Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand
Versie mei 2007
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. Context 1.2. Kerncijfers inzake het verbeteringspotentieel van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand 1.3. Kerncijfers inzake de investeringskosten die verbonden zijn aan het substantieel verbeteren van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand 1.4. De beleidsinstrumenten die reeds beschikbaar zijn om de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te helpen realiseren 2. Doelstellingen en plan van aanpak 2.1. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 en het politiek commitment 2.2. Inventaris van de specifieke aandachtspunten voor het Energierenovatieprogramma 2020 2.3. Voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, …) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden 2.4. Uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten 3. Concrete actievoorstellen 3.1. Op de korte termijn (2007-2008) 3.2. Op de middellange termijn (2009-2012) 3.3. Op de langere termijn (2013-2020) 4. Ondersteunende federale maatregelen 4.1. Hervormen van de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen 4.2. Aanpassen van de wetgeving op het consumentenkrediet 4.3. Aanpassen van de huurwet 5. Toetsing van de actievoorstellen aan de weg te werken belemmeringen voor energiebesparende investeringen in het bestaand Vlaams gebouwenbestand
2
Hoofdstuk 1. 1.1.
Inleiding
Context
In het kader van de Kyoto-doelstelling van Vlaanderen om de CO2-uitstoot tegenover 1990 met 5,2 % te verminderen in de periode 2008-2012, werd een eerste Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002-2005 opgesteld. Dat plan bevatte 33 projecten voor CO2reductie in verschillende beleidsdomeinen, onder andere ook in de woningsector. Tijdens de Klimaatconferentie van 6 juni 2005, georganiseerd door de Vlaamse overheid en waaraan experts uit verschillende disciplines deelnamen, werd vastgesteld dat bijkomende acties nodig zijn om op de lange termijn verdere reducties mogelijk te maken. Dit is de zogenaamde post-Kyoto periode. De Klimaatconferentie formuleerde de aanbeveling om een grootschalig energie-renovatieprogramma van het woningpark te organiseren. ‘Gezien de trage vernieuwingsgraad van het woningenpark is een ambitieus langetermijnplan “Energiezuinige gebouwen 2025” nodig. Dit is een grootschalig energie-renovatieprogramma met doelstellingen en acties op korte termijn tegen een langetermijnachtergrond. Het betreft meer concreet een ambitieus plan voor energiezuinige gebouwen, met duidelijke doelen voor een beter binnenklimaat in gebouwen tegen 2025. De klemtoon ligt op een standvastig en volgehouden beleid (legislatuuroverschrijdend), een hoog ambitieniveau, en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle actoren in de bouw en bewoners. Zo’n grootschalig energierenovatieprogramma voor de bestaande Vlaamse gebouwen vereist een planmatige aanpak en een coherente set van maatregelen om de energieverslindende gebouwen en slechte huisvestingen weg te werken. Hierbij wordt vooral gefocust op groepen die geen renovatie of verbouwplannen hebben en op de slechtste woningen van de sociaal zwakkere groepen. Voor elke doelgroep van verhuurders tot honkvaste eigenaars-bewoners moeten gepaste maatregelen worden uitgewerkt.’ In het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012, definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 20 juli 2006, wordt een haalbaarheidsonderzoek naar een energierenovatieprogramma voor bestaande woningen aangekondigd. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen welke instrumentenmix het best wordt gehanteerd om tegen 2020 de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren. Op 17 mei 2006 werd de Europese richtlijn voor energie-efficiëntie van kracht(1). Deze richtlijn legt de lidstaten een indicatieve doelstelling op van 9 % energiebesparing, te bereiken in de periode 2008 tot 2017 bovenop de normale marktontwikkeling. De lidstaten zijn verplicht op regelmatige basis een actieplan voor energie-efficiëntie op te stellen. Een eerste actieplan moet tegen 1 juli 2007 bij de Europese Commissie worden ingediend. 1
Richtlijn 2006/32/EG van 5 april 2006 “betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten.”
3
In haar advies over de energie-efficiëntie in de woningsector (adviezen van 21/12/2005 en 19/4/2006) constateert de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat in het jaar 2001 slechts voor 1% van de Belgische woningen een renovatievergunning werd toegekend. Indien rekening wordt gehouden met de niet vergunde werken, zouden maximaal 2 tot 3 % van de woningen renovatiewerken hebben ondergaan. Op basis van studies is de CRB van mening dat in België jaarlijks 10 megaton CO2 kan worden bespaard door renovatie van woningen. De klimaatbeleidsplannen van de drie gewesten samen zouden anderzijds maar goed zijn voor 3 megaton CO2-besparing. De Raad is eveneens van mening dat een actieplan “REG in huishoudens” in Vlaanderen goed zou zijn voor 44.650 bijkomende arbeidsplaatsen in de bouwsector (multiplicator-effect meegerekend). Er is een belangrijke economische, sociale en ecologische dimensie verbonden aan de uitvoering van een grootschalig energierenovatieplan. Het biedt een aanzienlijk potentieel aan werkgelegenheid in diverse sectoren (isolatiesector, renovatiesector, glassector, verwarmingssector, ….). Het programma geeft kansen aan laaggeschoolden, maar ook aan specialisten. Wat de potentiële tewerkstellingseffecten betreft, is het anderzijds niet evident dat de nodige mankracht zal worden gevonden. Een grootschalig programma met hoog ambitieniveau zou wel eens tegen de limieten van het mogelijke kunnen aanlopen. Een grootschalig energierenovatieplan zal dan ook moeten gepaard gaan met de nodige begeleidende opleidingsinitiatieven. Er moet ook aandacht worden besteed aan de prijseffecten van de verhoogde vraag. Nu al kunnen veel vakmannen de tijdsverwachtingen van de klanten niet inlossen. In sommige gevallen geeft dat aanleiding tot minder vakkundig werk of gebrek aan tijd voor opleiding. Een grootschalig energierenovatieplan biedt kansen voor een betere leefkwaliteit en minder fuel poverty (gezinnen die verwarmingsrekening niet kunnen betalen). Fuel poverty kan het gevolg zijn van een combinatie van woningen met een lage energieprestatie, hoge energieprijzen en lage gezinsinkomens. Het tast de gezondheid en de levenskwaliteit aan. 1.2. De kerncijfers inzake het verbeteringspotentieel van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand Het aandeel van woningverwarming en sanitair warmwaterbereiding in het globale elektriciteits- en brandstofverbruik van Vlaanderen vertegenwoordigt ongeveer 14 %. Het aandeel in de totale CO2-uitstoot ten gevolge van het brandstofverbruik bedraagt ongeveer 18 %.(2). De isolatieprestatie van het Vlaamse woningbestand is sterk voor verbetering vatbaar. Anno 2007 is in heel wat Vlaamse woningen nog enkel glas terug te vinden. In een groot aantal Vlaamse woningen ontbreekt dakisolatie, muurisolatie of vloerisolatie.
2
Bron: Vlaamse Energiebalans 2004.
4
Woningen met uitsluitend enkel glas Woningen met gedeeltelijk nog enkel glas Woningen zonder dakisolatie Woningen zonder vloerisolatie Woningen zonder buitenmuurisolatie
1998
2001
2001
2003
2005
31 % nb 44 % 80 % 59 %
22 % nb 34 % 75 % 51 %
28 % 37 % 42 % nb 54 %
22 % 16 % 34 % 76 % 51 %
15 % 20 % 33 % 74 % 55 %
(NIS)
Bronnen : REG-enquête Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen en socio-economische enquête NIS
Ook inzake rendementsverbetering van de verwarmingsketels is nog een belangrijk verbeteringspotentieel realiseerbaar. Heel wat Vlaamse woningen worden verwarmd met verouderde verwarmingsinstallaties. De hoogrenderende verwarmingsketels nemen in het totale ketelbestand nog maar een beperkt aandeel in: Aardgas Gewone verwarmingsketel 49 % Lagetemperatuur- of hoogrendementsketel 35 % Condensatieketel 6% Andere (voornamelijk kachels) 10 %
Stookolie 72 % 21 % 3% 4%
Bron: REG-enquête 2005 Vlaamse overheid bij 1000 gezinnen
1.3. Kerncijfers inzake de investeringskosten die verbonden zijn aan het substantieel verbeteren van de energieprestaties van het Vlaamse woningbestand. Een schatting van de investeringskosten isolatiewerkzaamheden wordt hieronder weergegeven:
Gemiddelde grootte(m²) (*) Eenheidskosten (euro/m²)
Dakisolatie 100 20 (**)
2000 Totale (**) investeringskosten 500 (***)
voor
enkele
HR-glas zonder HR-glas met Muurraamvervanging raamvervanging isolatie 20 20 100
specifieke Vloerisolatie 50
140
350
50
40
2800
7000
5000
2000
(*) Bron: REG-rapporten netbeheerders, in het geval van een hellend dak (**) Ingeval van geregistreerd aannemer (***) Ingeval van doe-het-zelver, dampscherm inbegrepen, plaatsing van een eventueel noodzakelijk onderdak niet inbegrepen
Gelet op de grote diversiteit aan daken, woningen en glasoppervlakte, kunnen voor het voorgaande alleen zeer ruwe en afgeronde gegevens worden weergegeven. Er moet bijgevolg rekening worden gehouden met een grote spreiding naargelang het type woning, uitvoerende aannemer en zelfs geografische ligging.
5
De investeringskost voor de aankoop en installatie van een HR- of condensatieketel in een bestaande woning bedraagt gemiddeld 3000, respectievelijk 3600 euro voor aardgas en 3300, respectievelijk 4000 euro voor stookolie. Voor condensatieketels moet bovendien rekening worden gehouden met de eventueel noodzakelijke aanpassingen van de verwarmingselementen in de woning en/of aanpassing van de schouw. De prioriteit moet gaan naar de meest effectieve en kostenefficiënte maatregelen. De werkzaamheden waarbij het meeste kan bespaard worden, moeten het eerst worden uitgevoerd. De mensen zijn niet zozeer geïnteresseerd in het milieu, maar in hun portemonnee. Voorwaarde is wel dat zij op de hoogte zijn van wat een investering in hun portemonnee kan betekenen. Hieronder wordt een ruwe schatting gegeven van de terugverdientijd van de energiebesparende investeringen met de grootste impact op het energieverbruik in een bestaande woning. Plaatsen van dakisolatie Gemiddelde kostprijs dakisolatie: 2000 euro (met geregistreerd aannemer) Fiscale aftrek: 800 euro Subsidies van de netbeheerders: gemengde netbeheerders: 400 euro + 50% voor beschermde afnemers, zuivere netbeheerders: 200 euro + 20% voor beschermde afnemers; Netto-kost: 600 à 1000 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 800 euro Terugverdientijd: 1 jaar Gemiddelde kostprijs dakisolatie : 500 euro (doe-het-zelf) Fiscale aftrek: 0 euro Subsidies van de netbeheerders: gemengde netbeheerders: 400 euro + 50% voor beschermde afnemers, zuivere netbeheerders: 200 euro + 20% voor beschermde afnemers; Netto-kost: 100 à 300 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 800 euro Terugverdientijd: minder dan 1 jaar Vervangen van enkel glas Gemiddelde kostprijs plaatsen HR-glas: 7000 euro (vervanging volledige ramen) Fiscale aftrek: 2600 euro (vanaf 2007) Subsidies van de netbeheerders: 200 euro (+ 20 % voor beschermde afnemers bij de zuivere netbeheerders / 600 euro voor beschermde afnemers bij de gemengde netbeheerders) Netto-kost: 4200 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 410 euro Terugverdientijd: 10 jaar
6
Vervangen van oude verwarmingsketel Gemiddelde kostprijs vervanging oude verwarmingsketel door condensatieketel : 3800 euro Fiscale aftrek: 1520 euro Subsidies: voor aardgas: 250 euro bij de gemengde netbeheerders, 125 euro bij de zuivere netbeheerders (+ 20% voor beschermde afnemers); voor stookolie: 250 euro bij Informazout (tot 30 juni 2007) Netto-kost: 2000 à 2150 euro Geraamde besparing op jaarbasis: 350 euro Terugverdientijd: 5 à 6 jaar. 1.4. De beleidsinstrumenten die reeds beschikbaar zijn om de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te helpen realiseren. De klassieke beleidsinstrumenten voor de ondersteuning van REG zijn: - wettelijke verplichtingen (vb. energieprestatieregelgeving voor nieuwbouw en vergunningsplichtige renovaties); - fiscale incentives (vb. de federale fiscale aftrek); - premies en acties van de netbeheerders (vb. voor isolatie, vervanging van enkel glas, vervanging van verwarmingsketel, …); - sensibilisering door publicaties (vb. ‘Hoe energiezuinig bouwen en verbouwen?’) en deelname aan beurzen (Batibouw, BIS-beurs, Bouw en Reno); - informatieverstrekking (vb. via de website www.energiesparen.be met op maandbasis gemiddeld 55.000 bezoekers); - afspraken of convenanten met de betrokken sectoren. Iets minder klassiek is het recent opgerichte (federale) Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE), dat goedkope leningen verschaft die gunstiger zijn dan de normale marktvoorwaarden. Een bijzonder geval vormt het zogenaamde Aardgasfonds. Dit fonds heeft een eenmalig bedrag ter beschikking gekregen van het voormalige Controlecomité, waarmee o.a. ook premies voor energiebesparing kunnen worden toegekend. Over het algemeen gaat de inzet van een beleidsinstrument niet gepaard met een expliciet geformuleerde kwantitatieve doelstelling. Meestal is er wel een impliciete beperking, opgelegd door het beschikbare budget. Een uitzondering hierop vormen de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders (uitgedrukt in de verplichting tot het behalen van een zeker percentage primaire energiebesparing t.o.v. een referentiewaarde), maar ook in dit geval gaat het over een algemene doelstelling, niet specifiek gericht naar de woningsector. De fiscale aftrekmogelijkheden zijn wel specifiek gericht naar de woningsector, meer bepaald met betrekking tot de plaatsing van dakisolatie en hoogrendementsglas, vervanging of onderhoud van de verwarmingsketels, plaatsing van zonneboilers, fotovoltaïsche panelen, warmtepompen en thermostaten en ook het uitvoeren van energieaudits. Globale budgettaire beperkingen zijn er niet, maar er is uiteraard wel 7
een beperking van de kost per dossier, evenals voorwaarden waaraan de investeringen moeten voldoen, zonder evenwel een rechtstreekse relatie te hebben met de hoeveelheid te besparen energie. Het FRGE van zijn kant richt zich vooral op de doelgroep van de meest behoeftigen, al kan toch wel iedereen een gunstige lening bij het Fonds krijgen. De doelgroep wordt meer begeleid. Zij moeten bijvoorbeeld niet zelf het hele traject van keuze, bestelling en organisatie van de investering op zich nemen en het terugbetalingsschema van de lening wordt ook voorafgaandelijk vastgelegd op basis van de verwachte besparingen. Hoofdstuk 2.
Doelstellingen en plan van aanpak
Teneinde tot een maatschappelijk gedragen Energierenovatieprogramma 2020 te komen, dient een stappenplan te worden uitgewerkt. Dit stappenplan omvat minstens volgende stappen: -
het vastleggen van de doelstellingen (strategische en operationele) en een politiek commitment; het inventariseren van de specifieke aandachtspunten voor het Energierenovatieprogramma 2020; voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, ….) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden; de uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten.
2.1. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 en het politiek commitment 2.1.1. De strategische doelstelling van het Energierenovatieprogramma 2020 De algemene strategische doelstelling voor een Energierenovatieprogramma 2020 in de woningsector, wordt als volgt geformuleerd: “In het Vlaamse Gewest zijn er in het jaar 2020 geen energieverslindende woningen meer.” 2.1.2. De operationele doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (3) Volgende operationele doelstellingen concretiseren de algemene doelstelling: 1. Het Energierenovatieprogramma 2020 zorgt ervoor dat: •
in 2020 elke woning dak- of zoldervloerisolatie heeft;
3
In sommige specifieke gevallen, rekening houdend met concrete situaties, zullen verdere verfijningen in de streefcijfers moeten worden aangebracht als deze ook in wetgeving zouden worden omgezet.
8
• • •
2.
tegen 2020 alle bestaande enkele beglazing in woningen werd vervangen door minstens verbeterd dubbel glas; elke huishoudelijke centraleverwarmingsketel in 2020 een waterzijdig jaarseizoensproductierendement heeft van minstens 90 % op de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof (4); elke individueel gebruikte aardgaskachel in woningen in 2020 een jaarseizoensproductierendement heeft van minstens 90 % op bovenste verbrandingswaarde van het gebruikte aardgas.
Het Energierenovatieprogramma ondersteuning aan: • • •
2020
geeft
voor
woningen
bovendien
het plaatsen van buitenisolatie bij buitenmuren; het plaatsen van spouwmuurisolatie en vloerisolatie; de vervanging van elektrische verwarming.
3. Het Energierenovatieprogramma 2020 ontmoedigt daarentegen het gebruik van luchtkoelingsinstallaties (“air conditioning”) in woningen en elektrische weerstandsverwarming. Het politiek commitment inzake de uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 is opgenomen in de beleidsbrief Energie 2006-2007. In deze beleidsbrief werden het stappenplan, de strategische doelstelling en de operationele hoofddoelstelling (in 2020 moeten alle woningen over dak- of zoldervloerisolatie beschikken en minstens verbeterd dubbel glas en een energiezuinige verwarming hebben) opgenomen. Aan het Vlaams Energieagentschap werd de opdracht gegeven in 2007 verder uitvoering te geven aan het stappenplan en de verdere concretisering van de doelstellingen. Deze Beleidsbrief werd voorgelegd aan de Vlaamse Regering en besproken in het Vlaams Parlement. In de begroting 2007 is voor de uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 een budget van 10 miljoen euro gereserveerd. 2.1.3. Het ambitieniveau van het Energierenovatieprogramma 2020 Het ambitieniveau van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 ligt zeer hoog. De doelstelling voor dakisolatie impliceert dat over de periode 2007-2020 op jaarbasis ongeveer 55.000 daken moeten worden voorzien van dakisolatie. Wanneer ook nog rekening wordt gehouden met de huidige toestand waarbij slechts gedeeltelijke dakisolatie wordt toegepast, zouden volgens sommige bronnen zelfs 100.000 daken moeten worden aangepakt. Ter vergelijking: de netbeheerders gaven in 2006 premies voor de isolatie van in het totaal 4661 daken. 4
Er kan eventueel een lager rendement worden toegestaan voor niet fossiele brandstoffen. Metingen van het rendement zullen ook noodzakelijkerwijze moeten worden beperkt tot laboratoriummetingen, aangezien metingen in situ voor elk individueel geval tot onverantwoord hoge administratieve kosten aanleiding geven.
9
De doelstelling voor de vervanging van enkel glas impliceert dat over de periode 2007-2020 op jaarbasis in ongeveer 70.500 woningen (waarvan 30.200 volledig en 40.300 gedeeltelijk) het enkel glas moet worden vervangen door verbeterd dubbel glas. In 2006 hebben de distributienetbeheerders 10.178 premies toegekend voor de vervanging van enkele beglazing in woningen. Om de verwarmingsdoelstellingen te realiseren, zullen in eerste instantie de verwarmingsketels van 20 jaar of ouder moeten worden vervangen door hoogrendementsketels of condensatieketels. Eind 2005 telde het Vlaamse Gewest 800.000 verwarmingsketels van 20 jaar of ouder. Dit is 35 % van het huidige ketelbestand. Op jaarbasis zullen over de periode 2007-2020 dus gemiddeld zo’n 57.000 verwarmingsketels moeten worden vervangen. In 2006 werden door de distributienetbeheerders premies toegekend voor de vervanging van de bestaande verwarmingsketels door 3016 hoogrendements-gasketels en 10.635 condensatiegasketels. 2.1.4. De verwachte energiebesparing Het totale brandstofverbruik voor verwarming en sanitair warm water in Vlaanderen bedroeg in 2004 203.419 TeraJoule. Na uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 en maatregelen i.v.m. het sanitair warm water (95% van de distributieleidingen in onverwarmde ruimtes zijn geïsoleerd en 95% van de gezinnen hebben spaardouchekoppen) en in de veronderstelling dat ook in 95% van de woningen nachtverlaging wordt toegepast, zal dit verbruik in 2020 gereduceerd zijn tot 141.747 TeraJoule, of met andere woorden een daling van 30% t.o.v. het jaar 2004. 2.2. Inventaris van de specifieke Energierenovatieprogramma 2020.
aandachtspunten
voor
het
2.2.1. Participatieve aanpak Het Energierenovatieprogramma heeft tot doel een structurele energiebesparing te realiseren. Deze besparing kan enkel worden gerealiseerd door de belemmeringen voor de uitvoering van energierenovatiewerkzaamheden weg te werken en een markt voor energierenovatiediensten (vraag en aanbod) te ondersteunen. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 realiseren, is niet enkel een opdracht voor de Vlaamse overheid. Het beleid zal pas effectief zijn als ook andere actoren deelnemen aan het realisatieproces. De doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2002 kunnen maar worden gerealiseerd via een brede maatschappelijke participatie. Met volgende organisaties werden door het Vlaams Energieagentschap al bilaterale en dus afzonderlijke gesprekken gevoerd over de context, de strategische en operationele doelstellingen, de methode van aanpak, het ambitieniveau en de mogelijke knelpunten voor het Energierenovatieprogramma 2020 :
10
• • • • • • • • • •
Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouw (WTCB) De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) De Bouwunie Het Verbond van de Glasindustrie (VGI) De Unie van Belgische Installateurs van Centrale Verwarming (UBIC) De Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) De Koninklijke Vereniging van Belgische Gasvaklieden (KVBG) Informazout Agoria (fabrikanten-toeleveranciers voor de bouw) CIR - Isolatie Raad (fabrikanten van isolatiematerialen).
De reacties van bovenstaande organisaties waren over het algemeen positief. Deze organisaties uiten hun grote tevredenheid dat de Vlaamse overheid een ambitieus en doorgedreven plan wil uitvoeren om ook bestaande woningen energiezuiniger te maken. Om de energieprestaties van de bestaande woningen substantieel te verbeteren tegen 2020 is volgens deze organisaties een volgehouden beleid nodig, een hoog ambitieniveau en een geïntegreerde en transparante aanpak, met medewerking van alle betrokkenen. De betrokken organisaties zijn bereid hun medewerking te verlenen, in het bijzonder voor wat betreft de informatieverlening naar hun leden. Er wordt door het Vlaams Energieagentschap ook al duidelijk aangevoeld dat de sectoren verwachten dat de Vlaamse overheid voor de uitvoering van het Energierenovatieprogramma een substantieel budget ter beschikking zal hebben. Op de werkgroep Gebouwen van de Klimaatconferentie van 22 januari 2007 werden de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 toegelicht. Deze werkgroep zal verdere optreden als klankbord rond dit programma. 2.2.2. Aandachtspunten uit het gevoerde overleg De terughoudendheid om tot energiebesparende investeringen over te gaan De overheid heeft aantrekkelijke financiële stimulansen uitgewerkt voor energiebesparende investeringen. De ondersteuningsmaatregelen worden ook uitgebreid gecommuniceerd. Toch moet worden vastgesteld dat zelfs energiebesparende investeringen met een zeer korte terugverdientijd niet worden gerealiseerd. De redenen hiervoor zijn onduidelijk. Hoewel iedereen daar wel ergens een idee over heeft, zijn de effectieve drempels tot op heden onvoldoende in kaart gebracht. De overheid zou dit nader moeten onderzoeken. Het meest geschikte moment voor energierenovatie Volgens cijfers van de bouwsector wordt binnen het jaar na de aankoop van een eengezinswoning, 80% van deze woningen gerenoveerd. Kopers van eengezinswoningen moeten dan worden gemotiveerd om voldoende aandacht te hebben voor energierenovatiewerken. Bij de aankoop van een appartement is de
11
energierenovatie minder evident omdat de koper dan niet alles zelf in handen heeft (bijvoorbeeld bij de vervanging van het dak of de verwarmingsketel: niet iedere bewoner van het gebouw heeft dezelfde bekommernissen). Vakman versus doe-het-zelf Het plaatsen van dak-, muur- of vloerisolatie moet zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit kan volgens de beroepsorganisaties het best door een vakman worden gedaan. Hoe dik de isolatie ook is, ze wordt waardeloos bij een verkeerde of slechte uitvoering. Anderen beweren dan weer dat vele werken, en vooral (hellend-)dakisolatie, evengoed door handige doe-het-zelvers kunnen worden uitgevoerd, mits goede begeleiding en informatieverlening. De kostprijs van een vakman is een grote hinderpaal om tot een investering over te gaan. Een goede uitvoering vraagt immers een met zorg geplaatste isolatie, anders is de investering zo goed als waardeloos. De isolatiedikte is slechts een van de bepalende elementen in de beperking van de warmteverliezen. Een goede uitvoering vraagt daarom ook heel wat tijd. Een doe-het-zelver hoeft anderzijds niet op zijn tijdsgebruik te letten. Hij kan zijn eigen tijdsgebruik, zowel voor het zich informeren en bekwamen, als in de uitvoering van de uiteindelijke werken zelf, afwegen tegenover de kosten maar ook ervaringen van een vakman. Acties duidelijk richten op doelgroepen De gezinnen zijn een heterogene groep met sterk uiteenlopende motivaties om ergens wel of niet aan mee te doen. De ondersteuningsmaatregelen worden best uitgewerkt voor specifieke doelgroepen. Veel 50+ woningeigenaars beschikken over aanzienlijke financiële middelen. Aangepaste motiveringsstimuli zijn noodzakelijk om die grote groep tot energiebesparende investeringen te brengen. Ook bijvoorbeeld de huurmarkt vereist een specifieke aanpak. Krapte op de arbeidsmarkt – nood aan opleiding De deadline van 2020 zou wel kunnen krap worden doordat de vaklui de grote vraag naar bepaalde werken niet aankunnen binnen een te korte tijdsspanne. Vele vaklui, vooral wat verwarmingstechnologie betreft, zijn onvoldoende vertrouwd met de nieuwe technieken. Zij staan bovendien dikwijls weigerachtig tegenover een bijkomende opleiding omwille van de kosten van de opleidingsprogramma’s en de ‘verloren’ tijd die zij niet aan hun klanten kunnen besteden. Communicatie, informatie en kostenefficiëntie Alle organisaties leggen de nadruk op de noodzaak van communicatie om het programma onder de aandacht te brengen. Vele mensen kennen de subsidies of
12
stimuleringsmaatregelen niet. Wie ze wel kent, vindt zijn weg niet in de wirwar van regelingen. Er is ook veel te weinig begrijpelijke technische informatie beschikbaar. De verschillende aanpak van de gewesten wordt als storend ervaren. De terugverdientermijnen voor de prioritaire energiebesparende investeringen (dakisolatie, vervanging van enkel/dubbel glas en oude verwarmingsketel) moeten voor een zeer grote groep Vlamingen haalbaar zijn. Dat een groot deel van deze groep toch deze investeringen niet uitvoert, heeft verschillende redenen. Een aantal voorname blijken : - onverschilligheid ten opzichte van de problematiek; - er is een informatiekloof: men is niet op de hoogte van de financiële voordelen die op termijn kunnen worden geboekt; - men voelt zich nog niet aangesproken om tot de actie over te gaan. Een uitgebreide sensibiliserings- en informatiecampagne over de maatschappelijke en individuele voordelen van de uitvoering van een aantal energiebesparende investeringen, zal dus ongetwijfeld een positief resultaat opleveren. 2.2.3. Aandachtspunten uit buitenlandse ervaringen of studies Ook in het buitenland is de problematiek van de belemmeringen voor energierenovatiewerkzaamheden een belangrijk aandachtspunt. Zo wordt in de in opdracht van de VROM uitgevoerde studie door het adviesbureau CE “Leuker kunnen we het maken, wel groener – Fiscale en financiële opties voor energiebesparing” de problematiek van fiscale en financiële stimuli voor energiebesparing besproken. Uit het historisch Nederlands besparingsbeleid worden de volgende lessen getrokken : “Uit de analyse van het besparingsbeleid van de gebouwde omgeving kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De belangrijkste belemmeringen voor energiebesparing in de bestaande voorraad woningen en gebouwen zijn : 1. Weerstanden : Er is sprake van aanzienlijke weerstanden tegen het nemen van besparingsmaatregelen in de vorm van rompslomp, ongemak tijdens uitvoering, overlast, enz… De weerstand tegen besparingsmaatregelen is een factor waarvan het belang lang niet is onderkend en waarvan de invloed is onderschat. Weerstand tegen maatregelen bij doelgroepen kan worden verminderd door aan te sluiten bij een natuurlijk verandermoment. 2. Gebrek aan prioriteit : Daarnaast speelt de geringe prioriteit die huishoudens en private partijen in het algemeen hechten aan besparingen, vanwege het geringe aandeel van de energiekosten in het gemiddelde huishoudbudget/bedrijfskosten. 3. Split-incentives : De voordelen van de energiebesparingsmaatregelen komen niet terecht bij degene die de investering zou moeten doen. De gebruiker of huurder profiteert van de baten, terwijl de investering voor rekening komt van de gebouweigenaar. Dit geldt voor de verhuur en grote delen van de utiliteit. 4. Gebrek aan kennis : Er is zowel aan het aanbod als aan de vraagkant sprake van een gebrek aan kennis over energiebesparingsmogelijkheden.”
13
De vier geïdentificeerde belemmeringen worden ook in de Vlaamse context duidelijk onderkend. 2.2.4. Bijzondere aandacht vereist voor gerichte acties naar specifieke doelgroepen Tijdens de overleggesprekken werd meermaals de aanbeveling gedaan om acties uit te werken voor concrete doelgroepen. Het lijkt niet mogelijk om de doelstellingen te behalen met enkel een aantal algemene maatregelen (fiscale aftrek, algemene premies, algemene communicatie, …). Er moet inderdaad ingespeeld worden op de specifieke redenen waarom bepaalde bevolkingsgroepen tot op heden zeer rendabele energiebesparende investeringen nog niet hebben uitgevoerd. Teneinde de ondersteuningsmechanismen overzichtelijk en begrijpbaar te houden, mag in deze categorisering natuurlijk ook niet te ver worden gegaan. Het Vlaams Energieagentschap stelt voor om volgende doelgroepen te onderscheiden: o o o o o
Hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Lager opgeleiden – lagere inkomens Kopers van een woning/appartement en jonge eigenaars Oudere eigenaars Verhuurders
1. De hoger opgeleiden, middenklasse en hogere inkomens Uit onderzoek blijkt dat vooral de hoger opgeleiden een hoog milieubewustzijn hebben. Zij zijn goed geïnformeerd (over premies, technische aspecten, …) en bereid om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze groep zal de uitvoering van investeringen grotendeels uitbesteden aan een geregistreerd aannemer. Doe-hetzelvers zullen in deze groep in de minderheid zijn. Er mag worden verwacht dat zij bekend zijn met de mogelijke incentives en bijgevolg gebruik zullen maken van de premies en de fiscale aftrekmogelijkheden. Voor deze doelgroep zijn de bestaande ondersteuningsmaatregelen al zeer interessant. Naast verder doorgedreven algemene communicatie is er bijgevolg geen specifieke beleidsbijsturing nodig. 2. De lager opgeleiden en lagere inkomens Deze groep heeft andere voorname bezorgdheden dan het milieubewustzijn aan te scherpen. Voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen is er quasi helemaal geen aandacht. Indien er al aandacht voor is, is er slechts een beperkt budget voor beschikbaar. Mensen met een laag inkomen hebben, zelfs met subsidies, niet de nodige financiële middelen om een investering van een paar duizend euro te doen. Om de investeringskost te beperken, zal deze groep zoveel mogelijk zelf willen doen. Omdat ze geen gebruik maken van een (dure) geregistreerde aannemer, mislopen zij heel wat financiële ondersteuningsmaatregelen.
14
Een vrij grote groep betaalt ook geen belastingen zodat zij evenmin kunnen genieten van het fiscale voordeel bij de uitvoering van een aantal energiebesparende maatregelen, ook al zouden zij gebruik maken van een geregistreerde aannemer. Deze doelgroep is slechts beperkt op de hoogte van : - het financieel voordeel dat men op termijn kan realiseren door de vermindering van de jaarlijkse energiefactuur; - de verschillende financiële tussenkomsten die er bestaan; - de voorwaarden die men moet naleven om van deze financiële tussenkomsten te kunnen genieten. De kanalen die momenteel worden aangewend om de Vlaming te sensibiliseren en te informeren over de voordelen die gepaard gaan met energiebesparende investeringen (voor de portemonnee en het milieu) en de ondersteuningsmaatregelen, m.n. brochures en website, zijn niet helemaal geschikt voor deze doelgroep. Hun interesse om dergelijke brochures te lezen of op het internet te surfen, is beperkt. Voor deze doelgroep is een beleidsbijsturing nodig. Er is in eerste instantie nood aan meer laagdrempelige informatieverstrekking (eenvoudige communicatie, persoonlijk contact, ….). Verschillende nieuwe maatregelen waarbij rechtstreeks energieadvies aan deze doelgroep zal worden aangeboden (leningen en inhoudelijke ondersteuning van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost, het project Energiesnoeiers, de energiescans van de netbeheerders), zitten in de pijplijn. De netbeheerders voorzien ook extra premies of verhoogde premiebedragen voor beschermde klanten. Specifieke premies voor doe-het-zelvers en niet-belastingbetalers, gecombineerd met een doorgedreven informatiecampagne, specifiek gericht op dit publiek, kunnen worden overwogen. 3. De kopers van een woning of appartement en jonge eigenaars Uit onderzoek van de VCB blijkt dat het grootste gedeelte van de aangekochte eengezinswoningen binnen het jaar na de aankoop een (grondige) renovatie ondergaan. Men mag ervan uitgegaan dat deze kopers zich dan uitgebreid informeren over de renovatiepremies. Maar zelfs dan blijkt dat dikwijls wordt overwogen om voorlopig nog geen gebruik te maken van de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende renovatiewerken (plaatsen van dakisolatie, vervanging van ramen, vervanging van de verwarmingsinstallatie) en in eerste instantie de voorkeur wordt gegeven aan werken die de woning meer geschikt maken voor de levenswijze van de nieuwe bewoners. De kopers van een te renoveren eengezinswoning zijn dikwijls jonge gezinnen. Zij moeten al een grote financiële inspanning leveren om de woning te kunnen aankopen. Om de kost van de renovatiewerkzaamheden te beperken, zullen zij in de mate van het mogelijke ook zoveel mogelijk zelf willen doen, waardoor zij het gevaar lopen niet in
15
aanmerking te komen voor financiële energierenovatiewerkzaamheden (fiscale aftrek).
ondersteuningsmaatregelen
voor
Aangekochte appartementen worden na de aankoop in veel mindere mate gerenoveerd dan eengezinswoningen. De renovatiewerkzaamheden die gerelateerd zijn aan de energieprestaties van het appartement, blijven dan grotendeels beperkt tot het vervangen van ramen. De individuele eigenaar van een appartement kan immers niet alleen beslissen over de vervanging van de verouderde collectieve verwarmingsinstallatie of het isoleren van het dak. Voor deze doelgroep is een specifiek financieel ondersteuningssysteem nodig, dat tegemoet komt aan het initiële gebrek aan middelen en de problematiek van de gemeenschappelijke bewoning. 4. De oudere eigenaars van een woning of appartement Oudere eigenaars bewonen overwegend oudere woningen die dikwijls nog een aanzienlijk energiebesparingspotentieel hebben. Oudere eigenaars van een woning of een appartement zijn beperkt geïnteresseerd in en geïnformeerd over de voordelen die gepaard gaan met de uitvoering van energiebesparende maatregelen. Indien ze al geïnformeerd zijn, zijn ze eerder niet geïnteresseerd in het effectief uitvoeren van energiebesparende investeringen. Zij beschikken dikwijls wel over de nodige financiële middelen, maar willen zich de last die bij de uitvoering van renovatiewerken komt kijken niet meer aantrekken. Oudere bewoners vinden het dikwijls “ de moeite niet meer” om renovatiewerken uit te voeren. Zij vrezen ook dat de uitvoering van deze investeringen een impact zou kunnen hebben op de te betalen onroerende voorheffing (verhoogd KI) of de door hun kinderen/erfgenamen te betalen successierechten. Woningen van oudere eigenaars worden na het overlijden meestal verkocht aan de vorige doelgroep (kopers van een woning – jonge eigenaars). Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te koop wordt aangeboden, over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zal een goed enegieprestatie-label waarschijnlijk een meerwaarde geven aan een woning. De invoering van het energieprestatiecertificaat kan voor oudere eigenaars een stimulans zijn om alsnog een aantal energiebesparende investeringen uit te voeren, zodat hun woning niet verloedert omdat er na hun overlijden moeilijker een koper voor wordt gevonden. Een grote groep oudere eigenaars van een woning of appartement is gepensioneerd, heeft een klein pensioen en betaalt geen belastingen. Zij komen zodoende niet in aanmerking voor de interessantste financiële ondersteuningsmaatregel, m.n. de fiscale aftrek.
16
Voor deze doelgroep is in ondersteuningssysteem nodig.
eerste
instantie
een
interessant
aanvullend
5. De verhuurders Verhuurders zijn meestal niet geïnteresseerd in de uitvoering van energiebesparende renovatiewerkzaamheden omdat het voordeel (daling van de energiefactuur) ten goede komt van de huurder en de netto-investeringskost omwille van de huurwetgeving niet onmiddellijk kan worden verrekend in de huurprijs. De huurmarkt bedraagt minstens 20% van het woningenbestand en vereist een specifieke aanpak. De verhuurder komt wel in aanmerking voor de financiële ondersteuningsmaatregelen (fiscale aftrek, premies). Op vrij korte termijn (uiterlijk 2009) zal iedere woning of appartement die te huur wordt aangeboden over een energieprestatiecertificaat moeten beschikken. Met de huidige energieprijzen zullen woningen met een goed energieprestatie-label waarschijnlijk gemakkelijker kunnen worden verhuurd, dan woningen met een slecht label. Gekoppeld aan de invoering van het energieprestatiecertificaat is voor deze doelgroep een specifieke aanpak wenselijk. Vermoedelijk behoort de doelgroep van verhuurders voor een groot deel ook tot de doelgroep oudere eigenaars. In eerste instantie kan bekeken worden of het aanvullend ondersteuningssysteem voor de doelgroep oudere eigenaars al niet voldoende stimulans is voor de doelgroep verhuurders. 2.3. Voor de meest geschikte acties de mogelijke valkuilen (omkadering, financiële middelen, …) inventariseren en een gepaste strategie uitwerken om deze valkuilen te vermijden. Het is belangrijk dat de acties een antwoord geven op de vastgestelde belemmeringen voor energiebesparende investeringen in de bestaande Vlaamse woningen, namelijk ; 1. 2. 3. 4. 5.
optimaal inspelen op de natuurlijke veranderingsmomenten. verhogen van de prioriteit. wegwerken van de split-incentives. verhogen van de kennis bij de belangrijkste partijen. wegwerken van specifieke moeilijkheden voor bepaalde doelgroepen.
De actievoorstellen moeten tevens zo veel mogelijk gericht zijn op de behoeften van een specifieke doelgroep. De concrete actievoorstellen worden beschreven in hoofdstuk 3.
17
2.4. Uitvoering van het actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 opstarten De stand van zaken inzake de uitvoering van de concrete actievoorstellen wordt eveneens in hoofdstuk 3 toegelicht. Hoofdstuk 3.
Concrete actievoorstellen
Op respectievelijk de korte-, middellange- en lange termijn, worden door het Vlaams Energieagentschap de concrete juridische, financiële en praktische toepassingsmodaliteiten van volgende (voorlopige) lijst van acties uitgewerkt: 3.1. Op de korte termijn (2007-2008) 3.1.1. Het opstellen van een convenant met een aantal direct betrokken sectoren in verband met de ondersteuning van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB), Bouwunie en het Verbond van de Glasindustrie (VGI) onderschreven op 22 februari 2007 een convenant. Deze federaties zullen hun leden stimuleren om in hun dienstverleningsaanbod het verlenen van energie-advies (wijzen op premies en fiscale voordelen, aanvraagformulieren ter beschikking stellen, klanten wijzen op energiezuinigere alternatieven, ….) op te nemen. Door Informazout en enkele aardgasleveranciers (Nuon, SPE-Luminus en Electrabel Customer Solutions) werd eind mei 2007 een gelijkaardige convenant ondertekend. Deze convenanten zijn belangrijk om het maatschappelijk draagvlak voor het Energierenovatieprogramma 2020 te verhogen en de hoofddoelstellingen - en de instrumenten daartoe - telkens opnieuw bij het grote publiek onder de aandacht te brengen. Als belangrijke marktactoren uit de renovatiesector en de verwarmingsindustrie hun medewerking verlenen, zullen de doelstellingen gemakkelijker kunnen worden gerealiseerd. Status : operationeel 3.1.2. Lancering van online investeringcalculatoren op www.energiesparen.be waarmee de terugverdientijden van onder andere het plaatsen van dakisolatie, de vervanging van enkel glas en de vervanging van een oude verwarmingsketel kunnen worden berekend. Op 22 februari 2007 werden op www.energiesparen.be de energiewinstcalculatoren gelanceerd voor het berekenen van de terugverdientijd van het plaatsen van : - isolatie bij een ongeïsoleerd hellend dak; - hoogrendementsglas ter vervanging van enkel of dubbel glas;
18
-
een condensatieketel ter vervanging van een verwarmingsketel ouder dan 20 jaar.
Sinds maart is de energiewinstcalculator van de condensatieketel het 2e meest bezochte onderwerp op de website www.energiesparen.be. De energiewinstcalculator voor het plaatsen van dakisolatie is het 4e meest bezochte onderwerp. Bezoekersaantallen energiesparen.be voor 2007 (tussen haakjes 2006) : - januari 55.209 (43.658) - februari 55.952 (36.735) - maart 59.011 (40.953) - april 41.220 (32.630) Status : operationeel. 3.1.3. Een premie voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen door een geregistreerd aannemer bij een niet-belastingbetaler. De federale overheid voorziet een fiscale aftrekmogelijkheid van 40 % voor energiebesparende investeringen, waaronder dakisolatie, de plaatsing van isolerende beglazing en de vervanging van oude verwarmingsketels door condensatieketels. Niet-belastingbetalers kunnen uiteraard geen fiscale aftrek toepassen. Een oplossing voor deze categorie van mensen in de vorm van een premie, is dus gewenst. Een besluit van de Vlaamse Regering en een ministerieel uitvoeringsbesluit worden voorbereid. Teneinde de administratieve lasten, zowel voor de aanvrager als voor de overheid, te beperken, zal de toekenningsprocedure van de premies bij voorkeur via de netbeheerders verlopen. De netbeheerders voorzien immers zelf al premies voor deze energiebesparende investeringen, ongeacht het belastingsregime van de begunstigde. In eerste instantie zal in een proefperiode het toepassingsgebied worden beperkt tot een premie voor het plaatsen van dakisolatie. Het ontwerp biedt voldoende soepelheid om de minister toe te laten ook de vervanging van enkele of dubbele beglazing en de vervanging van een oude verwarmingsketel in aanmerking te nemen. Het alternatief voor deze aanpak is de invoering van een belastingskrediet of ‘korting op de factuur’ (zie hoofdstuk 4.1 pag. 32). De haalbaarheid van de invoering van een belastingkrediet of korting op de factuur voor de uitvoering van energiebesparende investeringen dient nog te worden onderzocht. Status : Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering is voorbereid. Het haalbaarheidsonderzoek voor de invoering van een belastingkrediet moet nog worden uitgevoerd.
19
3.1.4. Een projectsubsidieregeling voor verenigingen die het kwalitatief plaatsen van dakisolatie als doe-het-zelver stimuleren bij hun leden. Dit projectvoorstel is gegroeid uit de vaststelling dat de KWB in 2006/2007 een succesvol zonneboilerproject heeft uitgevoerd (Bouw zelf uw zonneboiler). Er zal worden onderzocht of een gelijkaardig project voor het stimuleren van het kwalitatief plaatsen van dakisolatie als doe-het-zelver bij de leden van de KWB mogelijk is. Hieraan kan een algemene projectsubsidieregeling voor verenigingen worden gekoppeld. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst “Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” worden door het samenwerkingsverband Tandem (Bond Beter Leefmilieu en acht gewestelijke milieu- en natuurverenigingen) al dergelijke isolatieacties ondernomen voor de eigen lokalen van verenigingen. Het project verloopt in samenwerking met het gemeentebestuur en onder de technische begeleiding van de vzw Dialoog. Dialoog is een expert in energiezuinig bouwen. Het initiatief zou kunnen worden uitgebreid tot de woningen van de leden van die verenigingen. De gemeenten kunnen een coördinerende rol spelen. Er kan een samenwerkingsverband worden gezocht met een vereniging, een sociaal economiebedrijf, een sociale huisvestingsmaatschappij, bouwsector, distributienetbeheerder,… om een dakisolatieproject voor hun burgers op te zetten. Status : het overleg met mogelijk geïnteresseerde verenigingen, in eerste instantie KWB, moet nog worden opgestart. 3.1.5. Een grootschalige communicatiecampagne ter ondersteuning van de uitvoering van voldoende dakisolatie. Er zal in oktober 2007 een grootschalige communicatiecampagne omtrent het Energierenovatieprogramma 2020 worden gevoerd. De campagne bestaat uit: - de verspreiding van huis-aan-huisbrochure i.v.m. het Energierenovatieprogramma 2020, met focus op het plaatsen van voldoende dakisolatie; - een multimediacampagne met tv-spot, radiospot(s) of printadvertentie voor de aankondiging van deze brochure; - PR aandacht aangaande het Energierenovatieprogramma 2020. Danni Heylen ( Uit het TV-programma ‘FC De Kampioenen’) wordt in de externe communicatiecampagnes de meter van het Energierenovatieprogramma 2020. In alle communicatiemiddelen staat Danni Heylen (stem, beeld, interviews, …) zoveel mogelijk centraal. Naast deze grootschalige mediacampagne zijn er nog enkele andere kleinschaligere communicatie-initiatieven gepland of in voorbereiding, m.n.:
20
- de uitwerking van 3 TV-reportages over de 3 hoofdthema’s van het Energierenovatieprogramma 2020 i.s.m. de regionale televisie (in een productie van WTV) en de VCB (uitzending op 6, 13 en 20 oktober); - “Energie besparen met Roger”, 3 internetfilmpjes omtrent het plaatsen van dakisolatie; - Ziezo: media-aandacht i.v.m. het Energierenovatieprogramma 2020 via diverse media (De Zondag, Casas, de Vlaamse Renovatiedag, Batibouw 2008, …); - een themanummer van Houtnieuws (Woodforum) in september 2007 over het Energierenovatieprogramma 2020. Status : Het bestek voor de communicatieopdracht is gelanceerd. De toewijzing van de opdracht zal vermoedelijk in augustus gebeuren. De uitvoering van de grootschalige communicatiecampagne is voorzien voor eind oktober 2007. 3.1.6. Lancering van een ‘Charter ter ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020’ waarin maatschappelijke organisaties onderschrijven dat zij de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 vervroegd zullen implementeren voor hun gebouwen en/of hun leden zullen stimuleren om hun woningen in overeenstemming te brengen met deze doelstellingen. Het initiële project-idee in verband met het Charter had volgende krachtlijnen: 1. Als ondertekenende partijen worden verschillende categorieën voorzien: - organisaties die zich engageren om hun eigen gebouwen in overeenstemming te brengen met de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (bv. vakbonden, ziekenfondsen, financiële instellingen, …); - organisaties die hun leden actief zullen stimuleren via informatieverstrekking (bv. Gezinsbond, …); - organisaties die hun leden actief zullen stimuleren via het benadrukken van hun voorbeeldfunctie (bv. BBL, ..); - organisaties die hun leden actief stimuleren via het laten ondertekenen van een engagementsverklaring (bv. UNIZO, …); - bedrijven die hun werknemers actief stimuleren via een financiële ondersteuning (bv. winkelketens, verzekeringsmaatschappijen, …). 2. De ondertekenaars zullen op een website worden gepubliceerd. Op regelmatige tijdstippen (maandelijks) zal de overheid mediaruimte aankopen om de ondertekenaars op een positieve manier onder de publieke aandacht te brengen. 3.1.6.1. De Klimaatcoalitie Het project-idee zoals hierboven beschreven zal deels moeten worden herdacht omwille van mogelijke overlapping met een gelijkaardig initiatief dat begin 2007 werd opgestart, m.n. de Klimaatcoalitie. Deze Klimaatcoalitie groepeert een 60-tal middenveldorganisaties die zich ertoe engageren om hun energieverbruik te verminderen.
21
Het was oorspronkelijk de bedoeling om in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 maatschappelijke organisaties uit te nodigen zich in te schrijven in een Charter om dit programma mee te ondersteunen en te promoten bij hun leden. Het lijkt op dit ogenblik nog weinig zinvol om deze organisaties vanuit de Vlaamse overheid ook nog eens te contacteren om een afzonderlijk Charter ter ondersteuning van energierenovatiewerken te ondertekenen. Er wordt door de Vlaamse overheid wel een financiële ondersteuning overwogen van de Klimaatcoalitie. Deze financiële ondersteuning zal gekoppeld worden aan het ondersteunen van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 door de Klimaatcoalitie. Status : Er heeft een eerste overleg plaatsgevonden op 19 maart 2007. Een volgend overleg zou plaatsvinden nadat de Klimaatcoalitie bijkomende informatie (o.a. budget) heeft bezorgd. De gevraagde informatie werd nog niet ter beschikking gesteld. 3.1.6.2. Het project ‘KMO’s voor Kyoto’ In samenwerking met UNIZO werd recent het project ‘KMO’s voor Kyoto’ opgestart. UNIZO zet zich in om tijdens dit project zoveel mogelijk KMO’s te overtuigen om een klimaatcharter ondertekenen. In dit charter engageert de KMOondernemer zich om op een sociaal-economisch verantwoorde manier energiebesparing en milieuzorg te integreren in het globale ondernemingsbeleid. Een KMO-ondernemer die het charter ondertekent, engageert zich concreet tot: 1° het streven naar een vermindering van het energiegebruik door de onderneming met minstens 7,5% tegen eind 2012; 2° het streven naar een vermindering van de gemiddelde CO2-uitstoot van het eigen wagenpark met minstens 15% tegen eind 2012; 3° het inventariseren van het energiegebruik, de energiekosten, de transportkosten en het afvalbeheer; 4° het systematisch controleren van de tanks, leidingen en stookinstallatie en het regelmatig onderhoud ervan; 5° het hanteren van de milieu- en energievriendelijkheid als een criterium bij de beoordeling van elke investering; 6° het gebruiken van een door UNIZO ontwikkelde code voor milieu- en energiebewust aankoop- en verkoopbeleid en milieu- en energiebewuste organisatie en werking van de onderneming; 7° het jaarlijks overmaken van de geboekte resultaten aan UNIZO. UNIZO zal specifieke promotiefolders en een websiteplatform ‘KMO voor Kyoto’ ontwerpen. UNIZO zal tevens een Kyoto-map met geplastificeerde checklists ontwikkelen met energiebesparende en emissiereducerende maatregelen die eenvoudig te implementeren zijn in KMO’s. Uit de lijst van ondernemingen die het klimaatcharter ondertekenen, zal UNIZO enkele ondernemingen selecteren die voorloper zijn op het vlak van zorg voor het leefmilieu en energiebesparing.
22
UNIZO zal in 2007 voor haar eigen kantoorgebouwen een energie-audit laten uitvoeren. Het gaat over zo’n 17 eigen UNIZO-gebouwen in gans Vlaanderen, goed voor zo’n 10.000 m². De organisatie zal haar medewerkers voorts systematisch informeren en sensibiliseren over de voortgang van de geplande projecten en van de besparingen en roept de KMO’s op hetzelfde te doen. Status : Het projectsubsidiebesluit is goedgekeurd. Medio april namen 3000 zelfstandige ondernemers deel aan de lanceringsactie van het project. 700 OostVlaamse zelfstandige ondernemers en KMO-bedrijfsleiders ondertekenden het charter. Gelijkaardige initiatieven zullen de komende maanden ook in de andere provincies worden georganiseerd. 3.1.6.3. Engagementsverklaring voor grote ondernemingen Naar analogie van het UNIZO-initiatief voor zelfstandige ondernemers, wordt gezocht naar een initiatiefnemer om een gelijkaardig initiatief voor grote ondernemingen op te starten. Het moet mogelijk zijn een aantal grotere bedrijven (verzekeringsmaatschappijen, Colruyt, ….) te bewegen om ook een “Kyotoambassadeur” te worden. Status : In onderzoek. 3.1.6.4. Energiewedstrijd voor gemeenten Het VEA zal op basis van gegevens waarover zij beschikt in het kader van bestaande beleidsinstrumenten (energieprestatieregelgeving, cluster Energie, REG-actieplannen van de netbeheerders, gemeentelijke subsidieregelingen voor energiebesparende investeringen) alle Vlaamse gemeenten rangschikken en deze rangschikking openbaar maken op www.energiesparen.be. Teneinde de impact van dit project te maximaliseren, zal de algemene rangschikking worden opgesplitst in verschillende categoriëen (rangschikkingen per provincie of zelfs per regio, rangschikkingen volgens de grootte van de gemeenten, …) De best gerangschikte gemeenten kunnen meedingen naar de prijs van ‘meest energiebewuste Vlaamse gemeente’. De gemeenten die niet goed gerangschikt zijn, worden gestimuleerd om initiatieven te nemen die het lokale energiebeleid versterken. Status : verspreiding van de rangschikking begin oktober 2007. 3.1.7. Financiële ondersteuningsmaatregel voor ambtenaren die energiebesparende investeringen uitvoeren. Indien zij organisaties en bedrijven wil overtuigen om actief mee te werken aan de realisatie van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020, zal de Vlaamse overheid zelf het goede voorbeeld moeten geven.
23
In eerste instantie zal de Vlaamse overheid via haar personeelsblad “13” de Vlaamse ambtenaren oproepen om hun woningen in overeenstemming te brengen met de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 (Centrale boodschap : als Vlaamse overheid verwachten wij van onze personeelsleden dat zij een voorbeeldfunctie inzake energiebewust handelen vervullen. Dit houdt ook in dat van een Vlaamse ambtenaar mag worden verwacht dat zijn woning aan een aantal minimale voorwaarden inzake energieprestaties voldoet : o.a. dakisolatie, geen enkel glas en een performante verwarmingsketel). Daarnaast kan zij een fonds creëren van waaruit, als voorfinanciering van de fiscale aftrek via de personenbelasting, vast te leggen categorieën van Vlaamse ambtenaren een renteloze lening kunnen verkrijgen (bv. niveaus C en D voor 2 jaar een renteloze lening van 1500 euro voor uitvoering met een geregistreerd aannemer en van 500 euro voor doe-het-zelf-dakisolatie). Ter voorbereiding van het sectoraal akkoord 2008-2009 werd volgend voorstel uitgewerkt : ‘Het oprichten van een fonds waarbij personeelsleden van de Vlaamse overheid renteloze leningen kunnen afsluiten voor het financieren van energie- of milieuinvesteringen. De hoogte van deze leningen kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van het gezin en van de gezinssamenstelling. De Vlaamse overheid kan door het opnemen van dergelijk voordeel in haar sectoraal akkoord een voortrekkersrol vervullen voor de sectorale akkoorden die door andere overheden of in de private sector worden gesloten.’ Status : Het Managementcomité van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) heeft op 30 maart 2007 haar akkoord betuigd met dit voorstel voor het sectoraal akkoord 2008-2009. Het departement LNE heeft het vervolgens voor verder overleg bezorgd aan het departement Bestuurzaken. 3.1.8. De informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen laagdrempelig beschikbaar stellen (niet enkel opvraagbaar via internet, maar ze bijvoorbeeld ook telefonisch opvraagbaar maken). De website www.energiesparen.be is uitgegroeid tot communicatie-instrument van het Vlaams Energieagentschap.
het
voornaamste
Recente studies wijzen uit dat het profiel van de internetgebruikers in Vlaanderen snel evolueert van een jong publiek naar dat van een gemiddelde Belg. Zo is nog slechts 44% van de surfers in Vlaanderen jonger dan 35 en slechts 12% is universitair geschoold. Hoewel het al lang niet meer zo is dat internet het speelterrein is voor jongere en hoger opgeleide mensen, toch heeft nog steeds 43% van de Belgen geen toegang tot het internet. Er zijn initiatieven nodig om de informatie over o.a. de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen ook bij nietinternetgebruikers te brengen. Deze informatie zou ook op een praktische laagdrempelige manier telefonisch opvraagbaar moeten worden.
24
Status : In voorbereiding. Lancering in oktober 2007. 3.1.9. Een internettool ter beschikking stellen waarmee de burger op een eenvoudige manier de coördinaten van geregistreerde aannemers kan opzoeken om een offerte te vragen voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen. Burgers die geïnteresseerd zijn om energiebesparende investeringen uit te voeren, hebben niet steeds de tijd of de motivatie om op zoek te gaan naar een geregistreerde aannemer die deze werken zou kunnen uitvoeren. Er is een tool nodig waarmee op een eenvoudige manier een overzicht kan worden bekomen van de geregistreerde aannemers uit de regio die om een offerte kunnen worden gevraagd voor het plaatsen van : - dakisolatie; - hoogrendementsglas ter vervanging van enkel of dubbel glas; - een condensatieketel ter vervanging van een verwarmingsketel ouder dan 20 jaar. De Vlaamse Confederatie Bouw heeft begin 2007 de website www.ikzoekeenvakman.be vernieuwd waarop de coördinaten van geregistreerde aannemers kunnen worden opgezocht die actief zijn in het domein van duurzaam bouwen. Deze website kan ter ondersteuning van de realisatie van de hoofddoelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 verder worden uitgebouwd met een rubriek over energiezuinige renovaties. De geregistreerde aannemers zullen kunnen opgeven of zij al dan niet over kennis en vaardigheden inzake energiezuinige renovaties beschikken. De website kan ook worden uitgebreid met extra praktische informatie over energiezuinige ingrepen, technische tips, een toelichting bij de terugverdieneffecten, de beschikbare premies en andere tegemoetkomingen. Status : Het ontwerp van projectsubsidiebesluit is goedgekeurd. 3.1.10. Het verspreiden van informatie over financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen aan kopers van een woning, via o.a. de immobiliënsector en de notarissen. Bij de uitvoering van energiebesparende investeringen zoals het plaatsen van dakisolatie, de vervanging van enkele beglazing door hoogrendementsbeglazing of een oude verwarmingsketel, wordt het ongemak geminimaliseerd door de investeringen uit te voeren tijdens natuurlijke investeringsmomenten. De overgrote meerderheid van de burgers die een woning kopen, voeren een aantal investeringen uit vooraleer ze de woning in gebruik nemen. Op dit “natuurlijk” investeringsmoment zou de koper ook moeten worden overtuigd om een aantal kostenefficiënte energiebesparende investeringen uit te voeren.
25
De immobiliënsector en de notarissen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door de koper op de hoogte te brengen van de voordelen die aan de uitvoering van deze investeringen verbonden zijn (voor de eigen portemonnee en voor het leefmilieu). Met de immobiliënsector en de notarissen kunnen afspraken worden gemaakt over de informatie die zij terzake kunnen of wensen ter beschikking te stellen van hun klanten. Status : Besprekingen met de Orde van notarissen werden eind mei opgestart. De besprekingen met de immobiliënsector moeten nog worden opgestart. 3.1.11. Opstarten van een rollend investeringsfonds investeringen in de sociale woningbouw.
voor
energiebesparende
Van een belangrijk deel van de ongeveer 135.000 sociale huurwoningen kunnen de energieprestaties aanzienlijk worden verbeterd. De sociale huurder zelf zou via een recurrent verlaagde energiekost rechtstreeks baat vinden bij energiebesparende investeringen, terwijl de huisvestingsmaatschappij haar patrimonium kan opwaarderen. Het project-idee bestaat erin om de VMSW een startkapitaal ter beschikking te stellen om een Rollend Fonds voor energierenovatie in de sociale woningbouw operationeel te maken. De huisvestingsmaatschappijen kunnen uit dit Fonds putten om hun energierenovatie-investeringen te financieren. De huurder dient er zich toe te verbinden om aanvullend aan zijn huurprijs een vast bedrag te betalen voor de uitgevoerde energierenovatie als geleverde energiedienst. Deze energiedienstenvergoeding wordt niet beperkt in de tijd. Op die manier kan de VMSW een Fonds opbouwen dat stelselmatig over meer middelen zal beschikken om energierenovaties uit te voeren. De kostprijs van een gemiddelde energierenovatie van een sociale woning, indien uitgevoerd in opdracht van een sociale woningmaatschappij, bedraagt 7.500 euro: dakisolatie (1000 euro), vervanging van ramen met enkel glas (3500) en vervanging van een oude verwarmingsketel (3000 euro). Uitgaande van een startkapitaal van 7,5 miljoen euro kunnen dus van 1000 energieverslindende sociale huurwoningen de energieprestaties worden verbeterd. Het betreft dus 1000 sociale huurwoningen waarin de 3 investeringen (dakisolatie, vervanging van ramen met enkel glas en oude verwarmingsketel) worden uitgevoerd. Een dergelijke energierenovatie leidt tot een gemiddelde daling van de energiekost voor de huurder op jaarbasis van 600 euro. Als bijdrage van de huurder op jaarbasis wordt uitgegaan van een bedrag van 300 euro (50% van de daling van de energiekost). Op te merken valt wel dat het gemiddeld verbruik en de gemiddelde besparing (beide afhankelijk van woongewoonte en uiteindelijk gekozen optie(s) bij de renovatie) wel aanzienlijk kan verschillen van de werkelijke energiekost/energiewinst voor de individuele
26
huurder/gebruiker/investeerder. Voor de beoordeling van beleidsmaatregelen en/of om de globale kost te schatten, kan men van gemiddelden uitgaan, maar wanneer concrete maatregelen moeten worden genomen, kan men deze gemiddelden niet langer als criterium gebruiken bij de schatting van de werkelijke kost of winst. Een meer gedifferentieerde tussenkomst naargelang het geval kan zich dus opdringen. De jaarlijkse ontvangst van het Fonds bedraagt voor 1000 gerenoveerde woningen 300.000 euro. Hiermee kunnen bijkomend van 40 woningen de energieprestaties worden verbeterd. Het volgende jaar stijgt de bijdrage van de huurders tot 312.000 euro. Door hiermee opnieuw in bijkomende bestaande woningen energiebesparende investeringen uit te voeren, kan het Rollend Fonds verder worden opgebouwd. De VMSW verwerft op die manier op termijn substantiële middelen om de energieprestaties van bestaande sociale huurwoningen in Vlaanderen te verbeteren. Een alternatief voor dit rollend investeringsfonds is een regelgeving waarbij het de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt toegestaan om de netto-investeringskost van investeringen in betere energieprestaties voor een sociale woning, door te rekenen in de huur. Status : Het beleidsdomein Wonen is een ontwerp van huurbesluit voor de sociale huisvesting aan het uitwerken dat moet toelaten om de huur van sociale woningen aan te passen als compensatie voor de uitvoering van energierenovatieinvesteringen. De project-idee van het rollend investeringsfonds wordt on hold geplaatst tot er meer duidelijkheid is over de politieke haalbaarheid van het ontwerp van nieuw huurbesluit. 3.1.12. Gezamenlijke uitvoering van energiebesparende investeringen in sociale woonwijken. Teneinde voor huurders van sociale woningen het ongemak dat gepaard gaat met het uitvoeren van energiebesparende investeringen te beperken, zal worden onderzocht of de sociale huisvestingsmaatschappij een coördinerende rol kan opnemen, waardoor de sociale huurder zelf maar een beperkte inspanning moet leveren om de energieprestaties van zijn woning te verbeteren. De sociale huisvestingsmaatschappij zou voor de plaatsing van dakisolatie in een woonwijk een geregistreerde aannemer kunnen selecteren. Aan de sociale huurders zou het aanbod kunnen worden gedaan om in dit kadercontract te stappen. De investering zou kunnen worden uitgevoerd met een reductie van bijv. 50%. Voor de 50% die ze zelf nog moeten dragen, kunnen zij dan nog beroep doen op de fiscale aftrek. De lage investeringskost kan worden aangeboden door: - het schaalvoordeel, waardoor de sociale huisvestingmaatschappij tegen een lagere kostprijs de investering kan laten uitvoeren dan een individu;
27
-
een afspraak met de netbeheerders om de huurders afstand te laten doen van hun premie ten voordele van de huisvestingsmaatschappij; een tussenkomst van de Vlaamse overheid in het kader van een proefproject.
Voor de sociale huurder heeft deze aanpak als voordelen: - een aanzienlijke korting op de investeringskost waardoor investering op minder dan 1 jaar is terugverdiend; - men moet zelf niet op zoek gaan naar een geregistreerd aannemer. Voor de sociale huisvestingsmaatschappij zijn er de volgende voordelen: - opwaardering van het patrimonium; - kwaliteitsvolle uitvoering is onder controle door centrale uitbesteding; - huurders besparen structureel op hun verwarmingsfactuur, waardoor de kans op wanbetaling van de huur in zekere mate zal verminderen. De Vlaamse overheid kan een oproep doen naar projectvoorstellen en de sociale huisvestingsmaatschappijen in een proefperiode financieel ondersteunen voor de overhead- en/of investeringskosten. Status : Er is op 8 en 31 mei 2007 overleg geweest met de VMSW om de haalbaarheid van dit project-idee te bespreken. De besprekingen worden verder opgevolgd. 3.1.13. Een financiële aanmoediging voor syndici van appartementsgebouwen. Syndici zouden ook kunnen worden aangemoedigd om in één moeite energieprestatiecertificaten te laten opstellen voor alle appartementen onder hun beheer, ongeacht of deze zullen worden verhuurd, verkocht of gewoon op het tijdstip van de overhandiging van het certificaat door de huidige bewoner bewoond blijven. Verder zouden syndici kunnen worden gestimuleerd, al dan niet via financiële tegemoetkomingen en/of opleiding, om voor de bewoners/eigenaars van appartementsgebouwen gezamenlijke oplossingen uit te werken voor energiebesparende maatregelen zoals dakisolatie, de vervanging van ramen of het vervangen van de gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie. Een mogelijke suggestie is het opbouwen van een investeringsreserve, gespijsd met een modale verhoging van de maandelijkse gemeenschappelijke lasten, die dus meer zouden dekken dan de strikte kosten voor het gemeenschappelijk gebruik. Dit kan al dan niet worden uitgebreid met de juridische mogelijkheid voor de syndicus om de reserve ook te gebruiken voor investeringen waarover geen unanimiteit bestaat tussen de bewoners/eigenaars. Status : haalbaarheidsonderzoek nog op te starten. 3.1.14. Rollend Fonds voor verenigingen die een energierenovatie willen uitvoeren De financiële ondersteuningsmaatregelen voor de energierenovatie van gebouwen van verenigingen (vnl. vzw’s) zijn momenteel beperkt. Zij komen niet in
28
aanmerking voor een fiscaal voordeel. Zij kunnen enkel genieten van de premies van hun netbeheerder. Aangezien deze vzw’s dikwijls een verouderd gebouwenpark in eigendom hebben, heeft deze doelgroep nog een belangrijk energiebesparingspotentieel. Voorgesteld wordt om aan deze verenigingen tegen een vooraf vastgelegd (laag) tarief een energierenovatielening te verstrekken voor een maximaal bedrag van bijv. 10.000 euro. Als tegenprestatie kan aan de vereniging ook worden opgelegd, naar haar leden toe actief te communiceren over rationeel energiegebruik. Het lijkt ook aangewezen dat de Vlaamse overheid voorafgaandelijk een energieaudit laat uitvoeren zodat men zeker is dat de meest kostenefficiënte energiebesparende investeringen worden uitgevoerd en gefinancierd. Met een budget van 10 miljoen euro kan de energierenovatie van 1000 gebouwen van verenigingen worden aangepakt. De aflossingen kunnen worden geherinvesteerd. Status : Nog volledig verder uit te werken. 3.2. Op de middellange termijn (2009-2012): 3.2.1. De verplichte vermelding op het energieprestatiecertificaat van het ontbreken van dakisolatie, de aanwezigheid van enkel glas, de aanwezigheid van een verouderde verwarmingsketel, … Status : Het eerste ontwerp van vorm en inhoud van het energieprestatiecertificaat is in uitwerking. Het overleg wordt in mei 2007 opgestart. 3.2.2. Uitwerken van slimme financieringsformules voor de uitvoering van energiebesparende investeringen in het kader van energierenovatiewerken. (2009) De haalbaarheid wordt nagegaan van een gelijkaardig project als het ISOLTOproject in Nord-Pas de Calais, waarbij een tweetal banken, in samenwerking met de regionale overheid, leningen toestaan met verminderde rentevoet voor energierenovatieprojecten in de woningsector. Informatie over de concrete uitvoeringsmodaliteiten en resultaten van dit ISOLTO-project werden op 7 maart 2007 opgevraagd bij de Regio Nord-Pas de Calais. Een herinnering werd gestuurd op 26 maart 2007. Totnogtoe werd nog geen reactie ontvangen.(5) In Duitsland bestaat een CO2-Gebäudesanierungsprogramma (in de Belgische 5
Eind mei werd wel gesuggereerd om telefonisch contact op te nemen.
29
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voorgesteld als “alliantie voor werkgelegenheid en milieu”), waarbij via de normale huisbank bij een bankconsortium (KfW-Förderbank) goedkope leningen kunnen worden aangegaan, en recent zelfs een “Zuschuss” zou kunnen worden bekomen voor energiesanering van bestaande woongebouwen. Zowel voor de “Zuschussvariante” als voor de “Kreditvariante” wordt een onderscheid gemaakt tussen een sanering die tot 30% betere prestaties dan de eisen voor nieuwbouw aanleiding geven, dan wel gewoon voldoen aan de nieuwbouweisen. Voor de Zuschussvariante is 12,5 % “Tilgungszuschuss” voorzien ingeval van 30% betere prestaties dan de nieuwbouweisen en 5% Tilgungszuschuss voor prestaties die overeenstemmen met de eisen voor nieuwbouw. Wat de rol of inbreng van de overheid in dit alles is, is onduidelijk. Door het VEA werd met de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) contact genomen om de haalbaarheid van een gelijkaardig initiatief als het ISOLTOproject in Vlaanderen te bespreken. Een meerderheid binnen het Directiecomité van de BVK heeft het in de gegeven omstandigheden evenwel niet opportuun geacht hierover besprekingen op sectorniveau aan te vatten. Er werd aansluitend met de vier grootste kredietinstellingen (Fortis, KBC, Dexia en ING) een overleg opgestart, waarop o.a. ook de financieringsproblematiek van energiebesparende investeringen is besproken. Volgens deze kredietinstellingen stelt zich niet echt een financieringsprobleem. Verschillende banken bieden al aan aantrekkelijke voorwaarden een energierenovatiekrediet aan. Deze kredietvorm is vrij succesvol. Volgens de kredietinstellingen worden beslissingen inzake het uitvoeren van energiebesparende investeringen niet uitgesteld omwille van de financieringsproblematiek maar eerder omwille van het ongemak dat met de uitvoering van deze investering gepaard gaat. De gesprekspartners verwachten meer impact van een gecoördineerde marketingactie rond de energierenovatiekredieten, dan van een specifiek nieuw product dat met steun van de overheid op de markt wordt gebracht. Belangrijk ook is te vermelden dat het FRGE (federaal Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost) via lokale entiteiten aan iedereen zal kunnen uitlenen tegen een interest van ongeveer 2% en dit zonder de tussenkomst van de “private” kredietinstellingen. Gelet op voorgaande reacties werd onderzoek opgestart van een alternatieve aanpak m.n. een aanpak zoals momenteel wordt toegepast door vele winkelketens en waarbij de koper ter plaatse een lening afsluit. De klant doet de aankoop en betaalt af in maandelijkse termijnen. De verkoper ontvangt het aankoopbedrag van de kredietinstelling en de kredietinstelling handelt de afbetaling met de klant af. In het geval van energiebesparende investeringen zou het financieringsmechanisme via de aannemer zelf gebeuren. Zou een interessante financieringsformule zijn indien de afbetalingsbedragen kunnen worden afgestemd op de gerealiseerde besparingen op de energiefactuur en de ontvangst van premies en fiscale aftrek.
30
Na een consultatie van de sector over dit projectidee bleek dat de Vlaams Schrijnwerkers sinds kort beschikken over een systeem waarbij particulieren ook bij installateurs van keukens kredietmogelijkheden krijgen. Op basis van de ervaring opgedaan bij de installatie van keukens zal het VCB onderzoeken in welke mate en op welke manier voor de aankoop en plaatsing van dakisolatie, condensatieketels en andere belangrijke energiebesparende investeringen een gelijkaardig stelsel van consumentenkrediet kan worden georganiseerd. Status : Het ontwerp van projectsubsidiebesluit is goedgekeurd. 3.2.3. Een fiscaal voordeel voor de uitvoering van energiebesparende investeringen via de successierechten. (2010) Dit is op te nemen in het volgende regeerakkoord. Status : Nog volledig uit te werken. 3.2.4. Aanmoedigingsmaatregelen voor het aanbrengen van muurisolatie. (2010) Begeleiding voor de goede uitvoering is nodig. Status : Nog volledig uit te werken. 3.2.5. De haalbaarheid/wenselijkheid onderzoeken van een afbraakpremie voor nog bewoonbare gebouwen, maar met extreem slechte energieprestaties Door de alsmaar duurder wordende bouwgronden, worden meer en meer oude woningen aangekocht met de bedoeling ze grondig te renoveren. De energieprestaties van deze oude woningen kunnen dikwijls niet op een aanvaardbaar peil worden gebracht omwille van allerhande omstandigheden (stedenbouwkundige voorschriften, bouwfysische karakteristieken, …). Een deel van deze woningen zou beter worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwbouw. De nieuwbouw valt dan onder het toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving, waardoor ze automatisch voldoen aan de eisen van energiezuinigheid. Er blijken momenteel verschillende remmen te bestaan om de stap naar sloop en nieuwbouw te zetten (sloopkost, tijdelijke herhuisvesting zoeken waar dikwijls ook een kostprijs aan verbonden is, …). Het project-idee houdt in dat voor deze woningen een substantiële slooppremie wordt toegekend. Als tegenprestatie kan de bouwheer worden verplicht om een nieuwbouw te zetten met hogere prestaties dan het E100 peil. Op jaarbasis zouden er momenteel ongeveer 2000 woningen worden gesloopt. Er moet nog grondig worden nagedacht over de wijze waarop het meeneemeffect van dit pilootproject maximaal kan worden vermeden (bijv. de woning moet recent zijn aangekocht en de laatste 2 jaar nog bewoond zijn geweest ; enkel eengezinswoningen ; de deskundigen-inspecteurs van het Agentschap Wonen-
31
Vlaanderen die de woonkwaliteitsbewaking van de Vlaamse Wooncode nagaan, moeten in een “advies over de woninggebreken” van oordeel zijn dat afbraak nuttiger is dan energierenovatie (cfr. art. 5, §1, tweede lid van het ontwerp van besluit van Vlaams minister Marino Keulen: zij kunnen volgens deze bepaling nagaan welke de prioritaire of noodzakelijke renovatiewerkzaamheden zijn aan een woning), …). De federale regering heeft ook beslist om de BTW op sloopwerken te verlagen van 21 naar 6% wanneer de woning in kwestie vervangen wordt door nieuwbouw en op voorwaarde dat ze gelegen is in een van de 32 steden die hiervoor in aanmerking komen(6). Ook deze maatregel kan leiden tot een stijging van het aantal slopen van oude woningen waarvoor de energieprestaties nog moeilijk op een aanvaardbaar peil te brengen zijn. Status : In eerste instantie dient het effect van de BTW-verlaging op het aantal slopen van oude woningen worden afgewacht. Er zal moeten worden nagegaan of een Vlaamse slopingspremie ter stimulering van energiezuinige woningen dan nog een meerwaarde heeft, bijvoorbeeld buiten de betrokken stedelijke gebieden. 3.3.
Op de langere termijn (2013-2020): o De afbouw van de premieregelingen om het stimulerend effect van de acties in een bepaald tijdsvenster te behouden. o Woningen zonder dakisolatie, met enkel glas of met een verouderde verwarmingsketel niet meer verkoopbaar of verhuurbaar stellen. o Minimale rendementseisen voor verwarmingssysteem opleggen. o Minimale eisen voor dakisolatie verplichtend maken. o Minimale eisen vaststellen.
voor
de
warmtedoorgangscoëfficient
van
beglazing
Hoofdstuk 4. Ondersteunende federale maatregelen 4.1. Aanpassing van de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen Ondanks het interessante aanbod aan energiepremies is er nog geen stormloop om van al deze premies en fiscale voordelen te genieten. De premies zijn hoog genoeg, maar het feit dat de gezinnen de premies en vooral de fiscale aftrek moeten voorfinancieren, blijkt een sterke rem op de investeringsbereidheid te zijn. Pas na enkele maanden en na goedkeuring van het dossier krijgt de Vlaming het premiebedrag gestort. Voor de fiscale maatregelen voor energiebesparende investeringen wordt het fiscale voordeel 6
Deze steden zijn: Brussel, Antwerpen, Charleroi, Gent, Luik, Anderlecht, Sint-Gillis, Sint-Joost-tenNode, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek, Vorst, Mechelen, Leuven, Brugge, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas, Genk, Hasselt, Bergen, Moeskroen, La Louvière, Doornik, Seraing, Verviers, Namen, Elsene, Ukkel en Etterbeek.
32
pas 2 jaar na de betaling van de factuur verrekend in de belastingaangifte. Ook heel wat niet-belastingplichtigen kunnen nu niet genieten van de aanzienlijke fiscale voordelen. Een hervorming van het systeem van fiscale voordelen voor energiebesparende investeringen kan deze knelpunten wegwerken. Het fiscale voordeel zou al onmiddellijk moeten worden verrekend bij de aankoopfactuur. Een dergelijke ‘korting op de factuur’ werd begin 2007 al door de federale regering beslist bij de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen en zou tegen 1 juli 2007 moeten operationeel zijn (de autodealer mag het bedrag van de vermindering aftrekken van de aankoopprijs, hij krijgt dat bedrag dan nadien vanwege de fiscus terug). Op die manier wordt het te investeren bedrag al met 40% verlaagd. Bovendien zouden op die manier ook de gezinnen die nu geen belasting betalen eveneens kunnen genieten van een fiscaal krediet. 4.2. Aanpassing van de wetgeving op het consumentenkrediet Verschillende banken brachten al een aangepaste goedkope lening of een consumentenkrediet op de markt die specifiek gericht is op energiebesparende investeringen. De federale wetgeving op de consumentenkredieten eist evenwel dat er nu voor ieder energiekrediet een uitgebreid aanvraagdossier wordt opgemaakt. Dit betekent zowel voor de aanvrager als de kredietverstrekker een administratieve last. Voor een aantal standaard energiebesparende maatregelen, zoals bvb de vervanging van een cv-ketel of het isoleren van een dak, zou een snellere en goedkopere procedure om een energierenovatiekrediet aan te vragen, moeten worden mogelijk gemaakt. Deze energiebesparende investeringen verdienen zich immers op enkele jaren tijd terug, zodat er een veel grotere garantie is dan bij de aankoop van andere goederen, zoals TV, keuken of salon, dat het ontleende kapitaal wordt terugbetaald. 4.3. Aanpassingen aan de huurwet Op de verhuurmarkt bevinden zich momenteel nog veel woningen die slecht geïsoleerd zijn, met oude ramen en een oude verwarmingsinstallatie. De huurwet zou moeten worden aangepast, zodat energiebesparende investeringen in huurwoningen worden gestimuleerd. De verhuurder ziet energiebesparende investeringen nog altijd in eerste instantie als een kost die hij niet kan terugverdienen omdat de huurder profiteert van de lagere energiefactuur. De huurder mag meestal zelf geen energiebesparende investeringen uitvoeren. Na de uitvoering van energiebesparende investeringen een energietoeslag toestaan, kan hiervoor soelaas bieden. De energietoeslag dient aldus te worden bepaald dat de verhuurder zijn investering kan terugverdienen en dat globale kost voor de huurder
33
verlaagt. (M.a.w de nieuwe huur + de (lagere) energiekosten moeten lager uitvallen dan de oude huur + (hoge) energiekosten). Na de invoering van de energieprestatiecertificaten bij verhuur zou, naast de affichering van de huurprijs, ook kunnen worden voorzien in de affichering van de energieprestaties van de huurwoning. Hoofdstuk 5. Toetsing van de actievoorstellen aan de weg te werken belemmeringen In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste te overwinnen knelpunten geïnventariseerd: - Om de rompslomp, de financiële impact, het ongemak tijdens de uitvoering en andere praktische belemmeringen te minimaliseren, is het nuttig de investering tijdens een natuurlijk veranderingsmoment uit te voeren (bijvoorbeeld bij een verkoop, een verhuis, een renovatie om andere dan energieredenen, …). - Oudere bewoners (maar wellicht ook anderen) zien op tegen de moeite. Voor anderen is een te hoge energierekening aanvaardbaar vanwege het geringe aandeel van de energiekosten in het gemiddelde huishoudbudget. Voor hen is het uitvoeren van energiebesparende investeringen dus geen prioriteit. - De problematiek van de huurder-verhuurder waarbij de voordelen van de energiebesparingsmaatregelen niet terecht komen bij degene die de investering zou moeten doen (split incentives). - Onvoldoende kennis over energiebesparingsmogelijkheden. - Elke doelgroep behoeft aangepaste stimuli. De verschillende segmenten van de markt vragen om een verschillende benadering. Voor elk van die segementen zijn combinaties van maatregelen nodig die op een effectieve manier knelpunten voor energiebesparende maatregelen kunnen doorbreken. Per actievoorstel kan worden aangegeven op welk knelpunt daarbij wordt ingespeeld.. Dit geeft voor de hiervoor beschreven actievoorstellen de volgende evaluatietabel (nog verder te verfijnen): Actie
Actie beoogt het verminderen van de volgende belemmeringen Inspelen op Gebrek veranderings- aan moment prioriteit
Splitincentives
Gebrek aan kennis
Specifieke doelgroepen
Convenanten met sectoren
x
Investeringscalculator
x
Premie of belastingskrediet voor niet-belastingbetaler
x
Subsidie verenigingen
x
x
Alle
x
x
Alle
Charter Klimaatcoalitie
x
x
Alle
KMO voor Kyoto
x
x
Alle
GO voor Kyoto
x
x
Alle
Wedstrijd gemeenten
x
x
Alle
x
x
Lagere inkomens
Communicatiecampagne
CAO Vlaamse ambtenaren
x
x
Alle
x
Alle Lagere inkomens
34
Laagdrempelige informatie
x
Lagere inkomens
Zoekmodule geregistreerde aannemers
x
Kopers
x
Kopers
Informatie aan nieuwe eigenaars
x
Investeringsfonds sociale woningen
x
x x
Lagere inkomens Lagere inkomens
In groep uitvoeren van energiebesparende investeringen
x
x
Aanmoediging syndici
x
x
Rollend fonds verenigingen
x
Tekortkomingen vermelden op EPC
x
Fiscaal voordeel successierechten
x
x
x
x
Verhuurders Alle
x
Verhuurders / oudere eigenaars Alle
x
Verhuurders / oudere eigenaars
x
Aanmoediging voor muurisolatie Afbraakpremie
x
x
Verhuurders -
x
Slimme financiering van energiebesparende investeringen
x
35