............................................................................................
Monitor OGGZ 2008-2009 Zuid-Holland Noord
Omvang risicogroepen en cliëntgroepen ten aanzien van preventie, signalering, opvang, zorg en rehabilitatie in de Openbare Geestelijke GezondheidsZorg
Colofon Opdrachtgever: gemeente Leiden Uitvoering: GGD Hollands Midden Auteur: Hanneke Tielen, epidemioloog Foto omslag: De Schuilplaats Leiden Publicatienummer: 11003 Rapport downloaden: www.ggdhm.nl Rapport bestellen:
[email protected]
januari 2011
2
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING ................................................................................................................. 5 1
Achtergrond en beleidscontext .................................................................................. 7 1.1 1.2
2
Opzet en inhoud monitor ........................................................................................... 11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3
Dagbesteding ........................................................................................................................ 61 Begeleid wonen ..................................................................................................................... 63 Ex-gedetineerden en veelplegers ......................................................................................... 65 Conclusies ............................................................................................................................. 70
Overlap tussen instellingen ...................................................................................... 73 7.1 7.2 7.3
8
Maatschappelijke opvang...................................................................................................... 43 Verslavingszorg ..................................................................................................................... 46 Case management en outreachende zorg ............................................................................ 51 Schuldhulpverlening .............................................................................................................. 54 Conclusies ............................................................................................................................. 58
Rehabilitatie en woonbegeleiding............................................................................. 61 6.1 6.2 6.3 6.4
7
Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk .............................................................. 29 Dreigende huisuitzettingen.................................................................................................... 32 Crisishulp............................................................................................................................... 35 Huiselijk geweld .................................................................................................................... 37 Conclusies ............................................................................................................................. 41
Opvang en zorg .......................................................................................................... 43 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
6
Uitkeringsgerechtigden ......................................................................................................... 21 Schulden/ moeite met rondkomen ........................................................................................ 22 Alleenstaande ouders ........................................................................................................... 24 Omvang risicogroepen .......................................................................................................... 25 Vergelijking 2009 met 2007................................................................................................... 26 Conclusies ............................................................................................................................. 27
Signalering ................................................................................................................. 29 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
Risicofactoren sociale uitsluiting ........................................................................................... 11 OGGZ-ladder......................................................................................................................... 13 Omvangschatting risicogroepen........................................................................................... 14 Gegevens en bronnen ........................................................................................................... 16 Overlap cliëntregistraties ....................................................................................................... 17 Vergelijking gemeenten ......................................................................................................... 18 Wijzigingen ............................................................................................................................ 20
Preventie..................................................................................................................... 21 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
Inleiding ................................................................................................................................... 7 Landelijke en regionale ontwikkelingen .................................................................................. 7
Kenmerken cliëntpopulatie .................................................................................................... 73 Overlap tussen instellingen ................................................................................................... 74 Conclusies ............................................................................................................................. 76
Gemeenten vergeleken .............................................................................................. 77 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Risicoscores .......................................................................................................................... 77 Signaleringsscores ................................................................................................................ 78 Zorgscores ............................................................................................................................ 79 Samengestelde scores .......................................................................................................... 79 Relatie met aantal inwoners en stedelijkheidsgraad ............................................................. 81 Conclusies ............................................................................................................................. 82
Gegevensleveranciers ...................................................................................................... 85 Literatuur ........................................................................................................................... 87
3
4
SAMENVATTING Met de Monitor OGGZ 2008-2009 heeft de GGD Hollands Midden voor de vierde keer systematisch gegevens verzameld voor preventie, signalering, opvang, zorg en rehabilitatie met betrekking tot het OGGZ-beleid. Risicogroepen zijn geschat op basis van de 2009-gezondheidspeiling van de GGD Hollands Midden en CBS-gegevens. Bij een groot aantal instellingen zijn cliëntgegevens opgevraagd. Preventie Drie groepen bij wie risicofactoren voor sociale uitsluiting vaak tegelijkertijd voorkomen zijn uitkeringsgerechtigden, mensen met schulden of grote moeite om rond te komen en alleenstaande ouders. Ongeveer 20% van de 20 tot en met 64-jarigen (circa 64.000 mensen) behoort tot tenminste één van deze groepen. Ongeveer 14.000 personen hebben ernstige psychische klachten, 20.500 personen hebben ernstige lichamelijke gezondheidsklachten en circa 5.000 personen hebben zowel ernstige psychische als ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. In 2009 is het aantal uitkeringsgerechtigden en eenoudergezinnen toegenomen ten opzichte van 2007. Signalering Het totaal aantal gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast en het Zorgoverleg Katwijk schommelt al drie jaar rond de 1.000 per jaar. Er is een toename van meldingen voor dreigende huisuitzetting, financiële problemen en energieafsluiting. Dit komt door convenanten die het Meldpunt heeft gesloten met woningcorporaties en energieleveranciers. De doelstelling voor 2013 van het Regionaal Kompas is een afname van het aantal huisuitzettingen met 75% ten opzichte van 2008. In 2009 zijn 108 huishoudens uitgezet en dit is een toename ten opzichte van 2008. Het aantal opgevangen personen in de crisisopvang van De Binnenvest neemt vanaf 2007 elk jaar af tot 104 in 2009. De extra inspanningen om de uitstroom te bevorderen die in 2007 leidden tot een toename van het aantal opgevangen personen lijkt in 2009 te zijn uitgewerkt. Vanaf 2007 is het aantal personen met een crisisinterventie door GGZ Rivierduinen elk jaar toegenomen tot bijna 3.000 in 2009. Ongeveer 40% van deze cliënten was in 2008 en/of 2009 al bekend bij de GGZ. In 2008 zijn 1.880 incidenten huiselijk geweld geregistreerd bij de politie (36 incidenten per 10.000 inwoners; landelijk 39/10.000 inwoners). In 2009 kregen 38 daders een tijdelijk huisverbod opgelegd. In 2008 zijn bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling betreffende 1.428 kinderen meldingen binnengekomen. In Zuid-Holland wordt relatief veel kindermishandeling gemeld. Opvang en Zorg De doelstelling van het Regionaal Kompas voor 2013 is een afname van 75% van het aantal daklozen ten opzichte van de schatting in 2005. Het aantal feitelijk daklozen is in 2009 met ongeveer een derde gedaald ten opzichte van 2005 van bijna 500 naar iets meer dan 300. Maar er wordt wel veel gebruik gemaakt van de dagopvang. In 2009 zijn bij de Dagopvang Leiden van De Binnenvest 1.051 personen ingeschreven, ongeveer evenveel als in 2008. De Schuilplaats in Leiden heeft ongeveer 100 bezoekers per keer. Het aantal bezoekers van het Open Venster in Alphen aan den Rijn is in 2009 sterk toegenomen (434 bezoekers) ten opzichte van het jaar ervoor (215 bezoekers). En het inloophuis van De Brug in Katwijk telt ongeveer 100 bezoekers per jaar. Ook de Nachtopvang Leiden wordt goed bezocht: 228 personen in 2009, een toename ten opzichte van het voorgaande jaar. Het aantal cliënten bij Brijder Verslavingszorg schommelt de laatste drie jaar tot en met 2009 rond de 1.800, van wie 249 cliënten methadon krijgen. Bij De Brug in Katwijk neemt het aantal cliënten toe 5
van 181 in 2007 naar 230 in 2009. Een derde van de cliënten van De Brug komt van buiten ZuidHolland Noord. Het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg heeft in 2009 contact gehad met 96 verslaafden. Het aantal cliënten is in 2009 afgenomen ten opzichte van 2007. Het outreachende team van De Binnenvest bereikt steeds meer mensen. In 2009 heeft zij met 149 cliënten contact gehad. In 2007 was dit nog met 69 mensen. Er treedt bovendien een verschuiving op naar een gemiddeld jongere leeftijd van de cliënten. Eén persoon heeft zowel met het outreachende team van De Binnenvest als met het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg contact gehad. In 2009 zijn 562 cliënten met GGZ-case management. Dit aantal is stabiel in de afgelopen drie jaar. Het aantal aanvragen schuldhulpverlening is tussen 2007 en 2009 sterk toegenomen van 1.140 naar 1.643. Het percentage aanvragen dat tot een schuldregeling leidt is ook gestegen van 13% naar 30%. Rehabilitatie en begeleid wonen Het aantal bezoekers van de drie GGZ-dagactiviteitencentra is in de afgelopen drie jaar rond de 1.400. Bij De Binnenvest hebben 111 daklozen in 2009 met de Veegploeg meegewerkt. Dit is een afname ten opzichte van 2007. In het Sociaal Pension van De Binnenvest schommelt het aantal bewoners tussen de 39 en 48 personen per jaar. Het aantal cliënten in beschermd wonen-huizen van GGZ Rivierduinen blijft in de drie jaren tot en met 2009 vrijwel constant 195. Het aantal personen dat van De Binnenvest woonbegeleiding krijgt is in 2009 sterk toegenomen ten opzichte van 2007 van 142 naar 356 personen. Ook voor GGZ Rivierduinen is in 2009 het aantal cliënten met woonbegeleiding sterk toegenomen ten opzichte van 2007 van 331 naar 559 cliënten. In 2009 zijn bijna 600 personen uit detentie ontslagen. De helft heeft korter dan een maand gezeten en negen op de tien korter dan een jaar. Naar schatting komt 40% in aanmerking voor nazorg. In Katwijk melden per jaar ongeveer 24 personen zich aan voor het project re-integratie verslaafde exgedetineerden. In 2009 kregen 15 personen een mentor toegewezen. In Leiden worden ongeveer 40 ex-gedetineerden per jaar opgevangen in het Exodushuis. Ongeveer de helft stroomt positief uit. In 2009 zijn in Zuid-Holland Noord 37 minderjarige veelplegers geregistreerd en 519 volwassen veelplegers. In verhouding iets minder dan het landelijk gemiddelde. Het aantal geregistreerde minderjarige en volwassen veelplegers is in de afgelopen drie jaar niet veel veranderd. Overlap tussen cliëntregistraties In 2009 deelt Brijder Verslavingszorg 438 cliënten met of GGZ Rivierduinen, of De Binnenvest of De Brug. De overlap met GGZ Rivierduinen is even groot als die met De Binnenvest. Van GGZ Rivierduinen staan 337 cliënten ook ingeschreven bij één van de overige drie instellingen. De grootste overlap is met Brijder Verslavingszorg. De Binnenvest deelt 296 cliënten met één van de overige instellingen. De grootste overlap is met Brijder Verslavingszorg. En tenslotte overlapt een derde deel van de cliënten van De Brug met de overige instellingen (51 personen). De overlap met GGZ Rivierduinen en Brijder Verslavingszorg is ongeveer even groot. Gemeenten vergeleken Naarmate gemeenten minder inwoners hebben of minder verstedelijkt zijn, wonen er minder mensen uit risicogroepen, wordt er naar rato van aantal inwoners minder gesignaleerd en zijn minder mensen in zorg. Noordwijkerhout valt op omdat zij als kleine weinig verstedelijkte gemeente hoog scoort op risicogroepen, signalering en zorg. Zoeterwoude, Noordwijkerhout en Hillegom hebben meer inwoners die tot de risicogroep behoren dan verwacht op basis van inwonertal en stedelijkheidsgraad. Daarnaast combineert Hillegom een hoge signaleringsscore met een lage zorgscore. In Rijnwoude is het precies andersom: een lage signaleringsscore met een hoge zorgscore. 6
1
Achtergrond en beleidscontext
1.1
Inleiding
Elke twee jaar verzamelt de GGD Hollands Midden gegevens over sociaal kwetsbare groepen in de samenleving in de regio Zuid-Holland Noord. Dit rapport beschrijft de resultaten van de 1
2
gegevensverzameling in 2010. Eerdere gegevensverzamelingen vonden plaats in 2004 , 2006 en 3
2008 . Doel van de monitor Het doel van de monitor is het volgen van ontwikkelingen in aard en omvang van doelgroepen voor maatschappelijke opvang-, OGGZ- en verslavingsbeleid. De monitor volgt risicogroepen in de bevolking, de zorgconsumptie en het gebruik van voorzieningen in de tijd. De drie beleidsterreinen hebben een sterke overlap van doelgroepen (zie kader). Door samenvoegen van deze beleidsterreinen in één Wet Maatschappelijke Ondersteuning streeft men een verbeterde onderlinge afstemming na. Maatschappelijke opvang is een verzamelnaam voor diverse vormen van opvang voor kwetsbare groepen in de samenleving, bijvoorbeeld dak- en thuislozen of ex-psychiatrische patiënten. De voorzieningen variëren van het bieden van simpel onderdak tot meer intensieve vormen van begeleiding en rehabilitatie. De OGGZ is een containerbegrip voor alle activiteiten op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg die niet op geleide van een vrijwillige, individuele hulpvraag worden uitgevoerd. Het belangrijkste element hieruit is dat er geen vraag om zorg is van de personen op wie de hulp zich richt. Niet de persoon zelf, maar derden brengen de hulp op gang. Preventie van psychische problemen is inbegrepen, onder andere gericht op externe omstandigheden die de problematiek mede veroorzaken of in stand houden. De ambulante verslavingszorg helpt verslaafden omgaan met hun verslaving, waarbij zij zoveel mogelijk re-integreren in de samenleving. De drie beleidsterreinen hebben gemeen dat zij zijn gericht op personen die op één of meer maatschappelijke terreinen zijn uitgesloten of waarvoor uitsluiting dreigt. Het gaat om sociale participatie, sociale integratie, eerste levensbehoeften, toegang tot huisvesting, werk, opleiding, gezondheidszorg, hulpverlening en diensten.
1.2
Landelijke en regionale ontwikkelingen
Een aantal ontwikkelingen beïnvloedt de keuze van indicatoren voor de monitor. Hieronder worden ze kort beschreven. Het gaat om: - invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning per 1-1-2007 - beleidsvisie Zuid-Holland Noord 2006-2009 - Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord Met volle kracht vooruit 2008-2013 - Inspectie Openbare Gezondheidszorg basisset indicatoren 2010
7
1.2.1
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) beschrijft de gemeentelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg als volgt: ‘Het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg’. (Staatsblad Koninkrijk der Nederlanden, 4 2006) Voor de uitvoering van de wet zijn negen prestatievelden geformuleerd. De monitor verzamelt gegevens over de laatste drie prestatievelden: 7. maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, adviesen steunpunten huiselijk geweld, 8. OGGZ, de openbare geestelijke gezondheidszorg en 9. ambulante verslavingszorg. Het doel van de WMO is dat iedereen moet kunnen meedoen in de maatschappij, maar wel zoveel mogelijk op eigen kracht en met eigen verantwoordelijkheid. Het doel van de OGGZ is het vroegtijdig signaleren en beïnvloeden van risicofactoren en beschermende factoren met het oog op het voorkomen en verminderen van uitsluiting en het realiseren van een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen. Dit vraagt een inspanning van gemeenten ten aanzien van kwetsbare burgers, die graag willen meedoen, maar weinig zelfredzaam zijn.
1.2.2
Beleidsvisie Zuid-Holland Noord
De gemeente Leiden heeft voor de periode 2006-2009 voor de regio Zuid-Holland Noord 5
beleidsdoelen geformuleerd in de nota ‘Iedereen telt’ (Gemeente Leiden, 2006) . De nota kwam een jaar voor de invoering van de WMO uit, maar anticipeert hier wel al op. De uitgangspunten zijn: •
Dakloosheid en ernstige verslavingsproblemen zoveel mogelijk voorkomen.
•
Ervoor zorgen dat mensen die dakloos of ernstig verslaafd zijn goed worden opgevangen.
•
Waar en voor wie dit enigszins mogelijk is de weg vrij maken naar maatschappelijk herstel.
•
Beperken van de overlast die sommigen van deze mensen voor hun omgeving veroorzaken.
Het accent van het beleid dient te liggen op het beperken van de instroom in voorzieningen die bedoeld zijn als laatste vangnet en op het versnellen van de uitstroom uit deze voorzieningen door middel van een actieve begeleiding naar maatschappelijk herstel. Deze doelstelling sluit aan bij het plan van aanpak ‘Regionaal Kompas’.
1.2.3
Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord
Het Regionaal Kompas Volle kracht vooruit 2008-2013 Zuid-Holland Noord is een uitvoeringsagenda behorend bij de beleidsnota ‘Iedereen telt’. Het is de regionale uitwerking van het ‘Stedelijk Kompas’ om de aanpak van dakloosheid en daarmee samenhangende problemen een extra impuls te geven 6
(gemeente Leiden, 2008) .
8
Beoogd resultaat van het Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord in 2013: 1
alle daklozen in deze regio zijn in beeld en voorzien van een trajectplan
2
huisuitzettingen is met 75% afgenomen
3
er is altijd vervolgopvang geregeld indien een huisuitzetting onvermijdelijk is
4. het aanbod aan (al dan niet begeleide) woonvormen en zorgvoorzieningen is zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht toereikend om alle trajectplannen te kunnen realiseren 5. het totaal aantal daklozen is verminderd met 75% 6. de ervaren overlast als gevolg van dakloosheid is afgenomen met 25% Voor de uitvoering van de benodigde activiteiten zijn vijf themagroepen in het leven geroepen die aansluiten bij de prioriteiten van het Regionaal Kompas. Themagroep
1. sluitende aanpak ter voorkoming van huisuitzettingen 2. persoonsgerichte aanpak (PGA) 3. uitbreiding van (woon)voorzieningen 4. bevordering maatschappelijke participatie 5. uitbreiding voorzieningen en mogelijkheden voor dagbesteding
De themagroepen worden bemenst vanuit een groot aantal instellingen: maatschappelijke opvang, GGZ, verslavingszorg, maatschappelijk werk, politie, woningcorporaties, schuldhulpverlening, welzijnswerk, Re-integratie Leiden, Meldpunt Zorg en Overlast en de gemeente. Indirect zijn betrokken: CIZ/Zorgkantoor, thuiszorg en instellingen voor verstandelijk gehandicapten (MEE en GEMIVA). De regie van het proces om tot de beoogde resultaten te komen ligt bij de centrumgemeente Leiden. Een werkconferentie in april 2007 vormde het startschot voor een gezamenlijke regionale uitwerking van de vijf speerpunten van het Stedelijk Kompas. Vanaf dat moment zijn de betrokken instellingen, onder leiding van de gemeenten in samenwerking met het Zorgkantoor, aan de slag gegaan met de opzet van een Regionaal Kompas. In mei 2008 en oktober 2009 zijn een tweede en derde conferentie gehouden. Een overzicht van de behaalde resultaten tot nu toe staat in de brochure van de gemeente Leiden ‘Iedereen onder dak! Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord, januari 2010’.
1.2.4
Inspectie Openbare Gezondheidszorg
De Inspectie voor de Gezondheidszorg voert haar toezicht steeds meer selectief en risicogericht uit. Voor de openbare gezondheidszorg geldt vanaf 2008 dat de inspectie met een aantal indicatoren risico’s wil opsporen. Hiertoe heeft zij een basisset indicatoren openbare gezondheidszorg opgesteld 7
(IGZ, 2007) . Eén van de indicatoren is ‘risicogroepen OGGZ’. Deze indicator was in 2007 samengesteld uit negen risicogroepen. De
indicatoren
(dreigende)
huisuitzettingen,
aanvragen
schuldhulpverlening,
veelplegers,
harddrugsverslaafden en residentieel daklozen zijn gestandaardiseerd door de werkgroep Onderzoek 8
en registratie OGGZ van de vakgroep Epidemiologie van GGD Nederland (GGD Nederland, 2010) . De indicatoren zijn in 2010 opgenomen in de Basisset publieke gezondheidszorg 2010 van de Inspectie
voor
de
woningvervuilingen,
Gezondheidszorg bemoeizorgklanten
9
(IGZ, in
2010) . zorg
en
De
indicatoren
overlastmeldingen,
multiprobleemgezinnen
zijn
niet
gestandaardiseerd. Dit bleek vooralsnog niet mogelijk door gebrek aan eenduidige definities en de verscheidenheid aan vindplaatsen. 9
10
2
Opzet en inhoud monitor
2.1
Risicofactoren sociale uitsluiting
Het centrale thema van de WMO is dat ‘iedereen – jong en oud, gehandicapt en niet-gehandicapt, autochtoon en allochtoon, met en zonder problemen – volwaardig aan de samenleving kan 10
deelnemen’ (ministerie VWS, 2004) . De mensen die tot de doelgroepen van de OGGZ behoren, doen juist niet (voldoende) mee, zijn uitgesloten of dreigen te worden uitgesloten van de maatschappij. De risicogroepen voor sociale uitsluiting zijn zeer heterogeen en de problemen heel divers. De kenmerken die zij met elkaar delen worden hieronder beschreven aan de hand van het model sociale 11
uitsluiting van Gerda Jehoel-Gijsbers (2004) . De twee centrale kenmerken van sociale uitsluiting zijn 1) er is sprake van een tekort of achterstand op zowel het culturele als economische vlak met 2) het ontbreken van toekomstperspectief. Culturele uitsluiting •
achterstand sociale participatie: onvoldoende deelname aan formele en informele sociale netwerken, inclusief vrijetijdsbesteding; onvoldoende sociale ondersteuning; sociaal isolement; onvoldoende sociale betrokkenheid; voor allochtonen: ontbreken van contact met autochtonen.
•
achterstand culturele integratie: onvoldoende naleving van centrale waarden en normen behorend bij actief sociaal burgerschap; gering arbeidsethos; geringe opleidingsbereidheid; niet stemmen; misbruik sociale zekerheid; delinquent gedrag; afwijkende pedagogische opvattingen; afwijkende opvattingen over rechten en plichten van vrouwen/mannen.
Economische uitsluiting •
materiële achterstand (armoede): tekort aan middelen voor elementaire levensbehoeften en materiële goederen; ‘life style’ deprivatie; problematische schulden; betalingsachterstanden (m.n. woonlasten); geen mogelijkheid om geld te lenen.
•
geen toegang tot ‘social rights’ ((semi-)overheidsinstellingen): wachtlijsten en/of (financiële) drempels voor gezondheidszorg, onderwijs (m.n. ten behoeve van kinderen), huisvesting, rechtsbijstand,
maatschappelijke
dienstverlening,
schuldhulpverlening,
arbeidsbemiddeling,
sociale zekerheid, maar ook zakelijke dienstverlening zoals banken en verzekeringsinstellingen; onvoldoende veiligheid en leefbaarheid woonomgeving. Een groot aantal factoren verhoogt het risico op sociale uitsluiting. Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste. Met andere woorden, de factoren die de sterkste samenhang hebben met sociale 11
uitsluiting (Jehoel-Gijsbers, 2004) . Risicofactoren kunnen worden ingedeeld in wel en niet beïnvloedbaar door beleid. Hieronder staan de twee soorten risicofactoren op een rij. In elke rij staat de belangrijkste risicofactor met de sterkste samenhang met uitsluiting bovenaan en de factor met de zwakste samenhang onderaan.
11
Mate van samenhang van risicofactoren met sociale uitsluiting Samenhang met Niet beïnvloedbaar Beïnvloedbaar sociale uitsluiting Alleenstaande ouder Niet-westers allochtoon Lage opleiding vader Alleenstaand
Sterker
Gering psychisch welbevinden Slechte gezondheid Werkloos Laag inkomen Uitkeringsgerechtigd Slechte beheersing Nederlandse taal a Geringe ICT-vaardigheden Lage opleiding
Zwakker
Twee niet beïnvloedbare factoren ontbreken in dit rijtje, namelijk leeftijd en geslacht. Hogere leeftijd is eerder een beschermende dan een risicofactor. Met het ouder worden neemt het risico op uitsluiting af. Vrouwen wijken nauwelijks af van mannen, waarschijnlijk omdat veel uitsluitingskenmerken op huishoudniveau spelen. Alleenstaande ouders vormen een uitzondering. Zij zijn meestal vrouwen en het verhoogde risico treft dan ook vooral vrouwen. Cumulatie van risicofactoren Eén risicofactor alleen leidt meestal niet tot sociale uitsluiting. Naarmate er meer risicofactoren worden gecombineerd wordt de mate van sociale uitsluiting steeds groter. Hieronder staan voor de groep onder de 65 jaar en 65-plussers de combinatie van risicofactoren die een groot effect hebben 11
op de mate van sociale uitsluiting (Jehoel-Gijsbers, 2004) . Onder 65 jaar Gering psychisch welbevinden Slechte gezondheid Laag inkomen Uitkeringsgerechtigd/werkloos
65-plus Gering psychisch welbevinden Slechte gezondheid Laag inkomen Niet verrichten van onbetaalde arbeid/ vrijwilligerswerk
Bovenstaande combinatie van belangrijkste risicofactoren voor sociale uitsluiting is voor volwassenen en ouderen gelijk. Wanneer deze combinatie optreedt, voegen andere risicofactoren nog maar weinig toe. Alle vier de risicofactoren hebben een direct effect op sociale uitsluiting. Sociaal uitgesloten raken is een proces dat zich in de tijd afspeelt. Oorzaken en gevolgen kunnen elkaar in de loop der tijd afwisselen. Vooral een gering psychisch welbevinden lijkt eerder een gevolg dan oorzaak te zijn van uitgesloten zijn. Kanttekening Bovenbeschreven risicofactoren zijn niet specifiek voor sociale uitsluiting. Nagenoeg dezelfde zijn ook vastgesteld in relatie tot het ontstaan van psychische stoornissen, probleemgedrag en verslaving 12
(Wolf, 2006) .
a
Niet alleen computervaardigheden maar ook basisvaardigheden zoals geld kunnen pinnen en kaartje voor het openbaar vervoer uit een automaat kunnen trekken
12
2.2
OGGZ-ladder
Voor de opzet en indeling van de monitor is gebruik gemaakt van de zogenaamde OGGZ-ladder 12
(Wolf, 2006) . De OGGZ-ladder geeft het proces van sociale uitsluiting weer. Zie onderstaand schema. Op trede nul staat de algemene bevolking. Men heeft een redelijke tot goede gezondheid, doet actief mee in de maatschappij en kan tegenslagen opvangen dankzij voldoende sociale steun. Bij de eerste trede gaat het om uiteenlopende risicogroepen waarbij sprake is van verminderd welzijn en minder goed in staat eigen problemen op te lossen. Dank zij voldoende steun van familie en vrienden, blijven de problemen beheersbaar. Op de tweede trede nemen de problemen in ernst toe. Er is sprake van opeenstapeling van problemen en ze houden langer aan. Steun uit de omgeving is gebrekkig of valt weg. De situatie is kwetsbaar en kan na een ingrijpende gebeurtenis snel verslechteren.
OGGZ-ladder preventie
algemene bevolking
signalering vroeginterventie
0 1
2
opvang en zorg
3 4
rehabilitatie herstel
feitelijk daklozen
Op de derde trede worden mensen afhankelijk van voorzieningen voor maatschappelijke opvang, psychiatrische en/of verslavingszorg. Zij hebben uiteenlopende, vaak meervoudige problemen. De afhankelijkheid van opvang en zorg kan tijdelijk of langdurig zijn. Op de vierde trede is de bodem van het bestaan bereikt. Deze feitelijk daklozen hebben geen huisvesting. Zij maken beperkt gebruik van de opvang- en zorgvoorzieningen. Zij overnachten op straat, vinden tijdelijk onderdak bij vrienden of familie, of komen bij de nachtopvang.
13
Op elke trede is een aantal interventies mogelijk door gemeente en instellingen. Op de nulde en eerste trede is preventie aan de orde. De tweede trede vraagt om signalering en vroeginterventie en toeleiding naar zorg. Op de derde en vierde trede hebben mensen passende opvang en zorg nodig. Bij elke trede kunnen gemeente en instellingen actief bijdragen aan rehabilitatie en herstel. De
opzet
van
de
monitor
volgt
de
treden
van
de
OGGZ-ladder
met
de
functies
(interventiemogelijkheden) die daarbij horen. De verzamelde gegevens zijn geordend volgens onderstaand schema preventie, signalering, opvang en zorg en rehabilitatie/re-integratie.
Preventie
Signalering
Opvang en Zorg
Rehabilitatie/Re-integratie
Terwijl kwetsbare mensen de ladder afdalen, verandert hun hulpbehoefte en krijgen ze vaak met andere instellingen te maken. Tegelijkertijd kunnen op dezelfde trede verschillende instellingen actief zijn. Of men met de één of andere instelling te maken krijgt, hangt onder andere af van welke kenmerken of problemen op dat moment als belangrijk worden ervaren door de persoon zelf of door de omgeving. De ordening van gegevens volgens de OGGZ-ladder geeft zicht op: •
de verhouding in omvang tussen risicogroepen in de bevolking en gebruik van voorzieningen
•
welke instellingen dezelfde functie uitoefenen op dezelfde trede en voor welke doelgroepen
•
welke instellingen functies vervullen op meerdere treden
2.3
Omvangschatting risicogroepen
Doelgroepen voor gemeentelijk preventiebeleid op het terrein van de OGGZ kunnen worden beschreven met zogenaamde risicoprofielen. Een risicoprofiel bestaat uit een aantal risicofactoren dat tegelijkertijd aanwezig is. In een risicoprofiel is sprake van een opeenstapeling van problemen, de zwaartelast neemt toe en de mens wordt kwetsbaar. Dit kan leiden tot een versnelling van het proces van toenemende sociale uitsluiting. In deze paragraaf worden risicoprofielen beschreven van drie kwetsbare groepen. De profielen zijn gebaseerd op het model sociale uitsluiting (paragraaf 2.1). De opeenstapeling van gering psychisch welzijn en slechte gezondheid samen met financiële problemen heeft een groot effect op het risico op sociale uitsluiting. Drie groepen bij wie deze problemen vaak tegelijkertijd voorkomen, zijn: - uitkeringsgerechtigden Mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn mensen die door ziekte niet meer hetzelfde werk kunnen doen dan voordat zij ziek werden. Een bijstandsuitkering is voor mensen die niet meer kunnen voorzien in hun levensonderhoud en geen recht hebben op een andere uitkering omdat zij bijvoorbeeld niet in loondienst waren. Beide groepen hebben vaak psychische en/of lichamelijke gezondheidsklachten.
14
- mensen met problematische schulden en grote moeite met rondkomen Een tekort aan middelen om de vaste lasten en eerste levensbehoeften te betalen kan leiden tot stress die het psychisch welzijn negatief beïnvloedt. Omgekeerd heeft een slechte psychische gezondheid een negatief effect op het oplossend vermogen ten aanzien van financiële problemen waardoor deze kunnen verergeren. Zo zijn ‘geld en gemoed’ verwikkeld in een negatieve spiraal die 13
de opeenstapeling van problemen kunnen versnellen (Gorgievski-Duijvesteijn, 2005) . - alleenstaande ouders Van alleenstaande ouders ervaart een derde een tekort aan sociale contacten en heeft een derde voortdurend zorgen over de financiële situatie, een kwart heeft minimaal één betalingsachterstand 14
(Jehoel-Gijsbers, 2004) . Uit de gezondheidspeilingen van de GGD Hollands Midden onder jongeren (GGD Hollands Midden, 2006)
15
en volwassenen (GGD Hollands Midden, 2006)
16
blijkt
dat zowel kinderen uit eenoudergezinnen als alleenstaande ouders ongunstiger scoren op psychisch welzijn dan kinderen en ouders in tweeoudergezinnen. Bovenstaande drie groepen overlappen elkaar voor een deel. Een deel van de uitkeringsgerechtigden heeft schulden of grote moeite met rondkomen en een deel van de alleenstaande ouders is uitkeringsgerechtigd en heeft schulden of grote moeite met rondkomen. Op basis van de GGDgezondheidspeiling doen wij de volgende schattingen: - 39% van de alleenstaande ouders heeft schulden of grote moeite met rondkomen - 43% van de uitkeringsgerechtigden heeft schulden of grote moeite met rondkomen - 13% van de alleenstaande ouders is uitkeringsgerechtigd (70% heeft schulden of grote moeite met rondkomen) - de overlap tussen de drie groepen is ongeveer 20% De omvangschatting van de risicogroepen is tot stand gekomen door gebruikmaking van gegevens uit verschillende bronnen. Hieronder staan de bronnen en gegevens op een rij met een beschrijving van de werkwijze. Werkwijze - De aantallen uitkeringsgerechtigden en eenoudergezinnen per gemeente komen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2009). - Om percentages te berekenen voor gering psychisch welzijn, slechte gezondheid en grote moeite met rondkomen en/of problematische schulden, is gebruik gemaakt van het databestand van de Gezondheidspeiling 2009 van GGD Hollands Midden onder 20 tot en met 64 jarige zelfstandig wonende inwoners van Zuid-Holland Noord. Het databestand bestaat uit een representatieve steekproef per gemeente. - Voor gering psychisch welzijn is als maat gebruikt: het percentage met een hoog risico op angsten/of depressieve klachten. Hoog risico wil zeggen dat voor hun psychische klachten professionele 17
hulp geëigend is (Kessler, 2002) . - Voor een slechte gezondheid is als maat gebruikt: het percentage dat zich sterk beperkt voelt door b
één of meer chronische aandoeningen .
b Chronische aandoeningen: hoge bloeddruk, ernstige rugaandoening, astma/COPD, gewrichtsslijtage heup/knie, ernstige aandoening nek/schouder, migraine/ernstige hoofdpijn, chronisch eczeem, ernstige aandoening elleboog/pols/hand, diabetes, ernstige darmstoornissen, psoriasis, chronische gewrichtsontsteking, incontinentie, kanker, hartinfarct, vernauwing bloedvaten buik/benen, beroerte, andere hartaandoening
15
- Voor schulden/moeite met rondkomen is als maat gebruikt het percentage respondenten dat rapporteert dat hij of zij ‘grote moeite heeft met rondkomen’ of ‘risicovolle of problematische schulden’ heeft. - Met
behulp
van
het
databestand
van
de
GGD-gezondheidspeiling
is
het
percentage
uitkeringsgerechtigden berekend met een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten, het percentage dat zich sterk beperkt voelt door chronische aandoeningen en het percentage dat beide risicofactoren combineert. Op dezelfde wijze zijn deze percentages berekend voor mensen die grote moeite hebben met rondkomen en voor alleenstaande ouders. - Door de percentages uit het databestand van de GGD-gezondheidspeiling toe te passen op de aantallen uitkeringsgerechtigden en alleenstaande ouders van het CBS, zijn omvangschattingen gemaakt per gemeente. Veronderstellingen bij werkwijze: - de percentages die zijn berekend voor een steekproef van uitkeringsgerechtigden zijn representatief voor alle uitkeringsgerechtigden. Evenzo gelden de percentages voor een steekproef van mensen die grote moeite hebben met rondkomen voor iedereen die grote moeite heeft met rondkomen. Tenslotte gelden de percentages voor een steekproef van alleenstaande ouders voor alle alleenstaande ouders. - het aantal alleenstaande ouders is gelijk aan het aantal eenoudergezinnen
2.4
Gegevens en bronnen
De keuze van gegevens wordt bepaald door risicofactoren voor en kenmerken van sociale uitsluiting. De gegevensbronnen worden bepaald door de aanbieders op de treden nul tot en met vier van de OGGZ-ladder. De gegevens zijn niet volledig. Particuliere instellingen die geen subsidierelatie hebben met de gemeente, ontbreken als bron. Elke twee jaar wordt opnieuw bekeken of het aantal gegevens moet worden aangepast of uitgebreid. Hieronder staan de gegevens met de bronnen op een rij.
Preventie Bronnen CBS GGD Hollands Midden, gezondheidspeiling 19 tot en met 64 jaar
Gegevens Aantal uitkeringsgerechtigden Aantal alleenstaande ouders Mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen en met ernstige psychische en lichamelijke gezondheidsklachten
Peiljaar 2009 2009
Signalering Bronnen Meldpunt Zorg en Overlast Zorgoverleg Katwijk GGD Hollands Midden Korps Landelijke Politiediensten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Crisisdienst Kwadraad Crisisopvang De Binnenvest Crisisinterventie Rivierduinen Woningcorporaties
Gegevens Aantal gemelde zaken. Aantal gemelde zaken Slachtoffers huiselijk geweld 20 t/m 64-jarigen Aantal incidenten huiselijk geweld Aantal meldingen kindermishandeling Aantal cliënten Aantal cliënten Aantal cliënten Huurschuld Aantal huishoudens naar deurwaarder Aantal huishoudens naar kantonrechter Aantal huishoudens uitgezet
16
Peiljaren 2008 en 2009 2008 en 2009 2005 en 2009 2008 en 2009 2008 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009
Opvang en Zorg Bronnen GGD Hollands Midden Dagopvang Leiden Dagopvang Open Venster Alphen aan den Rijn Dagopvang De Schuilplaats Leiden Inloophuis De Brug Katwijk Nachtopvang Leiden GGD Hollands Midden, gezondheidspeilingen Brijder Verslavingszorg De Brug Midden Nederland Case management Rivierduinen Gemeentelijke schuldhulpverlening
Gegevens Schatting aantal feitelijk daklozen Aantal cliënten Aantal cliënten Aantal bezoekers Aantal cliënten Aantal cliënten 12 t/m 17-jarigen die binge drinken 19 t/m 64-jarigen die overmatig drinken Aantal cliënten Aantal cliënten Aantal cliënten Aantal aanvragen schuldhulpverlening Aantal getroffen schuldregelingen Aantal afgegeven Wsnp-verklaringen
Peiljaren 2006 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009
Rehabilitatie/ woonbegeleiding Bronnen De Binnenvest GGZ Rivierduinen De Binnenvest GGZ Rivierduinen Brijder Verslavingszorg Korps Landelijke Politiediensten Dienst Justitiële Instellingen Exodus Leiden De Brug Midden Nederland
2.5
Gegevens Aantal cliënten veegploeg Aantal cliënten dagactiviteitencentra Aantal cliënten Sociaal Pension Aantal cliënten begeleid wonen Aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen Aantal cliënten beschermd wonen Aantal cliënten woonbegeleiding Aantal veelplegers Aantal ex-gedetineerden Aantal ex-gedetineerde bewoners Aantal ex-gedetineerden re-integratie
Peiljaren 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2008 en 2009 2009 2009 2008 en 2009 2008 en 2009
Overlap cliëntregistraties
In 2010 is voor het eerst in Zuid-Holland Noord de overlap bepaald tussen vier instellingen: GGZ Rivierduinen, Brijder Verslavingszorg, De Binnenvest en De Brug. Hiertoe zijn geanonimiseerde cliëntregistraties uit 2009 met elkaar gekoppeld. Op deze wijze wordt duidelijk hoeveel cliënten in hetzelfde jaar bij verschillende instellingen zijn ingeschreven en hoe groot de totale omvang is van personen die afhankelijk zijn van GGZ- of verslavingszorg en/of maatschappelijke opvang. Van de vier instellingen is het cliëntenbestand van 2009 geselecteerd. Bij GGZ Rivierduinen is de selectie verder verfijnd. Gekozen is voor cliënten met crisisinterventie, case management, de dagactiviteitencentra in Leiden, Noordwijkerhout en Alphen aan den Rijn, begeleid zelfstandig wonen en beschermd wonen. Met behulp van de eerste twee letters van de achternaam, de geboortedatum en het geslacht, is voor elke cliënt een unieke code berekend. Om de privacy van de cliënten te waarborgen is de formule die hiervoor is gebruikt in beheer bij de afdeling Beleidsinformatie, Onderzoek en Advies (BOA) van de gemeente Leiden. De formule is bij de GGD Hollands Midden niet bekend. BOA stuurt de formule op verzoek van de GGD naar de instellingen. De instellingen maken de selectie van hun cliëntenregistratie en berekenen met behulp van de formule unieke codes per cliënt. De cliëntbestanden met de variabelen unieke code, leeftijd, geslacht en woongemeente worden aan de GGD Hollands Midden geleverd. De GGD Hollands Midden heeft de bestanden van Brijder Verslavingszorg, De Binnenvest en De Brug gekoppeld. De koppeling met het cliëntenbestand van
17
GGZ Rivierduinen is uitgevoerd bij de Zorgadministratie van het Rivierduinen Servicebedrijf. Hierbij is erop toegezien dat de unieke codes zijn verwijderd uit het definitief gekoppelde bestand. Kanttekeningen bij de methode - op basis van de eerste twee letters van de achternaam, geboortedatum en het geslacht is het mogelijk dat twee verschillende personen toch dezelfde code krijgen. Als deze werkwijze wordt toegepast op de Gemeentelijke Basisadministratie van Leiden (ruim 117.000 inwoners) blijkt 1,8% van de inwoners onterecht dezelfde code te krijgen. - als de spelling van de achternaam onjuist is of als de meisjesnaam bij vrouwen niet is geregistreerd, kan het gebeuren dat twee dezelfde personen onterecht verschillende codes krijgen.
2.6
Vergelijking gemeenten
Omvangschattingen van risicogroepen en cliëntgegevens van instellingen worden in tabellen per gemeente weergegeven. Hoe meer inwoners een gemeente heeft, des te meer personen als cliënt zullen zijn ingeschreven bij een instelling. Om het aantal cliënten per gemeente met elkaar te kunnen vergelijken, wordt naast het absolute aantal ook het aantal cliënten per 10.000 inwoners vermeld. Als de cliënten evenredig over de gemeenten zijn verdeeld, dan is het aantal cliënten per 10.000 inwoners voor elke gemeente gelijk. Dit blijkt meestal niet zo te zijn. In het algemeen neemt zowel het absolute aantal cliënten als het aantal cliënten per 10.000 inwoners af, naarmate de gemeente minder inwoners telt. Dit is voor een deel te verklaren uit het feit dat grotere gemeenten meer voorzieningen hebben dan kleinere gemeenten. Zij trekken mensen aan die deze voorzieningen nodig hebben. In de tabellen met aantallen per gemeente zijn de gemeenten gerangschikt van meer naar minder inwoners. In Zuid-Holland Noord staat Leiden dus altijd bovenaan en Zoeterwoude onderaan. Het aantal cliënten per 10.000 inwoners vormt zodanig min of meer een aflopende reeks. Op deze manier gerangschikt valt een gemeente op als het aantal cliënten per 10.000 inwoners sterk afwijkt van de neergaande lijn. Een gemeente heeft dan minder of juist meer cliënten binnen haar grenzen wonen dan men op basis van het inwonertal zou verwachten. Rangorde gemeenten risico-, signalerings- en zorgscore Gemeenten kunnen in een rangorde worden gezet voor wat betreft de omvang van de risicogroepen en het aantal gesignaleerde kwetsbare situaties of personen en het aantal cliënten in zorg. Daartoe zijn de gemeenten gescoord op twee risico-indicatoren, drie signalerings- en drie zorgindicatoren. Als maat voor het bepalen van de risico-, signalerings- en zorgscores hanteren we het aantal personen, cliënten of zaken per 10.000 inwoners. Er zijn vijftien gemeenten in Zuid-Holland Noord. De gemeente met het hoogste aantal per 10.000 inwoners krijgt de score 1. De gemeente met het laagste aantal per 10.000 inwoners krijgt de score 15. De score is dus een relatieve maat en plaatst de gemeente in een rangorde ten opzichte van de overige gemeenten. De score zegt dus niets over hoe groot het verschil is tussen gemeenten. De scores zijn berekend voor onderstaande indicatoren. Indicatoren risicogroepen: - uitkeringsgerechtigden met een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en sterk belemmerd door chronische aandoeningen 18
- mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen en met een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en sterk belemmerd door chronische aandoeningen Indicatoren signalering: - gemelde zaken bij Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk - cliënten crisisinterventie GGZ Rivierduinen - incidenten huiselijk geweld Politie Hollands Midden Indicatoren zorg: - cliënten Brijder Verslavingszorg en De Brug - cliënten case management GGZ Rivierduinen - cliënten dagactiviteitencentra GGZ Rivierduinen Verband rangordening met stedelijkheidsgraad Uit onderzoek blijkt dat de meeste van bovenstaande indicatoren een positief verband hebben met stedelijkheidsgraad (= aantal adressen per vierkante kilometer oftewel adressendichtheid). Dit geldt voor aantal uitkeringsgerechtigden, aantal mensen dat rapporteert grote moeite te hebben met 18
rondkomen (SCP, 2006) , aantal mensen met een stemmingsstoornis of een verslaving en het aantal 24
mensen dat gebruik maakt van de verslavingszorg en GGZ (Peen, 2002) . De verwachting is dat naarmate de stedelijkheidsgraad toeneemt, de omvang van bovenstaande groepen en het zorggebruik ook toenemen. De gemeenten in Zuid-Holland Noord variëren van zeer sterk stedelijk tot niet stedelijk. Hieronder een overzicht.
Categorie Zeer sterk stedelijk Sterk stedelijk Matig stedelijk Weinig stedelijk Niet stedelijk
Aantal 2 adressen/km < 2.500 1.500 – 2.500 1.000 – 1.500 500 – 1.000 < 500
Gemeenten Leiden Alphen aan den Rijn, Katwijk, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten Teylingen, Noordwijk, Lisse, Hillegom Rijnwoude, Noordwijkerhout, Zoeterwoude Nieuwkoop, Kaag en Braassem
Bron: CBS
We hebben voor elke indicator de correlatiecoëfficiënt (r) met aantal inwoners en stedelijkheidsgraad berekend. De correlatiecoëfficiënt kan een waarde aannemen tussen -1 en +1. Een waarde van -1 geeft een volmaakt negatief lineair verband aan. Bijvoorbeeld als het aantal inwoners toeneemt, neemt de waarde van de indicator af. Een waarde van +1 geeft een volmaakt positief lineair verband aan. Bijvoorbeeld als de stedelijkheidsgraad toeneemt, neemt ook de waarde van de indicator toe. Als de waarde 0 is, is er totaal geen verband tussen de indicator en het aantal inwoners of de stedelijkheidsgraad. Voor de interpretatie van de correlatiecoëfficiënten kijken we ook naar de pwaarden. Is de p-waarde kleiner dan 0,05 dan is de correlatiecoëfficiënt statistisch significant en concluderen we dat er een lineair verband bestaat tussen de indicator en het aantal inwoners of tussen de indicator en stedelijkheidsgraad. Des te dichter de correlatiecoëfficiënt bij 1 ligt, des te sterker het verband. Ligt de correlatiecoëfficiënt dichter bij 0, dan is het verband zwak of afwezig. Als 19
vuistregel hanteren wij de volgende indeling (www.teachersparadise.com, 15-12-2010) : Correlatiecoëfficiënt
r < 0,3 0,3 < r < 0,5 0,5 < r < 0,8 r > 0,8
geen verband tussen indicator en onafhankelijke variabele zwak verband matig tot sterk verband sterk verband
19
2.7
Wijzigingen
In onderstaande tabel staan de indicatoren die bij de gegevensverzameling voor 2008 en 2009 anders zijn dan in voorgaande jaren. Indicator Huiselijk geweld Crisisdienst Kwadraad Ex-gedetineerden Veelplegers
Monitor 2006-2007 Aantal aangiften Aantal cliënten Niet opgevraagd Politie Hollands Midden
20
Monitor 2008-2009 Aantal incidenten Niet geleverd Dienst Justitiële Instellingen Korps Landelijke Politiediensten
3
Preventie
In dit hoofdstuk presenteren we omvangschattingen van drie risicogroepen voor sociale uitsluiting: uitkeringsgerechtigden, mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen en alleenstaande ouders. Van deze groepen worden vervolgens omvangschattingen gemaakt van het deel dat zowel psychische als lichamelijke gezondheidsproblemen heeft.
3.1
Uitkeringsgerechtigden
In tabel 1 staan per gemeente naast het totaal aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar, het aantal personen met een uitkering. In de volgende kolom staan percentages en geschatte aantallen uitkeringsgerechtigden die een hoog risico hebben op angst- en/of depressieve stoornis. Vervolgens de cijfers voor uitkeringsgerechtigden die zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen en de uitkeringsgerechtigden die beide risicofactoren combineren. Deze laatste groep beschouwen we als de meest kwetsbare. In de laatste kolom staat het aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar. Regionale cijfers In Zuid-Holland Noord ontvangt in 2009 12% van de beroepsbevolking een uitkering. Het landelijk gemiddelde is 14%. Achttien procent van de uitkeringsgerechtigden heeft een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en een derde deel voelt zich sterk beperkt door chronische aandoeningen. Cumulatie van zowel hoog risico op angst- en/of depressieve klachten als zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen komt bij 9% van de uitkeringsgerechtigden voor. Deze combinatie komt voor bij minder dan 1% van de niet-uitkeringsgerechtigden. Van de ruim 37.000 uitkeringsgerechtigden in ZuidHolland Noord hebben ruim 3.300 een opeenstapeling van psychische en gezondheidsklachten. Van alle uitkeringsgerechtigden hebben naar schatting 16.600 mensen (45%) een gering psychisch welzijn en/of voelen zich sterk belemmerd door chronische aandoeningen. Locale cijfers Leiden, Alphen aan den Rijn, Noordwijk, Leiderdorp, Hillegom, Noordwijkerhout en Zoeterwoude hebben de hoogste percentages uitkeringsgerechtigden (12-14%). In Kaag en Braassem en Rijnwoude is het percentage uitkeringsgerechtigden het laagst (8%). De kwetsbaarste groep uitkeringsgerechtigden, met een cumulatie van gering psychisch welzijn en slechte gezondheid, wordt in Leiden geschat op een kleine 1.000 personen en in Alphen aan den Rijn ongeveer 500. Gevolgd door Katwijk met ruim 300. Voor Rijnwoude en Zoeterwoude gaat het om enkele tientallen. De hoogste aantallen per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar hebben Leiden (122) en Hillegom (129), Het laagste aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar heeft Rijnwoude (69).
21
Tabel 1 Opeenstapeling van risicofactoren bij uitkeringsgerechtigden per gemeente Aantal inwoners 20-64 jaar 2009
Uitkering: bijstand, werkloos, arbeidsongeschikt
+ hoog risico angst- en/of depressie
Gemeente
Aantal Aantal
%
Leiden
78.247 10.590
14
geschat aantal 1.906
Alphen aan den Rijn
45.307
5.650
12
Katwijk
36.311
3.600
10
1
+ zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen
18
geschat aantal 3.812
1.017
18
648
18
%
2
+hoog risico angst- en/of depressie + sterk beperkt door chronische aandoeningen
36
geschat aantal 953
2.034
36
1.296
36
%
2
9
Aantal per 3 10.000 122
509
9
112
324
9
89
%
2
Teylingen
20.707
1.950
9
351
18
702
36
176
9
85
Nieuwkoop
16.291
1.680
10
302
18
605
36
151
9
93
Noordwijk
15.839
2.110
13
380
18
760
36
190
9
120
Leiderdorp
15.504
1.810
12
326
18
652
36
163
9
105
Kaag en Braassem
15.301
1.230
8
221
18
443
36
111
9
73
Lisse
13.286
1.510
11
272
18
544
36
136
9
102
Oegstgeest
13.036
1.240
10
223
18
446
36
112
9
86
Voorschoten
12.924
1.340
10
241
18
482
36
121
9
94
Hillegom
12.383
1.780
14
320
18
641
36
160
9
129
Rijnwoude
11.170
860
8
155
18
310
36
77
9
69
Noordwijkerhout
9.192
1.220
13
220
18
439
36
110
9
120
Zoeterwoude
4.899
660
13
119
18
238
36
59
9
120
320.397 37.230
12
6.701
18
13.403
36
3.351
9
105
14
-
-
-
-
-
-
Zuid-Holland Noord Nederland
-
-
1
percentage van aantal inwoners 15tot en met 64 jaar (bron: CBS 2009) percentage van 20 tot en met 64 jarige uitkeringsgerechtigden (bron: GGD Hollands Midden 2009) 3 aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar 2
3.2
Schulden/ moeite met rondkomen
In tabel 2 staan per gemeente naast het totaal aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar, het geschatte aantal personen dat problematische schulden heeft of grote moeite met rondkomen. Daarnaast staan respectievelijk de percentages met hoog risico op angst- en/of depressieve klachten, zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen en tenslotte het percentage mensen dat beide risicofactoren combineert. Deze laatste groep beschouwen we als de meest kwetsbare. In de laatste kolom staat het aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar. Regionale cijfers In Zuid-Holland Noord heeft naar schatting 9% van de zelfstandig wonende volwassen bevolking schulden/ moeite met rondkomen. Dit zijn bijna 30.000 personen. Van deze mensen heeft 14% een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten, ongeveer 4.100 personen. Circa 1.500 van hen voelt zich daarnaast ook sterk beperkt door chronische aandoeningen. Deze laatste groep beschouwen we als de meest kwetsbare. Van alle mensen met schulden/ moeite met rondkomen, hebben naar schatting 7.500 mensen (25%) een gering psychisch welzijn en/of voelen zich sterk beperkt door chronische aandoeningen.
22
Tabel 2 Opeenstapeling van risicofactoren bij mensen met financiële problemen per gemeente Aantal inwoners Schulden of 20-64 jaar grote moeite met 2009 rondkomen
+hoog risico angst- en/of depressieve klachten
+ sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen
+hoog risico angst- en/of depressie +sterk beperkt door chronische aandoeningen
Leiden
78.247
geschat aantal 11.189
14
geschat aantal 1.567
14
geschat aantal 1.902
17
geschat aantal 582
5
Aantal per 3 10.000 74
Alphen aan den Rijn
45.307
4.803
11
672
14
816
17
250
5
55
Gemeente
Aantal
%
1
%
2
%
2
%
2
Katwijk
36.311
2.687
7
376
14
457
17
140
5
39
Teylingen
20.707
1.594
8
223
14
271
17
83
5
40
Nieuwkoop
16.291
1.157
7
162
14
197
17
60
5
37
Noordwijk
15.839
871
6
122
14
148
17
45
5
28
Leiderdorp
15.504
1.550
10
217
14
264
17
81
5
52
Kaag en Braassem
15.301
566
4
79
14
96
17
29
5
19
Lisse
13.286
359
3
50
14
61
17
19
5
14
Oegstgeest
13.036
1.251
10
175
14
213
17
65
5
50
Voorschoten
12.924
879
7
123
14
149
17
46
5
36
Hillegom
12.383
953
8
133
14
162
17
50
5
40
Rijnwoude
11.170
715
6
100
14
122
17
37
5
33
Noordwijkerhout
9.192
708
8
99
14
120
17
37
5
40
Zoeterwoude
4.899
412
8
58
14
70
17
21
5
43
Zuid-Holland Noord
320.397
29.797
9
4.172
14
5.065
17
1.549
5
48
1
percentage van 20 tot en met 64 jarige inwoners (bron: GGD Hollands Midden 2009). 2 percentage van 20 tot en met 64 jarige inwoners die schulden maken of grote moeite hebben met rondkomen (bron: GGD Hollands Midden 2009). 3 aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar
Lokale cijfers Leiden heeft met 14% het hoogste percentage respondenten dat problematische schulden of grote moeite met rondkomen rapporteert. Lisse heeft met 3% het laagste percentage. De meest kwetsbare groep, mensen die problematische schulden hebben en/of grote moeite hebben met rondkomen en bij wie sprake is van een opeenstapeling van gering psychisch welzijn en een slechte gezondheid, wordt in Leiden geschat op een kleine 600 personen, in Alphen aan den Rijn 250 en in Katwijk ongeveer 140. Ook per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar scoort Leiden het hoogst met 74. Het laagste aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar scoren Kaag en Braassem (19 per 10.000) en Lisse (14 per 10.000). Kanttekening bij omvangschatting financiële problemen (tabel 2) Alle aantallen in tabel 2 vanaf de derde kolom zijn onderschattingen. Dit komt omdat de uitkeringsgerechtigden in de GGD-gezondheidspeiling zijn ondervertegenwoordigd. Volgens de CBS is 12% van de 20 tot en met 64-jarigen uitkeringsgerechtigd. Van de respondenten van de GGD Gezondheidspeiling is 7% uitkeringsgerechtigd. Juist uitkeringsgerechtigden hebben vaker financiële problemen dan mensen die geen uitkering ontvangen. Dus ook de geschatte aantallen personen met financiële problemen die daarnaast ook een hoog risico hebben voor angst- en/of depressieve klachten en/of sterk beperkt worden door chronische aandoeningen, zijn onderschattingen.
23
3.3
Alleenstaande ouders
In tabel 3 staan per gemeente naast het aantal eenoudergezinnen, de geschatte aantallen alleenstaande ouders met hoog risico op angst- en/of depressieve klachten. Vervolgens de schattingen voor alleenstaande ouders die zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen. In de laatste kolom staan de cijfers voor alleenstaande ouders die beide risicofactoren combineren. Deze laatste groep beschouwen we als de meest kwetsbare. In de laatste kolom staat het aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar. Negen op de tien alleenstaande ouders zijn vrouwen. Regionale cijfers In Zuid-Holland Noord is 16% van alle gezinnen met kinderen een éénoudergezin. Dit is even hoog als
het gemiddelde in Nederland. Voor de schattingen veronderstellen we dat het aantal
alleenstaande ouders gelijk is aan het aantal eenoudergezinnen. Ongeveer 8% van de alleenstaande ouders heeft hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en 10% voelt zich sterk beperkt door chronische aandoeningen. De groep die deze twee kenmerken combineert is 3%. In Zuid-Holland Noord wonen dus ongeveer 1.000 alleenstaande ouders met een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en 400 die zich daarnaast ook sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen. Van alle alleenstaande ouders, hebben naar schatting 2.000 mensen (15%) een gering psychisch welzijn en/of voelen zich sterk beperkt door chronische aandoeningen.
Tabel 3 Opeenstapeling van risicofactoren bij alleenstaande ouders per gemeente Eenoudergezinnen 2009
+ hoog risico angst- en/of depressieve klachten
+ zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen
+hoog risico angst- en/of depressieve klachten + sterk beperkt door chronische aandoeningen
Leiden
3.499
23
geschat aantal 280
8
geschat aantal 350
10
geschat aantal 105
3
Aantal per 3 10.000 13
Alphen aan den Rijn
1.988
17
159
8
199
10
60
3
13
Gemeente
Aantal
%
1
%
2
%
2
%
2
Katwijk
1.254
12
100
8
125
10
38
3
10
Teylingen
775
13
62
8
78
10
23
3
11
Nieuwkoop
497
11
40
8
50
10
15
3
9
Noordwijk
654
17
52
8
65
10
20
3
13
Leiderdorp
764
18
61
8
76
10
23
3
15
Kaag en Braassem
486
11
39
8
49
10
15
3
10
Lisse
535
15
43
8
54
10
16
3
12
Oegstgeest
575
17
46
8
58
10
17
3
13
Voorschoten
616
17
49
8
62
10
18
3
14
Hillegom
539
17
43
8
54
10
16
3
13
Rijnwoude
387
13
31
8
39
10
12
3
11
Noordwijkerhout
375
15
30
8
38
10
11
3
12
Zoeterwoude
173
13
14
8
17
10
5
3
10
Zuid-Holland Noord
13.117
16
1.049
8
1.312
10
394
3
12
Nederland
-
16
-
-
-
-
-
-
-
1
percentage van totaal aantal gezinnen met kinderen (bron: CBS 2009) 2 percentage van 20 tot en met 64 jarige alleenstaande ouders (bron: GGD Hollands Midden 2009) 3 aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar
24
Lokale cijfers Bijna een kwart van de gezinnen met kinderen in Leiden (23%) is een eenoudergezin. Dit is het hoogste percentage in de regio en is hoger dan het landelijke cijfer (16%). Nieuwkoop en Kaag en Braassem hebben met 11% het laagste percentage eenoudergezinnen. Van de ongeveer 400 alleenstaande ouders in de regio die zowel een gering psychisch welzijn hebben als een minder goede gezondheid, woont een kwart in Leiden. In de overige gemeenten is deze kwetsbare groep vertegenwoordigd door enkele tot enkele tientallen alleenstaande ouders. Per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar verschillen de gemeenten minder sterk van elkaar. Het maximum is Leiderdorp met 15 en het minimum Nieuwkoop met 9 per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar.
3.4
Omvang risicogroepen
Tekort aan financiële middelen gecombineerd met een gering psychisch welbevinden en een slechte gezondheid vormen samen de belangrijkste risicofactoren voor sociale uitsluiting. Ongeveer 12% van de 20 tot en met 64-jarigen ontvangt een uitkering (circa 37.000 personen, tabel 4b), 9% heeft problematische schulden of heeft grote moeite met rondkomen (circa 30.000 personen) en 4% is alleenstaande ouder (circa 13.100 personen). Deze percentages kunnen niet worden opgeteld omdat de drie groepen voor een deel met elkaar overlappen. Uitgaande van een overlap van 20% kunnen we berekenen dat de drie groepen samen uit ongeveer 64.000 personen bestaat, ongeveer 20% van alle 20 tot en met 64-jarigen. De meest kwetsbare groep als het om een cumulatie van psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen gaat, wordt gevormd door de uitkeringsgerechtigden. Maar ook mensen in een problematische financiële situatie en alleenstaande ouders rapporteren vier tot acht keer vaker psychische en lichamelijke beperkingen dan mensen die niet tot deze groepen behoren. Als de drie risicogroepen worden samengenomen, dan heeft 15% een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten, 24% voelt zich sterk beperkt door chronische aandoeningen en 7% heeft last van beiden. Daarnaast zijn er ongeveer 256.000 mensen van 20 tot en met 64 jaar (tabel 4b) die noch een uitkering krijgen, noch financiële problemen kennen en niet tot de alleenstaande ouders behoren. Van hen hebben ongeveer 5.100 mensen (2%) een hoog risico op angst- en/of depressieve klachten en een even grote groep voelt zich sterk beperkt door chronische aandoeningen. Ongeveer 800 mensen (0,3%) rapporteren zowel ernstige psychische problemen als lichamelijke beperkingen. Totaal gaat het dus om ongeveer 4.200 (risicogroepen) + 800 (niet-risicogroep) = 5.000 mensen (1,4% van de 20 tot en met 64-jarigen) in Zuid-Holland Noord die zowel een hoog risico hebben op angst- en/of depressieve klachten als zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen.
25
Tabel 4a Omvangschatting risicogroepen in percentages met hoog risico angst- en/of depressieve klachten
zich sterk beperkt voelen door chronische aandoeningen
met hoog risico angst- en/of depressieve klachten + sterk beperkt door chronische aandoeningen
Uitkeringsgerechtigden
% 18
% 36
% 9
Schulden/ moeite met rondkomen
14
17
5
Risicogroep
Alleenstaande ouders
8
10
3
15
24
7
Niet tot bovenstaande groepen behorend
2
2
0,3
Totaal 20 tot en met 64-jarigen
4
5
1,4
Tot één van bovenstaande groepen behorend
1
aantal bevolking afgerond op honderdtallen 2 aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar
Tabel 4b Omvangschatting risicogroepen in aantallen Aantal 1 bevolking 2009
met zich sterk hoog risico beperkt voelen angst- en/of door depressieve chronische klachten aandoeningen
Uitkeringsgerechtigden
37.000
geschat aantal 6.700
3.350
104
Schulden/ moeite met rondkomen
30.000
4.170
5.060
1.550
48
Alleenstaande ouders Tot één van bovenstaande risicogroepen behorend
13.100
1.050
1.300
390
12
64.000
9.500
15.400
4.200
131
256.000
5.100
5.100
800
25
320.000
14.000
20.500
5.000
156
Risicogroep
Niet tot bovenstaande risicogroepen behorend Totaal 20 tot en met 64-jarigen
geschat aantal 13.400
met hoog risico angsten/of depressieve klachten + sterk beperkt door chronische aandoeningen aantal per geschat 2 10.000 aantal
1
aantal bevolking afgerond op honderdtallen 2 aantal per 10.000 inwoners van 20 tot en met 64 jaar
3.5
Vergelijking 2009 met 2007
In 2007 is op dezelfde wijze als hierboven een omvangschatting gemaakt van dezelfde drie risicogroepen: uitkeringsgerechtigden, mensen met financiële problemen en alleenstaande ouders. Volgens de cijfers van het CBS is in Zuid-Holland Noord het aantal uitkeringsgerechtigden toegenomen van 31.600 in 2007 naar 37.000 in 2009. Het aantal alleenstaande ouders is in dezelfde periode toegenomen van 12.660 naar 13.100. De aantallen zijn afgerond op honderdtallen. Het percentage mensen met problematische schulden en/of grote moeite met rondkomen is in 2005 en in 2009 gelijk, namelijk 9%. Dit is echter een onderschatting omdat in de GGD Gezondheidspeiling de uitkeringsgerechtigden zijn ondervertegenwoordigd, terwijl juist zij vaker dan gemiddeld grote financiële problemen rapporteren. Omdat het werkelijk aantal uitkeringsgerechtigden is toegenomen, is het aannemelijk dat ook het percentage respondenten met financiële problemen is toegenomen.
26
3.6
Conclusies
De belangrijkste risicofactoren voor sociale uitsluiting zijn een gering psychisch welbevinden, een slechte lichamelijke gezondheid en financiële problemen. Drie risicogroepen bij wie deze problemen vaak tegelijkertijd voorkomen zijn uitkeringsgerechtigden, mensen met schulden of grote moeite met rondkomen en alleenstaande ouders. De overlap tussen de drie groepen is ongeveer 20%. Uitkeringsgerechtigden In 2009 ontvangt in Zuid-Holland Noord 12% van de beroepsbevolking een uitkering. Het landelijk gemiddelde is 14%. Van de ruim 37.000 uitkeringsgerechtigden hebben naar schatting 16.600 mensen (45%) of ernstige psychische of ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Bij 3.300 uitkeringsgerechtigden (9%) treedt een cumulatie op van zowel gering psychisch welbevinden als een slechte lichamelijke gezondheid. Deze combinatie komt voor bij minder dan 1% van de mensen die geen uitkering ontvangen. Gemeenten met een relatief groot aantal inwoners die tot deze kwetsbare groep behoren zijn Hillegom, Leiden, Zoeterwoude, Noordwijk en Noordwijkerhout. Gemeenten met relatief een kleine groep inwoners die tot deze kwetsbare groep behoren zijn Rijnwoude, Teylingen, Oegstgeest, Nieuwkoop en Voorschoten. Mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen Ongeveer 30.000 inwoners in Zuid-Holland Noord (10%) rapporteren risicovolle of problematische schulden of hebben grote moeite om rond te komen. Naar schatting heeft een kwart van hen (7.500 mensen) of ernstige psychische of ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Bij 5% (1.500 mensen) treedt een cumulatie op van zowel psychische als lichamelijke gezondheidsklachten. Gemeenten met meer dan gemiddeld inwoners die tot deze kwetsbare groep behoren zijn Leiden, Alphen aan den Rijn, Leiderdorp en Oegstgeest. Gemeenten waar relatief minder vertegenwoordigers van deze groep wonen zijn Lisse, Kaag en Braassem en Noordwijk. Alleenstaande ouders In 2009 telt Zuid-Holland Noord ruim 13.000 eenoudergezinnen. Dit is 16% van alle gezinnen met kinderen. Het landelijk gemiddelde is ook 16%. Van de alleenstaande ouders heeft circa 15% (2.000 mensen) of ernstige psychische of ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Drie procent (400 mensen) heeft last van zowel psychische als lichamelijke gezondheidsklachten. Deze kwetsbare groep is redelijk evenredig over de gemeenten verspreid. Totale groep In 2009 wonen in Zuid-Holland Noord ongeveer 320.000 mensen van 20 tot en met 64 jaar, van wie ongeveer 64.000 personen behoren tot tenminste één van de risicogroepen uitkeringsgerechtigden, mensen met financiële problemen en/of alleenstaande ouders. Van deze 64.000 mensen rapporteren circa 9.500 personen ernstige psychische problemen en ongeveer 15.400 personen voelen zich sterk beperkt door lichamelijke gezondheidsklachten. Ongeveer 4.200 mensen rapporteren zowel psychische als lichamelijke gezondheidsklachten. Ongeveer 256.000 mensen behoren niet tot één van bovenstaande risicogroepen. Van hen rapporteren circa 5.100 mensen ernstige psychische problemen en een even grote groep rapporteert ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Circa 800 mensen hebben last van beide aandoeningen.
27
In totaal bestaat de groep mensen met ernstige psychische klachten uit circa 14.000 personen en ongeveer 20.500 mensen hebben ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Ongeveer 5.000 mensen hebben zowel ernstige psychische als ernstige lichamelijke gezondheidsklachten. Toename kwetsbare groepen In 2009 is zowel het aantal uitkeringsgerechtigden als het aantal alleenstaande ouders toegenomen ten opzichte van 2007.
28
4
Signalering
4.1
Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk
Bij het Meldpunt Zorg en Overlast van de GGD kunnen burgers, hulpverleners, woningcorporaties en politie situaties melden waarover men zich ernstig zorgen maakt of waarbij men ernstige overlast ondervindt. Het gaat om situaties waarbij men zich zorgen maakt over het welzijn, de gezondheid of de leefomgeving van iemand uit de directe omgeving en/of waarbij men aanhoudende overlast ondervindt die diep ingrijpt in het eigen leven of in het leven van een ander. Het Meldpunt onderzoekt de gemelde situatie en legt contacten met instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de situatie. Het Meldpunt registreert en leidt toe naar zorg en dienstverlening, coördineert en volgt de voortgang van de hulpverlening met behulp van lokale zorgnetwerken. Een zorgnetwerk is een multidisciplinair team per gemeente. Omdat altijd meerdere problemen
tegelijk
spelen
(bijvoorbeeld
psychiatrie,
verslaving,
verwaarlozing,
schulden,
opvoedingsproblemen) zijn meerdere hulp- en dienstverleners in een zorgnetwerk vertegenwoordigd. Het Meldpunt Zorg en Overlast bestrijkt met de zorgnetwerken de regio Zuid-Holland Noord met uitzondering van de gemeente Katwijk. Katwijk heeft haar eigen Zorgoverleg (waar meldingen binnenkomen) en zorgnetwerk. In tabel 5 is het aantal gemelde zaken van beide meldpunten samengevoegd. Tabel 5 Aantal zaken Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk peiljaren Zorg en Overlast GGD Zorgoverleg Katwijk
2009 1.014 85
2008 897 53
2007 931 78
Bezorgdheid Overlast Combinatie Bezorgdheid en Overlast
880 74 145
765 63 122
821 85 103
1.099
950
1.009
243 226 114 88 74 49 40 35 34 25 16 12 9 8 6 35
228 159 90 107 39 43 21 33 51 34 16 10 11 11 44
204 167 76 118 74 65 8 32 56 55 22 8 12 34
Meldpunt
Type melding
Totaal aantal zaken Zuid-Holland Noord* Meldpunt Zorg en Overlast GGD Hoofdreden melding Vreemd gedrag Dreigende huisuitzetting Financiële problemen Vervuiling/ verwaarlozing/ verzamelwoede Opvoedingsproblematiek Intimidatie/ geweld Energieafsluiting Geluidsoverlast Huiselijk geweld Kinderverwaarlozing/ mishandeling Stankoverlast Stilte/ geen gehoor Overlast openbare ruimte Zwerven Sociaal isolement Overig
*overlap tussen Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk is tussen 10-20 zaken
29
Regionale trend Het aantal zaken dat wordt gemeld is vanaf 2007 gestabiliseerd op ongeveer 1.000 per jaar. In 80% van de zaken wordt gemeld vanuit een gevoel van bezorgdheid. In 13% van de zaken is overlast de aanleiding maar speelt bezorgdheid ook een rol. In 7% van de zaken gaat het alleen om overlast. De belangrijkste aanleiding om te melden is dat iemand ‘vreemd gedrag’ vertoont. ‘Dreigende huisuitzetting’ en ‘Financiële problemen’ staan op de tweede en derde plaats en hun aantal neemt toe. In Leiden en Alphen aan den Rijn heeft het Meldpunt Zorg en Overlast een convenant gesloten met een aantal woningcorporaties om het aantal huisuitzettingen terug te dringen. Dit verklaart een deel van de toename van het aantal gemelde dreigende huisuitzettingen in 2009. In paragraaf 4.2 worden de (dreigende) huisuitzettingen beschreven. In 2006 heeft het Meldpunt Zorg en Overlast een convenant gesloten met de energieleverancier Nuon. Nuon meldt kwetsbare situaties bij dreigende energieafsluitingen. Zij stelt afsluiting drie maanden uit zodat hulp kan worden geregeld. Gedurende deze drie maanden moeten alleen lopende rekeningen worden betaald. Het aantal zaken dat wordt gemeld is sterk gestegen van 8 in 2007 naar 21 in 2008 en 40 in 2009. Dit is slechts een klein deel van de zaken die energieleveranciers verplicht zijn te melden aan de gemeente gedurende de koude helft van het jaar (oktober t/m maart). Lokale trends In tabel 6 staan de gemelde zaken per gemeente in 2007 tot en met 2009. De gemeenten staan in aflopende volgorde van het aantal inwoners. Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk hebben als drie grootste gemeenten de meeste gemelde zaken, zowel absoluut als per 10.000 inwoners. Noordwijkerhout valt op omdat het aantal gemelde zaken relatief hoog is, terwijl Noordwijkerhout een kleine gemeente is en ook weinig stedelijk. Twee factoren die meestal gepaard gaan met een relatief kleiner aantal meldingen. Tabel 6 Gemelde zaken Meldpunt Zorg en Overlast per gemeente (aflopende volgorde aantal inwoners) Totaal aantal zaken en per 10.000 inwoners peiljaar
Gemeente* Leiden
2009
2008
per 10.000 aantal inwoners 33,9 396
2007
per 10.000 aantal inwoners 27,0 315
per 10.000 aantal inwoners 26,1 307
Alphen aan den Rijn
202
28,0
197
27,5
193
27,3
Katwijk
163*
26,6
85
13,9
135
22,0
Teylingen
55
15,4
43
12,2
46
13,1
Nieuwkoop
14
5,2
23
8,6
30
10,7
Leiderdorp
32
12,1
29
11,0
36
13,8
Kaag en Braassem
21
8,3
10
4,0
27
10,7
Noordwijk
53
20,9
45
18,1
51
20,6
Voorschoten
23
10,0
23
10,1
35
15,4
Oegstgeest
27
12,0
22
9,8
38
17,3
Lisse
36
16,1
33
14,9
26
11,8
Hillegom
34
16,6
42
20,6
31
15,3
Rijnwoude
9
4,8
24
12,8
19
10,1
Noordwijkerhout
30
19,5
28
18,2
30
19,6
Zoeterwoude
4
4,9
5
6,0
5
6,0
Zuid-Holland Noord
1.099
19,5
897
17,3
931
18,0
*overlap Zorgoverleg Katwijk en Meldpunt Zorg en Overlast ongeveer 10-20 zaken
30
In Leiden vertoont het aantal gemelde zaken van 2007 tot en met 2009 een stijgende lijn. In Rijnwoude is het aantal gemelde zaken sterk afgenomen van 24 in 2008 naar 9 in 2009. In Kaag en Braassem schommelt het aantal gemelde zaken vrij sterk over de jaren. In de overige gemeenten is het aantal gemelde zaken in de tijd redelijk stabiel. Multiprobleemgezinnen Vanuit het Meldpunt Zorg en Overlast worden multiprobleemgezinnen
c
doorgespeeld naar de
Multiprobleemgezin-overleggen (MPG-overleggen) in Leiden, Alphen aan den Rijn of Katwijk. Een multiprobleemgezin is een gezin waarin langdurig meerdere problemen spelen. Voorbeelden zijn psychiatrische of verslavingsproblemen, financiële problemen, opvoedingsproblemen, werkloosheid, verstandelijke beperking, huiselijk geweld, criminaliteit, illegaliteit. In 2006 is een MPG-overleg gestart in de gemeenten Leiden en Alphen aan den Rijn. Geïndiceerde d
gezinnen krijgen een gezinscoach toegewezen . In Katwijk is in 2007 een MPG-overleg gestart. In tabel 7 staat het aantal gezinnen dat is besproken en het aantal gezinnen dat een gezinscoach toegewezen heeft gekregen in de jaren 2006 tot en met 2009. Tabel 7 Meldingen multiprobleemgezin-overleg* 2009 Aantal Aantal gezinsgezincoach nen 29 Leiden 114 Alphen aan den Rijn
75
9
2008 Aantal Aantal gezinsgezincoach nen 20 102 71
11
2007 Aantal Aantal gezinsgezincoach nen 10 77 77
2006 Aantal Aantal gezinsgezincoach nen 4 32
17
42
12
Katwijk
55
7
22
11
47
2
-
-
totaal
244
45
195
42
201
29
74
16
*start Alphen aan den Rijn jan. 2006; Leiden dec. 2006; Katwijk juli 2007
In Leiden is in 2006 begonnen met 32 gezinnen, waarvan 4 een gezinscoach kregen toegewezen. In 2009 is het aantal besproken gezinnen 114 en het aantal gezinnen met een gezinscoach 29. In Alphen aan den Rijn is het aantal besproken gezinnen in 2009 bijna het dubbele van het aantal in 2006 (75 respectievelijk 42 gezinnen). Het aantal gezinnen dat een gezinscoach krijgt toegewezen is echter niet veel veranderd (12 in 2006 en 9 in 2009). In Katwijk schommelt het aantal besproken gezinnen van 47 naar 22 naar 55 in de jaren 2007, 2008 en 2009. Schatting aantal multiprobleemgezinnen en bereik MPG-overleg Tussen de 2-5% van de gezinnen heeft te maken met meervoudige problematiek, waarbij de kinderen 20
ernstig en fundamenteel in de ontwikkeling worden bedreigd (Zeijl, 2005) . Uit onderzoek in Groningen blijkt dat ongeveer 2% van de gezinnen met minderjarige kinderen een 21
multiprobleemgezin is (gemeente Groningen, 2005) .
c
Definitie multiprobleemgezin: één of meer kinderen onder de 18 jaar, problemen op meerdere leefgebieden, terugkerende zorgen over de ontwikkeling van de kinderen d Gezin is geïndiceerd als het een multiprobleemgezin betreft waar specialistische coördinatie van zorg nodig wordt geacht
31
Als het percentage van 2-5% ook voor Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk zou gelden, dan heeft Leiden in 2009 naar schatting tussen de 240 en 600 multiprobleemgezinnen, Alphen aan den Rijn tussen de 180 en 450 en Katwijk tussen de 160 en 400. In Leiden is dan 20-50% van de multiprobleemgezinnen in het MPG-overleg besproken. in Alphen aan den Rijn 20-40% en in Katwijk 15-33%. Toeleidingsteam Leiden (voormalig Bemoeizorgteam) Het Toeleidingsteam Leiden is een samenwerkingsverband in de gemeente Leiden tussen het algemeen maatschappelijk werk, maatschappelijke opvang, GGZ, verslavingszorg en GGD. In 2007 is het team uitgebreid met signaleerders: politie, schuldhulpverlening en drie woningcorporaties. Via case finding, case management en bemoeizorg worden cliënten gemotiveerd hulp te accepteren, toegeleid en overgedragen naar de reguliere hulpverlening en wordt het hulpverleningsproces actief bevorderd. Van de 396 Leidse zaken die bij het Meldpunt Zorg en Overlast in 2009 zijn gemeld, zijn 87 (22%) in het Toeleidingsteam besproken. Het aantal behandelde zaken door het Toeleidingsteam Leiden vertoont een stijgende lijn. In 2007 werden 101 zaken besproken en in 2008 110. In 2007 bleek de helft geen contact met enige hulpverlening te hebben gehad in de afgelopen vijf jaar. Dit zijn dus ‘nieuwe’ cliënten. Gedifferentieerde groep sociaal kwetsbaren Nu de groep sociaal kwetsbaren meer in beeld komt, ziet men ook hoe breed en gedifferentieerd deze is. Er ontstaan afgebakende subgroepen met eigen kenmerken en risicofactoren die een op hen passende ketenaanpak vragen. Het zijn niet meer voornamelijk vervuilers, verslaafden en daklozen, maar ook multiprobleemgezinnen, daders en slachtoffers van huiselijk geweld, ex-gedetineerden (waaronder veelplegers), huurders met zodanige huurschuld dat energieafsluiting en/ of huisuitzetting dreigt, alleenwonende dementerende ouderen enz. Aan aanbodszijde breidt als antwoord daarop, het netwerk van samenwerkingspartners in de ketenaanpak zich uit. Meer samenwerking en afstemming vraagt om gestructureerd overleg en een goede coördinatie. De coördinerende functie van het Meldpunt Zorg en Overlast laat zich zien in de coördinatie van een aantal netwerkoverleggen. Zo zijn er
de
vijftien
regiodekkende
lokale
zorgnetwerken,
drie
netwerkoverleggen
rond
multiprobleemgezinnen in Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk, het Toeleidingsteam Leiden en het pilotproject rond de nazorg van Leidse ex-gedetineerden (Jaarverslag Meldpunt Zorg en Overlast, 22
2009) .
4.2
Dreigende huisuitzettingen
Een belangrijke doelstelling van het Regionaal Kompas is het voorkómen van dakloosheid. Eén van de manieren om dit te bereiken is het terugdringen van huisuitzettingen vanwege huurschuld of overlast. Eerder ingrijpen bij huurschulden is één van de middelen. In Zuid-Holland Noord waren in 2007 tweeëntwintig woningcorporaties. Na fusies zijn er in 2009 nog twintig. In 2009 huren ruim 65.000 huishoudens een woning bij één van deze woningcorporaties. Dit is een derde van alle particuliere huishoudens in Zuid-Holland Noord en 80% van alle huishoudens in een huurwoning.
32
Regionale trend In tabel 8 staat een aantal kerngetallen voor wat betreft de huurschuld in de jaren 2006 tot en met 2009. Boven elke kolom staat het aantal woningcorporaties waarvan gegevens bekend zijn. De woningcorporaties konden niet altijd alle opgevraagde gegevens leveren. Desondanks zijn een aantal trends zichtbaar.
Tabel 8 Huurschulden en huisuitzettingen 2006 tot en met 2009 2009 2008 Aantal woningcorporaties 19 19 Huurschuld op 31 december € 2.717.874 € 2.280.103
2007 21 € 3.442.674
2006 20 € 3.457.209
Percentage van jaarhuur
0,89%
0,83%
1,37%
1,49%
Aantal woningcorporaties Aantal aanmaningen per maand Huurschuld per aanmaning
17 4.605 € 590
18 4.448 € 513
18 7.803 € 387
17 7.808 € 394
Aantal woningcorporaties Aantal in handen deurwaarder* Aantal naar kantonrechter* Aantal huishoudens uitgezet* vanwege huurschuld vanwege overlast
1.797(19) 497 (18) 108 (19) 98 10
1.444 (18) 353 (16) 82 (18) 80 2
1.203 (21) 665 (19) 113 (21) 104 9
989 (19) 555 (17) 114 (20) -
* tussen haakjes het aantal woningcorporaties waarvan gegevens bekend zijn
De totale huurschuld op 31 december 2009 is ruim 2.5 miljoen euro. De huurschuld is 0,89% van de totale jaarhuur. De huurschuld per woningcorporatie varieert tussen 0,22% en 12,6%. Over het geheel genomen is in 2008 en 2009 de huurschuld ten opzichte van 2006 en 2007 gedaald in termen van percentage van de jaarhuur. In 2006 is het aantal verstuurde aanmaningen per maand meer dan verdubbeld ten opzichte van 2005 (van ruim 3.000 naar bijna 8.000). Als gevolg daarvan is de huurschuld per aanmaning meer dan gehalveerd (van ruim 1.000 naar minder dan 400 euro). In 2008 en 2009 is het gemiddeld aantal aanmaningen per maand weer flink gedaald en de huurschuld per aanmaning weer licht gestegen naar 582 euro in 2009. De procedure vanaf inschakeling van de deurwaarder, via de kantonrechter tot en met een huisuitzetting laten per stap verschillende trends zien. De deurwaarder is in 2009 vaker ingeschakeld dan in 2006. Het aantal zaken dat naar de kantonrechter wordt gestuurd is na 2007 gedaald. Het aantal huisuitzettingen lijkt in 2008 (82 huisuitzettingen, 0,15% van alle huishoudens) gedaald ten opzichte van 2007 (113 huisuitzettingen, 0,17% van alle huishoudens), maar is in 2009 (108 huisuitzettingen, 0,18% van alle huishoudens, gegevens van één woningcorporatie ontbreken) weer bijna gelijk aan het aantal huisuitzettingen in 2007. Bij negen op de tien huisuitzettingen is huurschuld de aanleiding. In 2009 is bij tien huisuitzettingen overlast de aanleiding, waarvan vijf in combinatie met een huurschuld. Deze huisuitzettingen vergen een andere procedure die meestal langer duurt dan huisuitzettingen vanwege huurschuld.
33
Meldingen dreigende huisuitzetting bij Meldpunt Zorg en Overlast Woningcorporaties kunnen dreigende huisuitzettingen melden bij het Meldpunt Zorg en Overlast (zie ook paragraaf 5.1). Door het sluiten van convenanten is het aantal meldingen van dreigende huisuitzettingen bij het Meldpunt toegenomen van 101 zaken in 2006 naar 167 zaken in 2007 naar 226 in 2009. Het gaat altijd om ernstige problemen op meerdere leefgebieden. Naast de huurschuld bijvoorbeeld
ook
psychiatrie,
verslaving,
relatieproblemen,
arbeidsongeschiktheid.
Twintig
huishoudens zijn alsnog uitgezet. Voor 147 huishoudens is huisuitzetting voorkomen, een successcore van 88%.
Tabel 9 Huurschulden en huisuitzettingen per gemeente
Huisuitzettingen 2009 aantal %* 59 0,20 Leiden en omstreken Leiden 42 0,18 Leiderdorp/ Zoeterwoude 7 0,21 Oegstgeest 6 0,43 Voorschoten 4 0,26 24 0,17 Duin- en Bollenstreek Katwijk 18 0,24 Teylingen 3 0,11 Noordwijk 2 0,09 Noordwijkerhout 1 0,06 Hillegom/ Lisse 25 0,16 Rijnstreek Alphen aan den Rijn 17 0,20 Nieuwkoop 3 0,20 Kaag en Braassem 4 0,11 Rijnwoude 1 0,06 Zuid-Holland Noord 108 0,20 *percentage van aantal huishoudens **gegevens ontbreken van één woningcorporatie
2008 aantal %* 52 0,17 42 0,18 4 0,12 2 0,15 4 0,26 20 0,19 11** 0,28** 7 0,26 0 0 2 0,11 10 0,06 7 0,08 2 0,14 1 0,03 0 0 82 0,17
Huurschuld als percentage van jaarhuur op 31 december 2009 2008 % % 0,86 0,86 0,78 0,65 1,07 1,63 0,83 1,69 1,56 1,37 1,07 1,01 0,96 0,83** 3,30 3,28 0,97 0,86 0,56 0,48 0,82 0,69 0,99 0,77 0,93 0,96 0,44 0,43 0,48 0,42 0,94 0,89
Lokale trends In tabel 9 staan de cijfers per subregio Leiden en omstreken, Duin- en Bollenstreek en Rijnstreek voor de jaren 2008 en 2009. In Leiden en omstreken is het aantal huisuitzettingen tussen 2005 en 2007 gedaald van 91 naar 54. In 2008 is het aantal gestabiliseerd met 52 huisuitzettingen. In 2009 zijn 59 huishoudens uitgezet. In absoluut aantal zijn de meeste huisuitzettingen in Leiden. Maar in percentage van het totaal aantal huishoudens is in 2009 het percentage huisuitzettingen in Leiden het laagst en in Oegstgeest het hoogst. De huurschuld is in Leiden en omstreken beide jaren 0,89% van de totale jaarhuur. In 2009 heeft Leiden de laagste huurschuld (0,78%) en Voorschoten de hoogste (1,56%). In de Duin- en Bollenstreek is het aantal huisuitzettingen tussen 2005 en 2007 toegenomen van 33 naar 38. In 2008 en 2009 ontbreken in de Duin- en Bollenstreek gegevens van één woningcorporatie. De hiernavolgende gegevens zijn dus niet volledig. In 2008 is het aantal huisuitzettingen gedaald ten opzichte van 2007 naar 20. In 2009 zijn 24 huishoudens uitgezet. Zowel absoluut als in percentage van het totaal aantal huishoudens is het aantal huisuitzettingen in Katwijk het hoogst (18 huisuitzettingen, 0,24%) en in Noordwijkerhout het laagst (1 huisuitzetting, 0,06%). In 2009 is in de 34
Duin- en Bollenstreek de huurschuld 1,07% van de totale jaarhuur en daarmee de hoogste van ZuidHolland Noord. Er zijn grote verschillen tussen gemeenten. Teylingen heeft de hoogste huurschuld in de Duin- en Bollenstreek (3,30%) en Noordwijkerhout de laagste (0,56%). In de Rijnstreek is het aantal huisuitzettingen tussen 2005 en 2007 afgenomen van 35 naar 21. In 2008 is het aantal huisuitzettingen gedaald naar 10 en in 2009 weer toegenomen naar 25. De sterkste toename is in Alphen aan den Rijn (van 7 huisuitzettingen in 2008 naar 17 in 2009). Procentueel hebben in 2009 Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop het hoogste percentage uitgezette huishoudens (0,20%) en Rijnwoude de laagste (0,06%). In 2009 is in de Rijnstreek de gemiddelde huurschuld 0,82% van de totale jaarhuur. Alphen aan den Rijn heeft de hoogste huurschuld van de Rijnstreek (0,99%) en Kaag en Braassem de laagste (0,44%). Doelstelling Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord De doelstelling voor 2013 van het Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord is een afname van het aantal huisuitzettingen met 75% ten opzichte van 2008. In 2009 is het aantal huisuitzettingen ten opzichte van 2008 toegenomen met 30%. In Leiden en omstreken is de toename 13%, in de Duin- en Bollenstreek 20% en in de Rijnstreek 150%. In Leiden en Alphen zijn convenanten met woningcorporaties gesloten om het aantal huisuitzettingen te beperken. In de Duin- en Bollenstreek wordt een convenant ontwikkeld maar is in 2010 nog niet geïmplementeerd.
4.3
Crisishulp
Hulp in crisissituaties wordt in Zuid-Holland Noord onder andere geboden door de crisisopvang van De Binnenvest en de crisisinterventie van Rivierduinen. De cijfers staan in tabel 10.
Tabel 10 Aantal cliënten crisisopvang en crisisinterventie per jaar Crisisopvang De Binnenvest
totaal
Index*
2009
2008
2007
2006
0,9
104
132
169
120
51
-
93
-
Waarvan jonger dan 25 jaar Crisisinterventie Rivierduinen
totaal
1,3
2.922
2.887
2.683
2.290
binnen instelling
1,9
1.841
1.535
1.314
962
buiten instelling
0,8
1.081
1.352
1.369
1.328
Jeugd (tot 18 jaar)
1,1
126
149
177
120
volwassenen
1,2
2.282
2.146
2.228
1.932
ouderen
2,0
475
479
278
238
*factor waarmee aantal cliënten in 2009 is toe- of afgenomen ten opzichte van 2006
Crisisopvang De Binnenvest De crisisopvang van De Binnenvest is bedoeld voor mensen die acuut dakloos worden. Vaak vormen relatieproblemen, financiële zaken, verslavingen of psychiatrische problemen de oorzaak van hun plotselinge dakloosheid. In principe is de opvang bedoeld voor twee tot drie maanden, in welke periode een structurele oplossing, waaronder woonruimte, wordt gezocht.
35
In 2007 hebben drie woningcorporaties woningen beschikbaar gesteld op voorwaarde dat De Binnenvest gedurende twee jaar de cliënt begeleidt. Door deze extra inspanningen is het aantal opgevangen
personen
in
2007
toegenomen
naar
169.
De
Binnenvest
heeft
met
drie
woningcorporaties een convenant gesloten. De woningcorporaties stellen woningen beschikbaar ten behoeve van uitstroom uit de crisisopvang. Bovendien is de begeleiding vanuit de Binnenvest actiever gericht op door- en uitstroom. Het streven was om 200 personen per jaar te kunnen opvangen. In 2008 en 2009 is dat echter niet gelukt. Het aantal opgevangen personen in de crisisopvang is gedaald naar 104 in 2009. Het bezettingspercentage is gedaald van 109% in 2008 naar 86% in 2009 23
(Jaardocument Stichting De Binnenvest, 2008 en 2009) . Crisisinterventie Rivierduinen De crisisinterventie van GGZ Rivierduinen is gericht op noodsituaties van zowel de eigen cliënten, excliënten als anderen. Deze situaties doen zich bijvoorbeeld voor bij ernstige klachten als depressie, psychose en suïcidedreiging. Maar ook als de omgeving de zorg niet meer aankan, kan men via de huisarts voor spoedeisende hulpverlening in aanmerking komen. Als de cliënt in een crisissituatie naar de instelling toe komt, vindt de crisisinterventie ‘binnen’ plaats. Als de hulpverlener naar de cliënt in een crisissituatie toe gaat, vindt de crisisinterventie ‘buiten’ plaats. ‘Binnen’ en ‘buiten’ slaan dus op de locatie van de interventie. Regionale trend Op de Crisisinterventie van Rivierduinen wordt elk jaar een groter beroep gedaan (tabel 10). Het beleid is er op gericht dat cliënten die al in behandeling zijn en in een crisissituatie terecht komen direct een beroep kunnen doen op hun eigen hulpverlener of hulpverleningsteam. De hulpvraag was in 2007 ten opzichte van 2004 met een factor 1,5 toegenomen (niet in tabel). In de drie jaar vanaf 2007 blijkt het aantal interventies wederom toegenomen met een factor 1,3 tot bijna 3.000 interventies in 2009. De toename vanaf 2007 komt volledig voor rekening van de interventies waarbij de cliënt naar de instelling toe komt. Het aantal interventies waarbij de hulpverlener naar de cliënt toe gaat neemt juist af. De toename van het aantal interventies tussen 2004 en 2007 kwam door de toename bij de jeugd en volwassenen. Vanaf 2007 verdubbelt het aantal interventies bij ouderen terwijl het aantal interventies bij de jeugd juist afneemt. Het gaat iets vaker om vrouwen dan om mannen (in 2009 is 56% vrouw). De gemiddelde leeftijd is 45 jaar (zowel van de mannen als de vrouwen). In 4% van de gevallen gaat het om minderjarigen en in 16% om 65-plussers. De groep jongvolwassenen (18 tot en met 23 jaar) is 8%. Van de 2.922 cliënten die in 2009 een crisisinterventie hebben gehad, hebben 832 cliënten (28%) ook in 2008 een crisisinterventie gehad. Van dezelfde 2.922 cliënten waren 699 cliënten (24%) bekend bij de GGZ omdat zij waren ingeschreven bij één van de dagactiviteitencentra en/of een case manager hadden en/of waren ingeschreven bij begeleid zelfstandig wonen of beschermd wonen. In totaal waren 1.182 personen (40%) bekend, of omdat ze een eerdere crisisinterventie hebben gehad of omdat ze al waren ingeschreven. Dus 60% van de cliënten in 2009 van de crisisinterventie is ‘nieuw’. Lokale trends Het aantal cliënten per gemeente hangt sterk af van het aantal inwoners. Daarom is het aantal cliënten per 10.000 inwoners een betere maat om gemeenten met elkaar te vergelijken. De regionale toename van het aantal cliënten ziet men terug in de gemeenten Leiderdorp, Kaag en Braassem, Oegstgeest en Hillegom (tabel 11). Het aantal cliënten uit Leiden, Katwijk, Teylingen, Nieuwkoop, 36
Noordwijk, Voorschoten, Lisse, Rijnwoude, Noordwijkerhout en Zoeterwoude blijft min of meer stabiel. In Alphen aan den Rijn is het aantal cliënten voor crisisinterventie in 2009 afgenomen. In de jaren 2007 tot en met 2009 heeft Leiden de meeste crisisinterventies (tussen de 73 en 75 per 10.000 inwoners) en Nieuwkoop de minste (tussen de 29 en 32 per 10.000 inwoners). Dit is te verwachten omdat Leiden het meest sterk stedelijk is en Nieuwkoop het minst stedelijk in ZuidHolland Noord. Psychiatrische problematiek komt in stedelijke gebieden meer voor dan in landelijke 24
(Peen et al, 2002) . Oegstgeest en Noordwijkerhout vallen op omdat zij relatief veel crisisinterventies hebben (Oegstgeest 76 en Noordwijkerhout 61 per 10.000 inwoners) terwijl het qua aantal inwoners kleinere gemeenten zijn. Het relatief groot aantal crisisinterventies komt omdat in Oegstgeest en Noordwijkerhout een aantal GGZ-instellingen is gehuisvest. Tabel 11 Aantal cliënten crisisinterventie Rivierduinen
Gemeente Leiden
2009 aantal per 10.000 inwoners aantal 75,0 876
2008 aantal per 10.000 inwoners aantal 77,9 910
2007 aantal per 10.000 inwoners aantal 72,6 853
Alphen aan den Rijn
352
48,8
422
58,9
382
53,7
Katwijk
376
61,3
331
54,1
335
54,8
Teylingen
211
59,4
208
58,9
170
48,6
Nieuwkoop
86
32,1
79
29,5
78
28,9
Leiderdorp
141
53,3
122
46,3
132
50,6
Kaag en Braassem
94
37,0
98
38,8
81
32,1
Noordwijk
116
45,8
116
46,6
106
42,9
Voorschoten
108
47,0
102
44,6
101
44,3
Oegstgeest
172
76,2
137
61,3
87
39,5
Lisse
92
41,3
84
38,0
102
46,4
Hillegom
104
50,8
84
41,3
91
44,8
Rijnwoude
70
37,4
65
34,8
65
34,6
Noordwijkerhout
93
60,6
95
61,7
71
46,4
Zoeterwoude
31
37,8
34
40,9
29
34,5
Zuid-Holland Noord
2.922
56,1
2.887
55,7
2.683
51,9
4.4
Huiselijk geweld
4.4.1 Slachtoffers huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezinsleden, familieleden, ex-partners, vrienden, buren). Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, mannen als kinderen zijn. Het kan gaan om psychisch of emotioneel geweld (treiteren, kleineren, uitschelden), lichamelijk geweld (mishandeling), ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. Op basis van verschillende Nederlandse onderzoeken wordt geschat dat ongeveer 14% van de Nederlanders ooit in zijn of haar leven slachtoffer is van huiselijk geweld. Bij de helft is dat tijdens de jeugd, bij de andere helft op volwassen leeftijd. Jaarlijks wordt circa 0,4% van de kinderen en 0,3%
37
van de volwassenen voor het eerst slachtoffer. Bij kinderen duurt het geweld in totaal gemiddeld drie tot vijf jaar, bij volwassen slachtoffers gemiddeld drie tot zeven jaar. Het percentage kinderen dat in één jaar slachtoffer is van huiselijk geweld wordt geschat tussen 1,5-2,5%. Bij volwassenen is de éénjaarsprevalentie naar schatting 2,3%. Jaarlijks is minstens 2% van de kinderen getuige en indirect 25
slachtoffer van huiselijk geweld. (Oosterlee & Vink, 2006) . Tabel 12 Slachtoffers huiselijk geweld peiljaar ooit
Totaal 19 t/m 64 jaar man vrouw
% 8,0 4,1 11,5
Totaal 65 t/m 94 jaar man vrouw
3,2 1,6 4,5
2009 < 5 jaar geleden % 2,3 1,3 3,2 0,5 0,4 0,6
bron: gezondheidspeiling 20 tot en met 64-jarigen GGD Hollands Midden 2005 en 2009
In Zuid-Holland Noord rapporteert 8% van de volwassenen tot 65 jaar ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (tabel 12). Vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen. De meeste volwassenen geven aan dat de dader de ex-partner of de (stief)ouders is/zijn (geweest). Vaak gaat het om psychisch, emotioneel geweld of lichamelijk geweld, minder vaak om seksueel misbruik. Van de zelfstandig wonende ouderen rapporteert drie procent dat hij of zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Dit is minder dan onder volwassenen tot 65 jaar. Meestal wordt de (ex)partner aangewezen als de dader. De gerapporteerde percentages zijn waarschijnlijk een onderschatting. Uit de GGD-gezondheidspeiling van 2005 blijkt dat het grootste deel van de slachtoffers geen professionele hulp zoekt; 35% van degenen die in het afgelopen jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, heeft contact gehad met de geestelijke gezondheidszorg, 12% heeft het geweld met de huisarts besproken en 9% is bij de politie geweest.
4.4.2 Incidenten huiselijk geweld In 2009 speelde bij een kwart van de 1.014 gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast huiselijk geweld een rol. Bij het Steunpunt Huiselijke Geweld in Hollands Midden zijn in hetzelfde jaar 106 adviezen gegeven over zaken die betrekking hebben op huiselijk geweld in Zuid-Holland Noord. In 2005 is de politie begonnen met het specifieker registreren van huiselijk geweld. Voor 2005 waren deze incidenten onzichtbaar onder de algemene noemer van ‘geweld’. In 2008 blijkt dat van iedere honderd bedreigingen er 18 te typeren zijn als huiselijk geweld. Op de honderd mishandelingen 26
vinden er 25 in de huiselijke kring plaats (Ferwerda, 2009) . Bij incidenten huiselijk geweld registreert de politie verschillende vormen van geweld binnen huiselijke kring, zoals bedreiging, mishandeling, verkrachting, incest, gijzeling, vernieling en stalking. . Regionale trend We zien vanaf 2005 een gestage toename van het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld (tabel 16). In 2005 leidde bijna de helft van het aantal incidenten tot een aangifte. Vanaf 2006 is dat ongeveer 40%. In 2007 en 2008 is het aantal geregistreerde incidenten gestabiliseerd maar in 2009 lijkt het aantal incidenten weer toe te nemen. Deze toename is waarschijnlijk een registratie-effect. Op 38
1 juni 2009 is de politie overgegaan op een nieuw registratiesysteem. Politiemedewerkers moeten wennen aan het nieuwe systeem en verkeerde registraties kunnen achteraf niet worden gecorrigeerd. Dat maakt vergelijken met vorige jaren lastig. Lokale trends In tabel 13 staan per gemeente het absoluut aantal geregistreerde incidenten en het aantal incidenten per 10.000 inwoners. Met deze laatste maat zijn de gemeenten onderling vergelijkbaar. De gemeenten staan in afnemende volgorde van het aantal inwoners. De regionale stabilisatie van het aantal aangiften huiselijk geweld zien we terug in de gemeenten. Alleen Hillegom laat een vrij sterke stijging zien in 2008 ten opzichte van 2007 en Leiderdorp een vrij sterke daling. Als het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld evenredig over de gemeenten was verdeeld, dan zou in elke gemeente het aantal incidenten per 10.000 inwoners gelijk zijn aan 48, het gemiddelde in Zuid-Holland Noord. In tabel 13 is te zien dat dit niet het geval is. In de drie grotere gemeenten Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk is het aantal aangiften hoger dan op basis van het inwonertal zou worden verwacht en naarmate het inwonertal van de gemeente kleiner is, is het aantal werkelijke aangiften kleiner dan wordt verwacht op basis van het aantal inwoners.
Tabel 13 Geregistreerde incidenten huiselijk geweld per gemeente Incidenten 2009
2008
2007
2006
2005
810
per 10.000 inwoners 69
608
per 10.000 inwoners 52
47
582
439
Alphen aan den Rijn
402
56
362
51
312
44
314
214
Katwijk
254
41
225
37
232
38
188
152
Teylingen
158
44
111
31
109
31
103
90
Gemeente Leiden
aantal
aantal
aantal
per 10.000 inwoners
aantal
aantal
556
Nieuwkoop
76
28
62
23
38
14
23
17
Leiderdorp
116
44
76
29
98
38
74
69
Kaag en Braassem
70
28
44
17
77
31
41
38
Noordwijk
123
49
76
31
89
36
99
78
Voorschoten
79
34
60
26
67
29
78
62
Oegstgeest
75
33
52
23
64
29
48
49
Lisse
47
21
46
21
42
19
52
50
Hillegom
136
66
70
34
57
28
57
45
Rijnwoude
46
25
38
20
28
15
34
25
Noordwijkerhout
69
45
38
25
39
26
50
40
Zoeterwoude Zuid-Holland Noord Nederland
22
27
12
14
17
7
48
1.880
36
1.825
20 35
15
2.483
1.758
1.375
?
?
63.841
39
64.822
40
62.983
57.421
bron: Politie Hollands Midden
4.4.3 Wet tijdelijk huisverbod (Wth) Per 1 januari 2009 is de Wet tijdelijk huisverbod van kracht geworden. De wet voorziet de burgemeester van de bevoegdheid een tijdelijk huisverbod op te leggen aan degene van wie een 39
ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat. Het opleggen van een huisverbod heeft als doel in de gegeven noodsituatie escalatie te voorkomen en hulp te bieden. De Wet als zodanig beoogt een bijdrage te leveren aan de strijd tegen huiselijk geweld. In Zuid-Holland Noord heeft het Meldpunt Zorg en Overlast de procesregie bij het opleggen van een huisverbod. In samenwerking met politie en justitie, reclassering, maatschappelijk werk en bureau Jeugdzorg wordt de Wth uitgevoerd. In 2009 zijn 38 verboden opgelegd. Evaluatie wijst uit dat een groot percentage actueel of in het verleden bekend is bij de hulpverlening. Omdat veel zaken gepaard gaan met alcohol- en/of drugsmisbruik, worden veel daders doorverwezen naar de verslavingszorg. In 2009 zijn tenminste 671 aangiften huiselijk geweld gedaan. In zes procent van de gevallen (38 keer) is de Wth toegepast.
4.4.4 Meldingen kindermishandeling In 2008 zijn bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 791 meldingen van kindermishandeling binnengekomen betreffende 1.428 kinderen in Zuid-Holland Noord (120 kinderen/10.000 inwoners van 0 tot en met 18 jaar) (tabel 14). De gemeente Leiden staat op de vijfde plaats in de lijst gemeenten waar de meeste kinderen worden gemeld (van de in totaal 431 27
gemeenten in Nederland in 2008). In Leiden zijn 430 kinderen gemeld (Steketee et al., 2010) . Ook in de gemeente Alphen aan den Rijn wordt veel kindermishandeling gemeld. Met 161/10.000 inwoners tot en met 18 jaar staat deze gemeente op plaats tien op de rangordelijst van Nederlandse gemeenten. De hoge positie van deze gemeenten in de rangorde kan worden beschouwd als een positieve uitslag. Hoe meer meldingen, des te zichtbaarder kindermishandeling wordt. Het is vermoedelijk te verklaren door afspraken tussen politie en AMK om huiselijk geweld waar kinderen bij betrokken zijn, bij het AMK te melden. In overige regio’s in Nederland ontbreken deze afspraken. Daarnaast worden in Zuid-Holland Noord al jaren trainingen ‘signalen kindermishandeling’ georganiseerd. De gemeente Zoeterwoude heeft het laagste percentage gemelde kinderen van de regio Zuid-Holland Noord met 32/10.000 inwoners tot en met 18 jaar (plaats 299). Het aantal gemelde kinderen per 10.000 inwoners tot en met 18 jaar in Zuid-Holland Noord (120) ligt dicht bij het aantal voor de provincie Zuid-Holland (125). Zuid-Holland staat in de rangorde van provincies bovenaan. Onderaan staat Gelderland met 45 gemelde kinderen/10.000 inwoners tot en met 18 jaar.
40
Tabel 14 Aantal gemelde kinderen kindermishandeling per gemeente in 2008 Geschat aantal* 430
per 10.000 inwoners van 0 t/m 18 jaar 190
Plaats in rangorde van 431 Nederlandse gemeenten 5
Alphen aan den Rijn
277
161
10
Katwijk
151
95
71
66
70
130
Gemeente Leiden
Teylingen Nieuwkoop
57
88
84
Leiderdorp
75
115
43
Kaag en Braassem
34
55
186
Noordwijk
43
83
99
Voorschoten
59
109
52
Oegstgeest
62
111
50
Lisse
44
86
91
Hillegom
59
131
28
Rijnwoude
21
47
215
Noordwijkerhout
44
125
33
Zoeterwoude Zuid-Holland Noord Zuid-Holland
6
32
299
1.428
120
-
-
125
1**
*geschat aantal op basis van aantal gemelde kinderen per 10.000 inwoners tot en met 18 jaar ** plaats in rangorde van 13 provincies
4.5
Conclusies
Meldpunt Zorg en Overlast en Zorgoverleg Katwijk In 2009 zijn 1.099 zaken gemeld, waarvan 85 zaken bij het Zorgoverleg Katwijk en 1.014 zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast van de GGD Hollands Midden. Het aantal gemelde zaken schommelt al drie jaar rond de 1.000 per jaar. Er is een toename van meldingen voor dreigende huisuitzetting, financiële problemen en energieafsluiting. Dit komt door convenanten die het Meldpunt heeft gesloten met woningcorporaties en energieleveranciers. Het aantal zaken dat door het Toeleidingsteam Leiden wordt besproken neemt af van 110 in 2008 naar 87 in 2009. In verhouding worden de meeste zaken gemeld vanuit de drie grootste gemeenten Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk. Noordwijkerhout valt op als kleinere gemeente met relatief veel gemelde zaken. In de multiprobleemgezin (MPG)-overleggen in Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk zijn in 2009 totaal 244 gezinnen besproken waarvan 45 gezinnen een gezinscoach kregen toegewezen. In Leiden is het aantal gemelde gezinnen in de afgelopen drie jaar elk jaar toegenomen. In Alphen aan den Rijn en Katwijk blijft het aantal gemelde gezinnen ongeveer gelijk. Naar schatting wordt 20-50% van alle multiprobleemgezinnen in Leiden in het MPG-overleg besproken. Voor Alphen aan den Rijn geldt een schatting van 20-40% en in Katwijk 15-33%. Huisuitzettingen De doelstelling voor 2013 van het Regionaal Kompas is een afname van het aantal huisuitzettingen met 75% ten opzichte van 2008. Zowel in Leiden en omstreken als in de Rijnstreek is het aantal huisuitzettingen in 2009 toegenomen ten opzichte van 2008. In de Duin- en Bollenstreek lijkt het
41
aantal huisuitzettingen iets te zijn toegenomen, maar omdat gegevens van één woningcorporatie voor 2008 en 2009 ontbreken, is een duidelijke conclusie niet mogelijk. Het gemiddeld aantal aanmaningen per jaar dat woningcorporaties versturen is in 2009 ongeveer 4.500. Dit is bijna de helft van het gemiddeld aantal aanmaningen dat in 2007 werd verstuurd. De gemiddelde schuld per aanmaning is gestegen van 387 euro in 2007 naar 590 euro in 2009. In 2009 is voor 1.797 huishoudens de deurwaarder ingeschakeld, voor 497 huishoudens is bij de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst aangevraagd en 108 huishoudens zijn uitgezet. 98 vanwege een huurschuld en bij 10 huishoudens vanwege overlast. De gegevens van één woningcorporatie ontbreken. In 2008 werden 82 huishoudens uitgezet. Crisishulp De Binnenvest heeft in 2009 104 personen opgevangen in de crisisopvang (capaciteit 25 plaatsen). Hiervan waren 23 personen jonger dan 18 jaar en 25 personen waren 18 tot en met 24 jaar. De extra inspanningen om de uitstroom te bevorderen die in 2007 leidden tot een toename van het aantal opgevangen personen, lijkt in 2009 te zijn uitgewerkt. Het aantal opgevangen personen is lager dan in 2006. Vanaf 2007 is het aantal personen met een crisisinterventie door GGZ Rivierduinen elk jaar toegenomen tot bijna 3.000 in 2009. De toename zat vooral bij de ouderen. Het aantal jeugdigen nam juist af. Ongeveer 40% van deze cliënten was in 2008 en/of 2009 al bekend bij de GGZ vanwege eerdere crisisinterventies of omdat ze al contact hadden met de GGZ voor case management, een dagactiviteitencentrum bezochten of woonbegeleiding kregen. De cliënten wonen verspreid over alle gemeenten in Zuid-Holland Noord, relatief veel in Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk, relatief weinig in Nieuwkoop en Kaag en Braassem. Huiselijk geweld In Zuid-Holland Noord rapporteert 8% van de volwassenen tot 65 jaar ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijke geweld. Dit is waarschijnlijk een onderschatting. Diverse Nederlandse onderzoeken geven een schatting van 14%. Het aantal bij de politie geregistreerde incidenten huiselijk geweld is in 2008 1.880 en in 2009 2.483. Door omzetting van registratiesystemen bij de politie is het laatste cijfer niet betrouwbaar. In 2008 zijn 36 incidenten huiselijk geweld geregistreerd per 10.000 inwoners. Landelijk is dit cijfer 39. Relatief het grootste aantal incidenten is geregistreerd in Leiden, Hillegom en Alphen aan den Rijn. Het kleinst aantal geregistreerde incidenten is in Lisse, Zoeterwoude, Nieuwkoop en Kaag en Braassem. In 2009 zijn 671 aangiften huiselijk geweld gedaan. Bij 38 (6%) aangiften kreeg de dader een tijdelijk huisverbod opgelegd. In 2008 zijn bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 791 meldingen binnengekomen betreffende 1.428 kinderen in Zuid-Holland Noord. Dit is 120 kinderen per 10.000 kinderen tot 18 jaar. In de provincie Zuid-Holland zijn in hetzelfde jaar 125 kinderen/10.000 gemeld. Van alle provincies wordt in Zuid-Holland het meeste gemeld. Dit kan positief zijn omdat kindermishandeling dan beter wordt gesignaleerd. In Leiden en Alphen aan den Rijn worden relatief veel kinderen gemeld. In de rangorde van 431 gemeenten staat Leiden op de vijfde plaats en Alphen aan den Rijn op de tiende. 42
5
Opvang en zorg
5.1
Maatschappelijke opvang
In het najaar van 2009 heeft de GGD Hollands Midden een derde omvangschatting gemaakt van het e 28 aantal feitelijk daklozen in Leiden (Tielen, 2010) . In de Dagopvang Leiden en bij De Schuilplaats zijn gedurende twee weken alle bezoekers geteld. Met behulp van de bezoekfrequentie en overlap tussen de twee locaties kan het totaal aantal daklozen worden geschat. Dit is de vangst-hervangstmethode (Chao,1989)
29
. Twee eerdere schattingen stammen uit 2005 (Hulsbosch, 2005)
30
en 2006
31
(Tielen, 2010) . Tabel 15 Schatting aantal daklozen
geteld geschat ondergrens bovengrens
Okt. 2009 180 313 210 416
Feb. 2006 276 454 377 588
Sep. 2005 268 493 466 525
In 2005 en 2006 is de omvang van het aantal daklozen geschat tussen de 450 en 500 personen (tabel 15). De schatting in 2009 laat een daling zien naar ongeveer 300 daklozen. Negen op de tien daklozen zijn mannen en de gemiddelde leeftijd is 41 jaar. Vergeleken met 2005 is de gemiddelde duur van de dakloosheid voor mannen gedaald van vijf naar drie jaar. Voor vrouwen is de gemiddelde duur van de dakloosheid vijf jaar, zowel in 2005 als in 2009. Zestig procent van de daklozen komt oorspronkelijk uit Leiden, 17% uit de regio Zuid-Holland Noord en een kwart van buiten de regio, hoofdzakelijk uit de vier grote steden. Doelstelling Regionaal Kompas Zuid-Holland Noord Eén van de doelstellingen voor 2013 in het Regionaal Kompas is dat het aantal daklozen is 6
verminderd met 75% ten opzichte van de schatting van 2005 (gemeente Leiden, 2006) . Uit de telling en schatting van 2009 blijkt dat het aantal daklozen is afgenomen van ongeveer 490 naar 310. Dit is een afname van ongeveer een derde. De Dagopvang (Leiden) De Dagopvang biedt bezoekers, behalve een praatje en een kopje koffie, een postadres. Dit is onmisbaar voor het aanvragen van een uitkering of het inschrijven bij de gemeente. Maatschappelijk werkers begeleiden bezoekers naar de gemeente, de sociale dienst, de verslavingszorg, een ziekenhuis of een andere hulpverleningsinstantie. De openingstijden van De Dagopvang zijn in de loop der tijd steeds verder verruimd. Met de opening van Nieuwe Energie in 2008 zijn de openingstijden van 9:00-21:00 uur, zeven dagen per week.
e
Feitelijk daklozen zijn voor hun overnachting aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen of bij familie of kennissen, zonder uitzicht op permanent onderdak, ook niet in een sociaal pension of iets dergelijks.
43
Om de re-integratie van jonge daklozen te bevorderen heeft De Binnenvest in 2008 besloten om jonge mensen onder de 25 jaar op een andere locatie dan de Dagopvang op te vangen. Jonge daklozen worden geregistreerd bij het SPIL (ServicePunt Informatie en Leren). In 2009 zijn bij de Dagopvang en/of het SPIL 1.051 personen geregistreerd (tabel 16). Hiervan hebben 741 mensen bij de Dagopvang of het SPIL een postadres. De gemiddelde leeftijd van de bezoekers bij de Dagopvang is 41 jaar en 90% is man. Bij het SPIL is de gemiddelde leeftijd 23 jaar en 75% is man. Het aantal geregistreerde personen is de afgelopen twee jaar tamelijk stabiel rond de 1.000 personen. Niet alle geregistreerde bezoekers zijn dakloos. In 2009 bleek bij een telling gedurende twee weken 28
ongeveer de helft van de bezoekers van de Dagopvang niet feitelijk dakloos te zijn (Tielen, 2010) . Voor een deel zijn het mensen die een zelfstandige woning hebben gekregen maar nog door De Binnenvest worden begeleid. Voor een deel zijn het bewoners van het Sociaal Pension of mensen die tijdelijk in de Crisisopvang wonen. Tenslotte is het soms niet bekend waar ze wonen.
Tabel 16 Aantal cliënten dag- en nachtopvang per jaar peiljaren
2009
2008
2007
totaal aantal ingeschreven
1.051
1.034
778
gemiddeld aantal bezoekers per dag
77
57
58
100
100
100
434
215 ±175
Dagopvang Dagopvang Leiden
De Schuilplaats Leiden gemiddeld aantal bezoekers per keer Open Venster Alphen aan den Rijn totaal aantal bezoekers inloophuis De Brug Katwijk totaal aantal bezoekers inloophuis
100
93
92
totaal aantal bezoekers
228
178
137
bezettingspercentage
88%
gemiddeld aantal nachten per cliënt
55
Nachtopvang Nachtopvang Leiden
84% 91% 61
60
De Schuilplaats (Leiden) Begin 2004 zijn twee vrienden (arts en tandarts) op de vrijdagavonden gestart met het uitdelen van soep en broodjes aan verslaafde daklozen die zich ophielden bij perron 0 van het centraal station in Leiden. Zij gaven ook huisarts- en tandartszorg als dat nodig was. Andere vrijwilligers sloten zich hierbij aan. Eind 2004 heeft de gemeente Leiden een pand ter beschikking gesteld aan de inmiddels opgerichte stichting De Schuilplaats. Sindsdien ontvangt de Schuilplaats subsidie van de gemeente en dit bedrag wordt aangevuld met giften. De Schuilplaats is open van 17:30 – 20:30 uur op vrijdagavond en van 13:00 – 14:30 uur op zondagmiddag. Alle activiteiten worden door 30-40
44
vrijwilligers georganiseerd. Op vrijdagavond wordt een warme maaltijd verzorgd en op zondagmiddag een broodmaaltijd met soep en warme snack. Er is een ‘medische post’ met een huisarts, pedicure en kapper, allen vrijwilligers. De bezoekers zijn daklozen, marginaal gehuisvesten en illegalen. De toegang is laagdrempelig, niemand wordt geweigerd, tenzij men zich misdraagt. Gemiddeld komen op een vrijdag ongeveer 100 bezoekers en op zondagmiddag ongeveer 75 (tabel 20). De inhoud van het aanbod is gelijk gebleven, de kwaliteit is verbeterd. De tandarts heeft een volledig uitgeruste tandartsstoel zodat hij behalve kiezen trekken ook kan boren en vullen en kunstgebitten kan aanmeten. De huisarts heeft een eigen apotheek zodat ook medicijnen kunnen worden uitgereikt. Het aantal kappers is uitgebreid van één naar drie. De kledinguitgifte is groter dan voor de eigen doelgroep nodig is. De Schuilplaats levert ook kleding aan andere stichtingen, bijvoorbeeld bestemd voor oost Europa of Suriname. Het Open Venster (Alphen aan den Rijn) Het Open Venster is in 1998 gestart met een inloophuis met 40 bezoekers. Het wordt georganiseerd door Stichting Aandachtscentrum Alphen aan den Rijn, een diaconale stichting vanuit de kerken. Bezoekers kunnen onder andere gebruik maken van een douche en een wasmachine. De begeleiding bestaat uit vrijwilligers. Het doel is opvang van sociaal zwakkeren in Alphen aan de Rijn. Oorspronkelijk ving het Open Venster vooral mensen op die dreigden te vereenzamen. Maar de problematiek is steeds zwaarder geworden. Sinds 2004 biedt Stichting De Binnenvest professionele begeleiding en in 2008 zijn twee professionele groepswerkers aangesteld. Sinds 2008 kunnen bezoekers het Open Venster als postadres gebruiken. In 2009 maken 31 personen hier gebruik van 32
(Jaarverslag Het Open Venster, 2009) . Het aantal bezoekers is in 2007 na de opening van het nieuwe onderkomen sterk gestegen naar circa 175 personen (tabel 16). Het aantal geopende dagen is uitgebreid van vijf naar zes dagen per week. De stijgende lijn in aantal bezoekers heeft zich in 2008 en 2009 nog sterker gemanifesteerd. In 2009 is het aantal bezoekers ten opzichte van 2008 verdubbeld naar 434 personen. Het aantal vrijwilligers is uitgebreid om deze toestroom aan te kunnen. In 2000 is begonnen met het aanbieden van een maaltijd twee keer per week met een bezetting van gemiddeld 8 personen per maaltijd. Dit gemiddelde nam snel toe. In juli 2007 is het aantal maaltijddagen per week van twee naar drie uitgebreid. Het aantal bezoekers varieert nu tussen de 32 en 63 bezoekers. De Brug inloophuis (Katwijk) Het inloophuis De Brug is in 1995 geopend met vijfentwintig vrijwilligers die hulp bieden aan drugsverslaafden. Ze kunnen een warme maaltijd gebruiken, douchen en gebruik maken van een wasmachine en sinds 2008 is eenmaal per week een kapper aanwezig. Het aantal bezoekers breidde zich al snel uit. Het gaat al lang niet meer alleen om drugsverslaafden. Alcoholverslaafden, psychiatrische patiënten en daklozen behoren ook tot de bezoekers. De problematiek werd hierdoor complexer en het werk voor de vrijwilligers zwaarder. Daarom is in 2008 een vaste medewerker in het inloophuis aangesteld die de vrijwilligers ondersteunt en meer structuur aanbrengt. Sinds 2005 is het aantal bezoekers gestabiliseerd op ruim 90 (tabel 16). In 2009 hebben 100 personen het inloophuis bezocht.
45
De Nachtopvang (Leiden) De Nachtopvang biedt daklozen een bed, een douche en een ontbijt. De Nachtopvang is open van 20:00 uur tot 9:00 uur. Cliënten betalen een eigen bijdrage. In oktober 2006 is de capaciteit vergroot van 17 naar 26 bedden. In mei 2008 is de nieuwe locatie Nieuwe Energie met 40 bedden geopend. Van 2007 tot en met 2009 vertoont het aantal bezoekers van De Nachtopvang een stijgende lijn. In 2008 wordt de toename vooral verklaard door de opening van de nieuwe locatie met een uitbreiding van het aantal bedden. In 2009 hebben 228 personen één of meerdere nachten in De Nachtopvang geslapen (tabel 16). Een toename van 28% ten opzichte van het jaar ervoor. Het gemiddeld aantal nachten van het verblijf in De Nachtopvang is gedaald van 61 in 2008 naar 55 in 2009. Het bezettingspercentage is iets toegenomen van 84% in 2008 naar 88% in 2009.
5.2
Verslavingszorg
5.2.1 Alcoholgebruik Alcoholgebruik kan een risicofactor worden als mensen veel glazen in korte tijd drinken of steeds vaker en steeds meer glazen per keer drinken. Jongeren doen vooral het eerste. Het laatste komt meer bij volwassenen voor. Trends alcoholgebruik jongeren 12 tot en met 18 jaar Tussen 1998 en 2003 is het alcoholgebruik onder jongeren van 12 tot en met 18 jaar sterk toegenomen (tabel 17). Niet alleen gingen meer jongeren alcohol drinken, ook de hoeveelheid dat werd gedronken nam toe. In 2008 blijkt het alcoholgebruik weer te zijn afgenomen. Het percentage jongeren dat drinkt is in 2008 lager dan in 1998. Deze afname komt volledig voor rekening van de jongste groep van 12 tot en met 14 jaar bij wie het percentage drinkers is gedaald van 35% in 2003 naar 23% in 2008. De hoeveelheid alcohol dat wordt gedronken is niet afgenomen gelet op het 33
percentage binge drinkers (GGD Hollands Midden, 2009) . Ook in Nederland is het percentage drinkers tussen 2003 en 2008 gedaald, volledig verklaard door de 12 tot en met 14-jarigen. Onder oudere jongeren wordt nog evenveel gedronken. Het binge drinken is 34
gelijk gebleven (Monshouwer, 2008) . Tabel 17 Alcoholgebruik 12 tot en met 18-jarigen in voortgezet onderwijs peiljaar
2008
2003
1998
%
%
%
Zuid-Holland Noord
52
64
59
Nederland
51
59
55
Zuid-Holland Noord
38
41
24
Nederland
36
40
-
Voortgezet onderwijs Recent drinken*
Binge drinken**
Bron: Trimbos-instituut en GGD Hollands Midden * recent drinken: afgelopen maand gedronken ** binge drinken: vijf of meer glazen alcohol drinken bij één gelegenheid
46
Trends alcoholgebruik volwassenen Het percentage drinkers onder de volwassen bevolking tot 65 jaar in Zuid-Holland Noord is tussen 2000 en 2005 toegenomen van 12% naar 18% en daarna weer gedaald naar 14% in 2009 (tabel 18). Onder overmatig drinken verstaan we 18-20 glazen alcohol of meer drinken per week. In 2009 drinkt 6,6% dertig glazen of meer per week (niet in tabel). De afname na 2005 betreft de leeftijdsgroepen tot 50 jaar en de mannen. Onder 50 tot en met 64-jarigen is het percentage drinkers in 2009 gelijk gebleven en onder vrouwen is van 2000 tot en met 2009 een stijgende lijn te zien. In tegenstelling tot de volwassenen tot 65 jaar, is het percentage overmatige drinkers onder 65plussers tussen 2005 en 2009 licht toegenomen van 8% naar 11%. Deze toename komt geheel voor rekening van de vrouwen. In 2005 dronk 4% van de volwassenen tot en met 64 jaar dertig glazen of meer per week. In 2009 is dit percentage gestegen naar 6,6%. Van de ouderen drinkt 4% dertig glazen of meer per week. Dit percentage is gelijk aan dat in 2005. Tabel 18 Alcohol overmatig drinken* volwassenen peiljaar Totaal 19 t/m 64 jaar 19 t/m 34 jaar 35 t/m 49 jaar 50 t/m 64 jaar man vrouw
2009 % 14 12 10 16 16 9
2005 % 18 21 15 17 28 7
2000 % 12 13 12 11 18 5
Totaal 65 t/m 94 jaar 65 t/m 74 jaar 75 t/m 94 jaar man vrouw
11 13 6 13 8
8 11 4 14 3
-
bron: GGD Hollands Midden * Overmatig drinken: in één week op vijf dagen ten minste vier glazen alcohol drinken of op drie dagen tenminste zes glazen (standaard Garretsen)
5.2.2 Ambulante verslavingszorg Brijder Verslavingszorg is de grootste aanbieder van verslavingszorg in Zuid- en Noord-Holland. Iedereen in de regio Zuid-Holland Noord met een hulpvraag over verslavende middelen (alcohol, drugs en medicijnen) en bij leefstijlproblemen (gokken of internet) kan bij Brijder Verslavingszorg aankloppen. Er zijn poliklinische behandelprogramma’s in Leiden, Katwijk en Alphen aan den Rijn. Cliënten worden zowel op individuele basis als in groepsverband behandeld. In Leiden bestaat bijvoorbeeld een ambulante Detox groep. Voor klinische of deeltijdprogramma’s kunnen cliënten uit Zuid-Holland Noord terecht in Den Haag of Zoetermeer. De Brug Midden Nederland in Katwijk is een christelijke organisatie voor verslavingszorg, in 1995 begonnen als vrijwilligersorganisatie. De Brug is uitgegroeid tot een erkende professionele GGZinstelling voor verslavingszorg die klanten trekt uit de wijde omgeving. In 2009 heeft De Brug achttien professionele medewerkers in dienst en ruim honderd vrijwilligers. De Brug biedt ambulante verslavingszorg en driedaagse deeltijdbehandeling, begeleidt ouders, partners en overige familieleden. Er is een telefonische 24-uurs bereikbaarheidsdienst. In 2009 is een polikliniek geopend
47
in Alphen aan den Rijn. Vanaf het eerste uur werkt De Brug nauw samen met Stichting De Hoop in Dordrecht en vanaf 2007 vormt De Brug onderdeel van het concern De Hoop. 200 175 150 Zuid-Holland Noord
125
Nederland
100 75 50 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Figuur 1 Geïndexeerde ontwikkeling aantal cliënten Brijder Verslavingszorg in Zuid-Holland Noord en totaal in Nederland 2000-2009 (aantal cliënten in 2000 is op 100 gezet) Bronnen: LADIS Kerncijfers 2000-2008 en Brijder Verslavingszorg 2000-2009
Regionale trend Vanaf 2000 is het aantal cliënten bij de ambulante verslavingszorg zowel landelijk als regionaal sterk toegenomen (figuur 1) De toename in Zuid-Holland Noord is in de afgelopen tien jaar harder gegaan dan gemiddeld in het land. In 2000 waren 1.097 personen bij voormalig Parnassia Verslavingszorg (nu Brijder Verslavingszorg) ingeschreven. In 2004 was het aantal cliënten bijna verdubbeld met 1.963 ingeschreven cliënten. De toename bestaat voor een groot deel uit alcoholverslaafden. Het ministerie van VWS heeft vanaf 2002 7,7 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld om het bereik onder mensen met problematisch alcoholgebruik te vergroten. In 2005 loopt het aantal cliënten weer terug naar 1.706 cliënten, maar vanaf 2007 begint het aantal cliënten weer licht te stijgen naar 1.832 cliënten in 2009 (tabel 19). Cliënten jonger dan 24 jaar Het aantal ingeschreven verslaafden bij Brijder Verslavingszorg dat jonger is dan 24 jaar, was 170 (10%) in 2007, daalde naar 137 (7%) in 2008 en is in 2009 weer 170 (9%). Leiderdorp, Rijnwoude en Teylingen hebben in 2009 in verhouding het hoogste percentage cliënten jonger dan 24 jaar (respectievelijk 16%, 15% en 14% van de cliënten). In Noordwijkerhout woont geen enkele cliënt jonger dan 24 jaar. Daarna volgt Kaag en Braassem met 6%. In 2007 stonden bij De Brug 31 cliënten (17%) ingeschreven die jonger waren dan 24 jaar. In 2009 gaat het om 24 cliënten (10%).
48
Tabel 19 Aantal cliënten Verslavingszorg per gemeente 2007-2009 peiljaren
2009 aantal per 10.000 Aantal* inwoners
2008 aantal per 10.000 Aantal* inwoners
2007 aantal per 10.000 Aantal* inwoners
Brijder Verslavingszorg Leiden
688 (51)
59
681 (38)
58
654 (47)
56
Alphen aan den Rijn
292 (30)
40
327 (13)
46
303 (28)
43
Katwijk
212 (21)
35
186 (18)
30
186 (19)
30
Teylingen
71 (10)
20
78 (12)
22
75 (11)
21
Nieuwkoop
62 (5)
23
49 (6)
18
56 (8)
21
Noordwijk
88 (10)
35
88 (10)
35
80 (11)
32
Leiderdorp
86 (14)
32
86 (9)
33
78 (7)
30
Kaag en Braassem
51 (3)
20
57 (5)
23
42 (5)
19
Lisse
48 (5)
22
45 (5)
20
42 (5)
19
Voorschoten
67 (6)
29
66 (6)
29
79 (7)
35
Oegstgeest
47 (5)
21
48 (7)
21
48 (9)
22
Hillegom
27 (2)
13
27 (4)
13
31 (5)
15
Rijnwoude
39 (6)
21
42 (3)
22
35 (7)
19
Noordwijkerhout
32 (0)
21
48 (1)
31
41 (1)
27
Zoeterwoude
22 (2)
27
23 (0)
28
22 (0)
26
Totaal Brijder Verslavingszorg
1.832 (170)
35
1.851 (137)
36
1.779 (170)
34
Buiten ZHN in zorg
259
Zuid-Holland Noord
2.110
41
-
De Brug Verslavingszorg Leiden
12 (1)
-
13
-
7
-
Alphen aan den Rijn
9 (1)
-
4
-
3
-
Katwijk
102 (14)
16
100
16
101 (22)
17
Teylingen
7 (1)
-
4
-
6
-
Nieuwkoop
0
-
1
-
1
-
Noordwijk
4 (0)
-
6
-
3
-
Leiderdorp
1 (0)
-
0
-
0
-
Kaag en Braassem
1 (0)
-
0
-
0
-
Lisse
3 (0)
-
3
-
4
-
Voorschoten
4 (1)
-
0
-
0
-
Oegstgeest
2 (1)
-
0
-
1
-
Hillegom
7 (0)
-
1
-
1
-
Rijnwoude
0
-
0
-
0
-
Noordwijkerhout
0
-
2
-
2
-
Zoeterwoude
0
-
0
-
0
-
Zuid-Holland Noord wonen buiten Zuid-Holland Noord Totaal De Brug
152 (19)
3
135
3
129 (30)
3
78 (5)
-
83
-
52 (1)
-
230 (24)
-
218
-
181 (31)
-
*totaal aantal cliënten (tussen haakjes aantal cliënten jonger dan 24 jaar)
Lokale trends Om gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken is het aantal cliënten per 10.000 inwoners weergegeven (tabel 19). De gemeenten staan in aflopende volgorde van aantal inwoners. Algemeen gesteld wonen in grotere gemeenten relatief (per 10.000 inwoners) meer verslaafde cliënten dan in 49
kleinere gemeenten. Dit geldt ook voor de gemeenten in Zuid-Holland Noord. In Leiden en Alphen aan den Rijn wonen in verhouding de meeste cliënten. In de jaren 2007 tot en met 2009 zijn geen grote schommelingen in aantal cliënten geweest. Zowel het absolute aantal als het aantal per 10.000 inwoners is in elke gemeente vrij stabiel. Kanttekening: er zijn geen gemeentecijfers beschikbaar over het aantal cliënten dat buiten Zuid-Holland Noord in zorg is. Daarom is het beeld onvolledig. In Katwijk heeft De Brug Midden Nederland een regionale functie. Meer dan de helft van haar cliënten woont niet in Katwijk (tabel 19). Een deel komt uit andere gemeenten in Zuid-Holland Noord en een deel komt van buiten de regio. De stijgende trend die in 2007 al optrad, heeft zich in 2008 en 2009 voortgezet. Steeds meer mensen binnen en buiten de regio Zuid-Holland Noord weten De Brug te vinden. Trend bereik van de doelgroep Voor alcoholverslaafden kunnen we een schatting maken van het bereik van de verslavingszorg van zeer excessief drinkende mensen (30 glazen of meer per week). In 2009 behoort ongeveer 6,6% van de inwoners van 19 tot en met 64 jaar tot de zeer excessieve drinkers. Dit is ongeveer 21.100 personen. In 2009 waren 1.470 inwoners van 19 tot en met 64 jaar in zorg bij Brijder Verslavingszorg en/of bij De Brug met een primaire alcoholverslaving. Dit wil zeggen dat ongeveer 7% van de zeer excessief drinkende inwoners ingeschreven stond bij Brijder Verslavingszorg of De Brug. In 2005 was de schatting eveneens 7% en in 2000 4%. Kanttekening: om de omvang van de groep ‘alcoholverslaafden’ in de bevolking te schatten hanteren wij de maat ‘het drinken van 30 of meer glazen alcohol per week’. Dit is een beperkte definitie. Of men verslaafd is hangt ook af van de lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid van alcohol en in hoeverre het alcoholgebruik (negatief) ingrijpt in het dagelijks leven. Soorten verslaving Meer dan de helft van de cliënten bij Brijder Verslavingszorg is verslaafd aan alcohol (tabel 20). Ook bij De Brug is het hoogste percentage (ruim 40%) verslaafd aan alcohol. Bij Brijder Verslavingszorg staat opiaatverslaving op de tweede plaats met 15% op de voet gevolgd door cannabis (13%). Bij De Brug staat cocaïne op de tweede plaats met 20% gevolgd door cannabis met 17%. Bij de Brug is in 2009 het percentage cliënten met een cannabisverslaving toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Bij Brijder Verslavingszorg zijn in de afgelopen drie jaar geen noemenswaardige verschuivingen in primair middel opgetreden. Methadonprogramma In 2009 maken 249 opiaatverslaafden van Brijder Verslavingszorg gebruik van het methadonprogramma (tabel 21). In 2008 ging het om 236 cliënten. De gemiddelde leeftijd is 42 jaar en een kleine 20% is vrouw. Het aantal cliënten jonger dan 24 jaar is klein. Ongeveer de helft van de methadoncliënten woont in Leiden. De overige cliënten wonen verspreid over de andere gemeenten in Zuid-Holland Noord. Alleen Hillegom heeft in beide jaren geen enkele inwoner in het methadonprogramma. Het aantal methadoncliënten uit Katwijk is toegenomen van 39 in 2008 naar 49 cliënten in 2009. In de overige gemeenten blijft het aantal methadoncliënten in deze twee jaren min of meer gelijk.
50
Tabel 20 Percentage cliënten Brijder Verslavingszorg en De Brug met primaire verslaving Brijder Verslavingszorg
De Brug
2009
2008
2007
2009
2008
2007
Primair middel Alcohol
% 56
% 57
% 58
% 42
% 45
% 35
Opiaten
15
14
14
7
13
9
Cocaine
8
8
10
20
20
25
Cannabis
13
13
11
17
10
10
Overig drugs
3
3
3
2
2
14
Gokken
4
3
4
6
3
7
Overig verslaving
2
1
0,5
8
6
0
Tabel 21 Aantal cliënten Methadonprogramma Brijder Verslavingszorg peiljaar gemeente Leiden Alphen aan den Rijn Katwijk
2009
2008
Aantal*
Aantal*
131 (1)
128
31
31 (1)
49 (2)
39
Teylingen
4
4
Nieuwkoop
2
2
Noordwijk
7
7
Leiderdorp
3
2
Kaag en Braassem
3
3
Lisse
4
5
Voorschoten
5
5
Oegstgeest
6 (1)
5 (1)
Hillegom
0
0
Rijnwoude
1
1
Noordwijkerhout
0
1
Zoeterwoude Zuid-Holland Noord
3 249 (4)
3 236 (2)
*aantal cliënten (tussen haakjes aantal cliënten jonger dan 24 jaar)
5.3
Case management en outreachende zorg
In deze paragraaf wordt de case management van Rivierduinen beschreven, de outreachende zorg van het Mobiele Team van Brijder verslavingszorg en het outreachend werk van De Binnenvest. Case management GGZ Rivierduinen Case management is een intensieve vorm van begeleiding voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van zorg, of die gedurende een kortere periode zeer intensieve zorg nodig hebben en waarbij veel coördinerende taken in de zorg worden uitgevoerd. Als sprake is van intensieve behandeling en begeleiding en het aantal contacten per jaar is hoger dan 30 wordt een zogenoemde casemanagementtoeslag toegepast.
51
Case management helpt bij het omgaan met praktische problemen die psychiatrische klachten veroorzaken. Hierdoor lukt het beter om relaties te onderhouden en activiteiten op te pakken. De begeleiding is gericht op het zich kunnen handhaven in de samenleving en het voorkomen van opname. Voor de groep cliënten met de grootste problemen is het ACT-team (Assertive Community Treatment) opgericht. Dit team biedt zeer intensieve zorg. De meeste cliënten worden meerdere malen per week in hun woonomgeving bezocht. Ook wordt vaak contact onderhouden met de directe omgeving van de cliënt. Regionale trend In 2007 werden 535 personen door een case manager van Rivierduinen begeleid. Dit is 10,3 per 10.000 inwoners. In 2008 nam het aantal iets toe om in 2009 weer iets af te nemen (tabel 22). De cliënten met case management zijn evenredig verdeeld over mannen en vrouwen (in 2009 is 52% vrouw en 48% man). Er zijn geen minderjarigen onder de cliënten en de groep van 18 tot en met 23 jaar is ook klein, ongeveer 1%. Ongeveer 5% is 65 jaar of ouder. Tabel 22 Aantal cliënten case management GGZ Rivierduinen peiljaren
Leiden
2009 aantal per 10.000 Aantal inwoners 18,8 219
2008 aantal per 10.000 Aantal inwoners 22,2 260
2007 aantal per 10.000 Aantal inwoners 16,4 193
Alphen aan den Rijn
200
27,7
180
25,1
129
18,1
Katwijk
2
0,3
3
0,5
43
7,0
Teylingen
6
1,7
7
2,0
24
6,9
Nieuwkoop
18
6,7
19
7,1
13
4,8
Leiderdorp
26
9,8
31
11,8
23
8,8
Kaag en Braassem
22
8,7
18
7,1
10
4,0
Noordwijk
0
-
2
0,8
14
5,7
Voorschoten
16
7,0
22
9,6
16
7,0
Oegstgeest
26
11,5
33
14,8
28
12,7
Lisse
0
-
0
-
10
4,6
Hillegom
0
-
0
-
12
5,9
Rijnwoude
21
11,2
17
9,1
9
4,8
Noordwijkerhout
1
0,7
1
0,6
8
5,2
Zoeterwoude
5
6,1
3
3,6
3
3,6
Zuid-Holland Noord
562
10,8
596
11,5
535
10,3
Lokale trends In tabel 22 staan de gemeenten in aflopende volgorde van aantal inwoners. Wat opvalt is dat het aantal cliënten met case management in een aantal gemeenten sterk toeneemt of juist sterk afneemt. In de gemeenten Katwijk, Teylingen, Noordwijk, Lisse, Hillegom en Noordwijkerhout neemt het aantal cliënten in 2008 sterk af ten opzichte van 2007. In 2009 blijft het aantal cliënten vervolgens op het lagere niveau. In Kaag en Braassem en Rijnwoude zien we het aantal cliënten in 2008 ten opzichte van 2007 vrij sterk toenemen. En in 2009 blijft het aantal vervolgens op het hogere niveau. Als de gemeenten met elkaar worden vergeleken blijken Leiden en Alphen aan den Rijn als twee grootste gemeenten ook het hoogste aantal cliënten per 10.000 inwoners te tellen. Katwijk en Teylingen hebben minder cliënten dan op basis van hun inwonertal zou worden verwacht. Oegstgeest en Rijnwoude hebben als relatief kleine gemeente veel cliënten met case management. 52
Mobiele Team Brijder Verslavingszorg De medewerkers van het mobiele team bieden gevraagde en ongevraagde zorg aan zogenaamde zorgwekkende zorgmijders, waarbij verslavingsproblemen een belangrijke rol spelen. Zij komen in beeld naar aanleiding van overlast of omdat de omgeving zich zorgen maakt. Zij worden aangemeld door de eigen polikliniek, het Meldpunt Zorg en Overlast, de geestelijke gezondheidszorg, huisartsen, woningcorporaties, algemene ziekenhuizen en familieleden. De medewerkers van het Mobiele Team verdelen hun inzet over de gemeenten van Zuid-Holland Noord en zijn actief in de verschillende zorgnetwerken. Het mobiele team van Brijder Verslavingszorg is in 2006 officieel als ACT-team (Assertive Community Treatment) van start gegaan en in 2007 is het team uitgebreid om aan de toenemende vraag te voldoen en kreeg het ook meer bekendheid binnen het netwerk. Tabel 23 Aantal cliënten Mobiele Team Brijder Verslavingszorg peiljaar gemeente Leiden
2009
2008
2007
2006
Aantal*
Aantal*
Aantal*
Aantal*
42 (1)
45 (1)
49
34
Alphen aan den Rijn
10
14
4
4
Katwijk
8
11
29 (1)
20 (1)
Teylingen
5
7
5
1
Nieuwkoop
2
3
2
1
Noordwijk
6
9 (1)
9
10
Leiderdorp
5
5
9
7
Kaag en Braassem
0
0
0
0
Lisse
3
3
4
5
Voorschoten
3
4
5.
5
Oegstgeest
1
0
0
0
Hillegom
2
2
5
5 (1)
Rijnwoude
0
1
1
0
Noordwijkerhout
7
6
8
3
Zoeterwoude
2
2
1
2
96** (1)
112 (2)
131 (1)
97 (2)
Zuid-Holland Noord
*aantal cliënten (tussen haakjes aantal cliënten jonger dan 24 jaar) **Brijder Verslavingszorg zegt bij navraag dat in 2009 115 cliënten stonden ingeschreven
Regionale trend Negen op de tien cliënten van het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg zijn verslaafd aan alcohol. De rest is drugsverslaafd. Behalve de verslaving hebben deze cliënten ook andere problemen. Samenwerking met andere zorginstellingen, maatschappelijke dienstverleners, politie, familie en vrienden is essentieel. Hoewel de samenwerking goed loopt, is het niet altijd mogelijk de cliënt te bewegen de aangeboden hulp te accepteren. Hierdoor blijven veel cliënten langer dan bedoeld bij het mobiele team in zorg. De laatste jaren zijn steeds rond de 100 – 130 personen bij het mobiele team ingeschreven. Na een plotselinge forse toename van het aantal cliënten in 2007 is het aantal de laatste twee jaren enigszins gedaald naar 96 in 2009. Het aantal cliënten is hiermee weer gelijk aan het aantal in 2006. Het aantal cliënten jonger dan 24 jaar blijft beperkt tot een enkeling. (Brijder Verslavingszorg zegt bij navraag dat in 2009 115 cliënten stonden ingeschreven, maar in het door hen geleverde bestand waren het er 96). 53
Lokale trends In tabel 23 staan de gemeenten in aflopende volgorde van aantal inwoners. De groei van het aantal cliënten in 2007 zien we terug in Leiden, Katwijk, Teylingen en Noordwijkerhout. In 2008 en 2009 zien we een sterke terugloop van het aantal cliënten in Katwijk en een toename van het aantal cliënten uit Alphen aan den Rijn. Vier op de tien cliënten in 2009 komen uit Leiden en één op de tien uit Alphen aan den Rijn. De andere helft van de cliënten woont verspreid over de overige gemeenten van ZuidHolland Noord. Kaag en Braassem is de enige gemeente in Zuid-Holland Noord waarvan het Mobiele Team in de periode 2006 tot en met 2009 geen cliënten krijgt. Outreachend werk De Binnenvest Het outreachend team van De Binnenvest probeert met daklozen in gesprek te komen en hen uit te leggen waar ze hulp kunnen vinden. Als het team problemen tegenkomt bemiddelt zij direct voor hulp. In tabel 24 staan de cijfers. Het aantal personen dat door het outreachend team wordt bereikt vertoont een sterk stijgende lijn. Er treedt bovendien een verschuiving op naar een gemiddeld jongere leeftijd van de cliënten. In 2007 was 39% (27 personen) jonger dan 25 jaar. In 2009 is 52% (78 personen) jonger dan 25 jaar. Van de 149 cliënten in 2009 zijn er 54 bij het SPIL ingeschreven en 41 bij De Dagopvang van De Binnenvest. 94 personen hebben een postadres gekregen, 31 hebben wel eens in De Nachtopvang geslapen, 29 krijgen begeleid wonen en 11 personen hebben in de veegploeg meegewerkt. Tabel 24 Aantal cliënten outreachend werk De Binnenvest
5.4
peiljaar
2009
2008
2007
totaal
149
101
69
jonger dan 25 jaar
78
-
27
Schuldhulpverlening
5.4.1 Mensen met problematische schulden Ongeveer 16% van de 20 tot en met 64-jarige inwoners van Zuid-Holland Noord moet schulden 35
maken of het spaargeld aanspreken om rond te kunnen komen (GGD Hollands Midden, 2010) . Dit zijn ongeveer 50.000 mensen. Schulden hoeven geen probleem te zijn als men deze binnen de gestelde termijnen kan aflossen. Problemen ontstaan als de betalingsachterstanden oplopen. Volgens het NIBUD zijn de schulden risicovol als er meer dan drie schuldeisers zijn, of als een betalingsachterstand twaalf maanden of langer heeft geduurd, of als een betalingsachterstand groter is dan duizend euro, of als men tenminste één van de betalingsachterstanden niet zelfstandig binnen twaalf maanden kan oplossen. De schulden worden problematisch als twee of meer van bovenstaande situaties gelden. Van de volwassen bevolking tot 65 jaar heeft 3,2% risicovolle schulden en 4,2% problematische schulden, totaal 7,4% (tabel 25). Het percentage met risicovolle of problematische schulden neemt af met de leeftijd. Schuldproblemen komen meer voor bij uitkeringsgerechtigden en alleenstaande 54
ouders. Verder is het hebben van risicovolle of problematische schulden sterk gerelateerd aan depressieve gevoelens en roken. Negen op de tien personen met ernstige schulden hebben geen 36
hulp gezocht voor hun schuldproblemen (GGD Hollands Midden, 2008) . Het percentage met risicovolle of problematische schulden is in 2009 slechts een procentpunt hoger dan in 2005. Omdat het aantal uitkeringsgerechtigden en alleenstaande ouders in deze periode is toegenomen, is het aannemelijk dat het absolute aantal mensen met financiële problemen wel is toegenomen.
Tabel 25 Risicovolle of problematische schulden 20 tot en met 64-jarigen in Zuid-Holland Noord peiljaar leeftijd 20 t/m 34 jaar 35 t/m 49 jaar 50 t/m 64 jaar totaal
2009 geschat aantal 9.800 8.700 5.200 22.700
% 10,1 7,3 5,0 7,4
2005 geschat aantal 9.200 7.000 4.600 20.800
% 8,7 5,9 4,9 6,5
bron: gezondheidspeiling 20 t/m 64-jarigen GGD Hollands Midden 2005
5.4.2 Schuldhulpverlening De gemeentelijke schuldhulpverlening voorziet in een schuldregeling met als doel een onderhands akkoord te sluiten met de schuldeisers over (gedeeltelijke) aflossing van de schulden. Omdat de schulden in der minne worden geschikt, wordt dit het minnelijke traject genoemd. Schuldeisers hebben de vrijheid om het minnelijk akkoord af te wijzen. Als stok achter de deur is de Wet sanering natuurlijke personen (Wsnp 1998) van kracht. De Wsnp regelt de wettelijke schuldsanering. Dit is een schuldregeling die wordt uitgevoerd door een door de rechtbank aangestelde bewindvoerder en waar de schuldeisers, op basis van een vonnis, gedwongen aan moeten meewerken. Toegang tot de Wsnp is alleen mogelijk nadat het minnelijke traject is mislukt. Aanvragen schuldregelingen Iedereen met betalingsachterstanden kan zich melden bij de schuldhulpverlening van de gemeente. Als tijdens het eerste gesprek blijkt dat de schulden niet zo problematisch zijn dat de cliënt ze niet zelfstandig kan oplossen, beperkt de hulpverlening zich tot bijvoorbeeld een budgetadvies en het meegeven van de nodige informatie. Als de schulden wel problematisch zijn wordt schuldhulpverlening aangevraagd. Als deze wordt toegekend wordt een overeenkomst schuldhulpverlening getekend. Daarna worden de schuldeisers benaderd om te komen tot een schuldregeling. De cliënt betaalt gedurende drie jaar het maximale bedrag af, waarna de resterende schuld wordt kwijtgescholden. Dit is het minnelijke traject.
55
Regionale trend In tabel 25 staat het aantal aanvragen voor een schuldregeling en het aantal gestarte schuldregelingen. Van de gemeenten in Zuid-Holland Noord heeft alleen Voorschoten geen cijfers geleverd. In 2007 hebben ruim 1.100 personen zich gemeld bij de publieke schuldhulpverlening, in 2009 hebben ruim 1.600 personen zich gemeld. In 2009 is dit een onderschatting omdat Katwijk door wisseling van aanbieder alleen cijfers over de tweede helft van 2009 kon leveren. Het aantal aanvragen is in twee jaar tijd ten minste met 44% toegenomen. Het is aannemelijk dat er een verband bestaat tussen deze toename en de toename van het aantal zaken dat wordt gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast waarbij financiële problemen een belangrijke rol spelen (paragraaf 4.1 tabel 5) en de toename van het aantal huishoudens dat vanwege een huurschuld door woningcorporaties in handen van de deurwaarder wordt gelegd (paragraaf 4.2 tabel 8). In 2007 is voor 147 personen een schuldregeling getroffen. Dit is 13% van de aanvragen. In 2009 is voor 491 personen een schuldregeling getroffen. Ruim drie maal zoveel als in 2007. Het percentage aanvragen dat in 2009 leidt tot een schuldregeling is gestegen naar 30%. Een aanpassing van de gedragscode van de Vereniging voor Schuldhulpverlening en Sociaal Bankieren (NVVK) dat heeft geleid tot meer vraaggericht werken en met meer mogelijkheden binnen het minnelijke traject, kan hieraan ten grondslag liggen. Lokale trends Tabel 26 laat zien dat, voor zover gegevens beschikbaar zijn, de toename van het aantal aanvragen en getroffen schuldregelingen in 2009 niet voor elke gemeente geldt. In Zoeterwoude is geen toename te zien en bij de ISD Rijnstreek is het aantal aanvragen afgenomen. De ISD Bollenstreek heeft in 2006 een inkomensgrens voor schuldhulpverlening ingesteld. Mensen f
met een inkomen boven de grens van 130% van de WWB-norm , kunnen geen beroep meer doen op de schuldhulpverlening van de ISD Bollenstreek. De doelgroepbeperking is in april 2008 afgeschaft, Tabel 26 Cliënten gemeentelijke schuldhulpverlening, minnelijke traject Aantal aanvragen 2009
2008
Schuldregeling getroffen 2008
2007
Leiden en Leiderdorp
782
605
2007 689
2009 146
132
40
ISD Bollenstreek
445
360
108
176
129
30
Alphen aan den Rijn
195
156
132
92
100
33
ISD Rijnstreek
39
-
72
30
-
33
Katwijk
108*
132
93
16*
53
8
Voorschoten
-
-
-
-
-
3
Oegstgeest
60
-
34
10
0
-
Zoeterwoude
14
10
12
21
14
-
Zuid-Holland Noord
1.629
1.263
1.128
491
428
147
ISD Bollenstreek = Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen ISD Rijnstreek = Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude *cijfers Katwijk 2009 vanaf 1 juli
f
Wet Werk en Bijstand
56
de inkomensgrens voor schuldhulpverlening is vervallen. Dit is voor een deel de verklaring voor de toename van het aantal aanvragen bij de ISD Bollenstreek in 2008 en 2009. Resultaat schuldhulpverlening Het ideale resultaat van de getroffen schuldregelingen is dat de cliënt na drie jaar het maximale bedrag heeft afgelost en het eventuele restant door de schuldeisers is kwijtgescholden. Een aantal cliënten houdt de drie jaar niet vol en haakt voortijdig af zonder dat het afgesproken bedrag volledig is afgelost. Als het niet lukt om een schuldregeling te treffen kunnen cliënten met een afgegeven Wsnpverklaring het wettelijke traject in. In feite is dit een negatieve uitkomst van het minnelijke traject, maar kan een oplossing zijn voor de financiële problemen waarin iemand verkeert. Regionale trend De fragmentarische cijfers maken het niet mogelijk om voor het aantal voortijdig beëindigde schuldregelingen een regionale trend vast te stellen. Het aantal afgegeven Wsnp-verklaringen is in 2009 een stuk lager dan in 2007. In 2009 zijn 194 Wsnp-verklaringen afgegeven. In 2007 was dat nog 344 (tabel 27). Lokale trends De cijfers van Leiden/ Leiderdorp en ISD Bollenstreek gecombineerd laten zien dat in de jaren 2008 en 2009 bij elkaar 172 cliënten de schuldregeling voortijdig hebben beëindigd. Omdat een schuldregeling voor drie jaar wordt aangegaan, wordt dit aantal afgezet tegen het aantal gestarte schuldregelingen in de jaren 2006 tot en met 2009. In deze periode zijn 688 cliënten in Leiden/ Leiderdorp en bij de ISD Bollenstreek met een schuldregeling gestart. Voor een kwart van deze cliënten eindigt de schuldregeling dus voortijdig. Dit is een onderschatting omdat cijfers over voortijdig afgebroken schuldregelingen in 2007 niet beschikbaar zijn. De regionale afname van het aantal afgegeven Wsnp-verklaringen is terug te zien in elke gemeente behalve Leiden. In Leiden is het aantal afgegeven Wsnp-verklaringen juist toegenomen. Van 89 in 2007 naar 140 in 2008 en 125 in 2009. De afname van het aantal afgegeven Wsnp-verklaringen kan in combinatie met de toename van het aantal getroffen schuldregelingen een gunstig teken zijn. Het lukt beter om cliënten in het minnelijke traject te houden. Tabel 27 Resultaat schuldhulpverlening minnelijke traject Aantal cliënten schuldregeling voortijdig beëindigd 2009 2008 2007
Aantal afgegeven Wsnp-verklaringen 2009
2008
2007
Leiden en Leiderdorp
31
28
-
125
140
89
ISD Bollenstreek
62
51
-
10
38
82
Alphen aan den Rijn
-
-
-
31
57
73
ISD Rijnstreek
4
-
-
17
-
21
Katwijk
4*
-
-
5*
23
27
Voorschoten
-
-
-
-
-
21
Oegstgeest
0
-
-
5
-
23
Zoeterwoude
1
0
-
1
2
8
Zuid-Holland Noord
102
79
-
194
260
344
ISD Bollenstreek = Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen ISD Rijnstreek = Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude *cijfers Katwijk 2009 vanaf 1 juli
57
Budgetbeheer Bijna elke gemeente biedt budgetbeheer aan. Voorschoten en de ISD Duin- en Bollenstreek hebben geen gegevens verstrekt over de jaren 2008 en 2009. Het kunnen cliënten zijn die in het wettelijke traject zitten. Het wettelijke traject duurt, evenals het minnelijke traject, drie jaar. Maar sommige gemeenten bieden ook binnen het minnelijke traject budgetbeheer aan. Regionale trend Het aantal cliënten met budgetbeheer neemt toe (tabel 28). In 2009 hebben 895 personen budgetbeheer tegenover 722 in 2007. Lokale trends In Leiden/Leiderdorp en Alphen aan den Rijn is het aantal personen met budgetbeheer toegenomen. In Oegstgeest en Zoeterwoude is het aantal min of meer stabiel. In Katwijk is in de loop van 2007 een steeds grotere wachtlijst ontstaan voor budgetbeheer. Vanaf 2008 heeft de gemeente Katwijk extra budgetbeheer ingekocht om aan de vraag te kunnen voldoen. Door de aanpassing van de registratie zijn over het eerste half jaar van 2009 geen betrouwbare gegevens te leveren. De ISD Bollenstreek biedt sinds 2008 budgetbeheer aan voor mensen die in het minnelijk traject zitten.
Tabel 28 Aantal cliënten Budgetbeheer 2009
2008
2007
Leiden en Leiderdorp
554
478
433
ISD Bollenstreek
-
-
0
Alphen aan den Rijn
255
241
202
ISD Rijnstreek
37
-
38
Katwijk
22*
-
18
Voorschoten
-
-
9
Oegstgeest
16
-
14
Zoeterwoude
11
7
8
Zuid-Holland Noord
895
726
722
ISD Bollenstreek = Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen ISD Rijnstreek = Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude *cijfers Katwijk 2009 vanaf 1 juli
5.5
Conclusies
Maatschappelijke opvang De doelstelling van het Regionaal Kompas voor 2013 is een afname van 75% van het aantal daklozen ten opzichte van de schatting in 2005. Het aantal feitelijk daklozen is in 2009 gedaald ten opzichte van 2005 van bijna 500 naar iets meer dan 300. Een afname van ongeveer een derde. Acht op de tien daklozen zijn mannen. De gemiddelde duur van de dakloosheid is voor mannen gedaald van vijf naar drie jaar. Voor vrouwen is de gemiddelde duur van de dakloosheid nog steeds vijf jaar. Hoewel het aantal feitelijk daklozen afneemt, is het gebruik van de diverse dagopvangvoorzieningen goed en neemt in de regio toe. In 2009 zijn bij de Dagopvang Leiden van De Binnenvest 1.051 personen ingeschreven, ongeveer evenveel als in 2008. Er komen ongeveer 77 bezoekers per dag. Het aantal bezoekers van Open Venster in Alphen aan den Rijn is in 2009 sterk toegenomen (434
58
bezoekers) ten opzichte van het jaar ervoor (215 bezoekers). Het inloophuis in Katwijk van De Brug kent elk jaar ongeveer 100 bezoekers. De Schuilplaats in Leiden heeft ongeveer 100 bezoekers per maaltijd (tweemaal per week). Daarnaast maken in 2009 meer personen gebruik van de Nachtopvang Leiden (228 bezoekers in 2009 en 178 in 2008). Verslavingszorg Het alcoholgebruik onder jongeren van 12 tot en met 14 jaar is in 2008 afgenomen ten opzichte van 2003. Dit geldt niet voor 15 tot en met 17-jarige jongeren. Het percentage overmatige drinkers onder volwassenen is tussen 2005 en 2009 afgenomen van 18% naar 14%. De afname geldt slechts voor de volwassenen tot 50 jaar en de mannen. Bij vrouwen is het percentage overmatige drinkers juist toegenomen. Het aantal cliënten bij Brijder Verslavingszorg schommelt de laatste drie jaar tot en met 2009 rond de 1.800. Meer dan de helft is primair aan alcohol verslaafd, ongeveer 15% aan opiaten, 8% aan cocaïne en 13% aan cannabis. Cliënten komen uit alle gemeenten in Zuid-Holland Noord. In verhouding de meeste uit Leiden en de minste uit Hillegom. Bij De Brug in Katwijk neemt het aantal cliënten toe van 181 in 2007 naar 230 in 2009. In 2009 komen 78 cliënten van buiten Zuid-Holland Noord. De toename geldt vooral cliënten uit de regio Zuid-Holland Noord. Bij De Brug is ongeveer 40% primair verslaafd aan alcohol, 7% aan opiaten, 20% aan cocaïne en 17% aan cannabis. Case management In 2009 zijn er 562 cliënten met GGZ-case management in Zuid-Holland Noord. Dit aantal is ongeveer gelijk in de afgelopen drie jaar. Het zijn even vaak mannen als vrouwen; 5% is ouder dan 64 jaar. Alphen aan de Rijn heeft in verhouding het grootst aantal cliënten, gevolgd door Leiden. Oegstgeest en Rijnwoude vallen op met relatief veel cliënten. In 2009 hebben Noordwijk, Lisse en Hillegom geen cliënten binnen hun grenzen. Outreachende zorg Het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg heeft in 2009 contact gehad met ongeveer 100 verslaafden, waarvan 42 personen in Leiden wonen. Het aantal cliënten is in 2009 iets afgenomen ten opzichte van 2007 (131 cliënten). Elke gemeente kent wel één of enkele inwoners die in de afgelopen drie jaar contact hebben gehad met het Mobiele Team behalve Kaag en Braassem. Het aantal cliënten uit Katwijk is in 2009 sterk afgenomen ten opzichte van 2007 (van 29 naar 8 personen). Het outreachende team van De Binnenvest bereikt steeds meer mensen. In 2009 heeft zij met 149 cliënten contact gehad. In 2007 was dit nog met 69 mensen. Er treedt bovendien een verschuiving op naar een gemiddeld jongere leeftijd van de cliënten. In 2009 is de helft jonger dan 25 jaar. Schuldhulpverlening In 2009 heeft naar schatting 7% van de volwassen bevolking tot 65 jaar een risicovolle of problematische schuld. Dit is waarschijnlijk een onderschatting omdat de uitkeringsgerechtigden zijn ondervertegenwoordigd in dit percentage en juist zij meer dan gemiddeld problematische schulden hebben. Het percentage is in 2009 gelijk aan dat in 2005. Omdat het aantal uitkeringsgerechtigden en alleenstaande ouders is toegenomen, is het aannemelijk dat het absolute aantal mensen met financiële problemen wel is toegenomen. In ieder geval is het aantal mensen dat zich meldt bij de schuldhulpverlening tussen 2007 en 2009 sterk toegenomen van 1.140 naar 1.643. Dit geldt ook voor
59
het aantal getroffen schuldregelingen, van 147 in 2007 naar 491 in 2009. Gegevens van Voorschoten ontbreken en gedeeltelijk van Katwijk. Het is aannemelijk dat er een verband bestaat tussen deze toename en de toename van het aantal gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast waarbij financiële problemen een belangrijke rol spelen en de toename van het aantal huishoudens dat vanwege een huurschuld door woningcorporaties in handen van de deurwaarder wordt gelegd. Het percentage aanvragen dat tot een schuldregeling leidt is ook gestegen van 13% naar 30%. De toename geldt voor alle gemeenten behalve voor ISD Rijnstreek. Daar is het aantal aanvragen gedaald. Het aantal getroffen schuldregelingen is gelijk gebleven. Het aantal afgegeven Wsnpverklaringen is van 2007 tot en met 2009 afgenomen van 344 naar 194 (gegevens Voorschoten ontbreken). Dit zou te maken kunnen hebben met het toenemend aantal getroffen schuldregelingen in het minnelijke traject. Pas als dit niet lukt komt het wettelijke traject aan bod. Het aantal cliënten met budgetbeheer is toegenomen. Vooral in Leiden en Alphen aan den Rijn.
60
6
Rehabilitatie en woonbegeleiding
6.1
Dagbesteding
Ondersteuningsbehoefte langdurig zorgafhankelijken In 2009 heeft de GGD Hollands Midden onderzoek gedaan onder langdurig zorgafhankelijken bij GGZ 37
Rivierduinen met de diagnose psychotische stoornis of stemmingsstoornis (Tielen, 2010) . Er is gevraagd naar hun behoefte aan zorg en ondersteuning op het gebied van psychische gezondheid, lichamelijke gezondheid, rehabilitatie en voorzieningen. De 227 geïnterviewde (ex)-cliënten wonen in Leiden en omstreken, de Duin- en Bollenstreek of de Rijnstreek. Het blijkt dat de behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen van gelijkwaardige contacten met andere mensen naast het vinden van een zinvolle dagbesteding groot is. De helft van de cliënten met een psychotische stoornis heeft behoefte aan ondersteuning bij het vinden van gezelschap en bijna de helft heeft behoefte aan hulp bij het vinden van zinvolle dagelijkse bezigheden en/of betaald werk. Dit geldt voor een derde van de cliënten met een stemmingsstoornis ten aanzien van gezelschap en voor een kwart ten aanzien van een zinvolle dagbesteding en/of betaald werk. Ook als cliënten met een stemmingsstoornis zijn uitgeschreven blijft ongeveer een derde behoefte houden aan ondersteuning bij het vinden van gezelschap en ongeveer een vijfde van de uitgeschreven cliënten heeft behoefte aan ondersteuning bij het vinden van een zinvolle dagbesteding. In het rapport wordt een aantal voorbeelden gegeven voor de aanpak van rehabilitatie. Zij illustreren de noodzaak van een individuele aanpak met aandacht voor het verkennen, kiezen, verkrijgen en behouden van de eigen doelen van de cliënt (regie over eigen keuzes). Er wordt ingegaan op hoe de eigen woonbuurt kan worden gemobiliseerd. De aanbevelingen worden door de stuurgroep van het Maatschappelijk Steunsysteem uitgewerkt. Het Maatschappelijk Steunsysteem (MSS) is een gezamenlijk initiatief van GGZ Rivierduinen, Stichting de Binnenvest, Libertas, het Inloophuis Psychiatrie, Brijder Verslavingszorg, stichting ZON, de GGD Hollands Midden en de gemeente Leiden. Doel is te komen tot een stapsgewijze verbetering van maatschappelijke participatie en integratie van mensen met psychiatrische problematiek, verslaafden en daklozen. Het Maatschappelijk Steunsysteem is in 2007 gestart als project in de gemeente Leiden. Vanaf 2008 werkt de stuurgroep MSS ook als Werkgroep Bevordering Maatschappelijke Participatie binnen het Regionaal Kompas. Hiermee is de opdracht van het project verruimd. Het Regionaal Kompas richt zich op de regio Zuid-Holland Noord. Dagactiviteitencentra GGZ Rivierduinen De drie dagactiviteitencentra van Rivierduinen in Leiden, Noordwijkerhout en Alphen aan den Rijn zijn bedoeld voor (ex-)psychiatrische patiënten. Binnen deze centra kunnen zij deelnemen aan allerlei activiteiten zoals sport, muziek, handvaardigheid, tot het volgen van cursussen en het aanleren van vaardigheden voor het zoeken naar werk. De cijfers staan in tabel 29. De gemeenten staan in aflopende volgorde van aantal inwoners.
61
Regionale trend In de jaren 2007 tot en met 2009 hebben de drie Dagactiviteitencentra in Zuid-Holland Noord ongeveer 1.400 cliënten per jaar. Er is geen overlap in cliënten tussen de drie locaties. Bij het DAC Alphen aan den Rijn en het DAC Noordwijkerhout is iets meer dan de helft van de cliënten man (53%). In Leiden komen in verhouding meer mannen (62%). De gemiddelde leeftijd is 47 jaar (ongeveer 10% is 65 jaar of ouder). Er komen vrijwel geen minderjarigen en 5% is jongvolwassen (18 tot en met 23 jaar). Twee derde van het aantal cliënten in 2009 was in 2008 ook ingeschreven. In de nabije toekomst zullen bezoekers een eigen bijdrage naar inkomen moeten betalen. Het is de vraag welk effect dit zal hebben op de bezoekersaantallen. Lokale trends Het aantal cliënten uit Leiden, Leiderdorp en Noordwijkerhout is in 2009 gedaald ten opzichte van 2007. Uit Alphen aan den Rijn, Noordwijk, Oegstgeest, Lisse en Hillegom is het aantal cliënten in dezelfde periode toegenomen. Het aantal cliënten uit de overige gemeenten is niet erg veranderd. De cliënten wonen redelijk verspreid over de gemeenten in Zuid-Holland Noord. Een uitschieter naar boven vormt Noordwijkerhout met 105 cliënten per 10.000 inwoners. Dit komt omdat in Noordwijkerhout GGZ-instellingen en een Dagactiviteitencentrum zijn gevestigd. De minste cliënten komen uit Zoeterwoude (8,5 /10.000 inwoners) en Nieuwkoop (8,2/10.000 inwoners).
Tabel 29 Aantal cliënten Dagactiviteitencentra per gemeente in Zuid-Holland Noord* peiljaren
Leiden
2009 aantal per 10.000 Aantal inwoners 31,9 372
2008 aantal per 10.000 Aantal inwoners 35,8 418
2007 aantal per 10.000 Aantal inwoners 40,8 479
Alphen aan den Rijn
242
33,5
230
32,1
209
29,4
Katwijk
144
23,5
173
28,3
130
21,3
Teylingen
76
21,4
82
23,2
72
20,6
Nieuwkoop
22
8,2
16
6,0
23
8,5
Leiderdorp
39
14,7
41
15,5
63
24,2
Kaag en Braassem
27
10,6
25
9,9
29
11,5
Noordwijk
80
31,6
76
30,5
68
27,5
Voorschoten
23
10,0
25
10,9
24
10,5
Oegstgeest
93
41,2
75
33,5
69
31,3
Lisse
44
19,7
37
16,7
23
10,5
Hillegom
45
22,0
39
19,2
31
15,3
Rijnwoude
23
12,3
20
10,7
20
10,7
Noordwijkerhout
162
105,5
175
113,6
192
125,5
Zoeterwoude
7
8,5
5
6,0
4
4,8
Zuid-Holland Noord
1.399
26,9
1.437
27,7
1.436
27,8
*cliënten van DAC Leiden, DAC Alphen aan den Rijn en het DAC Noordwijkerhout zijn bij elkaar opgeteld. Er is geen overlap in cliënten tussen de drie centra.
De Zaak, Brijder Verslavingszorg Bij De Zaak doen dak- en thuislozen en (ex)-verslaafden ervaring op met diverse activiteiten. De Zaak wordt uitgevoerd door Brijder Verslavingszorg en is in 2002 geopend. Binnen het gestructureerde
62
programma kunnen de deelnemers op een veilige manier - en in hun eigen tempo - hun capaciteiten (her)ontdekken en ontplooien. Door met anderen bezig te zijn ontwikkelen ze de noodzakelijke sociale vaardigheden. Er wordt ook een maaltijd geserveerd. Het is een regionale voorziening en gesitueerd in Leiden. De Zaak is open van maandag tot en met donderdag van 09.00 tot 16.00 uur en op vrijdag van 09:00 tot 12:30 uur. Het gemiddeld aantal bezoekers in de jaren 2007 tot en met 2009 is ruim 40 (tabel 30). Het aantal unieke bezoekers in een jaar is alleen in 2005 bekend en was toen 133. Veegploeg, De Binnenvest Teams van daklozen dragen al jaren bij aan het schoonhouden van de Leidse binnenstad. In 2003 startte De Binnenvest met de Veegploeg. Tegenover een dagdeel werk staan een vergoeding en een schonere stad. De gemeentelijke dienst Milieu en Beheer haalt aan het eind van de dag het verzamelde zwerfvuil op. De Veegploeg werkt vijf dagdelen per week met drie teams van zes medewerkers. Minimaal 18 en maximaal 90 daklozen kunnen per week een keer met de veegploeg meedraaien. In 2009 hebben 111 daklozen meegewerkt met de Veegploeg. Het aantal schommelt over de jaren van 160 in 2007 en 128 in 2008 (tabel 30). Het zijn vooral personen die bij de Dagopvang staan ingeschreven. Tabel 30 Aantal cliënten De Zaak en Veegploeg per jaar peiljaren De Zaak (Brijder Verslavingszorg)
2008
2007
gemiddeld aantal bezoekers per dag
42
41
47
totaal aantal cliënten
111
128
160
Veegploeg (De Binnenvest)
6.2
2009
Begeleid wonen
Begeleid wonen wordt in Zuid-Holland Noord aangeboden voor verschillende doelgroepen. De voorzieningen van de maatschappelijke opvang zijn gericht op (ex-)daklozen, die van de geestelijke gezondheidszorg op (ex-)psychiatrische patiënten, Brijder Verslavingszorg op verslaafden en Stichting Exodus heeft één opvanghuis voor ex-gedetineerden in Leiden. In Katwijk begeleidt De Brug in het kader van het Project Re-integratie een aantal ex-gedetineerden waarvan een deel een ‘leenwoning’ krijgt. In tabel 31 staan de cliëntgegevens voor de verschillende vormen van woonbegeleiding. Beschermd wonen De Binnenvest heeft een Sociaal Pension, een pand met plaats voor 27 bewoners en een gedeelde huiskamer en keuken (tabel 30). Er is intensieve begeleiding door maatschappelijk werkers. Tot 2005 lag het accent meer op ‘een veilige woonomgeving bieden’ en minder op activering. In 2005 is hierin verandering gekomen. Er wordt voor elke bewoner een plan opgesteld met als doel hem of haar te laten ‘functioneren naar vermogen’ en laten doorstromen naar meer zelfstandigheid. In 2009 hebben 39 personen in het Sociaal Pension gewoond. De gemiddelde verblijfsduur is bijna 16 maanden. Het aantal personen dat in het Sociaal Pension woont per jaar schommelt de afgelopen drie jaar tussen de 39 en 48.
63
GGZ Rivierduinen heeft verschillende vormen van psychiatrische woonbegeleiding. De meest intensieve vorm van begeleid wonen is het beschermd wonen. Een vorm van praktische woonbegeleiding voor mensen die nog niet zelfstandig kunnen. De cliënt woont met andere mensen samen en krijgt daarbij begeleiding. Tussen 2005 en 2007 is het aantal bewoners in Beschermd Wonen-huizen door allerlei maatregelen toegenomen van 171 naar 196 (tabel 30). In 2007 tot en met 2009 is het aantal bewoners gestabiliseerd op dit hogere niveau. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van steeds meer oudere bewoners. Het aantal ouderen met Beschermd Wonen is in de laatste drie jaar ruim vier keer zo groot geworden van 7 naar 31 ouderen. Begeleid zelfstandig wonen De Binnenvest heeft een aantal panden waarin bewoners in kleine groepen met begeleiding kunnen wonen (RIBW). Daarnaast biedt De Binnenvest ambulante woonbegeleiding voor ex-cliënten die vanuit het Sociaal Pension of de Nachtopvang doorstromen naar zelfstandige woonruimte. De overgang van de Nachtopvang naar zelfstandig wonen is voor sommige ex-daklozen een te grote stap. De Binnenvest begeleidt hen om de overgang te versoepelen en terugval te voorkomen. Er is aparte woonbegeleiding voor jongeren, verstandelijk beperkten, bij dreigende huisuitzettingen en bij psychiatrische problemen. Het totaal aantal klanten dat in 2007 woonbegeleiding krijgt is 142, waarvan 15 personen op een RIBW-plaats (tabel 30). In 2008 en 2009 is het aantal cliënten met woonbegeleiding sterk gestegen. In 2009 is het aantal cliënten met woonbegeleiding 356, een toename van 250% ten opzichte van 2007. Het aanbod van zogenaamde contingentwoningen door de koepel van woningcorporaties is in 2010 sterk afgenomen. Afspraken om woningen regionaal te verdelen hebben gevolgen voor lokale toewijzing. Mensen met een eigen woning kunnen in aanmerking komen voor Begeleid Zelfstandig Wonen met begeleiding van de GGZ. Bedoeld voor mensen die toe zijn aan een eigen woning en hier begeleiding bij wensen. Het aantal begeleide cliënten die zelfstandig wonen, is vanaf 2005 tot 2008 elk jaar toegenomen. Vooral in 2008 is een sterke toename te zien, een verdubbeling ten opzichte van het jaar ervoor. In 2009 is het aantal weer iets teruggelopen maar blijft hoog. De toename weerspiegelt het streven om de opnameduur in een huis voor beschermd wonen te verkorten. In het verleden werd uitgegaan van eventueel levenslang verblijf in een huis voor beschermd wonen. Nu is de opvatting dat zorg zoveel mogelijk in de eigen woonomgeving moet worden verleend. Brijder Verslavingszorg begeleidt een aantal zelfstandig wonende verslaafden. Het doel is dat cliënten succesvol zelfstandig kunnen wonen en functioneren in de maatschappij. De begeleiding is niet gericht op abstinentie maar op het verbeteren van de leefomstandigheden of het voorkomen dat men afglijdt en dakloos wordt. De begeleiding is zeer intensief. In 2009 zijn 31 cliënten begeleid. In de twee voorgaande jaren waren het er 53 per jaar.
64
Tabel 31 Aantal cliënten woonbegeleiding per jaar peiljaar De Binnenvest
capaciteit
Sociaal Pension
totaal gemiddelde verblijfsduur
Begeleid wonen
2009
2008
2007
27
27
27
39
46
42
15,8 mnd
21,1 mnd
10,2 mnd
totaal
356
296
142
aantal RIBW
44
30
15
ambulant begeleid wonen
312
266
127
totaal
195
194
196
volwassenen
164
160
189
ouderen
31
34
7
totaal
559
694
331
volwassenen
476
602
293
ouderen
83
92
38
totaal
31
53
GGZ Rivierduinen Beschermd wonen
Begeleid zelfstandig wonen
Brijder Verslavingszorg Woonbegeleiding
6.3
53
Ex-gedetineerden en veelplegers
6.3.1 Ex-gedetineerden Het kabinet heeft zich tot doel gesteld de strafrechtelijke recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige justitiabelen in de periode 2002-2010 met tien procentpunten te verlagen. Van alle volwassenen die in 2002 een penitentiaire inrichting verlieten had 59% binnen twee jaar een nieuw justitiecontact. In 38
2006 was dit 54% (Wartna, 2009) . De hoge recidive komt onder andere door knelpunten bij terugkeer van gedetineerden naar de maatschappij. Wanneer er beter en langer nazorg verleend zou 40
worden, zou het risico op terugval verkleind kunnen worden (Van Marle, 2006) . De basisvoorwaarden voor re-integratie van gedetineerden zijn identiteitspapieren, huisvesting, zorg en inkomen (ihzi). Om dit te bewerkstelligen is een goede samenwerking tussen gemeenten en ketenpartners nodig. Om de doelstelling van het kabinet te halen hebben de gemeenten de verantwoordelijkheid voor de integrale nazorg aan ex-gedetineerden gekregen. Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de gedetineerden in Nederlandse gevangenissen met psychiatrische problemen kampt, die niet altijd worden behandeld. Van de totale detentiepopulatie heeft 10% dermate ernstige psychische stoornissen dat er – medisch gezien – een opname in een GGZ-instelling is aangewezen, terwijl deze plaatsing om uiteenlopende redenen niet gebeurt (Van 39
Marle, 2006) . Een aanzienlijk deel van de gedetineerden (17%) heeft een verstandelijke handicap in de vorm van een IQ van onder de tachtig en dat is viermaal zo hoog als in de bevolking (Koster40
Dreese, 2007) .
65
Regionale cijfers In 2009 zijn in Zuid-Holland Noord 594 personen ontslagen uit detentie (tabel 32). Het zijn vooral mannen (93%). Uit landelijke cijfers blijkt dat bijna de helft van hen korter dan een maand in detentie heeft gezeten en 90% korter dan een jaar. Twintig procent is jonger dan 24 jaar (Dienst Justitiële Instellingen, 2009). Als we dit percentage toepassen op het aantal ex-gedetineerden in Zuid-Holland Noord, dan zijn ongeveer 120 18 tot en met 23-jarigen in 2009 uit detentie ontslagen. Naar schatting zou 40% van de ex-gedetineerden in aanmerking moeten komen voor nazorg omdat zij tot de groep met complexe problemen behoren en/of zij een verplicht reclasseringscontract krijgen (notitie 18-141
2011) . Dit zijn ongeveer 240 ex-gedetineerden in 2009. In Zuid-Holland Noord spant de Werkgroep Regionale Nazorg (ex-)gedetineerden zich in om een regionaal samenwerkingsverband op te zetten . Lokale cijfers Van de 594 ex-gedetineerden in 2009 komt meer dan de helft (331, 56%) uit Leiden. Dit is 28 exgedetineerden per 10.000 inwoners. Alphen aan den Rijn staat met 82 ex-gedetineerden op de tweede plaats. Maar als wordt gekeken naar het aantal ex-gedetineerden per 10.000 inwoners valt op dat Alphen aan den Rijn de tweede plaats deelt met Noordwijk. Noordwijk telt 12 ex-gedetineerden per 10.000 inwoners en Alphen aan den Rijn 11. De overige gemeenten hebben minder dan 9 exgedetineerden per 10.000 inwoners. Zoeterwoude heeft als kleinste gemeente geen inwoners die in 2009 uit detentie zijn ontslagen.
Tabel 32 Ex-gedetineerden 18 jaar en ouder, per gemeente en per 10.000 inwoners 2009 aantal gemeente Leiden Alphen aan den Rijn Katwijk Teylingen Nieuwkoop Leiderdorp Kaag en Braassem Noordwijk Voorschoten Oegstgeest Lisse Hillegom Rijnwoude Noordwijkerhout Zoeterwoude Zuid-Holland Noord Nederland
331 82 40 16 13 8 8 30 13 16 6 18 8 5 0 594 31.862
per 10.000 inwoners 28 11 7 5 5 3 3 12 6 7 3 9 4 3 11 19
% mannen 93 91 90 94 100 100 75 97 92 94 100 94 88 100 93 92
Geschat aantal 18 t/m 23 jaar* 66 16 8 3 3 2 2 6 3 3 1 4 2 1 118 6.354
*op basis van landelijk percentage 19,9%
Ex-gedetineerden Katwijk Het Project Re-integratie ex-gedetineerden wil een bijdrage leveren aan gezondheidsbevordering en maatschappelijk herstel van (verslaafde) ex-gedetineerden in de maatschappij en het voorkomen van
66
terugval in verslaving en/of criminaliteit. Kenmerkend voor de aanpak is de intensieve persoonlijke begeleiding van deelnemers door een mentor. Het project richt zich op mensen uit Katwijk. Bij uitzondering worden mensen geholpen in de Bollenstreek. Vanaf 2005 is met woningcorporaties afgesproken om jaarlijks vijf huurwoningen ter beschikking te stellen voor bijzondere huisvesting, de zogenaamde ‘Koconwoningen’. In 2007 hebben 24 personen zich aangemeld waarvan de helft een mentor kreeg toegewezen (tabel 33). In 2009 krijgen 15 van de 23 aanmelders begeleiding door een mentor. Elk jaar stroomt een klein aantal cliënten positief uit. Zij kunnen hun leven weer zelfstandig aan. In 2009 wonen vier deelnemers in een Koconwoning. Zij moeten zich houden aan een strak behandelplan dat gekoppeld is aan de woning. Koconwoningen zijn ‘leenwoningen’; wanneer een deelnemer zich volledig houdt aan het behandelplan, wordt uiteindelijk de ‘leenwoning’ omgezet in een gewone huurwoning. Ex-gedetineerden Leiden Het Exodushuis in Leiden geeft op de Plantage plaats aan 13 ex-gedetineerden die de criminaliteit achter zich willen laten maar dat niet helemaal op eigen kracht kunnen. Zij komen uit het hele land en worden geplaatst vanuit een justitieel of vrijwillig kader. De optimale verblijfsduur is 8-10 maanden waarin zij een intensieve begeleiding krijgen op het gebied van wonen, werken, relaties en zingeving. Daarnaast is in 2007 een tweede locatie geopend, het zogenaamde Doorstroomhuis. Hier is plaats voor vier bewoners die het programma in het Exodushuis hebben doorlopen maar nog niet helemaal zelfstandig (kunnen) zijn. In totaal is daarmee de capaciteit van het Exodushuis verhoogd van 13 naar 17 plaatsen. Het Leidse Exodushuis werkt samen met Leidse ondernemers met een subsidie van het Ministerie van
Sociale
Zaken
en
Werkgelegenheid
om
bewoners
direct
bij
binnenkomst
in
een
werkervaringstraject te plaatsen. Betaald werk is het uiteindelijke doel. Daarnaast werkt Exodus Leiden samen met Stichting de Binnenvest, Re-Integratie Leiden, GGZ Palier en de Stichting Visie R met als doel werktoeleiding voor taakgestraften, dak en thuislozen en veelplegers. In 2009 is een 42
convenant gesloten tussen de genoemde instellingen (Jaarverslag Exodus, 2008 en 2009) . Tabel 33 Aantal begeleide ex-gedetineerden in Katwijk en Leiden peiljaar
2009
2008
2007
Aantal aangemeld
23
18
24
aantal aanmelders mentor toegewezen
15
?
12
uitstroom positief
2
4
3
Re-integratie ex-gedetineerden Katwijk
Exodushuis Leiden en Doorstroomhuis capaciteit bezettingsgraad
17
17
17
88%
87%
93%
Totaal aantal bewoners
43
39
36
Uitstroom totaal
26
27
21
positief
8
11
7
vrijwillig
5
5
6
negatief
13
11
8
Gemiddelde verblijfsduur in maanden
4,3
5,8
4,2
67
Het aantal bewoners dat in 2009 gebruik heeft gemaakt van het Exodushuis en/of het Doorstroomhuis is 43 (tabel 33). Dit is meer dan in 2007 met 36 bewoners. Het aantal bewoners dat in één jaar uitstroomt is ook toegenomen. Deze toename wordt verklaard door de toename van bewoners die negatief uitstromen. Het programma wordt dan voortijdig door Exodus of Justitie beëindigd. Meestal gaat het om personen die de huisregels niet langer willen of kunnen naleven. In de meeste gevallen gaat het om het verbod op alcohol- en drugsgebruik. Ongeveer een derde van de personen die uitstromen hebben het hele programma doorlopen en stromen dus positief uit.
6.3.2 Veelplegers Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in de periode 2002-2010 de criminaliteit van veelplegers met 25% te doen afnemen. Om dat te bereiken is het programma ‘Veiligheid begint bij Voorkomen’ (VbbV) opgezet. De maatregelen houden onder andere in dat de veelplegers langer onder toezicht komen te staan, dat de re-integratie wordt geïntensiveerd en de nazorg voor veelplegers met verslavings- of psychiatrische problematiek wordt verbeterd. Jeugdige veelplegers zijn jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5 Processen Verbaal (PV) tegen zich zagen opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (de afgelopen 12 maanden). Volwassen veelplegers zijn personen van 18 jaar of ouder die in hun gehele criminele verleden meer dan 10 PV’s tegen zich zagen opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (de afgelopen 12 maanden). Voor zeer actieve veelplegers zijn tien of meer PV’s opgemaakt in de afgelopen vijf jaar. Veelplegers hebben problemen op het gebied van opleiding, werk, verslaving, geestelijke gezondheid en huisvesting. Meer dan de helft (57%) van de veelplegers heeft geen diploma van het voortgezet onderwijs, 81% is werkloos of arbeidsongeschikt. Veelplegers hebben ook met meervoudige problematiek te maken: verslaving (72%), geestelijke gezondheid (38%) en huisvesting (43%) 43
(Tollenaar, 2006) . Veelplegers hebben bijna allemaal in de cel gezeten. Regionale trend In 2009 heeft het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) 37 minderjarige veelplegers geregistreerd in Zuid-Holland Noord (tabel 34a). Dit is 9,5 veelplegers per 10.000 jongeren van 12 tot en met 17 jaar. In Nederland zijn er 12,4 veelplegers per 10.000 jongeren. Het aantal geregistreerde minderjarige veelplegers in Zuid-Holland Noord is in de afgelopen drie jaar min of meer constant. Landelijk is het aantal minderjarige veelplegers in dezelfde periode iets afgenomen. In 2009 zijn in Zuid-Holland Noord 519 volwassen veelplegers geregistreerd (tabel 34b). Dit is 12,7 veelplegers per 10.000 volwassenen. In Nederland zijn er 17,0 veelplegers per 10.000 volwassenen. In Zuid-Holland Noord schommelt het aantal geregistreerde volwassen veelplegers in de afgelopen drie jaar tussen de 490 en 530. Landelijk schommelt het aantal volwassen veelplegers in dezelfde periode rond de 22.000 veelplegers. Het aantal veelplegers per 10.000 inwoners neemt landelijk iets af omdat het aantal inwoners in deze periode is toegenomen.
68
Locale trends Leiden heeft in 2009 twaalf geregistreerde minderjarige veelplegers en Alphen aan den Rijn zestien. Dit is samen driekwart van het totaal aantal minderjarige veelplegers in Zuid-Holland Noord. Het valt op dat in 2009 het aantal minderjarige veelplegers in Alphen aan den Rijn sterk is gestegen van 5 naar 16 en Leiden hiermee van de eerste plaats heeft verdrongen. In Leiden worden veelplegers besproken in het Jeugd Veiligheidsoverleg (JVO). Katwijk valt op omdat er in drie achtereenvolgende jaren geen enkele minderjarige veelpleger is geregistreerd. De helft van het aantal volwassen veelplegers komt uit Leiden. Met 28,6 veelplegers per 10.000 volwassen inwoners, heeft Leiden in Zuid-Holland Noord ook relatief de meeste veelplegers. In het Leids Casusoverleg (LCO) worden volwassen veelplegers besproken. Alphen aan den Rijn staat met 68 volwassen veelplegers op de tweede plaats, gevolgd door Katwijk met 40 veelplegers en Teylingen met 22. De minste veelplegers hebben Kaag en Braassem, Nieuwkoop en/of Rijnwoude, zowel minderjarige als volwassen. In de periode 2007 tot en met 2009 neemt het aantal volwassen veelplegers in geen enkele gemeente duidelijk toe of af.
Tabel 34a Jeugdige veelplegers van 12 tot en met 17 jaar 2009 aantal per 10.000 12-17 jarigen 17,6 29,1 0 0
Gemeente/ gemeentecluster aantal Leiden 12 Alphen aan den Rijn 16 Katwijk 0 Teylingen 0 Leiderdorp, Oegstgeest, 5 Voorschoten, Zoeterwoude Hillegom, Lisse, Noordwijk, 3 Noordwijkerhout Kaag en Braassem, Nieuwkoop, 1 Rijnwoude Zuid-Holland Noord 37 Nederland 1.472 Bron: Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
2008 aantal per 10.000 12-17 aantal jarigen 24,4 17 9,0 5 0 0 0 0
2007 aantal per 10.000 12-17 aantal jarigen 15,8 11 10,9 6 0 0 13,7 4
7,5
5
7,5
3
4,5
4,9
6
9,7
10
16,0
1,7
1
1,7
0
0
9,5 12,4
34 1.706
8,6 14,2
34 1.746
8,5 14,2
Tabel 34b Volwassen veelplegers 2009 aantal per 10.000 18-plussers 28,6 12,1 8,6 8,2
Gemeente/ gemeentecluster aantal Leiden 274 Alphen aan den Rijn 68 Katwijk 40 Teylingen 22 Leiderdorp, Oegstgeest, 34 Voorschoten, Zoeterwoude Hillegom, Lisse, Noordwijk, 55 Noordwijkerhout Kaag en Braassem, Nieuwkoop, 26 Rijnwoude Zuid-Holland Noord 519 Nederland Bron: Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
aantal 295 72 43 11
2008 aantal per 10.000 18-plussers 29,8 12,8 9,3 4,1
aantal 264 71 43 14
2007 aantal per 10.000 18-plussers 27,5 13,1 8,3 5,3
5,5
44
7,1
31
5,1
8,3
59
9,0
45
6,9
4,8
18
3,3
23
4,2
12,7 17,0
531
13,1 18,4
487
12,1 18,8
69
6.4
Conclusies
Dagbesteding De helft van de langdurig zorgafhankelijke cliënten met een psychotische stoornis heeft behoefte aan ondersteuning bij het vinden van een zinvolle dagbesteding. Dit geldt voor een kwart van de cliënten met een stemmingsstoornis. Ook bij ex-cliënten blijft bij één op de vijf een ondersteuningsbehoefte bestaan bij het vinden van dagbesteding of betaald werk. De Stuurgroep Maatschappelijk Steunsysteem zet zich in voor deze groep. De GGZ-dagactiviteitencentra hebben in 2009 1.399 bezoekers gehad. Het aantal bezoekers is in de afgelopen drie jaar rond de 1.400. De bezoekers komen uit alle gemeenten in Zuid-Holland Noord. Omdat de drie centra zijn gevestigd in Leiden, Alphen aan den Rijn en Noordwijkerhout komen in verhouding uit die gemeenten het grootst aantal bezoekers. Sinds 2007 is het aantal bezoekers uit Leiden, Leiderdorp en Noordwijkerhout enigszins gedaald. Het aantal bezoekers uit Alphen aan den Rijn, Noordwijk, Oegstgeest, Lisse en Hillegom is iets toegenomen. De Zaak van Brijder Verslavingszorg had in 2007 gemiddeld 47 bezoekers per dag. Gegevens over 2008 en 2009 ontbreken. Bij De Binnenvest hebben 111 daklozen in 2009 met de Veegploeg meegewerkt. Dit is een afname ten opzichte van 2007 (160 daklozen). Woonbegeleiding In het Sociaal Pension van De Binnenvest schommelt het aantal bewoners tussen de 39 en 48 personen per jaar. De capaciteit is 27 plaatsen. Het aantal cliënten in beschermd wonen-huizen van GGZ Rivierduinen blijft in de drie jaren tot en met 2009 vrijwel constant 195. De begeleiding van zelfstandig wonende mensen is sterk toegenomen. De Binnenvest biedt in 2009 woonbegeleiding aan 356 personen. In 2007 was dit nog 142 personen. GGZ Rivierduinen biedt in 2009 woonbegeleiding aan 559 cliënten. Dit aantal is in 2008 verdubbeld ten opzichte van 2007 en in 2009 weer iets teruggelopen. Het aantal woningen dat door de koepel van woningcorporaties voor kwetsbare groepen wordt aangeboden, is in 2010 sterk teruggelopen. Ex-gedetineerden Het kabinet had zich ten doel gesteld de strafrechtelijke recidive onder ex-gedetineerden in de periode 2002 en 2010 met tien procentpunten te verlagen. In 2009 zijn in Zuid-Holland Noord bijna 600 volwassen personen uit detentie ontslagen, van wie naar schatting 240 personen (40%) in aanmerking zouden komen voor nazorg op basis van complexe problemen. Landelijke percentages laten zien dat de helft korter dan een maand heeft gezeten en negen op de tien korter dan een jaar. Negen op de tien ex-gedetineerden zijn van het mannelijk geslacht en 20% (voor Zuid-Holland Noord ongeveer 120 personen) is jonger dan 24 jaar. Meer dan de helft van de 600 ex-gedetineerden woont in Leiden. Opvallend is dat Noordwijk de tweede plaats deelt met Alphen aan den Rijn als wordt gekeken naar het aantal ex-gedetineerden per 10.000 inwoners (respectievelijk 12 en 11). In Katwijk draait al een paar jaar het project re-integratie verslaafde ex-gedetineerden. Per jaar melden ongeveer 24 personen zich aan. In 2009 krijgen van de 23 aanmelders 15 een mentor
70
toegewezen. Vier deelnemers wonen in een ‘Kocon-woning’. Als de deelnemer de begeleiding met succes doorloopt wordt de Koconwoning na enige tijd omgezet in een ‘normale’ huurwoning. In Leiden worden ongeveer 40 ex-gedetineerden per jaar opgevangen in het Exodushuis. Ze worden begeleid onder andere naar werk. Ongeveer de helft stroomt positief uit. Veelplegers Het Kabinet heeft zich ten doel gesteld om in de periode 2002-2010 de criminaliteit van veelplegers met 25% te doen afnemen. In 2009 zijn in Zuid-Holland Noord 37 minderjarige veelplegers geregistreerd en 519 volwassen veelplegers. Voor Zuid-Holland Noord komt dit neer op 9,5 minderjarige veelplegers per 10.000 jongeren van 12 tot en met 17 jaar (Nederland 12,5/10.000) en 12,7 volwassen veelplegers per 10.000 volwassenen (Nederland 17/10.000). Het aantal minderjarige en volwassen veelplegers is in de afgelopen drie jaar niet veel veranderd. Landelijk is het aantal minderjarige veelplegers in dezelfde periode gedaald. Driekwart van de minderjarige veelplegers woont in Leiden of Alphen aan den Rijn. In Alphen aan den Rijn is het aantal geregistreerde veelplegers in 2009 sterk gestegen ten opzichte van 2008. In 2009 heeft Alphen aan den Rijn meer geregistreerde veelplegers dan Leiden. De helft van het aantal volwassen veelplegers woont in Leiden. Alphen aan den Rijn volgt op grote afstand. Het aantal volwassen veelplegers is in geen enkele gemeente in de afgelopen drie jaar duidelijk toe of afgenomen.
71
72
7
Overlap tussen instellingen
Wat is de omvang van het totaal aantal cliënten dat is ingeschreven bij één van de instellingen GGZ Rivierduinen, Brijder Verslavingszorg, De Brug Verslavingszorg en De Binnenvest Maatschappelijke Opvang? En hoe groot is de overlap? Om deze vragen te beantwoorden zijn de cliëntbestanden van deze vier instellingen gekoppeld.
7.1
Kenmerken cliëntpopulatie
In 2009 staan 7.128 personen ingeschreven bij ten minste één van de vier instellingen De Brug, De Binnenvest, Brijder Verslavingszorg of GGZ Rivierduinen (tabel 35). Het merendeel van de cliënten is ingeschreven bij GGZ Rivierduinen (60%, 4.259 personen). Een kwart (26%, 1.832 personen) van de cliënten is ingeschreven bij Brijder Verslavingszorg, een vijfde deel (19%, 1.345 personen) bij De Binnenvest en 3% (230 personen) bij De Brug. Deze percentages kunnen niet bij elkaar worden opgeteld omdat een aantal cliënten bij meer dan één instelling staat ingeschreven. Bij GGZ Rivierduinen zijn ongeveer evenveel mannen als vrouwen ingeschreven. Bij de instellingen voor verslavingszorg (Brijder Verslavingszorg en De Brug) is ongeveer driekwart man en bij De Binnenvest zijn vier op de vijf (81%) cliënten man. Er zijn 779 cliënten (11%) jonger dan 24 jaar. De percentages lopen per instelling niet erg uiteen. Het percentage ouderen is 11% (759 personen). De meesten van hen staan ingeschreven bij GGZ Rivierduinen. Bij De Binnenvest en De Brug staan heel weinig ouderen ingeschreven. Bij Brijder Verslavingszorg is 5% van de cliënten 65 jaar of ouder. Tabel 35 Kenmerken cliënten per instelling in 2009 Kenmerk
totaal
Aantal cliënten
7.128
GGZ Brijder Rivierduinen Verslavingszorg 4.295 1.832
De Binnenvest 1.345
De Brug 230
100
60
26
19
3
%
%
%
%
%
man
59
47
73
81
74
leeftijd t/m 23 jaar
11
10
9,3
14
13
65-plus
11
15
4,9
1,4
0,4
% van totaal
De cliënten van de vier instellingen wonen niet evenredig over de gemeenten verdeeld (tabel 36). Een derde deel woont in Leiden. Dit komt onder andere omdat de meeste cliënten van De Binnenvest feitelijk in Leiden staan ingeschreven. En dan zijn de 269 cliënten van De Binnenvest van wie de woonplaats onbekend is nog niet meegerekend. In Zoeterwoude woont het kleinste absoluut aantal cliënten (58 personen), maar naar rato van aantal inwoners heeft Nieuwkoop het kleinst aantal cliënten (65/10.000 inwoners). Oegstgeest en Noordwijkerhout hebben relatief veel cliënten (respectievelijk 129/10.000 en 167/10.000 inwoners). Dit komt onder andere omdat in deze twee gemeenten een aantal GGZ-instellingen staan. De Brug heeft als kleinste instelling een relatief groot aantal cliënten dat buiten de regio woont.
73
Tabel 36 Aantal cliënten per gemeente in 2009 Totaal aantal 2.640
Aantal per 10.000 inw. 226
Alphen aan den Rijn
936
130
672
292
18
9
Katwijk
736
120
478
212
22
102
Teylingen
330
93
265
71
4
7
Nieuwkoop
175
65
118
62
0
0
Leiderdorp
260
98
179
86
8
1
Kaag en Braassem
174
68
128
51
2
1
Noordwijk
253
100
176
88
5
4
Voorschoten
205
89
137
67
8
4
Oegstgeest
291
129
246
47
12
2
Lisse
169
76
123
48
0
3
Hillegom
163
80
138
27
3
7
Rijnwoude
135
72
101
39
0
0
Gemeente* Leiden
GGZ Brijder De Rivierduinen Verslavingszorg Binnenvest De Brug 1.264 688 988 12
256
167
233
32
2
0
Zoeterwoude
58
71
37
22
2
0
Buiten regio ZHN
77
-
0
0
2
77
270
-
0
0
269
1
7.128
135**
4.295
1.832
1.345
230
Noordwijkerhout
Woonplaats onbekend Zuid-Holland Noord
*gemeenten staan in aflopende volgorde van aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar **niet meegerekend: cliënten die buiten Zuid-Holland Noord wonen; wel meegerekend: cliënten met onbekende woonplaats
7.2
Overlap tussen instellingen
De Brug heeft 77 cliënten die buiten Zuid-Holland Noord wonen. Twee van hen zijn ook bij De Binnenvest ingeschreven. De 75 cliënten die buiten de regio wonen en niet bij De Binnenvest staan ingeschreven, zijn uitgesloten van de analyse van de overlap. Het aantal cliënten van De Brug dat bij de analyse is betrokken is 155. Het totaal aantal unieke cliënten bij de vier instellingen samen wordt dan 7.053. Van de 7.053 cliënten zijn 6.505 personen (92%) in 2009 bij slechts één van de vier instellingen ingeschreven; 523 cliënten (7,4%) zijn bij twee van de vier instellingen ingeschreven, 24 cliënten (0,34%) bij drie instellingen en één persoon (0,01%) is bij alle vier de instellingen ingeschreven. De totale overlap is 7,8% (tabel 37). Overlap GGZ Rivierduinen Van de vier instellingen heeft GGZ Rivierduinen met 7,8% (337 personen) in verhouding de kleinste overlap met de overige drie instellingen (tabel 37). Van de overige drie instellingen heeft GGZ Rivierduinen met Brijder Verslavingszorg de grootste overlap (5%, 233 personen). Procentueel gaat het even vaak om cliënten van de crisisinterventie, cliënten met case management, bezoekers van de dagactiviteitencentra en cliënten met begeleid zelfstandig wonen of beschermd wonen. GGZ Rivierduinen deelt 106 cliënten (2,5%) met De Binnenvest en 21 cliënten (0,5%) met De Brug.
74
Overlap Brijder Verslavingszorg Een kwart van de cliënten van Brijder Verslavingszorg (438 personen) is ook bij tenminste één van de overige drie instellingen ingeschreven (tabel 37). Ongeveer 13% van de cliënten (233 personen) is ook ingeschreven bij GGZ Rivierduinen. Brijder Verslavingszorg deelt 204 cliënten (11%) met De Binnenvest. Van de overige drie instellingen is met De Brug de kleinste overlap (1,5%, 27 cliënten). Van de 96 cliënten van het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg, heeft één persoon ook contact gehad met het outreachende team van De Binnenvest. Overlap De Binnenvest De Binnenvest deelt 22% van haar cliënten (296 personen) met tenminste één van de overige drie instellingen (tabel 37). Van de overige drie instellingen heeft De Binnenvest met Brijder Verslavingszorg de grootste overlap (15%, 204 personen). De Binnenvest deelt 106 cliënten (8%) met GGZ Rivierduinen en 10 cliënten (0,7%) met De Brug. Van de 296 cliënten van De Binnenvest staan er 166 ingeschreven voor begeleid wonen of zij verblijven in het Sociaal Pension. De overige 130 personen staan allemaal in ieder geval geregistreerd bij de dag- of nachtopvang of bij SPIL. Van de 149 cliënten van het outreachende team van De Binnenvest, heeft één persoon ook contact gehad met het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg. Overlap De Brug Van de vier instellingen heeft De Brug met 33% (51 personen) de grootste relatieve overlap met de overige drie instellingen (tabel 37). Ongeveer 17% van de cliënten (27 personen) is ook ingeschreven bij Brijder Verslavingszorg. De Brug en Brijder Verslavingszorg hebben afspraken gemaakt over cliënten die zij naar elkaar verwijzen. Een cliënt staat alleen bij beide instellingen tegelijkertijd ingeschreven als de behandeling op elkaar aansluit. De Brug deelt 21 cliënten (14%) met GGZ Rivierduinen en 10 cliënten (6%) met De Binnenvest.
Tabel 37 Overlap cliënten per instelling 2009 GGZ Rivierduinen Aantal instellingen waarbij cliënten zijn ingeschreven
Brijder Verslavingszorg
De Binnenvest
De Brug
Totaal
aantal cliënten
%
aantal cliënten
%
aantal cliënten
%
aantal cliënten
%
aantal cliënten
%
1
3.958
92
1.394
76
1.049
78
104
67
6.505
92
2
315
7,3
413
23
273
20
45
29
523
7,4
3
21
0,5
24
1,3
22
1,6
5
3,2
24
0,3
4
1
0,02
1
0,05
1
0,07
1
0,7
1
0,01
4.295
100
1.832
100
1.342
100
155
100
7.053
100
337
7,8
438
24
296
22
51
33
548
7,8
aantal cliënten -
% overlap -
aantal cliënten 233
% overlap 12,7
aantal cliënten 106
% overlap 7,9
aantal cliënten 21
% overlap 13,5
233
5,4
-
-
204
15,2
27
17,4
106
2,5
204
11,1
-
-
10
6,5
21
0,5
27
1,5
10
0,7
-
-
totaal Cliënten bij meer dan één instelling ingeschreven
GGZ Rivierduinen Brijder Verslavingszorg De Binnenvest De Brug
75
7.3
Conclusies
Cliëntregistraties van GGZ Rivierduinen, Brijder Verslavingszorg, De Binnenvest en De Brug zijn gekoppeld voor het jaar 2009 met als doel de overlap te bepalen. De selectie beperkt zich tot de cliënten die in Zuid-Holland Noord wonen. In het gekoppelde bestand zitten 7.053 personen. Zestig procent is ingeschreven bij GGZ Rivierduinen, 26% bij Brijder Verslavingszorg, 19% bij De Binnenvest en 3% bij De Brug. Ongeveer 8% van de cliënten van GGZ Rivierduinen (337 personen) staan ook ingeschreven bij één van de overige drie instellingen. De grootste overlap is met Brijder Verslavingszorg. Een kwart van de cliënten van Brijder Verslavingszorg (438 personen) staat ook ingeschreven bij tenminste één van de overige instellingen. De overlap met GGZ Rivierduinen is even groot als de overlap met De Binnenvest. Een vijfde deel van de cliënten van De Binnenvest (296 personen) overlapt met de overige instellingen. De grootste overlap is met Brijder Verslavingszorg. En tenslotte overlapt 33% van de cliënten van De Brug (51 personen) met de overige instellingen. De overlap met GGZ Rivierduinen en Brijder Verslavingszorg is ongeveer even groot. De overlap van de cliënten van het Mobiele Team van Brijder Verslavingszorg en het outreachende team van De Binnenvest is één persoon.
76
8
Gemeenten vergeleken
Voor elke gemeente is bepaald wat haar positie is in de rangorde van vijftien gemeenten voor wat betreft risicogroepen, signalering en zorg. De score 1 krijgt de gemeente met het grootste aantal cliënten per 10.000 inwoners voor een bepaalde risico-, signalerings- of zorgindicator. De score 15 krijgt de gemeente met het kleinst aantal cliënten per 10.000 inwoners. De gemeenten zijn gescoord op twee risico-indicatoren, drie signalerings- en drie zorgindicatoren. De risico-indicatoren zijn het aantal uitkeringsgerechtigden en het aantal mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen die daarnaast ook ernstige psychische en lichamelijke gezondheidsklachten hebben. De signaleringsindicatoren zijn het aantal gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast of Zorgoverleg Katwijk, het aantal cliënten met GGZ-crisisinterventie en het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld. De zorgindicatoren zijn het aantal cliënten bij Brijder Verslavingszorg of De Brug, het aantal cliënten met GGZ-case management en het aantal bezoekers van de GGZdagactiviteitencentra. In tabel 38 staan de gemeenten in volgorde van stedelijkheidsgraad. Leiden is zeer sterk stedelijk en staat bovenaan. Nieuwkoop en Kaag en Braassem zijn niet stedelijk en staan onderaan. Als meerdere gemeenten eenzelfde stedelijkheidsgraad hebben, staan de gemeenten in aflopende volgorde van aantal inwoners. In de eerste drie kolommen staan achtereenvolgens de categorie van stedelijkheidsgraad, het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar op 1 januari 2009 en de gemeentenaam. Daarna volgen de afzonderlijke scores voor elke indicator. Tenslotte zijn drie samengestelde scores berekend voor risicogroepen, signalering en zorg.
8.1
Risicoscores
De eerste risicoscore is voor het aantal uitkeringsgerechtigden. Hillegom heeft in verhouding veel uitkeringsgerechtigden, evenals Leiden, Zoeterwoude, Noordwijk en Noordwijkerhout. Zij hebben de scores 1 tot en met 5. De gemeenten met relatief weinig uitkeringsgerechtigden zijn Katwijk, Oegstgeest, Teylingen, Kaag en Braassem en Rijnwoude. Zij hebben de scores 11 tot en met 15. De tweede risicoscore is voor de schatting van het aantal inwoners met problematische schulden of grote moeite met rondkomen. De scores 1 tot en met 5 zijn voor Leiden, Alphen aan den Rijn, Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude. De gemeenten met de laagste scores (11 tot en met 15) zijn Voorschoten, Rijnwoude, Noordwijk, Kaag en Braassem en Lisse. Veelal liggen de twee risicoscores in één gemeente dicht bij elkaar. Bijvoorbeeld: de score voor uitkeringsgerechtigden en mensen met schulden of grote moeite met rondkomen is voor Leiden respectievelijk 2 en 1. Nieuwkoop heeft voor beide risicogroepen de score 10. Er zijn een paar uitzonderingen. Oegstgeest heeft relatief weinig uitkeringsgerechtigden (score 12) maar veel mensen met schulden of grote moeite met rondkomen (score 4). Noordwijk heeft relatief veel uitkeringsgerechtigden (score 4) maar weinig mensen met problematische schulden of grote moeite met rondkomen (score 13).
77
Samengestelde scores
1
1
Zorgscore
2
Signaleerscore
Verslavingszorg Brijder en/of De Brug
1
Risicoscore
Incidenten huiselijk geweld, Politie HM
1
Dagactiviteitencentra Rivierduinen
Crisisinterventie Rivierduinen
2
Case management Rivierduinen
Gemelde zaken Meldpunt Zorg en Overlast
Zorg
Financiële problemen + hoog risico angst/ depressie + sterk belemmerd
Gemeenten
Signalering
Uitkering + hoog risico angst/depressie + sterk belemmerd
Risicogroepen
Aantal inwoners 20-64 jaar op 1-1-2009
Categorie stedelijkheid*
Tabel 38 Rangorde gemeenten naar score risicogroepen, signalering en zorg in 2009
5
1
1
2
1
78.247 Leiden
2
45.307 Alphen aan den Rijn
6
2
2
8
3
3
1
3
3
2
1
2
36.311 Katwijk
11
9
3
3
8
2
12
6
11
3
4
2
15.504 Leiderdorp
7
3
9
6
7
5
5
10
6
9
5
2
13.036 Oegstgeest
12
4
10
1
10
11
3
2
8
8
3
2
12.924 Voorschoten
9
11
11
9
9
6
7
13
10
10
8
3
20.707 Teylingen
13
8
8
5
6
10
10
8
12
7
10
3
15.839 Noordwijk
4
13
4
10
4
4
13
4
7
6
6
3
13.286 Lisse
8
15
7
11
15
9
14
9
13
11
12
3
12.383 Hillegom
1
6
6
7
2
15
15
7
2
5
15
4
11.170 Rijnwoude
15
12
15
14
14
12
4
11
14
15
9
5
7
5
4
5
13
11
1
5
4
7
4
9.192 Noordwijkerhout
2
3
5
14
12
13
7
9
14
4
13
11
5
16.291 Nieuwkoop
10
10
13
15
11
8
8
15
9
14
13
5
15.301 Kaag en Braassem
14
14
12
13
12
14
6
12
15
12
14
4
4.899 Zoeterwoude
*Categorie stedelijkheid: 1 = zeer sterk stedelijk, 2 = sterk stedelijk, 3 = matig stedelijk, 4 = weinig stedelijk, 5 = niet stedelijk
8.2
Signaleringsscores
De signaleringsscores zijn gebaseerd op de mate waarin zaken worden gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast, het aantal GGZ-cliënten met crisisinterventie en het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld door de Politie Hollands Midden. De gemeenten met relatief de meeste meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast (scores 1 tot en met 5) zijn Leiden, Alphen aan den Rijn, Katwijk, Noordwijk en Noordwijkerhout. De gemeenten met in verhouding het kleinste aantal meldingen (scores 11 tot en met 15) zijn Voorschoten, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Zoeterwoude en Rijnwoude. Relatief de meeste GGZ-cliënten met een crisisinterventie (scores 1 tot en met 5) wonen in Oegstgeest, Leiden, Katwijk, Noordwijkerhout en Teylingen. De minste GGZ-cliënten met een crisisinterventie (scores 11 tot en met 15) wonen in Lisse, Zoeterwoude, Rijnwoude, Kaag en Braassem en Nieuwkoop. De Politie Hollands Midden registreert relatief de meeste incidenten huiselijk geweld (scores 1 tot en met 5) in Leiden, Hillegom, Alphen aan de Rijn, Noordwijk en Noordwijkerhout. De minste incidenten (score 11 tot en met 15) worden geregistreerd in Nieuwkoop, Kaag en Braassem,. Zoeterwoude, Rijnwoude en Lisse.
78
De signaleringsscores liggen in één gemeente vaak dicht bij elkaar. Zo heeft Leiden voor de meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast, de GGZ-crisisinterventies en de incidenten huiselijk geweld respectievelijk de scores 1, 2 en 1. Rijnwoude heeft hiervoor respectievelijk de scores 15, 13 en 14. Er zijn een paar uitzonderingen. Oegstgeest heeft in verhouding veel GGZ-crisisinterventies (score 1) maar minder meldingen bij het Meldpunt (score 9) of geregistreerde incidenten huiselijk geweld (score 10). Noordwijk heeft juist relatief weinig GGZ-crisisinterventies (score 10) maar meer meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast en geregistreerde incidenten huiselijk geweld (beiden score 4).
8.3
Zorgscores
De zorgscores zijn berekend voor het aantal cliënten bij de verslavingszorg (zowel Brijder Verslavingszorg als De Brug), aantal GGZ-cliënten met case management en het aantal bezoekers van de GGZ-dagactiviteitencentra. De gemeenten met relatief de meeste cliënten bij Brijder Verslavingszorg en/of De Brug (scores 1 tot en met 5) zijn Leiden, Katwijk, Alphen aan den Rijn, Noordwijk en Leiderdorp. De gemeenten met de minste cliënten (scores 11 tot en met 15) zijn Oegstgeest, Rijnwoude, Noordwijkerhout, Kaag en Braassem en Hillegom. Relatief de meeste GGZ-cliënten met case management wonen in Alphen aan den Rijn, Leiden, Oegstgeest, Rijnwoude en Leiderdorp (scores 1 tot en met 5). De laagste scores 11 tot en met 15 zijn voor Noordwijkerhout, Katwijk, Noordwijk, Lisse en Hillegom. De bezoekers van de dagactiviteitencentra komen vooral uit Noordwijkerhout, Oegstgeest, Alphen aan den Rijn, Noordwijk en Leiden (scores 1 tot en met 5). In de gemeenten Rijnwoude, Kaag en Braassem, Voorschoten, Zoeterwoude en Nieuwkoop wonen relatief de minste bezoekers (scores 11 tot en met 15). De zorgscores voor verslavingszorg en GGZ-case management liggen in één gemeente meestal dicht bij elkaar. Bijvoorbeeld Leiderdorp heeft voor beide indicatoren de score 5 en Teylingen twee keer de score 10. Katwijk valt op omdat zij een hoge score heeft (score 2) voor verslavingszorg maar een lage score (score 12) voor GGZ-case management. Dit komt omdat De Brug in Katwijk is gevestigd. Rijnwoude valt op omdat zij een lage score heeft voor verslavingszorg (score 12) maar een hoge score (score 4) voor GGZ-case management. Noordwijkerhout, Oegstgeest en Alphen aan den Rijn hebben de scores 1, 2 en 3 voor de GGZ-dagactiviteitencentra. Twee van de drie dagactiviteitencentra zijn in Noordwijkerhout en Alphen aan den Rijn gevestigd. In Oegstgeest zijn een aantal GGZinstellingen gevestigd en een deel van de cliënten bezoekt het dagactiviteitencentrum in Leiden.
8.4
Samengestelde scores
De twee scores voor risicogroepen zijn samengevoegd tot één risicoscore. Eveneens is één signaleringsscore berekend op basis van de drie scores van het Meldpunt Zorg en Overlast, GGZcrisisinterventie en incidenten huiselijk geweld. Tenslotte is één zorgscore berekend op basis van de scores
voor
verslavingszorg,
GGZ-
case
management
en
GGZ-dagactiviteitencentra.
De
samengestelde scores lopen van 1 (hoog) tot en met 15 (laag). Noordwijkerhout valt op omdat zij als kleine weinig verstedelijkte gemeente hoog scoort op risicogroepen, signalering en zorg. Hoe verhouden de drie samengestelde scores zich tot elkaar in één gemeente? We verwachten dat als in een gemeente relatief veel mensen wonen die tot een risicogroep behoren, meer mensen 79
worden gesignaleerd en meer mensen in de zorg terecht komen. We verwachten per gemeente dus drie scores die redelijk bij elkaar in de buurt liggen. Onze verwachting wordt bevestigd in Leiden, Alphen aan den Rijn, Leiderdorp, Voorschoten, Noordwijk, Lisse, Noordwijkerhout en Kaag en Braassem. In deze gemeenten is het verschil tussen de hoogste en laagste score maximaal 4 punten. Bij de overige zeven gemeenten is het verschil tussen de hoogste en laagste score vijf of meer punten. Hier onder worden deze zeven gemeenten kort beschreven. Katwijk Katwijk combineert een lage risicoscore met een hoge signalerings- en zorgscore. De hoge signaleringsscore komt door relatief veel meldingen bij hun eigen Meldpunt Zorgoverleg Katwijk en relatief groot aantal GGZ-cliënten met crisisinterventie. De hoge zorgscore komt door de hoge score voor verslavingszorg. In Katwijk is De Brug gevestigd. Oegstgeest Oegstgeest zit voor wat betreft de risicoscore en signaleringsscore in de middenmoot maar met de zorgscore staat Oegstgeest op de derde plaats. Nader bekeken blijkt dat Oegstgeest binnen alle drie de categorieën risicogroepen, signalering en zorg, sterk uiteenlopende scores heeft. Relatief minder uitkeringsgerechtigden maar meer mensen met financiële problemen. Relatief weinig meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast en minder geregistreerde incidenten huiselijk geweld, maar meer GGZcliënten met een crisisinterventie. Bij de zorg is de GGZ-zorg hoog, maar de score voor verslavingszorg juist laag. Dit resulteert in een gemiddeld lagere risico- en signaleringsscore maar hogere zorgscore. De aanwezigheid van een grote GGZ-instelling in Oegstgeest is hier waarschijnlijk een belangrijke factor. Teylingen Teylingen valt op omdat zij als vierde grootste gemeente laag scoort op risicogroepen en zorg. Voor signalering is de score hoger. Dit komt door de wat hogere scores voor GGZ-crisisinterventies (score 5) en geregistreerde incidenten huiselijk geweld (score 6). De signaleringsscores liggen wel in de lijn van verwachting op basis van het inwonertal. Hillegom Hillegom combineert een hoge risico- en signaleringsscore met een lagere zorgscore. Het verschil is erg groot (een verschil van 13 punten tussen de risico- en zorgscore). In Hillegom wonen in verhouding de meeste uitkeringsgerechtigden (score 1) en redelijk veel mensen met financiële problemen (score 6). De signaleringsscore is hoog omdat er veel geregistreerde incidenten huiselijk geweld zijn (score 2) en ook redelijk veel meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast (score 6) en GGZ-cliënten met een crisisinterventie (score 7). Daartegenover staat Hillegom onderaan voor wat betreft de verslavingszorg en GGZ-case management. Geen enkele inwoner van Hillegom staat ingeschreven voor GGZ-case management. Er is wel een redelijk aantal inwoners dat een GGZdagactiviteitencentrum bezoekt. Rijnwoude Rijnwoude kent zowel een relatief lage risicoscore als signaleringsscore maar een hogere zorgscore. De discrepantie wordt geheel veroorzaakt door de hoge score voor GGZ-case management. Alle andere risico-, signalerings- en zorgindicatoren scoren in het laagste segment.
80
Zoeterwoude Zoeterwoude combineert een hoge risicoscore met een lage signalerings- en zorgscore. De hoge risicoscore komt omdat Zoeterwoude relatief veel uitkeringsgerechtigden heeft en mensen met financiële problemen. Zoeterwoude is een kleine en ook weinig stedelijke gemeente en een lagere signalerings- en zorgscore is dan ook te verwachten. Nieuwkoop Nieuwkoop heeft een relatief hoge risicoscore vergeleken met de lagere signalerings- en zorgscores. Met de risicoscore zit Nieuwkoop in de middenmoot. De indicatoren voor signalering behoren alle drie tot de laagste vijf. De zorgindicatoren scoren uiteenlopend. Verslavingszorg en GGZ-case management hebben beiden score 8 maar voor GGZ-dagactiviteiten staat Nieuwkoop op de laatste plaats (score 15). Nieuwkoop behoort tot het meest landelijke gebied van Zuid-Holland Noord. Op basis van de literatuur (zie boven) verwachten we dan ook lage signalerings- en zorgscores. Zo bezien is een score 8 voor verslavings- en GGZ-zorg hoger dan verwacht.
8.5
Relatie met aantal inwoners en stedelijkheidsgraad
In hoeverre zijn de verschillen per gemeente gerelateerd aan het verschil in aantal inwoners en/of de stedelijkheidsgraad? Om deze vraag te beantwoorden hebben we voor elke indicator geanalyseerd of er een lineair verband bestaat tussen de risico-, signalerings- en zorgscores aan de ene kant en het aantal inwoners en de stedelijkheidsgraad aan de andere kant. Tabel 39 Correlatie tussen risico-, signalerings- en zorgindicatoren met aantal inwoners en stedelijkheidsgraad van gemeenten Aantal inwoners r* Risico-indicatoren Signaleringsindicatoren
Zorgindicatoren
verband
Stedelijkheidsgraad r*
verband
Uitkeringsgerechtigden
0,216
geen
0,282
geen
Financiële problemen
0,677
matig tot sterk
0,624
matig tot sterk
Meldpunt Zorg en Overlast
0,791
matig tot sterk
0,685
matig tot sterk
GGZ-crisisinterventie
0,510
matig tot sterk
0,718
matig tot sterk
Incidenten huiselijk geweld
0,629
matig tot sterk
0,556
matig tot sterk
Verslavingszorg
0,874
sterk
0,682
matig tot sterk
GGZ case management
0,583
matig tot sterk
0,341
geen
GGZ dagactiviteitencentra
0,041
geen
0,057
geen
*r = Pearson correlatiecoëfficiënt
Op basis van de correlatiecoëfficiënten in tabel 39 kunnen we concluderen dat het aantal uitkeringsgerechtigden en bezoekers van de GGZ-dagactiviteitencentra geen verband hebben met het g
aantal inwoners of de stedelijkheidsgraad van een gemeente . De indicatoren die een matig tot sterk verband hebben met zowel het aantal inwoners als de stedelijkheidsgraad zijn het aantal inwoners met financiële problemen, het aantal gemelde zaken bij Meldpunt Zorg en Overlast, het aantal cliënten met een crisisinterventie, het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld en het aantal cliënten in de verslavingszorg. Het aantal cliënten van GGZ case management heeft een matig tot sterk verband met het aantal inwoners maar geen verband met de stedelijkheidsgraad.
g
Als vuistregel hanteren we: r < 0,3 = geen verband; 0,3 < r < 0,5 = zwak verband; 0,5 < r < 0,8 = matig tot sterk verband; r > 0,8 = sterk verband.
81
Het positieve verband dat wij vinden tussen de verschillende indicatoren met aantal inwoners en stedelijkheidsgraad wordt voor een deel verklaard uit het feit dat de voorzieningen zijn gevestigd in de grotere en meer verstedelijkte gemeenten. Het aantal bezoekers van GGZ-dagactiviteitencentra heeft geen verband met stedelijkheidsgraad. Dit komt omdat één van de dagactiviteitencentra in het weinig verstedelijkte Noordwijkerhout staat. Ook het aantal GGZ-cliënten met case management heeft geen verband met stedelijkheidsgraad (wel met aantal inwoners). Dit komt onder andere omdat Rijnwoude als weinig verstedelijkte gemeente relatief veel GGZ-cliënten met case management telt.
8.6
Conclusies
Voor elke gemeente is bepaald wat haar positie is in de rangorde van vijftien gemeenten voor wat betreft risicogroepen, signalering en zorg. De score 1 krijgt de gemeente met het grootste aantal cliënten per 10.000 inwoners voor een bepaalde risico-, signalerings- of zorgindicator. De score 15 krijgt de gemeente met het kleinst aantal cliënten per 10.000 inwoners. Risico-, signalerings- en zorgscores Voor de meeste gemeenten geldt dat de risico-, signalerings- en zorgscores redelijk dicht bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld Leiden heeft voor alle indicatoren de score 1 of 2 met uitzondering van het aantal bezoekers van een GGZ-dagactiviteitencentrum (score 5). Dus Leiden heeft voor deze groepen relatief veel personen per 10.000 inwoners. Aan de andere kant zijn de scores van Kaag en Braassem tussen de 12 en 14 laag, met uitzondering van het aantal cliënten met GGZ case management (score 6). Aan de ene kant valt Noordwijkerhout op omdat zij als kleine weinig verstedelijkte gemeente hoog scoort op risicogroepen, signalering en zorg. Dit komt onder andere omdat in Noordwijkerhout verschillende GGZ-instellingen zijn gevestigd. Aan de andere kant valt Teylingen op omdat zij als vierde grootste gemeente laag scoort voor risicogroepen en zorg. Bij een aantal gemeenten wijken de diverse scores veel van elkaar af. Katwijk heeft een lagere risicoscore met een hogere signalerings- en zorgscore. Dit komt onder andere omdat veel zaken worden gemeld bij hun eigen Zorgoverleg en een relatief groot aantal GGZ-cliënten met crisisinterventie. De zorgscore is hoger omdat veel cliënten zijn ingeschreven bij De Brug. Oegstgeest heeft relatief weinig uitkeringsgerechtigden maar meer mensen met financiële problemen. Minder gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast en minder geregistreerde incidenten huiselijke geweld, maar meer GGZ-cliënten met een crisisinterventie. Meer cliënten met GGZ-case management maar minder cliënten in de Verslavingszorg. Hillegom combineert een hogere risico- en signaleringsscore met de laagste zorgscore. Het verschil is groot. In Hillegom wonen in verhouding de meeste uitkeringsgerechtigden en redelijk veel mensen met financiële problemen. Verder worden redelijk veel zaken gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast en zijn er redelijk veel GGZ-cliënten met crisisinterventie. De zorgscore is erg laag. Er zijn in Hillegom geen inwoners met GGZ case management en het aantal cliënten in de verslavingszorg is klein. Rijnwoude kent een lagere risico- en signaleringsscore met een hogere zorgscore. De hogere zorgscore komt omdat in Rijnwoude relatief veel cliënten met GGZ case management wonen. Zoeterwoude heeft een relatief hoge risicoscore omdat hier veel uitkeringsgerechtigden wonen en mensen met financiële problemen. Nieuwkoop heeft een lage signalerings- en zorgscore maar zit voor de risicoscore in de middenmoot.
82
Relatie met stedelijkheidsgraad Er is een matig tot sterk verband tussen het aantal mensen met financiële problemen, het aantal gemelde zaken bij het Meldpunt Zorg en Overlast, het aantal GGZ-cliënten met crisisinterventie, het aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld en het aantal cliënten in de Verslavingszorg aan de ene kant en de stedelijkheidsgraad van de gemeenten aan de andere kant. Het aantal uitkeringsgerechtigden en het aantal bezoekers van een GGZ-dagactiviteitencentrum hebben geen verband met de stedelijkheidsgraad. De relatie tussen de indicatoren en stedelijkheidsgraad wordt voor een deel verklaard door de aanwezigheid van voorzieningen in meer verstedelijkte gemeenten. Uitzondering is de vestiging van een GGZ-dagactiviteitencentrum in Noordwijkerhout. Daarom is er geen verband gevonden tussen deze indicator en stedelijkheidsgraad.
83
84
Gegevensleveranciers Risicogroepen in de bevolking
GGD Hollands Midden Centraal Bureau voor de Statistiek
Meld- en adviespunten
Meldpunt Zorg en Overlast Zorgoverleg Katwijk Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Advies- en Steunpunt Huiselijk geweld
Politie en Justitie
Politie Hollands Midden Korps Landelijke Politiediensten Dienst Justitiële Instellingen
Woningcorporaties
Woondiensten Aarwoude Woningbouwvereniging Alkemade Woningstichting Buitenlust Dunavie Habeko Wonen Woningstichting Nieuwkoop Noordwijkse woningstichting Ons Doel Woningstichting St. Antonius van Padua Portaal Leiden Rijnhart Wonen St. Huisvesting Werkende Jongeren De Sleutels St. Leidse Studentenvereniging Vestia Zuid-Nederland Woonstichting Vooruitgang Woningstichting Warmunda wonenCentraal Woonzorg Nederland Stek wonen (geen gegevens 2008 en 2009)
Opvang en Zorg
De Binnenvest De Brug Midden Nederland Brijder Verslavingszorg GGZ Rivierduinen Het Open Venster De Schuilplaats Exodushuis Leiden De Zaak Kwadraad (geen gegevens 2008 en 2009)
Schuldhulpverlening
Stadsbank Leiden ISD Bollenstreek ISD Rijnstreek Afdelingen schuldhulpverlening van: Alphen aan den Rijn Katwijk Oegstgeest Voorschoten (geen gegevens 2008 en 2009) Zoeterwoude
85
86
Literatuur 1
Detmar H., Detmar B. en Tielen, H., Monitor Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg, Regio Zuid-Holland Noord, 2004, OSPm en GGD Zuid-Holland Noord, Leiden, oktober 2004 2 Tielen, H., Monitor Maatschappelijke opvang, OGGZ en Verslavingszorg Zuid-Holland Noord 2006, GGD Hollands Midden, april 2007 3 Tielen, H., Monitor Maatschappelijke opvang, OGGZ en Verslavingszorg Zuid-Holland Noord 2008, GGD Hollands Midden, januari 2009 4 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2006 nummer 351, Wet maatschappelijke ondersteuning 5 Gemeente Leiden, Iedereen telt, beleidsvisie verslavingszorg & maatschappelijke opvang 2006-2009 Zuid-Holland Noord, Gemeente Leiden, dienst Cultuur en Educatie, januari 2006 6 Gemeente Leiden, Regionaal Kompas, Volle kracht vooruit, Zuid-Holland Noord 2008-2013, Gemeente Leiden, mei 2008 7 Inspectie voor de Gezondheidszorg, Indicatoren Openbare Gezondheidszorg, Basisset 200?, IGZ Den Haag, april 2007 8 Vakgroep Epidemiologie GGD Nederland, Indicatoren Risicogroepen OGGZ ten behoeve van Inspectie Openbare Gezondheidszorg, 22 juli 2010 9 Inspectie voor de Gezondheidszorg, Indicatoren, Basisset publieke gezondheid 2010, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Utrecht, oktober 2010 10 VWS (2004) Brief van VWS aan TK, Op weg naar een bestendig stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning, Deel II: De contouren van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, (www.minvws.nl augustus 2004) 11 Jehoel-Gijsbers, G, Sociale uitsluiting in Nederland, Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag, oktober 2004 12 Wolf, J., Handreiking OGGZ in de WMO, in opdracht van het ministerie van VWS en de VNG, november 2006 13 Gorgievski-Duijvesteijn, M.J. et al, Finances and Well-Being: A Dynamic Equilibrium Model of Resources, Journal of Occupational Health Psychology 2005, Vol. 10, No. 3, 210–224 14 Jehoel-Gijsbers, G., Sociale uitsluiting in Nederland, Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag, oktober 2004 15 Jongerenpeiling 2003, Factsheet 11 Conclusies en aanbevelingen, GGD Hollands Midden, augustus 2006 16 Gezondheidspeiling 2005, Factcheet 3a Geestelijke gezondheid, GGD Hollands Midden, augustus 2006 17 The Kessler psychological distress scale, Brief Reports number: 2002-14, Department of Health, Government of South Australia 18 Sociaal en Cultureel Planbureau, Thuis op het platteland. De leefsituatie van platteland en stad vergeleken. SCP-publicatie 2006/1 19 www.teachtersparadise.com/ency/nl/wikipedia/c/co/correlatiecoefficient.html, 15-12-2010 20 Zeijl e.a. 2005. Kinderen in Nederland SCP /Kwaliteit van Leven TNO. Den Haag/Leiden. 21 Bureau Onderzoek gemeente Groningen, februari 2005. Te veel problemen onder een dak, een quickscan naar multiprobleemgezinnen in Groningen. Groningen 22 Jaarverslag Meldpunt Zorg en Overlast 2009, GGD Hollands Midden 23 Jaardocument Zorg 2008 en Jaardocument Zorg 2009, Stichting De Binnenvest Leiden 24 Peen, J., Bijl, R.V., Spijker, J. en Dekker, J. Neemt de prevalentie van psychiatrische stoornissen toe met de stedelijkheidsgraad? Tijdschrift voor Psychiatrie 44 (2002) 4 25 Oosterlee, A. en Vink, R.M., De omvang van huiselijk geweld in Haarlem, GGD Kennemerland, Haarlem, februari 2006 26 Ferwerda, H. Huiselijk geweld gemeten. Cijfers 2008. De vijfde meting op basis van landelijke politiecijfers. Bureau Beke, Arnhem 2009 27 Steketee, M., Mak, J., Tierolf, B., Kinderen in Tel, Databoek 2010. Kinderrechten als basis voor jeugdbeleid. Verwey-Jonker Instituut, februari 2010 28 Tielen, H. en Heijden, P.G.M. van der, Dakloos in Leiden, telling en omvangsschatting van de volwassen populatie 2009, GGD Hollands Midden, Leiden 8 februari 2010 29 Chao,A, Estimating population size for sparse data in capture-recapture experiments. Biometrics, 45, 427-438, 1989.
87
30
Hulsbosch, L, Nicholas, S., Wolff, J., Dakloos in Leiden, Onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie, Trimbos-instituut, Utrecht, oktober 2005. 31 Tielen, H., Heijden, P.G.M. van der, Hemert, A.M. van, Dakloos in Leiden. Telling en omvangschatting van de volwassen populatie 2009, GGD Hollands Midden, Leiden, 8 februari 2010 32 Jaarverslag 2009, Stichting Aandachtscentrum Het Open Venster, Alphen aan den Rijn. 33 Tielen, H., Jongerenpeiling 2008 Zuid-Holland Noord. Factsheet 5 Alcohol. GGD Hollands Midden, mei 2009 34 Monshouwer, K. et al, Jeugd en riskant gedrag 2007. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren, Trimbos-instituut, Utrecht 2008 35 Gezondheidspeiling 20 tot en met 64 jaar 2009, GGD Hollands Midden, 2010 36 Terpstra, N. en Tielen, H, Factsheet Schulden: wie heeft ze (niet)? GGD Hollands Midden, 2008 37 Tielen, H, Doorbreek mijn isolement! Onderzoek naar de gezondheid en zorgbehoeften van ambulante (ex-)GGZ-cliënten met de diagnose psychotische stoornis of stemmingsstoornis. GGD Hollands Midden, april 2010 38 Wartna, BSJ et al, Recidivebericht 1997 – 2006. Ontwikkelingen in de strafrechtelijke recidive van Nederlandse justitiabelen, Factsheet 2009-5, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Justitie, december 2009 39 Van Marle HJC. Dwang en bemoeizorg in de psychiatrie. Ned Tijdschr Geneeskd 2006;150:286-287 (2006a). 40 Koster-Dreese Y, Barendrecht JM. Straf en Zorg: een paar apart. Passende interventies bij delictplegers met psychische en psychiatrische problemen. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Uitgeverij SWP, 2007. 41 Werkgroep Regionale Nazorg (ex-)gedetineerden Zuid-Holland Noord, Notitie Regionale Samenwerking nazorg (ex-)gedetineerden in de regio Zuid-Holland Noord. 18 jan 2011. 42 Jaarverslag Exodus, Leiden 2008 en Jaarverslag Exodus, Leiden 2009) 43 Tollenaar N, El Harbachi, S, Meijer RF et al. WODC recidivestudies. Factsheet 2006-12. Monitor Veelplegers.
88