitgegaan dat hoe meer aftrekposten worden voorzien, hoe meer de nalatenschap ook waarheidsgetrouw wordt opgesteld. De verlaging van de successieen registratierechten heeft in het verleden tot een meerontvangst geleid.
18
Deze maatregel kan een aanzienlijke stimulans betekenen voor het opwaarderen van het verouderde Vlaamse woningbestand. 7. Aanvullende premie voor globale energierenovatie van appartementen Probleemstelling : De energieprestaties van heel wat appartementsgebouwen zijn voor verbetering vatbaar. De ramen van zijn appartement kan een eigenaar dikwijls nog zelf vervangen. De dakisolatie of de vervanging van de oude verwarmingsketel heeft de eigenaar van een appartement meestal niet zelf in de hand. De syndicus moet worden gemotiveerd om deze investeringen uit te voeren. Voorstel : een financiële tegemoetkoming voorzien voor de syndicus die erin slaagt een consensus te bereiken inzake energiebesparende investeringen bij het geheel van de appartementsbewoners. Bij het toekennen van de tegemoetkoming zal aandacht moeten worden besteed aan de juridische aspecten van de relatie en de beslissingsprocedures tussen de syndicus en de eigenaars. 8. Charter ter ondersteuning van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma Vooraanstaande organisaties (milieuverenigingen, vakbonden, Gezinsbond, woonmaatschappijen, sportverenigingen, …) kunnen een charter ter ondersteuning van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma ondertekenen waarbij deze zich engageren om hun gebouwen/woningen energievriendelijk te renoveren en daarrond uitvoering zullen communiceren in de pers en in hun ledenbladen. Deze organisaties kunnen zich nog verder engageren door hun leden actief te stimuleren om hun eigen woning conform te maken met de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma. Verder kunnen bedrijven hun werknemers bijvoorbeeld ook financieel ondersteunen om hun woning conform te maken met de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma. De bedoeling van dit charter is om zo veel mogelijk een urgentiegevoel te stimuleren bij het grote publiek. Het publiek moet bewust gemaakt worden dat het zelf een waardevolle bijdrage kan leveren. Het moet het gevoel krijgen maatschappelijk mee te zijn (“wij samen kunnen er wat aan doen”). Tweede fase In een tweede fase, maar nog steeds op korte termijn, kunnen acties worden gevoerd naar de verwarming. In de rangschikking van de prioriteiten op basis van de gestelde criteria, werd het opleggen van minimale rendementsvereisten voor elke verwarmingsinstallatie vanaf een bepaald kalenderjaar hoog ingeschat. Het lijkt gepast dergelijk actie te laten
19
voorafgaan door een beter premiestelsel dan wat op het huidig ogenblik gangbaar is bij de netbeheerders en via de fiscale aftrek. Vervangingsinvesteringen die hoe dan ook zouden gebeuren (bijvoorbeeld bij kapotte of versleten installaties), moeten evenwel niet worden gesubsidieerd of hoogstens tegen een lager regime dan investeringen die slechts worden uitgesteld omwille van financiële redenen; Met de betrokken sector zal in de eerste helft van 2007 overleg worden gepleegd over hoe een en ander het best kan worden georganiseerd. Voorstellen van concrete planning Op respectievelijk de korte-, middellange- en lange termijn, zouden de concrete juridische, financiële en praktische toepassingsmodaliteiten van volgende voorlopige lijst van acties door het Vlaams Energieagentschap, in samenwerking met de betrokkenen, kunnen worden uitgewerkt: 1. Op de korte termijn (2007-2009): o Een premie voor het plaatsen van dakisolatie door een geregistreerd aannemer bij een niet-belastingbetaler. o Een doe-het-zelf-premie voor het plaatsen van dakisolatie. o Een grootschalige communicatiecampagne ter ondersteuning van de uitvoering van dakisolatie (voor de eerste maal in oktober 2007). o Het opstellen van een convenant met een aantal sectoren in verband met de ondersteuning van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (een eerste versie tegen Batibouw 2007). o Het opstellen van een ‘Charter ter ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020’ waarin maatschappelijke organisaties onderschrijven dat zij de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 vervroegd zullen implementeren voor hun gebouwen en/of hun leden zullen stimuleren om hun woningen in overeenstemming te brengen met deze doelstellingen. o De informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen laagdrempelig beschikbaar stellen (niet enkel opvraagbaar via internet maar ze bijvoorbeeld ook telefonisch opvraagbaar maken). o Het verspreiden van informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen aan kopers van een woning via o.a. de immobiliënsector en de notarissen. o Een premie voor de vervanging van een oude verwarmingsketel door een condensatieketel (in cumul met belastingsaftrek). o Een financiële aanmoediging voor syndicussen van appartementsgebouwen. o Een online investeringscalculator op punt stellen, waarmee de terugverdientijden van energierenovatie-investeringen kunnen worden berekend.
20
2. Op de middellange termijn (2010-2012): o De verplichte vermelding op het energieprestatiecertificaat van : het ontbreken van dakisolatie, de aanwezigheid van enkel glas, de aanwezigheid van een verouderde verwarmingsketel, … o Het opstellen van een convenant met de banksector voor het aanrekenen van een lagere interestvoet voor de financiering van energiebesparende investeringen in het kader van renovatiewerken. o De mogelijkheid tot het doorrekenen van de netto-investeringskost van energiebesparende investeringen in de huurprijs, met de garantie voor de huurder dat de huurprijs + energiekost niet verhoogt. o Een fiscaal voordeel voor de uitvoering van energiebesparende investeringen via de successierechten. 3. Op de lange termijn (2013-2020): o De afbouw van de premieregelingen om het stimulerend effect van de acties in een bepaald tijdsvenster te behouden. o Woningen zonder dakisolatie, met enkel glas of met een verouderde verwarmingsketel niet meer verkoopbaar of verhuurbaar stellen. o Minimale rendementseisen voor verwarmingssysteem opleggen. o Minimale eisen voor dakisolatie verplichtend maken. o Minimale eisen voor de warmtedoorgangscoëfficient van beglazing vast stellen.
W0701514.DOC/WB/wb
21