ZONDER BLOED INNE GORIS & DOMINIQUE PAUWELS
1
© Tito Faraci
Naar de gelijknamige novelle van Alessandro Baricco
ZONDER BLOED
‘Ze begreep alleen dat niets sterker is dan dat instinct om terug te keren naar de plek waar je bent kapotgemaakt, en om dat moment jarenlang opnieuw te beleven. Alleen maar vanuit het idee dat iemand die je eens heeft gered, je voortaan altijd kan redden. In een langdurige hel, precies zoals de hel waaruit we voortkomen. Maar onverwachts barmhartig. En zonder bloed.’
| Zonder Bloed, Alessandro Baricco |
2
ZONDER BLOED CREDITS
Concept & regie Inne Goris Tekst Peter Verhelst naar Senza Sangue van Alessandro Baricco Muziek Dominique Pauwels Licht en decor Stef Stessel Met Lieve Meeussen, Johan Leysen en 2 kinderen Productie LOD muziektheater Coproductie Kaaitheater, LIFT Festival, SPECTRA Ensemble, House On Fire Tournee 2016-2017 A House on Fire co-production; with the support of the Culture Programme of
© Tito Faraci
the European Union
3
ZONDER BLOED TOURNÉE 2015-2016
2016 Kaaitheater
Brussel (BE)
15 april
Kaaitheater
Brussel (BE)
16 april
Kaaitheater
Brussel (BE)
20 mei
NTGent
Gent (BE)
21 mei
NTGent
Gent (BE)
© Tito Faraci
14 april
4
ZONDER BLOED DE ABSURDE TROUW A AN HET AFGRIJSELIJKE Zonder Bloed, muziektheater van Inne Goris en Dominique Pauwels naar de gelijknamige novelle van Alessandro Baricco.
© Kurt Van der Elst
Nb. “De vele Spaans klinkende namen zijn louter gekozen vanwege de muzikale klank.”, dixit Alessandro Baricco, ter inleiding… Theatermaakster Inne Goris heeft iets met de donkere rafelrand van de menselijke persoonlijkheid. Haar theater stelt lastige vragen: vanaf welk moment ga je een grens over, doe je dingen die je niet wil doen, verlies je je onschuld? En wat gebeurt er als je die grens over bent? Wat doet dat met je, als je de nachtzijde van je eigen ik binnentreedt? Tegelijk toont ze de verbazingwekkende veerkracht en vechtlust van mensen om met moeilijke, vaak gruwelijke situaties om te gaan. Vaak zijn het kinderen, haar personages, nog vaker meisjes. Ze verliezen hun onschuld, of vechten om die te herwinnen. In de muziek-theatrale installatie Hoog Gras koos ze samen met Dominique Pauwels al eens voor de oorlog, meer bepaald de problematiek van kindsoldaten, om het spanningsveld te verkennen tussen schuld en onschuld, tussen onze droom van de kinderlijke idylle en de realiteit van een opgedrongen, al te vroege volwassenheid.
WRAAK EN VERZOENING Toen Inne Goris de vraag kreeg om te werken rond WO I, is ze veel gaan lezen. Al snel bleek dat die ‘Grote Oorlog’ te groot was voor haar om naar het theater te vertalen. ‘Ik kan er niets mee,’ zegt ze. ‘Ik ben geen documentair theatermaker. En het leed van die Grote Oorlog is zo onmetelijk dat het dreigt op te lossen in niet meer te doorvoelen dodencijfers. Liever puur ik de grote vragen en de snijdende emoties uit een microkosmos. Gezinnen, families. Men zegt soms dat ik geen politiek theater maak, maar daar ben ik het niet mee eens. Ook de dynamiek in de relaties tussen man en vrouw, tussen geliefden, tussen ouders en hun kinderen is voor mij politiek. Ik verkies als maker de mikroskoop van de kleine context om de impact te tonen en voelbaar te maken van de grotere structuren waarbinnen ze zich afspelen. Bij mijn zoektocht naar een aanknopingspunt bleef ik terugkeren naar Zonder Bloed, een novelle van Alessandro Baricco (°1958), vooral bekend van zijn novelle Zijde. Ik voelde meteen: daar kan ik iets mee. En ook: daar hoor ik muziek bij. Zonder Bloed vertelt het verhaal van een wraakactie in oorlogstijd, en de poging van een dader – toen jonge man – en een slachtoffer – toen een jong meisje – om, vele jaren later, met elkaar en hun gedeelde trauma in het reine te komen. De oorlog zelf blijft onbepaald, waardoor de thematiek naar mijn gevoel naar een meer abstract, universeel plan wordt getild. Wraak en de poging tot verzoening is van alle tijden, denk aan Sarajevo, denk aan Rwanda. Door bovendien het oorlogsleed te vernauwen tot de bizarre relatie tussen een dader en een slachtoffer, en, belangrijker nog, tussen een man en een vrouw, wordt het gruwelijk tastbaar. Gruwelijk complex en gelaagd ook. Juist die ambiguïteit fascineert me.’
...
5
...
© Tito Faraci
DE INTIMITEIT TUSSEN DADER EN SLACHTOFFER ‘Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel dringen soldaten tegen het einde van de oorlog een boerderij binnen voor een wraakactie op een dokter. Hij wordt ervan verdacht gewonde soldaten te hebben gemarteld. De man kan nog snel zijn dochtertje in een luik onder de vloer verbergen. Vanuit dat luik hoort het meisje alles wat er gebeurt: ze hoort glas breken, mannen roepen, geweersalvo’s, ze hoort haar vader smeken voor zijn leven, hoort haar broer binnenkomen. Ze hoort hoe zowel haar vader als haar broer worden geëxecuteerd. Bij het doorzoeken van het huis ontdekt een van de mannen dat er manden zijn verschoven, vindt het luik en ziet het meisje liggen, in een perfecte foetushouding. Ze wisselen geen woord, maar kijken elkaar lang aan. Daarop sluit de jonge soldaat het luik, zwijgt tegen zijn strijdmakkers, en redt zo het meisje. In het tweede deel springen we een halve eeuw in de tijd. Een oude dame koopt aan een kiosk een lotje voor de loterij, vraagt aan de kioskhouder, een oude man, om iets met haar te gaan drinken. Als ze tegenover elkaar zitten zegt de man: “Ik weet wie je bent, en ik weet wat je komt doen.” Hij is die soldaat, zij is dat meisje. Heel zijn leven is hij naar haar op zoek geweest, twijfelde hij of ze nog leefde, hoorde hij verhalen over haar. En dat terwijl de mededaders van de wraakactie één na één in verdachte omstandigheden om het leven komen. Nu is het aan hem, denkt hij. Terwijl hij, zo denkt hij, de dood in de ogen kijkt, tijdens dat gesprek in dat grote, lege café, vraagt zij, neen, dwingt ze hem uit te leggen waarom. Waarom hij een man en een jongen doodde die hij niet kende. Die hij nog nooit had gezien. Hij komt niet veel verder dan de clichés: omdat het oorlog was. Omdat we moesten. Omdat we een betere wereld wilden, en als daarvoor een jongen moest worden neergeknald, dan deden we dat. Maar ook, en belangrijker, gaat het over de vraag waarom hij haar wel liet leven. “Omdat je zo perfect leek”, antwoordt hij. Later zal ook de vrouw bekennen dat ze de jongeman zag en dacht: “Dit is de jongen die mij gaat meenemen.” Een moment, bijna, van liefde op het eerste zicht. Zonder ook maar iets te zeggen. Door de omstandigheden kon het niet zijn. Al waren ze, dader en slachtoffer, man en vrouw, een leven lang tot elkaar veroordeeld. Uiteindelijk vraagt zij, het oude meisje, hem, de oude jongen, om met haar mee te gaan naar een hotel en de liefde te bedrijven. Na dat moment van intimiteit draait de man zich om, klaar om zijn lot te ondergaan: als laatste van zijn medestrijders door haar gedood te worden.
...
6
... Tot hij plots haar hoofd tegen zijn rug voelt rusten, en zij opnieuw in perfecte foetushouding tegen hem aankrult. Of ze die andere mannen heeft gedood, of zij hem alsnog zal doden, dat blijft in het midden. Er is intimiteit, maar hoe lang zal die nog duren? Wat zal ze uiteindelijk nog doen? Baricco laat het open, en dat maakt het boek heel straf, vind ik.’
MEERSTEMMIGE HERINNERINGEN ‘Dominique (Pauwels) en ik denken er op dit moment aan om het volledige eerste deel, de eigenlijke wraakactie, in het donker te laten afspelen. Je hoort als toeschouwer alleen de geluiden die het meisje van achter dat luik kon horen. Een suggestieve soundscape, zonder woorden. Voor het tweede deel heb je twee oudere acteurs nodig. Dat moet echt, want je moet als kijker voelen dat ze tussen hun noodlottige blik en de dag aan de kiosk een leven geleefd hebben. Dat ze de afstand hebben die nodig is om het gesprek aan te gaan dat ze aangaan. Maar tegelijk zie ik ook een jong meisje rondlopen in dat grote café waar de twee oude mensen tegenover elkaar zitten. Als een kat die rondhangt in een kamer. Stoorzender, maar even goed katalysator van het gesprek. Muzikaal hoor ik stemmen, maar dan eerder mannenstemmen. Heel vaak in het boek verzinkt de man in gedachten die hij niet deelt met de vrouw. Maar wie hoor je: de jonge man, de man die blijvend op zoek ging naar het meisje toen hij dertig was, veertig of vijftig, of de oude man in het café? Door die man uit te splitsen in al de mannen die hij was, hem dus meerstemmig te maken, zeg je iets over zijn levenslange obsessie met het meisje, die herinnering aan zijn misdaad. Maar ook aan dat onpeilbare moment van intimiteit, hun blik, haar perfecte houding, knieën opgetrokken, enkels tegen elkaar. Die vervlechting van onschuld, erotiek, geweld en mededogen. Misschien is het slot geen verzoening, in elk geval de bezegeling van de lotsverbondenheid van dader en slachtoffer. Alle twee waren ze gedoemd om te blijven terugkeren naar hun vertrouwde hel. Naar elkaar dus. Hun ‘absurde trouw aan het afgrijselijke’, noemt Baricco het. Die trouw aan het trauma. Misschien interesseert me dat nog meer dan het initiële geweld: hoe mensen, na zoiets ontwrichtend en ontregelend als oorlog de rest van hun leven met het afgrijselijke moeten leven, hoe ze vermijden gek te worden van wroeging of wraaklust. Hoe een slachtoffer met haar hoofd tegen de rug kan liggen van de man die haar vader en broer vermoordde.’
| Wannes Gyselinck |
7
ZONDER BLOED BIOGRAFIE
© Kurt Van der Elst
| INNE GORIS | volgde een opleiding tot theaterregisseur en dramadocent aan de Toneelacademie van Maastricht. Met Niet in staat tot slechte dingen (BRONKS, 1996-1997) – een intrigerend portret van de hardheid en nietsontziendheid binnen de wereld van spelende kinderen – levert ze haar eerste echte theaterwerk af. Een jaar later creëert de theatermaakster binnen de werkplaats van Bronks Zigzag Zigzag, geïnspireerd op David Grossmans’ bekende boek ‘Het Zigzagkind’. Daarna gaat ze als dramaturge aan de slag bij Ultima Vez/Wim Vandekeybus. In november 2001 gaat Zeven in première waarmee ze erin slaagt de existentiële onrust te vertalen in een eigengereide theatertaal die krachtig is, uitgepuurd en zindert van de ingehouden emoties. Zeven ontsproot aan Inne Goris’ fascinatie voor sprookjes en hun stilzwijgende, duistere ondertoon. Samen met Bart Moeyaert werkt ze in 2003 aan Drie Zusters. Datzelfde seizoen komt Pride and Prejudice (Het Toneelhuis, 2003-2004) uit. Alle drie de voorstellingen worden genomineerd voor de 1000 Watt Prijs. Met Drie zusters wordt ze bovendien winnaar van de prijs in 2003. Via deze voorstellingen ontwikkelt de regisseuse een taal en visie die haar tot een gewaardeerde kunstenares maken. Ze is een eigenzinnige theatermaakster die met haar taal en werk balanceert op de rand tussen beeldende kunst, theater en dans. Na Hersenkronkels (Villanella, 2004) creëert ze met haar eigen structuur ZEVEN achtereenvolgens De Dood en Het Meisje (2005), La petite fille qui aimait trop les allumettes (2006), Droesem (2007) en Naar Medeia (2008). Vanaf 2009 creëert ze onder de vleugels van LOD verschillende producties. Voor Judaspassie (2009), een project van Dominique Pauwels, doet ze de regie gebaseerd op een tekst van Pieter De Buysser. In november 2009 volgt de première van Nachtevening (LOD & ZEVEN) het tweede deel van haar tweeluik rond de theaterklassieker Medea. Voor Muur (première mei 2010) liet Inne Goris zich opnieuw inspireren door een tekst van Pieter De Buysser. LOD-componist Dominique Pauwels componeerde de muziek. In 2011 maakte Inne Goris samen met Dominique Pauwels Droomtijd, een muzikale installatie in een container die in première ging tijdens het Manchester International Festival. In september 2011 creëerde ze de familievoorstelling Vader, Moeder, Ik en Wij (LOD & HETPALEIS) met Dominique Pauwels en videast Kurt d’Haeseleer. Inne Goris werkt terug samen met Dominique Pauwels en d’Haeseleer aan Hoog Gras, een theatrale video-installatie die in mei 2012 tijdens het Kunstenfestivaldesarts in première ging. In 2013 werden Inne Goris en Dominique Pauwels opnieuw uitgenodigd op het Manchester International Festival waar ze een overzicht toonden van haar recente werk onder de naam Once Upon a Story. Tijdens dat festival werden Zigzag Zigzag, Droesem, Hoog Gras en Droomtijd vertoond. In 2015 ging Sneeuw in première, de eerste samenwerking met LODcomponist Thomas Smetryns. In 2016 werkt ze opnieuw samen met Dominique Pauwels voor Zonder Bloed, naar de novelle van Alessandro Baricco. “Hoezeer je je ook inspant om maar één leven te leiden, de anderen zullen er altijd nog minstens duizend andere levens in zien, en dat is de reden dat mensen maar niet kunnen voorkomen dat ze elkaar kwaad doen.” Uit: Zonder bloed
...
8
ZONDER BLOED BIOGRAFIE ...
| JOHAN LEYSEN (1950) | is een Vlaams acteur met een Europese film- en theatercarrière. Hij studeerde in 1974 af aan de Studio Herman Teirlinck. Na zijn studie speelde hij bij diverse Nederlandse gezelschappen, zoals De Appel, het Ro-theater, Baal en het Publiekstheater. In samenwerking met Jan Ritsema maakte hij de voorstelling Wittgenstein Incorporated naar een tekst van Peter Verburgt. In België was hij ook te zien in Medeamaterial van Anne Teresa de Keersmaeker en in Julius Caesar van Jan Lauwers & Needcompany. Hij werkte voor het ‘Ensemble Modern’ van Heiner Goebbels. De mogelijkheid in 1983 mee te spelen in Je vous salue, Marie van Jean-Luc Godard deed hem naar Frankrijk verhuizen. Er volgde een hele reeks Franse en andere Europese filmrollen (met zelfs rollen in het Spaans en het Japans). Recent speelde hij twee seizoenen mee als Hirohito op de planken in Wolfskers van Het Toneelhuis. Ook speelde hij mee als commentator in de theaterproductie End van Kris Verdonck. In 1993 won Leysen de prijs als Beste Acteur op het Internationaal film festival van Montreal voor zijn rol in Trahir. In 1997 kreeg hij een nominatie voor een Gouden Kalf als Beste Acteur in Tralievader. In 1998 kreeg hij het Gouden Kalf als Beste acteur voor de hoofdrol in Felice... Felice.... Misschien zag u hem de voorbije maanden in de film Het vonnis (Jan Verheyen) of in de Franse succesfilm Jeune et jolie (François Ozon) naast Charlotte Rampling. Maar u ziet hem ook vaak in het Vlaamse theater, zoals vorig jaar in Romeo en Julia van het Toneelhuis en in End van Kris Verdonck. In 2010 was hij te zien in The American, samen met George Clooney. Leysen speelt momenteel in Trauerzeit samen met Isabelle Royanette die eerder al werkte met theatericoon Peter Brook.
...
9
ZONDER BLOED BIOGRAFIE ...
| DOMINIQUE PAUWELS | studeerde aan het Conservatorium van Gent, het Sweelinck Conservatorium van Amsterdam en het IRCAM te Parijs. In 1991 behaalde hij aan het Berkeley College of Music te Boston, Massachusetts het einddiploma compositie en filmcompositie. Vanaf dan begint hij zich steeds meer toe te leggen op computertechnologieën en software voor composities. Sinds 1991 componeerde hij regelmatig voor televisieprogramma’s zoals Het eiland, De Parelvissers, De slimste mens, De Ronde, Man bijt Hond en Iedereen Beroemd. Bovendien neemt hij verschillende platen en cd’s op (o.a. Chris Whitley, New York) en krijgt hij regelmatig compositieopdrachten voor (muziek)theater, film en publiciteit. Zo verzorgde hij onder meer de muziek voor Lifestyle (1998, Victoria), Niet alle Marokkanen zijn dieven (2001, Arne Sierens), No Comment (2003, Needcompany - Jan Lauwers), en DeadDogsDon’tDance/DjamesDjoyceDeaD (2003, Jan Lauwers & Frankfurter Ballet). Voor Quatuor Diotima schreef hij zijn eerste strijkkwartet (2004) en in 2006 creëerde hij de filmmuziek van Looking for Alfred, een kortfilm van Johan Grimonprez, die de European Media Award in de wacht sleepte. Sinds 2004 is Dominique Pauwels als componist in residentie aan LOD verbonden. Hij werkt er nauw samen met choreografe en danseres Karine Ponties en regisseur Guy Cassiers. Dit mondde uit in de creaties Onegin, Wolfskers, Bloed en Rozen en MCBTH. Met Inne Goris creëerde hij binnen LOD de openluchtvoorstelling MUUR (2010), een muzikale installatie in een container; Droomtijd – LOD & Manchester International Festival (2011) en de familievoorstelling Vader, Moeder, Ik en Wij - LOD & HETPALEIS (2011). Nog met Inne Goris en Kurt d’Haeseleer realiseerde hij de theatrale videoinstallatie Hoog Gras rond het thema van kindsoldaten (première in mei 2012 tijdens het Kunstenfestivaldesarts). Met Fabrice Murgia maakte hij Ghost Road (2012), het eerste deel van een drieluik. De première van Children of Nowhere (Ghost Road 2) is gepland voor januari 2015. Met Denis Marleau en Stéphanie Jasmin werkt hij momenteel ook aan zijn nieuwe opera L’Autre Hiver (2015).
10
ZONDER BLOED PROJECTEN VAN INNE GORIS VOOR LOD muziektheater
Judaspassie 2009 Dominique Pauwels Pieter De Buysser Nachtevening 2009 Eavesdropper Peter Verhelst Muur 2010 Dominique Pauwels Pieter De Buysser Droomtijd 2011 Dominique Pauwels ruimtevaarders Vader, Moeder, Ik en Wij 2011 Dominique Pauwels Kurt D’Haeseleer Ruimtevaarders Hoog Gras 2012 Dominique Pauwels Sneeuw 2015 Thomas Smetryns
© Tito Faraci
Zonder Bloed 2016 Dominique Pauwels
11
ZONDER BLOED OVER HET WERK VAN INNE GORIS INNE GORIS. ER WAS EENS… Er was eens een meisje. Ze leefde samen met haar familie in Dilbeek, te midden de bomen en de boeken. Het meisje plunderde de lokale bibliotheek. Eerst de kinderafdeling, dan de jongerenafdeling en vervolgens de volwassenenafdeling. Dat was haar manier van groot worden: de afdelingen in de bibliotheek verslinden. Toen ze door haar studies Sociaal-Cultureel Werk bij Bronks terechtkwam, voelde dat voor haar een beetje als thuiskomen. Ze wordt er ingezet op de educatieve dienst en trekt naar klassen om de kinderen over theatervoorstellingen te vertellen die zij binnenkort zullen beleven. Maar deze ontmoeting smaakt naar meer. De manier waarop theater een mens in staat stelt om te communiceren - met kleine of met grote mensen - intrigeert haar. Daarom schrijft ze zich in aan de Toneelacademie Maastricht en volgt er de opleiding tot theaterregisseur en dramadocent. Voor het eerst leert ze wat regisseren is, wat spelen is, wat maken is… Haar stage voor deze opleiding kan ze onder de vleugels van Bronks voltooien. Met Niet in staat tot slechte dingen (Bronks, 1996-1997) – een intrigerend portret van de hardheid en nietsontziendheid binnen de wereld van spelende kinderen - levert ze haar eerst échte theaterwerk af. Een jaar later creëert de theatermaakster binnen de werkplaats van Bronks Zigzag Zigzag, geïnspireerd op David Grossmans “Het Zigzagkind”. In haar zoektocht naar haar ware ‘identiteit’ als theatermaakster gaat ze o.a. aan de slag als dramaturge bij Wim Vandekeybus. Maar de echte drijfveer in haar leven is de wil om te creëren. En zo gaat Goris in 2001-2002 met Zeven in première. Opnieuw onder Bronksvleugels. Vanaf dan komt ze werkelijk thuis. In Zeven slaagt ze er voor het eerst in om de existentiële onrust te vertalen in een eigengereide theatertaal die krachtig is, uitgepuurd en zindert van de ingehouden emoties. Goris’ taal is een uitermate doordacht en uitgebalanceerd kantwerk van sensaties dat zich als een web ontspint in het hoofd en hart van de maakster. Om zich tijdens het creatieproces te ontvouwen tot een wake van intrigerende beelden die elk zwanger zijn van verhalen en emoties. Die verhalen en emoties wortelen niet alleen in het persoonlijke leven van de kunstenares maar even zoveel in haar passie voor literatuur. De theaterkunstenares is verslingerd aan boeken. Uit goesting. Uit noodzaak. Uit nieuwsgierigheid. Soms zorgt de confrontatie tussen de letters op papier en haar eigen denken en voelen voor vonken die een hele theaterzaal kunnen verlichten. Met Zeven plaatst Goris zich niet alleen op de kaart van het Vlaamse theaterlandschap, ze vindt in het theater creëren ook een missie en houvast in het leven. Theater lijkt voor
...
12
...
deze kunstenares een noodzakelijke ventilatieklep om te communiceren met en over bestaan in een wereld die grauw van miserie ziet.
© Tito Faraci
Hoe grauwer de wereld oogt, hoe feller de lichten op de scène lijken te vlammen. Althans, dat lijkt Goris te onderschrijven met haar Drie Zusters (ZEVEN, 2003-2004). De voorstelling is de eerste creatie van haar eigen vzw “ZEVEN”. Deze naam verwijst niet enkel naar haar eerdere creatie bij Bronks. “ZEVEN” geeft ook aan wat Goris onder theater maken verstaat: theater is voor haar de kunst van het zeven van woorden en beelden tot enkel de essentie, de grootste en hardste emoties en verhaalkernen resten. Drie zusters was een sprong in het struikgewas. En het was meteen een sprong naar de overwinning: Goris kaapt met deze (omstreden) voorstelling de 1000 Watt Prijs 2003 weg. Met Drie Zusters maakte ze niet zozeer een verhaal-op-de-scène maar – wederom – een ervaring middels de scène. Datzelfde seizoen onderstreept Goris ook met Pride and Prejudice (Het Toneelhuis, 2003-2004) die vastberaden attitude tegenover én met jonge mensen. Goris weigert kinderen en jongeren als onschuldige ukjes met bengelende snottebellen van onwetendheid te zien. Ze beschouwt en benadert hen als ernstige creatiepartners die het thema mogelijk vanuit een andere – maar zeker niet minderwaardige – invalshoek benaderen. Middels de drie laatstgenoemde voorstellingen ontwikkelde Goris een taal en visie die haar tot de gewaardeerde kunstenares maakt die ze vandaag is. Ze is een eigenzinnige theatermaakster die met haar taal en werk balanceert op de rand tussen performance, beeldende kunst, theater en dans. Haar voorstellingen worden gekenmerkt door de intieme dynamiek die eigen is aan klassieke muziekconcerten: haar voorstellingen golven als windhozen van tonen over het publiek en communiceren in hun uitgepuurde abstractie een gevoel en een denken waarop het publiek verder kan borduren. Goris’ voorstellingen zijn beeldende concerten vol vragen en emoties. Met De dood en het meisje (ZEVEN, 2005-2006), een theatrale verbeelding van Franz Schuberts “Der Tod und Das Mädchen”, slaagt Goris erin de schaduw die een gestorven iemand nalaat in de levens van anderen werkelijk op de scène te brengen. Ook het ingetogen La petite fille qui aimait trop les allumettes (ZEVEN, 2006-2007), dat Goris als een lang, fluisterend – haast prevelend - gebed beschouwt, bezit die iele, duistere sfeer van De dood en het meisje. Maar de creatie is ook duidelijk zwanger van een sluimerende hoop, een lichtheid, een verlangen naar warmte. Dat verlangen ontplooit zich in Droesem (ZEVEN, 2007-2008), een jeugdtheatercreatie die aanvoelt als een veertje dat doorheen de wereld van sprookjes fladdert en al ‘vleugelend’ van het ene sprookjespersonage naar het andere sprookjesobject de ragfijne wereld van verwondering en vervoering ontdekt. (…)
...
13
...
Er was eens een meisje… Ze ontdekte een kunstenares te zijn die het theater als een immense interdisciplinaire speeltuin ervaart. Een speelplek waarin ze al componerend met beelden en klanken, met lijven en ruimtes verhalende concerten maakt die een toeschouwer uitdagen zich op die muzikale beeldengolven te laten meevoeren en – samen met het meisje – mogelijke antwoorden op zoveel vragen te vinden.
© Tito Faraci
Zo komt ze bij LOD terecht. LOD zal Goris begeleiden op een deel van het parcours dat zij als kunstenares aflegt. Haar eerste wapenfeit bij LOD is de Judaspassie. Goris gaat de uitdaging aan om als regisseuse Pieter De Buyssers tekst Judaspassie te ensceneren, op de tonen van Dominique Pauwels’ compositie. Voor het eerst zal zij zich als theatermaakster verhouden tot een aangereikte tekst- en muziekcompositie waaruit ze haar beelden zal laten ontstaan. Het wordt een zoektocht waarin ze een evenwicht zal genereren tussen de woorden van een theatertekst – die ze tot nu toe in haar werk enkel als inspiratiebron maar zelden als werkelijke element van de voorstelling heeft gebruikt – en de beelden die uit het improviserende spel en de muziek zullen ontstaan. Nadien volgt Equinox / Nachtevening (ZEVEN/LOD), een vervolg op de Naar Medeia van ZEVEN die in 2008-2009 in première gaat en waarin Goris samen met jonge dansers en acteurs een queeste onderneemt, vertrekkend vanuit Euripides’ “Medeia”. In het eerste deel van Naar Medeia onderzoekt de kunstenares en haar jonge ploeg de vergankelijkheid van trouw, de broosheid van ware liefde en de gevaarlijke scherpte van moederliefde, verteld vanuit het standpunt van de kinderen. In het tweede deel zal ze het verhaal vanuit het standpunt van de ouders, Iason en Medeai, vertellen. Verder maakt ze bij LOD ook Muur (2009-2010), de installatie Music Box (2011-12) en ontstaat er in samenwerking met HETPALEIS in Antwerpen een nieuwe familievoorstelling waarvoor ze vertrekt van het boek “Pick Nick op de wenteltrap “ van de Nederlandse dichteres Esther Jansma. Voor Hoog Gras (2012-2013) vertrok Inne Goris vanuit haar ontsteltenis over het leven van kindsoldaten. Vanuit de confrontatie van dit thema met ‘haar’ taal wou Goris tot een creatie komen die niet enkel een politiek en emotioneel statement was maar evenzeer artistiek stelling nam. Ze wou streven naar een even confronterende als revelerende ‘clash’ tussen fotografie, woord, klank en beweging. Een ‘clash’ die de kracht van de gruwel weergeeft waarin kindsoldaten trachten te overleven.
| Els Van Steenberghe 2011 |
14
ZONDER BLOED DE PERS OVER EERDER WERK VAN INNE GORIS
“In Droesem richt Inne Goris zich voor het eerst tot kleuters, veel warmer dan in haar gewoonlijk donkere werk. Haar thema is wel hetzelfde gebleven: een eenzaam meisje, hier een prinses, in strijd met een dreigende buitenwereld, hier een bos vol wolvengehuil. (...) In dit sprookje wint het vrouwelijke het van de reddende prins, met zowel simpel als uitgepuurd verbeelde emoties. Andere werelden, soms zijn ze toch treffender dan de bekende.”- De Morgen “(Droesem) is een erg stille en trage, maar ook charmante voorstelling, waarin de kleinste lichtstraal, de roodste appel en de grommendste wolf opnieuw het effect kregen dat ze hadden toen het allereerste sprookje voor de allereerste keer verteld werd.”– De Standaard
© Tito Faraci
“Goris did it again. Met een minimum aan middelen een maximum aan emotie genereren bij haar toeschouwers. (...) Droomtijd is een ultrakorte maar erg intense en aan te raden belevenis. Het is theater op zijn best en puurst.”- Knack “Droomtijd doet dromen. Door de intimistische setting en dankzij Dominique Pauwels’ speciaal gecomponeerde muziek. Het is de ideale start om met kinderen te fantaseren en te spelen.”- Focus Knack “Droomtijd van LOD sloeg echt aan”- De Gentenaar “Vader, Moeder, Ik en Wij is een pijnstiller voor de kinderziel. (...) In een wonderlijk een-voudig, bijzonder prikkelend decor zoekt en vindt het kind licht in haar duisternis. (...) De stille, ronduit prachtige beeldprojecties van videokunstenaar Kurt d’Haeseleer hebben een betoverende doeltreffendheid.”- De Morgen “Inne Goris (...) vertrok voor Hoog Gras van het thema kindsoldaten, maar trok dat open tot een bevraging van de vermeend ‘natuurlijke’ onschuld van kinderen. Hoog Gras is een intense en indrukwekkende theatertrip”- De Morgen
15
ZONDER BLOED DOMINIQUE PAUWELS EN MUZIEKTHEATER
BEKENTENISSEN VAN EEN EVENWICHTSKUNSTENAAR FUNCTIONEEL?
© Tito Faraci
Iedereen kent de muziek van Dominique Pauwels. Of beter: iedereen in Vlaanderen en Nederland kent wel een van de talloze begingenerieken die hij schreef voor BRTN- en Woestijnvisprogramma’s (Alles kan beter, Man bijt hond,...). Functionele muziek, zo omschrijft hij zelf dat deel van zijn oeuvre. Ook zijn filmmuziek, onder meer bij de producties van regisseur Jan Eelen (Het Eiland en De Ronde), en zijn composities voor theater vallen strikt genomen binnen die categorie, al blijkt het tussenschot tussen functioneel en niet-functioneel niet altijd even waterdicht. Sinds 2004 is Dominique Pauwels een van de huiscomponisten bij LOD. Samen met compagnons de route Guy Cassiers (Onegin; Wolfskers; Bloed en Rozen) en Inne Goris (MUUR; Vader, moeder, ik en wij; Hoog Gras) verkent hij uiteenlopende manieren waarop theater en muziek zich tot elkaar kunnen verhouden. Dominique Pauwels is een muzikale evenwichtskunstenaar. Zijn werk balanceert tussen experiment en lyriek, tussen technologie en intuïtie, tussen muzikale autonomie en het theatrale surplus dat hij met zijn muziek binnen een theatervoorstelling kan realiseren. Als Dominique Pauwels muziek maakt voor theater, kan dat werk in principe altijd los van de voorstelling uitgevoerd worden. Dat gebeurde in het verleden met onder meer zijn Requiem, oorspronkelijk geschreven voor Autopsie van een gebroken hart, dat door Kamerkoor Aquarius concertant werd gebracht in confrontatie met een dodenmis van Clemens non Papa. ‘Pure functionaliteit, waarbij muziek hooguit illustreert of onderstreept wat op scène gebeurt, is voor mij niet interessant. De muziek die ik schrijf voor theatervoorstellingen moet zich kunnen meten met het stuk. De som van beide componenten wordt groter als de muziek niet slaafs de structuur en dynamiek van de theatervoorstelling volgt. ‘Ik probeer een eigen muzikale vorm uit te werken die naast en onafhankelijk van de theatrale vorm zeggingskracht heeft. Die muzikale vorm vertrekt weliswaar vanuit het initiële theatrale idee, maar heeft ook een autonome waarde. De voorstelling wordt hierdoor rijker, gelaagder. Muziek voor theater is in mijn ogen geslaagd als de functionaliteit ervan schijnbaar toevallig lijkt, al is dat natuurlijk niet zo.’
LYRIEK EN EXPERIMENT Het oeuvre van Dominique Pauwels bestrijkt een bijzonder breed spectrum: van catchy begingeneriek tot complex en voldragen strijkkwartet. Zijn achtergrond is dan ook ruim te noemen: hij studeerde klassieke compositie in Gent en Berklee, specialiseerde zich in filmmuziek en algoritmische compositie, verdiepte zich in de elektronische muziek aan het IRCAM, en bestudeerde de complexe schrijfwijze van componisten als Tristan Murail en Gérard Grisey. De bevindingen van deze laatsten, de zogenaamde ‘spectralisten’, vormen een belangrijke voedingsbron voor Dominique Pauwels. In de jaren ’70 bouwden ze verder op de klankexperimenten van Franse impressionisten als Debussy en het
...
16
© Tito Faraci
... werk van Giacinto Scelsi. Zij waren de eersten die de dimensie van klank en timbre resoluut op het muzikale voorplan plaatsten. Door klank digitaal te analyseren kan men het klankspectrum blootleggen dat verantwoordelijk is voor de welbepaalde klankkleur of sonoriteit. Dat bestaat immers uit een typische combinatie van frequenties met een vaste boventoonreeks. Klank kan dus worden gemanipuleerd door frequenties weg te filteren of aan te dikken. De interne harmonie en ritmiek van klankkleuren kan bovendien worden gebruikt als compositorische leidraad. Deze ‘verticale’ diepteverkenning van klank door de spectralisten vormde een aanzienlijke verrijking van de Westerse muziektraditie, die zich in het verleden eerder had toegespitst op de horizontale dimensie van muziek: de verdeling van geluid in de tijd via harmonie, progressies en ritmiek. Hoewel Dominique Pauwels een groot bewonderaar is van grensverleggende componisten als Grisey, Francesconi en natuurlijk Ligeti, is zijn muzikaal bereik als muziektheatercomponist ingeperkt door de omgeving waarbinnen zijn muziek moet functioneren. ‘Muziek binnen het theater,’ aldus Dominique Pauwels, ‘moet altijd de communicatie met het publiek en de wisselwerking met het theatrale medium op de eerste plaats stellen. Daarom veranker ik mijn klankexperimenten altijd in een traditionele, vaak symmetrische structuur. Die traditionele vormen zijn voorhanden. Ze hebben hun dienstbaarheid eeuwenlang bewezen. Waarom ze dan niet gebruiken? Mijn muziek moet werken voor bezoekers van theater die niet noodzakelijk een muzikale achtergrond hebben. Die beperking geldt voor mij even goed als een bevrijding. Precies dat vind ik zo mooi aan muziektheater, dat voortdurend zoeken naar expressiviteit, maar dan met uitdrukkingsmiddelen die ik ontleen aan de muzikale avant-garde. Elke voorstelling opnieuw moet je op zoek gaan naar het evenwicht tussen helderheid en experiment.’ De vormelijke helderheid en toegankelijkheid die de muziek van Dominique Pauwels kenmerkt, creëert dus ruimte voor soms verregaande experimenten met klank en timbre, al wordt dit nooit louter experiment omwille van het experiment. Steeds staat de impact op het publiek centraal. De heldere ‘horizontale’ structuur en het doorgedreven ‘verticale’ klankexperiment moeten elkaar in evenwicht houden. Hun samenspel en wisselende verhouding bepaalt de dynamiek en expressieve kracht van zijn composities. Complexe, dik aangezette klankclusters kunnen bijvoorbeeld functioneel worden ingezet om de lyriek en transparantie van een daaropvolgende passage te versterken.
MUZIEK MET SLAANDE DEUREN Dominique Pauwels vertrouwt bij het componeren bovenal op zijn muzikale intuïtie. Zijn muzikale taal is lyrisch, met een duidelijk romantische signatuur. De tonaliteit wordt weliswaar verregaand uitgebreid, maar blijft het referentiekader waarbinnen, of waarbuiten hij zich als componist beweegt, zelfs in werken waar elektronica en synthetische klanken de boventoon voeren. Elektronica is alomtegenwoordig in het oeuvre van Dominique Pauwels, maar wordt nooit gratuit toegepast. Er moet altijd een inhoudelijke of muzikale aanleiding zijn om elektronische klanken te laten inbreken in akoestische muziek. Traditioneel gecomponeerde muziek voor een akoestisch instrumentarium vormt altijd het vertrekpunt. Elektronica moet vervolgens op een organische manier inhaken in de akoestische omgeving volgens een inhoudelijke of muzikale logica. Dat kan beginnen als schijnbaar onbedoelde storing of glitch die zich geleidelijk uitbreidt om vervolgens de akoestische partijen te gaan overwoekeren. Ook omgevingsgeluiden en musique concrète,
...
17
... zoals dichtslaande deuren, ademhaling of fragmenten tekst kunnen als klankmateriaal fungeren. ‘Ik heb sterk het gevoel dat die nieuwe technologieën niet alleen als medium of hulpmiddel een stempel drukken op muziek, maar dat ze ook een sterke invloed hebben op ons denken over muziek en op de compositorische praktijk zelf. Ik merk bijvoorbeeld dat ik steeds meer toevalsfactoren een rol laat spelen bij het componeren. Dat vind ik zelf ontzettend spannend, precies omdat je niet weet waar je gaat uitkomen. Het ‘organiseren’ van het toeval is natuurlijk paradoxaal, maar dat is precies wat ik meer en meer probeer te doen als componist. Die toenemende openheid voor toeval, voor het organische, voor de eindeloze permutaties die composities kunnen ondergaan, dat heeft ongetwijfeld te maken met mijn ervaring met moderne technologieën, algoritmen en het gebruik van informatica tijdens het componeren.’ Ook het noodzakelijk fragmentarische van muziek in een theatrale context is een gegeven dat Dominique Pauwels boeit. Hoe kan je continuïteit suggereren in een reeks muzikale fragmenten? Hoe kan je de toehoorder zelf de vluchtlijnen doen doortrekken die in fragmenten wordt uitgezet? Hoe kan je muziek zo schrijven dat de toehoorder wordt uitgedaagd om zelf de verschillende brokstukken met elkaar, en met de voorstelling te verbinden?
© Tito Faraci
MUZIEK ALS DRAMATURGIE Dominique Pauwels werkt bij muziektheaterproducties nauw samen met de regisseur, en dat vaak from scratch. Dat creëert de boeiende situatie waarin de componist het dramaturgisch traject van de voorstelling mee kan sturen. Hoewel zijn aanpak telkens opnieuw zeer projectspecifiek is, loopt dat conceptuele surplus als een rode draad doorheen zijn muziektheaterwerk. Telkens vertrekt hij vanuit een diepgaande, inhoudelijke en vormelijke analyse van het theatrale vertrekpunt. Dat kan een boek zijn, zoals bij Autopsie van een gebroken hart, waarbij hij de oorspronkelijke tekst van Marcelle Sauvageot interpreteerde als een requiem voor een verloren geliefde. De traditionele delen van het requiem bepaalden in de voorstelling het dramatische ritme en vormden de organisch structuur waarbinnen de thematiek van liefdesverdriet kon worden geabstraheerd en uitgetild boven het particuliere. Voor Ghost Road (Fabrice Murgia), een voorstelling over de teloorgang van een beschaving en de sporen die zo’n verloren beschaving nalaat, begint zijn dramaturgische ingreep al bij de casting van de zangeres. De beroemde sopraan Jacqueline Van Quaille belichaamt op scène de muzikale doublure van actrice Viviane De Muynck. De sopraan, een al wat oudere grande dame uit de operawereld, zal aria’s zingen uit haar rijk gevulde carrière maar dan begeleid en doorkruist door volledig nieuwe muziek. Deze muzikale ingreep levert een theatrale en inhoudelijke meerwaarde op. De clash tussen de sporen uit vervlogen tijden met het radicaal nieuwe wordt tastbaar zonder letterlijk te worden. Ook de keuze van de aria’s is subtiel maar veelbetekenend: de fragmenten uit hoogromantische werken als de Kindertotenlieder waren op hun beurt al een klinkend afscheid van een teloorgaand tijdperk. ‘Voor mij is dat ook muzikaal erg interessant. Eigenlijk is het een remix, maar dan gedacht vanuit de klassieke muziek, en gebracht vanuit de klassieke uitvoeringspraktijk.’
...
18
...
© Tito Faraci
Soms vertrekt het theatrale uit een muzikaal beginidee. Dat was het geval bij Judaspassie (op tekst van Pieter De Buysser). Het muzikale vertrekpunt resulteerde, zoals vaak bij Dominique Pauwels, in een muzikale installatie met een sprekende scenografische meerwaarde: de koorleden van het Collegium Vocale staan niet live op podium maar worden gerepresenteerd door even zo veel kleine luidsprekers. Naarmate het stuk vordert, wordt elke zanger/speaker een na een gedubbeld door een strijker die zijn partij wel live op podium uitvoert. Zo transformeert de installatie beetje bij beetje tot een voltallig strijkorkest. In MCBTH wordt de clash tussen de wereld van het theater en die van de muziek zelfs de centrale metafoor om de absolute vereenzaming en vervreemding van Macbeth te verbeelden. Langzaamaan wordt het medium van Macbeth, het theater, vervangen door dat van de muziek. Zangers nemen de plaats in van acteurs, het orkest overwoekert de dialogen, tot Macbeth als enige sprekende acteur overblijft in een omgeving die zuiver muzikaal geworden is. Zijn gesproken replieken krijgen slechts een antwoord in de vorm van tot muziek gemuteerde taal. Ten slotte wordt de gesproken taal van Macbeth zuiver muzikaal georkestreerd klankmateriaal, waarvan de frasering, articulatie en intonatie louter nog een vage herinnering vormen aan de gesproken klanken uit de beginsituatie van het stuk. Door Macbeth los te weken uit zijn theatrale wereld en hem te doen verdwalen in een medium dat hem vreemd is, wordt zijn volkomen isolement op de spits gedreven. Of hoe muziek en dramaturgie kunnen samenvallen.
19
ZONDER BLOED OVER ONS
| LOD muziektheater |
© Tito Faraci
is een Gents productiehuis voor opera en muziektheater, een creatieve thuis voor artiesten. LOD engageert zich om trajecten uit te zetten op lange termijn; met componisten zoals Kris Defoort, Daan Janssens, Jan Kuijken, Vasco Mendonça, Dominique Pauwels en Thomas Smetryns, en met regisseurs Josse De Pauw en Inne Goris. Daarnaast staan onze deuren open voor zij die ons artistieke pad kruisen, altijd verrassend maar nooit toevallig; Patrick Corillon, Pieter De Buysser, Denis Marleau, Fabrice Murgia, François Sarhan. Ons huis wil een overkoepelend platform zijn voor al deze kunstenaars, en wil hen de middelen bieden om hun ideeën uit te werken. Al 25 jaar creëren we producties die vaak toonaangevend bleken voor het hedendaagse landschap van opera en muziektheater. The Woman who Walked into Doors en House of the Sleeping Beauties (Kris Defoort, Guy Cassiers), Die Siel van die Mier en De Gehangenen (Josse De Pauw & Jan Kuijken), Muur (Inne Goris, Dominique Pauwels), Ghost Road (Dominique Pauwels, Fabrice Murgia), The House Taken Over (Katie Mitchell, Vasco Mendonça), An Old Monk (Josse De Pauw, Kris Defoort), ... zijn slechts enkele voorstellingen die onze brede visie belichamen. De resultaten die voortvloeien uit deze artistieke samenwerkingen, laten zich niet in hokjes plaatsen en blijven lang nazinderen. LOD richt de blik resoluut op wat komt, onder andere door ons engagement voor jong talent. Via het European Network of Opera Academies (ENOA) werken we mee aan de toekomst van muziektheater: ENOA garandeert kwalitatieve workshops voor jonge artiesten en biedt de mogelijkheid tot duurzame uitwisselingen tussen internationale operahuizen. Gent is waar het allemaal begon, ooit, met Lunch Op Donderdag. Met de passie voor muziektheater. Daarnaast vormen internationale samenwerkingen van bij het begin een basis van ons werk. LOD muziektheater, een internationaal productiehuis en een creatieve thuis – blik op de wereld, Ghent Made.
20
ZONDER BLOED CONTACT
© Tito Faraci
| Valérie Martino | Artistieke coördinatie & internationale relaties
[email protected] M + 32 484 59 61 78
| Marianne Cattoir | Pers en communicatie
[email protected] T +32 9 266 11 39
| LOD muziektheater | Bijlokekaai 3 B-9000, Gent
[email protected] T +32 9 266 11 33
www.lod.be
21