Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand versie januari 2008
VEA
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
2.
Doelstellingen en plan van aanpak 2.1.
De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 en het politiek commitment
2.1.1. De strategische doelstelling van het Energierenovatieprogramma 2020 2.1.2. De operationele doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 2.1.3. Het ambitieniveau van het Energierenovatieprogramma 2020 2.1.4. De verwachte energiebesparing
2.2.
Inventaris van de specifieke aandachtspunten voor het Energierenovatieprogramma 2020
2.2.1. Participatieve aanpak 2.2.2. Aandachtspunten uit het gevoerde overleg 2.2.3. Aandachtspunten uit buitenlandse ervaringen of studies 2.2.4. Bijzondere aandacht vereist voor gerichte acties naar specifieke doelgroepen
2.3. 2.4.
3.
Context Kerncijfers inzake het verbeteringspotentieel van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand Kerncijfers inzake de investeringskosten die verbonden zijn aan het substantieel verbeteren van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand De beleidsinstrumenten die reeds beschikbaar zijn om de doelstellingen van het Energiere - novatieprogramma 2020 te helpen realiseren
Voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen,…) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden Uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten
Concrete actievoorstellen 3.1.
Op de korte termijn (2007-2008)
3.1.1. Het opstellen van een convenant met een aantal direct betrokken sectoren in verband met de ondersteuning van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 3.1.2. Lancering van online investeringcalculatoren op www.energiesparen.be waarmee de terugverdientijden van onder andere het plaatsen van dakisolatie, de vervanging van enkel glas en de vervanging van een oude verwarmingsketel kunnen worden berekend 3.1.3. Een premie voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen door een geregi- streerd aannemer bij een niet-belastingbetaler 3.1.4. Een projectsubsidieregeling voor verenigingen die het kwalitatief plaatsen van dak- isolatie als doe-het-zelver stimuleren bij hun leden 3.1.5. Een grootschalige communicatiecampagne ter ondersteuning van de uitvoering van voldoende dakisolatie 3.1.6. Charters ter ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020 3.1.7. Financiële ondersteuningsmaatregel voor ambtenaren die energiebesparende investe- ringen uitvoeren
3.2.
Op de middellange termijn (2009-2012)
3.2.1. De verplichte vermelding op het energieprestatiecertificaat van het ontbreken van dakisolatie, de aanwezigheid van enkel glas, de aanwezigheid van een verouderde verwarmingsketel 3.2.2. Uitwerken van slimme financieringsformules voor de uitvoering van energiebespa- rende investeringen in het kader van energierenovatiewerken 3.2.3. Een fiscaal voordeel voor de uitvoering van energiebesparende investeringen via de successierechten 3.2.4. Aanmoedigingsmaatregelen voor het aanbrengen van muurisolatie 3.2.5. De haalbaarheid/wenselijkheid onderzoeken van een afbraakpremie voor nog be- woonbare gebouwen, maar met extreem slechte energieprestaties
3.3.
4.
Op de langere termijn (2013-2020)
Ondersteunende federale maatregelen 4.1. 4.2.
5.
3.1.8. De informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen laagdrempelig beschikbaar stellen (niet enkel opvraagbaar via internet, maar ze bijvoorbeeld ook telefonisch opvraagbaar maken) 3.1.9. Een internettool ter beschikking stellen waarmee de burger op een eenvoudige manier de coördinaten van geregistreerde aannemers kan opzoeken om een offerte te vragen voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen 3.1.10. Energieadvies door energieconsulenten in de bouwsector 3.1.11. Het verspreiden van informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen aan kopers van een woning, via o.a. de immobiliënsector en de notarissen 3.1.12. Opstarten van een rollend investeringsfonds voor energiebesparende investeringen in de sociale woningbouw 3.1.13. Gezamenlijke uitvoering van energiebesparende investeringen in sociale woonwijken 3.1.14. Een financiële aanmoediging voor syndici van appartementsgebouwen 3.1.15. Rollend Fonds voor verenigingen die een energierenovatie willen uitvoeren
Hervormen van de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen Aanpassen van de huurwet
Toetsing van de actievoorstellen aan de weg te werken belemmeringen voor energiebesparende investeringen in het bestaand Vlaams gebouwenbestand
Hoofdstuk 1.
Inleiding
1.1. Context In het kader van de Kyoto-doelstelling van Vlaanderen om de CO2-uitstoot tegenover 1990 met 5,2 % te verminderen in de periode 2008-2012, werd een eerste Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002-2005 opgesteld. Dat plan bevatte 33 projecten voor CO2-reductie in verschillende beleidsdomeinen, onder andere ook in de woningsector. Tijdens de Klimaatconferentie van 6 juni 2005, georganiseerd door de Vlaamse overheid en waaraan experts uit verschillende disciplines deelnamen, werd vastgesteld dat bijkomende acties nodig zijn om op de lange termijn verdere reducties mogelijk te maken. Dit is de zogenaamde post-Kyoto periode. De Klimaatconferentie formuleerde de aanbeveling om een grootschalig energie-renovatieprogramma van het woningpark te organiseren. ‘Gezien de trage vernieuwingsgraad van het woningenpark is een ambitieus langetermijnplan “Energiezuinige gebouwen 2025” nodig. Dit is een grootschalig energie-renovatieprogramma met doelstellingen en acties op korte termijn tegen een langetermijnachtergrond. Het betreft meer concreet een ambitieus plan voor energiezuinige gebouwen, met duidelijke doelen voor een beter binnenklimaat in gebouwen tegen 2025. De klemtoon ligt op een standvastig en volgehouden beleid (legislatuuroverschrijdend), een hoog ambitieniveau, en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle actoren in de bouw en bewoners. Zo’n grootschalig energierenovatieprogramma voor de bestaande Vlaamse gebouwen vereist een planmatige aanpak en een coherente set van maatregelen om de energieverslindende gebouwen en slechte huisvestingen weg te werken. Hierbij wordt vooral gefocust op groepen die geen renovatie of verbouwplannen hebben en op de slechtste woningen van de sociaal zwakkere groepen. Voor elke doelgroep van verhuurders tot honkvaste eigenaars-bewoners moeten gepaste maatregelen worden uitgewerkt.’ In het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012, definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 20 juli 2006, wordt een haalbaarheidsonderzoek naar een energierenovatieprogramma voor bestaande woningen aangekondigd. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen welke instrumentenmix het best wordt gehanteerd om tegen 2020 de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren. Op 17 mei 2006 werd de Europese richtlijn voor energie-efficiëntie van kracht(1). Deze richtlijn legt de lidstaten een indicatieve doelstelling op van 9 % energiebesparing, te bereiken in de periode 2008 tot 2017 bovenop de normale marktontwikkeling. De lidstaten zijn verplicht op regelmatige basis een actieplan voor energie-efficiëntie op te stellen. Een eerste Vlaams actieplan energie-efficiëntie (2008-2010) is medio 2007 aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Eind 2007 werd het Belgisch actieplan bij de Europese Commissie ingediend. In haar advies over de energie-efficiëntie in de woningsector (adviezen van 21/12/2005 en 19/4/2006) constateert de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat in het jaar 2001 slechts voor 1% van de Belgische woningen een renovatievergunning werd toegekend. Indien rekening wordt gehouden met de niet vergunde werken, zouden maximaal 2 tot 3 % van de woningen renovatiewerken hebben ondergaan. Op basis van studies is de CRB van mening dat in België jaarlijks 10 megaton CO2 kan worden bespaard door renovatie van woningen. De klimaatbeleidsplannen van de drie gewesten samen zouden anderzijds maar goed zijn voor 3 megaton CO2-besparing. De Raad is eveneens van mening dat een actieplan “REG in huishoudens” in Vlaanderen goed zou zijn voor 44.650 bijkomende arbeidsplaatsen in de bouwsector (multiplicator-effect meegerekend).
1
Richtlijn 2006/32/EG van 5 april 2006 “betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten.”
Er is een belangrijke economische, sociale en ecologische dimensie verbonden aan de uitvoering van een grootschalig energierenovatieplan. Het biedt een aanzienlijk potentieel aan werkgelegenheid in diverse sectoren (isolatiesector, renovatiesector, glassector, verwarmingssector, ….). Het programma geeft kansen aan laaggeschoolden, maar ook aan specialisten. Wat de potentiële tewerkstellingseffecten betreft, is het anderzijds niet evident dat de nodige mankracht zal worden gevonden. Een grootschalig programma met hoog ambitieniveau zou wel eens tegen de limieten van het mogelijke kunnen aanlopen. Een grootschalig energierenovatieplan zal dan ook moeten gepaard gaan met de nodige begeleidende opleidingsinitiatieven. Er moet ook aandacht worden besteed aan de prijseffecten van de verhoogde vraag. Nu al kunnen veel vakmannen de tijdsverwachtingen van de klanten niet inlossen. In sommige gevallen geeft dat aanleiding tot minder vakkundig werk of gebrek aan tijd voor opleiding. Een grootschalig energierenovatieplan biedt kansen voor een betere leefkwaliteit en minder fuel poverty (gezinnen die verwarmingsrekening niet kunnen betalen). Fuel poverty kan het gevolg zijn van een combinatie van woningen met een lage energieprestatie, hoge energieprijzen en lage gezinsinkomens. Het tast de gezondheid en de levenskwaliteit aan.
1.2. De kerncijfers inzake het verbeteringspotentieel van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand Het aandeel van woningverwarming en sanitair warmwaterbereiding in het globale elektriciteits- en brandstofverbruik van Vlaanderen vertegenwoordigt ongeveer 14 %. Het aandeel in de totale CO2-uitstoot ten gevolge van het brandstofverbruik bedraagt ongeveer 18 %.(2). De isolatieprestatie van het Vlaamse woningbestand is sterk voor verbetering vatbaar. Anno 2007 is in heel wat Vlaamse woningen nog enkel glas terug te vinden. In een groot aantal Vlaamse woningen ontbreekt dakisolatie, muurisolatie of vloerisolatie. 1998
2001
2003
2005
22 %
2001 (NIS) 28 %
Woningen met uitsluitend enkel glas
31 %
22 %
15 %
Woningen met gedeeltelijk nog enkel glas
nb
nb
37 %
16 %
20 %
Woningen zonder dakisolatie
44 %
34 %
42 %
34 %
33 %
Woningen zonder vloerisolatie
80 %
75 %
nb
76 %
74 %
Woningen zonder buitenmuurisolatie
59 %
51 %
54 %
51 %
55 %
Bronnen : REG-enquête Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen en socio-economische enquête NIS
Ook inzake rendementsverbetering van de verwarmingsketels is nog een belangrijk verbeteringspotentieel realiseerbaar. Heel wat Vlaamse woningen worden verwarmd met verouderde verwarmingsinstallaties. De hoogrenderende verwarmingsketels nemen in het totale ketelbestand nog maar een beperkt aandeel in:
2
Bron: Vlaamse Energiebalans 2004.
Gewone verwarmingsketel
49 %
Stookolie 72 %
Lagetemperatuur- of hoogrendementsketel
35 %
21 %
Condensatieketel Andere (voornamelijk kachels)
6% 10 %
3% 4%
Aardgas
Bron: REG-enquête 2005 Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen
1.3.
Kerncijfers inzake de investeringskosten die verbonden zijn aan het substan- tieel verbeteren van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand.
Een schatting van de investeringskosten voor enkele specifieke isolatiewerkzaamheden wordt hieronder weergegeven:
Gemiddelde grootte(m²) (*) Eenheidskosten (euro/m²) Totale investeringskosten (*) (**) (***)
Dakisolatie
HR-glas zonder raamvervanging
HR-glas met raamvervan- Muurging isolatie
Vloerisolatie
100
20
20
100
50
20 (**)
140
350
50
40
2000 (**) 500 (***)
2800
7000
5000
2000
Bron: REG-rapporten netbeheerders, in het geval van een hellend dak Ingeval van geregistreerd aannemer Ingeval van doe-het-zelver, dampscherm inbegrepen, plaatsing van een eventueel noodzakelijk onderdak niet inbegrepen
Gelet op de grote diversiteit aan daken, woningen en glasoppervlakte, kunnen voor het voorgaande alleen zeer ruwe en afgeronde gegevens worden weergegeven. Er moet bijgevolg rekening worden gehouden met een grote spreiding naargelang het type woning, uitvoerende aannemer en zelfs geografische ligging. De investeringskost voor de aankoop en installatie van een HR- of condensatieketel in een bestaande woning bedraagt gemiddeld 3000, respectievelijk 3600 euro voor aardgas en 3300, respectievelijk 4000 euro voor stookolie. Voor condensatieketels moet bovendien rekening worden gehouden met de eventueel noodzakelijke aanpassingen van de verwarmingselementen in de woning en/of aanpassing van de schouw. De prioriteit moet gaan naar de meest effectieve en kostenefficiënte maatregelen. De werkzaamheden waarbij het meeste kan bespaard worden, moeten het eerst worden uitgevoerd. De mensen zijn niet zozeer geïnteresseerd in het milieu, maar in hun portemonnee. Voorwaarde is wel dat zij op de hoogte zijn van wat een investering in hun portemonnee kan betekenen. Hieronder wordt een ruwe schatting gegeven van de terugverdientijd van de energiebesparende investeringen met de grootste impact op het energieverbruik in een bestaande woning.
n Plaatsen van dakisolatie Gemiddelde kostprijs dakisolatie: 2100 euro (met geregistreerd aannemer, 100 m²) Fiscale aftrek: 840 euro Subsidies van de netbeheerders: 400 euro + 20% voor beschermde afnemers; Netto-kost: 780 à 860 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 750 euro (in de veronderstelling van een constant verwarmde en dus bewoonde zolderruimte) Terugverdientijd: iets meer dan 1 jaar Gemiddelde kostprijs dakisolatie : 900 euro (doe-het-zelf, 100 m²) Fiscale aftrek: 0 euro Subsidies van de netbeheerders: 400 euro + 20% voor beschermde afnemers; Netto-kost: 420 à 500 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 750 euro (in de veronderstelling van een constant verwarmde en dus bewoonde zolder) Terugverdientijd: minder dan 1 j n Vervangen van enkel glas Gemiddelde kostprijs plaatsen HR-glas: 7000 euro (vervanging volledige ramen, 20 m²) Fiscale aftrek: 2650 euro Subsidies van de netbeheerders: 200 euro + 20 % voor beschermde afnemers Netto-kost: 4150 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 400 euro Terugverdientijd: 10 jaar n Vervangen van oude verwarmingsketel Gemiddelde kostprijs vervanging oude verwarmingsketel door condensatieketel : 3800 euro Fiscale aftrek: 1520 euro Subsidies: voor aardgas: 125 euro + 20 % voor beschermde afnemers Netto-kost: ongeveer 2150 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 460 euro Terugverdientijd: 4 à 5 jaar.
1.4. De beleidsinstrumenten die reeds beschikbaar zijn om de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te helpen realiseren. De klassieke beleidsinstrumenten voor de ondersteuning van REG zijn: - wettelijke verplichtingen (vb. energieprestatieregelgeving voor nieuwbouw en vergunningsplich tige renovaties); - fiscale incentives (vb. de federale fiscale aftrek); - premies en acties van de netbeheerders (vb. voor isolatie, vervanging van enkel glas, vervanging van verwarmingsketel, …); - sensibilisering door publicaties (vb. ‘Hoe energiezuinig bouwen en verbouwen?’) en deelname aan beurzen (Batibouw, BIS-beurs, Bouw en Reno); - informatieverstrekking (vb. via de website www.energiesparen.be met op maandbasis gemiddeld 50.000 bezoekers); - afspraken of convenanten met de betrokken sectoren.
Iets minder klassiek is het recent opgerichte (federale) Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE), dat goedkope leningen verschaft die gunstiger zijn dan de normale marktvoorwaarden. Een bijzonder geval vormt het zogenaamde Aardgasfonds. Dit fonds heeft een eenmalig bedrag ter beschikking gekregen van het voormalige Controlecomité, waarmee o.a. ook premies voor energiebesparing kunnen worden toegekend. Over het algemeen gaat de inzet van een beleidsinstrument niet gepaard met een expliciet geformuleerde kwantitatieve doelstelling. Meestal is er wel een impliciete beperking, opgelegd door het beschikbare budget. Een uitzondering hierop vormen de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders (uitgedrukt in de verplichting tot het behalen van een zeker percentage primaire energiebesparing t.o.v. een referentiewaarde), maar ook in dit geval gaat het over een algemene doelstelling, niet specifiek gericht naar de woningsector. De fiscale aftrekmogelijkheden zijn wel specifiek gericht naar de woningsector, meer bepaald met betrekking tot de plaatsing van dakisolatie en hoogrendementsglas, vervanging of onderhoud van de verwarmingsketels, plaatsing van zonneboilers, fotovoltaïsche panelen, warmtepompen en thermostaten en ook het uitvoeren van energieaudits. Globale budgettaire beperkingen zijn er niet, maar er is uiteraard wel een beperking van de kost per dossier, evenals voorwaarden waaraan de investeringen moeten voldoen, zonder evenwel een rechtstreekse relatie te hebben met de hoeveelheid te besparen energie. Het FRGE van zijn kant richt zich vooral op de doelgroep van de meest behoeftigen, al kan toch wel iedereen een gunstige lening bij het Fonds krijgen. De doelgroep wordt meer begeleid. Zij moeten bijvoorbeeld niet zelf het hele traject van keuze, bestelling en organisatie van de investering op zich nemen en het terugbetalingsschema van de lening wordt ook voorafgaandelijk vastgelegd op basis van de verwachte besparingen.
Hoofdstuk 2.
Doelstellingen en plan van aanpak
Teneinde tot een maatschappelijk gedragen Energierenovatieprogramma 2020 te komen, dient een stappenplan te worden uitgewerkt. Dit stappenplan omvat minstens volgende stappen: - het vastleggen van de doelstellingen (strategische en operationele) en een politiek commitment; - het inventariseren van de specifieke aandachtspunten voor het Energierenovatieprogramma 2020; - voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, ….) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden; - de uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten.
2.1. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 en het politiek commitment 2.1.1. De strategische doelstelling van het Energierenovatieprogramma 2020 De algemene strategische doelstelling voor een Energierenovatieprogramma 2020 in de woningsector, wordt als volgt geformuleerd: “In het Vlaamse Gewest zijn er in het jaar 2020 geen energieverslindende woningen meer.”
2.1.2. De operationele doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (3) Volgende operationele doelstellingen concretiseren de algemene doelstelling: 1. Het Energierenovatieprogramma 2020 zorgt ervoor dat: • in 2020 elke woning dak- of zoldervloerisolatie heeft; • tegen 2020 alle bestaande enkele beglazing in woningen werd vervangen door min stens verbeterd dubbel glas; • elke huishoudelijke centraleverwarmingsketel in 2020 een waterzijdig jaarseizoensproductie rendement heeft van minstens 90 % op de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof (4); • elke individueel gebruikte aardgaskachel in woningen in 2020 een jaarseizoensproductie rendement heeft van minstens 90 % op bovenste verbrandingswaarde van het gebruikte aardgas. 2. Het Energierenovatieprogramma 2020 geeft voor woningen bovendien ondersteuning aan: • • •
het plaatsen van buitenisolatie bij buitenmuren; het plaatsen van spouwmuurisolatie en vloerisolatie; de vervanging van elektrische verwarming.
3. Het Energierenovatieprogramma 2020 ontmoedigt daarentegen het gebruik van luchtkoe- lingsinstallaties (“air conditioning”) in woningen en elektrische weerstandsverwarming.
Het politiek commitment inzake de uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 is opgenomen in de beleidsbrief Energie 2006-2007. In deze beleidsbrief werden het stappenplan, de strategische doelstelling en de operationele hoofddoelstelling (in 2020 moeten alle woningen over dak- of zoldervloerisolatie beschikken en minstens verbeterd dubbel glas en een energiezuinige verwarming hebben) opgenomen. Aan het Vlaams Energieagentschap werd de opdracht gegeven in 2007 verder uitvoering te geven aan het stappenplan en de verdere concretisering van de doelstellingen. Deze Beleidsbrief werd voorgelegd aan de Vlaamse Regering en besproken in het Vlaams Parlement. In de begrotingen voor 2007 en 2008 is voor de uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 een budget van 10 miljoen euro gereserveerd. 2.1.3. Het ambitieniveau van het Energierenovatieprogramma 2020 Het ambitieniveau van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 ligt zeer hoog. De doelstelling voor dakisolatie impliceert dat over de periode 2008-2020 op jaarbasis ongeveer 60.000 daken moeten worden voorzien van dakisolatie. Wanneer ook nog rekening wordt gehouden met de huidige toestand waarbij slechts gedeeltelijke dakisolatie wordt toegepast, zouden volgens sommige bronnen zelfs 100.000 daken moeten worden aangepakt. Ter vergelijking: de netbeheerders gaven in 2006 premies voor de isolatie van in het totaal 4661 daken. 3
In sommige specifieke gevallen, rekening houdend met concrete situaties, zullen verdere verfijningen in de streefcijfers moeten worden aangebracht als deze ook in wetgeving zouden worden omgezet.
4
Er kan eventueel een lager rendement worden toegestaan voor niet fossiele brandstoffen. Metingen van het rendement zullen ook noodzakelijkerwijze moeten worden beperkt tot laboratoriummetingen, aangezien metingen in situ voor elk individueel geval tot onverantwoord hoge administratieve kosten aanleiding geven.
10
De doelstelling voor de vervanging van enkel glas impliceert dat over de periode 2008-2020 op jaarbasis in ongeveer 75.500 woningen (waarvan een goede 30.000 volledig en 40.500 gedeeltelijk) het enkel glas moet worden vervangen door verbeterd dubbel glas. In 2006 hebben de distributienetbeheerders 10.178 premies toegekend voor de vervanging van enkele beglazing in woningen. Om de verwarmingsdoelstellingen te realiseren, zullen in eerste instantie de verwarmingsketels van 20 jaar of ouder moeten worden vervangen door hoogrendementsketels of condensatieketels. Eind 2005 telde het Vlaamse Gewest 800.000 verwarmingsketels van 20 jaar of ouder. Dit is 35 % van het huidige ketelbestand. Op jaarbasis zullen over de periode 2008-2020 dus gemiddeld zo’n 60.000 verwarmingsketels moeten worden vervangen. In 2006 werden door de distributienetbeheerders premies toegekend voor de vervanging van de bestaande verwarmingsketels door 3016 hoogrendements-gasketels en 10.635 condensatiegasketels. 2.1.4. De verwachte energiebesparing Het totale brandstofverbruik voor verwarming en sanitair warm water in Vlaanderen bedroeg in 2004 203.419 TeraJoule. Na uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 en maatregelen i.v.m. het sanitair warm water (95% van de distributieleidingen in onverwarmde ruimtes zijn geïsoleerd en 95% van de gezinnen hebben spaardouchekoppen) en in de veronderstelling dat ook in 95% van de woningen nachtverlaging wordt toegepast, zal dit verbruik in 2020 gereduceerd zijn tot 141.747 TeraJoule, of met andere woorden een daling van 30% t.o.v. het jaar 2004. 2.2. Inventaris van de specifieke aandachtspunten voor het Energierenovatieprogramma 2020. 2.2.1. Participatieve aanpak Het Energierenovatieprogramma heeft tot doel een structurele energiebesparing te realiseren. Deze besparing kan enkel worden gerealiseerd door de belemmeringen voor de uitvoering van energierenovatiewerkzaamheden weg te werken en een markt voor energierenovatiediensten (vraag en aanbod) te ondersteunen. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 realiseren, is niet enkel een opdracht voor de Vlaamse overheid. Het beleid zal pas effectief zijn als ook andere actoren deelnemen aan het realisatieproces. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2002 kunnen maar worden gerealiseerd via een brede maatschappelijke participatie. Met volgende organisaties werden door het Vlaams Energieagentschap bilaterale en dus afzonderlijke gesprekken gevoerd over de context, de strategische en operationele doelstellingen, de methode van aanpak, het ambitieniveau en de mogelijke knelpunten voor het Energierenovatieprogramma 2020 : • Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouw (WTCB) • De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) • De Bouwunie • Het Verbond van de Glasindustrie (VGI) • De Unie van Belgische Installateurs van Centrale Verwarming (UBIC) • De Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) • De Koninklijke Vereniging van Belgische Gasvaklieden (KVBG) 11
• Informazout • Agoria (fabrikanten-toeleveranciers voor de bouw) • CIR - Isolatie Raad (fabrikanten van isolatiematerialen) • De Vlaamse Architectenorganisatie (NAV) en de Bond van Vlaamse Architecten (BVA) • De Federatie van de zelfstandige doe-het-zelf zaken (FEDOZ) De reacties van bovenstaande organisaties waren over het algemeen positief. Deze organisaties uiten hun grote tevredenheid dat de Vlaamse overheid een ambitieus en doorgedreven plan wil uitvoeren om ook bestaande woningen energiezuiniger te maken. Om de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren tegen 2020 is volgens deze organisaties een volgehouden beleid nodig, een hoog ambitieniveau en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle betrokkenen. De betrokken organisaties zijn bereid hun medewerking te verlenen, in het bijzonder voor wat betreft de informatieverlening naar hun leden. Er wordt door het Vlaams Energieagentschap ook al duidelijk aangevoeld dat de sectoren verwachten dat de Vlaamse overheid voor de uitvoering van het Energierenovatieprogramma een substantieel budget ter beschikking zal hebben. Op de werkgroep Gebouwen van de Klimaatconferentie van 22 januari 2007 werden de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 toegelicht. Op 29 juni 2007 werd een actualisatie besproken en op de focusdag Gebouwen en Mobiliteit van de Klimaatconferentie van 26 november werd specifiek gefocust op een mogelijke differentiatie van energiebesparingspremies naargelang hun energiebesparend effect. De werkgroep Gebouwen van de Klimaatconferentie zal verdere optreden als klankbord rond dit programma. 2.2.2.
Aandachtspunten uit het gevoerde overleg
n
De terughoudendheid om tot energiebesparende investeringen over te gaan
De overheid heeft aantrekkelijke financiële stimulansen uitgewerkt voor energiebesparende investeringen. De ondersteuningsmaatregelen worden ook uitgebreid gecommuniceerd. Toch moet worden vastgesteld dat zelfs energiebesparende investeringen met een zeer korte terugverdientijd niet worden gerealiseerd. De redenen hiervoor zijn onduidelijk. Hoewel iedereen daar wel ergens een idee over heeft, zijn de effectieve drempels tot op heden onvoldoende in kaart gebracht. De overheid zou dit nader moeten onderzoeken. n
Het meest geschikte moment voor energierenovatie
Volgens cijfers van de bouwsector wordt binnen het jaar na de aankoop van een eengezinswoning, 80% van deze woningen gerenoveerd. Kopers van eengezinswoningen moeten dan worden gemotiveerd om voldoende aandacht te hebben voor energierenovatiewerken. Bij de aankoop van een appartement is de energierenovatie minder evident omdat de koper dan niet alles zelf in handen heeft (bijvoorbeeld bij de vervanging van het dak of de verwarmingsketel: niet iedere bewoner van het gebouw heeft dezelfde bekommernissen). n
12
Vakman versus doe-het-zelf
Het plaatsen van dak-, muur- of vloerisolatie moet zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit kan volgens de beroepsorganisaties het best door een vakman worden gedaan. Hoe dik de isolatie ook is, ze wordt waardeloos bij een verkeerde of slechte uitvoering. Anderen beweren dan weer dat vele werken, en vooral (hellend-)dakisolatie, evengoed door handige doe-het-zelvers kunnen worden uitgevoerd, mits goede begeleiding en informatieverlening.
De kostprijs van een vakman is een grote hinderpaal om tot een investering over te gaan. Een goede uitvoering vraagt immers een met zorg geplaatste isolatie, anders is de investering zo goed als waardeloos. De isolatiedikte is slechts een van de bepalende elementen in de beperking van de warmteverliezen. Een goede uitvoering vraagt daarom ook heel wat tijd. Een doe-het-zelver hoeft anderzijds niet op zijn tijdsgebruik te letten. Hij kan zijn eigen tijdsgebruik, zowel voor het zich informeren en bekwamen, als in de uitvoering van de uiteindelijke werken zelf, afwegen tegenover de kosten maar ook ervaringen van een vakman. n
Acties duidelijk richten op doelgroepen
De gezinnen zijn een heterogene groep met sterk uiteenlopende motivaties om ergens wel of niet aan mee te doen. De ondersteuningsmaatregelen worden best uitgewerkt voor specifieke doelgroepen. Veel 50+ woningeigenaars beschikken over aanzienlijke financiële middelen. Aangepaste motiveringsstimuli zijn noodzakelijk om die grote groep tot energiebesparende investeringen te brengen. Ook bijvoorbeeld de huurmarkt vereist een specifieke aanpak. n
Krapte op de arbeidsmarkt – nood aan opleiding
De deadline van 2020 zou wel kunnen krap worden doordat de vaklui de grote vraag naar bepaalde werken niet aankunnen binnen een te korte tijdsspanne. Vele vaklui, vooral wat verwarmingstechnologie betreft, zijn onvoldoende vertrouwd met de nieuwe technieken. Zij staan bovendien dikwijls weigerachtig tegenover een bijkomende opleiding omwille van de kosten van de opleidingsprogramma’s en de ‘verloren’ tijd die zij niet aan hun klanten kunnen besteden. n
Communicatie, informatie en kostenefficiëntie
Alle organisaties leggen de nadruk op de noodzaak van communicatie om het programma onder de aandacht te brengen. Vele mensen kennen de subsidies of stimuleringsmaatregelen niet. Wie ze wel kent, vindt zijn weg niet in de wirwar van regelingen. Er is ook veel te weinig begrijpelijke technische informatie beschikbaar. De verschillende aanpak van de gewesten wordt als storend ervaren. De terugverdientermijnen voor de prioritaire energiebesparende investeringen (dakisolatie, vervanging van enkel/dubbel glas en oude verwarmingsketel) moeten voor een zeer grote groep Vlamingen haalbaar zijn. Dat een groot deel van deze groep toch deze investeringen niet uitvoert, heeft verschillende redenen. Een aantal voorname blijken : - onverschilligheid ten opzichte van de problematiek; - er is een informatiekloof: men is niet op de hoogte van de financiële voordelen die op ter mijn kunnen worden geboekt; - men voelt zich nog niet aangesproken om tot de actie over te gaan. Een uitgebreide sensibiliserings- en informatiecampagne over de maatschappelijke en individuele voordelen van de uitvoering van een aantal energiebesparende investeringen, zal dus ongetwijfeld een positief resultaat opleveren. 2.2.3. Resultaten van de enquête in verband met het Energierenovatieprogramma 2020 Het marktonderzoeksbureau TNS Dimarso heeft in 2007 in opdracht van het Vlaams Energieagent13
schap bij 1000 Vlaamse woningeigenaars een telefonische enquête uitgevoerd, waarin gepeild wordt naar de onderliggende redenen waarom niet werd geïnvesteerd om de energetische prestaties van hun woning te verbeteren. Uit dit onderzoek blijkt dat een gebrek aan het aanvoelen van een behoefte en de kostprijs de voornaamste belemmeringen vormen voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen. De oudere woningeigenaars kunnen het moeilijkst bewogen worden tot het energetisch verbeteren van hun woning. Waarom werd er niet geïnvesteerd? Eigenaars die nog niet geïnvesteerd hebben, geven, naast financiële redenen, vooral aan dat zij geen behoefte voelen om deze maatregelen uit te voeren (“ketel werkt nog”, “geen prioriteit”, “niet nodig”, “nog niet aan gedacht”). Voor het vervangen van ramen door isolerende beglazing wordt vooral verwezen naar de hoge financiële kosten (in 56% van de gevallen).
Eigenaars zien af van dubbel glas omwille van de kostprijs. Voor andere investeringen ontbreekt de echte behoefte. Waarom Waarom niet niet geïnvesteerd? geïnvesteerd?
DUBBELGLAS
ISOLATIE DAK + ‘Z’ 34
FINANCIEEL
31
geen geld
38% indien niets geïsoleerd
56
niet nodig
3
VERHUREN WONING
3
56
2
7 12
23
ONVOLDOENDE INFO
22
22
niets geïsoleerd
10
nog niet aan gedacht
25
52
42 23% indien
GEEN BEHOEFTE
2 8
6
TE MOEILIJK
8
2
7
(n=335)
4
(n=82)
2
40
60
80
100
(n=617)
3 %
% 20
Incl. Incl.“de “deketel keteldoet doethet hetnog” nog”(31%) (31%)
18
3
TE OUD
0
VERWARMING
0
p.34 – D220
20
40
60
80
100 0
% 20
40
60
80
100
En in de toekomst? In de toekomst niet investeren gebeurt om dezelfde redenen als in het verleden: gebrek aan behoefte of noodzaak en de financiële kosten. De leeftijd van de eigenaar speelt hier echter ook een niet te verwaarlozen rol. Tot 24% van de Vlaamse eigenaars geeft aan niet te investeren omdat zij hiervoor te oud zijn, het zou voor hen niet meer de moeite lonen. 3 op 10 eigenaars die omwille van financiële redenen niet investeren in een zuinige CV-ketel, laat zich bovendien niet verleiden door subsidies of premies, zelfs niet indien tot 75% van de totale factuur wordt terugbetaald.
14
2.2.4.
Aandachtspunten uit buitenlandse ervaringen of studies
Ook in het buitenland is de problematiek van de belemmeringen voor energierenovatiewerkzaamheden een belangrijk aandachtspunt. Zo wordt in de in opdracht van de VROM uitgevoerde studie door het adviesbureau CE “Leuker kunnen we het maken, wel groener – Fiscale en financiële opties voor energiebesparing” de problematiek van fiscale en financiële stimuli voor energiebesparing besproken. Uit het historisch Nederlands besparingsbeleid worden de volgende lessen getrokken : “Uit de analyse van het besparingsbeleid van de gebouwde omgeving kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De belangrijkste belemmeringen voor energiebesparing in de bestaande voorraad woningen en gebouwen zijn : 1. Weerstanden : Er is sprake van aanzienlijke weerstanden tegen het nemen van besparings maatregelen in de vorm van rompslomp, ongemak tijdens uitvoering, overlast, enz… De weerstand tegen besparingsmaatregelen is een factor waarvan het belang lang niet is onderkend en waarvan de invloed is onderschat. Weerstand tegen maatregelen bij doelgroepen kan worden verminderd door aan te sluiten bij een natuurlijk verandermoment. 2. Gebrek aan prioriteit : Daarnaast speelt de geringe prioriteit die huishoudens en private partijen in het algemeen hechten aan besparingen, vanwege het geringe aandeel van de energiekosten in het gemiddelde huishoudbudget/bedrijfskosten. 3. Split-incentives : De voordelen van de energiebesparingsmaatregelen komen niet terecht bij degene die de investering zou moeten doen. De gebruiker of huurder profiteert van de baten terwijl de investering voor rekening komt van de gebouweigenaar. Dit geldt voor de verhuur en grote delen van de utiliteit. 4. Gebrek aan kennis : Er is zowel aan het aanbod als aan de vraagkant sprake van een gebrek aan kennis over energiebesparingsmogelijkheden.” De vier geïdentificeerde belemmeringen worden ook in de Vlaamse context duidelijk onderkend. 2.2.5.
Bijzondere aandacht vereist voor gerichte acties naar specifieke doelgroepen
Tijdens de overleggesprekken werd meermaals de aanbeveling gedaan om acties uit te werken voor concrete doelgroepen. Het lijkt niet mogelijk om de doelstellingen te behalen met enkel een aantal algemene maatregelen (fiscale aftrek, algemene premies, algemene communicatie, …). Er moet inderdaad ingespeeld worden op de specifieke redenen waarom bepaalde bevolkingsgroepen tot op heden zeer rendabele energiebesparende investeringen nog niet hebben uitgevoerd. Teneinde de ondersteuningsmechanismen overzichtelijk en begrijpbaar te houden, mag in deze categorisering natuurlijk ook niet te ver worden gegaan. Het Vlaams Energieagentschap stelt voor om volgende doelgroepen te onderscheiden: o o o o o
Hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Lager opgeleiden – lagere inkomens Kopers van een woning/appartement en jonge eigenaars Oudere eigenaars Verhuurders
1. De hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Uit onderzoek blijkt dat vooral de hoger opgeleiden een hoog milieubewustzijn hebben. Zij zijn 15
goed geïnformeerd (over premies, technische aspecten, …) en bereid om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze groep zal de uitvoering van investeringen grotendeels uitbesteden aan een geregistreerd aannemer. Doe-het-zelvers zullen in deze groep in de minderheid zijn. Er mag worden verwacht dat zij bekend zijn met de mogelijke incentives en bijgevolg gebruik zullen maken van de premies en de fiscale aftrekmogelijkheden. Voor deze doelgroep zijn de bestaande ondersteuningsmaatregelen al zeer interessant. Naast verder doorgedreven algemene communicatie is er bijgevolg geen specifieke beleidsbijsturing nodig. 2. De lager opgeleiden en lagere inkomens Deze groep heeft andere voorname bezorgdheden dan het milieubewustzijn aan te scherpen. Voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen is er quasi helemaal geen aandacht. Indien er al aandacht voor is, is er slechts een beperkt budget voor beschikbaar. Mensen met een laag inkomen hebben, zelfs met subsidies, niet de nodige financiële middelen om een investering van een paar duizend euro te doen. Om de investeringskost te beperken, zal deze groep zoveel mogelijk zelf willen doen. Omdat ze geen gebruik maken van een (dure) geregistreerde aannemer, mislopen zij heel wat financiële ondersteuningsmaatregelen. Een vrij grote groep betaalt ook geen belastingen zodat zij evenmin kunnen genieten van het fiscale voordeel bij de uitvoering van een aantal energiebesparende maatregelen, ook al zouden zij gebruik maken van een geregistreerde aannemer. Deze doelgroep is slechts beperkt op de hoogte van :
- - -
het financieel voordeel dat men op termijn kan realiseren door de vermindering van de jaarlijkse energiefactuur; de verschillende financiële tussenkomsten die er bestaan; de voorwaarden die men moet naleven om van deze financiële tussenkomsten te kunnen genieten.
De kanalen die momenteel worden aangewend om de Vlaming te sensibiliseren en te informeren over de voordelen die gepaard gaan met energiebesparende investeringen (voor de portemonnee en het milieu) en de ondersteuningsmaatregelen, m.n. brochures en website, zijn niet helemaal geschikt voor deze doelgroep. Hun interesse om dergelijke brochures te lezen of op het internet te surfen, is beperkt. Voor deze doelgroep is een beleidsbijsturing nodig. Er is in eerste instantie nood aan meer laagdrempelige informatieverstrekking (eenvoudige communicatie, persoonlijk contact, ….). Verschillende nieuwe maatregelen waarbij rechtstreeks energieadvies aan deze doelgroep zal worden aangeboden (leningen en inhoudelijke ondersteuning van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost, het project Energiesnoeiers, de energiescans van de netbeheerders), zitten in de pijplijn. De netbeheerders voorzien ook extra premies of verhoogde premiebedragen voor beschermde klanten. Specifieke premies voor doe-het-zelvers en niet-belastingbetalers, gecombineerd met een doorgedreven informatiecampagne, specifiek gericht op dit publiek, kunnen worden overwogen. 16
3. De kopers van een woning of appartement en jonge eigenaars Uit onderzoek van de VCB blijkt dat het grootste gedeelte van de aangekochte eengezinswoningen binnen het jaar na de aankoop een (grondige) renovatie ondergaan. Men mag ervan uitgegaan dat deze kopers zich dan uitgebreid informeren over de renovatiepremies. Maar zelfs dan blijkt dat dikwijls wordt overwogen om voorlopig nog geen gebruik te maken van de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende renovatiewerken (plaatsen van dakisolatie, vervanging van ramen, vervanging van de verwarmingsinstallatie) en in eerste instantie de voorkeur wordt gegeven aan werken die de woning meer geschikt maken voor de levenswijze van de nieuwe bewoners. De kopers van een te renoveren eengezinswoning zijn dikwijls jonge gezinnen. Zij moeten al een grote financiële inspanning leveren om de woning te kunnen aankopen. Om de kost van de renovatiewerkzaamheden te beperken, zullen zij in de mate van het mogelijke ook zoveel mogelijk zelf willen doen, waardoor zij het gevaar lopen niet in aanmerking te komen voor financiële ondersteuningsmaatregelen voor energierenovatiewerkzaamheden (fiscale aftrek). Aangekochte appartementen worden na de aankoop in veel mindere mate gerenoveerd dan eengezinswoningen. De renovatiewerkzaamheden die gerelateerd zijn aan de energieprestaties van het appartement, blijven dan grotendeels beperkt tot het vervangen van ramen. De individuele eigenaar van een appartement kan immers niet alleen beslissen over de vervanging van de verouderde collectieve verwarmingsinstallatie of het isoleren van het dak. Voor deze doelgroep is een specifiek financieel ondersteuningssysteem nodig, dat tegemoet komt aan het initiële gebrek aan middelen en de problematiek van de gemeenschappelijke bewoning. 4. De oudere eigenaars van een woning of appartement Oudere eigenaars bewonen overwegend oudere woningen die dikwijls nog een aanzienlijk energiebesparingspotentieel hebben. Oudere eigenaars van een woning of een appartement zijn beperkt geïnteresseerd in en geïnformeerd over de voordelen die gepaard gaan met de uitvoering van energiebesparende maatregelen. Indien ze al geïnformeerd zijn, zijn ze eerder niet geïnteresseerd in het effectief uitvoeren van energiebesparende investeringen. Zij beschikken dikwijls wel over de nodige financiële middelen, maar willen zich de last die bij de uitvoering van renovatiewerken komt kijken niet meer aantrekken. Oudere bewoners vinden het dikwijls “ de moeite niet meer” om renovatiewerken uit te voeren. Zij vrezen ook dat de uitvoering van deze investeringen een impact zou kunnen hebben op de te betalen onroerende voorheffing (verhoogd KI) of de door hun kinderen/erfgenamen te betalen successierechten. Woningen van oudere eigenaars worden na het overlijden meestal verkocht aan de vorige doelgroep (kopers van een woning – jonge eigenaars). Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te koop wordt aangeboden, over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zal een goed enegieprestatie-label 17
waarschijnlijk een meerwaarde geven aan een woning. De invoering van het energieprestatiecertificaat kan voor oudere eigenaars een stimulans zijn om alsnog een aantal energiebesparende investeringen uit te voeren, zodat hun woning niet verloedert omdat er na hun overlijden moeilijker een koper voor wordt gevonden. Een grote groep oudere eigenaars van een woning of appartement is gepensioneerd, heeft een klein pensioen en betaalt geen belastingen. Zij komen zodoende niet in aanmerking voor de interessantste financiële ondersteuningsmaatregel, m.n. de fiscale aftrek. Voor deze doelgroep is in eerste instantie een interessant aanvullend ondersteuningssysteem nodig. 5. De verhuurders Verhuurders zijn meestal niet geïnteresseerd in de uitvoering van energiebesparende renovatiewerkzaamheden omdat het voordeel (daling van de energiefactuur) ten goede komt van de huurder en de netto-investeringskost omwille van de huurwetgeving niet onmiddellijk kan worden verrekend in de huurprijs. De huurmarkt bedraagt minstens 20% van het woningenbestand en vereist een specifieke aanpak. De verhuurder komt wel in aanmerking voor de financiële ondersteuningsmaatregelen (fiscale aftrek, premies). Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te huur wordt aangeboden over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zullen woningen met een goed energieprestatie-label waarschijnlijk gemakkelijker kunnen worden verhuurd, dan woningen met een slecht label. Gekoppeld aan de invoering van het energieprestatiecertificaat is voor deze doelgroep een specifieke aanpak wenselijk. Vermoedelijk behoort de doelgroep van verhuurders voor een groot deel ook tot de doelgroep oudere eigenaars. In eerste instantie kan bekeken worden of het aanvullend ondersteuningssysteem voor de doelgroep oudere eigenaars al niet voldoende stimulans is voor de doelgroep verhuurders. 2.3. Voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, …) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden. Het is belangrijk dat de acties een antwoord geven op de vastgestelde belemmeringen voor energiebesparende investeringen in de bestaande Vlaamse woningen, namelijk ; 1. 2. 3. 4. 5. 18
optimaal inspelen op de natuurlijke veranderingsmomenten. verhogen van de prioriteit. wegwerken van de split-incentives. verhogen van de kennis bij de belangrijkste partijen. wegwerken van specifieke moeilijkheden voor bepaalde doelgroepen.
De actievoorstellen moeten tevens zo veel mogelijk gericht zijn op de behoeften van een specifieke doelgroep. De concrete actievoorstellen worden beschreven in hoofdstuk 3. 2.4. Uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten De stand van zaken inzake de uitvoering van de concrete actievoorstellen wordt eveneens in hoofdstuk 3 toegelicht.
Hoofdstuk 3.
Concrete actievoorstellen
Om de ambitieuze doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te kunnen realiseren, zullen tientallen concrete nieuwe projecten nodig zijn. De werkwijze die bij de opmaak van het volledige actieplan wordt gevolgd, bestaat erin dat de concrete projectideeën met wezenlijke potentiële bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma door het Vlaams Energieagentschap worden geïnventariseerd. Het Vlaams Energieagentschap onderzoekt vervolgens de juridische, financiële en praktische toepassingsmodaliteiten. Indien een projectidee in de praktische uitwerking in eerste instantie niet uitvoerbaar blijkt te zijn, wordt dit gerapporteerd. Indien uit de feedback op deze rapportering nieuwe elementen naar boven komen, kan de verdere concrete uitwerking van het projectidee worden hernomen. De projectideeën worden naar mogelijke uitvoeringstiming ook ondergebracht in 3 categorieeën : korte, middellange en lange termijn. Er is een kortetermijnactieplan nodig met acties die snel kunnen worden geïmplementeerd. Belangrijk om te mobiliseren en te tonen dat er concreet werk wordt van gemaakt. Er is een middellange termijnactieplan nodig om de meer ingrijpende doelgrorpgerichte (verhuurders, oudere eigenaars, lagere inkomens) ondersteunende maatregelen uit te werken en te implementeren. Er is een langetermijnactieplan nodig om de structurele maatregelen uit te werken die nodig zijn om de doelstellingen afdwingbaar te maken. Op respectievelijk de korte-, middellange- en lange termijn, werden door het Vlaams Energieagentschap tot op heden de concrete juridische, financiële en praktische toepassingsmodaliteiten van volgende (voorlopige) lijst van acties uitgewerkt: 3.1. Op de korte termijn (2007-2008) 3.1.1. Het opstellen van een convenant met een aantal direct betrokken sectoren in verband met de ondersteuning van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB), Bouwunie en het Verbond van de Glasindustrie (VGI) onderschreven op 22 februari 2007 een convenant. Deze federaties zullen hun leden stimuleren om in hun dienstverleningsaanbod het verlenen van energie-advies (wijzen op premies en fiscale voordelen, 19
aanvraagformulieren ter beschikking stellen, klanten wijzen op energiezuinigere alternatieven, ….) op te nemen. Door Informazout en enkele aardgasleveranciers (Nuon, SPE-Luminus en Electrabel Customer Solutions) werd eind mei 2007 een gelijkaardige convenant ondertekend. Deze convenanten zijn belangrijk om het maatschappelijk draagvlak voor het Energierenovatieprogramma 2020 te verhogen en de hoofddoelstellingen - en de instrumenten daartoe - telkens opnieuw bij het grote publiek onder de aandacht te brengen. Als belangrijke marktactoren uit de renovatiesector en de verwarmingsindustrie hun medewerking verlenen, zullen de doelstellingen gemakkelijker kunnen worden gerealiseerd. Status : operationeel 3.1.2. Lancering van online investeringcalculatoren op www.energiesparen.be waarmee de terugverdientijden van onder andere het plaatsen van dakisolatie, de vervanging van enkel glas en de vervanging van een oude verwarmingsketel kunnen worden berekend. Op 22 februari 2007 werden op www.energiesparen.be de energiewinst-calculatoren gelanceerd voor het berekenen van de terugverdientijd van het plaatsen van : - isolatie bij een ongeïsoleerd hellend dak; - hoogrendementsglas ter vervanging van enkel of dubbel glas; - een condensatieketel ter vervanging van een verwarmingsketel ouder dan 20 jaar. Van alle rubrieken op de website www.energiesparen.be, staat de energiewinstcalculator voor het plaatsen van dakisolatie op de derde plaats wat betreft bezoekersaantal, gevolgd door de energiewinstcalculator van de condensatieketel. Bezoekersaantallen energiesparen.be voor 2007 (tussen haakjes 2006) : - januari - februari - maart - april - mei - juni - juli - augustus - september - oktober - november - december
55.209 (43.658) 55.952 (36.735) 59.011 (40.953) 41.220 (32.630) 50.869 (33.430) 43.615 (29.938) 32.684 (20.990) 42.014 (23.366) 45.507 (32.015) 72.471 (50.226) 71.092 (49.472) 62.289 (44.015)
Totaal 2007 : 631.932 (437.428 in 2006) Status : operationeel.
20
3.1.3. Een premie voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen door een geregistreerd aannemer bij een niet-belastingbetaler. De federale overheid voorziet een fiscale aftrekmogelijkheid van 40 % voor energiebesparende investeringen, waaronder dakisolatie, de plaatsing van isolerende beglazing en de vervanging van oude verwarmingsketels door condensatieketels. Niet-belastingbetalers kunnen uiteraard geen fiscale aftrek toepassen. Een oplossing voor deze categorie van mensen in de vorm van een premie, is dus gewenst. Een besluit van de Vlaamse Regering en een ministerieel uitvoeringsbesluit werden voorbereid. Teneinde de administratieve lasten, zowel voor de aanvrager als voor de overheid, te beperken, zal de toekenningsprocedure van de premies bij voorkeur via de netbeheerders verlopen. De netbeheerders voorzien immers zelf al premies voor deze energiebesparende investeringen, ongeacht het belastingsregime van de begunstigde. Het ontwerp gaat uit van forfaitaire maximale premiebedragen, net als dat het geval is voor de premies die door de netbeheerder worden toegekend, i.p.v. een gebruikelijk percentage van de factuurkosten. Het ontwerp voorziet wel dat de minister de premies kan differentiëren naargelang hun energiebesparend effect. Op deze manier worden de premies niet kostengestuurd, maar eerder kosteneffectief. Het alternatief voor deze aanpak is de invoering van een belastingskrediet of ‘korting op de factuur’ (zie hoofdstuk 4.1). De haalbaarheid van de invoering van een belastingkrediet of korting op de factuur voor de uitvoering van energiebesparende investeringen dient nog te worden onderzocht. Hiervoor is overleg met de federale regering nodig. Status : De Vlaamse Regering heeft op 7 december 2007 een ontwerp van besluit voor het toekennen van premies aan niet-belastingbetalers voor een eerste maal principieel goedgekeurd. Het ontwerp ligt voor advies voor bij de SERV en de Mina-raad. Het haalbaarheidsonderzoek voor de invoering van een belastingkrediet moet nog worden uitgevoerd. 3.1.4. Een projectsubsidieregeling voor verenigingen die het uitvoeren van energiebesparende maatregelen door hun leden stimuleren. Vanuit de overheid werden reeds heel wat initiatieven genomen om de gezinnen te stimuleren energiebesparende investeringen uit te voeren. Uit onderzoek blijkt dat de informatie over deze initiatieven de Vlaming in onvoldoende mate reeds heeft bereikt. Heel wat Vlamingen zijn nog niet op de hoogte van het maatschappelijk belang van een zuiniger energiegebruik, het bestaan van de premies voor energiebesparende investeringen en de beschikbaar gestelde technische informatie. Intermediaire organisaties zoals verenigingen kunnen de link leggen tussen de beschikbare informatie en de concrete toepassing bij de gewone mensen. De inschakeling van de verenigingen als intermediair geeft aan de informatie een soort waarborg dat deze betrouwbaar en bruikbaar is en zonder winstoogmerk wordt verstrekt. In marketing termen spreekt men van community-sales, waarbij de reputatie van de vereniging dient om de burger te overhalen om gedrag te wijzigen en te investeren. Aan het basisidee wordt al deels invulling gegeven via de energieconsulentenprojecten van de Gezinsbond en het ACW. Met deze projecten tracht de Vlaamse overheid ook de leden van deze organisaties extra te stimuleren om de stap te zetten naar het uitvoeren van energiebesparende investeringen. Het projectidee heeft als doelstelling deze basisidee veralgemeend te verspreiden naar alle verenigingen die in Vlaanderen actief zijn. 21
Volgens het VEA zijn de huidige financiële ondersteuningsmaatregelen voor de investeerder momenteel al zeer aantrekkelijk. Toch blijkt dat heel wat gezinnen nog aarzelen om de stap naar investeren te zetten. Heel wat Vlamingen zijn actief in het verenigingsleven. Zij zetten zich voor hun vereniging in (deelnemen aan bestuursvergaderingen, meewerken aan activiteiten, helpen op eetfestijnen, …). De stimulans dat hun vereniging baat zal hebben bij een investering die hij uitvoert, kan de extra impuls zijn om er echt werk van te maken. Energiebesparende investeringen zijn dikwijls ook onzichtbaar. Investeerder zal het gevoel krijgen dat investering nu toch al minstens voor de leden van zijn vereniging zichtbaar wordt. Status : Concept is uitgewerkt. Praktische uitvoerbaarheid wordt onderzocht. 3.1.5. Een grootschalige communicatiecampagne ter ondersteuning van de uitvoering van voldoende dakisolatie. Er zal in april-mei 2008 een grootschalige communicatiecampagne over het Energierenovatieprogramma 2020 worden gevoerd. Het thema van deze campagne is ‘Met energiebesparing wint u altijd’. De campagne bestaat uit: - de verspreiding van huis-aan-huisbrochure i.v.m. het Energierenovatieprogramma 2020, met focus op het plaatsen van voldoende dakisolatie; - een multimediacampagne met tv-spot, radiospot en printadvertentie voor de aankondiging van deze brochure; - PR aandacht aangaande het Energierenovatieprogramma 2020. Danni Heylen (Uit het TV-programma ‘FC De Kampioenen’) wordt in de externe communicatiecampagnes de meter van het Energierenovatieprogramma 2020. In alle communicatiemiddelen staat Danni Heylen (stem, beeld, interviews, …) zoveel mogelijk centraal. Naast deze grootschalige mediacampagne zijn er al enkele andere kleinschaligere communicatie-initiatieven uitgevoerd of in voorbereiding, m.n.: - - -
de uitwerking van 2 TV-reportages over het thema dakisolatie (doe-het-zelf en professionele aannemer) inzake het Energierenovatieprogramma 2020 i.s.m. de regionale televisie (in een productie van WTV) (uitzending in februari 2008); “Energie besparen met Roger”, 3 internetfilmpjes omtrent het plaatsen van dakisolatie (online sinds oktober 2007); Vernieuwen van de investeringscalculator voor dakisolatie op energiesparen.be (januari–februari 2008).
Status: Het bestek voor de communicatieopdracht is gelanceerd. De toewijzing van de opdracht zal begin 2008 gebeuren. De uitvoering van de grootschalige communicatiecampagne is voorzien voor april-mei 2008 met herhaling in oktober 2008. 3.1.6. Lancering van een ‘Charter ter ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020’ waarin maatschappelijke organisaties onderschrijven dat zij de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 vervroegd zullen implementeren voor hun gebouwen en/of hun leden zullen stimuleren om hun woningen in overeenstemming te brengen met deze doelstellingen. Het projectidee in verband met het Charter werd initieel als volgt geconcipieerd: 1. Als ondertekenende partijen worden verschillende categorieën voorzien: 22
- - - - -
organisaties die zich engageren om hun eigen gebouwen in overeenstemming te brengen met de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (bv. vakbonden, ziekenfondsen, financiële instellingen, …); organisaties die hun leden actief zullen stimuleren via informatieverstrekking (bv. Gezins- bond, …); organisaties die hun leden actief zullen stimuleren via het benadrukken van hun voorbeeld functie (bv. BBL, ..); organisaties die hun leden actief stimuleren via het laten ondertekenen van een engage mentsverklaring (bv. UNIZO, …); bedrijven die hun werknemers actief stimuleren via een financiële ondersteuning (bv. win- kelketens, verzekeringsmaatschappijen, …).
2. De ondertekenaars zullen op een website worden gepubliceerd. Op regelmatige tijdstippen (maandelijks) zal de overheid mediaruimte aankopen om de ondertekenaars op een positieve manier onder de publieke aandacht te brengen.” 3.1.6.1. De Klimaatcoalitie Het projectidee zoals hierboven beschreven, zal deels moeten worden herdacht omwille van mogelijke overlapping met een gelijkaardig initiatief dat begin 2007 werd opgestart, m.n. de Klimaatcoalitie. Deze Klimaatcoalitie groepeert een 60-tal middenveldorganisaties die zich ertoe engageren om hun energieverbruik te verminderen. Het was oorspronkelijk de bedoeling om in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 maatschappelijke organisaties uit te nodigen zich in te schrijven in een Charter om dit programma mee te ondersteunen en te promoten bij hun leden. Het lijkt op dit ogenblik nog weinig zinvol om deze organisaties vanuit de Vlaamse overheid ook nog eens te contacteren om een afzonderlijk Charter ter ondersteuning van energierenovatiewerken te ondertekenen. Er wordt door de Vlaamse overheid wel een financiële ondersteuning overwogen aan de leden/ trekkers van de Klimaatcoalitie. Deze financiële ondersteuning wordt gekoppeld aan het ondersteunen van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020. Status : De subsidiebesluiten ten gunste van de Gezinsbond en ACW voor het opstarten van een energieadviesproject via een energieconsulent werden ondertekend. 3.1.6.2.
Het project ”KMO’s voor Kyoto”
In samenwerking met UNIZO werd recent het project “KMO’s voor Kyoto” opgestart. UNIZO zet zich in om tijdens dit project zoveel mogelijk KMO’s te overtuigen om een klimaatcharter ondertekenen. In dit charter engageert de KMO-ondernemer zich om op een sociaal-economisch verantwoorde manier energiebesparing en milieuzorg te integreren in het globale ondernemingsbeleid. Een KMO-ondernemer die het charter ondertekent, engageert zich concreet tot: 1° het streven naar een vermindering van het energiegebruik door de onderneming met minstens 7,5% tegen eind 2012; 2° het streven naar een vermindering van de gemiddelde CO2-uitstoot van het eigen wagenpark met minstens 15% tegen eind 2012; 3° het inventariseren van het energiegebruik, de energiekosten, de transportkosten en het afvalbeheer; 23
4°het systematisch controleren van de tanks, leidingen en stookinstallatie en het regelmatig onderhoud ervan; 5°het hanteren van de milieu- en energievriendelijkheid als een criterium bij de beoorde ling van elke investering; 6°het gebruiken van een door UNIZO ontwikkelde code voor milieu- en energiebewust aankoop- en verkoopbeleid en milieu- en energiebewuste organisatie en werking van de onderneming; 7°het jaarlijks overmaken van de geboekte resultaten aan UNIZO. UNIZO zal specifieke promotiefolders en een websiteplatform ”MO voor Kyoto” ontwerpen. UNIZO zal tevens een Kyoto-map met geplastificeerde checklists ontwikkelen met energiebesparende en emissiereducerende maatregelen die eenvoudig te implementeren zijn in KMO’s. Uit de lijst van ondernemingen die het klimaatcharter ondertekenen, zal UNIZO enkele “KMO voor Kyoto”-genomineerden selecteren die voorloper zijn op het vlak van zorg voor het leefmilieu en energiebesparing. Eén van de genomineerden wordt door een onafhankelijke expertenjury verkozen tot dé Vlaamse “KMO voor Kyoto”-ambassadeur. De eerste uitreiking van deze prijs zal plaatsvinden op 12 februari 2008. UNIZO zal in 2007 voor haar eigen kantoorgebouwen een energie-audit laten uitvoeren. Het gaat over zo’n 17 eigen UNIZO-gebouwen in gans Vlaanderen, goed voor zo’n 10.000 m². De organisatie zal haar medewerkers voorts systematisch informeren en sensibiliseren over de voortgang van de geplande projecten en van de besparingen en roept de KMO’s op hetzelfde te doen. Status : Het projectsubsidiebesluit is goedgekeurd. Medio april namen 3000 zelfstandige ondernemers deel aan de lanceringsactie van het project. 700 Oost-Vlaamse zelfstandige ondernemers en KMO-bedrijfsleiders ondertekenden het charter. Gelijkaardige initiatieven zullen de komende maanden ook in de andere provincies worden georganiseerd. 3.1.6.3.
Engagementsverklaring voor grote ondernemingen
Naar analogie van het UNIZO-initiatief voor zelfstandige ondernemers, wordt gezocht naar een initiatiefnemer om een gelijkaardig initiatief voor grote ondernemingen op te starten. Het moet mogelijk zijn een aantal grotere bedrijven (verzekeringsmaatschappijen, Colruyt, ….) te bewegen om ook een “Kyoto-ambassadeur” te worden. Status : Er wordt met VOKA hierover overlegd. 3.1.6.4.
Gemeenten als energieambassadeurs
Om de gemeenten en steden te stimuleren om mee te werken aan de implementatie van de beleidsmaatregelen die op het Vlaamse niveau werden uitgetekend, werden tijdens de Maand van de Energiebesparing in oktober 2007 een aantal gemeenten bekroond met de titel “Energieambassadeur 2007”. Deze titel werd toegekend aan de gemeenten die op de meest performante en voluntaristische manier mee hun schouders hebben gezet onder een aantal recente beleidsmaatregelen die gericht zijn op het terugdringen van het energieverbruik en het bevorderen van kleinschalige, milieuvriendelijke energieproductie. De selectie gebeurde op basis van verschillende criteria, met name de mate waarin de gemeente het Energierenovatieprogramma 2020 met een eigen subsidiebeleid ondersteunt, de mate waarin de gemeente zich inzet voor de cluster Energie van de samenwerkingsovereenkomst, de mate waarin de gemeente haar administratieve verplichtingen nakomt met betrekking tot de EPB-regelgeving en 24
tenslotte de mate waarin de gemeente erin slaagt om haar inwoners te overtuigen om energiebesparende ingrepen uit te voeren. Status : de rangschikking werd op 15 oktober 2007 bekendgemaakt. Vijftien Vlaamse gemeenten mogen zich “Energieambassadeur” noemen. 3.1.7. Financiële ondersteuningsmaatregel voor ambtenaren die energiebesparende investeringen uitvoeren. Indien zij organisaties en bedrijven wil overtuigen om actief mee te werken aan de realisatie van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020, zal de Vlaamse overheid zelf het goede voorbeeld moeten geven. In eerste instantie zal de Vlaamse overheid via haar personeelsblad “13” de Vlaamse ambtenaren oproepen om hun woningen in overeenstemming te brengen met de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (Centrale boodschap : als Vlaamse overheid verwachten wij van onze personeelsleden dat zij een voorbeeldfunctie inzake energiebewust handelen vervullen. Dit houdt ook in dat van een Vlaamse ambtenaar mag worden verwacht dat zijn woning aan een aantal minimale voorwaarden inzake energieprestaties voldoet : o.a. dakisolatie, geen enkel glas en een performante verwarmingsketel). Daarnaast kan zij een fonds creëren van waaruit, als voorfinanciering van de fiscale aftrek via de personenbelasting, vast te leggen categorieën van Vlaamse ambtenaren een renteloze lening kunnen verkrijgen (bv. niveaus C en D voor 2 jaar een renteloze lening van 1500 euro voor uitvoering met een geregistreerd aannemer en van 500 euro voor doe-het-zelf-dakisolatie). Ter voorbereiding van het sectoraal akkoord 2008-2009 werd volgend voorstel uitgewerkt : ‘Het oprichten van een fonds waarbij personeelsleden van de Vlaamse overheid renteloze leningen kunnen afsluiten voor het financieren van energie- of milieuinvesteringen. De hoogte van deze leningen kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van het gezin en van de gezinssamenstelling. De Vlaamse overheid kan door het opnemen van dergelijk voordeel in haar sectoraal akkoord een voortrekkersrol vervullen voor de sectorale akkoorden die door andere overheden of in de private sector worden gesloten.’ Status : Het Managementcomité van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) heeft op 30 maart 2007 haar akkoord betuigd met dit voorstel voor het sectoraal akkoord 2008-2009. Het departement LNE heeft het vervolgens voor verder overleg bezorgd aan het departement Bestuurzaken. 3.1.8. De informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebespa¬rende investeringen laagdrempelig beschikbaar stellen (niet enkel opvraagbaar via internet, maar ze bijvoorbeeld ook telefonisch opvraagbaar maken). De website www.energiesparen.be is uitgegroeid tot het voornaamste communicatie-instrument van het Vlaams Energieagentschap. Recente studies wijzen uit dat het profiel van de internetgebruikers in Vlaanderen snel evolueert van een jong publiek naar dat van een gemiddelde Belg. Zo is nog slechts 44% van de surfers in Vlaanderen jonger dan 35 en slechts 12% is universitair geschoold. Hoewel het al lang niet meer zo is dat internet het speelterrein is voor jongere en hoger opgeleide mensen, toch heeft nog steeds 43% van de Belgen geen toegang tot het internet. 25
Er zijn initiatieven nodig om de informatie over o.a. de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen ook bij niet-internetgebruikers te brengen. Deze informatie zou ook op een praktische laagdrempelige manier telefonisch opvraagbaar moeten worden. Status : In voorbereiding. 3.1.9. Een internettool ter beschikking stellen waarmee de burger op een eenvoudige manier de coördinaten van geregistreerde aannemers kan opzoeken om een offerte te vragen voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen. Burgers die geïnteresseerd zijn om energiebesparende investeringen uit te voeren, hebben niet steeds de tijd of de motivatie om op zoek te gaan naar een geregistreerde aannemer die deze werken zou kunnen uitvoeren. Er is een tool nodig waarmee op een eenvoudige manier een overzicht kan worden bekomen van de geregistreerde aannemers uit de regio die om een offerte kunnen worden gevraagd voor het plaatsen van : - dakisolatie; - hoogrendementsglas ter vervanging van enkel of dubbel glas; - een condensatieketel ter vervanging van een verwarmingsketel ouder dan 20 jaar. De Vlaamse Confederatie Bouw heeft begin 2007 de website www.ikzoekeenvakman.be vernieuwd waarop de coördinaten van geregistreerde aannemers kunnen worden opgezocht die actief zijn in het domein van duurzaam bouwen. Deze website kan ter ondersteuning van de realisatie van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 verder worden uitgebouwd met een rubriek over energiezuinige renovaties. De geregistreerde aannemers zullen kunnen opgeven of zij al dan niet over kennis en vaardigheden inzake energiezuinige renovaties beschikken. De website kan ook worden uitgebreid met extra praktische informatie over energiezuinige ingrepen, technische tips, een toelichting bij de terugverdieneffecten, de beschikbare premies en andere tegemoetkomingen. Status : Het project maakt deel uit van de opdracht die aan de energieconsulenten van de Vlaamse Confederatie Bouw en de Bouwunie wordt toevertrouwd (zie 3.1.10). 3.1.10. Energieadvies door energieconsulenten in de bouwsector. Als onderdeel van hun engagementen in het kader van de convenant die zij op 2 februari 2007 onderschreven (zie 3.1.1.), wordt door energieconsulenten van de Vlaamse Confederatie Bouw en de Bouwunie energieadvies verleend aan de bouw- en installatieondernemingen en hun klanten. De energieconsulenten bouwen elk in hun eigen organisatie een kenniscentrum uit, centraliseren en verdelen relevante informatie, geven voordrachten en verschaffen eerstelijnshulp aan bouwondernemingen en installatiebedrijven. Zij zullen ook eigen informatie publiceren in brochures, (vak)tijdschriften en websites, niet alleen ten behoeve van de aannemers en installateurs, maar ook voor de klanten van deze aannemers en installateurs. Telkens zal worden verwezen naar de bestaande mogelijkheden inzake financiering, overheidshulp en ondersteuning, technische eisen en praktische tips. De Vlaamse Confederatie Bouw zal haar website www.ikzoekeenvakman.be inzetten, terwijl de Bouwunie hiervoor gebruik zal maken van haar 26
website www.bouwunie-duurzaambouwen.be. Beide websites zullen ook zoveel mogelijk verwijzen naar de website www.energiesparen.be van de Vlaamse overheid. Op deze wijze wordt een uniforme communicatie verzekerd. Naast deze verwijsfunctie en algemene adviesverlening reikt de energieconsulent concrete informatie aan over de verschillende manieren waarop volgens de regels van goed vakmanschap kan worden geïsoleerd. Hij licht de verschillende isolatiematerialen toe, geeft aan hoeveel met een goede uitvoering van de investering kan worden bespaard, berekent op welke termijn de investering kan worden terugverdiend en vermeldt daarbij telkens de financiële tegemoetkomingen die een huisgezin kan genieten. Status: Een projectsubsidie werd toegekend voor het opstarten van energieadviesprojecten via de energieconsulenten van respectievelijk de Vlaamse Confederatie Bouw en de Bouwunie. De energieconsulenten zijn reeds actief. 3.1.11. Het verspreiden van informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen aan kopers van een woning, via o.a. de immobiliënsector en de notarissen. Bij de uitvoering van energiebesparende investeringen zoals het plaatsen van dakisolatie, de vervanging van enkele beglazing door hoogrendementsbeglazing of een oude verwarmingsketel, wordt het ongemak geminimaliseerd door de investeringen uit te voeren tijdens natuurlijke investeringsmomenten. De overgrote meerderheid van de burgers die een woning kopen, voeren een aantal investeringen uit vooraleer ze de woning in gebruik nemen. Op dit “natuurlijk” investeringsmoment zou de koper ook moeten worden overtuigd om een aantal kostenefficiënte energiebesparende investeringen uit te voeren. De immobiliënsector en de notarissen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door de koper op de hoogte te brengen van de voordelen die aan de uitvoering van deze investeringen verbonden zijn (voor de eigen portemonnee en voor het leefmilieu). Met de immobiliënsector en de notarissen kunnen afspraken worden gemaakt over de informatie die zij terzake kunnen of wensen ter beschikking te stellen van hun klanten. Status : Besprekingen met de Orde van notarissen werden eind mei opgestart. De besprekingen met de immobiliënsector werden eind januari 2008 opgestart. Een eerste ontwerp van brochure is uitgewerkt. De verspreiding ervan is voorzien in het voorjaar van 2008. 3.1.12. Opstarten van een rollend investeringsfonds voor energiebesparende investeringen in de sociale woningbouw. Van een belangrijk deel van de ongeveer 135.000 sociale huurwoningen kunnen de energieprestaties aanzienlijk worden verbeterd. De sociale huurder zelf zou via een recurrent verlaagde energiekost rechtstreeks baat vinden bij energiebesparende investeringen, terwijl de huisvestingsmaatschappij haar patrimonium kan opwaarderen. Het project-idee bestaat erin om de VMSW een startkapitaal ter beschikking te stellen om een Rollend Fonds voor energierenovatie in de sociale woningbouw operationeel te maken. De huisvestingsmaatschappijen kunnen uit dit Fonds putten om hun energierenovatie-investeringen te financieren. De huurder dient er zich toe te verbinden om aanvullend aan zijn huurprijs een vast bedrag te betalen voor de uitgevoerde energierenovatie als geleverde energiedienst. Deze energiedienstenvergoeding 27
wordt niet beperkt in de tijd. Op die manier kan de VMSW een Fonds opbouwen dat stelselmatig over meer middelen zal beschikken om energierenovaties uit te voeren. De kostprijs van een gemiddelde energierenovatie van een sociale woning, indien uitgevoerd in opdracht van een sociale woningmaatschappij, bedraagt 7.500 euro: dakisolatie (1000 euro), vervanging van ramen met enkel glas (3500) en vervanging van een oude verwarmingsketel (3000 euro). Uitgaande van een startkapitaal van 7,5 miljoen euro kunnen dus van 1000 energieverslindende sociale huurwoningen de energieprestaties worden verbeterd. Het betreft dus 1000 sociale huurwoningen waarin de 3 investeringen (dakisolatie, vervanging van ramen met enkel glas en oude verwarmingsketel) worden uitgevoerd. Een dergelijke energierenovatie leidt tot een gemiddelde daling van de energiekost voor de huurder op jaarbasis van 600 euro. Als bijdrage van de huurder op jaarbasis wordt uitgegaan van een bedrag van 300 euro (50% van de daling van de energiekost). Op te merken valt wel dat het gemiddeld verbruik en de gemiddelde besparing (beide afhankelijk van woongewoonte en uiteindelijk gekozen optie(s) bij de renovatie) wel aanzienlijk kan verschillen van de werkelijke energiekost/energiewinst voor de individuele huurder/gebruiker/investeerder. Voor de beoordeling van beleidsmaatregelen en/of om de globale kost te schatten, kan men van gemiddelden uitgaan, maar wanneer concrete maatregelen moeten worden genomen, kan men deze gemiddelden niet langer als criterium gebruiken bij de schatting van de werkelijke kost of winst. Een meer gedifferentieerde tussenkomst naargelang het geval kan zich dus opdringen. De jaarlijkse ontvangst van het Fonds bedraagt voor 1000 gerenoveerde woningen 300.000 euro. Hiermee kunnen bijkomend van 40 woningen de energieprestaties worden verbeterd. Het volgende jaar stijgt de bijdrage van de huurders tot 312.000 euro. Door hiermee opnieuw in bijkomende bestaande woningen energiebesparende investeringen uit te voeren, kan het Rollend Fonds verder worden opgebouwd. De VMSW verwerft op die manier op termijn substantiële middelen om de energieprestaties van bestaande sociale huurwoningen in Vlaanderen te verbeteren. Een alternatief voor dit rollend investeringsfonds is een regelgeving waarbij het de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt toegestaan om de netto-investeringskost van investeringen in betere energieprestaties voor een sociale woning, door te rekenen in de huur. Status : De Vlaamse Regering keurde een besluit goed waardoor voor de bepaling van de huurprijs van nieuwe sociale woningen een energiecorrectie kan worden toegepast, die de helft bedraagt van het voor- of nadeel dat de huurder ondervindt op zijn energiefactuur. De project-idee van het rollend investeringsfonds wordt on hold geplaatst in afwachting van de evaluatie of het nieuwe besluit een voldoende alternatief is. 3.1.13. Gezamenlijke uitvoering van energiebesparende investeringen in sociale woonwijken. Teneinde voor huurders van sociale woningen het ongemak dat gepaard gaat met het uitvoeren van energiebesparende investeringen te beperken, zal worden onderzocht of de sociale huisvestingsmaatschappij een coördinerende rol kan opnemen, waardoor de sociale huurder zelf maar een beperkte inspanning moet leveren om de energieprestaties van zijn woning te verbeteren.
28
De sociale huisvestingsmaatschappij zou voor de plaatsing van dakisolatie in een woonwijk een geregistreerde aannemer kunnen selecteren. Aan de sociale huurders zou het aanbod kunnen worden gedaan om in dit kadercontract te stappen. De investering zou kunnen worden uitgevoerd met een reductie van bijv. 50%.
Voor de 50% die ze zelf nog moeten dragen, kunnen zij dan nog beroep doen op de fiscale aftrek. De lage investeringskost kan worden aangeboden door: - het schaalvoordeel, waardoor de sociale huisvestingmaatschappij tegen een lagere kostprijs de investering kan laten uitvoeren dan een individu; - een afspraak met de netbeheerders om de huurders afstand te laten doen van hun premie ten voordele van de huisvestingsmaatschappij; - een tussenkomst van de Vlaamse overheid in het kader van een proefproject. Voor de sociale huurder heeft deze aanpak als voordelen: - een aanzienlijke korting op de investeringskost waardoor investering op minder dan 1 jaar is terugverdiend; - men moet zelf niet op zoek gaan naar een geregistreerd aannemer.
Voor de sociale huisvestingsmaatschappij zijn er de volgende voordelen: - opwaardering van het patrimonium; - kwaliteitsvolle uitvoering is onder controle door centrale uitbesteding; - huurders besparen structureel op hun verwarmingsfactuur, waardoor de kans op wanbeta- ling van de huur in zekere mate zal verminderen. De Vlaamse overheid kan een oproep doen naar projectvoorstellen en de sociale huisvestingsmaatschappijen in een proefperiode financieel ondersteunen voor de overhead- en/of investeringskosten. Status : Er is op 8 en 31 mei 2007 overleg geweest met de VMSW om de haalbaarheid van dit projectidee te bespreken. De besprekingen worden verder opgevolgd. 3.1.14. Een financiële aanmoediging voor syndici van appartementsgebouwen. Syndici zouden ook kunnen worden aangemoedigd om in één moeite energieprestatiecertificaten te laten opstellen voor alle appartementen onder hun beheer, ongeacht of deze zullen worden verhuurd, verkocht of gewoon op het tijdstip van de overhandiging van het certificaat door de huidige bewoner bewoond blijven. Verder zouden syndici kunnen worden gestimuleerd, al dan niet via financiële tegemoetkomingen en/ of opleiding, om voor de bewoners/eigenaars van appartementsgebouwen gezamenlijke oplossingen uit te werken voor energiebesparende maatregelen zoals dakisolatie, de vervanging van ramen of het vervangen van de gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie. Een mogelijke suggestie is het opbouwen van een investeringsreserve, gespijsd met een modale verhoging van de maandelijkse gemeenschappelijke lasten, die dus meer zouden dekken dan de strikte kosten voor het gemeenschappelijk gebruik. Dit kan al dan niet worden uitgebreid met de juridische mogelijkheid voor de syndicus om de reserve ook te gebruiken voor investeringen waarover geen unanimiteit bestaat tussen de bewoners/eigenaars. Status : Een plan van aanpak werd opgemaakt en eind januari 2008 een eerste maal met de beroepsvereniging CIB Vlaanderen besproken. 3.1.15. Rollend Fonds voor verenigingen die een energierenovatie willen uitvoeren De financiële ondersteuningsmaatregelen voor de energierenovatie van gebouwen van verenigingen (vnl. vzw’s) zijn momenteel beperkt. Zij komen niet in aanmerking voor een fiscaal voordeel. Zij kunnen enkel genieten van de premies van hun netbeheerder. 29
Aangezien deze vzw’s dikwijls een verouderd gebouwenpark in eigendom hebben, heeft deze doelgroep nog een belangrijk energiebesparingspotentieel. Voorgesteld wordt om aan deze verenigingen tegen een vooraf vastgelegd (laag) tarief een energierenovatielening te verstrekken voor een maximaal bedrag van bijv. 10.000 euro. Als tegenprestatie kan aan de vereniging ook worden opgelegd, naar haar leden toe actief te communiceren over rationeel energiegebruik. Het lijkt ook aangewezen dat de Vlaamse overheid voorafgaandelijk een energieaudit laat uitvoeren zodat men zeker is dat de meest kostenefficiënte energiebesparende investeringen worden uitgevoerd en gefinancierd. Met een budget van 10 miljoen euro kan de energierenovatie van 1000 gebouwen van verenigingen worden aangepakt. De aflossingen kunnen worden geherinvesteerd. Status : Nog volledig verder uit te werken. 3.2. Op de middellange termijn (2009-2012) 3.2.1. De verplichte vermelding op het energieprestatiecertificaat van het ontbreken van dakisolatie, de aanwezigheid van enkel glas, de aanwezigheid van een verouderde verwarmingsketel, … Status : Op 11 januari 2008 keurde de Vlaamse Regering het besluit goed tot invoering van het Energieprestatiecertificaat. Voor eind maart 2008 zal het ministerieel besluit worden goedgekeurd dat de vorm en inhoud van het energieprestatiecertificaat vastlegt. 3.2.2. Uitwerken van slimme financieringsformules voor de uitvoering van energiebesparende investeringen in het kader van energierenovatiewerken. (2009) De haalbaarheid wordt nagegaan van een gelijkaardig project als het ISOLTO-project in Nord-Pas de Calais, waarbij een tweetal banken, in samenwerking met de regionale overheid, leningen toestaan met verminderde rentevoet voor energierenovatieprojecten in de woningsector. Informatie over de concrete uitvoeringsmodaliteiten en resultaten van dit ISOLTO-project werden op 7 maart 2007 opgevraagd bij de Regio Nord-Pas de Calais. Uit een telefonisch contact is gebleken dat de interesse voor het project beperkt was en er nog geen formeel evaluatiedocument beschikbaar was. In Duitsland bestaat een CO2-Gebäudesanierungsprogramma (in de Belgische Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voorgesteld als “alliantie voor werkgelegenheid en milieu”), waarbij via de normale huisbank bij een bankconsortium (KfW-Förderbank) goedkope leningen kunnen worden aangegaan, en recent zelfs een “Zuschuss” zou kunnen worden bekomen voor energiesanering van bestaande woongebouwen. Zowel voor de “Zuschuss-variante” als voor de “Kreditvariante” wordt een onderscheid gemaakt tussen een sanering die tot 30% betere prestaties dan de eisen voor nieuwbouw aanleiding geven, dan wel gewoon voldoen aan de nieuwbouweisen. Voor de Zuschuss-variante is 12,5 % “Tilgungszuschuss” voorzien ingeval van 30% betere prestaties dan de nieuwbouweisen en 5% Tilgungszuschuss voor prestaties die overeenstemmen met de eisen voor nieuwbouw. Wat de rol of inbreng van de overheid in dit alles is, is onduidelijk. 30
Door het VEA werd met de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) contact genomen om de haalbaarheid van een gelijkaardig initiatief als het ISOLTO-project in Vlaanderen te bespreken. Een meerderheid binnen het Directiecomité van de BVK heeft het in de gegeven omstandigheden evenwel niet opportuun geacht hierover besprekingen op sectorniveau aan te vatten. Er werd aansluitend met de vier grootste kredietinstellingen (Fortis, KBC, Dexia en ING) een overleg opgestart, waarop o.a. ook de financieringsproblematiek van energiebesparende investeringen is besproken. Volgens deze kredietinstellingen stelt zich niet echt een financieringsprobleem. Verschillende banken bieden al aan aantrekkelijke voorwaarden een energierenovatiekrediet aan. Deze kredietvorm is vrij succesvol. Volgens de kredietinstellingen worden beslissingen inzake het uitvoeren van energiebesparende investeringen niet uitgesteld omwille van de financieringsproblematiek maar eerder omwille van het ongemak dat met de uitvoering van deze investering gepaard gaat. De gesprekspartners verwachten meer impact van een gecoördineerde marketingactie rond de energierenovatiekredieten, dan van een specifiek nieuw product dat met steun van de overheid op de markt wordt gebracht. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is wel op deze weg verder doorgegaan. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een aanbesteding geplaatst om een renteloze lening toe te kennen voor energiebesparende investeringen. De onderhandelingen met diverse banken zijn lopende. De verwachting is dat het project zal worden gelanceerd tegen Batibouw 2008. Belangrijk ook is te vermelden dat het FRGE (federaal Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost) via lokale entiteiten aan iedereen zal kunnen uitlenen tegen een interest van ongeveer 2% en dit zonder de tussenkomst van de “private” kredietinstellingen. Gelet op voorgaande reacties werd onderzoek opgestart van een alternatieve aanpak. Zoals de mogelijkheid al bestaat om een auto, TV of andere consumptiegoederen op krediet te kopen, wil de Vlaamse overheid die flexibele kredietformule laten uittesten voor milieuvriendelijke investeringen. Het Energierenovatiekrediet richt zich tot energiebesparende werken die zichzelf terugverdienen: dakisolatie, hoogrendementsbeglazing en een condensatieketel. Zo’n investering loont immers al vanaf de eerste dag na de uitvoering ervan. Het concept Energierenovatiekrediet heeft volgende principes: - - - - -
In de periode tussen de offerte van de aannemer of installateur en de aanvang van de werken, wordt op een eenvoudige manier een kredietvoorstel geregeld. De consument hoeft zich niet te verplaatsen. De afhandeling van de aanvraag en de beslissing kan per brief of fax gebeuren. Het kredietcontract wordt bij het opleveren van de werken ondertekend. Pas op dat moment beslist de klant formeel al dan niet voor deze financieringformule te kiezen. Enkele dagen na de facturatie aan de klant betaalt de kredietgever de openstaande factuur rechtstreeks aan de aannemer. De klant betaalt het krediet daarna in maandelijkse schijven af. Het aflossingsbedrag en de afbetalingstermijn hangen af van het bedrag van de factuur. Met het geld dat hij uitspaart ingevolge de lagere energiefactuur en de ontvangen premies en het fiscaal voordeel, kan de klant makkelijker de lening terugbetalen.
Het concept van het Energierenovatiekrediet speelt in op de wens van aanbieder en consument om snel een beslissing te nemen, zonder evenwel de inherente nadelen van het klassieke consumentenkrediet, dat eveneens op deze wens inspeelt. 31
Een energiebesparende investering loont immers en dat zelfs vanaf de eerste dag na de uitvoering ervan. Met de hoge energieprijzen is investeren in energierenovatie financieel bijzonder aantrekkelijk geworden. Een energiewinstcalculator op www.energiesparen.be laat de aannemer en de klant toe om voor elke investering in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 de besparingen te berekenen. Aannemers en installateurs die vertrouwd zijn met het concept Energierenovatiekrediet worden op websites van het Vlaams Energieagentschap (www.energiesparen.be), de Vlaamse Confederatie Bouw (www.ikzoekeenvakman.be) en de Bouwunie (www.bouwunie-duurzaambouwen.be) gepubliceerd. De Bouwunie en de Vlaamse Confederatie Bouw zochten onder hun leden een aantal aannemers die bereid waren om deel te nemen aan een proefproject, volgens bovenstaande principes van het Energierenovatiekrediet. Er bleek onmiddellijk heel wat interesse bij de aannemers. Op een korte tijd hebben zich al een twintigtal aannemers gemeld. Ook een grote kredietverstrekker die ruime ervaring heeft inzake het verstrekken van consumentenkredieten is sterk geïnteresseerd in het proefproject voor het ontwikkelde concept en zal het Energierenovatiekrediet aanbieden. Andere kredietverstrekkers, die een gelijkaardig product willen aanbieden, kunnen eveneens in het project stappen. De deelnemende aannemers zijn vrij te kiezen met welke kredietverstrekker zij een samenwerking aangaan. De aannemers moeten zich bij de Federale Overheidsdienst Economie zich wel laten registreren als kredietbemiddelaar. Status : De Vlaamse Confederatie Bouw en de Bouwunie organiseerden midden en eind oktober 2007 informatieavonden om dit projectidee toe te lichten aan de aannemers. Enkele tientallen aannemers hebben hierop positief gereageerd en zich ondertussen ook al laten registreren als kredietbemiddelaar. Hierdoor kan dit project naar de kortetermijnplanning worden overgeheveld. In februari 2008 start een proefproject dat in september 2008 zal worden geëvalueerd... 3.2.3. Een fiscaal voordeel voor de uitvoering van energiebesparende investeringen via de successierechten. (2010) De Dimarso-enquête in verband met het Energierenovatieprogramma die in opdracht van het Vlaams Energieagentschap werd uitgevoerd, toonde aan dat vooral oudere woningeigenaars terughoudend zijn om energiebesparende investering uit te voeren. Voor hen worden de werkzaamheden niet meer nuttig aangevoeld, terwijl de erfgenamen misschien met verhoogde successierechten zullen worden geconfronteerd wegens de waardevermeerdering van de woning. Het idee werd opgevat om te onderzoeken in hoeverre hiervoor een maatregel kan worden uitgewerkt via de successierechtenregelgeving. Het Vlaamse Gewest zou bijvoorbeeld kunnen toestaan dat bedragen die tot het jaar 2020 worden geïnvesteerd in energiebesparende investeringen in mindering kunnen worden gebracht van het onroerend deel van de nalatenschap. De Faculteit Recht en Criminologie, Vakgroep Fiscaal Recht van de Vrije Universiteit Brussel werd de opdracht gegeven om dit projectidee verder concreet te onderzoeken. Dit onderzoek kwam tot de algemene conclusie dat van deze maatregel slechts een heel beperkt stimulerend effect zou uitgaan. Er werd een alternatief voorgesteld onder de vorm van een premie voor energiebesparende investeringen voor belastingsplichtigen die niet kunnen genieten van de belastingsvermindering. Dit alternatief werd reeds uitgewerkt en wordt onder punt 3.1.3 beschreven. 32
Status : Er wordt omtrent dit projectidee voorlopig geen verdere actie ondernomen.
3.2.4.
Aanmoedigingsmaatregelen voor het aanbrengen van muurisolatie. (2010)
Begeleiding voor de goede uitvoering is nodig. Status : Nog volledig uit te werken. 3.2.5. De haalbaarheid/wenselijkheid onderzoeken van een afbraakpremie voor nog bewoonbare gebouwen, maar met extreem slechte energieprestaties Door de alsmaar duurder wordende bouwgronden, worden meer en meer oude woningen aangekocht met de bedoeling ze grondig te renoveren. De energieprestaties van deze oude woningen kunnen dikwijls niet op een aanvaardbaar peil worden gebracht omwille van allerhande omstandigheden (stedenbouwkundige voorschriften, bouwfysische karakteristieken, …). Een deel van deze woningen zou beter worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwbouw. De nieuwbouw valt dan onder het toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving, waardoor ze automatisch voldoen aan de eisen van energiezuinigheid. Er blijken momenteel verschillende remmen te bestaan om de stap naar sloop en nieuwbouw te zetten (sloopkost, tijdelijke herhuisvesting zoeken waar dikwijls ook een kostprijs aan verbonden is, …). Het projectidee houdt in dat voor deze woningen een substantiële slooppremie wordt toegekend. Als tegenprestatie kan de bouwheer worden verplicht om een nieuwbouw te zetten met hogere prestaties dan het E100 peil. Op jaarbasis zouden er momenteel ongeveer 2000 woningen worden gesloopt. Er moet nog grondig worden nagedacht over de wijze waarop het meeneemeffect van dit pilootproject maximaal kan worden vermeden (bijv. de woning moet recent zijn aangekocht en de laatste 2 jaar nog bewoond zijn geweest ; enkel eengezinswoningen ; de deskundigen-inspecteurs van het Agentschap Wonen-Vlaanderen die de woonkwaliteitsbewaking van de Vlaamse Wooncode nagaan, moeten in een “advies over de woninggebreken” van oordeel zijn dat afbraak nuttiger is dan energierenovatie (cfr. art. 5, §1, tweede lid van het ontwerp van besluit van Vlaams minister Marino Keulen: zij kunnen volgens deze bepaling nagaan welke de prioritaire of noodzakelijke renovatiewerkzaamheden zijn aan een woning), …). De federale regering heeft ook beslist om de BTW op sloopwerken te verlagen van 21 naar 6% wanneer de woning in kwestie vervangen wordt door nieuwbouw en op voorwaarde dat ze gelegen is in een van de 32 steden die hiervoor in aanmerking komen(5). Ook deze maatregel kan leiden tot een stijging van het aantal slopen van oude woningen waarvoor de energieprestaties nog moeilijk op een aanvaardbaar peil te brengen zijn. Status : In eerste instantie dient het effect van de BTW-verlaging op het aantal slopen van oude woningen worden afgewacht. Er zal moeten worden nagegaan of een Vlaamse slopingspremie ter stimulering van energiezuinige woningen dan nog een meerwaarde heeft, bijvoorbeeld buiten de betrokken stedelijke gebieden.
5 Deze steden zijn: Brussel, Antwerpen, Charleroi, Gent, Luik, Anderlecht, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek, Vorst, Mechelen, Leuven, Brugge, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas, Genk, Hasselt, Bergen, Moeskroen, La Louvière, Doornik, Seraing, Verviers, Namen, Elsene, Ukkel en Etterbeek.
33
3.3.
Op de langere termijn (2013-2020): Afbouw van de premieregelingen om het stimulerend effect van de acties in een bepaald tijds- venster te behouden.
Woningen zonder dakisolatie, met enkel glas of met een verouderde verwarmingsketel niet meer verkoopbaar of verhuurbaar stellen. Minimale rendementseisen voor verwarmingssysteem opleggen. Minimale eisen voor dakisolatie verplichtend maken. Minimale eisen voor de warmtedoorgangscoëfficient van beglazing vaststellen.
Hoofdstuk 4.
4.1.
Ondersteunende federale maatregelen
Aanpassing van de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen
Ondanks het interessante aanbod aan energiepremies is er nog geen stormloop om van al deze premies en fiscale voordelen te genieten. De premies zijn hoog genoeg, maar het feit dat de gezinnen de premies en vooral de fiscale aftrek moeten voorfinancieren, blijkt een sterke rem op de investeringsbereidheid te zijn. Pas na enkele maanden en na goedkeuring van het dossier krijgt de Vlaming het premiebedrag gestort. Voor de fiscale maatregelen voor energiebesparende investeringen wordt het fiscale voordeel pas 1 tot 2 jaar na de betaling van de factuur verrekend in de belastingaangifte. Ook heel wat niet-belastingplichtigen kunnen nu niet genieten van de aanzienlijke fiscale voordelen. Een hervorming van het systeem van fiscale voordelen voor energiebesparende investeringen kan deze knelpunten wegwerken. Het fiscale voordeel zou al onmiddellijk moeten worden verrekend bij de aankoopfactuur. Een dergelijke ‘korting op de factuur’ werd begin 2007 al door de federale regering beslist bij de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen en zou tegen 1 juli 2007 moeten operationeel zijn (de autodealer mag het bedrag van de vermindering aftrekken van de aankoopprijs, hij krijgt dat bedrag dan nadien vanwege de fiscus terug). Op die manier wordt het te investeren bedrag al met 40% verlaagd. Bovendien zouden op die manier ook de gezinnen die nu geen belasting betalen eveneens kunnen genieten van een fiscaal krediet. 4.2.
Aanpassingen aan de huurwet
Op de verhuurmarkt bevinden zich momenteel nog veel woningen die slecht geïsoleerd zijn, met oude ramen en een oude verwarmingsinstallatie. De huurwet zou moeten worden aangepast, zodat energiebesparende investeringen in huurwoningen worden gestimuleerd.
34
De verhuurder ziet energiebesparende investeringen nog altijd in eerste instantie als een kost die hij niet kan terugverdienen omdat de huurder profiteert van de lagere energiefactuur. De huurder mag meestal zelf geen energiebesparende investeringen uitvoeren. Na de uitvoering van energiebesparende investeringen een energietoeslag toestaan, kan hiervoor soelaas bieden. De energietoeslag dient aldus te worden bepaald dat de verhuurder zijn investering kan terugverdienen en dat globale kost voor de huurder verlaagt. (M.a.w de nieuwe huur + de (lagere) energiekosten moeten lager uitvallen dan de oude huur + (hoge) energiekosten). Na de invoering van de energieprestatiecertificaten bij verhuur zou, naast de affichering van de huurprijs, ook kunnen worden voorzien in de affichering van de energieprestaties van de huurwoning.
Hoofdstuk 5. Toetsing van de actievoorstellen aan de weg te werken belemmeringen In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste te overwinnen knelpunten geïnventariseerd: - Om de rompslomp, de financiële impact, het ongemak tijdens de uitvoering en andere praktische belemmeringen te minimaliseren, is het nuttig de investering tijdens een natuurlijk veranderingsmoment uit te voeren (bijvoorbeeld bij een verkoop, een verhuis, een renovatie om andere dan energierede nen, …). - Oudere bewoners (maar wellicht ook anderen) zien op tegen de moeite. Voor anderen is een te hoge energierekening aanvaardbaar vanwege het geringe aandeel van de energiekosten in het gemiddelde huishoudbudget. Voor hen is het uitvoeren van energiebesparende investeringen dus geen prioriteit. - De problematiek van de huurder-verhuurder waarbij de voordelen van de energiebesparingsmaat- regelen niet terecht komen bij degene die de investering zou moeten doen (split incentives). - Onvoldoende kennis over energiebesparingsmogelijkheden. - Elke doelgroep behoeft aangepaste stimuli. De verschillende segmenten van de markt vragen om een verschillende benadering. Voor elk van die segementen zijn combinaties van maatregelen nodig die op een effectieve manier knelpunten voor energiebesparende maatregelen kunnen doorbreken. Per actievoorstel kan worden aangegeven op welk knelpunt daarbij wordt ingespeeld... Dit geeft voor de hiervoor beschreven actievoorstellen de volgende evaluatietabel (nog verder te verfijnen):
Actie
Actie beoogt het verminderen van de volgende belemmeringen Inspelen op veraderingsmoment
Gebrek aan prioriteit
Splitincentives
Gebrek aan kennis
Specifieke doelgroepen
Convenanten met sectoren
x
x
Alle
Investeringscalculator
x
x
Alle
Premie of belastingskrediet voor nietbelastingbetaler Subsidie verenigingen
x
Lagere inkomens
x
x
Alle
x
x
Alle
Charter Klimaatcoalitie
x
x
Alle
KMO voor Kyoto
x
x
Alle
GO voor Kyoto
x
x
Alle
Wedstrijd gemeenten
x
x
Alle
Communicatiecampagne
x
35
CAO Vlaamse ambtenaren
x x x x
x
Laagdrempelige informatie Zoekmodule geregistreerde aannemers Informatie aan nieuwe eigenaars
x
x
Lagere inkomens Lagere inkomens Kopers Kopers
Investeringsfonds sociale woningen
x
x
Lagere inkomens
In groep uitvoeren van energiebesparende investeringen Aanmoediging syndici
x
x
Lagere inkomens
x
x
Rollend fonds verenigingen
x
Tekortkomingen vermelden op EPC Slimme financiering van energiebesparende investeringen Fiscaal voordeel successierechten Aanmoediging voor muurisolatie Aanmoediging voor muurisolatie Afbraakpremie
36
x
x
x x
x
Verhuurders Alle
x
Verhuurders / oudere eigenaars Alle
x
Verhuurders / oudere eigenaars
x x
Verhuurders -
x
x
x
Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand versie januari 2008 Depotnummer: D/2008/3241/047 Verantwoordelijke uitgever: Luc Peeters, wnd. administrateur-generaal Vlaams Energieagentschap Vlaamse ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie Koning Albert II-laan 20, bus 17 1000 Brussel