Resp.nr.:
1
2
3
4
5
6
INSTNR
Personen met een verstandelijke beperking Aan: Familie met thuiswonende personen met verstandelijke beperking Ft (6)
Dongen, april 2000 Ond.nr.: 9706 Versie 11 (Ft)
7
PERSNR
8
1
RELATIE TOT PERSOON MET VERSTANDELIJKE BEPERKING 0.
Welke relatie heeft u met betrokkene? Ik ben zijn/haar: ....................................................................................................... RE00 Natuurlijke ouder................................................. -01 Stiefouder, adoptief ouder of pleegouder ........... -02 Zuster of broer (incl. stief-, adoptief- of pleeg-) .. -03 Overige familie .................................................... -04 Anders, nl.: ............................................... -10 ………………………………………………………..
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
2
WOONVORM 1.
Waar woont betrokkene? WO01
Bij biologische ouders ............................................ 1 Bij familie (niet de biologische ouders) of pleegfamilie ....................................................... -2
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
3
HUISHOUDSAMENSTELLING Ik wil graag van u weten met wie betrokkene een huishouden deelt. * *
1.
TIJDELIJK AFWEZIGE PERSONEN (VAKANTIE, ZIEKENHUISOPNAME) OOK VERMELDEN. TIJDELIJK AANWEZIGE PERSONEN (GASTEN, LOGÉ’S) NIET MEETELLEN.
Allereerst wil ik weten uit hoeveel personen, inclusief betrokkene, het huishouden bestaat. HH01
personen 2.
Wat is het geslacht van betrokkene? HH02
Vrouw .................................................................... -1 Man ....................................................................... -2
3.
Wat is het geboortejaar van betrokkene? HH03
WILT U VOOR ALLE HUISGENOTEN VAN BETROKKENE (DUS OOK UZELF) DE VOLGENDE VRAGEN BEANTWOORDEN EN INVULLEN IN HET SCHEMA.
4.
In welke relatie staat hij/zij tot betrokkene?
5.
Wat is het geslacht?
6.
Wat is het geboortejaar?
7.
Kunt u nu voor iedere huisgenoot aangeven of hij/zij ook verstandelijke handicaps heeft? PERSOON HUISHOUDSCHEMA
1
VRAAG 4: RELATIE TOT BETROKKENE Ouder van betrokkene (incl. stief-, adoptief-, of pleeg-) Broer/zus van betrokkene (incl. stief-, adoptief- of pleeg-)
-2 -3
Vaste partner van betrokkene
-4
Kind van betrokkene
-5
Overige familie van betrokkene
-6
Overig
-8
VRAAG 5: GESLACHT
HH0501
Man
-1
Vrouw
-2
VRAAG 6: GEBOORTEJAAR
1 9 . . VRAAG 7: VERSTANDELIJK GEHANDICAPT
HH0601
. .
3
4
5
6
7
8
9
-1
Nee
-2
10 HH0410
2 3 -4 -5 -6 8
-2
-2
-2
-2
-2
-2
-3
-3
-3
-3
-3
-3
-4
-4
-4
-4
-4
-4
-5
-5
-5
-5
-5
-5
-6
-6
-6
-6
-6
-6
-8
-8
-8
-8
-8
-8
2
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-2
-2
-2
-2
-2
-2
.
. .
. .
. .
. .
. .
. .
2 3 -4 -5 -6 8 2
.
HH0701
Ja
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
2
HH0401
-2 -3 -4 -5 -6 -8 HH0510
-1 -2 HH0610
. . HH0710
2
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-2
-2
-2
-2
-2
-2
2
-1 -2
4
ACHTERGRONDKENMERKEN BETROKKENE 1.
Tot welke kerk of groepering op levensbeschouwelijke grondslag kan betrokkene worden gerekend? AB01
Nederlands Hervormd............................................ 1 Gereformeerd........................................................ -2 Rooms Katholiek ................................................... -3 Humanistisch......................................................... -4 Islamitisch ............................................................. -5 Joods..................................................................... -6 Andere kerk of groepering op levensbeschouwelijke grondslag .......................... -7
2a.
In welk land is betrokkene geboren? AB02A
Nederland............................................................ -01 Turkije ................................................................. -02 Marokko .............................................................. -03 Suriname............................................................. -04 Antillen/Aruba...................................................... -05 Molukse eilanden ................................................ -06 Voormalig Nederlands Indië................................ -07 Oost-Europa........................................................ -08 Zuid-Europa (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, voormalig Joegoslavië).................. -09 Overig Europa ..................................................... -10 Overige geïndustrialiseerde landen buiten Europa, te weten: Verenigde Staten, Canada, Japan en Australië................................ -11 Ander land........................................................... -12
2b.
Wat is het geboorteland van de vader van de betrokkene? Hier wordt de biologische vader bedoeld. AB02B
Nederland............................................................ -01 Turkije ................................................................. -02 Marokko .............................................................. -03 Suriname............................................................. -04 Antillen/Aruba...................................................... -05 Molukse eilanden ................................................ -06 Voormalig Nederlands Indië................................ -07 Oost-Europa........................................................ -08 Zuid-Europa (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, voormalig Joegoslavië).................. -09 Overig Europa ..................................................... -10 Overige geïndustrialiseerde landen buiten Europa, te weten: Verenigde Staten, Canada, Japan en Australië................................ -11 Ander land........................................................... -12
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
5
2c.
Wat is het geboorteland van de moeder van de betrokkene? Hier wordt de biologische moeder bedoeld. AB02C
Nederland............................................................ -01 Turkije ................................................................. -02 Marokko .............................................................. -03 Suriname............................................................. -04 Antillen/Aruba...................................................... -05 Molukse eilanden ................................................ -06 Voormalig Nederlands Indië................................ -07 Oost-Europa........................................................ -08 Zuid-Europa (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, voormalig Joegoslavië).................. -09 Overig Europa ..................................................... -10 Overige geïndustrialiseerde landen buiten Europa, te weten: Verenigde Staten, Canada, Japan en Australië................................ -11 Ander land........................................................... -12
3.
Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK
Geen enkele opleiding ........................................... A
AB0301
Basisonderwijs op ZMLK school............................ B Basisonderwijs op speciale basisschool of school voor buitengewoon onderwijs (MLK-school, LOM-school)....................C Basisonderwijs op tyltyl- of mytylschool.................D Basisonderwijs op “gewone” lagere school ........... E Voortgezet ZMLK-onderwijs (ZMLK-vso)............... F Speciale school voor voortgezet onderwijs (vso-LOM of vso-MLK; buitengewoon voortgezet onderwijs).............................................G Voortgezet onderwijs op tyltyl- of mytylschool ............................................................H Overig, nl.: ................................................... I …………………………………………geen antwoord
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
AB0309 AB0310
6
ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE 1a.
Heeft betrokkene visuele beperkingen? ON05A
Nee (ziet goed met of zonder bril) ........................ -1 Ja, in lichte mate (ziet niet zo goed, met of zonder bril) ................................................. -2 Ja, in ernstige mate (ziet weinig (zelfs met bril) of is blind) ...................................... -3 Onbekend.............................................................. -4
1b.
Heeft betrokkene auditieve beperkingen?
ON05B
Nee (hoort goed met of zonder hoorapparaat) ..... -1 Ja, in lichte mate (hoort niet zo goed, met of zonder hoorapparaat) ................................ -2 Ja, in ernstige mate (hoort weinig (zelfs met hoorapparaat) of is doof ....................... -3 Onbekend.............................................................. -4
2.
In hoeverre kan betrokkene de volgende activiteiten zelfstandig uitvoeren?
2a.
WC-bezoek
ON0801
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
2b.
Aan/uitkleden
ON0802
Zelfstandig............................................................-1 Met aansporing of toezicht...................................-2 Met enige hulp......................................................-3 Met veel hulp........................................................-4 Helemaal niet .......................................................-5
2c.
Wassen/douchen/baden
ON0803
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
2d.
Eten en drinken Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
ON0804
7
3.
In hoeverre kan betrokkene de volgende activiteiten zelfstandig uitvoeren?
3a.
Afwassen
ON0901
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
3b.
Eigen kamer netjes houden
ON0902
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
3c.
Broodmaaltijd verzorgen
ON0903
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
3d.
Eenvoudige warme maaltijd verzorgen
ON0904
Zelfstandig............................................................. -1 Met aansporing of toezicht.................................... -2 Met enige hulp....................................................... -3 Met veel hulp......................................................... -4 Helemaal niet ........................................................ -5
4a.
Hoe maakt betrokkene duidelijk wat hij/zij wil? Spreekt in hele zinnen en is voor iedereen te begrijpen ..............................................................-1 Praat in korte zinnen of met enkele woorden, maar is ook voor onbekenden te begrijpen .........-2 Heeft wat problemen met praten of praat onduidelijk, alleen bekende mensen begrijpen hem/haar ..............................................-3 Spreekt (vrijwel)niet, gebruikt gebaren of maakt geluid om aandacht te krijgen ...................-4
4b.
ON10A
VERDER MET VRAAG 5a
Kan betrokkene wel met plaatjes, pictogrammen, foto’s of gebarentaal duidelijk maken wat hij/zij wil? ON10B Ja .......................................................................... -1 Nee........................................................................ -2
5a.
Gaat betrokkene zelfstandig op pad binnen de woonwijk (lopen, fietsen, met de rolstoel)? ON11A
Betrokkene doet dit ............................................... -1 Betrokkene doet dit niet, maar zou het wel kunnen .................................................................. -2 Betrokkene kan dit niet ......................................... -3
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
8
5b.
Maakt betrokkene zelfstandig gebruik van het openbaar vervoer (bus, tram, metro, trein)? HIER WORDT NIET HET SPECIAAL GEHANDICAPTENVERVOER BEDOELD. ON11B
Betrokkene doet dit ............................................... -1 Betrokkene doet dit niet, maar zou het wel kunnen .................................................................. -2 Betrokkene kan dit niet ......................................... -3
5c.
Doet betrokkene zelfstandig een eenvoudige boodschap? ON11C
Betrokkene doet dit ............................................... -1 Betrokkene doet dit niet, maar zou het wel kunnen .................................................................. -2 Betrokkene kan dit niet ......................................... -3
5d.
Doet betrokkene zelfstandig dagelijkse boodschappen (eventueel met ondersteuning bij het maken van een boodschappenlijst)? ON11D
Betrokkene doet dit ............................................... -1 Betrokkene doet dit niet, maar zou het wel kunnen .................................................................. -2 Betrokkene kan dit niet ......................................... -3
5e.
Kan betrokkene zijn/haar zakgeld of huishoudgeld zelfstandig beheren? ON11E
Betrokkene doet dit ............................................... -1 Betrokkene doet dit niet, maar zou het wel kunnen .................................................................. -2 Betrokkene kan dit niet ......................................... -3
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
9
KENMERKEN WOONOMGEVING 1.
Heeft betrokkene motorische beperkingen (bijv. moeite met verplaatsen), waardoor er aanpassingen in de woning nodig zijn/waren? KW01
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
2a.
➜ VERDER MET “SOCIAALECONOMISCHE STATUS GEZIN”
Zijn er in de woning bouwkundige aanpassingen voor betrokkene? KW02A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
2b.
➜ VERDER MET “SOCIAALECONOMISCHE STATUS GEZIN”
Welke aanpassingen zijn dit? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Bouwkundige aanpassingen aan douche, bad, badkamer ....................................................... A Douchezitje, douchestoel, badzitje ........................ B Aanpassingen aan toilet (zoals verhoogde toiletpot).....................................C Toiletverhoger, toiletstoel of po-stoel.....................D Aanpassingen om de woning toegankelijker te maken (verbrede deuren, drempels verwijderd, hellingbaan, traplift) ............................. E Aangepaste keuken (verlaagd/verhoogd aanrecht) ................................................................ F Aangepast meubilair, aangepast bed ....................G Overige aanpassingen ...........................................H
2c.
KW02B01
KW02B08
Geen antwoord KW02B09 Heeft u het idee dat betrokkene zou moeten verhuizen naar een andere woning of andere woonvorm als deze aanpassingen er niet zouden zijn? KW02C
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
10
SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS GEZIN 1.
Wat is de hoogste opleiding die u OF uw eventuele partner heeft voltooid? SE01
Geen onderwijs ..................................................... -1 Lager onderwijs, VGLO, speciaal onderwijs......... -2 Lager beroepsonderwijs (LBO), zoals LTS (ambachtschool), LAO, LEAO............................... -3 MAVO, (M)ULO, 3-jarige HBS .............................. -4 HAVO, MMS.......................................................... -5 Middelbaar beroepsonderwijs (MBO), zoals MTS (UTS), MEAO, MSPO................................... -6 HBS, VWO, Atheneum, Gymnasium .................... -7 Hoger beroepsonderwijs (HBO), zoals HTS, HEAO, Sociale Academie ..................................... -8 Universitair onderwijs, zoals universiteit, TH, LH . -9 2. Zou u aan de hand van deze kaart kunnen zeggen hoe hoog uw NETTO gezinsinkomen per maand is? Wij bedoelen het netto inkomen van uzelf en uw eventuele partner. Het inkomen van kinderen (indien van toepassing) en kinderbijslag hoeft u hierbij dus niet mee te rekenen. SE02
Minder dan 1.500 gulden ...................................... -1 1.500 – 1.799 gulden ............................................ -2 1.800 – 2.099 gulden ............................................ -3 2.100 tot 2.999 gulden .......................................... -4 3.000 tot 4.499 gulden .......................................... -5 4.500 gulden of meer ............................................ -6
3a.
Verrichten u en uw partner momenteel betaald werk? SE03A
Ja, beiden werken................................................-1 Ja, één van beiden werkt .....................................-2 Nee, geen van beiden werken .............................-3
3b.
➜ VERDER MET “HUIDIGE BELASTING IN HET GEZIN”
Hoeveel uur werken u en uw partner samen? SE03B
uur per week
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
11
HUIDIGE BELASTING IN HET GEZIN 1.
Kost de verzorging en opvoeding van betrokkene uw gezin extra lichamelijke inspanningen (die de verzorging van andere huisgenoten niet kost)? HB01
Ja, veel.................................................................. -1 Ja, weinig .............................................................. -2 Nee........................................................................ -3
2.
Kost het thuis verzorgen van betrokkene uw gezin extra geld (die de verzorging van andere huisgenoten niet kost)? HB02
Ja, veel.................................................................-1 Ja, weinig .............................................................-2 Nee.......................................................................-3
3.
➜ VERDER MET VRAAG 4
Komt uw gezin hierdoor in de financiële problemen? HB03
Ja, beslist .............................................................. -1 Ja, net ................................................................... -2 Nee........................................................................ -3
4.
Krijgt uw gezin hulp van anderen bij het verzorgen van betrokkene? HB04
Ja, voldoende........................................................ -1 Ja, maar onvoldoende .......................................... -2 Nee........................................................................ -3
5.
Hoeveel tijd besteedt uw gezin gemiddeld per week ongeveer aan de verzorging, begeleiding en het bezighouden van betrokkene? HB05
Geen ..................................................................... -1 1 - 4 uur................................................................. -2 5 - 14 uur, dit is 1 - 2 uur per dag ......................... -3 15 - 30 uur, dit is 3 - 4 uur per dag ....................... -4 31 - 60 uur, dit is 5 - 8 uur per dag ....................... -5 Meer dan 60 uur, dit is meer dan 8 uur per dag ... -6
6.
Hoeveel mensen in uw gezin zijn betrokken bij de dagelijkse verzorging en begeleiding van betrokkene? HB06
Eén persoon.......................................................... -1 Twee personen ..................................................... -2 Meer dan twee personen ...................................... -3
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
12
WACHTLIJST WOONVOORZIENING 1.
Staat betrokkene op de wachtlijst voor een woonvoorziening? WW01
Ja .........................................................................-1
➜ VERDER MET VRAAG 3
Nee.......................................................................-2
2.
Heeft u wel concrete plannen gemaakt over de plaats waar betrokkene in de toekomst gaat wonen? WW02
Er zijn nog geen concrete plannen ......................-1
➜ VERDER MET “DAGBESTEDING - globaal”
Betrokkene is aangemeld voor woonvoorziening, maar heeft nog geen indicatie .........-2 Er zijn afspraken met familie of pleeggezin bij wie betrokkene gaat wonen ............................-3
3.
➜ VERDER MET VRAAG 5
Voor wat voor soort woonvoorziening of woonniveau is betrokkene aangemeld? WILT U OF VRAAG 3a OF VRAAG 3b BEANTWOORDEN.
3a.
WW03
Woonvoorziening (Begeleid) zelfstandig wonen................................ -1 Gezinsvervangend tehuis (GVT) .......................... -2 Dependance gezinsvervangend tehuis................. -3 Sociowoning.......................................................... -4 Intramurale instelling (internaat) ........................... -5
3b.
Woonniveau Niveau 1 (verzorgd verblijf gericht op verpleging, verzorging) ......................................... -1 Niveau 2 (wonen met accent op beschutting, met verpleging, verzorging en begeleiding).......... -2 Niveau 3 (wonen met intensieve begeleiding en in geringe mate verzorging) .................................. -3 Niveau 4 (wonen met in geringe mate begeleiding en verzorging).................................... -4 Niveau 5 (wonen met begeleiding, geen verzorging) ................................................... -5 Niveau 6 (kort verblijf opvang of crisisopvang) ..... -6
3c.
Wat is de belangrijkste reden waarom u heeft gekozen voor dit type woonvoorziening? WW03C Er viel niets te kiezen ............................................ -1 Ik wilde graag dat betrokkene op een beschut terrein zou wonen.................................... -2 Ik wilde graag dat betrokkene zoveel mogelijk in gewone woning/wijk zou wonen........................ -3 Ik wilde graag dat betrokkene met andere gehandicapten zou samenwonen ......................... -4 Ik wilde graag dat betrokkene voortdurend begeleiding zou krijgen ......................................... -5 Anders, nl.: .................................................... -6 ………………………………………………………………………
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
13
ALS BETROKKENE WEL IS AANGEMELD VOOR EEN WOONVOORZIENING, MAAR NOG GEEN INDICATIE HEEFT, DAN KUNT U VERDER GAAN MET VRAAG 5.
3d.
Sinds wanneer staat betrokkene al op de wachtlijst?
WW03D
Sinds : 4.
In welke urgentiecategorie is hij/zij ingedeeld?
WW04
Urgentie 1 (realisatie < 6 maanden gewenst)....... -1 Urgentie 1 (realisatie 7 < 12 maanden gewenst).. -2 Urgentie 2 (realisatie 13 < 24 maanden gewenst)................................................................ -3 Urgentie 3 (realisatie > 25 maanden gewenst)..... -4 Onbekend.............................................................. -5 Nog geen indicatie ................................................ -7
5.
Op welke termijn denkt u dat betrokkene ergens anders woont?
WW05
Zo spoedig mogelijk (binnen een halfjaar)............ -1 Over een half tot twee jaar.................................... -2 Over twee tot vijf jaar ............................................ -3 Over meer dan vijf jaar.......................................... -4 Nooit...................................................................... -5
5.
Wat is voor u de BELANGRIJKSTE reden om voor betrokkene een andere woonruimte te WW06 kiezen? SLECHTS ÉÉN ANTWOORD AANGEVEN. Betrokkene wilde dit zelf ..................................... -01 De verzorging werd lichamelijk te belastend............................................................. -02 De verzorging werd financieel te belastend............................................................. -03 Er was onvoldoende hulp van familie/vrienden/kennissen.................................. -04 Er was onvoldoende hulp van SPD/thuiszorg ..................................................... -05 Er was onvoldoende dagbesteding..................... -06 Er waren onvoldoende opvangmogelijkheden (weekendopvang, logeermogelijkheden) ............ -07 Betrokkene had de leeftijd dat mensen op zichzelf gaan wonen ...................................... -08 Andere kinderen in het gezin kwamen aandacht te kort .................................................. -09 De verzorger kwam er alleen voor te staan (door overlijden of echtscheiding partners) ........ -10 Het werd te gevaarlijk (voor betrokkene/het gezin) ................................ -11 Wat mij betreft, was het niet nodig, maar anderen (huisarts/vrienden) vonden het beter.... -12 Betrokkene moet zich kunnen redden als ouders ouder worden en (straks) niet meer voor betrokkene kunnen zorgen ......................... -13 De woning liet het niet toe/er waren te veel aanpassingen nodig............................................ -14 Anders, nl.: .................................................. -15 …………………………………………………………
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
14
DAGBESTEDING-globaal 1.
Waar brengt betrokkene de dag door? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Is de hele dag thuis................................................ A
DA0101
Bezoekt een school................................................ B Bezoekt een dagverblijf..........................................C Wordt opgevangen in woonvoorziening (dagopvang/dagverpleging) ...................................D Werkt (in sociale werkvoorziening/bedrijf/ overheidsinstelling) ................................................ E Verricht vrijwilligerswerk (zonder loon) .................. F Anders, nl.: .....................................................G ………………………geen antwoord.........................
DA0107 DA0108
ALS U BIJ VRAAG 1 SLECHTS 1 ANTWOORD HEEFT AANGEGEVEN, KUNT U DOORGAAN MET VRAAG 2b.
2a.
Wat is de voornaamste vorm van dagbesteding?
DA02A
Is de hele dag thuis............................................... -1 Bezoekt een school............................................... -2 Bezoekt een dagverblijf......................................... -3 Wordt opgevangen in woonvoorziening (dagopvang/dagverpleging) .................................. -4 Werkt (in sociale werkvoorziening/bedrijf/ overheidsinstelling) ............................................... -5 Verricht vrijwilligerswerk (zonder loon) ................. -6 Anders, nl.: .................................................... -7 ……………………………………………………………………………………..
ALS BETROKKENE GÉÉN DAGBESTEDING / WERK HEEFT, DAN KUNT U DOORGAAN MET VRAAG 3a.
2b.
Gaat betrokkene met plezier naar de dagbesteding/het werk?
DA02B
Ja, meestal wel ..................................................... -1 Wisselend.............................................................. -2 Nee, meestal niet .................................................. -3 Kan het niet inschatten ......................................... -4
3a.
Staat betrokkene op de wachtlijst voor een (andere) dagbesteding/werkvoorziening? DA03A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
3b.
Sinds wanneer staat betrokkene al op de wachtlijst? Sinds :
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
1 9
➜ VERDER MET ‘VRIJETIJDSBESTEDING’
DA03B
15
4.
Voor wat voor soort dagbesteding/werk staat betrokkene op de wachtlijst? DA04
Dagbesteding met verzorging en verpleging, eenvoudige activiteiten ......................................... -1 Dagbesteding met training/arbeidsmatige activiteiten ............................................................. -2 Sociale werkvoorziening ....................................... -3 Bedrijfsleven/overheidsdienst, al dan niet met begeleiding/jobcoach ..................................... -4 Vrijwilligerswerk, stage.......................................... -5
5.
In welke urgentiecategorie is hij/zij ingedeeld? Urgentie 1 (realisatie < 6 maanden gewenst)....... -1 Urgentie 1 (realisatie 7 < 12 maanden gewenst).. -2 Urgentie 2 (realisatie 13 < 24 maanden gewenst)................................................................ -3 Urgentie 3 (realisatie > 25 maanden gewenst)..... -4 Onbekend.............................................................. -5
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
DA05
16
VRIJETIJDSBESTEDING 1.
Heeft betrokkene op dit moment enige vorm van vrijetijdsbesteding in verenigingsverband? VR01
2a.
Ja .........................................................................-1 Nee, geen behoefte aan ......................................-2
➜ VERDER MET VRAAG 4a
Nee, maar wel behoefte aan................................-3
➜ VERDER MET VRAAG 3b
Welke vorm van vrijetijdsbesteding in verenigingsverband heeft betrokkene? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Vormings- en ontspanningsclub, speciaal ............. voor gehandicapten (bijv. toneel, handwerken, kooklessen, fotoclub) VR02A01A Muziekvereniging, speciaal voor gehandicapten..B
VERDER MET VRAAG 3a
Sportvereniging, speciaal voor gehandicapten.... C Vormings- en ontspanningsclub, niet speciaal voor gehandicapten ........................ D Muziekvereniging, niet speciaal voor gehandicapten ..............................................E Sportvereniging, niet speciaal voor gehandicapten (bijv. in gehandicaptenteam) ........F Anders, nl. ................................... VR02A07 G …………………………geen antwoord VR02A08
2b.
➜ VERDER MET VRAAG 3a
Heeft betrokkene hier vooral contact met verstandelijk gehandicapten of ook met mensen die niet verstandelijk gehandicapt zijn. VR02B
Vooral mensen met verstandelijke handicap ................................................................-1 Vooral mensen zonder verstandelijke handicap ................................................................-2 Evenveel mensen met als zonder verstandelijke handicap ................................................................-3
3a.
Heeft betrokkene behoefte aan meer/andere vrijetijdsbesteding? Ja ......................................................................... -1 Nee ...................................................................... -2 Kan het niet inschatten........................................ -3
3b.
VR03A
VERDER MET VRAAG 4a
Aan wat voor soort vrijetijdsactiviteiten heeft betrokkene vooral (meer) behoefte? VR03B Vormings- en ontspanningsclub, speciaal voor gehandicapten (bijv. toneel, handwerken, kooklessen, fotoclub) ............................................ -1 Muziekvereniging, speciaal voor gehandicapten.. -2 Sportvereniging, speciaal voor gehandicapten..... -3 Vormings- en ontspanningsclub, niet speciaal voor gehandicapten .............................................. -4 Muziekvereniging, niet speciaal voor gehandicapten ...................................................... -5 Sportvereniging, niet speciaal voor gehandicapten (bijv. in g-team) ............................ -6 Anders, nl. .................................................... -7 …………………………………………………………………………………….
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
17
VRAAG 3c UITSLUITEND BEANTWOORDEN ALS BETROKKENE GEEN VRIJETIJDSBESTEDING HEEFT, MAAR ER WEL BEHOEFTE AAN HEEFT (VRAAG 1b = 3)
3c.
Waarom heeft betrokkene geen vrijetijdsbesteding in verenigingsverband? VR03C
Gewenste vereniging/club voor gehandicapten niet aanwezig ........................................................ -1 Wil niet op gehandicaptenvereniging/club, maar voelt zich/wordt bij reguliere vereniging/ club niet geaccepteerd.......................................... -2 Te duur.................................................................. -3 Het vervoer is een probleem/vereniging is te ver weg .......................................................... -4 De mate van de beperkingen laten dit niet toe ..... -5 Anders, nl.: .................................................... -6 …………………………………………………………………………………….
4a.
Gaat betrokkene wel eens naar een bioscoop, concert, theater of museum? VR04A
1x per maand .......................................................-1 4 tot 11x per jaar ..................................................-2 2 à 3x per jaar ......................................................-3 1x per jaar ............................................................-4 Minder dan 1x per jaar .........................................-5
4b.
➜ VERDER MET VRAAG 4c
Met wie bezoekt betrokkene meestal een bioscoop, concert, theater of museum? VR04B
Alleen .................................................................... -1 Met ouders/familie................................................. -2 Met vrienden, ook verstandelijk gehandicapten ... -3 Met niet verstandelijk gehandicapte vrienden ...... -4
4c.
Zou betrokkene vaker uit willen naar een bioscoop, concert, theater of museum? VR04C
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2 Kan het niet inschatten ........................................-3
4d.
VERDER MET VRAAG 5a
Waarom gaat betrokkene niet vaker naar een bioscoop, concert, theater of museum? VR04D
Handicaps laten dat niet toe ................................. -1 Financiële reden ................................................... -2 Betrokkene voelt zich/wordt dan niet geaccepteerd ........................................................ -3 Anders, nl.: ................................................. -4 …………………………………………………………………………………..
5a.
Gaat betrokkene wel eens naar een restaurant, café of soos (buiten de woonvoorziening)? VR05A
Minstens eens per week ......................................-1 1x per maand of vaker (maar niet wekelijks) .......-2 Een paar keer per jaar .........................................-3 Nooit of minder dan 1x per jaar............................-4
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
➜ VERDER MET VRAAG 5d
18
5b.
Is dit een restaurant, café of soos voor verstandelijk gehandicapten of komen hier ook andere mensen? VR05B
Er komen vooral verstandelijk gehandicapten...... -1 Er komen zowel verstandelijk gehandicapten als anderen ........................................................... -2 Er komen bijna nooit verstandelijk gehandicapten ...................................................... -3
5c.
Met wie gaat betrokkene wel eens naar een restaurant,café of soos? VR05C
Alleen .................................................................... -1 Met ouders/familie................................................. -2 Met vrienden, ook verstandelijk gehandicapten ... -3 Met niet verstandelijk gehandicapte vrienden ...... -4
5d.
Zou betrokkene vaker uit willen naar een restaurant, café of soos? VR05D
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2 Kan het niet inschatten ........................................-3
5e.
VERDER MET VRAAG 6
Waarom gaat betrokkene niet vaker naar een restaurant, café of soos? VR05E
Handicaps laten dat niet toe ................................. -1 Financiële reden ................................................... -2 Betrokkene voelt zich/wordt dan niet geaccepteerd ........................................................ -3 Anders, nl.: ................................................. -4 …………………………………………………………………………………..
6.
Gaat betrokkene wel eens winkelen (buiten de woonvoorziening)? VR06
Minstens eens per week ......................................-1 1x per maand of vaker (maar niet wekelijks) .......-2 Een paar keer per jaar .........................................-3 Nooit of minder dan 1x per jaar............................-4
7.
Hoe gaat betrokkene naar zijn/haar vrijetijdsbesteding? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Lopend
-A
VR0701
Met de fiets/snorfiets/bromfiets .............................-B Met de auto (gebracht/gehaald door ouder/verzorger) ...................................................-C Met speciaal vervoer (taxibus, rolstoeltaxi)...........-D Met openbaar vervoer (bus/tram)
-E VR0705
Niet van toepassing (heeft geen vrijetijdsbesteding buiten de instelling Anders, nl.: ……………………………geen antwoord
-F VR0707 -G VR0706
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
VR0708
19
8.
Heeft betrokkene voldoende financiële middelen voor het ondernemen van vrijetijdsactiviteiten, zoals café- of bioscoopbezoek? VR08
Ja .......................................................................... -1 Nee........................................................................ -2
9a.
Is betrokkene de afgelopen TWAALF maanden met vakantie geweest? WE SPREKEN HIER VAN “VAKANTIE” ALS HET GAAT OM MEER DAN DRIE OVERNACHTINGEN ELDERS, OOK ALS HET GAAT OM LOGEREN BIJ FAMILIE/VRIENDEN. VR09A
Ja ......................................................................... -1 Nee ...................................................................... -2
9b.
➜ VERDER MET “SOCIAAL NETWERK”
Hoeveel keer? VR09B
keer 9c.
Wat voor een soort vakantie is dit geweest? ALS BETROKKENE VAKER OP VAKANTIE IS GEWEEST, WILT U DEZE VRAAG DAN BEANTWOORDEN VOOR LANGSTE VAKANTIE VR09C
Minstens enkele dagen bij familie of vrienden gelogeerd. .............................................. -1 Vakantie in hotel, vakantiehuisje, boot, etc. met familie/vrienden ....................................... -2 Anders, nl.: .................................................... -6 ……………………………………………………………………………..……
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
20
SOCIAAL NETWERK 1.
Heeft betrokkene een vaste partner?
SN01A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
2a.
Heeft betrokkene vrienden? VRIENDEN VIA DE DAGBESTEDING/HET WERK EVENTUEEL WEL MEETELLEN. SN03B
Ja, alleen verstandelijk gehandicapte vrienden ...............................................................-1 Ja, ook niet-verstandelijk gehandicapte vrienden ...............................................................-2 Nee.......................................................................-3
2b.
➜ VERDER MET VRAAG 3
Hoe vaak ontvangt betrokkene bezoek van vrienden? SN03C
Een paar keer per week........................................ -1 Iedere week, ongeveer eens per week................. -2 Iedere maand, maar niet iedere week .................. -3 Een paar keer per jaar .......................................... -4 Minder dan 1x per jaar .......................................... -5
2c.
Hoe vaak gaat betrokkene zelf op bezoek bij vrienden? SN03D
Een paar keer per week........................................ -1 Iedere week, ongeveer eens per week................. -2 Iedere maand, maar niet iedere week .................. -3 Een paar keer per jaar .......................................... -4 Minder dan 1x per jaar .......................................... -5
3.
AIs u zich een gewone maand voorstelt, hoeveel verschillende mensen komen dan bij betrokkene op bezoek (bezoek voor eventuele huisgenoten niet meetellen)? PROFESSIONELE HULPVERLENERS NIET MEETELLEN. SN05
Geen ..................................................................... -1 1 ............................................................................ -2 2-3 ......................................................................... -3 4-5 ......................................................................... -4 Meer dan 5 ............................................................ -5
4.
Heeft u het idee dat betrokkene meer contacten zou willen hebben? SN08
Ja .......................................................................... -1 Nee........................................................................ -2
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
21
GEZONDHEID EN GEBRUIK MEDISCHE VOORZIENINGEN 1a.
Hoeveel dagen heeft betrokkene in de afgelopen 14 dagen ziek op bed gelegen? GM01A
dagen 1b.
Gebruikt betrokkene momenteel medicijnen? GM01B
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
1c.
➜ VERDER MET VRAAG 2a
Zitten daar ook middelen bij in verband met gedragsproblemen? GM01C
Ja .......................................................................... -1 Nee........................................................................ -2
2a.
Heeft betrokkene de afgelopen DRIE maanden een HUISARTS geraadpleegd? Het gaat hierbij om bezoeken op het spreekuur, visites van de huisarts en telefonische consulten. GM02A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
2b.
➜ VERDER MET VRAAG 3a
Hoe vaak heeft betrokkene de afgelopen DRIE maanden een HUISARTS geraadpleegd? GM02B
keer 3a.
Heeft betrokkene de afgelopen DRIE maanden contact gehad met een SPECIALIST? Het gaat hierbij niet om contacten tijdens een ziekenhuisopname. Wel tellen mee het laten maken van foto’s zonder dat betrokkene in een ziekenhuis lag, contacten voor de eerste hulp of poliklinische behandeling. GM03A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
3b.
➜ VERDER MET VRAAG 4a
Hoe vaak heeft betrokkene de afgelopen DRIE maanden een SPECIALIST geraadpleegd? GM03B
keer 4a.
Heeft betrokkene de afgelopen DRIE maanden contact gehad met een FYSIOTHERAPEUT? GM04A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
4b.
➜ VERDER MET VRAAG 5a
Hoe vaak is betrokkene de afgelopen DRIE maanden bij een FYSIOTHERAPEUT geweest? GM04B
keer
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
22
5a.
Heeft betrokkene de afgelopen TWAALF maanden in een ziekenhuis of kliniek gelegen? GM05A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
5b.
➜ VERDER MET VRAAG 6
Hoe vaak heeft betrokkene de afgelopen TWAALF maanden in een ziekenhuis of kliniek gelegen? GM05B keer
6.
Heeft betrokkene de afgelopen TWAALF maanden een psychiater, psycholoog, een orthopedagoog of een andere deskundige op het gebied van gedragsproblemen of psychische klachten geraadpleegd? GM06 Ja .......................................................................... -1 Nee........................................................................ -2
7.
Hoe is betrokkene verzekerd tegen ziektekosten? GM07
Ziekenfonds........................................................... -1 Particuliere ziektekostenverzekering .................... -2 Op een andere wijze ............................................. -3 Niet........................................................................ -4
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
23
GEBRUIK ZORGVERLENING 1a.
Krijgt u bij de verzorging van betrokkene hulp van buren, kennissen of familieleden (buiten het gezin)? GZ01A
Ja, regelmatig.......................................................-1 Ja, een enkele keer..............................................-2 Nee.......................................................................-3
1b.
VERDER MET VRAAG 2a
Hoeveel uur per week krijgt u bij de verzorging van betrokkene hulp van buren, kennissen of familieleden? GZ01B
uur per week 2a.
Krijgt uw gezin hulp van thuiszorg in verband met de verzorging van betrokkene? Hier wordt niet de hulp van de SPD of het GVT bedoeld, maar van een thuiszorginstelling. GZ02A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
2b.
Hoeveel uur per week helpt de thuiszorg?
➜ VERDER MET VRAAG 3 GZ02B
uur per week (geen hulp = 0 uur) 2c.
Bij welke taken helpt de thuiszorg?
GZ02C
Sociale of agogische begeleiding van betrokkene ....................................................-1 Persoonlijke verzorging of verpleging van betrokkene ....................................................-2 Huishoudelijke werkzaamheden ..........................-3
3.
Hoe vaak heeft betrokkene de afgelopen TWAALF maanden gebruik gemaakt van de volgende opvangmogelijkheden?
3a.
Weekendopvang (hiermee wordt geen kort verblijf logeeropvang bedoeld) GZ0301 keer (nooit = 0 keer)
3b.
Midweekopvang
GZ0302
keer (nooit = 0 keer) 3c.
Vakantieopvang
GZ0303
keer (nooit = 0 keer) 3d.
Kort verblijf logeeropvang keer (nooit = 0 keer)
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
GZ0304
24
3e.
Crisisopvang
GZ0305
keer (nooit = 0 keer) 4a.
Vindt u dat u voldoende gebruik kunt maken van de verschillende opvangmogelijkheden? GZ04A
Ja .........................................................................-1
➜ VERDER MET VRAAG 5a
Nee.......................................................................-2
4b.
Hoe komt dat? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Er zijn wachtlijsten ................................................. A De eigen bijdragen zijn te hoog ............................. B Te ver weg .............................................................C Betrokkene vindt het daar niet prettig, daarom doe ik het liever niet..................................D Betrokkene heeft teveel beperkingen, past daar niet ......................................................... E Anders, nl.: ..................................................... F …………………………………geen antwoord .......... .......................................................
4c.
GZ04B01
GZ04B06 GZ04B07
Wat is de BELANGRIJKSTE reden? SLECHTS ÉÉN ANTWOORD MOGELIJK. GZ04C
Er zijn wachtlijsten ................................................ -1 De eigen bijdragen zijn te hoog ............................ -2 Te ver weg ............................................................ -3 Betrokkene vindt het daar niet prettig, daarom doe ik het liever niet................................. -4 Betrokkene heeft teveel beperkingen, past daar niet ........................................................ -5 Anders (zie vraag 4b.)........................................... -6
5a.
Maakt u thuis wel eens gebruik van een betaalde oppas voor betrokkene? GZ05A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
5b.
➜ VERDER MET VRAAG 6a
Hoeveel keer per maand maakt u gebruik van zo’n oppas? GZ05B
keer per maand 6a.
Krijgt uw gezin begeleiding of praktische thuishulp van de SPD, een GVT of een Algemene Instelling voor Verstandelijk Gehandicapten (AIVG)? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Ja, vanuit SPD ...................................... GZ06A01-A Ja, vanuit GVT .................................................... -B Ja, vanuit AIVG ................................................... -C Nee........................................................ GZ06A04-D Geen antwoord
6b.
➜ VERDER MET VRAAG 7
GZ06A05
Hoeveel uur per week krijgt uw gezin hulp van de SPD, GVT of Algemene Instelling voor Verstandelijk Gehandicapten (AIVG)? GZ06B1
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
uur per week van de SPD
GZ06B2
uur per week van het GVT of AIVG
25
6c.
Waar helpt de begeleider van de SPD, GVT of AIVG bij? MEER ANTWOORDEN MOGELIJK. Begeleiding bij arbeid.............................................C Vrijetijdsbesteding organiseren..............................D Opbouwen sociaal netwerk.................................... E Anders, nl.: .....................................................G ……… Geen antwoord.............................
7a.
GZ06C03 GZ06C05 GZ06C07 GZ06C08
Heeft u voor betrokkene de afgelopen TWAALF maanden onkosten gemaakt in verband met het gebruik van thuiszorg of andere vormen van zorg (denk bijvoorbeeld aan eigen bijdragen)? GZ07A
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
7b.
➜ VERDER MET VRAAG 7c
Hoeveel extra kosten heeft u de afgelopen TWAALF maanden hiervoor gemaakt? GZ07B gulden
7c.
Heeft u voor betrokkene de afgelopen TWAALF maanden extra onkosten gemaakt in verband met diëten, extra kosten voor kleding (dus kosten die mensen zonder beperking niet maken)? GZ07C
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
7d.
➜ VERDER MET VRAAG 7e
Hoeveel extra kosten heeft u de afgelopen TWAALF maanden hiervoor gemaakt? GZ07D
gulden 7e.
Heeft u voor betrokkene de afgelopen TWAALF maanden onkosten gemaakt in verband met hulpmiddelen of woningaanpassingen? GZ07E
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
7f.
➜ VERDER MET VRAAG 7g
Hoeveel extra kosten heeft u de afgelopen TWAALF maanden hiervoor gemaakt? GZ07F
gulden 7g.
Heeft u voor betrokkene ook een vergoeding voor een deel van deze onkosten voor bijvoorbeeld zorg, dieet, hulpmiddelen of woningaanpassingen gekregen? GZ07G
Ja .........................................................................-1 Nee, kwam daar niet voor in aanmerking ............-2 Nee, want wist niet van het bestaan van een vergoedingenregeling ...................................-3 Nee, vanwege andere redenen, nl.:
VERDER MET “PERSOONSGEBONDEN BUDGET”
……………………………………….. ..................-4
7h.
Hoeveel vergoeding heeft u de afgelopen TWAALF maanden hiervoor in totaal ongeveer ontvangen (bijvoorbeeld via de WVG, de bijzondere bijstand, de belastingteruggave of de verzekering? GZ07H
gulden
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
26
PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB) 1.
Ontvangt betrokkene een PGB (persoonsgebonden budget of persoonsvolgend budget)? PB01
Ja, persoonsgebonden budget ............................-1 Ja, persoonsvolgend budget................................-2 Nee.......................................................................-3
2.
➜ VERDER MET VRAAG 3
Wat is de omvang van het PGB dat jaarlijks wordt uitgekeerd? PB02
gulden 3.
➜ VERDER MET “INKOMEN”
Waarom maakt betrokkene geen gebruik van PGB? PB03
Betrokkene wil geen PGB ..................................... -1 Niet voldoende bekend wat PGB is/ waar het kan worden aangevraagd ...................... -2 PGB is veel te veel (financiële) romslomp ............ -3 Betrokkene komt niet in aanmerking .................... -4 Staat nog op wachtlijst .......................................... -5 Anders, nl.: .................................................... -6 ……………………………………………………………………………..
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)
27
INKOMEN Er is weinig bekend over de financiële positie van mensen met een verstandelijke beperking. Daarom willen wij u hier een en ander over vragen. 1.
Heeft betrokkene een WAJONG-uitkering (vroeger AAW-uitkering)? IN01
Ja, een volledige uitkering ...................................-1 Ja, een gedeeltelijke uitkering .............................-2 Nee.......................................................................-3
2.
Heeft betrokkene andere inkomsten dan een WAJONG-uitkering? Denk hierbij bijvoorbeeld aan loon uit arbeid (al dan niet via sociale werkvoorziening). IN02
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
3.
Hoe hoog is het totale NETTO inkomen van betrokkene per maand? Het gaat om het netto inkomen zonder incidentele inkomsten zoals vakantiegeld of rente-inkomsten. IN03
Geen inkomen....................................................... -1 Wel inkomen, maar minder dan 1.100 gulden ...... -2 1.100 – 1.199 gulden ............................................ -3 1.200 – 1.299 gulden ............................................ -4 1.300 – 1.499 gulden ............................................ -5 1.500 – 1.799 gulden ............................................ -6 1.800 – 2.499 gulden ............................................ -7 2.500 – 2.999 gulden ............................................ -8 3.000 gulden of meer ............................................ -9 Weet niet ............................................................. -10
4.
Mensen kunnen ook incidentele inkomsten hebben, bijvoorbeeld in de vorm van rente of dividend. Heeft betrokkene in 1999 dergelijke inkomsten ontvangen? IN04
Ja .........................................................................-1 Nee.......................................................................-2
5.
➜ EINDE VRAGENLIJST
Hoeveel was in 1999 het bedrag van deze inkomsten? We bedoelen het bruto bedrag, dat wil zeggen het bedrag zonder aftrek van belasting. IN05
Minder dan ƒ 1.000,--............................................ -1 ƒ 1.000,-- tot ƒ 2.000,-- ......................................... -2 ƒ 2.000,-- tot ƒ 5.000,-- ......................................... -3 ƒ 5.000,-- of meer ................................................. -4 HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!
9706-Gehandicapten Ft Versie 11 (4-2000)