Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 Doorkijk naar de lange termijn Ontwerpdocument ter voorbereiding van het partnerforum van 3 december 2013
Ontwerpdocument, versie november 2013
1
Inhoud 1.
Situering .......................................................................................................................................... 3
2.
Hernieuwbare energie in Vlaanderen: van marginaal naar dominant ........................................... 4
3.
Nu keuzes maken voor de toekomst ............................................................................................... 5
4.
Plan van aanpak............................................................................................................................... 7 Grondslagen voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen ..................... 7 Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 trekt transitie op gang........................................................... 8
5.
Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 – status: in ontwikkeling ................................................... 9 CLUSTER 1: VERANTWOORDELIJKHEID DELEN .................................................................................. 11 CLUSTER 2: SLIMME NETTEN UITBOUWEN ....................................................................................... 15 CLUSTER 3: VERSCHILLENDE BRONNEN EN TECHNOLOGIEËN INSCHAKELEN .................................. 20 CLUSTER 4: INVESTERINGSZEKERHEID BIEDEN ................................................................................. 26 CLUSTER 5: INNOVATIE STIMULEREN................................................................................................ 29 Bijlage: Overzicht acties - trekkers en partners............................................................................. 33
Ontwerpdocument, versie november 2013
2
1. Situering ViA (Vlaanderen in Actie) is het toekomstproject voor Vlaanderen. Het wil duurzame antwoorden bieden op de grote uitdagingen die op ons afkomen inzake bv. demografie, globalisering, klimaat en de wereldwijde schaarste aan grondstoffen (energie, materialen, water, voedsel, ..) Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving. Daarvoor moet Vlaanderen op heel wat vlakken betere resultaten bereiken. De doelstellingen zijn door de Vlaamse Regering en het maatschappelijk middenveld vastgelegd in het Pact 2020. Om de uitdagingen aan te pakken, moet het hele systeem veranderen. Daarom gebruikt ViA de methode van transitie. Transitie houdt in dat alle maatschappelijke partners samen nadenken over de acties die nodig zijn op lange termijn (2050). De bedoeling is om nieuwe systemen te bedenken die de huidige systemen kunnen vervangen. Transities duren vaak lang, zelfs verschillende generaties, en hertekenen de wereld. Indien je het systeem fundamenteel wil vernieuwen, dan doe je dat niet vanuit de overheid alleen, maar werk je samen met ondernemers, middenveldorganisaties, onderzoekers en financiers. Een gemeenschappelijk toekomstbeeld en een langetermijnvisie zijn nodig om mensen en organisaties te inspireren om verder te denken en te handelen.
Vlaanderen zal de transitiemethode toepassen op 13 grote maatschappelijke uitdagingen. De Vlaamse Regering gaf aan het Vlaams Energieagentschap (VEA) de opdracht om de transitie naar een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen te initiëren.
Ontwerpdocument, versie november 2013
3
2. Hernieuwbare energie in Vlaanderen: van marginaal naar dominant Het energievraagstuk is wereldwijd een van de grootste maatschappelijke en economische thema’s. Energie is een basisbehoefte en een basisrecht. Energie is ook een hoeksteen van onze maatschappij: zonder energie geen welvaart. Het huidige energiesysteem botst steeds vaker tegen allerhande grenzen aan. De fossiele energiebronnen zoals olie, gas en steenkool, waar Vlaanderen vandaag nog voor meer dan 75% van afhankelijk is, geraken op. We kunnen niet voorspellen tot wanneer fossiele brandstoffen beschikbaar en betaalbaar zullen zijn. Daarenboven eisen steeds meer opkomende landen hun deel van de energievoorraden op en het huidige energiesysteem is in grote mate verantwoordelijk voor het versterkte broeikaseffect dat onze planeet meer en meer in de greep houdt. De situatie vormt op verschillende vlakken een bedreiging, maar biedt ons tegelijkertijd een bijzondere kans om ons energiesysteem doordacht en radicaal om te bouwen. Een energiesysteem met zoveel mogelijk hernieuwbare energie, dat we bij voorkeur zelf in handen hebben, maakt Vlaanderen sterker. Het zorgt voor: • • • • •
een betere zelfvoorziening en dus kleinere afhankelijkheid van – vaak politiek instabiele – olie- en aardgasproducerende landen; een grotere diversificatie en dus meer veerkracht in de energievoorziening; meer arbeidsplaatsen (zie studie Federaal Planbureau september 2013 ‘Walking the green mile in employment – Employment projections for a green future); een veiligere energievoorziening met minder risico’s voor de volksgezondheid; het terugschroeven van de broeikasgasemissies en andere schadelijke emissies.
Maar de uitdagingen zijn groot. Een energiesysteem omvormen is een immense opdracht die over verschillende generaties heen aanhoudende inzet vraagt. Deze transitie wordt wellicht het meest ingrijpende transformatieproces sinds de industrialisering van Vlaanderen, ruim 50 jaar geleden. Het is een proces dat ingrijpt op de basisstructuren van onze maatschappij. Een gedragen visie, politieke moed en investeringskapitaal vormen de sleutelwoorden om de transitie de volgende decennia te doen slagen. Maar de kapitaalbehoefte geldt voor elk energiesysteem. Ook het huidige systeem staat de komende jaren voor onafwendbare grote investeringen. En de meerkost verbonden aan verduurzaming wordt op termijn gecompenseerd door vermeden kosten van import van fossiele brandstoffen en secundaire kosten voor klimaat-, milieuen gezondheidszorg. ‘Het welzijn van de mensen, de industriële competitiviteit en het algemeen functioneren van de maatschappij hangen af van veilige, verzekerde, duurzame en betaalbare energie. De infrastructuur die ons in 2050 van energie zal voorzien, wordt vandaag ontworpen en gebouwd. De manier waarop we energie zullen produceren en gebruiken in 2050 wordt dus vandaag bepaald’ (Energy Roadmap 2050)
Ontwerpdocument, versie november 2013
4
3. Nu keuzes maken voor de toekomst De transitie naar een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen is - binnen de na te streven driehoek van concurrentiekracht, bevoorradingszekerheid en milieueffecten noodzakelijk, wenselijk en mogelijk voor Vlaanderen.
NOODZAKELIJK
WENSELIJK
omdat ons huidige energiesysteem onze welvaart en ons welzijn hypothekeert:
omdat betrouwbare energiebevoorrading de geopolitieke agenda zal blijven bepalen en we de toekomstige generaties een leefbare wereld willen garanderen.
-
-
-
Bij ongewijzigd beleid en gedrag ontwikkelt zich een belangrijke bedreiging voor ons huidig welvaartsniveau. Door de demografische en economische groei in opkomende landen - de BRIC-landen in het bijzonder - zal het wereldwijde energieverbruik in de komende decennia aanzienlijk blijven toenemen. Dit houdt het risico in dat steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen niet zullen kunnen voorzien in de stijgende vraag naar betrouwbare en betaalbare energie, met prijsstijgingen, recessie, armoede en sociale onrust als mogelijke gevolgen. Het zijn zeer waarschijnlijk menselijke bronnen van broeikasgassen die een versterkte klimaatverandering teweegbrengen, met grote ecologische en toenemende economische schade. Een drastische vermindering van onze broeikasgasuitstoot en andere vervuiling vereist een aangepast gedrag, in combinatie met een duidelijk inzet op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. De landen die in de komende decennia voorop durven lopen in de omschakeling naar hernieuwbare energie, worden de winnaars van de 21e eeuw. Zij kunnen hun economie en samenleving op een duurzame wijze laten doorgroeien.
Ontwerpdocument, versie november 2013
-
-
-
In vergelijking met de andere grote machtsblokken in de wereld is de startpositie van Europa niet meteen gunstig te noemen. Conventionele energiebronnen zijn eerder beperkt aanwezig op het Europese vasteland. Een groot verschil met bv. de VS die - door de ontginning van schaliegas en teerolie opnieuw grotendeels onafhankelijk zijn geworden op het vlak van energiebevoorrading. Anderzijds heeft Europa al geruime tijd een voortrekkersrol opgenomen in de domeinen energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Hier voluit op inzetten, biedt perspectieven voor een doorgedreven economische transformatie van de bestaande economische structuur. Het is onze morele plicht erover te waken dat we de toekomstkansen van de volgende generaties niet in het gedrang brengen.
MOGELIJK als we snel en gezamenlijk tot actie overgaan en de nodige financiële middelen mobiliseren. Het VEA vertrekt van de studies van VITO, het Federaal Planbureau, ICEDD en CLIMACT, die aantonen dat de transitie naar een energiesysteem gedomineerd door hernieuwbare energie effectief mogelijk is. Dat het anders moet en kan, wordt bevestigd door onderzoek in andere Europese lidstaten en studiewerk van de Europese Commissie:
5
-
The Energy Report. 100% Renewable by 2050, Analyse door ECOFYS, 2011 (op wereldschaal).
-
Blueprint Germany. A strategy for a climate safe 2050, Analyse door Prognos/Oko-Institut, 2009, in opdracht van WWF Germany.
-
Wege Zur 100% Erneuerbaren Stromversorgung, Analyse door SRU, 2011.
-
Energy Revolution: A sustainable pathway to a clean energy future for Belgium, Analyse door Institute of Technical Thermodynamics (Stuttgart), 2006, in opdracht van Greenpeace.
-
Welke is de ideale hernieuwbare energiemix voor België tegen 2020 en 2030?, Analyse door GEMIXgroep, 2009 in opdracht van federaal minister van Energie.
-
Vers une Wallonie Bas Carbone en 2050, Analyse door CLIMACT/DECC, 2012 in opdracht van Waals Gewest.
Ook andere Europese landen trekken de kaart van de verduurzaming van hun energiesysteem. In Denemarken wil men in 2050 een energiesysteem op 100% hernieuwbare energie voor zowel elektriciteit, warmte als transport, ook voor de industrie. In Duitsland streeft men naar een aandeel hernieuwbare energie van 30% in 2030 en 60% in 2050. Voor groene stroom bedraagt de doelstelling minimum 50% in 2030 en minimum 80% in 2050. Het Verenigd Koninkrijk wil 80% minder broeikasgassen uitstoten in 2050 ten opzichte van 1990. Schotland heeft een doelstelling van 100% groene stroom in 2020. Zweden wil tegen 2020 de helft van de energievraag uit hernieuwbare energiebronnen halen en tegen 2030 een wagenpark hebben dat onafhankelijk is van olie.
Ontwerpdocument, versie november 2013
6
4. Plan van aanpak De energietransitie is als onderdeel van Vlaanderen in Actie (ViA) niet enkel de verantwoordelijkheid van de Vlaamse minister van Energie, maar van de voltallige Vlaamse Regering. En de overheid kan deze ambitie nooit alleen waarmaken. Het ombouwen van het bestaande energiesysteem is een opdracht waarbij niemand aan de kant kan blijven staan. Er is een breed partnerschap nodig: elke Vlaming is mee verantwoordelijk voor het slagen van de transformatie. Hiervoor zijn een wensbeeld met duidelijke doelstellingen, en hoe deze te bereiken, van cruciaal belang. Het VEA wil tijdens de volgende maanden, in overleg met partners, een langetermijnvisie en actieplan 2020 tot stand laten komen. Om de economische, sociale en ecologische belangen zo goed mogelijk in evenwicht te krijgen, worden deskundigen, ervaren pioniers en stakeholders van binnen en buiten de overheid gevraagd om via verschillende fora te participeren. Het VEA zal (voorlopig) twee trajecten opstarten en begeleiden: 1) Het ontwikkelen van de grondslagen voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen. 2) Het uitwerken van het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020.
Grondslagen voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen Eind 2012 bracht de backcastingstudie van het Federaal Planbureau, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en het Waalse studiebureau ICEDD aan het licht dat België technisch gezien tegen 2050 op 100% hernieuwbare energie kan draaien. Deze ommezwaai zou naast grote aanpassingen in het beleid en onze samenleving - ook een kapitaal van 300 tot 400 miljard euro (2% BBP) vragen voor de investeringen in de productie van hernieuwbare energie en de noodzakelijke aanpassingen aan de netinfrastructuur. Maar dat compenseert zich deels door minder uitgaven voor fossiele brandstoffen, en minder milieu- en gezondheidskosten die gepaard gaan met broeikasgasemissies. Na verloop van tijd wordt een jaarlijks voordeel van 10 miljard euro verwacht. Bovendien zou deze transformatie tegen 2030 al 20.000 tot 60.000 extra voltijdse arbeidsplaatsen opleveren. Begin november 2013 werd een studie van VITO en CLIMACT voorgesteld die mogelijke scenario’s voor een transitie van België naar een koolstofarme maatschappij tegen 2050 heeft doorgerekend. Uit deze studie komt eveneens naar voor dat een dergelijke transitie een grote uitdaging vormt en een aantal belangrijke gedragswijzigingen en investeringen vergt. Maar anderzijds blijkt deze transitie volstrekt mogelijk en worden de nodige bijkomende investeringsuitgaven gecompenseerd door de verlaging van de energiefactuur. Dat heel veel hernieuwbare energie tegen 2050 technisch haalbaar is, wil dus zeker niet zeggen dat dit eenvoudig is. Het zal belangrijke inspanningen vragen. We moeten rekening houden met een aantal principes, zoals duurzaamheid onder de vorm van economische competitiviteit, ecologische Ontwerpdocument, versie november 2013
7
verantwoordelijkheid en sociale rechtvaardigheid, bevoorradingszekerheid en betrouwbaarheid, draagvlak en maatschappelijke participatie. Het wordt een moeilijke balanceeroefening om voor Vlaanderen uit te maken hoeveel procent hernieuwbare energie we vooropstellen, tegen wanneer en hoe we dat kunnen organiseren. Om deze oefening voor te bereiden, is een groep van deskundigen uit kennisinstellingen, het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de overheid samengebracht. Zij gaan een verkenningsproces uitvoeren voor mogelijke toekomstbeelden voor ons energiesysteem, met een dominante input van hernieuwbare energie. De eerste resultaten van deze verkenning verwachten we in het voorjaar van 2014.
Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 trekt transitie op gang
Wachten op eensgezindheid over welk aandeel hernieuwbare energie, tegen wanneer en hoe, is nefast voor onze welvaart en ons welzijn. Dat we zullen evolueren van een marginaal aandeel hernieuwbare energie naar een dominant deel, is onbetwist. Elk mogelijk scenario vraagt grote verbeteringen qua energieprestaties van onze gebouwen, verbeterde energie-efficiëntie in onze bedrijven en het transport, en flexibiliteit op vlak van de energievoorziening. Stevig inzetten op energie-efficiëntie is een absolute must. Hoe kleiner de energievraag, hoe groter de (milieu-)kostenbesparing en hoe groter de kans op het behalen van de transitiedoelstelling. Voor elk scenario waarin hernieuwbare energie een dominante rol speelt, is het starttraject tot 2030 vrij gelijklopend. Zeker is dat: •
• • • • • • •
De invulling van de energietransitie naar 2050 steeds (kapitaal-)intensiever wordt naarmate we doorgedreven acties blijven uitstellen. We moeten nu actie ondernemen om het aandeel hernieuwbare energie versneld en substantieel te verhogen. Alle hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, biomassa en geothermie) een rol zullen spelen in de energiemix van de toekomst. Decentrale productie zal toenemen: gezinnen en bedrijven worden naast consument steeds meer energieproducent. Slimme netwerken (voor vraag- en aanbodsturing en om variaties op te vangen), langetermijnopslag en een uitbreiding van de netten onmisbaar zullen zijn. Het hernieuwbaar maken van de elektriciteitssector prioritair is. Verwarming bij voorkeur gebeurt via restwarmte en warmtenetten of hernieuwbare energiebronnen. Een maximale elektrificatie van onze mobiliteit noodzakelijk is. Innovatieve beleidsstrategieën en de ontwikkeling en invoering van technologische innovaties essentieel zijn om het potentieel te kunnen realiseren en de vereiste ondersteuningskost te minimaliseren.
Ontwerpdocument, versie november 2013
8
Deze zekerheden willen we centraal stellen in het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020, ze vormen de basis voor de actieclusters: CLUSTER 1 : EEN GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID CLUSTER 2 : DE NOODZAAK VAN SLIMME NETTEN CLUSTER 3 : INZETTEN OP VERSCHILLENDE BRONNEN EN TECHNOLOGIEËN CLUSTER 4 : INVESTERINGSZEKERHEID BIEDEN CLUSTER 5 : INNOVATIESTRATEGIE DOORZETTEN
5. Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 – status: in ontwikkeling
Het Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 heeft een ‘passe-partout’-functie: het moet de schakel vormen naar het energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen. Zelfs zonder het exacte parcours op lange termijn voor ogen, kunnen we al de belangrijkste in te vullen randvoorwaarden voor vooruitgang detecteren en vertalen in actievoorstellen en programma’s voor de korte en middellangetermijn: de (overgangs-)periode 2014-2020. Deze acties zijn noodzakelijk in het kader van de verplichtingen vanuit de Europese richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) en kunnen beschouwd worden als ‘no regret’-maatregelen. In een latere fase moeten de acties meer georiënteerd worden in een langetermijnstrategie die in ontwikkeling is. Het eerste ontwerp van actieplan is tot stand gekomen na een 5-tal interne brainstormsessies binnen het VEA. Dit proces werd begeleid door het studiebureau 3E. Op 20 juni 2013 vond een eerste stakeholderoverleg plaats, waarin een 17-tal acties besproken werden. Aan de hand van dit overleg en ontvangen reacties, werd het actieplan aangepast: -
Tekstuele aanpassingen en verduidelijkingen. Aanpassingen aan de acties: ‘Eigenaarschap en participatie stimuleren’ wordt geïntegreerd in actie 1 ‘Draagvlak voor duurzaam energiesysteem verbreden en verdiepen’, evenals ‘Kennis over hernieuwbare energietechnologieën bevorderen’. Alle aspecten rond duurzaamheid worden ondergebracht in actie 7 ‘Visies rond bioeconomie, duurzaamheid en hernieuwbare energie op elkaar afstemmen’, waaronder het ‘Vlaams beleidskader biomassa’, ‘Duurzaamheidskader van verschillende hernieuwbare energietechnologieën’ en de bijkomende actie ‘Inzetten op de meest hoogwaardige toepassing’ vallen. Herwerking van de actie 12 ‘Stabiel ondersteuningsmechanisme’ zodat de inhoud beter de cluster ‘Investeringszekerheid bieden’ dekt.
Ontwerpdocument, versie november 2013
9
Het is de bedoeling om voor alle acties een trekker-coördinator-contactpunt aan te duiden en per actie een partnerforum samen te stellen. Een voorstel is terug te vinden in het overzicht in bijlage. Op het partnerforum van 3 december 2013 wordt de aanzet gegeven voor het verder uitdiepen van 5 acties: 1. Het draagvlak voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen verbreden en verdiepen (actie 1) 2. Visies rond bio-economie, duurzaamheid en hernieuwbare energie op elkaar afstemmen (actie 7) 3. Energielandschappen uitwerken (actie 9) 4. Duidelijke en evenwichtige verdeling van de kosten en baten verbonden aan de energietransitie realiseren (actie 14) 5. Gerichte innovatiestrategie voor energietechnologie volgen (actie 15) Op het volgende partnerforum (voorjaar 2014) worden ook andere acties meer in detail behandeld en aandacht besteed aan de langetermijnstrategie. Eind 2014 willen we een breed gedragen actieplan aan de Vlaamse Regering voorleggen. Met de andere Gewesten en de federale overheid is afgesproken dat elke entiteit tegen eind 2014 een actieplan moet klaar hebben. Uw mening is voor ons belangrijk. Reacties op deze versie van het ontwerp-actieplan zijn welkom op het partnerforum van 3 december of via ‘
[email protected]’ met als onderwerp ‘Reactie ontwerp-actieplan hernieuwbare energie 2020’. We willen ook een oproep doen aan alle stakeholders om zich aan te sluiten bij een actie. Het overzicht met de partners in bijlage is zeker niet limitatief.
Ontwerpdocument, versie november 2013
10
CLUSTER 1: VERANTWOORDELIJKHEID DELEN Evolueren naar een energiesysteem dat gebaseerd is op hernieuwbare energie tegen 2050 is een ambitieuze doelstelling die enkel gerealiseerd kan worden als het latente draagvlak een actief partnerschap wordt. Door de publieke betrokkenheid en de institutionele (samen)werking te verbeteren, willen we barrières als de onduidelijkheid over de urgentie en (lokale) tegenstand wegwerken.
ACTIE 1 Het draagvlak voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen verbreden en verdiepen De kernboodschap van deze actie is dat er enerzijds nood is aan het doorgeven van correcte informatie en kennis aan de doelgroepen en anderzijds aan instrumenten zoals participatiemogelijkheden in lokale projecten, die van onderuit het maatschappelijk draagvlak versterken. -
Kennis bevorderen en doelgroepgericht informeren helpt vooroordelen wegwerken
Er wordt een overkoepelende informatiecampagne (via media, websites,…) uitgewerkt die maatschappijbreed aandacht besteedt aan de noodzaak van de transitie, een realistisch toekomstbeeld en de voor- en nadelen van de verschillende hernieuwbare energiebronnen en technologieën. Ook de groeidynamiek (op gebied van potentieel, technologie, beleid, transitiebeweging) moet zichtbaar gemaakt worden. Voor specifieke doelgroepen wordt – afhankelijk van de noden – een gepaste benadering voorzien: educatief aanbod onderwijs, navorming professionelen, proces- en communicatietools bij geplande productie-installaties. Overheden, federaties, onderzoeksinstellingen, middenveldorganisaties, … kunnen de communicatie versterken en zich ‘herkenbaar’ maken als lid van het partnerschap (door het dragen van het logo en het verspreiden van de campagnedragers). -
Lokaal draagvlak stimuleren door financiële participatie mogelijk te maken
Het delen van de voordelen (zowel economische als andere) van een hernieuwbaar energieproject met de lokale gemeenschap creëert mee het noodzakelijke draagvlak voor de realisatie van de energietransitie. Eén van de mogelijkheden is lokale financiële participatie of mede-eigenaarschap in het hernieuwbaar energieproject stimuleren. -
Terugkoppeling en samenwerking tussen overheid en stakeholders vormen de grondslagen van dit transitieproces
Op regelmatige tijdstippen wordt overleg gevoerd met de stakeholders, bv. om de acties en programma’s uit het actieplan te evalueren en bij te sturen. De overheid voorziet voor de stakeholders ook de mogelijkheid om de rol van trekker/coördinator op te nemen. Of om zich aan te sluiten bij een van de werkgroepen en met gedeelde verantwoordelijkheid in te staan voor het vormgeven en uitvoering brengen van de acties. Ook de individuele burger zal bij dit transitieproces betrokken worden. Ontwerpdocument, versie november 2013
11
ACTIE 2 Een interne projectstructuur opstarten binnen de Vlaamse overheid die over de nodige middelen beschikt om het Vlaams Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 concreet uit te werken Het realiseren van een transitie naar een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen valt niet louter onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse minister van Energie. Enerzijds bevinden een groot aantal aandachtspunten (leefmilieu/klimaat, volksgezondheid, concurrentiekracht van onze industrie, ruimtelijke planning, mobiliteit, …) zich buiten de bevoegdheden van de energieminister. Anderzijds vergen een groot aantal maatregelen een beleidsveld-overstijgende aanpak om maximale impact te hebben. De huidige praktijk wijst uit dat de betrokken beleidsvelden het moeilijk hebben om zich tussen een veelheid van kortere termijnprioriteiten te engageren voor een langetermijntraject. De sterk opgesplitste structuur van de overheid bemoeilijkt samenwerking over de grenzen van de beleidsdomeinen en organisaties heen. Er moet binnen de Vlaamse overheid een interne projectstructuur tot stand komen die een duidelijk mandaat heeft van de Vlaamse Regering (inclusief nodige middelen) en een transversale aansturing kan verzorgen. Er moet worden ingezet op overheidsbrede projectwerking en samenwerkingsverbanden die met en doorheen de bestaande structuren werken. In het projectteam worden de verschillende noodzakelijke competenties samengebracht. Dit projectteam heeft minimaal volgende concrete opdrachten: • De actieve en doeltreffende participatie vanuit andere beleidsvelden verzekeren. • Jaarlijks een monitoringrapport en jaaractieplan opmaken. • Het actieplan hernieuwbare energie tweejaarlijks evalueren en actualiseren (minimaal voor de
volgende 6 jaar). De acties duidelijk aflijnen per beleidsveld en -domein.
ACTIE 3 Samenwerkingsakkoorden sluiten waarin de verantwoordelijkheden van de verschillende beleidsniveaus (federaal, gewesten, provincies, gemeenten) worden vastgelegd De energietransitie stopt niet aan de grenzen van de Vlaamse bevoegdheden. Enerzijds zijn er ‘hogere’ overheden (op federaal en Europees niveau) die belangrijke instrumenten in handen hebben voor het realiseren van deze transitie. Anderzijds is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de publieke stakeholders, die zich tussen de concrete projecten in het veld en het Vlaamse beleidsniveau situeren: de provincies, de steden en gemeenten, de intercommunales, ... Het is cruciaal dat alle beleidsniveaus hun verantwoordelijkheid opnemen. Vooruitgang wordt gestimuleerd door de baten en lasten van hernieuwbare energieprojecten op hetzelfde beleidsniveau te brengen: door het 'belonen' van voorlopers en het 'ontmoedigen' van achterblijvers. Vlaanderen bepaalt met de federale overheid, de andere gewesten, de provincies en de steden en gemeenten wie wat voor zijn rekening neemt. De andere beleidsniveaus moeten niet enkel betrokken worden, maar ook effectief mee sturen. Dit houdt in dat vooropgestelde doelstellingen Ontwerpdocument, versie november 2013
12
vertaald worden naar doelstellingen per beleidsniveau, naar te nemen maatregelen op dat niveau en welke middelen worden ingezet. Tussentijdse mijlpalen maken het bereiken van langetermijnambities concreter en haalbaarder. Het al dan niet bereiken van deze mijlpalen wordt zichtbaar voor het grote publiek door bv. gemeenten en provincies die goed presteren op positieve wijze in de media te brengen (cf. het Europese Burgemeestersconvenant). Tevens kan een gemeentelijk of provinciaal portaal voorzien worden waar zowel het potentieel als de productie aan hernieuwbare energie binnen de gemeente- of provinciegrenzen voorgesteld wordt. Het Vlaamse beleidsniveau kan de steden en gemeenten ondersteunen bij de concrete implementatie van de transitie. We denken daarbij aan het beschikbaar stellen van een scan om het hernieuwbare energiepotentieel in de gemeente in kaart te brengen. Dankzij dergelijke scan kunnen steden en gemeenten hun lokale doelstellingen definiëren en bepalen op welke concrete wijze deze bereikt kunnen worden. Deze scans kunnen eventueel georganiseerd worden in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging Vlaamse Provincies (VVP). Voorbeelden van goede praktijken bieden een ondersteuning op lokaal niveau. Hiermee vermijden we dat iedereen zijn eigen weg moet zoeken, met dezelfde problemen wordt geconfronteerd en bijgevolg dubbelwerk wordt geleverd.
Illustratie: hernieuwbare energiescan en CO2-nulmeting stad Gent De stad Gent nam het initiatief om een hernieuwbare energiescan van zijn grondgebied te laten uitvoeren. Deze scan brengt het bestaande en potentiële aanbod aan energie uit zon, wind, bodem, biomassa en waterkracht in kaart. De stad liet ook een CO2-nulmeting uitvoeren: de huidige CO2emissies in diverse sectoren, vormen het vertrekpunt om de uitstoot te verminderen. Op basis van de resultaten van de CO2-nulmeting, de hernieuwbare energiescan, de huidige energieconsumptie en vraag naar energie, maakt de milieudienst van de stad Gent energiekaarten op. Deze kaarten geven aanleiding tot het vinden van geografische opportuniteiten. Het geheel van informatie en studies laat de stad Gent toe om zijn beleidskeuzes te onderbouwen. Verder biedt Gent via de vzw REGent aan al haar inwoners een gratis energiescan aan. Bovendien kunnen Gentenaars bij vzw REGent een goedkope lening aangaan om energiebesparende maatregelen in hun woning te financieren.
Ontwerpdocument, versie november 2013
13
Illustratie: Oost-Vlaanderen Energielandschap Het initiatief 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' is een overkoepelende organisatie op provinciaal niveau die als ambitie heeft om van Oost-Vlaanderen één groot hernieuwbaar energielandschap te maken. De gehanteerde strategie is eerst het potentieel in kaart brengen door middel van energiescans om daarna de mogelijkheden maximaal trachten te benutten door concrete projecten te stimuleren en/of te ondersteunen. Hun focus ligt op het verbreden van het draagvlak bij burgers, overheden en bedrijven door open en transparant te communiceren en te streven naar participatie tijdens de verschillende stappen in het proces. De organisatie werkt momenteel rond de inplanting van windturbines op twee geselecteerde potentiële locaties. De wijze van aanpak en de vergaarde kennis wordt gebundeld zodat dit initiatief ook door andere overheden geïmplementeerd kan worden.
Ontwerpdocument, versie november 2013
14
CLUSTER 2: SLIMME NETTEN UITBOUWEN De kernboodschap voor deze actiecluster is dat de transitie een voldoende zekere en uitgebalanceerde bevoorrading van energie moet garanderen. Kan het systeem flexibel inspelen op de wisselende productie van zon en wind? Waar is er momenteel onvoldoende netcapaciteit beschikbaar en kan er congestie optreden? Hoe moet het net eventueel aangepast of uitgebreid worden zodat de bestaande of nieuwe conventionele opwekking niet in conflict zal treden met meer decentrale productie in de toekomst? Waar en op welke manier voorzien we opslag van energie? De transitie van het huidige elektriciteitsnetwerk naar een slim netwerk of smart grid is het implementeren van nieuwe (innovatieve) technologieën in het energiesysteem waarbij elektriciteit een steeds prominentere rol zal spelen voor alle toepassingen zowel industrieel als residentieel. Het energiesysteem van de toekomst zal sterk interageren met informatienetwerken waardoor smart grids een hefboom zullen vormen om tot een efficiënter energiebeheer te komen. Er zullen veel meer data beschikbaar komen om bijkomende diensten te ontwikkelen en te ondersteunen. Het huidige elektriciteitsnet in Vlaanderen is afgestemd op centrale elektriciteitsproductie, weg van de woonomgeving. Een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen wekt een veel groter deel van de elektriciteit decentraal op, in de buurt van de verbruiker. Maar niet alle decentraal opgewekte stroom wordt steeds ter plaatse verbruikt. Daardoor wordt tweerichtingsverkeer op de netten (injectie/afname) een courante praktijk. Daar zijn de huidige netten slechts in beperkte mate voor uitgerust. Wind en zon zijn bovendien grotendeels fluctuerende hernieuwbare energiebronnen. Daarom moeten in het nieuwe elektriciteitssysteem de productie en de vraag beter op elkaar worden afgestemd. Er is ook meer nood aan opslag en interconnectie om het elektriciteitsnet in evenwicht te houden. Het net van de toekomst moet ook in een Europees geheel passen. Dit slim elektriciteitsnet zal ons ook in staat stellen om de vraagzijde te sturen, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks (via prijssignalen). Daardoor zullen consumenten hun energieverbruik ook beter kunnen afstemmen op de beschikbare elektriciteit op het net. Het elektriciteitsnet staat vandaag voor grote investeringen. Het is belangrijk om deze opportuniteiten volledig te laten samensporen met deze energietransitie. Het gaat immers om een tijds- en kapitaalintensieve opdracht. Het energiesysteem van de toekomst zal in staat moeten zijn om naast de elektriciteitsvraag, ook de vraag naar warmte efficiënt te voorzien en de recuperatie van restwarmte en de inzet van groene warmte mogelijk te maken (zie actie 8). Ook groen gas speelt een rol. Het toekomstige energiesysteem moet groen gas op een efficiënte wijze transporteren naar de verschillende consumenten. Net als de technische kant van deze energietransitie moet ook de ombouw naar een nieuw economisch model voor de elektriciteitsmarkt worden opgezet. Hier spelen naast de lokale ook de Europese en zelfs de internationale context een rol. Om deze transitie in goede banen te leiden, heeft de VREG het beleidsplatform ‘Slimme netten’ opgezet. Dit beleidsplatform groepeert de belanghebbenden bij slimme netten en slimme meters binnen de Vlaamse overheid en daarbuiten. Het heeft tot doel een discussie- en informatieOntwerpdocument, versie november 2013
15
uitwisselingsplatform te zijn over de activiteiten die gelinkt zijn aan een slim gebruik van de netten.
ACTIE 4 Een ontwikkelings- en investeringsplan uitwerken voor een netinfrastructuur die aangepast is aan de vastgelegde doelstellingen Er wordt een ontwikkelings- en investeringsplan opgesteld dat de visie beschrijft over de omschakeling van een net voor uitsluitend centrale stroomproductie naar een net aangepast aan decentrale productie, vraagsturing, opslag… en dit met de vastgelegde doelstellingen als leidraad. In deze optiek kan het concept energielandschap worden geïntroduceerd (zie ook actie 9). Het is immers belangrijk een dialoog op te starten over hoe Vlaanderen hernieuwbare energie zal inplanten. De Europees verordening 347/2013 beoogt een versnelling van de modernisering van bestaande energie-infrastructuur en van de bouw van nieuwe energietransportinfrastructuur te verwezenlijken. Er worden regels vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken. Voor de uitvoering van deze verordening in België zal een vergunningscoördinerend en –faciliterend comité (VCFC) worden opgericht. Voor de (kosten)efficiënte uitbouw van de netten is het cruciaal dat de netbeheerders, net als voor de aansluiting van klassieke centrales, ruim op voorhand op de hoogte zijn van de precieze locatie van de geplande productie-eenheden en voldoende zekerheid hebben over de effectieve realisatie, zodat ze ten gepaste tijde de voor de aansluiting vereiste netaanpassingen kunnen uitvoeren. Met het oog op een adequate dimensionering van de netten zou het ideaal zijn om de nieuw geplande windmolen- en grote WKK-projecten te groeperen en te oriënteren naar vooraf geïdentificeerde geografische zones. Weigering van de aansluiting van nieuwe installaties of beperken van de toegangsrechten kan dan nog enkel na onderbouwde analyse van alle kosten en baten voor de maatschappij. Dit lokaal net staat niet op zich maar is een onderdeel van een breder Europees geïnterconnecteerd netwerk. Deze ontwikkeling dient dan ook deze bredere context voor ogen te houden. Warmte is bij de uitwerking van dit ontwikkelings- en investeringsplan eveneens een aandachtspunt. De vraag naar warmte is van belang bij de inplanting van de productiecapaciteit. Bovendien is warmte energie die gebufferd kan worden (zie eveneens actie 8).
Ontwerpdocument, versie november 2013
16
ACTIE 5 Slim inpassen van productiecapaciteit en afregelen van het verbruik Congestie kan vermeden worden door het sturen van de decentrale productie, maar ook door het verschuiven van de belasting. Leveranciers of in het algemeen verschaffers van flexibiliteit (bv. aggregatoren), zijn mogelijk vragende partij om actief de belasting aan te kunnen sturen. Er moet dan wel in acht genomen worden dat de netbeheerder verantwoordelijk blijft voor de congestieproblematiek en prioritair moet kunnen ingrijpen om de veiligheid op het net te waarborgen, zelfs al zouden deze tussenkomsten tegen de belangen van de (diensten)leveranciers ingaan. Volgende regels moeten hierbij in acht worden genomen: In eerste instantie moet worden gekeken of flexibiliteit kan worden verkregen op vrijwillige basis. De voorkeur wordt gegeven aan marktconforme oplossingen. • De netbeheerder beschikt evenwel over een ultiem recht om op zijn net de belasting te sturen in functie van een veilige netuitbating. • Om de impact op het onevenwicht zo klein mogelijk te houden, zal de netbeheerder in voorkomend geval zijn intentie om de belasting te sturen vooraf kenbaar maken aan de commerciële actoren. Het aanpassen van de toegangsregels vereist aanpassingen aan het marktmodel en de marktprocessen (zie actie 6). •
Ontwerpdocument, versie november 2013
17
Illustratie: Interconnectie, de ontbrekende schakel Een verregaande interconnectie wordt beschouwd als een vitale factor voor een eengemaakte Europese energiemarkt en voor het realiseren van de hernieuwbare energie-doelstellingen. Dit voor drie belangrijke redenen: •
De liberalisering maakte duidelijk dat prijsverschillen tussen de verschillende markten erg hoog kunnen oplopen. Nationale transmissienetbeheerders keken over hun grenzen heen om de bevoorradingszekerheid en de uitbating van hun net te versterken en om inkomsten te genereren buiten hun gereguleerde activiteiten. Een groot aantal offshore interconnectiekabels werd gepland. Gestimuleerd door de goede financiële resultaten van de NorNed-kabel tussen Nederland en Noorwegen, die als één van de eerste in gebruik werd genomen.
•
Om in Europa een grote penetratie van hernieuwbare energie te bereiken, is een geïnterconnecteerd net noodzakelijk. Variaties kunnen uitgevlakt worden en zo kunnen bv. pompcentrales in Noorwegen als back up dienen tijdens perioden met minder wind en zon in bepaalde delen van Europa.
•
Offshore wind won de laatste jaren sterk aan belang. Daarbij werd snel duidelijk dat de verbinding van deze parken met het vasteland een dure aangelegenheid is. De bekabeling moet immers op maximale capaciteit gedimensioneerd worden, niettegenstaande het gemiddelde gebruik 40% bedraagt. Bovendien dreigt het gevaar dat er een wirwar aan kabels ontstaat wanneer elk windpark een eigen verbinding realiseert.
Het Europese onderzoeksproject ‘OffshoreGrid’ analyseerde de kosten en baten van een NoordEuropees offshore netwerk (zie www.offshoregrid.eu) en besluit dat een geïntegreerde aanpak veel kosten bespaart: de socio-economische baten zijn 3 keer groter dan de kosten. Met een additionele kost van 5 tot 7 miljard euro kunnen de totale voordelen 16 tot 21 miljard euro bedragen. Het opvolgingsproject ‘NorthSeaGrid’, dat in april 2013 van start ging, neemt de financiële en risicoaspecten onder de loep. Ook de verdeling van kosten en baten over de verschillende stakeholders, om de ontwikkelingen te kunnen versnellen, worden nader bekeken.
Ontwerpdocument, versie november 2013
18
ACTIE 6 Inzicht verwerven in de dynamiek van de toekomstige elektriciteitsmarkt en definiëren van de verschillende marktrollen De technische kenmerken van een op hernieuwbare energie gebouwd energiesysteem met decentrale afname en injectie, vraag- en aanbodsturing en energieopslag beïnvloeden de markteconomische kenmerken van het systeem. Net als het in banen leiden van deze technische transitie moet ook de ombouw naar een nieuwe elektriciteitsmarkt en de verschillende marktrollen onderzocht worden met inbegrip van de onder actie 5 omschreven slimme inpassing van capaciteit, energieopslag, vraag- en aanbodsturing. De integratie in een bredere, Europese en internationale markt is hier van belang. Er moet nagedacht worden over hoe de energielevering met het systeemevenwicht en de netwerkbelasting verzoend kunnen worden: de levering van het product energie en de levering van flexibiliteitsdiensten (individueel en geaggregeerd) moet op een consistente wijze op elkaar worden afgestemd.
Ontwerpdocument, versie november 2013
19
CLUSTER 3: VERSCHILLENDE BRONNEN EN TECHNOLOGIEËN INSCHAKELEN De Kernboodschap is dat Vlaanderen geen onbeperkt potentieel aan hernieuwbare energiebronnen heeft. Bovendien heeft niet elke hernieuwbare energiebron een continue opbrengst of verzekerde beschikbaarheid. Om onze energie-onafhankelijkheid zo veel mogelijk te verzekeren, kunnen we niet inzetten op één hernieuwbare energiebron. De uitdaging bestaat erin om slim te combineren.
ACTIE 7 Visies rond bio-economie, duurzaamheid en hernieuwbare energie op elkaar afstemmen - Het Vlaamse beleidskader voor een duurzame Vlaamse bio-economie verder uitwerken en implementeren op het gebied van inzet en duurzaamheid van beschikbare biomassa De Vlaamse overheid heeft in 2013 een visie, strategie en actieplan uitgewerkt voor de uitbouw van een duurzame en competitieve bio-economie in 2030. Een uitgangspunt is dat zowel biomassa uit primaire productie als uit rest- en afvalstromen, in de eerste plaats moeten instaan voor het garanderen van de voedselzekerheid, in de tweede plaats voor het gebruik als grondstof en in de derde plaats voor het gebruik als energiebron. Deze cascade van waardebehoud voor biomassa is zo gekozen dat maximale economische en maatschappelijke voordelen worden gerealiseerd. Uiteindelijk zal voor het gros van alle biomassagebruik energetische valorisatie door verbranding de laatste stap in de cascade vormen. Biomassa wordt als factor in de energiemix erkend zodat de Vlaamse overheid in de mogelijkheid blijft om Europese verplichtingen inzake een minimumaandeel hernieuwbare energie na te komen. Een breed kader is hiervoor nodig, met maximale inzet op energiezuinigheid, -efficiëntie en inzet van andere hernieuwbare energiebronnen. In dat ideaal scenario kan de cascadering via import en gebruik van lokale biomassareststromen een bijdrage leveren om aan de energiebehoefte te voldoen en om een specifieke rol te vervullen als ‘stabiliserende’ energiebron. Biomassa kan in verschillende sectoren en voor verschillende toepassingen ingezet worden (voedsel, constructiemateriaal, grondstof, energiedrager, ...). Het komt erop aan de beschikbare biomassastromen (vaste, vloeibare en gasvormige biomassa) voor de meest efficiënte en hoogwaardige toepassing op een duurzame manier in te zetten. Daarom is er nood aan het verder in kaart brengen wat de (lokaal) beschikbare (rest)stromen zijn en een duidelijk duurzaamheidskader voor productie en gebruik verder vast te leggen. Momenteel ligt de focus meestal op zuivere biomassastromen die soms van de andere kant van de wereld worden ingevoerd, wat risico's en onzekerheid inhoudt en voor een grote milieu-impact zorgt (o.a. directe en indirecte veranderingen in landgebruik, CO2 emissies transport, …). Daarnaast zijn er ook regionaal biomassa(rest)stromen beschikbaar (bv. GFT, maaisel en snoeisel, restproducten van landbouw en industrie). De inzamel- en afzetmogelijkheden voor een aantal van deze stromen zijn momenteel beperkt of onvoldoende gekend. Er moet gezocht worden naar logistieke en technische oplossingen die een economische meerwaarde genereren voor deze beschikbare stromen waarbij de risico’s en onzekerheid van de import van biomassastromen in beschouwing worden genomen en de duurzame inzet van deze stromen garanderen. Een duidelijke win-win kan gerealiseerd worden door de combinatie van materiaal- en energieproductie uit biomassa(reststromen). Door de uitwerking en opvolging van flankerend beleid (bv. (financiële) impactanalyse, emissienormering, Ontwerpdocument, versie november 2013
20
vergunningverlening, handhaving, afstemming met andere regio's,…) is het de bedoeling dat de impact van energieproductie uit biomassa(reststromen) op o.m. de bodem- en luchtkwaliteit binnen aanvaardbare grenzen blijft, en conflicten met andere milieubeleidsdoelstellingen worden weggewerkt. -
Een duidelijk duurzaamheidskader vastleggen en implementeren met het oog op het sluiten van de materialenkringloop bij de einde levensfase van de verschillende hernieuwbare energie-installaties
Een hernieuwbare energietoepassing moet over de hele levenscyclus bekeken worden. Zowel de gebruikte materialen als de gebruikte technologie worden onder de loep genomen. Op basis van deze analyse wordt gekozen welke toepassingen steun krijgen van de overheid. In de toekomst zullen we meer en meer geconfronteerd worden met hernieuwbare energieinstallaties die op het einde van hun levensduur zijn. Hoewel hernieuwbare energie op dit vlak veel beter scoort dan andere energiebronnen, is het aangewezen nu reeds hiervoor een duurzame aanpak uit te werken, zoals reeds voor de zonnepanelen van toepassing is. De end-of-useproblematiek moet immers omgebogen worden van een bedreiging naar een opportuniteit. In plaats van waardevernietiging, kan waarde gecreëerd worden door pro-actief te handelen. - Inzetten op de meest hoogwaardige toepassing per hernieuwbare energiebron In de keuze van een hernieuwbare energietechnologie is het energetisch en exergetisch rendement best maximaal, bv.: •
Uitvoering als kwalitatieve-WKK met nuttig gebruik van de hoogwaardige warmte of levering van de restwarmte aan een warmtenet is efficiënter dan zuivere elektriciteitsproductie met wegkoeling van de restwarmte.
•
Uitvoering als kwalitatieve-WKK is efficiënter dan zuivere warmteproductie in een ketel.
•
Collectieve productie van warmte kan efficiënter zijn dan warmteproductie via individuele eenheden. Bovendien is het extra voordeel van collectieve productie dat de transitie van fossiele naar hernieuwbare energieproductie eenvoudiger kan gebeuren.
•
Zonneboilers zijn efficiënter dan het gebruik van PV-panelen voor de voeding van een elektrische boiler.
Collectief hernieuwbare energie produceren, is duurzamer. De omzettingsefficiëntie is hoger en de logistiek is gecentraliseerd en beter beheersbaar. Huidige bouw- en verbouwprojecten kiezen echter slechts bij uitzondering voor een collectieve productie van energie. Dit is voornamelijk te wijten aan administratieve belemmeringen en een gebrek aan draagvlak. Zowel op het niveau van grootschalige bouwprojecten, op wijkniveau als op streekniveau moeten de opportuniteiten en de inpasbaarheid van collectieve productie van hernieuwbare energie in beschouwing worden genomen. Onder andere de energiebron zal dit beschouwingsniveau bepalen (geothermie en windenergie moeten bv. op een streekniveau bekeken worden cf. Energielandschappen).
Ontwerpdocument, versie november 2013
21
Illustratie: Energieconversieparken voor de efficiënte inzet van regionaal beschikbare biomassa Binnen het project ‘Energieconversieparken’ mikt een consortium van Vlaamse en Nederlandse onderzoekscentra op een economisch haalbare valorisatie van biomassa die regionaal beschikbaar is, door gebruik te maken van synergieën tussen diverse biomassastromen en conversietechnieken. Energieconversieparken gaan niet uit van zuivere biomassastromen, maar eerder van biomassareststromen zoals GFT, maaisel en snoeisel, of bijproducten van landbouw en industrie. Deze stromen vertegenwoordigen een substantiële hoeveelheid die maar deels gebruikt werden. De markt is dan ook vragende partij voor oplossingen die nog een economische meerwaarde genereren voor deze biomassastromen. Het project wil een technologisch concept en businessplan uitwerken voor 5 pilootprojecten in ZuidNederland en Vlaanderen: Sluiskil, Breda, Moerdijk, Beerse/Merksplas, en Lommel. In deze projecten werd een stapsgewijze aanpak gehanteerd. Na onderzoek naar lokaal contractueel beschikbare biomassastromen werd een economische en technische haalbaarheidsstudie gemaakt van het meest geschikte technische concept. Verder worden ook de bereidheid van investeerders en de maatschappelijke aanvaarding van de inplanting op de gekozen locatie meegenomen doorheen het onderzoek. De eerste resultaten leren onder andere dat de hoeveelheid contracteerbare biomassa doorgaans een stuk lager ligt dan het theoretische biomassapotentieel, en dat het niet eenvoudig is om een geschikte locatie te vinden met optimale omgevingsomstandigheden. De realisatie van de lokale energieconversieparken is voorzien tegen 2013-2014. Afhankelijk van de lokale situatie is telkens een combinatie van elektriciteit, warmte, biobrandstoffen en andere producten het resultaat. Naast de 5 lokale studies, wordt op basis van de opgedane ervaring tegelijk een publieke handleiding en kennissysteem ontwikkeld om het concept in de toekomst ook op andere locaties te kunnen toepassen.
Ontwerpdocument, versie november 2013
22
ACTIE 8 Een duidelijk beleidskader uitwerken en implementeren voor de uitbouw van warmtenetten en groene warmte en een warmtekaart voor Vlaanderen opmaken In industriegebieden is vaak een aanzienlijke hoeveelheid restwarmte beschikbaar die momenteel onbenut de lucht in gaat. De levering van deze restwarmte aan een warmtenet is een voor de hand liggende optie om de energie-efficiëntie te verhogen. Alhoewel restwarmte strikt genomen niet onder de definitie van hernieuwbare energie (groene warmte) valt, wordt dit toch meegenomen in het actieplan. In een goed uitgewerkt systeem kan een warmtenet op termijn een betrouwbare en flexibele basis worden voor de inzet van groene warmte. Momenteel zijn er nog onvoldoende ondersteunende maatregelen om de aanleg van warmtenetten te bevorderen. Er wordt voorgesteld om in het kader van het actieplan de aanleg van warmtenetten te stimuleren omdat het zowel de recuperatie van restwarmte mogelijk maakt, als de inzet van groene warmte faciliteert. Het potentieel voor groene warmte is in gebieden met warmtenetten veel groter. Grootschalige productie van groene warmte is immers veel rendabeler en duurzamer dan individuele, kleinschalige installaties. Er zal een warmtekaart voor Vlaanderen worden ontwikkeld. Een warmtekaart brengt het aanbod aan warmte en de warmtevraag samen en schuift mogelijke synergie-effecten naar voor. De haalbaarheid van dergelijke restwarmtevalorisatie moet dan in een technische detailstudie verder worden geëvalueerd. De grootschalige productie en het gebruik van groene warmte, groene koude en de valorisatie van restwarmte worden nog onvoldoende toegepast in Vlaanderen. De belemmeringen zijn van verschillende aard: de technologie is niet rendabel (bv. bij ORC), producenten van warmte en potentiële afnemers vinden elkaar niet of de kennis om de warmte zo efficiënt mogelijk te gebruiken, ontbreekt. De haven van Antwerpen, die over veel (hoogwaardige) restwarmte beschikt, kan als onderzoeksgebied fungeren en kennis delen.
Ontwerpdocument, versie november 2013
23
Illustratie: Haalbaarheidsstudie warmtenetten Genk-Zuid en Ravenshout De provincie Limburg is er al geruime tijd van overtuigd dat ze een trekkende rol heeft in de beperking van de impact op het klimaat. Dit heeft zich vertaald in een bijzonder ambitieuze doelstelling, met name het engagement om Limburg CO2-neutraal te maken tegen 2020. De Limburgse klimaatambities vergen in de eerste plaats in alle sectoren een beperking van het energieverbruik en in de tweede plaats een vergroening van de energieproductie. Daarnaast kan een stevige stap gezet worden door de recuperatie van restwarmte, die in vele industriële processen onvermijdelijk in grote hoeveelheden vrijkomt. Het besef is gegroeid dat op bedrijventerreinen zelf unieke kansen kunnen liggen om een warmtenet te realiseren en vervolgens te laten groeien, zelfs buiten de grenzen ervan. Als dusdanig heeft de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg de twee grootste bedrijventerreinen van Limburg, met name Genk-Zuid en Ravenshout, naar voor geschoven voor evaluatie. De studie is gestart vanuit een bevraging van warmtevraag en aanbod, door middel van interviews met de energie-intensieve industrieën, een enquête gericht naar de andere bedrijven op de terreinen en een brede bevraging van andere partijen met relevante projecten (renovatie van sociale woningen, bouw van sportinfrastructuur, de ontwikkeling van de BeMine-site en een serreproject). Daarnaast is veelvuldig gecommuniceerd in stuurgroepen en infosessies. Op basis van deze warmte-inventaris zijn 3 cases per gebied gedefinieerd, gaande van compact en vlot realiseerbaar tot breed en ambitieus. Voor elke case is een technisch concept uitgewerkt en werden de verschillende kosten berekend. Deze data zijn gebruikt in een gedetailleerde rendabiliteitsberekening, voor het totale project en de verschillende actoren (producenten, afnemers, netbeheerder en een warmteleverancier als commerciële partij). Het project is afgerond met de uitwerking van verdere stappen naar optimalisatie en realisatie van een pilootproject (de meest attractieve case), uitgaande van de meest realistische organisatiestructuur.
Ontwerpdocument, versie november 2013
24
ACTIE 9 Energielandschappen uitwerken Hernieuwbare energie is zichtbaar in en heeft een impact op het landschap. Deze actie wil dit gegeven aanwenden door, in functie van de hernieuwbare energieproductie, een nieuw en aantrekkelijk landschap te vormen. Hiertoe wordt op specifieke locaties ruimte gecreëerd voor de uitbouw van energielandschappen. We gaan hierbij uit van plekken waar de potenties van hernieuwbare energieopwekking het hoogst zijn. De huidige praktijk van locatiekeuze wordt in belangrijke mate bepaald door uitsluitende criteria, wat de realisatie van een grootschalig energielandschap sterk bemoeilijkt. De actie wil de logica omdraaien door het hernieuwbare energiepotentieel van de locatie als uitgangspunt te nemen. Via deze energielandschappen zetten we in op de optimale integratie van hernieuwbare energie in het landschap, benutten we de potenties voor energie-opwekking maximaal en we gaan uit van meervoudig ruimtegebruik. Het verweven van de verschillende types van energieopwekking binnen de energielandschappen is hierbij een streefdoel. In Vlaanderen lijken windturbines het meest voor de hand liggende voorbeeld, maar ook andere hernieuwbare energiebronnen moeten goed worden ingepland. Om de noodzakelijk energietransitie verder in te zetten, is het noodzakelijk om de focus van een projectmatig vraaggedreven inplantingsbeleid te verleggen naar een aanbodgedreven beleid. Duidelijke doelstellingen gekoppeld aan gebiedsvisies moeten het aanwezige potentieel in Vlaanderen activeren op een beleidsdomeinoverschrijdende wijze, met voldoende aandacht voor communicatie en (lokaal) draagvlak. Ook hier kan verwezen worden naar het initiatief Oost-Vlaanderen Energielandschap dat tracht het draagvlak bij de invulling van zoekzones te vergroten om zo maximaal het beschikbare potentieel in de provincie te benutten. Het aanmoedigen van participatie door lokale besturen en omwonenden kan het draagvlak versterken omdat de voordelen dan ook aan de nabije omgeving ten goede komen.
ACTIE 10 Kwaliteit en betrouwbaarheid van kleinschalige hernieuwbare energie-installaties verzekeren Performante installaties hebben een grotere opbrengst en een langere levensduur. De kwaliteit van een hernieuwbare energie-installatie is afhankelijk van productkeuze, ontwerp, uitvoering, monitoring en onderhoud. De installateur moet gestimuleerd worden om over deze verschillende fasen de juiste kennis te verwerven. Een integraal kwaliteitskader moet erop toezien dat alle verschillende aspecten/fasen (productkeuze, ontwerp…) kwalitatief worden uitgevoerd en dat de dienstverlening naar de consument correct verloopt. Kwaliteitsschema’s zoals labels op bedrijfsniveaus of persoonsgebonden certificatiesystemen moeten maximaal gevaloriseerd worden via omkaderende elementen: bv. sensibilisering van de consument, koppeling aan premies, erkenning door verschillende instanties (banken, verzekeringen…), koppeling aan EPC- of EPB-regelgeving. Zonder omkaderende elementen zal de meerwaarde van een certificaat of label meestal als te beperkt worden beschouwd in vergelijking met de erkenningskost.
Ontwerpdocument, versie november 2013
25
CLUSTER 4: INVESTERINGSZEKERHEID BIEDEN De kernboodschap voor deze cluster is dat om te evolueren naar een energiesysteem dat gebaseerd is op hernieuwbare energie heel wat investeringen nodig zijn. Het gaat om bedragen die de budgettaire mogelijkheden van de overheid overstijgen. Er zal dus beroep moeten worden gedaan op derde partijen om mee te investeren in deze energieprojecten. Energieprojecten hebben een lange levensduur. Het rendement wordt dus pas na vele jaren effectief gerealiseerd. Het spreekt voor zich dat een stabiel en transparant investeringskader een belangrijke randvoorwaarde is om potentiële geïnteresseerde investeerders effectief te laten investeren.
ACTIE 11 Prijszetting van elektriciteit- en warmtevoorziening hervormen om impuls te geven aan de omschakeling naar hernieuwbare energie Als hernieuwbare energiebronnen het energiesysteem domineren, dan moeten prijsbepaling en kostenverdelingen herbekeken worden en niet enkel worden bepaald door de “verbruikte kWh”. Energie is meer dan een product. Het is een dienst. We willen op elk moment zeker zijn van onze energievoorziening. Om deze dienst te verzekeren, zijn allerhande investeringen noodzakelijk in het net, de productiecapaciteit en in oplossingen om het evenwicht te bewaken. Meer inzet van hernieuwbare energiebronnen zorgt ervoor dat het gebruik van deze systemen minder voorspelbaar wordt. Om meer investeringszekerheid te bieden en een billijke verdeling van de kosten te krijgen, moet een andere tariferingsmethodologie worden uitgewerkt die niet enkel gebaseerd is op “verbruikte kWh”, maar ook rekening houdt met bijvoorbeeld een capaciteitsvergoeding of een vaste vergoeding. Een van de belangrijkste uitdagingen voor de energietransitie bestaat er in om de vraag naar en het aanbod van elektriciteit in evenwicht te houden. Hierin kan men enkel slagen door enerzijds het gedrag van de prosumenten te veranderen en anderzijds intelligente systemen te bouwen die inspelen op de ‘real-time’-situatie. In deze zin gaan slimme meters al dan niet aangevuld met verdere ‘in house’-intelligentie en ‘real-time-pricing’ hand in hand. Het ene heeft weinig zin zonder het andere. De incentive zal uiteraard ook van financiële aard moeten zijn. Dit impliceert een dynamische ‘real-time’-prijszetting. Wanneer de vraag naar elektriciteit (veel) hoger is dan het aanbod, zal de prijs hoog uitvallen. Is de vraag naar elektriciteit bij momenten (veel) lager dan het aanbod, zal de elektriciteitsprijs laag (of zelfs negatief) zijn. Dit om energieconsumptie in die periode te stimuleren en aldus de nood aan opslag te reduceren.
Ontwerpdocument, versie november 2013
26
ACTIE 12 Een stabiel ondersteuningsmechanisme voor technologieën met een positieve onrendabele top uitwerken en implementeren Om iedereen de vereiste zekerheid te bieden omtrent de ondersteuning voor hernieuwbare energie, stelt de Vlaamse overheid samen met haar partners tegen eind 2014 een ‘New Deal’ voorop. De basisdoelstelling van deze New Deal is het realiseren van stabiele ondersteuningsmechanismen die de Vlaamse hernieuwbare energiedoelstelling voor 2020 op een duurzame en kostenefficiënte wijze mee moeten helpen realiseren. De overheid gaat dan het engagement aan om, minstens gedurende die legislatuur, geen ingrijpende wijzigingen aan de ondersteuningsmechanismen door te voeren. Deze ondersteuningsmechanismen bieden in se reeds de nodige flexibiliteit om op wijzigende omstandigheden te kunnen inspelen en de overheid moet aan projectontwikkelaars de kans bieden om in een stabiel politiek klimaat investeringsbeslissingen te kunnen voorbereiden. De Vlaamse overheid moet ten alle prijzen vermijden een stop-and-go beleid te voeren. Anderzijds moet de vooropgestelde groei van hernieuwbare energie op duurzame wijze in het economisch bestel ingepast worden. In deze New Deal moeten al deze bekommernissen aan bod komen. Om beter inzicht te geven in de berekeningsmethodiek van de ondersteuningsmechanismen worden - in overleg met de stakeholders - verfijningen in de OT-berekening doorgevoerd die als finaal doel hebben de transparantie van het systeem te verhogen en het vertrouwen van alle maatschappelijk actoren in de berekening van een correct steunniveau te versterken. Hierbij worden enkel die wijzigingen doorgevoerd die passen binnen de contouren van de New Deal en die de investeringszekerheid niet in het gedrang kunnen brengen.
ACTIE 13 Langetermijndoelstellingen vastleggen Naast een stabiel ondersteuningsmechanisme biedt ook het bekendmaken van duidelijke post-2020 doelstellingen investeringszekerheid aan projectontwikkelaars. In eerste instantie moeten er doelstellingen tegen 2030 worden vastgelegd. Elke vorm van onzekerheid weegt immers op investeringsprogramma's. Door de lange doorlooptijd bij ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten en door de lange exploitatieperiode, kijken projectontwikkelaars nu reeds naar post-2020 en het vooropgestelde ambitieniveau voor het Vlaamse Gewest. Enkel door voldoende ver in de toekomst te kijken, kan vermeden worden dat de hernieuwbare energie dynamiek stilvalt, wat grote gevolgen kan hebben op de stabiliteit van het bestaande energiesysteem. De sluiting van nucleaire centrales en conventionele centrales (wegens einde levensduur) moet opgevangen worden door nieuwe projecten die nu reeds gepland en ontwikkeld moeten worden. Voor het in stand houden van investeringszekerheid moet de overheid naast het uitspreken van de langetermijndoelstellingen ook duidelijk expliciteren dat het de ambitie is om hernieuwbare energie zo spoedig mogelijk ook zonder subsidies verder te laten groeien. Op welke wijze en met welke stappen de subsidies worden afgebouwd en eventueel worden vervangen door andere beleidsmaatregelen (cf. eis minimumaandeel hernieuwbare energie, bijna-energieneutrale gebouwen) moet bepaald worden door het definiëren van enkele mijlpalen in de komende decennia die tijdig gecommuniceerd worden aan de betrokken partijen. Ontwerpdocument, versie november 2013
27
In het kader van deze actie werd aan VITO gevraagd om een potentieelstudie hernieuwbare energie 2030 uit te werken. De eerste resultaten worden tegen april 2014 verwacht en zullen op het volgende partnerforum worden voorgesteld.
ACTIE 14 Duidelijke en evenwichtige verdeling van de kosten en baten verbonden aan de energietransitie realiseren De noodzakelijke ambitieuze omschakeling naar duurzame energie vereist een even ambitieus investeringsprogramma en aangepaste financiële steun op maat van de gewenste ontwikkelingen. Duurzame energie levert ook directe en indirecte baten op, zowel voor burgers als bedrijven, het lokale en globale milieu en de economie. Sommige baten zijn moeilijker kwantificeerbaarder dan de kosten. Het is belangrijk om een zo volledig mogelijk en helder overzicht te geven van maatschappelijke kosten en baten van de energietransitie en aan te geven waar verder onderzoek nodig is. Ook komen kosten en baten terecht bij verschillende doelgroepen: deze verdeling moet kritisch bekeken en zo nodig bijgestuurd worden. Tenslotte is een transparante en volledige communicatie over kosten en baten belangrijk voor een verbreding van het draagvlak voor duurzame energie en de energietransitie.
Ontwerpdocument, versie november 2013
28
CLUSTER 5: INNOVATIE STIMULEREN De kernboodschap voor deze cluster is dat de slimme innovatiestrategie voor energietechnologie wordt doorgetrokken naar de toekomst. Het innovatiebeleid moet de realisatie van volgende doelstellingen ondersteunen: -
Ontwikkeling van nieuwe doorbraaktechnologieën inzake hernieuwbare energieproductie mogelijk maken. Kostenverminderingen voor mature hernieuwbare energietechnologieën helpen realiseren zodat de financiële ondersteuning voor de toepassing ervan kan worden afgebouwd.
Het is onmogelijk om exact in te schatten welke technologische doorbraken we de komende 30 tot 40 jaar mogen verwachten. De Vlaamse overheid volgt sinds 2010 een gerichte innovatiestrategie voor energietechnologie. De basis was de studieopdracht ‘Energietechnologie in Vlaanderen en Europese opportuniteiten’. Die innovatiestrategie wordt en werd bepaald in nauwe interactie met de SET-Flanders groep, een industrieel consortium ondersteund door de innovatieplatformen Generaties en Smart Grids Flanders. Bij de concrete uitwerking wordt voortdurend bekeken hoe Vlaanderen zich beter kan positioneren in het Europese energietechnologiekader van het Strategic Energy Technology Plan (SET-plan), met het hieraan gekoppelde financieringskader Horizon 2020. Voor de mature hernieuwbare energietechnologieën zijn er nog kostenreducties mogelijk. De kost per megawattuur kan dus nog verder omlaag en de baten kunnen nog verbeteren. Er worden nog grote winsten verwacht door het slim integreren en koppelen van verschillende hernieuwbare energietechnologieën via smart grids. Verder zullen er nog doorbraken nodig zijn voor de opslag van energie om het aanbod van hernieuwbare energie af te stemmen op de vraag naar energie.
ACTIE 15 Gerichte innovatiestrategie voor energietechnologie volgen Innovatie is het ‘super’transversale thema over de verschillende transversale ViA-transitiethema’s. Daarom werd innovatie als transitiethema gedefinieerd als ‘Stroomlijning gericht innovatiebeleid’. Het innovatiebeleid richt zich hierbij op de aanpak van de grote maatschappelijke en economische uitdagingen en wil zo bijdragen tot de realisaties in andere beleidsdomeinen. In dit kader werd onder meer het innovatieknooppunt en de innovatieregiegroep Groene Energie gedefinieerd met focus op de innovatie in functie van een duurzaam en flexibel energiesysteem. Innovatie in functie van de energietransitie moet gezien worden als een totale systeeminnovatie. Naast technologische innovaties zijn institutionele innovaties (zoals nieuwe marktmechanismen) even noodzakelijk. Een succesvol innovatiebeleid in functie van de energietransitie moet worden gecomplementeerd met een duidelijk beleidskader voor marktuitrol. R&D-financiering voor kostenreductie en performantieverbetering van nieuwe technologieën gecomplementeerd met de
Ontwerpdocument, versie november 2013
29
nodige ondersteuning voor demonstratieprojecten, moet naadloos worden gekoppeld aan een beleidskader voor marktuitrol. Internationale samenwerking is hierbij cruciaal. Innovatie in functie van de energietransitie houdt daarom rekening met die technologieën die belangrijke kansen bieden voor de Vlaamse economie. Het beschikbare innovatie-instrumentarium moet de nodige ondersteuning geven aan strategische innovatie-initiatieven. Dit zou best kaderen in de ‘Slimme specialisatiestrategie voor een gericht clusterbeleid’, een beleidskader van de Vlaamse Regering voor het identificeren en ondersteunen van prioriteiten in de ontwikkeling van innovatieve economische groeiopportuniteiten voor Vlaanderen. Een ‘gericht clusterbeleid’ moet ertoe leiden dat overheidsmiddelen gebundeld worden toegespitst op een aantal prioritaire ‘speerpuntclusters’. Het belang van demonstratieprojecten mag niet worden onderschat. Dergelijke projecten leggen de link tussen labo en industriële of grootschalige toepassing van een technologie en voorzien een fase van terugkoppeling om de technologie verder te optimaliseren. Tevens maken ze een technologie in ontwikkeling bekend bij een breder publiek. Het opzetten van demonstratieprojecten is essentieel om de haalbaarheid van technologieën te demonstreren en hun uitrol te versnellen. Innovatie in functie van de energietransitie betekent dat de overheid een substantieel deel van haar financiering voor onderzoek en demonstratieprojecten heroriënteert naar de voor Vlaanderen strategische projecten in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Een energietransitie is een langdurig proces gericht op een langetermijnvisie waarbij een continu volgehouden inspanning of structurele financiering noodzakelijk is. Grote uitdagingen bieden ook grote kansen. De markt voor schone en duurzame energietechnologie (cleantech) is wereldwijd een sterk groeiende sector. De verwachting is dat deze sector tegen 2020 een van de belangrijkste economische sectoren gaat worden. We moeten de expertise van onze kenniscentra en industrie in dit toekomstgerichte domein bundelen en versterken om niet alleen de grote maatschappelijke uitdagingen adequaat aan te pakken, maar tegelijk ook onze economische activiteiten verder uit te bouwen. De Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) is eind 2013 een proces opgestart voor het uitvoeren van toekomstverkenningen 2025. In een eerste fase werden zeven transitiegebieden voor Vlaanderen geïdentificeerd, waaronder de transitie ‘new energy demand and delivery’. In een tweede fase legt een expertenpanel voor elk transitiegebied een vijftal innovatie-prioriteiten (met kritische succesfactoren) voor Vlaanderen vast. De VRWI zal de resultaten van dit proces halfweg 2014 finaliseren en als beleidsondersteunend kader voorleggen om te gebruik bij de uitrol van nieuwe innovatietrajecten.
ACTIE 16 Een gecoördineerd steunprogramma voor het stimuleren van voertuigen op hernieuwbare energie uitwerken De transitie naar duurzame energie voor transport vraagt de inzet van verschillende brandstoffen en een duidelijke beleidskeuze van de gewenste vervoersmodi. Het type voertuig (en dus ook vervoersmodus) bepaalt de gewenste brandstof. Voor personenwagens zal in de eerste plaats Ontwerpdocument, versie november 2013
30
ingezet worden op het gebruik van groene stroom in elektrische voertuigen, maar ook biobrandstoffen, biomethaan en waterstof (op basis van hernieuwbare energie) zullen voor bepaalde vloten de meest geschikte energievorm zijn. De transitie naar het gebruik van hernieuwbare energie in transport vraagt om een volgehouden geïntegreerde aanpak. Gelet op de stand van de technologie wordt op korte termijn vooral ingezet op biobrandstoffen en op de uitrol van elektrische wegvoertuigen, die gebruik maken van groene stroom. Op wat langere termijn komt ook waterstof in beeld. Het gebruik van biobrandstoffen zal plaatsvinden via bijmenging, wat een federale materie is. Elektrische mobiliteit biedt perspectieven naar een grootschalige introductie van hernieuwbare energie op langere termijn, heeft gunstige effecten op de leefkwaliteit en biedt ook mogelijkheden binnen een groene economie. Naast de marktintroductie van elektrische voertuigen op zich, moet er ook aandacht gaan naar de laadinfrastructuur, naar aanpassingen aan het net en naar de productie van groene stroom. Het bevorderen van elektrische mobiliteit vraagt bijgevolg een geïntegreerde aanpak. Hierbij kan verder gebouwd worden op de resultaten van de Vlaamse proeftuin elektrische voertuigen, op eerder opgestelde ontwerp-actieplannen elektrisch rijden en op initiatieven in het kader van milieuvriendelijk vervoer. De actie kan ook bijdragen tot de uitvoering van een Europese richtlijn ‘Clean power for transport’, die er aan zit te komen. Elektrische voertuigen hebben voorlopig een beperkte marktpenetratie. Een krachtdadig beleid kan er mee voor zorgen dat in 2020 10% van de nieuw verkochte wagens elektrisch rijden. Hierbij moet ook aandacht gaan naar lichtere voertuigen, zoals twee- en driewielers. Het pad hier naartoe kan geëffend worden door verdere investeringen in innovatie o.m. in de ontwikkeling van de technologie, het opzetten van proef- en demonstratieprojecten, het uitrollen van grootschalige projecten gericht op kerngebieden of specifieke vloten, aangepaste wetgeving, de gestructureerde uitbouw van laadinfrastructuur. De consument kan over de streep worden getrokken door rechtstreekse financiële ondersteuning voor de aankoop, het toekennen van voordelen bij het gebruik en door duidelijke en actuele informatie. De Vlaamse overheid neemt hierbij een voorbeeldrol op door zelf versneld over te schakelen op deze milieuvriendelijke voertuigen. Na afloop van de proeftuin wordt hiertoe best een multidisciplinair E-team opgericht, dat deze doorbraak moet coördineren.
Ontwerpdocument, versie november 2013
31
Illustratie: Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen Dit platform biedt bedrijven of organisaties de mogelijkheid tot het testen van innovatieve technologieën, producten, diensten en concepten via een representatieve testpopulatie in een echte leef- en werkomgeving. Samen met onderzoeksinstellingen zoeken deze partijen innovatieve oplossingen om de introductie van elektrische mobiliteit te versnellen. Op 15 juli 2011 keurde de Vlaamse Regering vijf proeftuinplatformen goed: - EV TecLab Platform: dit platform bestaat uit tien Vlaamse bedrijven en onderzoeksinstellingen en bouwt vijftig bestelwagens, twee vrachtwagens en vier bussen met aandrijving op elektriciteit. Het doel is het testen van een aantal aandrijftechnologieën in reële gecontroleerde gebruiksomstandigheden. - EVA Platform: de proeftuin ‘Elektrische voertuigen in actie (EVA)’ omvat de bouw van meer dan 200 laadpalen en 70 oplaadeilanden in Vlaanderen. Zo’n eiland combineert laadpalen voor fietsen, elektrische personenwagens en bestelwagens met een WiFi-hotspot. In combinatie met een slimme meter worden dit zogenaamde slimme oplaadpunten. Verder wordt een zeer uitgebreide en gevarieerde testvloot ingezet. Dit geheel maakt onderzoek mogelijk naar hoe elektrisch rijden optimaal benut kan worden. - iMove Platform: de innovatiefocus binnen dit platform ligt op 3 thema’s: hernieuwbare energie en smart grids, nieuwe batterij- en wagentechnologie, en mobiliteitsgedrag. Hiertoe worden 83 personenwagens, 33 bestelwagens en 144 laadpunten voorzien. iMove laat toe innovatieve oplossingen te zoeken in de domeinen energie en voertuigtechnologie, die tevens de overstap naar een elektrisch voertuig voor de gebruiker zo klein mogelijk te maken. - OLYMPUS Platform: deze proeftuin onderzoekt welke rol elektrische voertuigen kunnen spelen in een genetwerkte mobiliteit en bouwt een open ICT platform uit. - Volt-Air Platform: dit platform bestaat uit 3 sub-labs. Het microgrid-lab op de Siemens-site bestaat uit 10000 m² PV-panelen, een WKK en elektrische voertuigen. Het EV-lab van Volvo Cars in Gent bestaat uit elektrische wagens voorzien van meetapparatuur voor het loggen van technische data. Het service-lab in Kortrijk stelt elektrische voertuigen aan een voordelig tarief ter beschikking aan bedrijven. Deze 3 sub-labs laten toe de impact van de integratie van elektrische voertuigen in bedrijfsvloten beter te begrijpen en om de invloed van smart grids op het energieverbruik van bedrijven te onderzoeken.
Ontwerpdocument, versie november 2013
32
Bijlage: Overzicht acties - trekkers en partners
Trekker (bevestigd) Cluster 1 Verantwoordelijkheid delen ACTIE 1 Het draagvlak voor een VEA energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen verbreden en verdiepen ACTIE 2 Een interne projectstructuur DAR (Vlaamse overheid) opstarten binnen de Vlaamse overheid die over de nodige middelen beschikt om het Vlaams Actieplan Hernieuwbare Energie 2020 concreet uit te werken ACTIE 3 Samenwerkingsakkoorden sluiten Departement LNE waarin de verantwoordelijkheden van de verschillende beleidsniveaus (federaal, gewesten, provincies, gemeenten) worden vastgelegd Cluster 2 Slimme netten uitbouwen ACTIE 4 Een ontwikkelings- en VREG (Beleidsplatform investeringsplan uitwerken voor een ‘Slimme netten’) netinfrastructuur die aangepast is aan de vastgelegde doelstellingen ACTIE 5 Slim inpassen van VREG (Beleidsplatform productiecapaciteit en afregelen van het ‘Slimme netten’) verbruik ACTIE 6 Inzicht verwerven in de dynamiek VREG (Beleidsplatform van de toekomstige elektriciteitsmarkt en ‘Slimme netten’) definiëren van de verschillende marktrollen Cluster 3 Verschillende bronnen en technologieën inschakelen ACTIE 7 Visies rond bio-economie, OVAM duurzaamheid en hernieuwbare energie op elkaar afstemmen
ACTIE 8 Een duidelijk beleidskader uitwerken en implementeren voor de uitbouw van warmtenetten en groene warmte en een warmtekaart voor Vlaanderen opmaken
Beleidsplatform warmtenetten (departement LNE/VEA/VREG)
ACTIE 9 Energielandschappen uitwerken
Ruimtelijke ordening
ACTIE 10 Kwaliteit en betrouwbaarheid van kleinschalige hernieuwbare energie-
Quest
Ontwerpdocument, versie november 2013
Partners ODE
Vlaamse overheid
VVSG VVP Enover
Platform met de overheid (VEA, RV, LNE,…), de netbeheerders, Smart Grid Flanders
ODE
Bio-energieplatform (ODE) VITO IWG bio-economie Overlegplatform OBA COGEN Warmtenetwerk Vlaanderen Netbeheerders VITO ODE VOKA AGORIA COGEN VVSG Ruimtelijke Ordening Lokale besturen Provincies Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Landbouw VLM ODE ODE
33
installaties verzekeren Cluster 4 Investeringszekerheid bieden ACTIE 11 Prijszetting van elektriciteit- en warmtevoorziening hervormen om impuls te geven aan de omschakeling naar hernieuwbare energie ACTIE 12 Een stabiel ondersteuningsmechanisme voor technologieën met een positieve onrendabele top uitwerken en implementeren ACTIE 13 Langetermijndoelstellingen vastleggen
ACTIE 14 Duidelijke en evenwichtige verdeling van de kosten en baten verbonden aan de energietransitie realiseren Cluster 5 Innovatie stimuleren ACTIE 15 Gerichte innovatiestrategie voor energietechnologie volgen
ACTIE 16 Een gecoördineerd steunprogramma voor het stimuleren van voertuigen op hernieuwbare energie uitwerken
Ontwerpdocument, versie november 2013
VREG
ODE FEBEG
VEA
ODE FEBEG
VEA
ODE Netbeheerders Ruimtelijke ordening Warmtenetwerk Biogas-E SERV VOKA FEBEG VOKA SERV
ODE
EWI
LNE
Innovatieregiegroep Groene Energie SET-Flanders Smart Grids Flanders Febiac VUB Mobiliteit VITO Flanders Drive
34