Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
1
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 1: AGID-opleidingsmodules Slide 1 AGID-opleidingsmodules Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Auteurs: Stefano Grassi (Cadiai), Lara Furieri (Cadiai), Christine Melon (Cadiai) Ontwikkeld door: Steve Mackenzie (De Montfort Universiteit), Jonathan Yaseen (Northumbria Universiteit) 25 februari 2014 AGID - PROJECTNUMMER - 518175-LLP-1-2011-1--LU-LEONARDOLMP OVEREENKOMST 2011 – 4000/001-001
2
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 2: Copyright en disclaimer Slide 2 Copyright en disclaimer Auteursrechten: De AGID-opleidingsmodules van het AGID-Consortium vallen onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieelGeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Gebaseerd op een project van http://agid-project.eu. Voor bijkomende voorwaarden zie: http://agidproject.eu. De gebruikte Microsoft media-elementen (zoals foto’s en clip art) vallen niet onder deze licentie. Ze werden gebruikt met de toestemming van Microsoft en vallen onder hun licentievoorwaarden (zie voor meer informatie www.microsoft.com/permission). Dat betekent dat je deze bron mag delen (kopiëren, verspreiden, vertonen) op voorwaarde dat je correct naar de module verwijst, de originele staat ervan respecteert, en het niet voor commerciële doeleinden gebruikt. Je mag deze modules dus niet aanpassen, bewerken of herwerken. Voor de volledige licentiegegevens, zie: http://creativecommons.org/licenses/by-ncnd/3.0/nl/. Naamsvermelding: Gelieve als volgt naar ons te verwijzen: AGID-Consortium, Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking, AGID-Modules, Luxemburg, 2014. Disclaimer: Deze reeks modules moet mensen er bewust van maken dat ook personen met een verstandelijke beperking ouder worden. Daarmee hopen we de aangeboden dienstverlening te verbeteren. Om je vaardigheden, kennis en kwaliteiten bij de zorg voor ouder wordende personen met een verstandelijke beperking verder te ontwikkelen, raden we je aan om na deze eerste inleiding verder te studeren.
3
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 3: Welkom Slide 3 Welkom Welkom bij deze module. Dit is de vijfde van zes opleidingsmodules over het thema Ouder worden met een verstandelijke beperking. Deze reeks modules werd ontwikkeld door het AGID-Consortium, een Europese groep van universiteiten en dienstverleners uit de sociale zorgsector. Verantwoordelijke coördinator is La Fondation A.P.E.M.H. (Association de Parents d’Enfants Mentalement Handicapés) (LUX) Andere partners: ARFIE- (Association de Recherche et de Formation sur l’Insertion en Europe) (BE) CADIAI (Cooperativa Assistenza Domiciliare Infermi Anziani Infanzia) (IT) De Montfort University (GB) Les Genêts d’Or (Association Médico-sociale pour personnes handicapées et/ou dépendentes) (FR) University of Vienna (AUT) Zonnelied vzw (Dienstverleningscentrum voor volwassen personen met een handicap) (BE) Wij hopen dat je deze modules in de praktijk goed zult kunnen gebruiken. Heb je de module met succes doorlopen? Dan kun je een certificaat behalen voor alle modules van de reeks. Als dit niet je eerste module is, mag je rustig de inleidende hoofdstukken overslaan en direct naar het onderdeel Over deze module gaan.
4
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 4: Belangrijke begrippen en afspraken - Deel 1 Slide 4 Definities en begrippen - Deel 1 Voor je begint kan het nuttig zijn om de juiste terminologie te kennen. We overlopen dan ook even de betekenis die bepaalde instanties aan bepaalde termen geven. Beperking: De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert het Engelse disabilities als een overkoepelende term voor (functie)stoornissen, (activiteiten)beperkingen en participatieproblemen. De Nederlandse overkoepelende term daarvoor is "functioneringsproblemen". Daarbij gaat het bij een stoornis om verminderde lichaamsfuncties of anatomische eigenschappen; bij een beperking heeft iemand het moeilijk om activiteiten of acties uit te voeren; en participatie slaat op iemands deelname aan het maatschappelijk leven. Een functioneringsprobleem is dus een complex fenomeen, een wisselwerking tussen iemands lichaam en persoonlijke kenmerken en zijn of haar leefomgeving. Het VN-verdrag over de mensenrechten voor personen met een handicap geeft daar volgende definitie van: Personen met een handicap zijn personen met permanente, langdurige, tijdelijke of kortstondige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met afzonderlijke fysieke, economische, sociale, culturele en persoonlijke factoren, of een combinatie daarvan, beletten om volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen aan de samenleving deel te nemen.
5
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 5: Belangrijke begrippen en afspraken - Deel 2 Slide 5 Definities en begrippen - Deel 2 In deze modules gebruiken we "verstandelijke beperking", gedefinieerd zoals de AAIDD (American Association on Intellectual and Developmental Disabilities) intellectual disability omschrijft: Een verstandelijke beperking is een functioneringsprobleem dat zowel belangrijke intellectuele beperkingen kan inhouden (redeneren, leren, problemen oplossen) als een beperkt aanpassingsvermogen zoals dat tot uitdrukking komt in alledaagse sociale en praktische vaardigheden. Deze beperking ontstaat voor de leeftijd van 18 jaar. Andere definities die we in deze leeromgeving gebruiken: Oudere persoon met een beperking: Een oudere persoon met een beperking is iemand die al met de gevolgen van een beperking leefde voor hij of zij met de gevolgen van veroudering werd geconfronteerd. Gezondheidswerkers: Betaalde, speciaal opgeleide deskundigen die in brede zin betrokken zijn bij het verstrekken van gezondheid, sociale zorg of opleiding, zoals dokters, psychiaters, psychologen, maatschappelijk werkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, pedagogen en logopedisten. Begeleiders: Mensen die in hun rol van verzorgers en opvoeders ouder wordende personen met een verstandelijke beperking dagelijks en rechtstreeks bijstaan, ongeacht waar ze wonen. Mantelzorgers: Familieleden die de verstandelijk beperkte persoon rechtstreeks ondersteunen.
6
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 6: Belangrijke begrippen en afspraken - Deel 3 Slide 6 Definities en begrippen - Deel 3 Opgelet dat je bepaalde pathologische symptomen niet verkeerd toeschrijft aan verstandelijke beperking of veroudering. Elke noemenswaardige verandering in iemands houding, smaak of gedrag moet gemeld worden zodat de arts een correcte diagnose kan stellen. Enkele voorbeelden van mogelijke indicaties die regelmatig aan een beperking worden toegeschreven, maar evengoed kunnen wijzen op een pathologische oorzaak (zie ook module 5, Pathologische veroudering): Afzondering, ongeïnteresseerdheid, snel moe = tekenen van depressie Ongeduld, onoplettendheid, vergeetachtigheid = tekenen van dementie Onsamenhangendheid, snel moe, verlies van eetlust = tekenen van uitdroging Verlies van eetlust, prikkelbaarheid, afzondering = tekenen van pijn Afzondering, onsamenhangendheid, agressiviteit = tekenen van doofheid
7
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 7: Structuur van deze module Slide 7 Structuur van deze module Hoe gebruik je deze module? Over deze module Inleidende oefening Deel 1: Pathologische veroudering Deel 2: Complicaties voorkomen Deel 3: Medische noodgevallen Samenvatting en Eindtest
8
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 8: Hoe gebruik je deze module? Slide 8 Hoe gebruik je deze module? Is dit je eerste module uit deze reeks of je eerste contact met deze leeromgeving? Neem dan even de tijd om de informatie in dit deel "Hoe gebruik je deze module?" door te nemen. Je vindt hier informatie over volgende onderwerpen: Voor wie zijn de AGID-modules bestemd? Hoe werkt een AGID-module? Navigatie en Zoeken Nuttige Links Reflecteren, oefenen en testen Beoordeling en certificaat Toegankelijkheid en gebruik Softwarevereisten Systeemvereisten
9
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 9: Voor wie zijn de AGID-modules bestemd? Slide 9 Voor wie zijn de AGID-modules bestemd? De modules zijn vooral bestemd voor: Professionele begeleiders die werken met personen met een verstandelijke beperking. Ze kunnen ook zeer waardevol zijn voor: Andere mensen die werken met oudere personen met een verstandelijke beperking zoals artsen, verpleegsters, psychologen, ... en Mantelzorgers - vaders, moeders, zussen, broers, tantes, ... die voor een ouder familielid zorgen. Je kan deze module volledig zelfstandig afwerken, maar je zal er meer uithalen als je de onderwerpen en oefeningen ook met anderen bespreekt, vooral met collega's waar je nauw mee samenwerkt. Voor de denkoefeningen is het zelfs ten zeerste aan te bevelen die in groep te maken, samen met een collega of met de hulp van een mentor. Je kan deze module gebruiken: als een zuiver online hulpmiddel dat je alleen voor jezelf raadpleegt; als onderdeel van een inleidende workshop met doorlopende toegang tot de module; als onderdeel van een reeks doorlopende workshops.
10
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 10: Hoe werkt een AGID-module? Slide 10 Hoe werkt een AGID-module? Deze AGID-module bestaat uit een inleiding, een reeks inhoudelijke onderdelen en een samenvatting. Elk deel heeft een eigen kleur en bevat naast informatieve slides oefeningen om aan zelfreflectie te doen, en denkoefeningen en testen die je helpen bij je studie. We raden je aan om langzaam en systematisch te werken en vooral veel te reflecteren over de problemen die in de module aan bod komen. In het begin kun je best slide per slide gewoon in volgorde afwerken. Het menu links laat je toe om elk onderdeel van de module op elk moment opnieuw te bekijken. Alle afbeeldingen van personen zijn louter illustratief en dus niet bedoeld als reële voorstelling van de werkelijkheid. Voor bijkomende nuttige links en referenties kun je steeds terecht op de website van AGID (http://agid-project.eu/). Als je de module hebt afgewerkt, krijg je eenvoudig toegang tot alle links en media uit de module via de website van AGID (http://agid-project.eu/).
11
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 11: Navigatie en Zoeken Slide 11 Navigatie en Zoeken Navigatie Navigeren kun je met de muis in het navigatiemenu (aan de linkerkant van het scherm). Met de linkermuisknop klikken op de knoppen "Volgende" of "Vorige" rechts onderaan brengt je respectievelijk naar de volgende of de vorige slide. (Opmerking: Op oefenslides kun je enkel naar de volgende slide als je het navigatiemenu gebruikt of de knoppen "Einde", "Verder" of "Volgende"). Je kan ook door de module navigeren via volgende sneltoetsen: Pijl-links, Pijl-omhoog of Page Up: ga naar de vorige slide. Pijl-rechts, Pijl-omlaag of Page Down: ga naar volgende slide. O/T/S - Selecteer tabbladen: Outline (Overzicht), Thumbnails (Miniaturen), Search (Zoeken). Tab: met deze toets kun je van link naar link navigeren. Gebruik deze toets om naar de Bijlagen te gaan en E-mail te versturen. Enter: opent een link in een nieuw venster of tabblad. Home: ga naar de eerste slide en End: ga naar de laatste slide. Zoeken Het volledige navigatiemenu is te vinden onder het tabblad "Overzicht". Rechts daarvan vind je het tabblad "Zoeken". Hiermee kan je een woord of zin in deze module opzoeken. Je krijgt dan een lijst met links naar alle slides die dat woord of die zin bevatten.
12
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 12: Nuttige Links Slide 12 Nuttige Links Je kunt deze module helemaal afwerken zonder gebruik te maken van de aangeboden links naar websites en referenties. Die links helpen je echter wel om je veel grondiger in het onderwerp te verdiepen. Alle links in deze module die naar webpagina's verwijzen, zijn blauw. De verschillende links in deze module verwijzen naar: websites of pagina's zoals http://agid-project.eu/ of de website van het AGID-project; documenten op externe websites en AGID-documenten; oefenbladen; andere slides in deze module; e-mailadressen. Als de module een verklarende woordenlijst bevat, dan zijn de overeenkomstige links pastelblauw. Alle links werkten op het moment van publicatie. Blijkt een link toch onbruikbaar, stuur dan een e-mail naar APEMH via
[email protected] met vermelding van het slidenummer en de url. We trachten de module dan zo vlug mogelijk bij te werken.
13
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 13: Reflecteren, oefenen en testen Slide 13 Reflecteren, oefenen en testen Op verschillende plaatsen in de module zijn reflectie-oefeningen en testen ingebouwd. Je kunt je antwoorden op de testen afdrukken en bewaren. Als je de oefeningen 'opnieuw' maakt (zowel de denkoefeningen als de testen), worden je eerdere antwoorden overschreven. Bij de reflectie-oefeningen krijg je de optie een oefenblad af te drukken om op te werken. Het kan handig zijn om notities te nemen en enkele van je denkpistes neer te pennen.
14
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 14: Beoordeling en certificaat Slide 14 Beoordeling en certificaat De studie Terwijl je deze module doorneemt, zullen we je af en toe vragen even aan zelfreflectie te doen of een korte oefening te maken. Die zijn enkel bedoeld om te studeren. Ze tellen niet mee bij de definitieve beoordeling en de daaropvolgende certificatie. Je mag de inhoud van deze module tijdens je studie rustig met je collega's bespreken, we moedigen dat zelfs aan. Maar voor de definitieve beoordeling, de Eindtest, moet je wel verklaren dat jij en jij alleen die hebt ingevuld. De beoordeling Nadat je de module hebt ingestudeerd, kun je de Eindtest afleggen. Om voor die test te slagen heb je een score van 80% nodig. Ben je geslaagd? Dan kan je een certificaat afdrukken dat je de cursus met succes beëindigd hebt. Je mag de test zo vaak maken als je wil. De waarde Een certificaat is i) een verklaring van jezelf dat je tijd hebt geïnvesteerd om een inleidende basiskennis over het onderwerp te verwerven, iets wat je kan helpen in je taak als verzorger; en ii) het biedt een formele erkenning dat je die tijd inderdaad geïnvesteerd hebt.
15
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 15: Toegankelijkheid en gebruik Slide 15 Toegankelijkheid en gebruik Technische vereisten Om in deze online leeromgeving te werken heb je ADOBE Flash Player nodig. Je browser moet de nieuwste versie daarvan ondersteunen. Deze module is vooral een visuele presentatie die je met de muis of de toetsen kunt bedienen (zie: Navigeren en Zoeken). Ondersteunende programma's Je kunt eventueel ook met andere formaten werken. Ondersteunende programma's (waarvan er minstens een beschikbaar is op de AGIDwebsite): Microsoft PowerPoint: Om de inhoud van de tekstslides te bewaren gebruiken we PowerPointnotities. Veel softwarepakketten kunnen daarmee overweg zodat de toegankelijkheid verbetert. Adobe PDF: Adobe Reader beschikt over een aantal interessante functies om o.a. tekst te vergroten en kleuren aan te passen. Voor meer informatie kun je steeds terecht in het helpbestand van jouw Adobe Reader.
16
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 16: Softwarevereisten Slide 16 Softwarevereisten Het belangrijkste programma om het online leerplatform van de AGIDmodules te kunnen gebruiken is Adobe Flash. Dat moet geïnstalleerd zijn in de webbrowser die je gebruikt om naar de AGID-website te surfen en de AGID-modules te bekijken. Download Adobe Flash Populaire webbrowsers waarmee je de AGID-website en onze modules kan bezoeken: Microsoft Internet Explorer 7.x of hoger (bezoek de Internet Explorer downloadpagina) Mozilla Firefox 3.x of hoger (bezoek de FireFox Downloadpagina). Google Chrome (bezoek de Google Chrome Downloadpagina) Safari (bezoek de Safari Downloadpagina) Opera (bezoek de Opera Downloadpagina) Wil je de inhoud van de modules, de oefenbladen of ander referentiemateriaal op een andere manier bekijken, installeer dan een van volgende twee programma's: voor het Adobe PDF-format: Adobe reader (bezoek de Adobe Reader Downloadpagina) of Microsoft PowerPoint Viewer voor het Microsoft PowerPoint formaat (bezoek de Microsoft PowerPoint Viewer downloadpagina) Het AGID-Consortium is niet aansprakelijk voor eender welk verlies of eender welke beschadiging, rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg van het gebruik van deze online module of van de software van een derde partij.
17
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 17: Systeemvereisten Slide 17 Systeemvereisten Je hebt een internetverbinding nodig. Adobe heeft Adobe® Flash® Player 9 uitgebreid getest op de volgende configuraties: Windows®, Intel® Pentium® II 450 MHz of sneller (of een equivalent), 128 MB RAM Macintosh, PowerPC® G3 500 MHz of sneller of Intel Core™ Duo 1.33 GHz of sneller, 128 MB RAM Linux®, Modern processor (800 MHz of sneller), 512 MB RAM, 128 MB grafisch geheugen Bron: Systeemvereisten op de website van Adobe
18
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 18: Over deze module Slide 18 Over deze module Voor je deze module begint te studeren, kun je best even het deel "Over deze module" doornemen, samen met de leidraad op de AGID-website. Dit deel bevat: een overzicht van de module een overzicht van de structuur van de module de doelstellingen van de module de leerdoelen van de module De geschatte tijdsduur om deze module af te werken: 4-6 uur.
19
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 19: Overzicht Slide 19 Overzicht In deze module ontdek je de meest voorkomende ziektes bij ouder wordende personen met een verstandelijke beperking en leer je hoe gezondheidswerkers deze aandoeningen kunnen voorkomen en behandelen. In het eerste deel bespreken we de typische ziektebeelden van leeftijdsgebonden aandoeningen bij mensen met een verstandelijke beperking. In Deel 2 krijg je voor die pathologieën enkele nuttige preventietechnieken aangereikt en in het derde deel leer je omgaan met medische noodgevallen. Belangrijk: Zorg dat je de informatie uit een bepaald onderdeel steeds onder de knie hebt voor je verder gaat met een volgend onderwerp. Indien nodig herhaal je eerst nog even. Bijkomende informatie over de thema's die je interesseren kun je altijd vinden via de links en de bibliografie. Voor je met de module van start gaat, kun je een inleidende kennismakingsoefening maken. Aan het einde van de module kun je de leerstof herhalen en je kennis over het onderwerp testen.
20
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 20: Structuur van de module Slide 20 Structuur van de module Deel 1 - Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking - geeft een overzicht van enkele van de meest voorkomende ouderdomsziekten bij deze mensen. Bepaalde symptomen verschillen van die bij de algemene bevolking. Dat maakt hen moeilijker te detecteren, iets wat door de beperkte communicatievaardigheden van mensen met een verstandelijke beperking vaak sowieso al een probleem vormt. Aan de hand van vignetstudies en oefeningen krijg je in dit deel meer inzicht in volgende thema's: Leeftijdsgebonden aandoeningen, gegroepeerd in drie hoofdcategorieën: neurologische en vasculaire aandoeningen, ernstig orgaanfalen en bewegingsstoornissen. Meervoudige pathologie of multipathologie waarbij verschillende aandoeningen samen voorkomen. Iemand testen op de aanwezigheid en de evolutie van symptomen die goed in de gaten gehouden moeten worden, met referenties naar enkele bijzonder nuttige algemeen gebruikte evaluatietesten. Deel 2 - Complicaties voorkomen – biedt je een aantal bruikbare methodes om complicaties bij pathologische veroudering te voorkomen. We hebben het dan vooral over: de meest voorkomende gezondheidsrisico's voor ouder wordende personen met een verstandelijke beperking: slikstoornissen, ondervoeding, drukwonden en valpartijen. Voor al deze aandoeningen krijg je een aantal nuttige tips die gezondheidswerkers kunnen helpen om eventuele complicaties te voorkomen.
21
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 21: Structuur van de module - Vervolg Slide 21 Structuur van de module - Vervolg We bekijken hoe je als gezondheidswerker mensen met een verstandelijke beperking en multipathologieën het best kunt begeleiden. Daarbij staat de prioriteit van behandelingen centraal, evenals het belang van preventietechnieken op teamniveau. Je krijgt bovendien een idee over welke handelingen iemands inschikkelijkheid bevorderen en welke net niet. Als je wil dat je preventieve zorgaanpak effect sorteert, is het namelijk essentieel dat je cliënten en de familieleden die voor hen zorgen jouw ideeën volgen en therapietrouw zijn. Goede communicatievaardigheden zijn dan ook onontbeerlijk om zowel op individueel als op teamniveau overeenstemming te bereiken. Het derde deel - Medische noodgevallen - behandelt de verschillen tussen een medisch noodgeval, een urgentie en de normale gevolgen van een ziekte, en hoe je deze situaties herkent en ermee omgaat: Hoe communiceer je in een levensgevaarlijke situatie het doeltreffendst met de hulpdiensten? Welke basisinformatie is onontbeerlijk als je te maken krijgt met een plotselinge hartstilstand en een luchtwegobstructie? Je leert enkele technieken die je ook als leek kunt toepassen. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot emotionele reacties op noodsituaties? Deze module wordt afgerond met een samenvatting van de belangrijkste punten. Daarna krijg je de kans om de kennis die je hebt opgedaan te testen.
22
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 22: Doelstellingen Slide 22 Doelstellingen In deze module willen we even voor je op een rijtje zetten met welke gezondheidsproblemen mensen met een verstandelijke beperking te kampen kunnen krijgen tijdens het verouderingsproces. We tonen je hoe je ze herkent en hoe je er op een gepaste manier mee omgaat. Je moet in de eerste plaats preventief complicaties voorkomen en eventuele problemen kunnen identificeren. We leren je ook doeltreffend reageren in noodgevallen.
23
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 23: Leerdoelen Slide 23 Leerdoelen In deze module leer je: een aantal van de meest voorkomende leeftijdsgebonden pathologieën bij personen met een verstandelijke beperking en hun belangrijkste symptomen en gevolgen; de gangbare benaderingen bij het verlies van cognitieve en lichamelijke functies als gevolg van ouderdomskwalen bij mensen met een verstandelijke beperking; doeltreffende praktische preventietechnieken die complicaties bij normale verouderingsverschijnselen kunnen voorkomen en hun toepasbaarheid voor ouderen met een verstandelijke beperking; medische noodgevallen onderscheiden van de normale ziektebeelden bij ouderen met een verstandelijke beperking. Zo leer je makkelijker uitmaken welke behandelingen prioritair zijn en kun je mogelijke interventietechnieken bij mensen met complexe medische behoeften beter toepassen. De specifieke leerdoelen vind je op de titelpagina van elk onderdeel. Bekijk thema's en leerdoelen voor: Deel 1 Deel 2 Deel 3
24
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 24: Verklarende woordenlijst A - Do Slide 24 Verklarende woordenlijst A - Do Verklarende woordenlijst van belangrijke termen in deze module Acuut: dringend, om een onmiddellijke oplossing vragend; plotseling opkomend en snel verlopend. Aspiratiepneumonie: longontsteking als gevolg van inademing van keel- of maaginhoud die dan in het strottenhoofd en de longen terechtkomt, bv. na het braken. Beroerte: acute hersenbeschadiging met verlies van bewustzijn en zintuiglijke gewaarwording, en onwillekeurige bewegingen tot gevolg, veroorzaakt door een verstopping van een bloedvat in de hersenen. Chronisch: langdurig, voortdurend, aanhoudend; frequent terugkerend gedurende een lange periode en vaak gekenmerkt door een langzame achteruitgang:
. Cyanose of blauwzucht: blauw- of purperachtige verkleuring van huid of slijmvliezen door zuurstoftekort in het bloed. Delirium: een acuut gestoorde geestestoestand bij koorts, intoxicatie en andere medische aandoeningen, gekenmerkt door rusteloosheid, waanvoorstellingen en een onsamenhangend denk- en spraakvermogen. Dementie: een zich doorgaans geleidelijk ontwikkelende aandoening (zoals de ziekte van Alzheimer) waarbij verschillende cognitieve functies gestaag achteruitgaan. Depressie: psychoneurotische of psychotische stoornis die zich vooral uit in somberheid, inactiviteit, denk- en concentratieproblemen, aanzienlijk meer of net veel minder eetlust, slaapstoornissen, neerslachtigheid en een gevoel van uitzichtloosheid, soms met zelfmoordneigingen tot gevolg. Syndroom van Down: aangeboren afwijking die gepaard gaat met een matige tot ernstige verstandelijke beperking, en waarbij het erfelijk materiaal van chromosoom 21 in drievoud voorkomt (in plaats van in tweevoud). Het downsyndroom wordt daarom ook vaak aangeduid als trisomie-21. 25
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 25: Verklarende woordenlijst Dy - Z Slide 25 Verklarende woordenlijst Dy - Z Dysfagie: slikproblemen - Slikken: via de mond, de keelholte en de slokdarm naar de maag brengen. Dyspneu: benauwdheid - ademhalingsproblemen, ademnood, kortademigheid. Gedragsstoornissen: patronen van afwijkend gedrag (vanuit het gezichtspunt van een informant) die normaal functioneren in de weg staan. Ze kunnen het gevolg zijn van een andere psychische stoornis, van biologische kwetsbaarheid, van oud en vastgeroest aangeleerd gedrag, of van een wanverhouding tussen de verwachtingen van de omgeving en oplossingen die rekening houden met iemands mogelijkheden en wensen. Heiligbeen: grootste bot van de wervelkolom, gelegen tussen de lendenwervels en het staartbeen; behoort tot het bekken. Hoesten: lucht uit de longen stoten, meestal met een aantal met explosief geluid gepaard gaande pogingen. De ziekte van Huntington: progressieve, erfelijke neurologische ziekte die meestal begint op middelbare leeftijd en vooral gekenmerkt wordt door onwillekeurige spastische bewegingen, stemmingswisselingen en geestelijke aftakeling die kan lijden tot dementie. Hypothyreoïdie: verlaagde werking van de schildklier door een tekort aan schildklierhormoon. Orgaanfalen: treedt op als een orgaan zijn vitale functies niet meer kan vervullen, bv. hartfalen. Orthostatische hypotensie: een vorm van lage bloeddruk of duizeligheid waarbij een plotselinge bloeddrukdaling optreedt bij het opstaan of als iemand zich uitstrekt. De ziekte van Parkinson: aantasting van het centrale zenuwstelsel, vaak schadelijk voor iemands motorische vaardigheden, spraakvermogen en andere functies.
26
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Synovitis: ontsteking van een synoviaal vlies aan de binnenkant van een gewrichtskapsel, gewoonlijk met pijn en zwelling van het gewricht tot gevolg.
27
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 26: Inleidende oefening Slide 26 Inleidende oefening - Deze slide bevat een inleidende kennismakingsoefening. Waar of niet waar? Beantwoord onderstaande 20 vragen met Waar of Niet waar Inleiding In deze voorbereidende oefening maak je kennis met de thema's die in deze module aan bod komen. Je krijgt deze oefening slechts een keer. Werk ze volledig af voor je verder gaat. Je kan jouw antwoorden op de vragen en de correcte antwoorden steeds opnieuw bekijken. Je krijgt dezelfde of een gelijkaardige oefening opnieuw aan het einde van de module. Klik op "Volgende" om naar de vragen te gaan. Iemand met een verstandelijke beperking wordt veel langzamer ouder dan iemand zonder verstandelijke beperking. Mensen met een verstandelijke beperking worden nooit oud genoeg om dezelfde ziekten op te lopen dan andere ouderen. Dysfagie komt vaak voor bij oudere volwassenen met een verstandelijke beperking. Oudere mensen met een verstandelijke beperking hebben meer behoefte aan voorlichting en sociale ondersteuning dan aan gezondheidsmiddelen. Er bestaan leeftijdsgebonden kwalen die voorkomen kunnen worden. Een goede arts weet wat gedaan en laat zich niet beïnvloeden door een twijfelende patiënt. Om verwarring te vermijden, is het raadzaam dat iedereen binnen een team van maatschappelijk werkers en gezondheidswerkers toeziet op zijn eigen taak, zonder beslag te leggen op andermans taken. Toenemende obsessie kan bij oudere mensen met een verstandelijke beperking een typisch symptoom zijn van beginnende dementie.
28
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Dementie en depressie zijn typische kenmerken van het syndroom van Down en er kan niets gedaan worden om ze te voorkomen. Een rustige, stressvrije en vertrouwde omgeving die iets betekent voor de persoon in kwestie: het zijn belangrijke kenmerken van wat we een 'dementievriendelijke' omgeving zouden kunnen noemen. Als er bij mensen met een verstandelijke beperking dementie wordt vastgesteld, mogen ze niet langer voor zichzelf zorgen. Ze moeten dan voortaan bij elke taak geholpen worden om ervoor te zorgen dat ze niet vallen of zichzelf ongewild pijn doen. Verschillende bij de algemene bevolking gebruikte dementiebehandelingen kunnen ook bij ouder wordende personen met een verstandelijke beperking doeltreffend de vooruitgang van de ziekte vertragen, de levenskwaliteit verhogen en de last voor de zorgverlener verminderen. Iemand die zijn belangstelling verliest voor activiteiten die hij of zij vroeger wel leuk vond: het is een van de tekenen en symptomen van depressie bij ouderen met een verstandelijke beperking. Agressief gedrag en zelfverminking bij ouderen met een verstandelijke beperking kunnen spontaan weer verdwijnen als alle zorgverleners dergelijk gedrag negeren. Het is een noodgeval als iemand plots moeilijk begint te ademen. Hoesten na de maaltijd is niets om je zorgen over te maken. Het is normaal dat ouderen met een verstandelijke beperking vallen. Je kunt dat niet vermijden. Pathologische symptomen van het verouderingsproces zijn bij iemand met een verstandelijke beperking moeilijk te herkennen omdat ze vaak achter de beperking 'verborgen' zitten. Bij iemand die zich niet kan uitdrukken is het onmogelijk vast te stellen of die persoon pijn lijdt. Doorligwonden in een vroeg stadium herkennen is essentieel om te voorkomen dat ze erger worden.
29
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Antwoorden: 1 Niet waar, 2 Niet waar, 3 Niet waar, 4 Waar, 5 Waar, 6 Niet waar, 7 Niet waar, 8 Waar, 9 Niet waar, 10 Waar 11 Niet waar, 12 Waar, 13 Waar, 14 Niet waar, 15 Niet waar, 16 Niet waar, 17 Niet waar, 18 Waar, 19 Niet waar, 20 Waar. Jouw score: punten Dit was een inleidende kennismakingsoefening over de thema's die in deze module aan bod komen. Aan het einde van deze module krijg je deze of een gelijkaardige oefening opnieuw. Je kan jouw antwoorden op de vragen altijd opnieuw bekijken. Om je antwoorden opnieuw te bekijken, klik op "Bekijk antwoorden". Om je resultaten af te drukken, klik op "Print antwoorden".
30
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 27: Deel 1: Pathologische veroudering Slide 27 Deel 1: Pathologische veroudering Thema's en leerdoelen Aan de hand van vignetstudies en oefeningen krijg je in dit deel meer inzicht in volgende thema's: De meest voorkomende leeftijdsgebonden pathologieën bij personen met een verstandelijke beperking, in het bijzonder hun belangrijkste symptomen en gevolgen. De gangbare benaderingen bij het verlies van cognitieve en lichamelijke functies als gevolg van ouderdomskwalen bij mensen met een verstandelijke beperking. Functioneringstesten voor ouder wordende personen met een ernstige verstandelijke beperking en de toepassing ervan. Leerdoelen Als je de theorie en de oefeningen in dit deel hebt doorgenomen, ken je: de belangrijkste symptomen van dementie en depressie bij ouderen met een verstandelijke beperking, inclusief de waarneembare verschillen in hun dagelijks functioneren; persoonsgerichte zorgbenaderingen die zich richten op het behoud van vaardigheden en vermogens en op het scheppen van een 'dementievriendelijke' omgeving voor dementerende ouderen met een verstandelijke beperking; de belangrijkste gevolgen van leeftijdsgebonden pathologieën bij mensen met een verstandelijke beperking, en de impact daarvan op lichamelijke en cognitieve functies; de meest gebruikte functioneringstesten en evaluatiemethodes om de functies van ouderen met een verstandelijke beperking te monitoren.
31
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 28: 1.1 Casus: John Slide 28 1.1 Casus: John Casus 1: Een symptoom niet herkennen John is 58 en ernstig verstandelijk beperkt. Onlangs merkten zijn verzorgers dat hij vaak hoestte. Ze schreven dat toe aan een gewone verkoudheid, maar toen kreeg John koorts en werd de hoest almaar erger. Uiteindelijk werd een röntgenfoto genomen en stelde de dokter een longontsteking vast. John kreeg antibiotica voorgeschreven. De koorts verdween en hij werd weer beter. Toch bleef hij hoesten. Eigenlijk is zijn hoest nooit echt helemaal verdwenen. Bovendien keert de koorts regelmatig terug. Uiteindelijk valt het een begeleider op dat het hoesten verergert na elke maaltijd. Er wordt een sliktest uitgevoerd: John lijdt aan ernstige dysfagie.
32
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 29: 1.2 Casus: Margaret Slide 29 1.2 Casus: Margaret Casus 2: Een symptoom verkeerd interpreteren Margaret is 62, ze heeft een ernstige verstandelijke beperking en haar functionele mogelijkheden gaan er al 2 jaar merkbaar op achteruit. De laatste tijd heeft ze last van uitslag ter hoogte van het heiligbeen. Haar familieleden geloven dat ze allergisch is aan de zeep die haar verzorgers gebruiken. Daarom smeren ze de aangetaste zone in met een cortisonezalf. Anvankelijk verbetert de uitslag zienderogen, maar al vlug verschijnt er een diepe huidwonde, vergelijkbaar met een kneuzing. Pas dan krijgt het probleem een correcte diagnose en kan een aangepaste behandeling voorgeschreven worden: Margaret heeft een doorligwonde.
33
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 30: Deel 1: Oefening 1 Slide 30 Deel 1: Oefening 1 Casus 1: Een symptoom niet herkennen Lees onderstaande tekst en denk even terug aan casus 1. Ga daarna verder naar de volgende slide. John is 58 en ernstig verstandelijk beperkt. Onlangs merkten zijn verzorgers dat hij vaak hoestte. Ze schreven dat toe aan een gewone verkoudheid, maar toen kreeg John koorts en werd de hoest almaar erger. Uiteindelijk werd een röntgenfoto genomen en stelde de dokter een longontsteking vast. John kreeg antibiotica voorgeschreven. De koorts verdween en hij werd weer beter. Toch bleef hij hoesten. Eigenlijk is zijn hoest nooit echt helemaal verdwenen. Bovendien keert de koorts regelmatig terug. Uiteindelijk valt het een begeleider op dat het hoesten verergert na elke maaltijd. Er wordt een sliktest uitgevoerd: John lijdt aan ernstige dysfagie. Casus 2: Een symptoom verkeerd interpreteren Denk nu even terug aan casus 2 en ga daarna verder naar de volgende slide om de vraag te beantwoorden. Margaret is 62, ze heeft een ernstige verstandelijke beperking en haar functionele mogelijkheden gaan er al 2 jaar merkbaar op achteruit. De laatste tijd heeft ze last van uitslag ter hoogte van het heiligbeen. Haar familieleden geloven dat ze allergisch is aan de zeep die haar verzorgers gebruiken. Daarom smeren ze de aangetaste zone in met een cortisonezalf. Anvankelijk verbetert de uitslag zienderogen, maar al vlug verschijnt er een diepe huidwonde, vergelijkbaar met een kneuzing. Pas dan krijgt het probleem een correcte diagnose en kan een aangepaste behandeling voorgeschreven worden: Margaret heeft een doorligwonde. Wat kun je leren uit onze twee casussen? Functionele achteruitgang is onvermijdelijk bij ouder wordende personen met een verstandelijke beperking.
34
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Het beoordelen van symptomen door professionele zorgverleners is de sleutel tot kwaliteitsverbetering van de zorg voor oudere personen met een verstandelijke beperking. Koorts en hoest komen vaak veelvuldig voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Correcte antwoord: Het beoordelen van symptomen door professionele zorgverleners is de sleutel tot kwaliteitsverbetering van de zorg voor oudere personen met een verstandelijke beperking. Jouw score: punten Je hebt nu kennisgemaakt met het belang van het tijdig herkennen en correct interpreteren van symptomen. Op de volgende slides gaan we dieper in op pathologische veroudering van mensen met een verstandelijke beperking. Om je antwoorden opnieuw te bekijken, klik op "Bekijk antwoorden". Om je resultaten af te drukken, klik op "Print antwoorden". Opmerking: Als je oefeningen 'opnieuw' maakt, worden je eerdere antwoorden overschreven.
35
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 31: 1.3 Pathologische veroudering Slide 31 1.3 Pathologische veroudering Voor ouderen met een levenslange verstandelijke beperking is 'verouderen' een vrij nieuw fenomeen. Je kan het op twee manieren bekijken: De veranderingen die met veroudering gepaard gaan analyseren. Begrip opbrengen voor de manier waarop iemand met een verstandelijke beperking zichzelf ouder ziet worden. Mensen met een verstandelijke beperking zijn zich namelijk zelf niet altijd bewust van hun leeftijd en de daaruit voortvloeiende gezondheidsproblemen: ze kunnen zich jonger voelen en jong van geest blijven maar worden desondanks net als andere ouderen zwakker naarmate ze ouder worden. Ook bij hen kunnen we een “kwetsbaarheidssyndroom” vaststellen dat verergert met de leeftijd.
36
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 32: 1.3.1 Toegankelijke gezondheidszorg Slide 32 1.3.1 Toegankelijke gezondheidszorg Ouder wordende personen met een verstandelijke beperking verliezen vlugger hun vaardigheden, functionele autonomie en cognitieve vermogens dan andere ouderen: dat is zowel toe te schrijven aan de onderliggende pathologie die de verstandelijke beperking veroorzaakt als aan het feit dat het mensen met een verstandelijke beperking vaak ontbreekt aan de gepaste sociale steun, opleiding en toegang tot gezondheidszorg. Oudere mensen met een verstandelijke beperking krijgen vaak moeilijk toegang tot de juiste gezondheidszorg: Ze drukken zich moeilijker uit en begrijpen niet altijd alles even goed. Vaak is er niemand medisch verantwoordelijk voor hun zorg. De beschikbare relevante informatie wordt niet altijd door alle verschillende gezondheidswerkers gedeeld omdat begeleiders vaak te weinig opleiding kregen over gezondheidskwesties. Familieleden hebben het moeilijk om het verouderingsproces of de ziekte van hun familielid te aanvaarden of herkennen door hun eigen veroudering de signalen niet onmiddellijk.
37
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 33: 1.3.2 Fysieke en cognitieve achteruitgang Slide 33 1.3.2 Fysieke en cognitieve achteruitgang Als je ouder wordt, kun je ziekten ontwikkelen die je fysieke en cognitieve prestaties verzwakken. Enkele van die ziekten kunnen bijzonder slopend zijn. Denk maar aan orgaanfalen - vooral hartfalen en ademhalingsinsufficiëntie - en degeneratieve aandoeningen van het musculoskeletaal systeem zoals artritis of parkinson. Cognitieve vermogens worden vaak beperkt door: Beginnende dementie (degeneratief of als gevolg van andere oorzaken zoals een beroerte); Depressie of schildklierproblemen, allebei aandoeningen die vaak voorkomen bij ouderen met het syndroom van Down. Als ze in een vroeg stadium herkend worden, kan behandeling hun proces afremmen en kun je de levenskwaliteit nog trachten te verbeteren. Bij ouderen met een verstandelijke beperking is het echter veel moeilijker om ziekten vroeg te herkennen. In deze module geven we je een kort overzicht van enkele nuttige strategieën die je kan toepassen om ze toch tijdig op te sporen.
38
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 34: 1.3.3 De meest voorkomende pathologieën Slide 34 1.3.3 De meest voorkomende pathologieën De meest voorkomende pathologieën bij veroudering Cognitieve achteruitgang, bv. dementie, delirium, depressie Lichamelijke achteruitgang, bv. ernstig orgaanfalen, artrose en de ziekte van Parkinson leiden tot verhoogde invaliditeit en doen de levenswaliteit dalen
39
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 35: 1.4 Dementie Slide 35 1.4 Dementie Als het gaat om dementie bij oudere personen met een verstandelijke beperking, moet je met heel wat zaken rekening houden. Op de volgende slides gaan we daarom dieper op dit onderwerp in.
40
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 36: 1.4.1 Dementie: een veel voorkomende pathologie Slide 36 1.4.1 Dementie: een veel voorkomende pathologie Dementie komt vaak voor bij ouder wordende personen met een verstandelijke beperking: Mensen met een verstandelijke beperking kunnen net als andere mensen ouderdomsdementie krijgen. Mensen met trisomie-21, beter bekend als downsyndroom, kunnen al vroeger last krijgen van leeftijdsgebonden aandoeningen en al op jongere leeftijd alzheimer ontwikkelen. In het bijzonder bij mensen die lijden aan het syndroom van Down, wordt hypothyreoïdie vaak verkeerd gediagnosticeerd als dementie.
41
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 37: 1.4.2 Diagnostiek - Downsyndroom Slide 37 1.4.2 Diagnostiek - Downsyndroom Bij iemand met een verstandelijke beperking kun je dementie niet testen met algemene, traditionele screeninginstrumenten zoals de MMSE. Die geven slechts een globale indruk van de cognitieve functies en zijn volgens sommige auteurs (bv. Strydom e.a., 2003) in deze context niet toepasbaar. Gelukkig bestaan er testen die speciaal ontworpen zijn voor mensen met een verstandelijke beperking. Zo is er de DVZ (Dementie Vragenlijst voor Verstandelijk Gehandicapten), of de Engelse DMR (Dementia Questionnaire for Mentally Retarded Persons), een vragenlijst die ingevuld moet worden door een begeleider die de betrokken persoon heel goed kent en zijn of haar gedrag van de laatste 2 maanden evalueert. Bij mensen met het syndroom van Down kunnen algemene testen gebruikt worden zoals: TSI (Test for Severe Impairment). DMR (Dementia Questionnaire for Mentally Retarded Persons)/DVZ (dementievragenlijst voor verstandelijk gehandicapten). of testen die speciaal zijn ontwikkeld voor personen met downsyndroom zoals: DSMSE (Down Syndrome Mental State Exam). DSDS (Dementia Scale for Down syndrome). Bron: Hermans, 2010.
42
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 38: 1.4.3 Gevolgen van alzheimer Slide 38 1.4.3 Gevolgen van alzheimer Veel studies bestempelen de gevolgen van de ziekte van Alzheimer (zoals infecties van de luchtwegen en longontsteking) als de voornaamste ziekteen doodsoorzaken bij ouderen met het syndroom van Down. Bij mensen met dementie komt daar nog eens bovenop dat alzheimer bij hen vlugger gepaard gaat met andere ziekten, vooral longziekten, gastrointestinale stoornissen, slecht zicht en gehoor; en vaak ook gewichtsverlies. Net als bij andere alzheimerpatiënten, lijken ook bij personen met het syndroom van Down al vroeg geheugenproblemen op te treden, nog voor er aan de hand van medische criteria van dementie gesproken kan worden. Vaak is het ontstaan van epilepsie op volwassen leeftijd de eerste indicatie dat iemand met het downsyndroom aan de ziekte van Alzheimer lijdt. Tijdens het begin en het tussenstadium van de ziekte gaan de cognitieve functies in almaar meer hersengebieden gestaag achteruit, waarbij de complexe cognitieve vaardigheden het het eerst laten afweten.
43
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 39: 1.4.4 Gedragsstoornissen Slide 39 1.4.4 Gedragsstoornissen Gedragsstoornissen komen veelvuldig voor: Overdaad: buitensporig gedrag zoals prikkelbaarheid, agressie of zelfverminking. Gebrek: algemene traagheid, apathie, verlies aan interesse en minder sociaal engagement. Bij sommige onderzoeken werd de dementiediagnose eerder gesteld aan de hand van buitensporig dan aan de hand van gebrekkig gedrag: veel oudere volwassenen met het syndroom van Down kunnen symptomen van dementie vertonen zonder dat het opvalt. Vaak worden ze pas opgemerkt als hun gedrag lastig wordt voor hun zorgverleners. Verschillende auteurs raden aan: Bij twintigers een basistest af te nemen. Alle volwassenen boven de veertig met het syndroom van Down regelmatig te screenen vanwege het verhoogde risico op dementie en het overwicht van onopgemerkte behandelbare aandoeningen.
44
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 40: 1.4.5 Vroege symptomen Slide 40 1.4.5 Vroege symptomen Bij mensen met het syndroom van Down kunnen onderstaande vroege symptomen optreden: Vergeetachtigheid (bv. verzwakt kortetermijngeheugen). Verwarring (bv. kleren binnenstebuiten dragen). Het moeilijk hebben om meerdere instructies uit te voeren. Traagheid (bv. langzamer wandelen, eten, spreken). Spreekvaardigheid en taalproblemen (bv. steeds dezelfde vragen stellen). Slaapstoornissen (bv. 's nacht rondzwerven). Verlies van vaardigheden (bv. gebruik van stereo, afstandsbediening). Verlies van (zelf)vertrouwen (bv. moeite om op een ongelijkmatige ondergrond te lopen).
45
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 41: 1.4.6 Vroege symptomen - Vervolg Slide 41 1.4.6 Vroege symptomen - Vervolg Bij mensen met het syndroom van Down kunnen onderstaande vroege symptomen optreden (vervolg): Problemen met sociaal contact (bv. zich steeds meer afzonderen). Toenemend obsessief gedrag (bv. dingen telkens weer opnieuw doen). Gewijzigde persoonlijkheid (bv. minder uitgaan, andere interesses). Evenwichtsproblemen (bv. onstabiel lopen). Emotionele problemen (bv. om onverklaarbare redenen beginnen huilen/roepen). Jezelf indekken (bv. 'sorry' zeggen als je je iets niet kunt herinneren). Visuele hallucinaties. Onverklaarbare lichamelijke kwalen en pijn.
46
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 42: 1.4.7 Verschillende beperkingen Slide 42 1.4.7 Verschillende beperkingen Bij mensen (zonder downsyndroom) die slechts licht verstandelijk beperkt zijn, onstaat en verloopt dementie vrij vergelijkbaar met het ziektebeeld bij normaal begaafden. Maar bij mensen met een ernstigere verstandelijke beperking (zonder downsyndroom): Kan het aanvankelijk atypisch zijn en zich vooral uiten in gedragsveranderingen; en kunnen geheugenproblemen en funcitoneringsstoornissen vaak pas worden vastgesteld naarmate de ziekte vordert. Verstandelijk beperkte mensen zonder het syndroom van Down vertonen vaker agressief gedrag dan dementerenden met het downsyndroom, maar bij downpatienten hebben andere gedragsproblemen dan weer het overwicht. Bronnen: Deb, 2009; Dodd, 2009; Evenhuis, 2000.
47
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 43: 1.4.8 Vaardigheden behouden Slide 43 1.4.8 Vaardigheden behouden Bij mensen met dementie moet de nadruk in de eerste plaats liggen op het behouden van hun vermogens, NIET op het aanleren van nieuwe vaardigheden. Je bereikt dan ook het beste resultaat als je hen zoveel mogelijk zelf laat doen en die zelfredzaamheid ook aanmoedigt. Daarbij moeten vaardigheden die te maken hebben met waardigheid, toilet maken en eten, en met activiteiten die de persoon in kwestie zelf leuk vindt, voorrang krijgen. Anderzijds kan de begeleider er uiteraard ook voor zorgen dat nieuwe vaardigheden die niet onmiddellijk met de algemene dagelijkse activiteiten (ADL) te maken hebben gemakkelijker aangeleerd kunnen worden. Zo kunnen creatieve workshops en kunstzinnige therapieën mensen in contact brengen met nieuwe dingen die ze toch erg leuk gaan vinden. Je moet hen dan ook in staat stellen om zo lang mogelijk gebruik te kunnen blijven maken van de beschikbare gemeenschappelijke voorzieningen voor hobby's en vrijetijdsbesteding.
48
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 44: 1.4.9 Autonomie nastreven Slide 44 1.4.9 Autonomie nastreven Je kunt iemands zelfstandigheid stimuleren door voorspelbaar, foutloos gedrag uit te lokken. Laat je cliënt daarom ongestoord en zonder tijdslimiet zijn taak volbrengen in een serene, rustig omgeving en stel enkel die dingen ter beschikking die hij of zij voor die bepaalde taak of activiteit nodig heeft. Om iets gemakkelijker aan te leren, kan het handig zijn een taak op te delen en de verschillende onderdelen ervan aan te geven op een manier die gericht is op het behouden van de vaardigheden. Zo zal iemand beter onthouden hoe hij zich nu weer moet aankleden als je zijn kledingstukken klaar legt in de volgorde waarin hij ze moet aantrekken. Bij taken die nu moeilijker worden, heeft je cliënt in de eerste plaats nood aan bevestiging en geheugensteuntjes: toon hem liever hoe je je tanden poetst dan te proberen hem dat met woorden uit te leggen.
49
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 45: 1.4.10 Een 'dementievriendelijke' omgeving Slide 45 1.4.10 Een 'dementievriendelijke' omgeving Je kunt iemand helpen zo lang mogelijk zelfstandig te blijven door een aangepaste omgeving te scheppen. Creëer een vertrouwde omgeving die iets betekent voor de persoon in kwestie. Houd de sfeer zo stressvrij en kalm mogelijk. Deel de ruimte op zo'n manier in dat duidelijk is waar alles ligt en dat alles gemakkelijk terug te vinden is. Ontwerp een vertrek met de zintuiglijke en cognitieve beperkingen van de persoon in gedachten, bv: Foto's en borden aan de muur kunnen iemand helpen zich te orienteren. Bij iemand die zijn eigen spiegelbeeld niet meer herkent, kan het nuttig zijn eventuele spiegels weg te halen of te bedekken. Verlichting mag niet verblinden.
50
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 46: 1.4.11 Andere overwegingen Slide 46 1.4.11 Andere overwegingen Een aantal andere overwegingen: Behoud zoveel mogelijk de dagelijkse routine. Stel stimulerende activiteiten voor die zijn aangepast aan iemands huidige functioneringsniveau. Verschillende dementiebehandelingen die voor de algemene bevolking gelden kunnen ook bij deze mensen de ziekte vertragen, de levenskwaliteit verhogen en de last voor de zorgverlener verminderen. In een recent Italiaans onderzoek bij een groep dementerende volwassenen met een verstandelijke beperking bleek dat persoonsgerichte dementiezorg en daaraan verbonden omgevingsaanpassingen en psychosociale interventies haalbaar en doeltreffend zijn. (De Vreese, 2012)
51
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 47: 1.4.12 Doelgerichte interventies Slide 47 1.4.12 Doelgerichte interventies Aanbevolen interventies die een gunstig effect zouden hebben: Vorming, opleiding, voorlichting of steungroepen, zowel voor voor zorgverleners als voor medebewoners. Lichaamsbeweging en specifieke programma's met fysieke activiteiten. Reminiscentietherapie of biografisch werken aan de hand van iemands levensloop. Cognitieve training en stimulatie. Aromatherapie. Muziektherapie. Huisdiertherapie. Bovendien zou iedereen die tijd doorbrengt met een dementerende en verstandelijk beperkte persoon de aandoening moeten leren begrijpen en betrokken worden bij de ondersteuning van die persoon. Bron: Kitwood, 1997
52
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 48: 1.5 Dementie en depressie Slide 48 1.5 Dementie en depressie Dementie komt ook veel voor in combinatie met depressie. Op de volgende slides gaan we daarom dieper op dit onderwerp in.
53
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 49: 1.5.1 Dementie onderscheiden Slide 49 1.5.1 Dementie onderscheiden Naargelang de graad van iemands beperking en communicatieve vaardigheden is het bij oudere volwassenen met een verstandelijke beperking niet altijd eenvoudig om dementie van andere vaak voorkomende ziektebeelden te onderscheiden. Dementie kan bij hen ook gepaard gaan met delirium, maar dat wordt vaak over het hoofd gezien. Voor psychische aandoeningen zoals depressie moet een diagnose gesteld worden aan de hand van meetinstrumenten en medisch onderzoek. De symptomen van dementie en depressie kunnen op elkaar lijken (pseudo-dementie), maar depressie kan ook nog voorkomen als er al dementie is vastgesteld. Bij ouderen met een verstandelijke beperking dementie van depressie onderscheiden vereist dan ook een medisch onderzoek door een gezondheidswerker.
54
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 50: 1.5.2 De diagnostiek Slide 50 1.5.2 De diagnostiek Het diagnostische proces vereist een deskundig oordeel van een specialist, maar ook voor begeleiders en verzorgers is kennis over het ziektebeeld en het verloop van de ziekte onontbeerlijk. Tenslotte zijn zij het die het probleem moeten kunnen herkennen en de gevolgen ervan het hoofd bieden. Om bij mensen met een verstandelijke beperking depressie te ontdekken, adviseren Hermans e.a. (2010) meetinstrumenten voor zelfrapportage zoals de Glasgow Depression Scale for People with a Learning Disability, of beoordelings- en observatielijsten van informanten zoals de ADD (Assessment of Dual Diagnosis), de Reiss Screen for Maladaptive Behaviour en de Children's Depression Inventory. Ze wijzen er wel op dat geen van deze drie instrumenten voldoende bestudeerd werd voor de doelgroep.
55
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 51: 1.5.3 De symptomen herkennen Side 51 1.5.3 De symptomen herkennen Een uitgebreid onderzoek door een gezondheidswerker is nodig bij twee of meer van onderstaande symptomen (waaronder minstens een van de eerste twee): Neerslachtigheid of lichtgeraaktheid: Apathie of gebrek aan emotionele reacties; verdrietige of boze gezichtsuitdrukking; verwarring; huilen; driftbuien; verbale en fysieke agressie die niet bij de situatie past. Uitgesproken desinteresse of duidelijk minder plezier in de dingen: Zich aan de meeste activiteiten onttrekken; verlies van belangstelling in zaken die eerst leuk gevonden werden; verandering in kijk- en luistergedrag, niet meer opgevrolijkt raken. Noemenswaardig gewichtsverlies: Meer of minder eetlust; woedeuitbarstingen tijdens de maaltijden; weigeren te eten of een gebrek aan interesse in voeding; voedsel stelen; activiteiten weigeren; voedsel hamsteren. Slaapstoornissen: Een sterk veranderd slaappatroon; moeilijk in slaap geraken; 's nachts wakker en actief zijn; moeilijk wakker worden of heel vroeg ontwaken; overdag veel indutten; driftbuien of energieke activiteiten tijdens de slaapuren; slaperigheid overdag. Sneller of net trager denken en bewegen: Hyperactiviteit, rusteloosheid, minder energie; opvallende traagheid bij dagelijkse activiteiten; minder praten dan voordien. Vermoeidheid of verlies van energie; snel uitgeput raken: zichzelf niet meer verzorgen, niet meer aan vrijetijdsbesteding doen of niet meer werken; geleidelijk verlies van alledaagse vaardigheden; incontinentie door een gebrek aan energie of motivatie om naar de wc te gaan; geen belangstelling meer om aan activiteiten deel te nemen. Gevoelens van waardeloosheid: Negatieve uitlatingen zoals "Ik ben dom", "Ik ben slecht", "Niemand vindt me aardig"; een opvallende neiging zichzelf de schuld van alles te geven; frustratie of depressie komt vaak tot uiting in agressief of automutilerend gedrag.
56
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 52: 1.5.4 De rol van de verzorger Slide 52 1.5.4 De rol van de verzorger Een menswaardige, aangepaste en niet-aanstootgevende omgeving waarin rekening wordt gehouden met de behoeften van de oudere bewoners en hun verstandelijke beperkingen bevordert het welzijn en verhindert stemmingsstoornissen. Leuke activiteiten doen en eventuele stressoren tot een minimum beperken werkt preventief: het verlengt de levensduur en zorgt voor een stabiele gezondheid. Enkele nuttige interventies: Communicatieve vaardigheden beter trainen en werken aan de herkenning van zintuiglijke beperkingen. Meer lonende activiteiten beschikbaar stellen en vaker de mogelijkheid bieden om zelfstandig vrije keuzes te maken. Verzorgers die geleerd hebben om de emotionele behoeften en spanningen van hun cliënten te begrijpen en ermee om te gaan.
57
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 53: 1.5.5 Helpen doe je zo: Slide 53 1.5.5 Helpen doe je zo: Een groep Australische deskundigen stelden onlangs een Mental Health First Aid Action Plan op, een soort EHBO-cursus voor de omgang met mensen met een verstandelijke beperking en dementie. Die kan worden onderverdeeld in vijf stappen: Zoek toenadering tot de persoon in kwestie, beoordeel de situatie en verleen hulp bij elke crisis. Luister onbevooroordeeld. Bied ondersteuning en geef informatie. Moedig de persoon in kwestie aan om gepaste progessionele hulp te zoeken. Stimuleer andere ondersteuningsvormen. Bron: Kitchener, 2010
58
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 54: 1.6 Lichamelijke achteruitgang Slide 54 1.6 Lichamelijke achteruitgang Verminderde hart- en ademhalingsfuncties komen zeer veel voor bij het ouder worden. Een van de meest voorkomende klinische verschijnselen daarvan is minder lichaamsbeweging. Ook de nierfuncties gaan erop achteruit als iemand ouder wordt. Dat heeft verschillende gevolgen. Zo kan de manier waarop de nieren geneesmiddelen afbreken en het bloed zuiveren iemands reactie op farmacologische behandelingen beïnvloeden.
59
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 55: 1.6.1 Ernstig orgaanfalen Slide 55 1.6.1 Ernstig orgaanfalen Als een orgaan het laat afweten, heeft dat een grote invloed op de levenskwaliteit van ouderen met een verstandelijke beperking. Hartfalen: als gevolg van een hartaanval, een te hoge bloeddruk of een andere aandoening, pompt het hart niet genoeg bloed meer rond om aan de metabolische behoeften van het lichaam te voldoen. Nierfalen: chronische nierschade wordt gedefinieerd als eender welk ziektebeeld dat de nieren aantast met minstens 3 maanden progressief en volledig functieverlies tot gevolg. Ademhalingsinsufficiëntie: het ademhalingssysteem kan niet genoeg zuurstof opnemen en koolstofdioxide afscheiden om aan de metabolische behoeften van het lichaam te beantwoorden.
60
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 56: Deel 1: Oefening 2 Slide 56 Deel 1: Oefening 2 Wat zijn de vier belangrijkste symptomen van de ontwikkeling van ernstig orgaanfalen? Duid ze hier aan: Cyanose, Hoest, Perifeer oedeem, Tremors, Dyspneu, Asthenie, Koorts Het correcte antwoord is: Cyanose, Hoest, Perifeer oedeem en Dyspneu. Jouw score: punten Je heb met deze vraag even kunnen reflecteren over ernstig orgaanfalen bij mensen met een verstandelijke beperking. We gaan nu dieper in op de pathologieën die met bewegingsstoornissen gepaard gaan. Om je antwoorden opnieuw te bekijken, klik op "Bekijk antwoorden". Om je resultaten af te drukken, klik op "Print antwoorden". Opmerking: Als je oefeningen 'opnieuw' maakt, worden je eerdere antwoorden overschreven.
61
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 57: 1.6.2 Bewegingsstoornissen Slide 57 1.6.2 Bewegingsstoornissen Een aantal aandoeningen brengen bewegingsproblemen met zich mee: Artrose: chronische gewrichtsslijtage waarbij de degeneratie van het kraakbeen de gladde gewrichtsvlakken zo aantasten dat ze niet soepel meer langs elkaar kunnen glijden, osteofyten ontstaan, het gewricht misvormd raakt en het gewrichtsvlies gaat ontsteken (milde synovitis). De ziekte van Parkinson: progressieve degeneratie van het centrale zenuwstelsel.
62
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 58: 1.6.3 Symptomen van Parkinson Slide 58 1.6.3 Symptomen van Parkinson Symptomen van de ziekte van Parkinson zijn: Bradykinesie: traag bewegen en Akinesie: niet in beweging kunnen komen. Het wordt steeds moeilijker om te bewegen, zowel om een beweging te beginnen als om ze te stoppen eens ze aan de gang is. Bradykinesie en rigiditeit van de gezichtsspieren kunnen leiden tot een uitdrukkingsloos 'maskergelaat'. Tremors zijn voortdurende trillingen van handen, vingers, onderarmen en/of voeten op het ogenblik dat deze ledematen in rust zijn, maar niet als de patiënt taken uitvoert. Rigiditeit: stijve of stramme spieren of starheid van het gezicht kunnen spierpijn en een maskergelaat veroorzaken. Rigiditeit verergert tijdens het bewegen. Wankel evenwicht: door verstoorde houdingsreflexen probeert de patiënt zijn evenwicht te bewaren door een andere houding aan te nemen. Valpartijen komen dan ook regelmatig voor bij Parkinson. Gestoorde houding: een parkinsonpatiënt heeft de neiging om onnatuurlijk voorover of achterover te leunen zodat een voorovergebogen houding met hangende schouders onstaat, het hoofd naar beneden. De patiënt gaat ook minder of helemaal niet meer met zijn armen bewegen. Hij loopt gebogen met kleine schuifelende pasjes. Gebaseerd op: http://www.healthcommunities.com
63
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 59: 1.7 Erkende meetinstrumenten Slide 59 1.7 Erkende meetinstrumenten Internationaal gebruikte meetinstrumenten om de functionele status van ouderen te evalueren (zie voorbeelden op de volgende slides): De Tinettitest voorspelt het risico op vallen. Deze evenwichtsevaluatietest (ook POMA genoemd: Performance-Oriented Mobility Assessment) kan enkel gebruikt worden bij mensen die nog kunnen lopen en dient uitgevoerd te worden door een bekwame fysiotherapeut. (Tinetti, 1986) De Bradenschaal bepaalt het risico op drukwonden. De schaal dient opgesteld te worden door bekwaam professioneel verplegend personeel. (Bergstrom, 1987) De MRC-Dyspneuschaal is een classificatiesysteem om de mate van kortademigheid vast te stellen. Het is enkel toepasbaar bij chronische dyspneu en dient te worden opgesteld door een arts. Is de ademhalingsstoornis acuut en/of doet het probleem zich voor als de patiënt in rust is, breng dan onmiddellijk een gezondheidswerker op de hoogte!!! De MNA-vragenlijst (Mini Nutritional Assessment) voorspelt het risico op ondervoeding. Deze screening kan, met de hulp van professionele verpleegkundigen, rechtstreeks door de begeleiders uitgevoerd worden. (Guigoz, 1994)
64
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 60: 1.7.1 Tinetti Assessment Tool: Balance Slide 60 1.7.1Tinettitest: Evenwicht Standaardformulier dat wordt gebruikt in de Tinettitest: Evenwicht - Het formulier bevat een aantal zaken die beoordeeld moeten worden om te zien hoe het gesteld is met iemands evenwicht in rusttoestand, bij het opstaan (onmiddelijk en later), in rechtstaande positie, als men een por krijgt, met gesloten ogen, 360 graden ronddraaiend, zittend.
65
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 61: 1.7.2 Tinetti Assessment Tool: Gait Slide 61 1.7.2 Tinettitest: Gang Standaardformulier dat wordt gebruikt in de Tinettitest: Gang - Iemands manier van stappen wordt geobserveerd aan de hand van volgende onderdelen: van start gaan, lengte en hoogte van de passen, de continuïteit en de symmetrie ervan, van het pad afwijken, de balans van de romp en de staphouding.
66
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 62: 1.7.3 Braden Scale for Predicting Pressure Sore Risk Slide 62 1.7.3 Bradenschaal voor het risico op drukwonden standaardformulier dat wordt gebruikt om het risico op drukwonden te bepalen aan de hand van de Bradenschaal - De factoren die getest worden met dit formulier: zintuiglijke waarneming, vocht, fysieke ativiteit, mobiliteit, voeding, schuif- en wrijvingskrachten.
67
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 63: 1.7.4 Validated tools for the functional assessment Slide 63 1.7.4 De MRC-Dyspneuschaal Standaardformulier om kortademigheid te testen - De verschillende gaan van 0: Alleen kortademig bij zware inspanning tot 4: Te kortademig om het huis uit te gaan of zich aan- of uit te kleden.
68
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 64: 1.7.5 Application to the setting of ageing people with severe ID Slide 64 1.7.5 Toepassing bij ouder wordende personen met ernstige verstandelijke beperkingen Enkele overwegingen: Testresultaten zouden wel eens erger beïnvloed kunnen worden door de beperking op zich dan door algemene leeftijdsgebonden aftakeling. De variatie die de resultaten over een langere periode vertonen is dan ook veel belangrijker dan de waarden van een momentopname. Bij twijfel over de interpretatie van testresultaten is het raadzaam om twee gezondheidswerkers de test onafhankelijk van elkaar te laten uitvoeren en hun resulaten daarna te vergelijken. Je kan best ook iemands familieleden en oude vertrouwde vrienden en kennissen ondervragen over eventuele gelijkaardige veranderingen in het verleden. Dat is essentieel om het verschil op te merken tussen een plotselinge afwijking van de bij de beperking horende symptomen en een algemeen slechter functioneren.
69
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 65: 1.8 Summary: Chapter I Slide 65 1.8 Samenvatting van deel 1 In dit deel toonden we aan dat de meeste pathologieën die voorkomen bij veroudering ook mensen met een verstandelijke beperking treffen maar dat de symptomen bij hen lichtjes afwijken van de algemene verschijnselen en dus minder makkelijk te detecteren zijn. Dat wordt nog moeilijker bij mensen waarmee de communicatie niet vlot. Leeftijdsgebonden ziekten kunnen onderverdeeld worden in drie hoofdcategorieën: Neurologische en vasculaire aandoeningen. Ziektebeelden die veroorzaakt worden door ernstig orgaanfalen. Bewegingsstoornissen. Deze pathologieën komen vaak samen voor. We noemen dat dan multipathologie. Je leerde hun symptomen herkennen en maakte kennis met enkele algemeen gebruikte instrumenten om iemand te testen op de aanwezigheid en de evolutie van deze verschijnselen. In het volgende deel bekijken we een aantal manieren om complicaties van pathologische veroudering te voorkomen.
70
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 66: Deel 2: Complicaties voorkomen Slide 66 Deel 2: Complicaties voorkomen Thema's en leerdoelen Aan de hand van vignetstudies en oefeningen krijg je in dit deel meer inzicht in volgende thema's: Praktische en doeltreffende preventietechnieken om complicaties bij algemene verouderingsverschijnselen te voorkomen, en hun toepasbaarheid voor ouderen met een verstandelijke beperking. Behandelingsprioriteiten vaststellen bij ouderen met multipathologieën. Mensen met een verstandelijke beperking therapietrouwer maken. Leerdoelen Als je de theorie en de oefeningen in dit deel hebt doorgenomen, ken je: Een aantal van de meest voorkomende risico's die bij mensen met een verstandelijke beperking gepaard gaan met ouderdomsziekten, en enkele technieken om die risico's te verminderen. Preventieve maatregelen die je kan nemen bij oudere personen met een verstandelijke beperking die aan verschillende pathologieën lijden. Zaken die de therapietrouw van een oudere persoon met een verstandelijke beperking en zijn of haar thuisverzorgers beïnvloeden.
71
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 67: 2.1 Casus: Andrew Slide 67 2.1 Casus: Andrew Andrew is 62 en lijdt aan de ziekte van Huntington. Hij is ernstig verstandelijk beperkt en vertoont ook een gedragsstoornis: hij roept en gilt veel, tijdens de maaltijden zelfs voortdurend. Het lijkt wel of zijn gedrag dan nog erger wordt. Na een tijdje neemt het geroep af en zijn begeleiders denken dat zijn stoornis verbetert. Hij gaat nu echter opeens moeilijker ademen, krijgt koorts en begint te hoesten. Een röntgenfoto toont aan dat Andrew al verschillende keren een aspiratiepneumonie had. Belangrijke vragen: Waarom werd Andrew ziek? Was de aspiratiepneumonie te voorkomen geweest?
72
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 68: 2.2 Slikstoornis, dysfagie Slide 68 2.2 Slikstoornis, dysfagie Iemand met dysfagie kan moeilijk slikken en heeft mogelijk ook pijn tijdens het slikken. Sommige mensen kunnen helemaal niet slikken of hebben problemen met het doorslikken van vloeistoffen, voedsel of speeksel. Dat maakt het lastig om te eten. Het is vaak moeilijk om voldoende calorieën en vocht binnen te krijgen. Iedereen kan te maken krijgen met een slikstoornis, maar bij ouderen komt het vaker voor.
73
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 69: 2.2.1 Slikproblemen Slide 69 2.2.1 Slikproblemen Slikproblemen zijn vaak het gevolg van andere aandoeningen zoals: Aantastingen van het centrale zenuwstelsel zoals bij de ziekte van Parkinson en hersenverlamming. Slokdarmaandoeningen zoals oesofagale reflux (brandend maagzuur). Hoofdletsels en dwarslaesie. Hoofd-, hals- en slokdarmkanker. Gebaseerd op MedlinePlus.
74
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 70: 2.2.2 Slikstoornissen Slide 70 2.2.2 Slikstoornissen Een slikstoornis kan zich uiten in: Kokhalzen, hoesten, of voedsel uitbraken. Gewichtsverlies. Voedselresten blijven achter in de mond. Kwijlen langs de zijkant van de mond; te veel speeksel. Weinig of geen speeksel. De binnenkant van de mond ziet rood, glimt, glanst of is opgezwollen. Open wonden in de mond. Pijn in de keel of het midden van de borst bij het slikken. Het gevoel dat het voedsel op weg naar beneden blijft 'steken'. Witte plekken binnenin de mond of een beslagen tong. Bron: website van de American Cancer Society: www. cancer.org
75
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 71: 2.2.3 Voedingsadviezen bij slikstoornissen Slide 71 2.2.3 Voedingsadviezen bij slikstoornissen Iemand met slikstoornissen kan gebaat zijn bij volgende voedingsadviezen: Eet zacht en glijdend calorierijk voedsel met veel eiwitten (pudding, gelei, ijs, yoghurt, milkshakes, …). Neem kleine hapjes of slokjes en slik steeds goed helemaal door voor het volgende hapje of slokje. Gebruik een rietje voor drank of vloeibare voeding. Probeer dikkere vloeistoffen (zoals in de blender gemixt fruit). Die zijn makkelijker door te slikken dan dunne vloeistoffen. Mix of pureer voedingsmiddelen (zoals vlees, graanproducten en vers fruit) tot ze zo zacht als babyvoeding zijn. Bij droge voeding kan het om vloeistof toe te voegen voor je mengt. Dompel je brood onder in melk om het zachter te maken. Probeer crushed ice en vloeistoffen bij de maaltijden. Vele kleine maaltijden en tussendoortjes zijn eenvoudiger te behappen dan grote maaltijden. Kies in overleg met de apotheker voor vloeibare of oplosbare medicijnen in plaats van pillen. Vermijd alcohol en scherp gekruid pikant eten en drinken. Vermijd zure etenswaren (zoals citrusvruchten) en bruisende dranken (zoals cola of gemberbier). Vermijd hard, droog voedsel zoals crackers, noten en chips. Zit niet alleen rechtop om te eten en te drinken, maar blijf ook nog enkele minuten na de maaltijd rechtop zitten.
76
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 72: 2.3 Ondervoeding Slide 72 Deel 2.3 Ondervoeding Personen met een verstandelijke beperking en neurologische aandoeningen die gepaard gaan met slikproblemen zijn kwetsbaar voor uitdroging en ondervoeding. Sommigen zijn ernstig ondervoed, iets wat meestal gepaard gaat met chronische voedselaspiratie en luchtweginfecties. Mensen met ondergewicht krijgen van hun verzorgers doorgaans een aangepast eiwitrijk dieet voorgeschoteld: hun lage energieniveau weerspiegelt een tekort aan vetten en koolhydraten. "Fingerfood" voorzien kan handig zijn om ondervoeding te voorkomen.
77
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 73: 2.3.1 Ondervoeding vermijden Slide 73 2.3.1 Ondervoeding vermijden Veel mensen komen eenvoudigweg al aan van vet- en suikerrijk voedsel dat veel energie oplevert en gemakkelijk door het lichaam wordt opgenomen. Leveren dergelijke maatregelen niets op, dan kan voeding via een PEGsonde (Percutane Endoscopische Gastrostomiesonde) levens redden, vooral bij jonge mensen. Het is essentieel er goed op toe te zien dat mensen met ernstige eetproblemen en dysfagie niet ondervoed raken. Dat kan alleen als alle betrokkenen binnen iemands netwerk samenwerken: thuisverzorgers of begeleiders in woonzorgcentra moeten dan ook voortdurend in verbinding staan met gezondheidswerkers en met het algemeen ziekenhuis in de buurt. Ondervoeding verhoogt bovendien de kans op drukwonden. Bron: Kennedy, 1997
78
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 74: 2.4 Drukwonden Slide 74 2.4 Drukwonden Drukwonden zijn letsels aan de huid en de onderliggende weefsels als gevolg van aanhoudende druk op de huid. Ze ontstaan vaak op benige lichaamsdelen zoals hielen, enkels, heup en stuit. De grootste kans op doorligwonden vinden we bij mensen met een medische aandoening die hen verhindert om veel van houding te veranderen, bv. omdat ze in een rolstoel zitten of langdurig het bed moeten houden. Andere mensen die risico lopen op doorligwonden hebben vaak een slechte bloedcirculatie, een slechte voeding, geen of weinig gevoel of lijden aan neuropathie. Drukwonden kunnen snel groeien en zijn vaak moeilijk te behandelen. Verschillende zorgtechnieken kunnen helpen bepaalde drukwonden te voorkomen en genezing te bevorderen. Gebaseerd op de website van Mayo Clinic: http://www.mayoclinic.com
79
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 75: 2.4.1 Drukwonden: Fase I Slide 75 2.4.1 Drukwonden: Fase I Het beginstadium van een drukwonde: De huid is intact. Bij iemand met een lichtere huidskleur, kan de huid rood lijken. Bovendien verbleekt ze niet bij aanraking. Bij mensen met een donkerder huid kun je niet altijd kleurverandering waarnemen en verbleekt de huid ook niet. Al kan ze er wel asgrauw, blauwig of purper uitzien. De plek is pijnlijk, hard, warmer of koeler dan de omringende huid.
80
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 76: 2.4.2 Drukwonden: Fase II Slide 76 2.4.2 Drukwonden: Fase II Het tweede stadium van een drukwonde is een open wonde: De opperhuid (epidermis) en een stuk van de lederhuid (dermis) is nu beschadigd of weg. De drukwonde ziet eruit als een oppervlakkige ontvelling, rozerood en komvorming. Ze kan zich ook manifesteren als een met vocht gevulde blaar.
81
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 77: 2.4.3 Drukwonden: Fase III Slide 77 2.4.3 Drukwonden: Fase III In dit stadium is de drukwonde een diepe zweer: De afgestorven huid legt doorgaans een deel van het onderhuidse vetweefsel bloot. De zweer lijkt een beetje op een krater. Het afgestorven huidweefsel is geel of zwart van kleur (dood weefsel). De schade kan zich uitstrekken tot aan het onderliggende bindweefselvlies.
82
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 78: 2.4.4 Drukwonden: Fase IV Slide 78 2.4.4 Drukwonden: Fase IV In dit stadium is er sprake van grootschalig weefselverlies: Spieren, botten en pezen kunnen nu beschadigd worden. De wonde bevat nu dood weefsel en vormt een zwarte korst. De schade is vaak veel groter dan ze lijkt. De wonde kan zich uitstrekken tot centimeters onder de huidranden van de zichtbare opening.
83
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 79: 2.4.5 Drukwonden voorkomen Slide 79 2.4.5 Drukwonden voorkomen Het risico op doorligwonden moet regelmatig gescreend worden, minstens om de 6 maanden, bijvoorbeeld aan de hand van de Bradenschaal. Je kunt de huid van risicopersonen (Bradenscore van 18 of minder) best dagelijks grondig inspecteren. Andere nuttige tips: Stimuleer lichaamsbeweging. Kan je cliënt zich niet zelfstandig voortbewegen, bv. door bedlegerigheid, dan is het raadzaam hem of haar elke 2 uur te verleggen. Gebruik in dat geval drukspreidende hulpmiddelen (zoals matrassen en kussens). Gebruik katoenen kleding of kledij van natuurlijke stoffen. Zorg voor eiwitrijke voeding en hydrateer vaak en veelvuldig. Tijdens de persoonlijke verzorging moet de huid voorzichtig gewassen en goed drooggewreven worden. Behandel ze ook met hydraterende producten. Voor meer informatie, zie: http://publications.nice.org.uk/pressure-ulcerscg29.
84
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 80: 2.4.6 Drukwonden voorkomen - Vervolg Slide 80 2.4.6 Drukwonden voorkomen - Vervolg Als de patiënt urine- of ontlastingsincontinentie ontwikkelt, wordt preventie van doorligwonden nog belangrijker. Enkele nuttige tips tegen onvrijwillige ontlasting en urinelozing: Ga regelmatig op eigen initiatief met je patiënt naar de badkamer, niet enkel wanneer hij of zij daarom vraagt. Kies bij mensen die niet meer zonder luier kunnen beter voor comfortabele luiers die je regelmatig ververst dan voor superabsorberende producten die ze lang dragen. Ook 's nachts kan het nodig zijn regelmatig te checken en te verversen.
85
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 81: 2.5 Valpreventie Slide 81 2.5 Valpreventie Een van de grootste geriatrische problemen is het risico op vallen. Valpartijen voorkomen is dan ook essentieel: het kan iemands leven verlengen en ernstige verwondingen vermijden. Toch is het ook bijzonder belangrijk dat je patiënt niet minder gaat bewegen want hypokinesie kan tot meer gezondheidsproblemen leiden. Een efficiënt besluitvormingsproces kan je helpen om te bepalen welke acties je best onderneemt. We gaan daar op de volgende slides dan ook dieper op in.
86
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 82: 2.5.1 Valpreventie: Besluitvormingsproces Slide 82 2.5.1 Valpreventie: Besluitvormingsproces EEN van deze problemen Tijdens het afgelopen jaar twee of meer keren gevallen? Een acuut valincident? Loop- en/of evenwichtsproblemen? Neen: Is de persoon tijdens het afgelopen jaar een keer gevallen? Indien dit niet het geval was, blijf dan het valrisico regelmatig evalueren; Indien wel is evaluatie door een gezondheidswerker aangewezen. Ja: check dan volgende zaken: Gezichtsvermogen Wijzigingen in medicatie Omgevingsfactoren (hindernissen?) Voeten en schoeisel Gang en evenwicht moeten gecontroleerd worden door een gezondheidswerker En follow-up na de interventie door regelmatig opnieuw te evalueren
87
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 83: 2.6 Multipathologie Slide 83 2.6 Multipathologie Wat betekent preventie voor een verstandelijk beperkte oudere met meervoudige pathologie? Prioriteiten stellen en indicatoren voor doeltreffende behandelingen identificeren. De doeltreffendheid van de toegepaste strategieën controleren. Bronnen: Rimmer, 2011
88
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 84: 2.6.1 Casus: George Slide 84 2.6.1 Casus: George George is 75, heeft een verstandelijke beperking en lijdt aan hypertensie (hoge bloeddruk) die behandeld wordt met een kalmerend middel en een bloeddrukverlagend antihypertensivum. De laatste tijd was George erg zenuwachtig. Daarom werd de dosering van het kalmeringsmiddel opgevoerd. Een thuisverzorger merkt op dat hij problemen heeft met rechtop blijven staan en vertelt dit aan de verpleging. De verpleegster meet zijn bloeddruk als George ligt en als hij staat. Zo komt ze orthostatische hypotensie op het spoor. Wat kan je uit dit voorbeeld leren? Als iemand met meervoudige pathologie een probleem heeft, is het essentieel om voorrang te verlenen aan de juiste behandelingsprioriteit. In dit geval werd bepaald dat Georges zenuwachtigheid prioritair was en werd zijn medicatie dienovereenkomstig aangepast, ook al was het waarschijnlijk dat de verschillende medicijnen op elkaar zouden inwerken. Het is dan ook essentieel dat het personeel van elke wijziging in de behandeling op de hoogte wordt gebracht, vooral als de verzorgers kunnen helpen bij het herkennen van potentieel gevaarlijke bijwerkingen. Zo kan orthostatische hypotensie het risico op onvrijwillige valpartijen verhogen.
89
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 85: Deel 2: Oefening 1 Slide 85 Deel 2: Oefening 1 Stel prioriteiten! Bepaal in onderstaande lijst die zaken die bij verstandelijk beperkte ouderen met een meervoudige pathologie prioriteit moeten krijgen. Rangschik de items op volgorde van prioriteit, van 1 tot 9, door ze naar de juiste plaats te slepen en bekijk daarna de juiste antwoorden. Raadpleeg een gezondheidswerker en bekijk of je de symptomen kunt verminderen zonder geneesmiddelen. Vermijd pijn. Vertel de familieleden van je patiënt wat je doet. Check hoe goed de patiënt zich aan de behandeling houdt, schrijf het op als je geen medicijnen kunt toedienen en geef daar ook de reden voor. Garandeer goede voeding. Zorg dat de patiënt blijft functioneren (wandelen, activiteiten die ervoor zorgen dat iemand zijn of haar autonomie behoudt). Vraag bij professionele gezondheidswerkers na of er na een nieuwe behandeling bijwerkingen kunnen optreden. Controleer het ademhalingsvermogen. Zorg dat alle behandelingen doeltreffend blijven. Als dat niet het geval is, herbekijk eventuele aanpassingen dan met de betrokken professionele gezondheidswerkers of maatschappelijk werkers. De juiste volgorde Controleer het ademhalingsvermogen. Garandeer goede voeding. Vermijd pijn. Zorg dat de patiënt blijft functioneren (wandelen, activiteiten die ervoor zorgen dat iemand zijn of haar autonomie behoudt). Vertel de familieleden van je patiënt wat je doet.
90
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Vraag bij professionele gezondheidswerkers na of er na een nieuwe behandeling bijwerkingen kunnen optreden. Check hoe goed de patiënt zich aan de behandeling houdt, schrijf het op als je geen medicijnen kunt toedienen en geef daar ook de reden voor. Raadpleeg een gezondheidswerker en bekijk of je de symptomen kunt verminderen zonder geneesmiddelen. Zorg dat alle behandelingen doeltreffend blijven. Als dat niet het geval is, herbekijk eventuele aanpassingen dan met de betrokken professionele gezondheidswerkers of maatschappelijk werkers. Jouw score: punten In deze oefening heb je goed kunnen nadenken over welke acties prioritair zijn bij verstandelijk beperkte ouderen met multipathologie. Op de volgende slides leer je hoe je deze mensen inschikkelijker kunt maken. Om je antwoorden opnieuw te bekijken, klik op "Bekijk antwoorden". Om je resultaten af te drukken, klik op "Print antwoorden". Opmerking: Als je oefeningen 'opnieuw' maakt, worden je eerdere antwoorden overschreven.
91
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 86: 2.7 Therapietrouw verbeteren Slide 86 2.7 Therapietrouw verbeteren Onder therapietrouw verstaan we iemands volgzaamheid ten opzichte van de richtlijnen van gezondheidswerkers i.v.m. behandelingen en therapieën of, als de persoon zelf niet meer zelfstandig is, de meegaandheid van de familieleden. Volgen ze de aanbevelingen van de voorschrijver goed op? Er bestaan twee modellen: Het klassieke model: de dokter beslist en heeft de leiding over de behandeling, de "patiënt" hoeft het niet onmiddellijk te begrijpen, alleen maar ondergaan en doen wat van hem of haar gevraagd wordt. Het nieuwe model (gebaseerd op adherence en concordance): De dokter begeleidt de behandeling met zijn expertise (geeft raad, duidt aan, bevestigt). De "patiënt" moet de behandeling begrijpen en zijn of haar ideeën delen. Ze maken afspraken (adherence) en worden het eens (concordance). Bij oudere mensen met een verstandelijke beperking is de laatste aanpak het meest aangewezen om doeltreffend aan kwaliteitsvolle preventie te doen. Preventief werken doe je getrouw en regelmatig, iets wat onmogelijk is zonder de medewerking van de persoon in kwestie en zijn of haar familieleden. De sleutel tot een vruchtbare samenwerking tussen cliënt en professional ligt in de kwaliteit van de therapeutische relatie tussen beiden en van hun onderlinge communicatie: hoe meer informatie de begeleiders succesvol kunnen overbrengen, hoe therapietrouwer.
92
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 87: 2.7.1 Therapietrouw stimuleren en de therapeutische relatie verbeteren Slide 87 2.7.1 Therapietrouw stimuleren en de therapeutische relatie verbeteren Enkele tips om therapietrouw te stimuleren en de therapeutische relatie te verbeteren: Stel je communicatie af op de persoon voor je. Neem het tempo van je gesprekspartner over. Zo voorkom je verzet en maak je veranderingen aanvaardbaarder. Houd altijd rekening met de emoties, verwachtingen, drijfveren en mogelijke dubbelzinnigheden i.v.m. de voorgestelde behandeling. De persoonlijke ervaring van je cliënt en alle andere betrokkenen, inclusief de professionele zorgverleners, spelen altijd een rol en je moet ze dus ook steeds in overweging nemen. Ontwikkel goede communicatieve vaardigheden die alle aspecten van communicatie omvatten: verbaal, non-verbaal, pragmatisch en cultureel.
93
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 88: 2.7.2 Communicatiefouten Slide 88 2.7.2 Communicatiefouten Communicatiefouten die de therapietrouw kunnen verminderen of helemaal doen verdwijnen: Breedsprakigheid of ingewikkeld taalgebruik. Te veel technisch jargon of moeilijke termen. De persoon met de verstandelijke beperking en zijn of haar familieleden hebben een eigen denkbeeld en voorkennis over de ziekte, wat ertoe kan leiden dat ze weigerachtig staan tegenover andermans standpunten. Als de gezondheidswerker / begeleider zijn vragen slecht stelt of de verkeerde vragen stelt, kan zo'n informatieverzoek ertoe leiden dat de gezondheidswerker/begeleider gelooft dat hij duidelijk en doeltreffend genoeg was, terwijl dat misschien niet het geval is. Vragen om drastische veranderingen die geen rekening houden met het feit dat de persoon in kwestie en zijn of haar omgeving zich hoogstwaarschijnlijk zullen verzetten, roept verdedigingsmechanismen op die de inschikkelijkheid sowieso verminderen. Bij sommige specifieke leerstoornissen, zoals autisme, is het eigen aan de aandoening dat iemand het moeilijk heeft om zich aan veranderingen aan te passen. De inschikkelijkheid is dan afhankelijk van de verschillende therapieën.
94
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 89: 2.7.3 Doeltreffende communicatie Slide 89 2.7.3 Doeltreffende communicatie Om de communicatie tussen de gezondheidswerkers en begeleiding goed te laten verlopen is het steeds noodzakelijk om volgende zaken precies te bepalen: De andere partij: wie is mijn gesprekspartner? Welke mensen wil ik bepaalde informatie bezorgen? Het doel van de communicatie: wat wil ik deze mensen laten doen of denken? Wat wil ik dat ze zich na mijn telefoontje nog herinneren? De boodschap: wat wil ik communiceren? Welke belangrijke informatie moet ik overbrengen om het gewenste resultaat te bekomen? Hoe communiceren: welke communicatiemiddelen zijn het best geschikt om het gewenste resultaat te bekomen? Schriftelijk, mondeling, ...?
95
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 90: 2.7.4 Gedrag dat de communicatie kan hinderen Slide 90 2.7.4 Gedrag dat de communicatie kan hinderen Een aantal gedragingen kunnen de communicatie storen: Bevelen, orders of commando's geven Bedreigen, berispen Vermanen Oplossingen aandragen, advies geven, waarschuwen Argumenteren, met logica overtuigen Oordelen, kritiek geven, verwijten Loven, voldoening uiten Bespotten of iemand een etiket opplakken Interpreteren, analyseren, een diagnose stellen Doen alsof je gerustgesteld bent, de problemen minimaliseren In vraag stellen, onderzoeken Van onderwerp veranderen, ironisch of sarcastisch doen Bronnen: Watzlawick, 1967 en 1974; Beckman, 1996; Gordon, 2001; Murphy, 2006; Sigafoos, 2007; Tuffrey-Wijne, 2007.
96
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 91: 2.8 Samenvatting van deel 2 Slide 91 2.8 Samenvatting van deel 2 In dit deel leerde je de betekenis van het woord preventie en identificeerden we een aantal van de meest voorkomende risico's: slikstoornissen, ondervoeden, drukwonden en valincidenten. Voor al deze risico's kreeg je een aantal nuttige tips die gezondheidswerkers kunnen helpen om complicaties te voorkomen. Daarna bespraken we een doeltreffende preventieaanpak bij verstandelijk beperkte mensen met multipathologie: het is belangrijk om behandelingsprioriteiten te bepalen en preventiestrategieën toe te passen op teamniveau. Als je wil dat je preventieve zorgaanpak effect sorteert, dan is het essentieel dat je cliënten en hun thuisverzorgers therapietrouw zijn. Daarom kreeg je een aantal tips aangereikt om hun inschikkelijkheid te bevorderen en gaven we je ook enkele zaken op die de volgzaamheid eerder in de weg staan. Je kreeg daarna een overzicht van een aantal doeltreffende communicatievaardigheden tussen gezondheidswerkers en we benadrukten enkele zaken die je in teamverband beter vermijdt. In het volgende deel bekijken we hoe je als zorgverlener best kan reageren bij een medisch noodgeval.
97
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 92: Deel 3: Medische noodgevallen Slide 92 Deel 3: Medische noodgevallen Thema's en leerdoelen Aan de hand van vignetstudies en oefeningen krijg je in dit deel meer inzicht in volgende thema's: Medische noodgevallen identificeren. Communicatietechnieken voor noodsituaties. Wat te doen bij een hartstilstand als je geen gezondheidswerker bent? Medische noodgevallen behandelen. Leerdoelen Als je de theorie en de oefeningen in dit deel hebt doorgenomen, ken je: Het verschil tussen een medisch noodgeval, een urgentie en het normale ziekteverloop van een bepaalde aandoening. De acties die je kunt ondernemen bij een hartstilstand als je geen gezondheidswerker bent. Technieken om met medische noodgevallen om te gaan.
98
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 93: 3.1 Casus: Ellen Slide 93 3.1 Casus: Ellen Ellen is een 50-jarige downpatiënt die al sinds haar kindertijd aan zware epilepsie lijdt. Sinds ze vijf jaar geleden een beroerte kreeg, werken haar medicijnen tegen de epileptische aanvallen echter minder goed dan voordien. Haar begeleiders in het woonzorgcentrum waar ze nu woont, waren de eerste twee keren dat ze er een aanval kreeg dan ook enorm bezorgd en haalden er onmiddellijk de hulpdiensten bij. Bij beide gelegenheden werd ze dan ook enkele dagen gehospitaliseerd. Deze gebeurtenissen deden de geriater van het centrum beseffen dat haar medicijnen niet echt doeltreffend meer waren. Om nodeloze hospitalisatie te vermijden, vroeg hij het personeel in het vervolg pas de hulpdiensten te bellen als de aanval meer dan 3 minuten duurt en/of als Ellen cyanose vertoont en na het voorval uitzonderlijk suf lijkt. In alle andere gevallen volstaat het de gezondheidswerkers van het centrum op de hoogte te brengen zodat die aangepaste medicijnen kunnen verstrekken. De volgende keer dat Ellen een epileptische aanval kreeg, bleef de staf de volle 3 minuten bij haar en waarschuwden ze de verpleegkundige. Die diende haar aangepaste medicatie toe en Ellen kon in het centrum blijven. De gebeurtenis werd ook nauwgezet opgetekend voor haar neuroloog.
99
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 94: Deel 3: Oefening 1 Slide 94 Deel 3: Oefening 1 0Denk nu even terug aan Ellens verhaal en ga daarna verder naar de volgende slide om de vragen te beantwoorden. Praktijkvoorbeeld: Medisch noodgeval Ellen is een 50-jarige downpatiënt die al sinds haar kindertijd aan zware epilepsie lijdt. Sinds ze vijf jaar geleden een beroerte kreeg, werken haar medicijnen tegen de epileptische aanvallen echter minder goed dan voordien. Haar begeleiders in het woonzorgcentrum waar ze nu woont, waren de eerste twee keren dat ze er een aanval kreeg dan ook enorm bezorgd en haalden er onmiddellijk de hulpdiensten bij. Bij beide gelegenheden werd ze dan ook enkele dagen gehospitaliseerd. Deze gebeurtenissen deden de geriater van het centrum beseffen dat haar medicijnen niet echt doeltreffend meer waren. Om nodeloze hospitalisatie te vermijden, vroeg hij het personeel in het vervolg pas de hulpdiensten te bellen als de aanval meer dan 3 minuten duurt en/of als Ellen cyanose vertoont en na het voorval uitzonderlijk suf lijkt. In alle andere gevallen volstaat het de gezondheidswerkers van het centrum op de hoogte te brengen zodat die aangepaste medicijnen kunnen verstrekken. De volgende keer dat Ellen een epileptische aanval kreeg, bleef de staf de volle 3 minuten bij haar en waarschuwden ze de verpleegkundige. Die diende haar aangepaste medicatie toe en Ellen kon in het centrum blijven. De gebeurtenis werd ook nauwgezet opgetekend voor haar neuroloog. Vormen Ellens problemen een echt medisch noodgeval of behoren ze tot de normale gevolgen van de ziekte waaraan ze lijdt? Kan je een situatie uit je eigen werkervaring bedenken die als een medisch noodgeval werd gezien en een die beschouwd werd als een normaal gevolg van iemands ziekte? Beschrijf de omstandigheden in het tekstvak onderaan en geef ook de eventuele moeilijkheden op die je ondervond. Je kan ook steeds Oefenblad 1 gebruiken om enkele aantekeningen te maken. Wat kan je uit Ellens praktijkvoorbeeld leren? 100
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking De aanvallen doen zich periodiek voor: nauwgezette observatie en optekening kan bijdragen tot een betere medische behandeling. Personeelsleden kunnen bezorgd of bang worden, maar informatie over deze gebeurtenis hielp de behandeling te verbeteren; een goede samenwerking tussen de begeleiders en de gezondheidswerkers is dan ook essentieel. Het juiste antwoord: Het gaat hier om normale gevolgen van de ziekte waar de patiënt aan lijdt. Jouw score: punten Nu je even hebt kunnen nadenken over welke zaken al dan niet als medisch noodgeval gelden, gaan we daar op de volgende slides dieper op in. Om je antwoorden opnieuw te bekijken, klik op "Bekijk antwoorden". Om je resultaten af te drukken, klik op "Print antwoorden". Opmerking: Als je oefeningen 'opnieuw' maakt, worden je eerdere antwoorden overschreven.
101
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 95: 3.2 Medische noodgevallen Slide 95 3.2 Medische noodgevallen Wat is een noodgeval? Onder een noodgeval verstaan we een medische aandoening die iemands leven in gevaar brengt en hevige pijn veroorzaakt als ze niet doeltreffend en snel behandeld wordt. Het verschil tussen een noodgeval en een urgentie Bij een urgentie of dringende noodzaak gaat het over een medische aandoening die dringend behandeld moet worden. De behandeling mag niet uitgesteld worden, maar op korte termijn is de aandoening niet levensbedreigend voor de patiënt. Het verschil tussen noodsituaties en de normale gevolgen van een ziekte Een noodsituatie vereist onmiddellijke interventie van de hulpdiensten terwijl het verergeren van de symptomen van een ziekte opgevangen kan worden door de behandeling of de therapie aan te passen.
102
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 96: 3.2.1 Communicatietechnieken Slide 96 3.2.1 Communicatietechnieken Als je met de hulpdiensten praat is het (zeker aan de telefoon) essentieel dat je voorrang verleent aan de belangrijkste informatie. Iemand met een verstandelijke beperking kan de symptomen niet echt zelf beschrijven, dus is het belangrijk dat je de nadruk legt op zaken die anders zijn dan normaal. In de eerste plaats beschrijf je best de geestestoestand van je patiënt: De persoon is wakker en alert. De persoon is suf maar wel bij bewustzijn. Je kunt de patiënt wakker krijgen. Je krijgt de persoon niet wakker. Daarna de ademhaling: Regelmatig. Moeilijk. De patiënt ademt niet. Tot slot beschrijf je de vitale of levensnoodzakelijke parameters (lichaamstemperatuur, hartslag, ...).
103
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 97: 3.3 Wat doe je als leek bij een hartstilstand? Slide 97 3.3 Wat doe je als leek bij een hartstilstand? Ook zonder medische opleiding kun je eerste hulp bieden bij een hartstilstand. OPGELET: onderstaande handelingen kunnen levens redden, maar ze maken geen deel uit van een professionele interventie door een gezondheidswerker. Als je een hartstilstand vermoedt, bel je de hulpdiensten (112). Wat zijn de belangrijkste onderdelen van basisreanimatie? Een plotselinge hartstilstand onmiddellijk herkennen. De noodprocedure opstarten. Eerste reanimatie of cardiopulmonaire resuscitatie (CPR) Snel defibrilleren met een automatische externe defibrillator (AED) Het onmiddellijk herkennen van en reageren op een hartaanval en een beroerte worden als onderdeel van EHBO beschouwd.
104
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 98: 3.3.1 Kort EHBO-overzicht Slide 98 3.3.2 Kort EHBO-overzicht Schema van een vereenvoudigd EHBO-overzicht Als het slachtoffer niet reageert of niet of niet normaal ademt (enkel naar lucht hapt), verwittig dan de hulpdiensten (112) en START DE NOODPROCEDURE, d.w.z. BEGIN DIRECT MET REANIMEREN en ZORG VOOR EEN DEFIBRILLATOR. Druk hard en snel tijdens de reanimatie. Gebruik als het kan een AED en volg de instructies: controleer het ritme/dien een schok toe zoals aangegeven - Herhaal elke 2 minuten.
105
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 99: 3.3.2 EHBO bij volwassenen - Volgorde Slide 99 3.3.3 EHBO bij volwassenen - Volgorde De juiste volgorde van basishulp bij volwassenen: Hartslagcontrole Reanimatie (CPR): Borstcompressies Beademing Defibrilleren met een AED Het is niet de taak van een leek om de hartslag te controleren. Heb je geen medische achtergrond, ga er bij een volwassene die plots ineenzakt of een slachtoffer dat niet reageert en niet normaal ademhaalt dan ook sowieso van uit dat de persoon in kwestie een hartstilstand heeft en start onmiddellijk met reanimeren. Ook professionele gezondheidswerkers kunnen er te lang over doen om een hartslag te vinden. Het controleren van de hartslag mag niet meer dan 10 seconden in beslag nemen. Vind je binnen dat tijdsbestek geen polsslag, begin dan met hartmassage (borstcompressie). Bron: Koster, 2010
106
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 100: 3.3.3 Borstcompressies Slide 100 3.3.4 Borstcompressies Reanimatie (CPR): Borstcompressie, beademing Schema Foto van reanimerende handen op een borstkas. Harde ondergrond zonder matras of kussens. Als het slachtoffer in een rolstoel zit, leg hem of haar dan neer, of leg de stoel met de rugleuning op de grond. LAAT IEMAND DIE BEWUSTELOOS IS NIET RECHTOP ZITTEN. Druk het borstbeen van de volwassene aan een tempo van minstens 100 keer per minuut minstens 5 cm in. Laat het borstbeen na elke compressie volledig terugveren.
107
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 101: 3.3.4 Plaatsing van de handen Slide 101 3.3.5 Plaatsing van de handen Reanimatie (CPR): Borstcompressies (hartmassage), beademing Schema
108
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 102: 3.4 Omgaan met medische noodgevallen Slide 102 3.4 Omgaan met medische noodgevallen Enkele handige tips: Houd belangrijke informatie (bv. noodnummers, doktersgegevens, informatie over eventuele allergieën, verzekeringen, ...) altijd bij de hand en toegankelijk. Als de hulpdiensten aankomen, moet je het volledig medisch dossier (onderzoeken, datums van eerdere spoedopnames, ...) kunnen voorleggen. Mensen met een verstandelijke beperking en ernstige communicatiestoornissen hebben vaak ook extra hulp nodig om toegang te krijgen tot de gezondheidszorg: mensen die de persoon naar het ziekenhuis begeleiden (al dan niet in een officiële begeleidersrol) kunnen de communicatie vergemakkelijken en actuele informatie geven over het huidige noodgeval en over de medische geschiedenis.
109
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 103: 3.4.1 Emotionele reacties op medische noodgevallen Slide 103 3.4.1 Emotionele reacties op medische noodgevallen Wees je bewust van je emoties: In een noodsituatie kunnen je emoties overweldigend zijn. Toch mag je de greep op de situatie niet verliezen. Volg daarom nauwgezet de instructies van het urgentieteam of de gezondheidswerkers, tracht beknopt en duidelijk hun vragen te beantwoorden en voer alle noodzakelijke handelingen een voor een doelgericht uit. Opkomende paniek kun je best bestrijden door je bewust te worden van de spanning in je gezicht, nek en schouders en te proberen je spieren bewust te ontspannen. Concentreer je op je ademhaling en tracht regelmatig te ademen. Richt tot slot al je aandacht op één taak tegelijk. Blijf jezelf voorhouden dat op dat moment je aanwezigheid essentieel is, emoties komen later wel! De adrenaline die je voelt zal langzaam afnemen, maar dat betekent niet dat je de lichamelijke en emotionele gevolgen van de gebeurtenis moet onderschatten. Tracht daarom steeds de tijd te vinden om je ervaring met andere gezondheidswerkers / begeleiders te delen. Vermoed je dat iemand het moeilijk heeft om de gebeurtenissen het hoofd te bieden, adviseer die persoon dan om aangepaste hulp te zoeken. Een nabespreking tijdens de wekelijkse personeelsvergadering kan helpen maar volstaat zeker niet om iedereen over zijn of haar negatieve ervaring te laten ventileren. Bron: Brown, 2005
110
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 104: 3.5 Samenvatting van deel 3 Slide 104 3.5 Samenvatting van deel 3 In dit deel leerde je dat er grote verschillen zijn tussen een medisch noodgeval, een urgentie en een normaal gevolg van iemands ziekte. Daarna ontdekte je de doeltreffendste communicatietechnieken om tijdens een levensgevaarlijke situatie met de hulpdiensten te praten: geef in de eerste plaats informatie over bewustzijn, ademhaling en levensfuncties (hartslag, lichaamstemperatuur). Je kreeg ook basisinformatie over de behandeling van een plotselinge hartstilstand en bij luchtwegobstructie: enkele EHBO-technieken die ook door leken gebruikt kunnen worden. In het laatste deel bespraken we emotionele reacties: oog in oog met een noodgeval is het in de eerste plaats essentieel dat je de gebeurtenissen onder controle hebt en niet in paniek raakt.
111
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 105: Samenvatting van de module Slide 105 Samenvatting van de module
112
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 106: Wat je in deze module geleerd hebt Slide 106 Wat je in deze module geleerd hebt Kort overzicht van de onderwerpen in deze module: De meest voorkomende ouderdomsziekten bij mensen met een verstandelijke beperking kunnen we groeperen in drie categorieën: Neurologische en vasculaire aandoeningen. Ziektebeelden die veroorzaakt worden door ernstig orgaanfalen. Bewegingsstoornissen. De symptomen zijn bij deze mensen enigszins anders dan bij de rest van de bevolking. Dat maakt dat ze moeilijker te detecteren zijn, iets wat sowieso vaak al wordt bemoeilijkt door hun communicatiestoornissen. Bovendien komen deze pathologieën vaak samen voor, een aandoening die we meestal multipathologie noemen. Hoewel deze aandoeningen enkel vastgesteld kunnen worden door professionele gezondheidswerkers, is het essentieel dat het hele team alle relevante informatie verzamelt. Bovendien bestaan er enkele internationaal gebruikte evaluatietesten die voor alle begeleiders nuttig kunnen zijn om de evolutie van de symptomen in de gaten te houden.
113
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 107: Wat je in deze module geleerd hebt Vervolg Slide 107 Wat je in deze module geleerd hebt - Vervolg Werken met ouder wordende personen met een verstandelijke beperking vereist voor deze aandoeningen een preventieve aanpak. Enkele van de meest voorkomende risico's: slikstoornissen, ondervoeding, drukwonden en valincidenten. Voor al deze risico's kreeg je een aantal nuttige tips die gezondheidswerkers complicaties helpen vermijden. Meervoudige pathologieën kunnen bij ouderen met een verstandelijke beperking bijzonder ernstig zijn: bij multipathologie is het dan ook uitzonderlijk belangrijk dat de gezondheidswerker de prioriteit van de behandelingen bepaalt en dat het team preventieve maatregelen neemt. Als je wil dat je preventieve zorgaanpak effect sorteert, dan is het essentieel dat je cliënten en hun thuisverzorgers therapietrouw zijn. Onderzoek wijst uit dat bepaald gedrag de inschikkelijkheid bevordert, terwijl ander gedrag de meegaandheid kan hinderen. Een doeltreffende communicatie tussen de verschillende gezondheidswerkers is noodzakelijk en het is dan ook niet alleen van belang dat je over de juiste communicatieve vaardigheden beschikt, je weet best ook welk gedrag goed teamwerk net in de weg staat.
114
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 108: Wat je in deze module nog meer geleerd hebt Slide 108 Wat je in deze module nog meer geleerd hebt Als je werkt met ouder wordende personen met een verstandelijke beperking is het van belang dat je weet dat er grote verschillen zijn tussen een medisch noodgeval, een urgentie en een normaal gevolg van iemands ziekte. In een levensbedreigende situatie kan het echt van levensbelang zijn dat je je herinnert hoe je zo doeltreffend mogelijk met de hulpdiensten communiceert: zo is het essentieel dat je informatie geeft over bewustzijn, ademhaling en levensfuncties (hartslag, lichaamstemperatuur). Verder heb je basiskennis over reanimatie opgedaan: bruikbare EHBOtechnieken die je kunnen helpen om een plotselinge hartstilstand en luchtwegobstructie te behandelen, ook als je geen gezondheidswerker bent. Tot slot mag je zeker de emotionele reacties in dergelijke noodgevallen niet onderschatten: als je je niet wil laten overweldigen door je gevoelens, is het op zulke momenten bijzonder belangrijk om het gebeuren onder controle te krijgen en niet in paniek te raken.
115
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 109: Bibliografie A - D Slide 109 Bibliografie A - D Beckman P.J., Frank N. en Newcomb S., "Qualities and skills for communicating with families" in Beckman P.J. (red.), Strategies for working with families of young children with disabilities, Paul H Brookes Publishing, Baltimore, 1996, pp.31-46. Bergstrom N., Braden B.J., Laguzza A. en Holman V., "The Braden Scale for Predicting Pressure Sore Risk" in Nursing Research, nr.36, 1987, pp.205-210. Brown M., "Emergency care for people with learning disabilities: what all nurses and midwives need to know" in Accident and Emergency Nursing, nr.13, 2005, pp.224-231. Deb S., Hare M. en Prior L., "Symptoms of dementia among adults with Down's syndrome: a qualitative study" in Journal of Intellectual Disability Research, nr.51, 2009, pp.726-39. De Vreese L.P., Mantesso U., De Bastiani E., Weger E., Marangoni A.C. en Gomiero T, "Impact of Dementia-derived Nonpharmacological Intervention Procedures on Cognition and Behavior in Older Adults With Intellectual Disabilities: A 3-year Follow-up Study" in Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, nr.9, 2012, pp.92–102. Dodd K., Bhaumik S., Benbow M.S., Black S., Finnamore T., Holland T., Kumar S., McBrien J. en Turk V., Guidance on the assessment, diagnosis, treatment and support of people with learning disabilities who develop dementia, The British Psychological Society and the Royal College of Psychiatrists, Leicester, 2009. Gratis te downloaden via: http://www.rcpsych.ac.uk/files/pdfversion/cr155.pdf
116
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 110: Bibliografie E - Kit Slide 110 Bibliografie E - Kit Evenhuis H., Henderson C.M., Beange H., Lennox N., Chicoine B. en werkgroep, Healthy Ageing - Adults with Intellectual Disabilities: Physical Health Issues, Geneve, Zwitserland: Wereldgezondheidsorganisatie, 2000. Gordon T., Leader Effectiveness Training L.E.T.: The Proven People Skills for Today's Leaders Tomorrow, Penguin, New York, 2001. Guigoz,Y., Vellas B. en Garry P.J., "Mini nutritional assessment: A practical assessment tool for grading the nutritional state of elderly patients" in Facts and Research in Gerontology, bijlage 2, 1994, pp.15-59. Hermans H. e.a., "Characteristics of instruments screening for depression in adults with intellectual disabilities: Systematic review Research" in Developmental Disabilities, nr.31, 2010, pp.1109–1120. Kennedy M., McCombie L., Dawes P., McConnell K.N., Dunnigan M.G., "Nutritional support for patients with intellectual disability and nutrition/dysphagia disorders in community care" in Journal of Intellectual Disability Research, nr.41(5), 1997, pp.430-436. Kitchener B.A., Jorm A.F., Kelly C.M., Pappas R. en Frize M., Intellectual Disability Mental Health First Aid Manual, 2de druk, Orygen Youth Health Research Centre, Melbourne, 2010. Gratis te downloaden via: http://www.mhfa.com.au/cms/wpcontent/uploads/2011/02/2nd_edition_id_manual_dec10.pdf Kitwood T., Dementia Reconsidered: The Person Comes First, Open University Press, Buckingham, 1997.
117
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 111: Bibliografie Kos - S Slide 111 Bibliografie Kos - S Koster R.W., Baubin M.A., Bossaert L.L., Caballero A., Cassan P., Castrén M., Granja C., Handley J.A. en werkgroep, Richtlijnen voor reanimatie van de Europese Reanimatieraad, deel 2, "Adult basic life support and use of automated external defibrillators" in Resuscitation, nr.81, 2010, pp.12771292. Murphy J., "Perceptions of communication between people with communication disability and general practice staff" in Health Expectations, jaargang 9, nr.1, 2006, pp.49-59. Rimmer J.H., Chen M., Hsieh K., "A Conceptual Model for Identifying, Preventing, and Manageing Secondary Conditions in People With Disabilities" in Physical Therapy, nr.91(12), 2011, pp.1728-1739. Sigafoos J., O'Reilly M., Green V.A. "Communication difficulties and the promotion of communication skills" in Carr A., O'Reilly G., Walsh P.N., McEvoy J. (red.), The handbook of intellectual disability and clinical psychology practice, Routledge/Taylor & Francis Group, New York, 2007, pp.606-642. Strydom A. e.a., "Diagnostic instruments for dementia in older people with intellectual disabilitiy in clinical practice" in Ageing and Mental Health, nr.7, 2003, pp.431-7. Strydom A., Lee L.A, Jokinen N., Shooshtari S., Raykar V., Torr J., Tsiouris J.A., Courtenay K., Bass N., Sinnema M. en Maaskant M.A., Report on the State of Science on Dementia in People with Intellectual Disabilities, IASSID Special Interest Research Group on Ageing and Intellectual Disabilities, 2009. http://www.opadd.on.ca/News/documents/dementiaIASSID.report.pdf
118
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 112: Bibliografie T - Z Slide 112 Bibliografie T - Z Tinetti M.E., Williams T.F., Mayewski R., "Fall Risk Index for elderly patients based on number of chronic disabilities" in American Journal of Medicine, nr.80, 1986, pp.429-434. Tuffrey-Wijne I., McEnhill L., "Communication difficulties and intellectual disability in end-of-life care" in International Journal of Palliative Nursing, nr.14 (4), 2008, pp.189-194. Watzlawick P., Beavin J.H., Jackson D.D., Pragmatics of Human Communications: A Study of Interactional Patterns, Pathologies and Paradoxes, Norton, New York, 1967. Watzlawick P., Weakland J.H. en Fisch R., Change: principles of problem formation and problem resolution, Norton, New York, 1974.
119
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 113: Eindtest Slide 113 Eindtest Waar of niet waar? Beantwoord onderstaande 20 vragen met Waar of Niet waar De Eindtest voor deze module kun je afleggen via de AGID-website: http://agid-project.eu/ Op de pagina van deze module vind je daar een link naar de test. Informatie over de test vind je hieronder. Inleiding Dit is je eindopdracht. Beantwoord deze vragenreeks met een klik op de juiste knop(pen). Door deze eindtest af te leggen, verklaar je dat jij en jij alleen deze vragen hebt beantwoord. Als bekend wordt dat je deze test niet alleen hebt afgelegd, staan je eer en integriteit op het spel. Maak deze test dus helemaal alleen zonder hulp. Voor alle andere oefeningen is het uiteraard toegelaten om het materiaal en de oefeningen met anderen te bespreken, dat is net onderdeel van het leerproces. Maar deze eindtest moet kunnen uitmaken welke kennis je hebt opgedaan en hoeveel je begrepen hebt. Wees dus eerlijk! Om een certificaat te bekomen dat je geslaagd bent, heb je een score van 80% nodig. Je krijgt 30 minuten voor de test. Ben je niet geslaagd? Je kunt de eindtest opnieuw maken nadat je de leerstof in deze module herhaald hebt. Klik op "Volgende" om naar de vragen te gaan. Het is van groot belang dat je het lesmateriaal voldoende herhaalt. Als je niet geslaagd bent, is het dan ook onmogelijk om de antwoorden van deze taak te bekijken. Veel succes Iemand met een verstandelijke beperking wordt veel langzamer ouder dan iemand zonder verstandelijke beperking. Mensen met een verstandelijke beperking worden nooit oud genoeg om dezelfde ziekten op te lopen dan andere ouderen. 120
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Dysfagie komt vaak voor bij oudere volwassenen met een verstandelijke beperking. Oudere mensen met een verstandelijke beperking hebben meer behoefte aan voorlichting en sociale ondersteuning dan aan gezondheidsmiddelen. Er bestaan leeftijdsgebonden kwalen die voorkomen kunnen worden. Een goede arts weet wat gedaan en laat zich niet beïnvloeden door een twijfelende patiënt. Om verwarring te vermijden, is het raadzaam dat iedereen binnen een team van maatschappelijk werkers en gezondheidswerkers toeziet op zijn eigen taak, zonder beslag te leggen op andermans taken. Toenemende obsessie kan bij oudere mensen met een verstandelijke beperking een typisch symptoom zijn van beginnende dementie. Dementie en depressie zijn typische kenmerken van het syndroom van Down en er kan niets gedaan worden om ze te voorkomen. Een rustige, stressvrije en vertrouwde omgeving die iets betekent voor de persoon in kwestie: het zijn belangrijke kenmerken van wat we een 'dementievriendelijke' omgeving zouden kunnen noemen. Als er bij mensen met een verstandelijke beperking dementie wordt vastgesteld, mogen ze niet langer voor zichzelf zorgen. Ze moeten dan voortaan bij elke taak geholpen worden om ervoor te zorgen dat ze niet vallen of zichzelf ongewild pijn doen. Verschillende bij de algemene bevolking gebruikte dementiebehandelingen kunnen ook bij ouder wordende personen met een verstandelijke beperking doeltreffend de vooruitgang van de ziekte vertragen, de levenskwaliteit verhogen en de last voor de zorgverlener verminderen. Iemand die zijn belangstelling verliest voor activiteiten die hij of zij vroeger wel leuk vond: het is een van de tekenen en symptomen van depressie bij ouderen met een verstandelijke beperking. Agressief gedrag en zelfverminking bij ouderen met een verstandelijke beperking kunnen spontaan weer verdwijnen als alle zorgverleners dergelijk gedrag negeren. 121
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking Het is een noodgeval als iemand plots moeilijk begint te ademen. Hoesten na de maaltijd is niets om je zorgen over te maken. Het is normaal dat ouderen met een verstandelijke beperking vallen. Je kunt dat niet vermijden. Pathologische symptomen van het verouderingsproces zijn bij iemand met een verstandelijke beperking moeilijk te herkennen omdat ze vaak achter de beperking 'verborgen' zitten. Bij iemand die zich niet kan uitdrukken is het onmogelijk vast te stellen of die persoon pijn lijdt. Doorligwonden in een vroeg stadium herkennen is essentieel om te voorkomen dat ze erger worden. AGID-Module 5: Pathologische veroudering Geslaagd Niet geslaagd Jouw score: punten Aanal punten nodig om te slagen: punten Gefeliciteerd! Je hebt deze module met succes afgerond. Je kan jouw antwoorden op de vragen altijd opnieuw bekijken. Je bent helaas niet geslaagd voor deze test. Herhaal de leerstof en probeer daarna de test opnieuw te maken.
122
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 114: Wat nu? Slide 114 Wat nu? Dankjewel dat je deze module hebt gebruikt om iets bij te leren over emotionele zelfregulatie. We zouden het erg op prijs stellen als je even de tijd wil nemen ons jouw feedback over deze module te bezorgen. Je kan dat doen door de vragenlijst op de feedbackpagina van onze website in te vullen: http://agid-project.eu/feedback. Alvast ongelooflijk bedankt! Was dit je eerste module? Aarzel dan niet om ook de andere modules uit de reeks te proberen: Module 1: HetOuder worden en het verouderingsproces Module 2: Persoonsgerichte planning Module 3: Sociale netwerken en communicatie Module 4: Emotionele zelfregulatie voor begeleiders Module 5: Pathologische veroudering Module 6: Professionele zorgverlening: een hele prestatie Je kan al deze modules en andere leerhulpmiddelen over Ouder worden met een verstandelijke beperking vinden op onze website (http://agidproject.eu). Neem zeker een kijkje en aarzel niet om hulp en advies te vragen via het contactformulier op onze site.
123
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 115: Bijlagen: Oefenbladen Slide 115 Bijlagen: Oefenbladen
124
Module 5: Pathologische veroudering bij ouderen met een verstandelijke beperking
Slide 116: Oefenblad 1: Medische noodgevallen Slide 116 Oefenblad 1: Medische noodgevallen
125