Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 Doorkijk naar de lange termijn Ontwerpdocument ter voorbereiding van het stakeholderoverleg van 20 juni 2013
Ontwerpdocument, versie mei 2013
1
Inhoud 1.
Situering .......................................................................................................................................... 3
2.
Hernieuwbare energie in Vlaanderen: van marginaal naar centraal .............................................. 4
3.
Nu keuzes maken voor de toekomst ............................................................................................... 5
4.
Plan van aanpak............................................................................................................................... 7 Grondslagen voor een duurzaam energiesysteem ............................................................................. 7 Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 trekt transitie op gang........................................................... 8
5.
Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 – status: in ontwikkeling ................................................... 9 CLUSTER 1: EEN GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID .................................................................... 10 CLUSTER 2: DE NOODZAAK VAN SLIMME NETTEN............................................................................ 13 CLUSTER 3: INZETTEN OP VERSCHILLENDE BRONNEN EN TECHNOLOGIEËN................................... 15 CLUSTER 4: INVESTERINGSZEKERHEID IS EEN ABSOLUTE MUST....................................................... 20 CLUSTER 5: INZETTEN OP INNOVATIE ............................................................................................... 22 Overzicht acties ontwerp-Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 .................................................... 25
Ontwerpdocument, versie mei 2013
2
1. Situering ViA (Vlaanderen in Actie) is het toekomstproject van Vlaanderen. Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving. Daarvoor moet Vlaanderen op heel wat vlakken betere resultaten bereiken. De doelstellingen zijn door de Vlaamse Regering en het maatschappelijk middenveld vastgelegd in het Pact 2020. Het regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2009-2014 is opgebouwd rond ViA en het helpen verwezenlijken van de doelstellingen van het Pact 2020. In de rangschikking van Europese regio’s doet Vlaanderen het vandaag niet slecht, maar ook niet schitterend. In BBP (Bruto Binnenlands Product) uitgedrukt, staan we op de 33ste plaats van 131 Europese regio’s. Dat moet beter. De uitdagingen voor de toekomst op het gebied van demografie, globalisering en milieu zijn immers enorm. Om de uitdagingen aan te pakken, moet het hele systeem veranderen. Daarom gebruikt ViA de methode van transitie. Transitie houdt in dat alle maatschappelijke partners samen nadenken over de acties die nodig zijn op lange termijn (2050). De bedoeling is om nieuwe systemen te bedenken die de huidige systemen kunnen vervangen. Er moet ook ruimte zijn voor experimenten, waarna de partners hun visie bijstellen en nieuwe oplossingen voorstellen. Transitie is het resultaat van ontwikkelingen die elkaar versterken op economisch, cultureel, technologisch, ecologisch, sociaal en institutioneel vlak. Overheden, bedrijven, kennisinstellingen, socioculturele organisaties, milieuverenigingen en individuele burgers spelen daarin elk hun rol. Een gemeenschappelijk toekomstbeeld en een langetermijnvisie zijn nodig om mensen te inspireren om verder te denken en te handelen. Transities duren vaak lang, zelfs verschillende generaties, en hertekenen de wereld.
Vlaanderen zal de transitiemethode toepassen op 13 grote maatschappelijke uitdagingen. ‘Vlaanderen in Actie’ gaf aan het Vlaams Energieagentschap (VEA) de opdracht om de transitie naar een duurzaam energiesysteem te initiëren.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
3
2. Hernieuwbare energie in Vlaanderen: van marginaal naar centraal Het energievraagstuk is wereldwijd een van de grootste maatschappelijke en economische thema’s. Energie is een basisbehoefte en een basisrecht. Energie is ook een hoeksteen van onze maatschappij: zonder energie geen welvaart. Het huidige energiesysteem botst steeds vaker tegen allerhande grenzen aan. De fossiele energiebronnen zoals olie, gas en steenkool, waar Vlaanderen vandaag nog voor meer dan 75% van afhankelijk is, geraken op. We kunnen niet voorspellen tot wanneer fossiele brandstoffen beschikbaar en betaalbaar zijn. Daarenboven eisen steeds meer opkomende landen hun deel op. Daarnaast is het huidige energiesysteem in grote mate verantwoordelijk voor het versterkte broeikaseffect dat onze planeet in de greep houdt. De situatie vormt op verschillende vlakken een bedreiging, maar biedt ons tegelijk een bijzondere kans om ons energiesysteem doordacht en radicaal om te bouwen. Een energiesysteem met zoveel mogelijk hernieuwbare energie, dat we bij voorkeur zelf produceren, maakt Vlaanderen sterker: • • • • •
(grotendeels) zelfvoorzienend en dus minder afhankelijk van – vaak politiek instabiele olieproducerende landen; een grotere diversiteit en dus meer veerkracht in de energievoorziening; meer arbeidsplaatsen; veiliger en een betere volksgezondheid; en tegelijk schroeven we de broeikasgasemissies overtuigend terug.
Maar de uitdagingen zijn groot. Een energiesysteem omvormen is een immense opdracht die over verschillende generaties heen aanhoudende inzet vraagt, op elk niveau. Deze transitie wordt wellicht het meest ingrijpende transformatieproces sinds de industrialisering van Vlaanderen, ruim 50 jaar geleden. Het is een proces dat ingrijpt op de basisstructuren van onze maatschappij. Visie, durf, politieke moed en investeringskapitaal vormen de sleutelwoorden voor de volgende decennia. Maar de noodzaak voor kapitaal geldt voor elk energiesysteem. Ook het huidige systeem staat de komende jaren voor onafwendbare investeringen. En de meerkost verbonden aan verduurzaming wordt op termijn gecompenseerd door vermeden kosten van import van brandstoffen en secundaire kosten voor klimaat-, milieu- en gezondheidszorg.
‘Het welzijn van de mensen, de industriële competitiviteit en het algemeen functioneren van de maatschappij hangen af van veilige, verzekerde, duurzame en betaalbare energie. De infrastructuur die ons in 2050 van energie zal voorzien, wordt vandaag ontworpen en gebouwd. De manier waarop we energie zullen produceren en gebruiken in 2050 wordt dus vandaag bepaald’ (Energy Roadmap 2050)
Ontwerpdocument, versie mei 2013
4
3. Nu keuzes maken voor de toekomst De transitie naar een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen is - binnen de driehoek van concurrentiekracht, bevoorradingszekerheid en milieueffecten - noodzakelijk, wenselijk en mogelijk voor Vlaanderen.
NOODZAKELIJK
WENSELIJK
omdat ons huidige energiesysteem onze welvaart en ons welzijn hypothekeert:
omdat betrouwbare energiebevoorrading de geopolitieke agenda zal blijven bepalen en we de toekomstige generaties een leefbare wereld willen garanderen.
-
-
-
bij ongewijzigd beleid en gedrag ontwikkelt zich een belangrijke bedreiging voor ons huidige welvaartsniveau. Door de demografische en economische groei in opkomende landen – de BRIC-landen in het bijzonder - zal het wereldwijde energieverbruik in de komende decennia aanzienlijk blijven toenemen. Dit houdt het risico in dat steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen niet zullen kunnen voorzien in de stijgende vraag naar betrouwbare en betaalbare energie, met prijsstijgingen, recessie, armoede en sociale onrust als mogelijke gevolgen. Het zijn zeer waarschijnlijk menselijke bronnen van broeikasgassen die een versterkte klimaatverandering teweegbrengen, met grote ecologische en toenemende economische schade. Een drastische vermindering van onze broeikasgasuitstoot en andere vervuiling vereist een aangepast gedrag, in combinatie met een duidelijk inzet op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. De landen die in de komende decennia voorop durven lopen in de omschakeling naar hernieuwbare energie worden de winnaars van de 21e eeuw. Zij kunnen hun economie en samenleving op een duurzame wijze laten doorgroeien.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
-
-
-
In vergelijking met de andere grote machtsblokken in de wereld is de startpositie van Europa niet meteen gunstig te noemen. Conventionele energiebronnen zijn eerder beperkt aanwezig op het Europese vasteland, een groot verschil met bijvoorbeeld de VS die door de ontginning van schaliegas en teerolie opnieuw grotendeels onafhankelijk is geworden op het vlak van energiebronnen. Anderzijds heeft Europa al geruime tijd een voortrekkersrol opgenomen in de domeinen energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Hier voluit op inzetten, biedt perspectieven voor een doorgedreven economische transformatie van de bestaande economische structuur. Het is onze morele plicht erover te waken dat we de toekomstkansen van de volgende generaties niet in het gedrang brengen.
MOGELIJK als we snel en gezamenlijk tot actie overgaan en de nodige financiële middelen mobiliseren. Het VEA baseert zich op de recente backcastingstudie van VITO, Federaal Planbureau en ICEDD, die aantoont dat de transitie naar een volledig hernieuwbaar energiesysteem technische effectief mogelijk is. Dat het anders moet en kan, wordt bevestigd door onderzoek in andere Europese lidstaten en studiewerk van de Europese Commissie: 5
-
The Energy Report. 100% Renewable by 2050, Analyse door ECOFYS, 2011 (op wereldschaal).
-
Blueprint Germany. A strategy for a climate safe 2050, Analyse door Prognos/Oko-Institut, 2009, in opdracht van WWF Germany.
-
Wege Zur 100% Erneuerbaren Stromversorgung, Analyse door SRU, 2011.
-
Energy Revolution: A sustainable pathway to a clean energy future for Belgium, Analyse door Institute of Technical Thermodynamics (Stuttgart), 2006, in opdracht van Greenpeace.
-
Welke is de ideale hernieuwbare energiemix voor België tegen 2020 en 2030?, Analyse door GEMIXgroep, 2009 in opdracht van federaal minister van Energie.
-
Vers une Wallonie Bas Carbone en 2050, Analyse door CLIMACT/DECC, 2012 in opdracht van Waals Gewest.
Ook andere Europese landen trekken de kaart van de verduurzaming van hun energiesysteem. In Denemarken wil men in 2050 een energiesysteem op 100% hernieuwbare energie voor zowel elektriciteit, warmte als transport, ook voor de industrie. In Duitsland streeft men naar een aandeel hernieuwbare energie van 30% in 2030 en 60% in 2050. Voor groene stroom bedraagt de doelstelling minimum 50% in 2030 en minimum 80% in 2050. Het Verenigd Koninkrijk wil 80% minder broeikasgassen uitstoten in 2050 ten opzichte van 1990. Schotland heeft een doelstelling van 100% groene stroom in 2020. Zweden wil tegen 2020 de helft van hun energie uit hernieuwbare energiebronnen halen en tegen 2030 een wagenpark hebben dat onafhankelijk is van olie.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
6
4. Plan van aanpak De energietransitie is niet enkel de verantwoordelijkheid van de Vlaamse minister van Energie, maar van de voltallige Vlaamse Regering. En de overheid kan deze ambitie nooit alleen waarmaken. Het ombouwen van het bestaande energiesysteem is een opdracht waarbij niemand aan de kant kan blijven staan. Er is een breed partnerschap nodig: elke Vlaming is mee verantwoordelijk voor het slagen van de transformatie. Hiervoor zijn een wensbeeld met duidelijke doelstellingen, en hoe deze te bereiken, van cruciaal belang. Het VEA wil tijdens de volgende maanden in overleg een langetermijnvisie en actieplan 2020 tot stand laten komen. Om de economische, sociale en ecologische belangen zo goed mogelijk in evenwicht te krijgen, worden deskundigen, ervaren pioniers en stakeholders van binnen en buiten de overheid gevraagd om via verschillende fora te participeren. Het VEA zal (voorlopig) twee trajecten opstarten en begeleiden: 1) Het ontwikkelen van de grondslagen voor een duurzaam energiesysteem. 2) Het uitwerken van het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020.
Grondslagen voor een duurzaam energiesysteem Eind 2012 bracht de backcastingstudie van het Federaal Planbureau, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito) en het Waalse studiebureau ICEDD aan het licht dat België technisch gezien tegen 2050 op 100% hernieuwbare energie kan draaien. Deze ommezwaai zou - naast grote aanpassingen in het beleid en onze samenleving - ook een kapitaal van 300 tot 400 miljard euro (2% BBP) vragen voor de investeringen in de productie van hernieuwbare energie en de noodzakelijke aanpassingen van de netinfrastructuur. Maar dat compenseert zich deels door minder uitgaven voor fossiele brandstoffen, en minder milieu- en gezondheidskosten die gepaard gaan met broeikasgasemissies. Na verloop van tijd wordt een jaarlijks voordeel van 10 miljard euro verwacht. Bovendien zou deze realisatie tegen 2030 al 20.000 tot 60.000 extra voltijdse arbeidsplaatsen opleveren. Het wordt een balanceeroefening om voor Vlaanderen uit te maken hoeveel procent hernieuwbare energie we vooropstellen, tegen wanneer en hoe we dat kunnen organiseren. Om deze oefening voor te bereiden, is een transitie-arena opgericht. Ter navolging van het voorbeeld van duurzaam materialenbeheer (Plan C), waarin o.a. OVAM actief is. De ‘Energie-transitie-arena’ bestaat uit 25 koplopers en geëngageerde deskundigen uit kennisinstellingen, het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de overheid. Zij hebben als gemeenschappelijke kenmerken dat ze een transitie als urgent ervaren en onafhankelijk te werk willen gaan.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
7
Hun opdracht is om hun individuele visie op het energievraagstuk en mogelijke oplossingen samen te brengen in een wensbeeld. Er dienen ook tussentijdse mijlpalen vastgelegd te worden. Een eerste kennismaking met dit wensbeeld en afstemming met de stakeholders, verwachten we begin 2014.
Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 trekt transitie op gang Wachten op eensgezindheid over welk aandeel hernieuwbare energie, tegen wanneer en hoe, is nefast voor onze welvaart en ons welzijn. Dat we zullen evolueren van een marginaal aandeel hernieuwbare energie naar een centraal deel, blijft onbetwist. Elk mogelijk scenario vraagt grote verbeteringen qua energie-efficiëntie voor gebouwen, bedrijven en transport en flexibiliteit op vlak van de energievoorziening. Stevig inzetten op energie-efficiëntie is een absolute must. Hoe kleiner de energievraag, hoe groter de (milieu-)kostenbesparing en hoe groter de kans op het behalen van de doelstellingen. Voor elk scenario waarin hernieuwbare energie een noemenswaardige rol speelt, is het starttraject tot 2030 vrij gelijklopend. Zeker is dat: •
• • • • • • •
de invulling van de doelstellingen steeds (kapitaal-)intensiever wordt naarmate we blijven uitstellen. We moeten nu actie ondernemen om het aandeel hernieuwbare energie versneld en substantieel te verhogen; alle hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, biomassa en geothermie) een rol zullen spelen in de gewenste energiemix; decentrale productie toeneemt: gezinnen en bedrijven worden naast consument steeds meer energieproducent; slimme netwerken (voor vraag- en aanbodsturing en om variaties op te vangen), lange termijnopslag en een uitbreiding van de netten onmisbaar zijn; het hernieuwbaar maken van de elektriciteitssector prioritair is; verwarming bij voorkeur gebeurt via restwarmte en warmtenetten of hernieuwbare energiebronnen; maximale elektrificatie van vervoer noodzakelijk is; innovatieve beleidsstrategieën en de ontwikkeling en invoering van technologische innovaties essentieel zijn om het potentieel te kunnen realiseren.
Deze zekerheden willen we centraal stellen in het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020, ze vormen de basis voor de actieclusters: CLUSTER 1 - EEN GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID CLUSTER 2 - DE NOODZAAK VAN SLIMME NETTEN CLUSTER 3 - INZETTEN OP VERSCHILLENDE BRONNEN &TECHNOLOGIEËN CLUSTER 4 - INVESTERINGSZEKERHEID IS EEN ABSOLUTE MUST CLUSTER 5 - INZETTEN IN OP INNOVATIE
Ontwerpdocument, versie mei 2013
8
5. Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 – status: in ontwikkeling
Het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 heeft een ‘passe-partout’-functie: het moet de schakel vormen naar het duurzame energiesysteem. Zelfs zonder het exacte parcours op lange termijn voor ogen, kunnen we al de belangrijkste onomstotelijke noodzaken en uitdagingen voor vooruitgang destilleren en vertalen in actievoorstellen en programma’s voor de korte en middellange termijn: de (overgangs-)periode 2014-2020. Wat voorligt is een eerste ontwerp dat tot stand is gekomen na een 5-tal interne brainstormsessies binnen het VEA. Dit proces werd begeleid door het studiebureau 3E. Op 20 juni 2013 vindt een eerste stakeholderoverleg plaats, waar dit ontwerp ter discussie ligt. Om de werkbaarheid onder controle te houden, wordt het aantal acties in het definitieve actieplan tot de 20 prioriteiten beperkt. Het is de bedoeling dat de stakeholders de voorgestelde acties vooraf onder de loep nemen. Op 20 juni overlopen we de acties en kunnen de stakeholders hun prioriteiten nader toelichten en aangeven welke trekker/coördinator zij suggereren voor de prioritaire acties. Samen met uw inschrijving voor het overleg van 20 juni, kunt u via het webformulier eventueel een voorstel voor een bijkomende actie aan het ontwerp-actieplan toevoegen. Dat kan tot ten laatste 13 juni 2013. Uw voorstel moet een actie zijn die de grote lijnen uittekent, acties op detailniveau worden nu niet in beschouwing genomen en zijn voor een latere fase. Tijdens het volgende stakeholderoverleg, dat in het najaar zal plaatsvinden, wordt het herwerkte actieplan besproken. Het is ons doel om 2013 af te sluiten met een zo breed mogelijk gedragen actieplan, dat tegelijk ambitieus en concreet is (voorzien van prioritaire duidelijke acties, met indicatie van trekker-betrokkenen en een bijhorend tijdspad).
Ontwerpdocument, versie mei 2013
9
CLUSTER 1: EEN GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID Evolueren naar een energiesysteem dat gebaseerd is op hernieuwbare energie tegen 2050 is een ambitieuze doelstelling die enkel gerealiseerd kan worden als het latente draagvlak een actief partnerschap wordt. Er heerst nog veel onduidelijkheid over de urgentie. Initiatiefnemers botsen vaak op moeilijke procedures en tegenstand. Om de groei van het aandeel hernieuwbare energie te bevorderen, willen we het publieke bewustzijn en de institutionele (samen)werking verbeteren.
ACTIE 1 Draagvlak voor duurzaam energiesysteem verbreden en verdiepen Doelgroepgericht en objectief informeren helpt vooroordelen wegwerken. Er wordt een informatiecampagne georganiseerd, die de nodige aandacht besteedt aan de noodzaak van de transitie, een realistisch toekomstbeeld en de voor- en nadelen van de verschillende hernieuwbare energiebronnen en technologieën. De communicatie is gericht op het grote publiek, maar omdat de transitie over meerdere decennia rijkt, gaat bijzondere aandacht naar de jeugd. Overheden, federaties, onderzoeksinstellingen, middenveldorganisaties, … kunnen de communicatie versterken en zich ‘herkenbaar’ maken als lid van het partnerschap (door het dragen van het logo en het verspreiden van de campagnedragers). Ook de groeidynamiek (potentieel, technologie, beleid, transitiebeweging) moet zichtbaar worden, dat kan o.a. via de media en in het straatbeeld (evenementen, productie-installaties positief aankondigen, …). Terugkoppeling tussen overheid en stakeholders is een van de grondslagen van een transitieproces. Op regelmatige tijdstippen wordt overleg gevoerd met de stakeholders, bijvoorbeeld om de acties en programma’s uit het actieplan te evalueren en bij te sturen. Niet alleen de georganiseerde stakeholders, ook de individuele burger moet betrokken worden. Via gericht marktonderzoek of via een internettool (cfr. ‘2050 PathwayCalculator’ van het Britse ‘Department of Energy & Climate Change’, waarmee de burger zijn wensbeeld kan vormen en de consequenties van zijn keuzes te zien krijgt,…). Deze informatie kan opgenomen worden bij het evalueren van het actieplan.
ACTIE 2 Een interne projectstructuur opstarten binnen de Vlaamse overheid die over de nodige middelen beschikt om het Vlaams Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 concreet uit te werken Het realiseren van een transitie naar een duurzaam energiesysteem valt niet louter onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Energie. Enerzijds bevinden een groot aantal acties (milieu, klimaat, volksgezondheid, industrie, ruimtelijke planning, mobiliteit, veiligheid,…) zich buiten de portefeuille van de energieminister. Anderzijds vergen een groot aantal maatregelen een beleidsdomein-overstijgende aanpak om maximale impact te hebben.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
10
Een interne projectstructuur wordt opgericht met aan het hoofd een voltijdse projectmanager met een mandaat voor coördinatie (= Transitiecommissaris). Dit projectteam kan volgende taken als opdracht krijgen: • Het actieplan hernieuwbare energie tweejaarlijks evalueren en actualiseren (minimaal voor de volgende 6 jaar). De acties duidelijk aflijnen per beleidsveld en -domein. • Een interdepartementale werkgroep (cfr. windwerkgroep) oprichten, eventueel uitgebreid met externe stakeholders. Het projectteam bevordert de actieve en doeltreffende werking van deze interdepartementale werkgroep. • De betrokken administraties en departementen informeren en betrekken.
ACTIE 3 Samenwerkingsakkoorden sluiten waarin de verantwoordelijkheden van de verschillende beleidsniveaus (federaal, gewesten, provincies, gemeenten) worden vastgelegd De energietransitie stopt niet aan de grenzen van de Vlaamse bevoegdheden. Enerzijds zijn er ‘hogere’ overheden (op federaal en Europees niveau) die belangrijke instrumenten in handen hebben voor het realiseren van deze transitie. Anderzijds is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de publieke stakeholders, die zich tussen de concrete projecten in het veld en het Vlaamse beleidsniveau situeren: de provincies, de steden en gemeenten, de intercommunales, ... Het is cruciaal dat alle beleidsniveaus hun verantwoordelijkheid opnemen. Vooruitgang wordt gestimuleerd door de baten en lasten van hernieuwbare energieprojecten op hetzelfde beleidsniveau te brengen: door het 'belonen' van voorlopers en het 'ontmoedigen' van achterblijvers. Vlaanderen bepaalt met de federale overheid, de andere gewesten, de provincies en de steden en gemeenten wie wat voor zijn rekening neemt. Dit houdt in dat vooropgestelde doelstellingen vertaald worden naar doelstellingen per beleidsniveau, naar te nemen maatregelen op dat niveau en welke middelen worden ingezet. Tussentijdse mijlpalen maken het bereiken van lange termijnambities concreter en haalbaarder. Het al dan niet bereiken van deze mijlpalen wordt zichtbaar voor het grote publiek door bijvoorbeeld gemeenten en provincies die goed presteren op positieve wijze in de media te brengen (cfr. het Europese Burgemeestersconvenant). Tevens kan een gemeentelijk of provinciaal portaal voorzien worden waar zowel het potentieel als de productie aan hernieuwbare energie binnen de gemeente- of provinciegrenzen voorgesteld wordt. Het Vlaamse beleidsniveau kan de steden en gemeenten ondersteunen bij de concrete implementatie van de transitie. Denk daarbij aan het beschikbaar stellen van een scan om het hernieuwbare energiepotentieel in de gemeente in kaart te brengen. Dankzij dergelijke scan kunnen steden en gemeenten hun lokale doelstellingen definiëren en bepalen op welke concrete wijze deze bereikt kunnen worden. Deze scans kunnen eventueel georganiseerd worden in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de Vereniging Vlaamse Provincies.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
11
Illustratie: hernieuwbare energiescan en CO2-nulmeting stad Gent De stad Gent nam het initiatief om een hernieuwbare energiescan van zijn grondgebied te laten uitvoeren. Deze scan brengt het bestaande en potentiële aanbod aan energie uit zon, wind, bodem, biomassa en waterkracht in kaart. De stad liet ook een CO2-nulmeting uitvoeren: de huidige CO2emissies in diverse sectoren, vormen het vertrekpunt om de uitstoot te verminderen. Op basis van de resultaten van de CO2-nulmeting, de hernieuwbare energiescan, de huidige energieconsumptie en vraag naar energie, maakt de milieudienst van de stad Gent energiekaarten op. Deze kaarten geven aanleiding tot het vinden van geografische opportuniteiten. Het geheel van informatie en studies laat de stad Gent toe om zijn beleidskeuzes te onderbouwen. Verder biedt Gent via de vzw REGent aan al haar inwoners een gratis energiescan aan. Bovendien kunnen Gentenaars bij vzw REGent een goedkope lening aangaan om energiebesparende maatregelen in hun woning te financieren.
Illustratie: Oost-Vlaanderen Energielandschap Het initiatief 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' is een overkoepelende organisatie op provinciaal niveau die als ambitie heeft om van Oost-Vlaanderen één groot hernieuwbaar energielandschap te maken. De gehanteerde strategie is eerst het potentieel in kaart brengen door middel van energiescans om daarna de mogelijkheden maximaal trachten te benutten door concrete projecten te stimuleren en/of te ondersteunen. Hun focus ligt op het verbreden van het draagvlak bij burgers, overheden en bedrijven door open en transparant te communiceren en te streven naar participatie tijdens de verschillende stappen in het proces. De organisatie werkt momenteel rond de inplanting van windturbines op twee geselecteerde potentiële locaties. De wijze van aanpak en de vergaarde kennis wordt gebundeld zodat dit initiatief ook door andere overheden geïmplementeerd kan worden.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
12
CLUSTER 2: DE NOODZAAK VAN SLIMME NETTEN Het huidige elektriciteitsnet in Vlaanderen is afgestemd op centrale elektriciteitsproductie, ver weg van de woonomgeving. In een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energie zal een veel groter deel van de elektriciteit decentraal worden opgewekt, in de buurt van de verbruiker. Aangezien deze stroom niet steeds volledig ter plaatse kan verbruikt worden, wordt tweerichtingsverkeer op de netten (injectie/afname) een courante praktijk. Daar zijn de huidige netten slechts in beperkte mate voor uitgerust. Wind en zon zijn bovendien grotendeels niet-regelbare hernieuwbare energiebronnen. Daarom moeten energieproductie en -vraag beter op elkaar afgestemd worden. Er is ook meer nood aan opslag en interconnectie om het energiesysteem stabiel te houden. Een slim elektriciteitsnet zal ons ook in staat stellen om de vraagzijde te sturen waardoor de consumenten hun energieverbruik beter kunnen afstemmen op de beschikbare elektriciteit binnen het net. De netinfrastructuur is verouderd en staat vandaag sowieso voor grote investeringsplannen. Het is belangrijk deze aanpassingen samen te laten sporen met de energietransitie omdat dit een tijds- en kapitaalintensief werk is.
ACTIE 4 Een ontwikkelings- en investeringsplan uitwerken voor een netinfrastructuur die aangepast is aan de vastgelegde doelstellingen Er wordt een ontwikkelings- en investeringsplan opgesteld dat de visie beschrijft op de omschakeling van een net voor uitsluitend centrale stroomproductie naar een net aangepast aan decentrale productie, en dit met de vastgelegde doelstellingen als leidraad. In deze optiek kan het concept energielandschap worden geïntroduceerd. Het is immers belangrijk dat een dialoog wordt opgestart van hoe hernieuwbare energie zal worden ingepland in Vlaanderen.
ACTIE 5 Slim inpassen van productiecapaciteit en afregelen van het verbruik De transitie naar het nieuwe energiesysteem moet voorzien in voldoende zekere en uitgebalanceerde bevoorrading van energie. Kan het systeem flexibel inspelen op de wisselende productie van zon en wind? Waar is er momenteel voldoende netcapaciteit beschikbaar? Hoe moet het net eventueel aangepast of uitgebreid worden zodat de bestaande of nieuwe conventionele opwekking niet in conflict zal treden met meer decentrale productie in de toekomst? Zolang het energiesysteem in ombouw is, moet ook geïnvesteerd worden in (nieuwe) conventionele opwekkingscapaciteit. Als we vandaag een klassieke elektriciteitscentrale bouwen, zal die er over dertig jaar nog staan. Bij het bepalen van de aard van deze opwekkingscapaciteit en de locatie is de huidige en toekomstige netinfrastructuur een belangrijke parameter.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
13
Indien de stroomproductie de vraag niet dekt, welke verbruikers kunnen op dat moment als eerste van het net worden afgesloten? Het intelligent afschakelen van verbruikers behoort tot de mogelijkheden. Verscheidene parameters spelen hierbij een rol: profiel verbruiker, grootte verbruik, locatie,... Deze keuze kan op een intelligente manier gebeuren zodat de impact minimaal is. Of als de stroomproductie de vraag overstijgt, welke producenten kunnen dan best afgeregeld worden? Welke instrumenten kunnen we ontwikkelen om zowel de verbruikszijde als de productiezijde slim te laten bijdragen aan het netevenwicht?
Illustratie: Interconnectie, de ontbrekende schakel Een verregaande interconnectie wordt beschouwd als een vitale factor voor een eengemaakte Europese energiemarkt en voor het realiseren van de hernieuwbare energie-doelstellingen. Dit voor drie belangrijke redenen: •
De liberalisering maakte duidelijk dat prijsverschillen tussen de verschillende markten erg hoog kunnen oplopen. Nationale transmissienetbeheerders keken over hun grenzen heen om de bevoorradingszekerheid en de uitbating van hun net te versterken en om inkomsten te genereren buiten hun gereguleerde activiteiten. Een groot aantal offshore interconnectiekabels werd gepland. Gestimuleerd door de goede financiële resultaten van de NorNed-kabel tussen Nederland en Noorwegen, die als één van de eerste in gebruik werd genomen.
•
Om in Europa een grote penetratie van hernieuwbare energie te bereiken, is een geïnterconnecteerd net noodzakelijk. Variaties kunnen uitgevlakt worden en zo kunnen bijvoorbeeld pompcentrales in Noorwegen als back up dienen tijdens perioden met minder wind en zon in bepaalde delen van Europa.
•
Offshore wind won de laatste jaren sterk aan belang. Daarbij werd snel duidelijk dat de verbinding van deze parken met het vasteland een dure aangelegenheid is. De bekabeling moet immers op maximale capaciteit gedimensioneerd worden, niettegenstaande het intensief gebruik niet boven de 40% uitkomt. Bovendien dreigt het gevaar dat er een wirwar aan kabels ontstaat wanneer elk windpark een eigen verbinding realiseert.
Het Europese onderzoeksproject ‘OffshoreGrid’ analyseerde de kosten en baten van een NoordEuropees offshore netwerk (zie www.offshoregrid.eu) en besluit dat een geïntegreerde aanpak veel kosten bespaart: de socio-economische baten zijn 3 keer groter dan de kosten. Met een additionele kost van 5 tot 7 miljard euro kunnen de totale voordelen 16 tot 21 miljard euro bedragen. Het opvolgingsproject ‘NorthSeaGrid’, dat in april 2013 van start ging, neemt de financiële en risicoaspecten onder de loep. Ook de verdeling van kosten en baten over de verschillende stakeholders, om de ontwikkelingen te kunnen versnellen, worden nader bekeken.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
14
CLUSTER 3: INZETTEN OP VERSCHILLENDE BRONNEN EN TECHNOLOGIEËN Vlaanderen heeft geen onbeperkt potentieel aan hernieuwbare energiebronnen. Bovendien heeft niet elke hernieuwbare energiebron een continue opbrengst of verzekerde beschikbaarheid. Om onze energie-onafhankelijkheid zo veel mogelijk te verzekeren, gaan we niet inzetten op één hernieuwbare energiebron. De uitdaging bestaat erin om slim te combineren.
ACTIE 6 Een duidelijke beleidsvisie uitwerken op het gebied van inzet van beschikbare (duurzame) biomassa Biomassa kan in verschillende sectoren en voor verschillende toepassingen ingezet worden (voedsel, constructiemateriaal, grondstof, energiedrager, ...). Het komt erop aan de beschikbare (duurzame) biomassastromen voor de meest efficiënte toepassing in te zetten. Daarom is er nood aan een visie die duidelijk in kaart brengt wat de (lokaal) beschikbare stromen zijn en wat voor welke toepassing te gebruiken. Momenteel ligt de focus meestal op zuivere biomassastromen die soms van de andere kant van de wereld worden ingevoerd, wat risico's en onzekerheid inhoudt. Daarnaast zijn er ook regionaal biomassa(rest)stromen beschikbaar (bv. GFT, maaisel en snoeisel, restproducten van landbouw en industrie). De afzetmogelijkheden voor het merendeel van deze stromen zijn momenteel beperkt. Er moet gezocht worden naar oplossingen die een economische meerwaarde genereren voor deze beschikbare stromen. Het voordeel van de inzet van biomassa is dat dit een stuurbare hernieuwbare energiebron is. Dit komt de stabiliteit van het energiesysteem ten goede, wat een uitdaging is bij een toename van het aandeel hernieuwbare energie.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
15
Illustratie: Energieconversieparken voor de efficiënte inzet van regionaal beschikbare biomassa Binnen het project ‘Energieconversieparken’ mikt een consortium van Vlaamse en Nederlandse onderzoekscentra op een economisch haalbare valorisatie van biomassa die regionaal beschikbaar is, door gebruik te maken van synergieën tussen diverse biomassastromen en conversietechnieken. Energieconversieparken gaan niet uit van zuivere biomassastromen, maar eerder van biomassareststromen zoals GFT, maaisel en snoeisel, of bijproducten van landbouw en industrie. Deze stromen vertegenwoordigen een substantiële hoeveelheid die tot nu nauwelijks of inefficiënt gebruikt werden. De markt is dan ook vragende partij voor oplossingen die nog een economische meerwaarde genereren voor deze biomassastromen. Het project wil een technologisch concept en businessplan uitwerken voor 5 pilootprojecten in ZuidNederland en Vlaanderen: Sluiskil, Breda, Moerdijk, Beerse/Merksplas, en Lommel. In deze projecten werd een stapsgewijze aanpak gehanteerd. Na onderzoek naar lokaal contractueel beschikbare biomassastromen werd een economische en technische haalbaarheidsstudie gemaakt van het meest geschikte technische concept. Verder worden ook de bereidheid van investeerders en de maatschappelijke aanvaarding van de inplanting op de gekozen locatie meegenomen doorheen het onderzoek. De eerste resultaten leren onder andere dat de hoeveelheid contracteerbare biomassa doorgaans een stuk lager ligt dan het theoretische biomassapotentieel, en dat het niet eenvoudig is om een geschikte locatie te vinden met optimale omgevingsomstandigheden. De realisatie van de lokale energieconversieparken is voorzien tegen 2013-2014. Afhankelijk van de lokale situatie is telkens een combinatie van elektriciteit, warmte, biobrandstoffen en andere producten het resultaat. Naast de 5 lokale studies, wordt op basis van de opgedane ervaring tegelijk een publieke handleiding en kennissysteem ontwikkeld om het concept in de toekomst ook op andere locaties te kunnen toepassen.
ACTIE 7 Een duidelijke beleidsvisie uitwerken voor de uitbouw van warmtenetten In industriegebieden is vaak een aanzienlijke hoeveelheid restwarmte beschikbaar die momenteel onbenut de lucht in gaat. De levering van deze restwarmte aan een warmtenet is een voor de hand liggende optie om de energie-efficiëntie te verhogen. Alhoewel restwarmte strikt genomen niet onder de definitie van hernieuwbare energie (groene warmte) valt, wordt dit toch meegenomen in het actieplan. In een goed uitgewerkt systeem kan een warmtenet op termijn een betrouwbare en flexibele basis worden voor de inzet van groene warmte. Momenteel zijn er nog onvoldoende steunmaatregelen om de aanleg van warmtenetten te bevorderen. Er wordt voorgesteld om in het kader van het actieplan de aanleg van warmtenetten te stimuleren omdat het zowel de recuperatie van restwarmte mogelijk maakt, als de inzet van groene warmte faciliteert. Het potentieel voor groene warmte is in gebieden met warmtenetten veel groter. Ontwerpdocument, versie mei 2013
16
Grootschalige productie van groene warmte is immers veel rendabeler en duurzamer dan individuele, kleinschalige installaties.
Illustratie: Haalbaarheidsstudie warmtenetten Genk-Zuid en Ravenshout De provincie Limburg is er al geruime tijd van overtuigd dat ze een trekkende rol heeft in de beperking van de impact op het klimaat. Dit heeft zich vertaald in een bijzonder ambitieuze doelstelling, met name het engagement om Limburg CO2-neutraal te maken tegen 2020. De Limburgse klimaatambities vergen in de eerste plaats in alle sectoren een beperking van het energieverbruik en in de tweede plaats een vergroening van de energieproductie. Daarnaast kan een stevige stap gezet worden door de recuperatie van restwarmte, die in vele industriële processen onvermijdelijk in grote hoeveelheden vrijkomt. Het besef is gegroeid dat op bedrijventerreinen zelf unieke kansen kunnen liggen om een warmtenet te realiseren en vervolgens te laten groeien, zelfs buiten de grenzen ervan. Als dusdanig heeft de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg de twee grootste bedrijventerreinen van Limburg, met name Genk-Zuid en Ravenshout, naar voor geschoven voor evaluatie. De studie is gestart vanuit een bevraging van warmtevraag en aanbod, door middel van interviews met de energie-intensieve industrieën, een enquête gericht naar de andere bedrijven op de terreinen en een brede bevraging van andere partijen met relevante projecten (renovatie van sociale woningen, bouw van sportinfrastructuur, de ontwikkeling van de BeMine-site en een serreproject). Daarnaast is veelvuldig gecommuniceerd in stuurgroepen en infosessies. Op basis van deze warmte-inventaris zijn 3 cases per gebied gedefinieerd, gaande van compact en vlot realiseerbaar tot breed en ambitieus. Voor elke case is een technisch concept uitgewerkt en werden de verschillende kosten berekend. Deze data zijn gebruikt in een gedetailleerde rendabiliteitsberekening, voor het totale project en de verschillende actoren (producenten, afnemers, netbeheerder en een warmteleverancier als commerciële partij). Het project is afgerond met de uitwerking van verdere stappen naar optimalisatie en realisatie van een pilootproject (de meest attractieve case), uitgaande van de meest realistische organisatiestructuur.
ACTIE 8 Energielandschappen uitwerken Hernieuwbare energie is zichtbaar en kan een impact hebben op het landschap. Via energielandschappen kunnen we bepalen hoe hernieuwbare energie best in het landschap kan geïntegreerd worden. Windturbines zijn het meest voor de hand liggende voorbeeld, maar ook andere hernieuwbare energiebronnen moeten goed ingepland worden. Windturbines zijn het meest rendabel in gebieden met een goed windpotentieel. Bij de inplanting van windturbines spelen echter meer criteria een rol, zoals bijvoorbeeld de mogelijke impact van Ontwerpdocument, versie mei 2013
17
geluid en slagschaduw en de goede ruimtelijke en landschappelijk inpasbaarheid van grootschalige windenergie. Vaak komen deze voorwaarden met elkaar in conflict. Windpotentieel is voornamelijk aanwezig in een open landschap. Het inplanten van windturbines in de nabijheid van woningen geeft dan weer een hogere hinderimpact. Om de noodzakelijk energietransitie verder te zetten en windenergie in Vlaanderen daarin een rol te laten spelen, is het noodzakelijk om de focus van een projectmatig inplantingsbeleid te verleggen naar een planmatig beleid. Duidelijke doelstellingen gekoppeld aan gebiedsvisies moeten het aanwezige windpotentieel in Vlaanderen activeren op een interdepartementale wijze, met voldoende aandacht voor communicatie en (lokaal) draagvlak. Ook hier kan verwezen worden naar het initiatief Oost-Vlaanderen Energielandschap dat tracht het draagvlak bij de invulling van zoekzones te vergroten om zo maximaal het beschikbare potentieel in de provincie te benutten. Het aanmoedigen van participatie door lokale besturen en omwonenden kan het draagvlak versterken omdat de voordelen dan ook aan de nabije omgeving ten goede komen.
ACTIE 9 Kwaliteit en betrouwbaarheid van kleinschalige hernieuwbare energie-installaties verzekeren Performante installaties hebben een grotere opbrengst en een langere levensduur. De kwaliteit van een hernieuwbare energie installatie is afhankelijk van productkeuze, ontwerp, uitvoering, monitoring en onderhoud. De installateur moet gestimuleerd worden om over deze verschillende fasen de juiste kennis te verwerven. Een integraal kwaliteitskader moet erop toezien dat alle verschillende aspecten/fasen (productkeuze, ontwerp…) kwalitatief worden uitgevoerd en dat de dienstverlening naar de consument correct verloopt. Kwaliteitsschema’s zoals labels op bedrijfsniveaus of persoonsgebonden certificatiesystemen moeten maximaal gevaloriseerd worden via omkaderende elementen: bijvoorbeeld sensibilisering van de consument, koppeling aan premies, erkenning door verschillende instanties (banken, verzekeringen…), koppeling aan EPC of EPB.
ACTIE 10 Een duidelijk duurzaamheidskader verschillende hernieuwbare energietechnologieën
vastleggen
voor
de
Dit betreft zowel de duurzaamheid van de hernieuwbare energiebron als van de installatie zelf. Op vlak van hernieuwbare energiebronnen dient bijvoorbeeld specifieke aandacht te gaan naar de (mondiale) duurzaamheidsproblematiek rond biomassa (zie eerder). In de toekomst zullen we meer en meer geconfronteerd worden met installaties die op het einde van hun levensduur zijn. Hoewel hernieuwbare energie op dit vlak veel beter scoort dan andere energiebronnen, is het aangewezen reeds nu hiervoor een duurzame aanpak te creëren. De end-ofOntwerpdocument, versie mei 2013
18
use-problematiek moet immers omgebogen worden van een bedreiging naar een opportuniteit. In plaats van waardevernietiging, kan waarde gecreëerd worden door pro-actief te handelen.
ACTIE 11 Kennis over hernieuwbare energietechnologieën bevorderen Over hernieuwbare energietechnologieën worden veel misverstanden de wereld ingestuurd. Er is nood aan objectieve en actuele data over de verschillende technologieën. Een mogelijkheid is een website op te zetten waar verscheidene aspecten belicht worden om het plaatje zo volledig en eerlijk mogelijk te schetsen: monitoringresultaten van gerealiseerde projecten, positieve én negatieve aspecten, kosten, ...
Ontwerpdocument, versie mei 2013
19
CLUSTER 4: INVESTERINGSZEKERHEID IS EEN ABSOLUTE MUST Om naar een energiesysteem te evolueren dat gebaseerd is op hernieuwbare energie zijn heel wat investeringen nodig. Het gaat om bedragen die de budgettaire mogelijkheden van de overheid overstijgen. Er zal dus beroep moeten worden gedaan op derde partijen om mee te investeren in deze energieprojecten. Energieprojecten hebben een lange levensduur. Het rendement wordt dus pas na vele jaren effectief gerealiseerd. Het spreekt voor zich dat een stabiel en transparant investeringskader een belangrijke randvoorwaarde is om investeerders effectief te doen investeren.
ACTIE 12 Prijszetting van elektriciteit- en warmtevoorziening hervormen om impuls te geven aan de omschakeling naar hernieuwbare energie Om de prijszetting als impuls te kunnen gebruiken, moet inzicht verworven worden in de opbouw en structuur van de kostprijzen van de hernieuwbare energietechnologieën en de vereiste netinfrastructuur. Het relatief belang van verschillende kosten- en batencomponenten zal zo duidelijker worden. Belangrijk hierbij is het feit dat verscheidene hernieuwbare energietechnologieën gepaard gaan met een hoge investeringskost en relatief lage werkingskost. Het huidige energiesysteem heeft eerder een hoge operationele kost omwille van de brandstofkost. Dit betekent dat een energietransitie een evolutie naar een meer investeringsgebonden systeem met zich meebrengt. Het inzicht in prijseffecten van hernieuwbare energiebronnen kan ook de baten verduidelijken en zo het draagvlak vergroten.
ACTIE 13 Een stabiel ondersteuningsmechanisme voor technologieën met een positieve onrendabele top uitwerken en implementeren De Vlaamse overheid moet een stabiel en correct basisfinancieringsmechanisme garanderen, noodzakelijk om ontwikkelaars de vereiste investeringszekerheid te geven. Dit ondersteuningsmechanisme kan aangevuld worden met: •
een waarborgsysteem. Indien de overheid een waarborg zou geven aan financierende instellingen kunnen deze een lagere interest aanrekenen (gewaarborgde leningen worden niet meegeteld in het risicoprofiel volgens de Basel-III-normen). Aangezien ontwikkelaars doorgaans gedeeltelijk eigen kapitaal investeren in hernieuwbare energieprojecten, is de kans op falen zeer beperkt. Het systeem hoeft dus in principe niet veel te kosten aan de overheid, maar het gevolg is wel dat de investeringen aantrekkelijk worden. Dit komt de betaalbaarheid van het energiesysteem ten goede;
•
een stimulans om een zeker percentage aan lokale participatiemogelijkheid te voorzien bij een hernieuwbaar energieproject. In Denemarken wordt dit principe al toegepast waar minstens 20%
Ontwerpdocument, versie mei 2013
20
van het kapitaal verplicht moet opengesteld worden voor participatie door de lokale bevolking. Dergelijke mogelijkheid tot participatie dient wel toegankelijk te zijn voor iedereen, ook voor de lage inkomenscategorie (cfr. concept ‘Energielandschappen Oost-Vlaanderen’). Participatie kan op verschillende manier gedefinieerd worden: met of zonder inspraakrecht, via gemeente of intercommunale, een vergoeding per vermogenseenheid, tewerkstelling,…. Lokale participatie wordt als positief gepercipieerd. Enerzijds omdat het tegenwoordig niet evident is nog voldoende bankfinanciering te vinden voor dergelijke projecten en anderzijds omdat dit het lokale draagvlak vergroot (indien het toegankelijk is voor iedereen). Indien gekozen wordt voor financiële participatie: een unieke aanpak voor alle type hernieuwbare energieprojecten is misschien niet evident. De organisatie moet eventueel project-specifiek per type technologie gebeuren.
ACTIE 14 Langetermijndoelstellingen vastleggen Naast een stabiel ondersteuningsmechanisme biedt ook het bekendmaken van duidelijke post-2020 doelstellingen investeringszekerheid aan ontwikkelaars. In eerste instantie dienen er doelstellingen tegen 2030 vastgelegd te worden. Elke vorm van onzekerheid weegt immers op investeringsprogramma's. Door de lange doorlooptijd bij ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten en door de lange exploitatieperiode kijken ontwikkelaars nu reeds naar post-2020 en het vooropgestelde ambitieniveau voor het Vlaamse Gewest. Enkel door voldoende ver in de toekomst te kijken, kan vermeden worden dat de hernieuwbare energie dynamiek stilvalt, wat grote gevolgen kan hebben op de stabiliteit van het bestaande energiesysteem. De sluiting van nucleaire centrales en conventionele centrales (wegens einde levensduur) moet opgevangen worden door nieuwe projecten die nu reeds gepland en ontwikkeld moeten worden. Voor het instandhouden van investeringszekerheid dient de overheid naast het uitspreken van de langetermijndoelstellingen ook duidelijk te expliciteren dat het de ambitie is om hernieuwbare energie zo spoedig mogelijk ook zonder subsidies verder te laten groeien. Op welke wijze en met welke stappen de subsidies worden afgebouwd en eventueel worden vervangen door andere beleidsmaatregelen (cfr. bijna-energieneutrale gebouwen), moet bepaald worden door het definiëren van enkele mijlpalen in de komende decennia die tijdig gecommuniceerd worden aan de betrokken partijen.
ACTIE 15 Duidelijke en evenwichtige verdeling van de kosten en baten realiseren verbonden aan de energietransitie Er zal een substantieel budget noodzakelijk zijn om een energietransitie mogelijk te maken. Het is belangrijk dat er duidelijkheid wordt geschapen in de kosten en baten en hoe deze in evenwicht zullen worden gebracht. Daarover moet transparant gecommuniceerd worden.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
21
CLUSTER 5: INZETTEN OP INNOVATIE Het is onmogelijk om exact in te schatten welke technologische doorbraken we de komende 30 tot 40 jaar mogen verwachten. Voor de verschillende hernieuwbare energietechnologieën is er consensus dat er nog verbeterpotentieel aanwezig is. De kost per megawattuur kan dus nog verder omlaag en de baten kunnen nog verbeteren. Er worden nog grote winsten verwacht door het slim integreren en koppelen van verschillende hernieuwbare energietechnologieën via smart grids. Verder zullen er nog doorbraken nodig zijn voor de opslag van energie om het aanbod van hernieuwbare energiebronnen af te stemmen op de vraag.
ACTIE 16 Innovatie-instrumenten energietransitie
heroriënteren
in
functie
van
de
Eens de doelstellingen en het aangewezen transitiepad bepaald zijn, is duidelijk van welke technologieën nog een inhaalbeweging verwacht wordt en welke technologieën belangrijke kansen bieden voor de Vlaamse economie. De beschikbare innovatie-instrumenten dienen aangewend te worden om net die toepassingen de nodige steun in de rug te geven. Dit kan georganiseerd worden door het aanduiden van de betreffende topsectoren, waarvoor dan een verhoogd budget voor innovatiesteun voorzien wordt. Dit zou best kaderen in de ‘Slimme specialisatiestrategie voor een gericht clusterbeleid’, een beleidskader van de Vlaamse Regering voor het identificeren en ondersteunen van prioriteiten in de ontwikkeling van innovatieve economische groeiopportuniteiten voor Vlaanderen. Een ‘gericht clusterbeleid’ moet ertoe leiden dat overheidsmiddelen gebundeld worden toegespitst op een aantal prioritaire ‘speerpuntclusters’. Het belang van demonstratieprojecten mag niet onderschat worden. Dergelijke projecten leggen de link tussen labo en industriële of grootschalige toepassing van een technologie en voorzien een fase van terugkoppeling om de technologie verder te optimaliseren. Tevens maken ze een technologie in ontwikkeling bekend bij een breder publiek. De overheid dient een substantieel deel van haar gefinancierd onderzoek/demonstratieprojecten te heroriënteren naar energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
22
Illustratie : Innovatieknooppunt Groene Energie Het Strategic Energy Technology Plan (SET-plan) vormt de essentiële technologiepijler van het Europese energie- en klimaatbeleid. Als kleine regio heeft Vlaanderen er alle belang bij om haar Wetenschaps- en Innovatiebeleid op dit Europese beleidskader en de hieraan gekoppelde financieringsinstrumenten af te stemmen. Door de juiste strategische keuzes kan de Europese financiering als hefboom dienen voor een versterkt Vlaams innovatiebeleid, wat onze energietechnologiesterkten ten goede zal komen. Met het oog op een strategische positionering in het Europese en internationale kader, publiceerde de Vlaamse Regering de conceptnota ‘Innovatiecentrum Vlaanderen’, daarin identificeerde ze zes innovatieknooppunten, waaronder Groene Energie. Voor elk knooppunt werd, in de schoot van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie, een innovatieregiegroep (iRG) opgericht. De iRG ’Groene Energie‘ stelt dat een langetermijnvisie voor groene energie noodzakelijk is waarbij ingezet wordt op verschillende technologieën en aspecten (hernieuwbare energie, slimme elektriciteitsnetwerken, energieopslag, energie-efficiëntie in gebouwen en bedrijven, energiebesparing). Een Vlaamse strategische visie voor energietechnologie is ook een belangrijke basis voor de verdere structurering en financiering van het Vlaamse innovatiebeleid. Knelpunten in het huidige innovatie-instrumentarium, zoals de ondersteuning van piloot-, demonstratie- en valorisatieprojecten zouden weggewerkt moeten worden.
ACTIE 17 Een gecoördineerde steunprogramma voor het stimuleren van voertuigen op duurzame energie uitwerken Elektrische mobiliteit biedt perspectieven naar een snellere introductie van hernieuwbare energie als het net maar op de juiste manier wordt aangepast en indien geïnvesteerd wordt in de productie van groene stroom. Het bevorderen van elektrische mobiliteit raakt echter vele domeinen (o.a. de automobielindustrie, het elektriciteitsnet, elektriciteitsopwekking) en vraagt bijgevolg een geïntegreerde aanpak, zoals het Vlaams actieplan Elektrische Mobiliteit voorschrijft. Dit plan moet echter versterkt worden met de focus op de ontwikkeling, de productie en verspreiding van elektrische wagens die op groene stroom rijden. Om de invoering van elektrische voertuigen in Vlaanderen te versnellen, richtte de overheid naast het actieplan tevens het open innovatieplatform ‘Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen’ op. Naast groene stroom kunnen ook biobrandstoffen, biomethaan en waterstof ingezet worden.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
23
Illustratie: Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen Dit platform biedt bedrijven of organisaties de mogelijkheid tot het testen van innovatieve technologieën, producten, diensten en concepten via een representatieve testpopulatie in een echte leef- en werkomgeving. Samen met onderzoeksinstellingen zoeken deze partijen innovatieve oplossingen om de introductie van elektrische mobiliteit te versnellen. Op 15 juli 2011 keurde de Vlaamse Regering vijf proeftuinplatformen goed: - EV TecLab Platform: dit platform bestaat uit tien Vlaamse bedrijven en onderzoeksinstellingen en bouwt vijftig bestelwagens, twee vrachtwagens en vier bussen met aandrijving op elektriciteit. Het doel is het testen van een aantal aandrijftechnologieën in reële gecontroleerde gebruiksomstandigheden. - EVA Platform: de proeftuin ‘Elektrische voertuigen in actie (EVA)’ omvat de bouw van meer dan 200 laadpalen en 70 oplaadeilanden in Vlaanderen. Zo’n eiland combineert laadpalen voor fietsen, elektrische personenwagens en bestelwagens met een WiFi-hotspot. In combinatie met een slimme meter worden dit zogenaamde slimme oplaadpunten. Verder wordt een zeer uitgebreide en gevarieerde testvloot ingezet. Dit geheel maakt onderzoek mogelijk naar hoe elektrisch rijden optimaal benut kan worden. - iMove Platform: de innovatiefocus binnen dit platform ligt op 3 thema’s: hernieuwbare energie en smart grids, nieuwe batterij- en wagentechnologie, en mobiliteitsgedrag. Hiertoe worden 83 personenwagens, 33 bestelwagens en 144 laadpunten voorzien. iMove laat toe innovatieve oplossingen te zoeken in de domeinen energie en voertuigtechnologie, die tevens de overstap naar een elektrisch voertuig voor de gebruiker zo klein mogelijk te maken. - OLYMPUS Platform: deze proeftuin onderzoekt welke rol elektrische voertuigen kunnen spelen in een genetwerkte mobiliteit en bouwt een open ICT platform uit. - Volt-Air Platform: dit platform bestaat uit 3 sub-labs. Het microgrid-lab op de Siemens-site bestaat uit 10000 m² PV-panelen, een WKK en elektrische voertuigen. Het EV-lab van Volvo Cars in Gent bestaat uit elektrische wagens voorzien van meetapparatuur voor het loggen van technische data. Het service-lab in Kortrijk stelt elektrische voertuigen aan een voordelig tarief ter beschikking aan bedrijven. Deze 3 sub-labs laten toe de impact van de integratie van elektrische voertuigen in bedrijfsvloten beter te begrijpen en om de invloed van smart grids op het energieverbruik van bedrijven te onderzoeken.
Ontwerpdocument, versie mei 2013
24
Overzicht acties ontwerp-Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 ACTIE 1 Draagvlak voor duurzaam energiesysteem verbreden en verdiepen ACTIE 2 Een interne projectstructuur opstarten binnen de Vlaamse overheid die over de nodige middelen beschikt om het Vlaams Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 concreet uit te werken ACTIE 3 Samenwerkingsakkoorden sluiten waarin de verantwoordelijkheden van de verschillende beleidsniveaus (federaal, gewesten, provincies, gemeenten) worden vastgelegd ACTIE 4 Een ontwikkelings- en investeringsplan uitwerken voor een netinfrastructuur die aangepast is aan de vastgelegde doelstellingen ACTIE 5 Slim inpassen van productiecapaciteit en afregelen van het verbruik ACTIE 6 Een duidelijke beleidsvisie uitwerken op het gebied van inzet van beschikbare (duurzame) biomassa ACTIE 7 Een duidelijke beleidsvisie uitwerken voor de uitbouw van warmtenetten ACTIE 8 Energielandschappen uitwerken ACTIE 9 Kwaliteit en betrouwbaarheid van kleinschalige hernieuwbare energie-installaties verzekeren ACTIE 10 Een duidelijk duurzaamheidskader vastleggen voor de verschillende hernieuwbare energietechnologieën ACTIE 11 Kennis over hernieuwbare energietechnologieën bevorderen ACTIE 12 Prijszetting van elektriciteit- en warmtevoorziening hervormen om impuls te geven aan de omschakeling naar hernieuwbare energie ACTIE 13 Een stabiel ondersteuningsmechanisme voor technologieën met een positieve onrendabele top uitwerken en implementeren ACTIE 14 Langetermijndoelstellingen vastleggen ACTIE 15 Duidelijke en evenwichtige verdeling van de kosten en baten realiseren verbonden aan de energietransitie ACTIE 16 Innovatie-instrumenten heroriënteren in functie van de energietransitie ACTIE 17 Een gecoördineerde steunprogramma voor het stimuleren van voertuigen op duurzame energie uitwerken ACTIE 18 … voorstel stakeholders? ACTIE 19 … voorstel stakeholders? ACTIE 20 … voorstel stakeholders?
Ontwerpdocument, versie mei 2013
25