More
nr
Nieuwsbrief Stichting Thomas More
97
december 2013
Ben Vedder nieuwe voorzitter Stichting Thomas More
“Laat de bronnen stromen” Nadenken over godsdienst vormt de rode draad in zijn loopbaan. De nieuwe voorzitter voelt zich daarom goed op zijn plaats bij Stichting Thomas More. Een kennismaking met Ben Vedder. “Eens was ik met een groep mensen van de universiteit bij de Sint-Jan, hier in mijn woonplaats Den Bosch. De vrouw die ons rondleidde zei: ‘Ik ben allang niet meer katholiek hoor, maar ik ga nog iedere dag naar ons Marieke toe.’ Dus naar het Mariabeeld in de kathedraal. Mij fascineren zulke uitspraken als filosoof. Ze laten zien dat religie betekenisvol blijft voor mensen, wat ze er verder ook mee doen, hoe ze het ook inkleden. Filosoferen over religie heeft mij altijd zeer geïnteresseerd. Ik vind dat de filosofie en de filosofen over het algemeen tekort schieten in het nadenken over de betekenis van de godsdienst. Ofwel men gaat er aan voorbij, zoals een kind een moeilijk woord overslaat, of men definieert het weg. Het
paradigma is verkeerd; filosofen beginnen bij de godsvraag, en als ze God hebben weggeredeneerd zien ze godsdienst vervolgens ook als irrelevant. De godsvraag is een legitieme filosofische vraag, daar niet van, maar voor de religieuze praktijk van weinig belang. Je zou bij het fenomeen van de godsdienst moeten beginnen – bij die gids in de kathedraal, bijvoorbeeld. Dát moet je recht doen, ongeacht of je zelf in God gelooft. Ik vind het een intellectuele verantwoordelijkheid om daar over na te denken.” Evenwicht “De filosofische reflectie op de godsdienst vormt een rode draad door mijn academische loopbaan, dus het is geen toeval dat ik al zo lang bij Stichting Thomas More betrokken ben – in
diverse hoedanigheden; eerst als bijzonder hoogleraar, later als lid van de Wetenschappelijke Adviesraad en als curator van verschillende leerstoelen, en nu, na mijn emeritaat, als voorzitter. Als geen ander probeert de stichting reflectie op de godsdienst te bevorderen, onder meer door op haar leerstoelen filosofen te benoemen, die in staat zijn om begrip voor de religieuze werkelijkheid te creëren.
“Wij willen op wetenschappelijk verantwoorde wijze een denktraditie present stellen aan de universiteit” Filosoferen over religie is wat anders dan theologie bedrijven. Je neemt als filosoof meer de houding aan van een buitenstaander, waardoor je het geloof op een algemene manier kunt doordenken. Wel heb ik zelf als filosoof veel aan theologische faculteiten gewerkt. Ik heb het ook altijd belangrijk gevonden dat theologen goed gevormd Lees verder op pagina 2
In dit nummer Opinie
pag 4
Mgr. Van Luyn over Europa Essay
pag 6
God is bij de tijd Interview
pag 8
Donald Loose zwaait af Lezing
pag 11
Jos van Gennip eert Frans Seda En verder:
Ben Vedder
Thomas More Lezing
pag 3
Brief uit Parijs
pag 9
Kunstmeditatie
pag 10
Column
pag 12
Foto: Sandra Peerenboom
1
actueel worden in de filosofie en metafysica. Filosofen zouden wat meer aandacht mogen besteden aan het fenomeen van de godsdienst, maar theologen op hun beurt zouden wel wat meer aan filosofie mogen doen. Je moet zorgen dat je in de theologie voldoende reflexief blijft, dat je je niet in een zelfgenoegzaam soort geloof opsluit. Je moet naar buiten treden.
“Traditie kan behalve geschiedenis ook moderne dingen in zich opnemen” Het Griekse denken is daarom voor de christelijke theologie een belangrijke partner. Dat is ook wat de vorige paus aan de orde stelde in zijn roemruchte lezing te Regensburg. Helaas is dat helemaal ondergesneeuwd door het islamdebat, maar wat paus Benedictus daar zei vond ik zeer interessant: hij probeerde een evenwicht te vinden tussen het Griekse en het joods-christelijke denken. Het joods-christelijke denken kent veel meer dan het Griekse denken een persoonlijke en onmiddellijke relatie met het goddelijke. Het begrip van de persoon, individuele aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid; dat zijn typische noties van de joods-christelijke traditie. Grote christelijke filosofen als Pascal en Kierkegaard zijn ook zeer individualistische denkers. Dat is geen toeval. Maar je kunt niet alles tot het individu terugbrengen, je moet het subjectieve kunnen toetsen aan iets objectiefs. Daarvoor is het Griekse denken uitermate geschikt. Naar ik meen bestaat onder studenten van alle studierichtingen grote belangstelling voor de beide denktradities. In mijn tijd als bijzonder hoogleraar in Wageningen heb ik in ieder geval ervaren hoe graag studenten hun horizon verbreden. Ik mocht daar echt in een behoefte voorzien. Het is precies die behoefte waar de stichting nog altijd op kan inspelen.” Mouwen opstropen “Voorzitter van Stichting Thomas More ben ik geworden omdat ik grote inhoudelijke affiniteit heb met haar werk. Uiteraard ben ik nu vooral bestuurder. Inhoud en bestuur moet je uit elkaar houden. Het is niet zo dat iedereen mijn inhoudelijke kijk hoeft te delen. Verder zie ik geen noodzaak om met de stichting nieuwe grote doelen te stellen. We hebben een goed nieuw beleidsprogramma, dus laten we maar gewoon de mouwen opstropen en verder gaan met de uitvoering ervan. Je moet
2
Ben Vedder Prof. dr. Ben Vedder (Emmen, 1948) studeerde theologie en filosofie in Utrecht en Leuven. Hij promoveerde in 1984 op een vergelijkende studie van Heidegger en Scheler. In zijn vele latere publicaties is Heidegger de belangrijkste inspiratiebron gebleven. In 1986 werd Vedder bijzonder hoogleraar wijsbegeerte vanwege de toenmalige Radboudstichting aan de Landbouw Universiteit Wageningen. In 1990 werd hij hoogleraar systematische wijsbegeerte aan de Filosofische Faculteit van de Katholieke Universiteit Brabant en de Theologische Faculteit Tilburg, waarvan hij van 1997 tot 2000 decaan is geweest. In 2002 maakte Vedder de overstap naar de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij werkte als hoogleraar metafysica en kenleer en directeur onderwijs van de Faculteit der Filosofie. Bovendien doceerde hij godsdienstwijsbegeerte en was hij decaan aan de Faculteit der Theologie. In 2013 ging hij met emeritaat. Behalve voorzitter van Stichting Thomas More is Vedder ook voorzitter van het Instituut voor Oosters Christendom, en betrokken bij een onderzoeksproject over de doorwerking van Paulus in de hedendaagse filosofie.
datgene waar je voor staat waarmaken. Wat dat is? Wij willen op wetenschappelijk verantwoorde wijze een denktraditie present stellen aan de universiteit. Een hele grote denktraditie, die mij weer terug brengt bij de Sint-Janskathedraal in Den Bosch. Dat is een bolwerk van tradities, die daar in de loop van de tijd bijeengebracht zijn. Het is een verzamelpunt. Kijk maar naar alle heiligenbeelden die je er vindt; als je die individueel bekijkt, zie je een zeer grote verscheidenheid. Of neem het beeldje van de bellende engel: nu al een van de grootste attracties van de kathedraal. Daaruit blijkt dat de traditie, behalve veel
geschiedenis, ook moderne dingen in zich op kan nemen – een kathedraal is geen museum. Tegelijkertijd relativeert het het heden: je weet dat generaties na ons ook naar die kerk zullen kijken, en er ook weer hun beeldjes aan toe zullen voegen. De Sint-Jan is niet weg te denken uit Den Bosch, en zo is de christelijke denktraditie niet uit onze westerse wereld weg te redeneren. Het lezen van de teksten van deze traditie is het laten stromen van de bronnen. Dat moeten we blijvend aan de universiteiten aanbieden.” Anton de Wit
in beeld
Hans Joas houdt Thomas More Lezing Op 20 september vond in het Theater aan de Parade te ‘s-Hertogenbosch de Thomas More Lezing plaats. De gerenommeerde Duitse socioloog Hans Joas – met wie u in More 95 reeds kennis kon maken – verzorgde een prikkelende lezing over het thema mensenrechten. Begin 2014 verschijnt de lezing in druk.
Foto’s: Roy Lazet
3
a cp ti n o u ieee l Afscheidsrede mgr. Ad van Luyn
Europa als vredesproject Op 16 september 2013 nam bisschop Ad van Luyn afscheid als president van Pax Christi Nederland. Bij die gelegenheid hekelde hij nieuwe nationalistische neigingen binnen Europa en riep hij in herinnering waar het Europese project ten diepste om draait: het waarborgen van vrede en menselijke waardigheid. Hieronder volgt een verkorte weergave van zijn rede. Vijf jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, op 9 mei 1950, en politieke structuren. lanceerde de staatsman Robert Schuman het voorstel tot de oprichting De grondwaarde van de human dignity is onvoorwaardelijk en niet van de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’. Uit de tekst, die onderhandelbaar. Ze is ingegrift in de menselijke natuur, vóór iedere was opgesteld door zijn medewerker Jean Monnet, blijkt duidelijk wat ordening van de samenleving, vóór iedere civiele wetgeving en iedere de intentie was van de beide stichtingsvaders van de Europese Unie. Ze politieke en economische besluitvorming. Ze overstijgt de politiek en begint met de vaststelling: “De wereldvrede kan slechts behouden de economie, ze is meta-politiek en meta-economisch. De uit de worden door creatieve inspanningen, die evenredig zijn aan de gevaren menselijke waardigheid voortvloeiende rechten worden niet door de die haar bedreigen.” Vandaar hun voorstel om staat geconstitueerd. De staat, de politiek en “de gezamenlijke productie van de staal- en de economie zijn gehouden de mensenrechDe Europese Unie wil kolenindustrie onder gezag te plaatsen van ten te allen tijde te respecteren en te waarboreen nieuwe Hoge Autoriteit, wier beslissingen gen, ook als dat niet past in een verondersteld allereerst een bindend zijn voor Frankrijk, Duitsland en de nationaal belang. waardengemeenschap zijn andere landen die zich aansluiten.” Hiermee De Europese Unie wil allereerst een waar“wordt de eerste concrete kern geconstitueerd dengemeenschap zijn. Ze dient zich steeds van een Europese Federatie, die onontbeerlijk is voor het handhaven opnieuw in haar opbouw en uitbouw te oriënteren op de grondwaarvan de vrede” en “wordt een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland niet den van human dignity en common good en op de wijze en mate, waarop alleen ondenkbaar, maar ook materieel onmogelijk.” en waarin deze waarden in de praktijk worden verwezenlijkt in solidaHet Europese eenwordingsproces begint als een vredesproject, een riteit en subsidiariteit. Daarvoor is een oprechte en transparante formidabel initiatief om de grondstoffen van de oorlogsindustrie onder dialoog vereist, zowel tussen de lidstaten onderling als tussen de controle te brengen, de verdeeldheid in Europa te stoppen, verdere lidstaten en de EU-instellingen: vanuit een zelfkritisch vermogen, met grove schendingen van de rechten van de mens en van de naties te vooropenheid voor positieve elementen bij de gesprekspartners en met de komen, en welvaart en vrede te brengen voor alle volkeren van Europa. bereidheid de krachten te bundelen voor het algemeen belang. Het voorstel beperkt zich niet tot het Europese continent, maar is “een aanbod aan de gehele wereld”. De grondleggers van Europa waren geen Nationalisme calculerende economen, maar mensen met een visie en een overtuiEen dergelijke dialoog is een onontbeerlijke voorwaarde om de gevaging: een visioen van vrede en gerechtigheid voor allen. ren die de Europese samenwerking en eenwording bedreigen, te overwinnen. Met name de tendens tot ‘renationalisering’, een beweging Onvoorwaardelijk terug naar het niveau van de nationale lidstaat om meer en allereerst De uitgangspunten die geleid hebben tot het starten van het Europese het nationale belang en de eigen autonomie veilig te stellen. Vaak gaat eenwordingsproces zijn feitelijk dezelfde als de beginselen van de deze tendens gepaard met een overdreven benadrukken van de eigen christelijke sociale leer: enerzijds de onvervreemdbare en ondeelbare nationale identiteit, hetgeen gemakkelijk kan leiden tot nationalisme. waardigheid van de menselijke persoon met de daaruit voortvloeiende Dergelijke ontwikkelingen worden des te gevaarlijker in tijden van mensenrechten, en anderzijds het algemeen belang dat de particuliere crises. De economische en financiële crisis binnen de EU bedreigt de en nationale belangen overstijgt en dat het oogmerk is van de sociale solidariteit, niet alleen tussen de lidstaten, maar ook tussen groeperingen in de civil society, waarvan dan weer de zwaksten en de meest kwetsbaren - werklozen, vluchtelingen, migranten - het slachtoffer worden. Juist de Europese Unie laat zien dat een bundeling van krachten, door meerdere lidstaten tot stand gebracht en uitgevoerd volgens de principes van solidariteit en subsidiariteit, kan leiden tot een positieve, humane ontwikkeling. De Europese Unie heeft ‘in kleinere proportie’ geanticipeerd op hetgeen op wereldniveau nog te doen staat. Juist op grond van haar ervaringen en verworvenheden is de Europese Unie geroepen om aan de dialoog over de vormgeving van structuren op wereldniveau ten gunste van het algemeen belang en van de verdere ontwikkeling van het volkerenrecht geloofwaardig en effectief bij te dragen. Dat vraagt politieke visie en moed van de regeringsleiders, zeker in deze tijd, waarin onzekerheid over de toekomst bij de mensen steeds meer toeneemt. Mgr. Van Luyn
4
Foto: Rogier Chang
Mgr. Ad van Luyn sdb
ianc tbueeeelld
Alumni bijeen in dominicanenklooster Het thema levenskunst stond centraal tijdens de bijeenkomst voor alumni in het dominicanenklooster in Huissen. Filosoof Paul van Tongeren hield een inleiding, daarna gingen de voormalige scholars zelf in gesprek over het thema. Wie dat wilde kon aansluiten bij een vervolgprogramma, waarmee de alumnidag tot kloosterweekend werd verlengd – in de stijl van het populaire kloosterweekend waarmee het aanvullend leerjaar traditioneel werd afgesloten.
Foto’s: William Moore
5
essay
Theologie en actualiteit
God is bij de tijd Net als alle wetenschappers moeten theologen de actuele maatschappelijke relevantie van hun vakgebied steeds nadrukkelijker onder woorden kunnen brengen voor een breed publiek. Maar, zo vraagt Stephan van Erp zich af, hoeveel actualiteit kan de theologie verdragen? Toen men ooit aan Edward Schillebeeckx vroeg wat hij als beroep gekozen zou hebben als hij geen theoloog was geworden, zei hij: “Journalist.” Dat antwoord sloot goed aan bij zijn theologisch programma: God in de actuele situatie willen zien, en denken over God in het leven van mensen van vandaag. In zijn afscheidsrede als hoogleraar in Nijmegen benadrukte Schillebeeckx zijn theologische motivatie in de titel: Geloofsverstaan anno 1983. Na een lange en succesvolle theologische loopbaan gaf hij geen groot overzicht van zijn werk, geen programmatische visie op de toekomst van kerk en theologie, maar wees hij op het concrete heden als bron van geloof en theologie.
De publieke theoloog wil reflecteren op het heden als vindplaats voor geloof Tegenwoordig verwacht de overheid van wetenschappers dat zij hun academische werk ‘valoriseren’. Dit betekent dat wetenschappers het maatschappelijke belang van hun werk aangeven en het onder de aandacht brengen van een breder publiek. Deze nieuwe opdracht aan de wetenschap is opmerkelijk: de universiteit is in de afgelopen decennia een verzameling van beroepsopleidingen geworden. Men zou dus verwachten dat de wetenschappen goed aansluiten bij het maatschappelijke leven en haar arbeidsvelden. Blijkbaar is dat niet altijd het geval. Er was een extra aansporing van de overheid voor nodig om dit verder te realiseren. En zo is ‘valorisatie’ sinds enkele jaren een expliciete taak van de wetenschap geworden. Hopelijk leidt meer publieke presentie van de wetenschap ook tot meer presentie van het publieke in de wetenschap. Een theoloog die zich goed aan het publiek kan presenteren, is niet per definitie ook een goede publieke theoloog. Behalve de geloofsinhoud bij de tijd te brengen, zal de
6
publieke theoloog ook willen reflecteren op het heden als vindplaats voor geloof. Twitteren Voor theologen is valorisatie enerzijds goed nieuws. Juist in een seculiere samenleving moet de theologie haar maatschappelijke belang aantonen, in plaats van zich te beperken tot de private of religieuze sfeer. Anderzijds is het een steeds groter wordende uitdaging om in die seculiere cultuur de waarde van geloof en theologie aan te wijzen. Waar de geloofstaal verstomd is en de christelijke traditie onbekend of ongeliefd, daar is het moeilijker om met elkaar over geloof te spreken. Theologen zijn echter behoorlijk bedreven geraakt in het actualiseren van hun werk. Hedendaagse praktijken, maatschappelijke thema’s en nieuwe socio-culturele verhoudingen worden door hen naarstig onderzocht. En net als zoveel anderen twitteren, bloggen en facebooken theologen er stevig op los. Ze zitten bovenop de actualiteit en zijn zo helemaal bij de tijd. De keerzijde is dat de theologie net zo vluchtig dreigt te worden als de tijd zelf of dat allerlei uiteenlopende cultuurvormen al te snel als theologische bron worden beschouwd. Actualiseringspogingen gaan ook gepaard met de ervaring dat de tijd ons steeds ontglipt en dat we haar tekenen weliswaar goed kunnen beschrijven, maar steeds minder goed de betekenis ervan begrijpen. In de journalistiek bijvoorbeeld ontdekt men regelmatig dat ondanks de steeds grotere toegankelijkheid en snellere verspreiding van het nieuws, er toch zaken en mensen over het hoofd worden gezien. Kwesties als illegaliteit en strafbaarstelling of de groeiende verborgen armoede zijn daar schrijnende voorbeelden van. We weten ervan, maar hebben eigenlijk geen antwoord op vragen als: Wie voelt zich verantwoordelijk voor illegalen? Of: Waarom kan in een welvaartstaat zoveel armoede groeien? Iets dergelijks gebeurde in de theologie, die zich in de afgelopen decennia nogal bekommerde om haar eigen wetenschappe-
Stephan van Erp is universitair docent systematische theologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen en voorzitter van de wetenschappelijke raad van het Thijmgenootschap.
lijke en maatschappelijke belang. Terecht, want zij stond en staat onder druk. Als reactie daarop heeft men de sociologische ontwikkelingen van de secularisatie en het huidige religieuze pluralisme in kaart gebracht. Maar men verloor het zicht op de ontwikkeling en de waarde van de inhoud van het spirituele leven van gelovigen. Luisterende kerk Gelovigen in West-Europa worden geconfronteerd met een radicaal seculiere situatie. Dat stelt de theologie voor een nieuwe vraag naar het heden. Niet die van de valorisatie: wat is tegenwoordig de maatschappelijke of actuele waarde van de theologie? Maar: wat is in onze actuele situatie eigenlijk theologisch van belang? Wat kan in het seculiere heilig genoemd worden en waar liggen eigenlijk de grenzen tussen het seculiere en het heilige? Zijn de grenzen tussen kerk en wereld, ook voor gelovigen zelf, vervaagd? Hoe in deze tijd de tekenen te verstaan die het geloof voeden of waarvan gelovigen kunnen getuigen? Het gaat in al deze vragen om een centrale en fundamentele vraag naar de huidige verhouding tussen God en mens, naar God in onze tijd. Die vraag naar God in onze tijd doet denken aan de inzet en de inspiratie van het Tweede Vaticaans Concilie. In een herderlijk schrijven van de Nederlandse bisschoppen uit 1961 over het aankomend concilie staat dat het zou gaan om de eenheid van geloof, hoop en liefde in de kerk. Zo, als eenheid, zou men de kerk van de toekomst als zichtbaar teken van het rijk Gods kunnen beschouwen. Om die missie te verwoorden, werkten de concilievaders tot aan het eind van het concilie aan de pastorale constitutie Gaudium et spes (Vreugde en hoop). Uit dit document komt de term ‘tekens van de tijd’ (signa temporum). Het bestaat uit twee delen: een eerste deel waarin de theologische visie en principes zijn uitgewerkt voor een luisterende en lerende kerk; in het tweede deel worden allerlei uitdagingen aan kerk en wereld behandeld, zoals de waarde van het
huwelijk en het gezin, de voorwaarden voor een menswaardige economie en de moeizame gang op weg naar de vrede.
De theologie hoeft zich niet steeds krampachtig te vernieuwen Het is verleidelijk om zich te concentreren op het tweede deel met allerlei concrete en praktische voorbeelden. Dat is ook wat de na-conciliaire theologie heeft gedaan. Fundamenteler echter dan de lijst met uitingen van hoop en zorgen is de vraag waarnaar de tekens verwijzen en welke roep er van hen uitgaat voor de gelovigen. De Franse dominicaan en theoloog Marie-Dominique Chenu beweert dat men in de tekens van de tijd Gods voortgaande scheppingsactiviteit kan zien. En Schillebeeckx schrijft in zijn commentaar op Gaudium et spes dat de kerk voor het eerst duidelijk heeft gezegd dat we in de wereld kunnen zien hoe de mensen zullen “deelhebben aan de transfiguratie van het goddelijk leven”. Beide commentatoren zien in de concrete tekens van de tijd de eenheid van Gods scheppende en verlossende Geest aan het werk. Humaniteit Ontvankelijk zijn voor de tekens van de tijd is dus niet zomaar een oproep aan de kerk om zich met maatschappelijke kwesties bezig te houden of om ‘bij de tijd te zijn’. Het gaat juist ook om wat gelovigen waarnemen als het hart van de wereld. Christus is volgens Gaudium et spes de lens waardoor men de tekens van de tijd kan zien als teken van Gods heilzame aanwezigheid. In Christus ziet de kerk de mens als drager van humaniteit en de wereld als de plaats waar de menselijke persoon, de
menselijke waardigheid en bestemming zichtbaar worden. De kerk ziet haar rol midden in de wereld om die humaniteit in zich te verzamelen en zo steeds opnieuw kerk te worden. Die taak van de kerk is ook van toepassing op de theologie. Actuele theologie bestudeert hoe de in de wereld aanwezige humaniteit teken van Christus is. En daarmee vooral ook hoe inhumaan gedrag het zicht op die aanwezigheid verstoort en geweld aandoet. Als de theologie haar actualiteit wil behouden, zal ze dus meer moeten doen dan enkel de christelijke boodschap in de taal van de tijd te verwoorden. Ze zal ook van het bewustzijn getuigen dat die boodschap nooit helemaal met de tijd samenvalt. De theologie hoeft zich niet steeds krampachtig te vernieuwen, maar kan op haar eigen, wetenschappelijke wijze nadenken over wat Gods aanwezigheid in onze
tijd betekent. Dat hoeft ze niet te doen door te pas en te onpas te roepen dat God bestaat, laat staan te bewijzen dat zulks inderdaad het geval is. God is immers geen ding in de wereld. De theologie hoeft ook niet bezwerend te verdedigen dat het geloof ook echt een maatschappelijk belang heeft, bijvoorbeeld door te beweren dat de hoop toch niet verloren mag gaan, of dat de wereld betekenisvol zou moeten zijn. God laat zich immers niet zomaar vinden in het geloof van mensen. Dus de studie van wat voor mensen vandaag de dag belangrijk of betekenisvol is, maakt de theologie wellicht actueler, maar niet noodzakelijk theologisch. Intellectuele praktijk Het behoort tot de grote uitdagingen voor de hedendaagse theologie om in de tekens van de tijd dus niet alleen de tijdgeest te zien, maar ook de wijze waarop Gods mysterie in de wereld vorm krijgt als gave. Het christelijke verhaal over God gaat over een biografie die kan worden gezien als een offer, een plaats die geheel wordt ingenomen door God, maar zonder meer ook een menselijke plaats in de geschiedenis is. Actuele theologie is de studie van het leven en denken van mensen die op hun beurt plaats maken voor dat verhaal, en zo plaats maken voor God. Dat is een belangrijke intellectuele praktijk die plaatsvindt als studenten en docenten samen teksten lezen en met elkaar spreken over de wijze waarop een auteur God ter sprake brengt. Dat ze daarbij zullen stuiten op het onvermogen om God bij de tijd te brengen, vormt een belangrijk theologisch bewustzijn dat de openheid schept om een betekenisvol gesprek te voeren over hoe God altijd al bij de tijd is.
Illustratie: Len Munnik
7
colleges
Afscheid Donald Loose
“Filosofie is langzaam wandelen” Na 19 jaar neemt prof.dr. Donald Loose op 22 november afscheid als bijzonder hoogleraar vanwege Stichting Thomas More aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is blij om van het gedoe af te zijn met Engelstalige publicaties en opgelucht dat hij ternauwernood ontsnapt is aan het verplichte gebruik van moderne media in het onderwijs. Loose: “Ik ga voor het eerst alleen maar doen waar ik zin in heb.” Hij zegt het lachend, want hij gaat niet achterover leunen, maar zich met meer vrijheid toeleggen op wat hem het meest interesseert: de dialoog tussen christendom en filosofie. “Daar blijf ik over schrijven. Ik denk dat wij het aan de komende generaties verplicht zijn om mensen minstens de mogelijkheid te bieden om kennis te nemen van wat er in de christelijke traditie beschikbaar is. Pragmatisch geredeneerd: als er in een cultuur in de overdracht tussen twee generaties een lacune valt, dan is het over. De draad van de traditie moet behouden blijven.” Terug naar vroeger tijden? “Nee, de draad van de traditie is een interpretatieve draad. Het is voortdurend op nieuwe en creatieve manieren terugkeren naar erfgoed uit het verleden. Dat is geen reveil, dat is renaissance.” Filosofische entree In dat proces signaleert Loose een kantelpunt. “Mijn studenten in Rotterdam hebben niet de frustraties van mensen van mijn generatie, die van door de roomskatholieke kerk niet ingeloste verwachtingen ten aanzien van vernieuwing. Jongeren staan open voor het verkennen van het christelijk erfgoed. Ook omdat ze inzien dat in de Westerse filosofie heel veel thema’s voorkomen die eigenlijk bepaald zijn door de christelijke traditie. De filosofische entree tot het christendom is voor hen een vruchtbare en fasciProf.dr. Donald Loose nerende. Het ging mij in de colleges niet om katholiciteit als zodanig, maar om het aanbieden van een culturele en intellectuele rijkdom: een leerstoel is geen preekstoel.” Loose is niet alleen wetenschapper, hij is ook priester van het bisdom Brugge. De invulling van zijn werk en zijn priesterschap liggen in elkaars verlengde. “Als priester ben ik het aan mezelf verplicht het Europa niet te laten overkomen dat het christendom verdwijnt door onkunde, door onwetendheid, door het verhaal niet adequaat en bij de tijd te verwoorden. Door zich alleen maar defensief op te stellen met een huiver voor de moderniteit. Er moet een andere denklijn zijn die de stroom stromend houdt. Dat zag ik als priester in het onderwijs als mijn taak.” Studenten moet je uitdagen, vindt Loose. Daarom bood hij ze altijd de grondteksten aan van grote denkers als Aristoteles, Thomas van Aquino, Augustinus, Kant en Machiavelli. “Dan spring je meteen in het diepe. Studenten moeten worden geconfronteerd met iets dat hen
8
Joost Goes is freelance journalist en student rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam.
ontsnapt, dat hen net te boven gaat.” Die aanpak schuurt met wat hij de ‘verkleutering’ van het onderwijs noemt. “Na drie colleges al een proeftentamen kunnen maken en na zes colleges al een deeltentamen waarbij je vrijgesteld wordt van de eerste zes weken collegestof. Zo studeer je geen filosofie. Filosofie is langzaam wandelen, niet de 100 meter lopen. Het is leren lezen wat je niet begrijpt. Ik heb de indruk dat studenten te snel zoeken naar bevestiging van wat ze toch al dachten, en daarin worden ingewilligd. De klant is koning, en dus gaan we de stof in brokken geven die ze lekker vinden. Dat moet je dus niet doen.” Maatschappelijk goed Universitaire opleidingen moeten studenten stimuleren om tot een persoonlijke synthese te komen, vindt Loose. “Dat is de finale betekenis van een academische vorming. Dat je eerst in het reine komt met wie je zelf bent om vervolgens te weten wat je de samenleving te bieden hebt. Biedt de universiteit die mogelijkheid niet, dan wordt het een hogere beroepsschool. Dat dreigt helaas te gebeuren omdat de staat steeds minder bereid is financieel te investeren in onafhankelijk onderzoek. Dan zal de privésector het overnemen voor haar privébelangen. Daar moeten we voor waken. Een volstrekt onafhankelijke intellectuele instelling is een maatschappelijk goed dat we moeten verdedigen.” Het afscheidscolloquium van Donald Loose op 22 november draagt de titel Europa’s hoogste Foto: Sandra Peerenboom goed. “Het voornaamste is dat we ons de vraag naar het hoogste goed moeten blijven stellen. Het ‘hoogste’ betekent dat er een eindterm is, een doel dat niet op zijn beurt middel is voor een verder gelegen doel. Dat dreigt in onze cultuur een beetje verdrukt te worden door het versnipperde van ons bestaan, de heel veel verschillende doelen die allemaal even belangrijk zijn. Van al die dingen zou je je kunnen afvragen: waartoe? Dat finale oriëntatiepunt verandert in de loop van het leven; we moeten het uithouden dat die vraag naar het ‘waartoe’ voortdurend nieuwe invullingen nodig heeft. Maar je moet die vraag wel blijven stellen. Anders word je een techneut, een soort geobsedeerde pietluttige allesweter over bijna niks. Europa ontdekt dat een louter uiterlijke, juridische structurering onvoldoende is om de lappendeken bijeen te houden. Het zou kunnen dat het christendom voor die eenheid opnieuw een voedingsbodem kan worden, maar alleen als het zichzelf op een heel andere manier op de kaart zet en de uitdagingen van de tijd aangaat.”
Internationaal
Brief uit Parijs
Paris, c’est nous! Parijs: stad van vrije geesten, maar ook van zwervers en relschoppers. Oud-scholar Wilco Versteeg schrijft over de scherpe contrasten in de Franse hoofdstad, waar hij woont en werkt. Frankrijk is waanzinnig geworden. De universele rechten van de mens, de slogan ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’, blijken overblijfselen van een tijdperk dat blijkbaar op zijn einde loopt; ze galmen nog wel, maar ketsen af op een dagelijkse werkelijkheid die iets heel anders laat zien. Marginalen Parijs is voor mij een stad van uitersten. Ze fascineert zoals ook Pasolini’s Salò fascineert: je blijft kijken, wordt steeds opnieuw geschokt; het spektakel trekt, maar het liefst zou je iets anders zien. De kloof tussen arm en rijk is zo enorm dat ze me doet twijfelen aan de menselijkheid van het leven in Parijs, of in elk geval aan de mogelijkheid om zelf mens te zijn. Vasthouden aan mijn gewoonte om aan elke dakloze die het vraagt geld te geven, zou in Parijs onafwendbaar een faillissement betekenen.
De Parijse mens is in opstand, net als in de tijd van Camus Parijs is de Europese stad met de grootste hoeveelheid sans-abri. Op mijn wandeling van de metro naar mijn werk kom ik dagelijks dezelfde zwervers tegen, weer of geen weer. Ze zijn als bakens in niemandsland: de enige mensen van wie je zeker weet dat je ze nog een keer zult zien in de eeuwige beweging die de stad op gang houdt. De meeste zwervers hebben een – ja, hoe noem je het? – een ‘huisdier’. Als gezelschap misschien, of om er wat extra geld mee op te halen, maar zeker ook om de politie mee op afstand te houden. Agenten pakken namelijk geen mensen met huisdieren op: zij zijn niet gemachtigd de dieren onder te brengen. Om klachten van dierenwelzijnsorganisaties te voorkomen, laat de politie ‘baasjes’ en hun viervoeters met rust. Het gevolg is een levendige ondergrondse handel in dieren. Zo zag ik kort geleden een ‘dealer’ vijf jonge katjes en een cavia uit zijn rugzak halen en aan een geïnteresseerde zwerver te koop aanbieden. Ik weet niet hoe het komt, maar waar ik ook ben, word ik aangesproken door marginalen: zwervers, alcoholisten, opgeschoten jongeren uit achterbuurten. Of zij de marginaliteit in mij herkennen, mij inschatten als iemand die ooit ook in een penibele situatie terecht zou kunnen komen? Hoe dan ook, interessant is het wel. Zo zat ik kort geleden bij de Eiffeltoren, waar twee jongeren opvallend dicht naast me neerstreken. Ze zagen me zitten, zeiden ze, en vonden mij “de juiste persoon” om als gezelschap bij het roken van een jointje te dienen. Of het niet gevaarlijk was om in het openbaar een joint te roken, vroeg ik. Daar werd mijn rol opeens duidelijk: zittend naast een blanke jongen kwamen ze minder snel in het vizier van les flics. De jongeren vertelden over klopjachten door de politie, en ook over rellen die de krant niet langer halen.
Wilco Versteeg, oud-scholar van Stichting Thomas More, is onderzoeker en docent aan Université Paris Diderot-Paris VII. Hij werkt aan een proefschrift over hedendaagse oorlogsfotografie.
Gevarenzone Parijs is een stad van revolte, sinds 2005 wereldberoemd door de rellerige banlieues, met hun regelmatige harde confrontaties tussen bewoners en niet bepaald zachtzinnig optredende agenten. Soms, vooral rond voetbalwedstrijden, slaat het geweld over naar het centrum. Ik woon tegenover een stadion en bevind me daardoor regelmatig in de gevarenzone. Ik hoor de relschoppers dan roepen: “Paris, c’est nous!”. Ze schreeuwen het uit, tegen de rijke burgerstad waarin voor hen geen plaats is. Ze slaan terug naar een Front National dat claimt dat Frankrijk niet voor hen is, en actualiseren daarmee in zekere zin het Paris nous appartient, Parijs behoort ons toe, uit de jaren ‘60. Gezien de scherpe tegenstellingen die zich van tijd tot tijd in geweldsuitbarstingen ontladen, is het niet vreemd dat Albert Camus de laatste tijd op hernieuwde belangstelling mag rekenen. Hij wordt geëerd met heredities van zijn werken, biografieën en talloze studies. De mens – de Parijse mens – is immers in opstand, en dat was in zijn tijd precies zo. l’Homme revolté – Camus hoefde maar uit zijn raam te kijken of hij zag de ene na de andere Sisyphus stenen gooien naar de almachtige staat. Il faut imaginer Sisyphe heureux. Ook dat is Parijs: naast zwervers die zich met huisdieren beschermen en boze uitgeslotenen die hun woede met tegelwerpen bekoelen, is er altijd nog, en altijd weer, het denken. De geest wil hier van geen wijken weten.
Een bedelaar met zijn honden in Parijs.
Foto: Elvin Hage/Flickr.com (creative commons)
9
ae b c et lude m e le d i t a t i e
De kijker bekeken Wat wil ze, de vrouw met de mango, die de kijker zo indringend aanstaart? Ruud Welten over Gauguins paradijselijke Tahiti.
Ik kijk naar het schilderij Trois Tahitiens dat Paul Gauguin in 1899 schilderde tijdens zijn verblijf op Tahiti. Een vreemd gevoel bekruipt mij. Ik kijk, maar ervaar onmiddellijk dat ook ik bekeken word: de vrouw met de mango in haar hand kijkt mij indringend aan en ik voel mij beschaamd, een voyeur. Ik kijk naar een leven dat niet het mijne is, maar door haar blik heeft zij mij al betrokken in het tafereel. De drie personen hebben geen zichtbaar contact met elkaar. De man die ik op de rug zie kijkt weg van de vrouw rechts, terwijl haar blik in het niets lijkt te staren. Wat wil ze, de vrouw met de mango? Vreemd, iets in haar blik zegt mij dat zij mij eerder zag dan ik haar. Zwijgend betrekt ze mij in haar wereld, die ik desondanks niet kan binnengaan. Maar haar blik spreekt meer dan welke woorden dan ook. Het tafereel lonkt mij naar het paradijselijke Tahiti dat allang niet meer bestaat; áls het al ooit heeft bestaan, behalve dan in de dromen van Gauguin. Ik blijf voyeur, betrapt. En toch: haar blik is zo indringend, ze laat me niet los.
10
Ruud Welten is als filosoof verbonden aan Tilburg University en als lector aan Saxion. Zijn meest recente boek is Het ware leven is elders. Filosofie van het toerisme (Klement 2013).
netwerk Eerste Frans Seda Lecture
Jos van Gennip eert de “Indonesische Cobbenhagen” Weinigen kennen nog zijn naam, maar hij heeft veel betekend voor de relatie tussen Nederland en Indonesië: katholiek denker en voorman Frans Seda. Oud-studiegenoten uit Tilburg richtten een stichting op om zijn gedachtengoed levend te houden, onder meer met een jaarlijkse lezing. Spreker Jos van Gennip, lang bevriend met Frans Seda, licht vast een tipje van de sluier op:“Seda was een onvermoeibaar bruggenbouwer.”
Peter Merkx was voor zijn pensionering o.a. werkzaam in diverse leidinggevende functies binnen het katholiek hoger onderwijs in Zuidoost-Azië en als internationaal directeur van de Stichting Porticus.
“Frans Seda leerde ik in 1963 kennen”, herinafwisselend in Indonesië en Nederland worden de katholieke missie hem op Flores, Java en in nert oud-senator en CDA-prominent Jos van uitgesproken, en in Indonesië worden gecomTilburg bood, en die vervolgens volledig ten Gennip zich. “Hij was destijds Minister van bineerd met de uitreiking van de Frans Seda nutte maakte van zijn vaderland Indonesië Plantages. Soekarno stond na lange tijd weer Awards voor voorbeeldig burgerschap. vanaf het moment dat de boot uit Nederland een Nederlandse delegatie toe Indonesië te hem op de kade van Surabaya afzette.” bezoeken. Wij bleven vrienden tot aan zijn Sociaal beleid Oud-studiegenoten van Seda richtten in dood in 2009. Voor mij is hij één van de Op 21 maart 2014 spreekt Jos van Gennip de 2012 de Frans Seda Foundation op. Doel van belangrijkste architecten van de opbouw van eerste Frans Seda Lecture uit, aan de de stichting is “het bevorderen, (doen) organiIndonesië en dé architect van het herstel van Universiteit van Tilburg. Aan diverse aspecten seren en financieren van gezamenlijke de failliete Indonesische economie na 1965.” van het werk en leven van zijn vriend wil Van Indonesisch-Nederlandse academische activiDe Indonesische politicus Frans Seda Gennip in zijn lezing aandacht besteden. “Om teiten die bestudering, actualisering en (1926-2009) is zeker in Nederland enigszins in te beginnen aan Frans Seda als onvermoeibaar verspreiding van het gedachtegoed van Frans de vergetelheid geraakt. Volgens Van Gennip bruggenbouwer, onder meer in de relatie Seda beogen.” Stichting Thomas More is komt dat door zijn bescheidentussen Indonesië en Nederland, heid. “Hij bleef liever buiten maar ook in de verhouding de schijnwerpers.” Toch was tussen de katholieke minderheid hij een staatsman van formaat, en de islamitische meerderheid en bovendien een denker in Indonesië. Vervolgens wil ik wiens ideeën het doorgeven het hebben over Frans Seda als waard zijn. “Ik zie hem als een architect van de sociaal-economibruggenbouwer”, vertelt Van sche opbouw. Als Minister van Gennip, “tussen continenten, Plantages heeft hij Indonesië regio’s, landen, culturen en behoed voor de klassieke fout van religies. Hij was een intellectueen snelle industrialisatie ten eel, kenner en boodschapper koste van de landbouw. Daarmee van de christelijke sociale leer, voorkwam hij dat de afhankelijken een man-van-de-praktijk heid van import van primaire Mr. Jos van Gennip Foto: Sebastiaan ter Burg/WikiCommons (creative commons) met briljante ideeën over goederen zoals rijst nog groter armoedebestrijding op macrowerd. Als Minister van Financiën en microniveau. Zijn leven lang heeft hij zich gaf hij het land politiek, financieel en econobetrokken geweest bij de uitwerking van de onvermoeibaar ingezet voor minderheden.” misch zelfvertrouwen en lukte het hem de drie kernprogramma’s van de Frans Seda hollende inflatie te stoppen.” Foundation. Naast een beurzenprogramma Wonderlijk verhaal “Tenslotte zal ik aandacht geven aan zijn voor masterstudenten geïnteresseerd in Seda wordt wel “de Indonesische opvattingen over economie en ethiek. Het algeonderwerpen binnen het brede kader van civil Cobbenhagen” genoemd. In 1960 richtte hij meen welzijn stond bij hem steeds voorop. In society development, gaat de aandacht van de de Atma Jaya Universiteit op, naar Tilburgs zijn denken dient de markt te worden gereIndonesische en Nederlandse bestuursleden voorbeeld. Van 1950 tot 1956 had Seda econogeerd door de ethiek. Daarin klinkt zijn vooral uit naar de organisatie van een jaarlijks mie gestudeerd in Tilburg, waar professor Tilburgse opleiding met aandacht voor de socibesloten seminar waar twintig jonge, dynamiMartinus Cobbenhagen hem blijvend zou ale leer in alle duidelijkheid door. Seda verzette sche leiders samen zoeken naar antwoorden inspireren in zijn veelzijdige carrière als politizich tegen zijn collega-ministers, opgeleid in op kernvragen rakende aan de richting en cus, minister, diplomaat, presidentieel adviChicago, die opteerden voor puur economische inrichting van de samenleving in beide landen. seur, zakenman, katholiek voorman en univergroeimodellen. Seda beklemtoonde en praktiEen derde belangrijke activiteit is de Frans sitair bestuurder. Van Gennip: “Zijn leven is seerde de aandacht voor een sociaal beleid.” Seda Lecture, een jaarlijkse openbare rede over het wonderlijke verhaal van een kind, geboren diverse thema’s op het gebied van ethiek en de Meer informatie en aanmelden: op het kleine en arme eiland Flores, dat alle (internationale) publieke zaak, zoals die gestalte
[email protected] kansen tot onderwijs en vorming aangreep die kreeg in het leven en werk van Seda. De rede zal
11
column
Passie “Ik zou zo graag een passie willen hebben”, schrijft ene Sjaak op het online forum van Psychologie Magazine. “Mijn werk is aardig, maar ik haal er niet echt voldoening uit, zoals ik bij sommige mensen zie. Ik heb geprobeerd te bedenken wat voor baan dat me wel zal geven, maar ik kan er geen bedenken. Ik sport, maar ik doe dit alleen omdat het moet voor mijn lichaam. Mijn vrije tijd besteed ik aan nutteloze dingen, Foto: Dick van Aalst zoals tv-kijken. Soms doe ik creatieve dingen, maar ik ben daar dan snel op uitgekeken, misschien omdat ik snel verveeld ben, misschien niet kan doorzetten of snel afgeleid ben.” Sjaak heeft geen passie en zou er dolgraag een willen hebben. Anderen lijken juist wel heel snel een passie te hebben. Ze kakelen opgewekt over koken, tuinieren of postzegels verzamelen alsof hun leven ervan afhangt. Weer anderen drukken zich wat voorzichtiger uit. Ze hebben geen passies, maar ‘passies’. Met die aanhalingstekens geven ze aan dat ze het eigenlijk over doodgewone hobby’s hebben. Ze lijken te erkennen dat het begrip passie op wat ‘verhevener’ zaken van toepassing is. Niet op dingen die we ‘voor de aardigheid’ doen, gewoon ‘leuk’ vinden.
colofon More is een uitgave van Stichting Thomas More en wordt toegezonden aan donateurs en belangstellenden. Voor het aanvragen van een gratis abonnement kunt u een bericht sturen naar het secretariaat;
[email protected]. Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting, vormt een netwerk van op mens en maatschappij betrokken hoger opgeleiden: kritisch reflecterende mannen en vrouwen die boven de horizon van hun studie en beroep weten uit te stijgen. Zij zijn in staat om na te denken over het grotere geheel en hun plaats daarin. Zo kunnen zij in onze maatschappij het verschil maken: kunnen zij ‘More’ zijn. Velen in het netwerk weten zich gesteund door de rijke en veelkleurige katholieke traditie, die hen helpt bij het scherp stellen van de fundamentele vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en maatschappelijk leven worden geconfronteerd. Stichting Thomas More heeft de ANBI-status, d.w.z. is een Algemeen Nut Beogende Instelling. Voor haar activiteiten is zij geheel afhankelijk van bijdragen
en
schenkingen
van
particulieren
en
organisaties. Ook u kunt ons helpen, op een voor u fiscaal aantrekkelijke manier. Kijk voor meer informatie
Drang Ons begrip ‘passie’ is ontleend aan het Latijnse passio, dat ‘lijden, ondergaan’ betekent. Die betekenis herkennen we in onze woorden ‘patiënt’ en ‘passief’. Later werd ‘passie’ ook de aanduiding voor het Bijbelse lijdensverhaal van Jezus. Behalve in de betekenis van ‘lijden’, Je kiest niet actief je passies gebruiken we ‘passie’ ook als synoniem voor uit; zij kiezen eerder jou ‘hartstochtelijk’ of ‘emotioneel’, in bijzonder wanneer we het over de liefde hebben. En in het dagelijks taalgebruik zeggen we tegenwoordig dat je een passie hebt als je een drang ervaart die je niet kunt weerstaan, als je moet voldoen aan een appel dat op je wordt gedaan. Deze kleine etymologie maakt duidelijk dat zieke en gepassioneerde mensen iets gemeenschappelijk hebben: ze zijn allebei lijdend voorwerp. Ze ondergaan iets waarop ze zelf maar weinig invloed kunnen uitoefenen. Wanneer je ergens gepassioneerd over bent, is dat een signaal dat iets jou heeft gegrepen, in plaats van dat jij iets grijpt. Je kiest niet actief je passies uit; zij kiezen eerder jou. Dat kan zelfs uit de hand lopen. Je passie kan je hele leven gaat beheersen, een obsessie worden waarvoor alles moet wijken, zelfs je gezondheid of je huwelijk.
op onze website. Adres
Walpoort 10, 5211 DK ’s-Hertogenbosch
Telefoon
073 - 657 90 17
Internetadres
www.thomasmore.nl
E-mail
[email protected]
Bankrekening
22.51.80.634, ten name van
Stichting Thomas More,
’s-Hertogenbosch
IBAN
NL18FVLB0225180634
BIC code
FVLBNL22
Redactieraad Redactie
Wouter Sanderse Oud-scholar, lector beroepsethiek aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg.
12
Joost van der Net, Anton de Wit (eindredacteur)
Dianne Dekker (redactieassistente)
Druk & lay-out
Drukkerij Dekkers van Gerwen,
’s-Hertogenbosch
ISSN 2210-7312
Sjaak leidt best een actief leven: hij werkt, sport, kijkt tv en doet creatieve dingen. Maar ze boeien hem niet. Hij sport niet voor de lol. Zijn werk geeft geen voldoening, maar hij kan geen alternatief bedenken. Hij kijkt nutteloze programma’s, maar het lukt hem niet van de bank af te komen. Hij is, kortom, verveeld. Niet op de manier waarop we verveeld zijn als we op de trein wachten of een slechte lezing bijwonen. Het is een verveling die uit hemzelf komt, zou filosoof Awee Prins zeggen. Terwijl we alles hebben wat ons hartje begeert, ontbreekt een doel, waarde, iets om voor te leven, en het bijbehorende enthousiasme, de bijhorende energie. Die verveling kunnen we op verschillende manieren te lijf gaan. Door de tijd met hobby’s te verdrijven. Door al bungeejumpend weer het gevoel te krijgen dat er iets op het spel staat. Sjaak doet dat niet. Hij dekt zijn verveling niet toe, maar kaart haar juist aan op het forum. Ik hoop dat het hem lukt om niet gelijk toe te happen wanneer ‘lotgenoten’ hem tips voor een actiever leven gaan geven. Het zou mooi zijn als hij zichzelf toestaat af en toe verveeld te zijn. Wanneer hij zich niet halsoverkop op een passie stort, kan hij zich de vraag blijven stellen naar wat in het leven van waarde is.
Liesbeth Eugelink, Joan Hemels, Ben Spekman