MIJN TANTES UIT GENT
Methodiek
MIJN TANTES UIT GENT 1. Inleiding
3
2. Thema’s - Diversiteit en racisme - Identiteit - Gender - Erfgoed en migratie
4
3. Doelgroep Onderwijs - Eindtermen - Project Algemene Vakken
6
4. Oefeningen - Algemene nabespreking - Migratiegeschiedenis van de 3 zussen - Allemaal verschillend ? - Stellingenspel: migratie en migranten - Migratie is een levenslang proces - Migratie van de andere kant bekeken - Actie !
8
5. Historiek Marokkaanse migratie naar België
24
MIJN TANTES UIT GENT
|2
1. Inleiding De documentaire ‘Mijn tantes uit Gent’ vertelt het verhaal van Jemâa, Saâdia en Fatima Touil, drie vrijgevochten Marokkaanse zussen. Zij emigreerden in de jaren ‘70 naar België om bij Vlaamse families als kindermeisje aan de slag te gaan. Wanneer de zussen terugkeren naar hun geboortestad, wordt duidelijk dat ze zich daar niet meer thuis voelen. ‘Mijn tantes uit Gent’ is een familiekroniek die de uiteenlopende levenswandel van de zussen op een ontroerende, maar rake manier schetst. De film ‘Mijn tantes uit Gent’ geeft daarom aanleiding tot gesprekken en discussies rond het thema migratie, positie van vrouwen in de migratie, integratie,…. In deze leidraad stellen we een aantal methodieken voor om discussies op gang te brengen. Zoals gezegd belicht de film de migratieverhalen van de drie zussen. Elk vertellen ze vanuit hun perspectief over hun persoonlijke migratie en de impact van die migratie op hun leven. In de oefeningen voor de nabespreking willen we inzicht geven in en aanzetten tot nadenken over de diverse aspecten van migratie: vrouwelijke migratie, impact van migratie op een mensenleven, identiteit, band met het land van herkomst, ‘integratie’, verwachtingen en dromen,…
MIJN TANTES UIT GENT
|3
2. THEMA’S Deze leidraad wil de maatschappelijke thema’s die aanbod komen in de film, op een constructieve manier in groep bespreekbaar maken. Er wordt hierbij op volgende thema’s gefocust:
Diversiteit en racisme De migratie uit de jaren ‘60 en ‘70 behoort tot de geschiedenis van Vlaanderen en tot het Vlaamse erfgoed en verbindt zo het lot van de allochtone en autochtone bevolking. We delen een stuk geschiedenis die tot op vandaag mee vorm geeft aan ons erfgoed, onze cultuur en identiteit. Door het genuanceerd weergeven van de migratiegeschiedenis kunnen we het wij-tegen-zij denken tegengaan, zowel bij de Vlaamse bevolking als bij de Marokkaanse gemeenschap en tot nadenken aanzetten over migratie in deze geglobaliseerde wereld.
Identiteit Migratie gaat gepaard met een zoektocht naar een ‘duidelijke’ (culturele) identiteit en spanningen tussen traditie en moderniteit ten gevolge van de globalisering. Migranten worden vaak vastgepind op hun afkomst of religie: Marokkaan, Turk, moslim,… In onze diverse samenleving wordt ‘identiteit’ de laatste jaren een steeds belangrijker thema: denken we maar aan het veelvoudig gebruik van de ‘Vlaamse identiteit’, de discussie over dubbele nationaliteiten en loyaliteiten. Men vertrekt vanuit het idee dat iemands identiteit vastligt door het behoren tot één bepaalde groep: de Vlaming, de Marokkaan, de Franstalige,... Dichter bij de hedendaagse realiteit komt het begrip ‘meervoudige identiteit’. Daarmee wordt bedoeld dat identiteit het gevolg is van ieders unieke levensgeschiedenis, van allerlei ervaringen en invloeden en daarom ook niet vastligt voor de rest van zijn of haar leven. Migranten kunnen zich op een erg verschillende manier verbonden voelen met hun land van herkomst en met hun nieuwe land, met hun familie, vrienden, beroepsgroep,…, allemaal aspecten die deel uitmaken van wat iemand ervaart als zijn of haar ‘identiteit’.
MIJN TANTES UIT GENT
|4
Gender Genderproblematiek bespreekbaar maken: socialisatie, stereotiepe beeldvorming en rolpatronen ter discussie stellen. Openheid creëren door te focussen op gezamelijke kenmerken (menselijkheid) en niet zoals al te vaak het geval is in de media de verschillen tegen elkaar uitspelen door middel van vooroordelen en clichés. Migratie is een zaak van mannen en vrouwen. Als het over de eerste generatie gaat, ligt de klemtoon vaak op de verhalen van mannen. Vrouwen beleven migratie anders. Het is belangrijk om zicht te krijgen op de diverse aspecten die vrouwelijke migratie kenmerken.
Erfgoed en migratie Door de 3de en 4 de generatie terug te laten kennismaken met de migratiegeschiedenis van hun ouders en grootouders en dit te plaatsen in de evoluties van onze samenleving, krijgen ze een beter zicht op hun eigen leven en de gevoelens van vervreemding waarmee ze worstelen. De bedoeling is om de interesse van jongeren in hun eigen erfgoed aan te wakkeren en daardoor hun maatschappelijke participatie te bevorderen. De migratiegeschiedenis van de drie zussen is atypisch voor de migratie van de meeste migrantengezinnen maar toont daarom juist het veelvoud aan verhalen en ervaringen aan.
MIJN TANTES UIT GENT
|5
3. DOELGROEP ONDERWIJS Deze leidraad is bedoeld om te gebruiken in secundaire scholen voor leerlingen van de derde graad, in verenigingen, studentenorganisaties, hogescholen, … Als begeleider ken je je doelgroep het beste. Per oefening voorzien we een opbouw en achtergrondinformatie. Je kan zelf oefeningen aanpassen naargelang je doelgroep of de behoeften van je doelpubliek. Deze methodiek kan tevens gebruikt worden bij de realisatie van de einddoelen voor de derde graad secundair onderwijs (ASO en TSO) zoals vooropgesteld door het Vlaams Ministerie van Onderwijs.
In 2010 werden nieuwe vakoverschrijdende eindtermen geformuleerd voor het Nederlandstalig onderwijs. De ‘klassieke thema’s’ zoals opvoeden tot burgerzin, zijn vervangen door een nieuw kader. Dit kader bestaat uit één stam (leren leren) en zeven contexten (lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid, sociaalrelationele ontwikkeling, omgeving en duurzame ontwikkeling, politiekjuridische samenleving, socio-economische samenleving, sociaalculturele samenleving). De eindtermen in de stam zijn gericht op sleutelcompetenties als creativiteit, kritische zin of respect. Ze kunnen in alle onderwijs- en opvoedingsactiviteiten worden toegepast. In de contexten staan de eindtermen die typisch zijn voor een bepaald ‘inhoudelijk geheel’. Onderdelen met betrekking tot ontwikkelingseducatie en mondiale vorming bevinden zich in verschillende contexten, namelijk in omgeving en duurzame ontwikkeling, politiek-juridische samenleving, socio-economische samenleving en sociaalculturele samenleving. De methodieken kunnen gebruikt worden bij het realiseren van vakoverschrijdende eindtermen (VOET) voor de volgende sleutelcompetenties: EMPATHIE De leerlingen houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen. KRITISCH DENKEN De leerlingen kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h. van relevante criteria. De leerlingen zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken. De leerlingen kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken. EEN OPEN EN CONSTRUCTIEVE HOUDING De leerlingen houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in samenleving en wereld. De leerlingen toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten. MIJN TANTES UIT GENT
|6
RESPECT De leerlingen gedragen zich respectvol. Anderzijds zijn er aanknopingspunten en raakvlakken met de meer specifieke eindtermen verbonden aan diverse contexten zoals gedefineerd door het Ministerie van Onderwijs. CONTEXT 5: POLITIEK-JURIDISCHE SAMENLEVING. De leerlingen geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de mondialisering voordelen, problemen en conflicten inhoudt. CONTEXT 7: SOCIO-CULTURELE SAMENLEVING De leerlingen beschrijven de dynamiek in leef- en omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale en culturele groepen. De leerlingen gaan constructief om met de verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De leerlingen illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit. De leerlingen trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. De thema’s en methodieken in deze leidraad sluiten tevens aan bij de eindtermen voor het Project Algemene Vakken (PAV) die voor de derde graad BSO werden uitgewerkt. Met name: TIJD- EN RUIMTEBEWUSTZIJN De leerlingen zien in op grond van de actualiteit en eigen ervaringen dat er een verband bestaat tussen verleden, heden en toekomst en dat er culturele verschillen zijn in het dagelijks leven van mensen. De leerlingen kunnen belangrijke wereldproblemen herkennen en bespreken. FUNCTIONELE INFORMATIEVERWERVING EN –VERWERKING De leerlingen kunnen relevante informatie in concrete situaties vinden, selecteren en gebruiken. De leerlingen kunnen informatie uit uiteenlopend tekstmateriaal begrijpen en gebruiken. De leerlingen kunnen spontaan gebruikmaken van voor hen relevante informatie en communicatietechnologie. FUNCTIONELE TAALVAARDIGHEID De leerlingen kunnen uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie halen. De leerlingen kunnen over die informatie reflecteren en ze evalueren. De leerlingen kunnen mondeling argumenteren. (Bron: PAV – Concretisering Eindtermen 3de graad BSO http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/infobank-project-algemenevorming/PAV-derde-graad-eerste-en-tweede-jaar-concretiseringen.pdf)
MIJN TANTES UIT GENT
|7
4. OEFENINGEN
• • • • • • •
Algemene nabespreking Migratiegeschiedenis van de 3 zussen Allemaal verschillend ? Stellingenspel: migratie en migranten Migratie is een levenslang proces Migratie van de andere kant bekeken Actie
MIJN TANTES UIT GENT
|8
NABESPREKING FILM ‘ MIJN TANTES UIT GENT’
Bekijk met de groep de film ‘Mijn tantes uit Gent’. Onderstaande vragen bieden inspiratie voor de nabespreking. Afhankelijk van de grootte van de groep en de beschikbare tijd kan je evoor kiezen de vragen in groep te bespreken of te werken in kleinere groepjes die daarna plenair terugkoppelen.
Vragen - Wat vond je van de film? - Wat is volgens jou de boodschap van deze film? Waarom denk je dat? - Wat vind je van de titel ‘ Mijn tantes uit Gent’? Wat is volgens jou de motivatie van de filmmakers? Verzin zelf een andere passende titel en motiveer je keuze. - Welke scène is je het meeste bijgebleven? Kan je vertellen waarom? - In de film vertellen drie zussen over hun migratie naar België. Voor wie had je het meeste sympathie? Voor wie het minste? Geef telkens argumenten. - Wat vond je verrassend aan de film? - Heb je nog vragen over de film?
MIJN TANTES UIT GENT
|9
MIGRATIEGESCHIEDENIS VAN DE DRIE ZUSSEN
Migratie is een lang proces. Sinds de migratie van de drie zussen is er veel veranderd. Voor vele groepen mensen wordt het steeds moeilijker om naar België (en Europa) te komen. Er is een veelvoud aan statuten en voorwaarden. De weg naar papieren is vaak niet evident. Nu horen we de verhalen van asielzoekers, opvangcrisissen, mensen zonder papieren, hongerstakingen en gedwongen terugkeer.
Vragen •
Kan je de 3 migratieverhalen van de 3 zussen reconstrueren?
• Hoe zijn ze in feite naar België gekomen? • Wat waren hun verwachtingen? • De film vertelt migratieverhalen over de jaren ’70. Hoe is het nu? • De film focust op de migratie van de 3 vrouwen. Wat denk je dat typisch vrouwelijk is aan de migratie van Jemâa, Saâdia en Fatima? Wat zou er anders zijn als het om mannen gaat? Ter inspiratie bekijk de CANVASdocumentaire ‘Trik Slama’ (over het verhaal van een eerste generatie Marokkaanse man). • Zou je zelf ooit migreren? Waarom wel/waarom niet? • Ben je zelf gemigreerd? Wat is jouw verhaal? MIJN TANTES UIT GENT
| 10
INSPIRATIE Jemâa, Saâdia en Fatima Touil kwamen naar België om te werken. Alledrie werden ze in de jaren ’70 tewerkgesteld door Vlaamse families. Saâdia keerde een paar keer terug naar Marokko en heeft uiteindelijk toch voor België gekozen omwille van haar liefde voor Herman. Het verhaal van de 3 zussen geeft de deelnemers inzicht in de 3 migratieverhalen van de zussen. We vinden het belangrijk om deze authentieke verhalen in een breder kader te plaatsen. Daarom vind je bij hoofdstuk 5 achtergrondinformatie met dé belangrijkste aspecten van de Marokkaanse migratie naar België. Bij deze migratie spelen immers diverse factoren een rol. Als de deelnemers zelf deze factoren niet binnenbrengen, kan deze info jou als begeleider houvast bieden.
MIJN TANTES UIT GENT
| 11
ALLEMAAL VERSCHILLEND?
Over Marokkaanse vrouwen heersen in de maatschappij vaak stereotiep beelden. Marokkaanse vrouwen zouden onderdrukt worden, geen eigen keuzes maken, niet werken, niet deelnemen aan het verenigingsleven,… Tegenwoordig is er ook een steeds grotere groep van hogeropgeleide vrouwen die met of zonder hoofddoek een rol in de verschillende geledingen van de maatschappij opnemen: wetenschap, cultuur, politiek, zorg, kunst… Verschillende onderzoeken duiden ook op het feit dat meisjes van Marokkaanse origine steeds meer hogere diploma’s halen. De film geeft de kijker een inzage in het leven van 3 zussen Jemâa, Saâdia en Fatima. Deze moedige vrouwen vertellen hoe ze met vallen en opstaan, zonder opleiding, zonder inburgeringsbeleid en onthaalklassen hun weg hebben gevonden naar werk, verenigingsleven, Nederlands,… Door écht kennis te maken met de vrouwen krijgt de kijker inzicht in de leefwereld van deze vrouwen. En waarschijnlijk heeft hij/zij meer gemeen met ‘Marokkaanse vrouwen’ dan eerst gedacht. Mensen zijn verschillend. Mensen hebben verschillende identiteiten ( man/vrouw, beroep, achtergrond, woonplaats, hobby, gehuwd/kinderen/alleen, …). Door zicht te krijgen op de verschillende aspecten van de 3 zussen ontdekken de deelnemers ook (on)verwachte gelijkenissen met de 3 zussen.
Opdracht - Vraag de deelnemers na te denken over 3 aspecten die ze gemeen hebben met één van de personages van de film. - Vraag de deelnemers na te denken over 3 aspecten waarin ze verschillend zijn van de deelnemers.
MIJN TANTES UIT GENT
| 12
INSPIRATIE Laat eerst deelnemers zelf aspecten of kenmerken aanbrengen. Als deelnemers te hard blijven hangen in eenzelfde visie, kan je andere aspecten aanreiken. Vraag bijvoorbeeld naar aspecten die al dan niet gemeenschappelijk zijn met de 3 zussen op vlak van familiale situatie, hobby’s, werk, karaktereigenschappen, … Deze nieuwe elementen zullen deelnemers doen beseffen dat ze meer gemeen hebben met de ‘3 zussen’ dan gedacht en zullen in feite - en dat is de kern van de zaak – de mens achter Jemâa , Fatima en Saâdia leren kennen. Een andere optie is om onderstaande lijstje ‘eigenschappen’ aan de deelnemers te geven en te vragen welke eigenschappen of kenmerken ook voor hen gelden. Belangrijke slotvraag aan de deelnemers is of ze vinden dat ze veel of weinig met de 3 zussen gemeen hebben. Hadden ze dit verwacht?
Eigenschappen Ik heb een kat. Ik drink graag muntthee. Ik ben geëngageerd in een organisatie in mijn buurt. Ik hou van tekenen naar levend naakt model. Ik ga graag op vakantie in Marokko. Ik heb familie in Marokko. Ik neem vaak de bus. Ik heb geen geheimen voor niemand. Ik vind dat je niet overal en tegen iedereen alles kan vertellen. Ik draag een bril. Ik hou van sneeuw. Ik zit soms met mijn lief op een bank te babbelen. Ik heb mijn demente moeder verzorgd. Mijn ouders leven niet meer.
Ik heb 2 zussen. Ik doe vrijwilligerswerk. Nederlands is niet mijn moedertaal, maar ik kan mij goed verstaanbaar maken. Ik hou van Gent. Ik woon in Gent. Ik doe af en toe een babbel met de buren. Ik heb de kuismicrobe. Iemand in mijn familie heeft suikerziekte. Ik heb een dochter. Ik ben in een ander land geboren en woon nu in België. Vroeger vonden ze mij brutaal en lomp. Ik hou van de natuur. Ik zit in een gemengde relatie. Ik heb problemen met mijn ogen.
MIJN TANTES UIT GENT
| 13
STELLINGENSPEL:MIGRATIE EN MIGRANTEN
Naast de persoonlijke verhalen van de 3 zussen bevat de film ‘ Mijn tantes uit Gent’ ook veel uitspraken die een diepere discussie over migratie, de positie van migranten in de samenleving, vooroordelen die daarrond bestaan, …kunnen aanwakkeren. Werken met stellingen is een ideale manier om op een actieve en onderbouwde manier deelnemers te stimuleren om na te denken over diverse aspecten en hun meningen hierrond te funderen. De begeleider schrijft een stelling of spreuk op het bord of leest deze hardop voor. De deelenemers die het met een stelling/spreuk eens zijn (of voor wie de stelling klopt), gaan aan de rechterkant zitten/staan. Wie het er niet mee eens is, gaat aan de linkerkant zitten/staan. Het midden is voor zij die twijfelen of het niet weten. Probeer vooral verdiepend te werken tijdens de discussie en deelnemers uit te nodigen om hun mening duidelijk te verwoorden. Vraag ook het nodige respect en aandacht van de rest van de groep. Vragen die hierbij kunnen helpen: • Waarom spreekt deze stelling je aan? • Heb je er altijd zo over gedacht? • Leg eens uit wat je bedoelt?
MIJN TANTES UIT GENT
| 14
STELLINGEN
• • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Migranten weten te weinig over hun rechten en plichten inzake werk. Migranten die ouder worden, willen terug naar hun land van herkomst. In de jaren ’70 was het contact tussen Belgen en Marokkanen beter. Migranten hebben een verkeerd en nostalgisch beeld van hun land van herkomst. Migranten beseffen niet dat het land dat ze achterlieten veranderd is. De eerste generatievrouwen zijn moderner dan Marokkaanse meisjes nu. Op je 14de migreren is veel te jong. Migreren is een vrije keuze. Gemengde relaties zorgen altijd voor problemen. Allochtonen doen weinig vrijwilligerswerk. De film heeft mijn kijk op Marokkaanse vrouwen veranderd. De film heeft mij doen beseffen dat migratie een mensenleven veranderd. De film heeft mij inzicht gegeven dat ook Belgen een rol hebben bij de migratie. Migranten als goedkope arbeidskrachten gebruiken, is ondanks de goede bedoelingen onrechtvaardig. Migranten hebben in hun land vaak geen kans op werk en een goede toekomst. Ze mogen al blij zijn dat ze hier mogen werken. Het is logisch dat migranten vaak minder betaald worden. Vriendschap tussen migranten en ‘Vlamingen’ bestaat. Deze film leert me dat de integratie kan lukken.
MIJN TANTES UIT GENT
| 15
INSPIRATIE Bovenstaande stellingen hebben betrekking op verschillende thema’s. Hieronder vind je context bij de belangrijkste thema’s die in de film aanbod komen. In wat volgt hebben we het over : • Migratie en integratie • Communicatie en misverstanden • Discriminatie en racisme • Werk en uitbuiting • Gender, rolpatronen en relaties • Ontworteling en vervreemding
Migratie en integratie Migratie wil zeggen dat je je op één of andere manier losmaakt van je thuisland en je familiebanden. Dat je gemeenschappelijke tradities, ingebakken in het alledaagse leven, opgeeft of verliest. Het kan ook betekenen dat je deze cultureel bepaalde gebruiken in een ander daglicht kan zien. Dat de vorm en symboliek ervan directer wordt, persoonlijker. Een kompas om richting te geven aan het leven in een nieuwe en vreemde wereld. Migratie wil ook zeggen dat je je openstelt voor andere waarden en normen. In de jaren ’70 werd er niet gesproken over ‘integratie’. Het was een persoonlijke zoektocht om binnen het vertrouwde traditionele erfgoed een onderscheid te maken tussen gewoonte en repetitie en de kern die leidt tot zingeving. Vanuit deze ‘gedistilleerde’ zingeving was het makkelijker om aanknopingspunten te vinden bij een cultuur, die alhoewel onvertrouwd, evenzeer zijn basis vond in belangrijke universele (menselijke) waarden zoals samenhorigheid, veiligheid en geborgenheid. Het resultaat is heel duidelijk bij de 3 zussen, die elk op hun eigen en verschillende manier hun raakpunten hebben gevonden in onze Westerse cultuur vanuit de tradities meegebracht uit hun Marokkaans-Arabische cultuur. Een mooi voorbeeld hiervan is Saâdia’s vrijwillige inzet bij Broederlijk Delen en de voedselbedeling voor armen. Voor haar solidariteit en engagement vindt ze duidelijk inspiratie binnen de Islam. Omdat haar geloof is uitgepuurd tot de fijne kern (en nooit werd gecontesteerd), is er geen sprake van een botsing, maar eerder van een overstijgende kruisbestuiving. Deze vrije vorm van integratie, die het individu toeliet te nemen en te delen vanuit een gevoel van zingeving in het algemeen belang, behoort tot het verleden. De wereld vandaag is eindeloos complexer en constant in beweging. Er worden grote vraagtekens geplaatst bij de toenemende migratie. Men wordt onzeker over de eigen identiteit en de waarde van de cultuur en tradities. MIJN TANTES UIT GENT
| 16
De verschillende globale evoluties leiden tot spanningen tussen de verschillende gemeenschappen. Terrorisme, globalisatie, financiële crisis, noem maar op, allemaal angstfactoren die leiden tot een radicale hang naar een conservatieve invulling van ‘traditie’. Ook de sociale context is uitermate belangrijk om migratie te begrijpen. Veel migranten hebben immers een economische drijfveer om het thuisland te verlaten omdat de financiële situatie daar niet leefbaar is. Zo vinden heel wat maatschappelijke problemen ivm migratie hun oorsprong in armoede en sociale verschillen. Communicatie en misverstanden De lijn tussen vriendschap, naastenliefde en misbruik is soms dun. Of hoe onduidelijkhed en misverstanden vorm geven aan discriminatie. Voornamelijk sociale verschillen wekken de nodige frustraties op en vormen een voedingsbodem voor racisme. De zussen die jarenlang knokten om hier een leven uit te bouwen en daar uiteindelijk ook zeer goed in slaagden, worden nog dagelijks geconfronteerd met onderhuidse opmerkingen over hun afkomst. Ze worden er lacherig en misschien zonder kwaad opzet keer op keer opgewezen dat ze hier niet thuis horen. Dit onderhuidse racisme blijft vaak verdoken, maar slaat toch diepe wonden. Werk en uitbuiting(koloniale mentaliteit) Het persoonlijke migratieverhaal van de zussen geeft heel duidelijk de evoluties weer van de wijze waarop we in Vlaanderen omgaan met migranten. Van exotische goedkope werkkrachten tot burgers die een actieve plaats opeisen in onze samenleving. De vrouwen in deze film hebben een actieve plaats in onze samenleving verworven, maar hebben daarvoor tal van moeilijkheden moeten overwinnen. In de jaren ‘70 was de verhouding tussen allochtone werknemer en autochtone werkgever niet altijd strikt zakelijk en zeker niet altijd contractueel vastgelegd. Dat zorgde voor heel wat misverstanden met soms tragische gevolgen, zoals Lieva Hoste in haar aangrijpende relaas illustreert. Het is zeer boeiend om vanuit verschillende culturele en sociale achtergronden een interculturele dialoog te voeren over de invloed van misverstanden bij de opkomst van racisme. Haar compassie en zusterlijke vriendschapsband met haar kindermeid Jemâa zorgde later, toen de arbeidsregelingen strikter werden toegepast, voor een breuk tussen de twee, die tot op de dag van vandaag pijnlijke sporen nalaat. Het waren niet de culturele verschillen die maakte dat het niet meer klikte. De basis van het onbegrip wortelde in hun verschillende sociale achtergrond. Lieva, die financiële zekerheid genoot, kon zich veroorloven zich over Jemâa te ontfermen, maar ze kon nooit de betekenis vatten van hoe hard het was voor Jemâa om in armoede te leven. Een gelijkaardig verhaal vinden we bij kloosterzuster Anna Desmedt. Als deel van de
MIJN TANTES UIT GENT
| 17
compensatie voor haar werk, kreeg Jemâa taalonderricht van de kloosterzuster. Abdeslam Sari is de eerste allochtone vakbondsman in Vlaanderen die de zussen destijds wegwijs maakte in de sociale wetgeving m.b.t. hun rechten en plichten als werknemer. Door zijn ervaringen als vakbondsman verklaart hij de tijdsgeest en de arbeidsomstandigheden van toen. Zo geeft hij aan de persoonlijke verhalen van de drie zussen (en hun werkgevers) een objectief kader. Gender, rolpatronen en relaties We focussen op vrouwen die onafhankelijk van mannen zijn geëmigreerd, en brengen zo een stukje onderbelichte geschiedenis in beeld en doorbreken meteen al een eerste cliché. Op welke manier bepalen de gebruiken en de cultuur van een land de denk- en leefwereld van de vrouw en welke invloed heeft migratie daarop? Ook hier is het bijzonder boeiend dat de zussen hierover uiteenlopende visies hebben en daarom duidelijk verschillende relaties onderhouden, heel boeiend. De vrijgevochten Jemâa, werd op jonge leeftijd uitgehuwelijkt, maar wist toch te scheiden in een tijd dat dit allerminst voor de hand lag. De traditionele Fatima voelt zich thuis in het klassieke rollenpatroon en is letterlijk altijd in de weer om kinderen en man te behagen. De dominantere Saâdia deelt dan weer de lakens uit in het gezin en is gehuwd met een Vlaming. Wat wel zeer duidelijk naar voren komt, is dat geen enkele zus voldoet aan het cliché van onderdrukte moslima en dat het werkelijke migratiedebat over iets fundamenteler gaat dan het wel of niet dragen van een hoofddoek. Ontworteling en vervreemding We willen niet alleen de 3de en 4de generaties terug in contact te brengen met hun afkomst, maar evenzeer aan Vlaamse kant inzicht bieden in de complexe thematiek rond migratie. Deze gedeelde geschiedenis kan de gevoelens waarmee de verloren generatie worstelt, helpen begrijpen. We willen het idee ‘nergens’ thuis te horen, vertalen naar de unieke plaats en unieke mogelijkheden die hun generatie in onze samenleving heeft.
MIJN TANTES UIT GENT
| 18
MIGRATIE IS EEN LEVENSLANG PROCES Migratie is een proces. Ooit vertrek je met vele verwachtingen en hoop. Dan word je geconfronteerd met de realiteit. Dit kan meevallen, maar ook tegenvallen. Je bouwt je leven in een ander land op; maar je blijft op éen of andere manier ook verbonden aan je land van herkomst. Je behoort tot de twee landen, maar soms heb je het gevoel nergens thuis te horen. Onderstaande opdracht wil deelnemers inzicht geven in de complexiteit van migratie en de dubbele loyaliteit die migratie met zich meebrengt.
Opdracht: • Kies een zus en bespreek haar band met België en haar band met Marokko. • Waar voelt ze zich thuis? • Waar voel jij je thuis? Benoem minstens 3 ‘plekken’ of ‘contexten waarin jij je thuisvoelt’.
MIJN TANTES UIT GENT
| 19
INSPIRATIE De blijvende band met het vaderland: politieke en economische factoren spelen hier een rol evenals familiale en emotionele factoren. Bij de ondertekening van het Belgisch-Marokkaans verdrag in 1964 bleek dat de Marokkaanse staat weinig geïnteresseerd was in het welzijn van haar gemigreerde onderdanen. Zij bedong weinig sociale en economische voordelen voor de Marokkaanse migranten bij de Belgische staat, dit in tegengestelling tot bijvoorbeeld de Turkse staat, die voor haar onderdanen in de migratie een heel pakket van sociale voorzieningen in het Turks-Belgisch akkoord liet opnemen. Waar Marokko wél sterk in geïnteresseerd was, waren de financiële transacties van de gemigreerde Marokkanen met hun thuisland: de geldstromen naar de te onderhouden familie, het belegde spaargeld in Marokko en de investeringen die zij er deden. Deze interesse was terecht: de omvang van de financiële transacties was enorm, en oversteeg na verloop van tijd zelfs de inkomsten uit de Marokkaanse mijnbouw en het toerisme tezamen! De Marokkaanse overheid begon langzaamaan in te zien dat zij er goed aan deed te proberen deze migranten, die zij min of meer aan hun lot had overgelaten, terug aan haar te binden. Daartoe werd een ‘speciaal fonds Hassan II voor de Marokkanen in het buitenland’ opgericht. Om de culturele, sociale en politieke activiteiten van de Marokkaanse migratie in het oog te houden, werden op het einde van de jaren zestig de zogenaamde ‘Amicales marocaines’ opgericht, die belast werden met de controle op het Marokkaanse verengingsleven in België, en meer bepaald op de trouw van de Marokkaanse onderdanen aan het toenmalige Marokkaanse regime. Deze Amicales stonden in contact met de Marokkaanse ambassade in België en kregen hun orders rechtstreeks van de Marokkaanse staat. Ook Gent kende een dergelijke Amicale, die door de gemeentelijke en provinciale overheden met een zeker wantrouwen bekeken werd. Voor vele migranten werd de terugkeer naar hun land van herkomst, die zij zich tot dan toe steeds voor ogen gehouden hadden, door de gezinshereniging in België definitief van de kaart geveegd. Niettemin bleven de meeste Marokkanen van de eerste generatie ook na de overkomst van hun gezin de droom koesteren ooit naar Marokko terug te keren. Velen koesteren ook vandaag die droom nog, hoewel slechts enkelen erin slaagden deze waar te maken. In werkelijkheid is het aantal immigranten van de eerste generatie dat zich hier thuisvoelt veel groter dan men vermoedt, ofschoon zijn altijd zijn blijven spreken over hun terugkeer naar de herkomstlanden. Kijken we alleen maar naar de eerste tekenen van integratie, die duidelijk te zien zijn in de inrichting van hun leefomgeving. Het aantal migranten dat eigenaar van een huis wordt, neemt steeds toe en het in stand houden van ‘exotische’ elementen in hun woningen vormt een link tussen ‘dat van vroeger’ en ‘dat van vandaag’. Gemengde huwelijken nemen ook toe, net als het gebruik van typisch Vlaamse voornamen.’ (Anne Morelli p. 335)
MIJN TANTES UIT GENT
| 20
MIGRATIE VANUIT DE ANDERE KANT BEKEKEN
De film toont niet alleen het verhaal van de 3 zussen. Ook het verhaal van de Vlaamse familie waarvoor ze werkten, wordt belicht. Het persoonlijke migratieverhaal van de zussen geeft heel duidelijk de evoluties weer van hoe we in Vlaanderen omgaan met migranten doorheen de tijd. Van exotische goedkope werkkrachten tot burgers die een actieve plaats opeisen in onze samenleving. De vrouwen in deze film hebben een actieve plaats in onze samenleving verworven, maar hebben daarvoor tal van moeilijkheden moeten overwinnen zonder dat er in die tijd een maatschappelijk kader voor was. In de jaren ‘70 was de verhouding tussen allochtone werknemer en autochtone werkgever niet altijd strikt zakelijk en zeker niet altijd contractueel vastgelegd. Wat zorgde voor heel wat communicatiestoornissen met soms tragische gevolgen, zoals Lieva Hoste in haar aangrijpende relaas illustreert. Het is zeer boeiend om vanuit verschillende culturele en sociale achtergronden een interculturele dialoog te voeren over de invloed van misverstanden bij de opkomst van racisme. Haar compassie en zusterlijke vriendschapsband met haar kindermeid Jemâa zorgde later, toen de arbeidsregelingen strikter werden toegepast, voor een breuk tussen de twee, die tot op de dag van vandaag pijnlijke sporen nalaat.
Opdracht Vraag deelnemers om na de denken over hoe er nu over minderheden in de samenleving wordt gedacht? • • • •
Evenwaardige burgers of tweederangs? Hoe wordt er gedacht over andere culturen? Zijn culturen evenwaardig? Bestaat er nog zoiets als een westers superioriteitsgevoel?
MIJN TANTES UIT GENT
| 21
ACTIE! Naast discussie, vinden we het ook belangrijk dat deelnemers zelf aan de slag gaan. Het verhaal van de drie zussen zet aan tot nadenken. Vele deelnemers zullen zelf of in hun omgeving geconfronteerd zijn met migratie. Dit biedt de unieke kans om hen aan te zetten om zelf migratieverhalen op te tekenen en nadenken over manieren om deze verhalen te presenteren. Onderstaande oefeningen kunnen alvast inspiratie bieden om zelf aan de slag te gaan.
MIJN TANTES UIT GENT
| 22
- Schrijf een brief of spreek een boodschap in voor de drie tantes’ of één van de tantes? Wat wil je nog weten? - Ken jij ook iemand die gemigreerd is. Kruip in de huid van de filmmakers en ga zelf op pad om te interviewen. Hoe wil je je interview presenteren: een artikel met foto’s, een fotoboek, een digital story, een audioverhaal.
Deze vragen kunnen je alvast op weg helpen: Vragen over de migratie: - Wanneer heb je de beslissing genomen om te vertrekken? - Heb je dit met iemand besproken? - Was er een selectie? - Wat verwachtte je? - Hoe voelde je je? - Dacht je dit is tijdelijk of voor altijd? - Van wie nam je afscheid? - Wat nam je mee? Vragen over de aankomst - Wachtte iemand je op? - Wat was je eerste indruk van België? - Wat dacht je de eerste dagen? - Wat miste je? - Waren je papieren snel in orde? Leven als ‘migrant’ - Hoe heb je je leven hier uitgebouwd? - Werk je? - Wat is je thuissituatie? - Is je ‘migratie’ uitgedraaid zoals je wilde? - Zou je terugkeren? - Contact met je land van herkomst? Hoe is je band? - Hoe had je leven in je land van herkomst eruit gezien nu? - Voel je je thuis hier?
MIJN TANTES UIT GENT
| 23
5. ACHTERGRONDINFORMATIE: HISTORIEK VAN DE MAROKKAANSE MIGRATIE NAAR BELGIË
Vandaag telt België meer dan 220.000 mensen van Marokkaanse afkomst (de tot Belg genaturaliseerde Marokkanen inclusief). Zij vormen hier de grootste niet-Europese migrantengemeenschap, en dat terwijl in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw nog maar een 460-tal Marokkanen in de Belgische registers ingeschreven waren! Internationale migraties vanuit Marokko vóór 1956 Marokko is een oud emigratieland. Internationale migraties van Marokkaanse arbeiders, vooral gericht naar Algerije, met het oog op het verrichten van seizoensarbeid in de landbouw, vonden al plaats sinds de negentiende eeuw. Onder het Franse protectoraat (1912-1956) nam de migratie toe. Onder andere door de verbeterde medische omstandigheden, kende de Marokkaanse bevolking tijdens het protectoraat een explosieve groei. De bevolkingstoename ging echter gepaard met de opeising van landbouwgronden door de bezetter, zodat op korte tijd een massa landlozen ontstond, die zich genoodzaakt zag zijn arbeid ten dienste van anderen te stellen. Oude sociale structuren, gebaseerd op een samenleven in hechte landbouwgemeenschappen, gingen verloren. Er kwam een massale interne migratiebeweging op gang, op zoek naar werk. Deze interne migratie kende na verloop van tijd een uitbreiding in een arbeidsmigratie over de continentale grenzen heen. De intercontinentale migratiestromen richtten zich vooral op Frankrijk. Via de migratie naar het noorden van Frankrijk kwamen echter ook een heel aantal Marokkaanse arbeiders in België terecht. Aangetrokken door de betere lonen en de betere werkomstandigheden in de Belgische mijnen, verlieten ze de région Nord voor la Wallonie. Ook de Eerste Wereldoorlog had een aantal Marokkanen, soldaten in dienst van het Franse leger, in België verzeild doen geraken. De crisis van de jaren dertig van de twintigste eeuw bracht de geïmmigreerde arbeiders, en in het bijzonder de Maghrebijnen, in zware moeilijkheden. De Belgische regering zette de ongewenst geworden ‘vreemdelingen’ het land uit en creëerde tegelijk een wetgeving die het voor buitenlandse werknemers voortaan veel moeilijker maakte tot het grondgebied toegelaten te worden. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam opnieuw een aantal Marokkaanse soldaten op Belgisch grondgebied terecht. Zo trok op 10 mei 1940 een regiment Marokkaanse schutters België binnen om het land tegen de Duitse indringers te verdedigen.
MIJN TANTES UIT GENT
| 24
De botsing van de Marokkaanse verdedigingslinie met het oprukkende Duitse leger mondde uit in een slachtpartij: van de 2.300 onderofficieren en schutters die op 10 mei in België waren aangekomen zouden er slechts een vijftigtal hun vaderland ooit terugzien. De naoorlogse arbeidsmigratie vanuit Marokko De fel bevochten onafhankelijkheid van Marokko, eindelijk verkregen in 1956, bracht geen einde aan de emigratiestromen uit het land, integendeel. De onafhankelijkheid maakte de beloften van beterschap voor de nationale economie niet waar. In het begin van de jaren zestig werd het land ondergedompeld in een staat van onderontwikkeling. Een slechte economische situatie, in combinatie met een onverminderd groeiende bevolking, zorgde voor het ontstaan van een leger werklozen, geconcentreerd in bepaalde rurale streken van het land. Voor velen bleef alleen migratie nog over als uitweg uit een precair en armoedig bestaan. Geheel in tegenstelling tot de situatie in Marokko, kenden de West-Europese economieën in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, en dan vooral in de jaren zestig, een ongelooflijke boom. Europa werd volledig heropgebouwd, wat de vraag naar grondstoffen massaal deed toenemen. De stijging van de lonen en de uitbouw van het sociale zekerheidsstelsel zorgden ervoor dat alsmaar meer mensen het alsmaar beter kregen, wat dan weer resulteerde in een snel stijgende vraag naar consumptiegoederen. Om de vraag naar grondstoffen en consumptiegoederen te kunnen bijhouden, dienden de producenten de productie op te drijven. Dit kon op twee manieren gebeuren. Enerzijds kon men overgaan tot een vervanging van de oude infrastructuur door een volledig nieuw productieapparaat. Een dergelijke vervanging zou echter op korte termijn verlieslatend zijn, omwille van de enorme investeringen die ermee gepaard zouden gaan. Vele productiesectoren kozen dan ook voor een andere oplossing, met name het drastisch opdrijven van het aantal arbeiders. Om deze oplossing te verwezenlijken, stelde zich echter een probleem: er was een enorme krapte op de arbeidsmarkt, wat de arbeiders in een gunstige positie plaatste ten opzichte van de werknemers, die zich gedwongen zouden zien op loon- en andere arbeiderseisen in te gaan. Om deze situatie te vermijden, ging het patronaat, met de steun van de Belgische staat, over tot de massale rekrutering van arbeiders in het buitenland. In de jaren vijftig richtte men zich vooral op Italië, dat duizenden arbeiders naar België stuurde. Na de mijnramp in Marcinelle (1956), waarbij een groot aantal Italiaanse arbeiders stierf, zegde Italië haar overeenkomst met België echter op. Zij wilde haar arbeiders niet meer naar de Belgische mijnen sturen, niet aleen omwille van het gevaarlijke werk, maar ook omdat de zich snel industrialiserende Italiaanse staat haar arbeiders steeds meer in eigen land kon gebruiken. Het Belgische patronaat had echter nog steeds buitenlandse arbeiders nodig, zowel voor de mijnen als voor de zware industrie en verschillende takken van de dienstensector (openbaar vervoer, handel, schoonmaak).
MIJN TANTES UIT GENT
| 25
Na rekruteringen in Spanje en Griekenland, die niet het verhoopte effect hadden, richtte België zich tot Marokko, Turkije en Joegoslavië. Vooral in die eerste twee landen werden grootscheepse rekruteringscampagnes opgezet, die in de daaropvolgende jaren duizenden Marokkaanse en Turkse arbeiders naar België zouden lokken. De keuze voor Marokko Hoe komt het dat net de Marokkaanse gemeenschap de grootste niet-Europese migrantengemeenschap in België vormt? Waarom heeft men omzeggens niet gerekruteerd in, bijvoorbeeld, Algerije, dat toentertijd toch erg veel met Marokko gemeen had? Verschillende redenen kunnen de keuze van België voor Marokko verklaren. Zo was er al tijdens het protectoraat sprake van economische banden tussen beide la nden. Er waren belangrijke Belgische investeringen in Marokko, wat voor de andere landen in de Maghreb veel minder het geval was. Verder had het Belgische patronaat een duidelijk ‘positiever’ beeld van de Marokkaanse arbeiders dan van bijvoorbeeld hun Algerijnse collega’s: het Marokkaanse werkvolk werd geacht veel minder politiek bewust, veel geloviger en meer onderworpen te zijn. Tenslotte stelde de Marokkaanse staat heel weinig eisen wat de behandeling van haar onderdanen betrof en wilde zij zelfs alle maatregelen treffen om het emigratieproces te vergemakkelijken, dit in tegenstelling tot de Algerijnse staat, die het vertrek van haar onderdanen aan beperkingen wilde onderwerpen. Van Marokko naar België Onder het protectoraat was er al sprake geweest van een ‘verdrag’ tussen België en Marokko, op dat moment vertegenwoordigd door de Franse staat. De val van het protectoraat betekende meteen ook het einde van dit verdrag. In 1957 ondernam de jonge Marokkaanse staat een eerste poging om tot een nieuw BelgischMarokkaans verdrag te komen. Deze poging leidde echter nergens toe. Pas in 1962 werd, ditmaal op initiatief van de Belgische staat, met de uitwerking van een tekst begonnen, die zou uitmonden in de ondertekening van het eerste ‘BelgischMarokkaanse Verdrag’ op 17 februari 1964. Daarvóór al, vanaf 1962, was er een praktijk ontstaan van illegale arbeidsmigratie, waarbij Marokkanen met een toeristenvisum naar België kwamen en er als arbeider aan de slag gingen. Dit was in tegenspraak met het Koninklijk Besluit van 1936 dat voorzag in een ‘dubbele voorafgaande vergunning’ voor de tewerkstelling van ‘vreemde arbeiders’ in België: zowel de arbeider als de werkgever dienden, voorafgaand aan de migratie van de arbeider naar België, een expliciete vergunning voor diens tewerkstelling te bekomen. De nijpende tekorten op de arbeidsmarkt en het feit dat deze, in feite illegale, manier van arbeidsmigratie
MIJN TANTES UIT GENT
| 26
voor de werkgevers goedkoper was dan het officiële rekruteringskanaal, waarbij de werkgever de migrerende werknemer op verschillende vlakken steun diende te verlenen, zorgden er echter voor dat er een consensus groeide tussen de Belgische staat en het patronaat om deze illegale praktijk oogluikend toe te staan. ‘Toeristen’ die binnen de hen toegekende verblijfsperiode van drie maanden werk konden vinden, werden als arbeidsmigranten in de vreemdelingenregisters ingeschreven. Het gemak waarmee men zijn situatie kon legaliseren, zorgde ervoor dat ook na de ondertekening van het Belgisch-Marokkaanse verdrag vele Marokkaanse migranten de soms langdurige officiële selectieprocedures omzeilden en op eigen kracht naar België kwamen om er in de mijnen en de zware industrie te werken. Over de manieren waarop deze mensen naar hier kwamen, de wegen die ze gebruikten en de contacten waarvan ze gebruik maakten is nog maar heel weinig bekend. Verondersteld wordt dat zij vooral steunden op het mechanisme van ‘kettingmigratie’: nadat een bepaald gebied door zogenaamde ‘pioniermigranten’ verkend was, kwam in hun kielzog een stroom van nieuwe migranten op gang. Familieleden, dorpsgenoten, vrienden, … van de Gentse pioniermigranten vonden al snel de weg naar Gent, waar de pioniers hen hielpen bij het vinden van werk, van een woning, … De officiële rekruteringen van arbeiders in Marokko begonnen pas goed in 1963. In dat jaar opende Fédéchar (de federatie van Belgische steenkoolmijnen) een rekruteringsbureau in Casablanca. De Belgische mijnbazen herinnerden zich de Marokkaanse arbeiders die in het Interbellum in de Waalse steenkoolmijnen gewerkt hadden, hoog in aanzien stonden en erg gegeerd waren omwille van hun hoge productiviteit. Zij meenden dat dergelijke arbeiders ook nu weer een meerwaarde voor hun ondernemingen zouden betekenen. Bij de eerste officiële rekruteringen waren ook de Belgische ambassade en consulaten in Marokko en de Marokkaanse staat zelf betrokken, alhoewel deze laatste vooral blijken van desinteresse vertoonde. De inmenging van de Belgische diplomatieke autoriteiten in de officiële rekruteringscampagnes in Marokko zou doorheen de jaren zestig een constante blijven. Andere immigratielanden, zoals Frankrijk en Duitsland, kenden geen dergelijke diplomatieke inmenging in de aanwerving van arbeiders, maar bouwden hiertoe sterk gespecialiseerde organismen en rekruteringskanalen uit. De Marokkaanse arbeiders die via de officiële kanalen gerekruteerd werden, werden zowel door de Marokkaanse als door de Belgische autoriteiten aan een voorafgaand medisch onderzoek onderworpen, waarbij diegenen die fysiek onvoldoende geschikt leken voor het zware werk dat men hen toebedacht, geweigerd werden. Bewijzen van goed gedrag en zeden en van ‘ideologische zuiverheid’ (m.a.w. het feit dat men geen politieke opstandeling was) dienden aan de Belgische autoriteiten voorgelegd worden. Indien aan alle voorwaarden voldaan was, gaf men de kandidaat-emigranten een arbeidscontract en kregen zij de toestemming om te vertrekken. Ze werden met het vliegtuig naar België gebracht. Eenmaal daar aangekomen, werden ze naar hun eindbestemming gebracht en kregen ze hulp bij het zich installeren in een voor hen voorziene woongelegenheid.
MIJN TANTES UIT GENT
| 27
Na de ondertekening van het Belgisch-Marokkaans verdrag in 1964, werden de inspanningen voor de officiële rekrutering van Marokkaanse arbeiders sterk uitgebreid. Toch blijven zij maar een klein deel van de eigenlijk Marokkaanse migratie naar België uitmaken. In de maanden na de ondertekening van het akkoord loopt het aantal officieel gerekruteerde Marokkaanse arbeiders niet hoger dan een 25-tal per maand. De overgrote meerderheid van de Marokkanen komt naar België als ‘toerist’, en ook de immigratie via Noord-Frankrijk blijft een aanzienlijk deel van de totale migratiebeweging uitmaken. De Marokkaanse machthebbers zagen het Belgisch-Marokkaans verdrag van 1964 vooral als een uitweg voor de massale werkloosheid en als een manier om de opstandige gebieden binnen Marokko klein te krijgen. Zij dirigeerden de rekrutering niet naar de traditionele emigratiegebieden, maar naar de opstandige streken in de Rif en de Souss, met als gevolg dat zo’n 80% van de Marokkaanse migranten in België uit die gebieden afkomstig is. Eenmaal in België In de beginjaren van de Marokkaanse migratie naar België, was de Belgische economie in volle bloei. Er was werk in overvloed, wat een groot verloop van arbeiders veroorzaakte: wanneer zij een job met een beter loon of betere werkomstandigheden konden vinden, lieten zij vaak hun werk in de steek. De Marokkaanse arbeiders ‘circuleerden’ als het ware tussen een groot aantal sectoren en ondernemingen. Deze situatie werd door de werkgevers zelf in de hand gewerkt. Vaak stuurden zij hun mensen het hele land rond om arbeiders voor hun onderneming te ronselen. Zij schrokken er niet voor terug elkaars werknemers af te kopen; Belgische bedrijven zagen zelf ronselaars uit Nederland en Duitsland hun werkvolk komen weghalen! De eerste Marokkaanse migranten werkten haast uitsluitend in die sectoren en industrieën waarvoor men geen Belgische kandidaten meer vond. Zij werkten in de Waalse en Limburgse mijnen, in de bouwsector, de metaalindustrie, de textielindustrie, de persoonlijke verzorging en in bepaalde onderdelen van de dienstensector, zoals het openbaar vervoer, de handel, de schoonmaak, … In Gent vond het merendeel van de Marokkanen werk in de textielindustrie, met als grootste werkgever de Union Cotonnière (UCO). Zij vervulden er de jobs voor de meest laaggeschoolden, waarvoor zij ook weinig of geen Nederlands moesten kennen. UCO zorgde voor de installatie van haar werknemers. Zij kocht hen bedden, huisraad, enz. en verhuurde hen woningen aan een heel lage prijs. Deze woningen dateerden echter nog uit de negentiende eeuw. Ze waren erg klein en vervallen, en de leefomstandigheden waren er slecht tot soms zelfs ronduit verschrikkelijk. De eerste openbare actie in Gent, waarbij de migranten hun stem lieten horen, was dan ook een protestacties tegen de erbarmelijke huisvesting, waarbij zij onder andere door de pers geruggesteund werden.
MIJN TANTES UIT GENT
| 28
Het België van de jaren zestig kende geen coherent immigratiebeleid en had nog geen echt ontvangstbeleid opgesteld. Er waren natuurlijk wel een aantal initiatieven die zich met de ontvangst en de opvang van migranten bezighielden, maar deze gingen vooral uit van privé-personen. In Gent begon de provinciale overheid tegen het einde van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig met de zogenaamde ‘Provinciale Integratiedienst voor Gastarbeiders’. Deze dienst was gevestigd aan het Sint-Pietersstation, om de mensen die met de trein in Gent aankwamen meteen te kunnen opvangen. Één sociaal werkster hield de dienst draaiende. Pas in 1977 werd dit initiatief min of meer opgevolgd door de gemeentelijke overheden van de stad Gent, die één persoon in dienst nam die voor alle ‘migrantenzaken’ moest instaan. Met de oliecrisis in het begin van de jaren ’70 veranderde de situatie drastisch. Waar de patroons voorheen om buitenlandse werkkrachten gesmeekt hadden, wilden zij hen nu liever kwijt. Ook de houding van de Belgische arbeiders tegenover hun collega’s gastarbeiders veranderde ingrijpend. Tijdens de boom van de jaren zestig hadden de Belgen de lastige, ongezonde en onderbetaalde jobs de rug toegekeerd, deze aan de gastarbeiders overgelaten en zelf werk gevonden in betere sectoren. Met de crisis verminderde het aantal beschikbare arbeidsplaatsen drastisch en schoot het aantal werklozen de lucht in. Belgen en vreemdelingen werden concurrenten op de arbeidsmarkt. Werkende vreemdelingen werd verweten dat zij arbeidsplaatsen van Belgen innamen. Werkloze vreemdelingen werd verweten dat zij van de Belgische welvaartsstaat profiteerden. Begin jaren ’80 kwam de Belgische overheid aanzetten met de zogenaamde ‘terugkeerpremie’, minder eufemistisch ook wel ‘oprotpremie’ genoemd, waarvan werkloze migranten gebruik konden maken om naar hun land van herkomst terug te keren. Dit initiatief kende echter weinig succes bij de Marokkaanse bevolking: de financiële tegemoetkoming van de Belgische staat werd niet hoog genoeg bevonden, en bovendien was de socio-economische situatie in Marokko op dat moment niet beter dan in België, integendeel. In het begin van de jaren zeventig zag België een Marokkaans verenigingsleven op gang komen. De eerste Marokkaanse verenigingen waren ofwel vooral sociaal gericht, bedoeld om de leemten in de overheidshulp op te vangen, ofwel eerder politiek en revendicatief, om van de Belgische staat rechten en vrijheden en van de Marokkaanse staat het invoeren van de democratie te eisen. Onder deze eerste verenigingen bevonden zich ook vrouwenverenigingen. Ongeveer tezelfdertijd werd in de christelijke vakbond ACV een ‘Arabische afdeling’ gecreëerd, en zagen in de socialistische vakbond ABVV ‘immigrantencommissies’ het licht. In Gent werd de eerste kern rond immigrantenwerking mee uitgebouwd door een Marokkaan. De eerste Marokkaanse organisaties werkten nog allemaal vanuit de idee van een uiteindelijke terugkeer naar Marokko. Pas in de jaren tachtig, toen voor iedereen duidelijk werd dat de migratie niet tijdelijk maar permanent zou zijn, werden nieuwe organisaties opgericht. Deze waren veel sterker geworteld in de Belgische samenleving. Zij begonnen meer en meer de nadruk te leggen op zaken als identiteit en culturele eigenheid, alsook op het veelbesproken begrip ‘integratie’.
MIJN TANTES UIT GENT
| 29
Over het dagelijkse leven van de eerste generatie Marokkaanse migranten is weinig bekend: in wat voor omstandigheden ze woonden, wat ze aten, waar ze hun inkopen deden, hoe ze zich kleedden, of ze uitgingen en waar ze dan naartoe gingen, of ze deelnamen aan het verenigingsleven, of ze hun gewoonten veranderden, hoe ze het taalprobleem oplosten, hoe ze hun godsdienst beleefden in een katholieke omgeving, … Dergelijke vragen kunnen enkel met behulp van de mondelinge geschiedenis opgelost worden, aangezien de andere bronnen hierover ontoereikende informatie geven. De groei van de Marokkaanse bevolking in België Tussen 1961 en 1968 is de Marokkaanse bevolking in België vertienvoudigd. In 1977 telde België zo’n 81.000 Marokkanen op haar grondgebied. Nochtans had de Belgische regering al in 1965, pas één jaar na de ondertekening van het BelgischMarokkaans akkoord, besloten tot het afremmen van de rekrutering van Marokkaanse arbeiders voor de Belgische mijnen en industrie. De economische groei van de eerste helft van de jaren zestig begon tekenen van vertraging te vertonen. Ook in de mijnen, die voorheen een onstilbare vraag naar arbeidskrachten tentoonspreidden, keerde het tij. Voortekenen van een naderende mijncrisis begonnen zich af te tekenen. Desondanks bleef de Marokkaanse migratie naar België onverminderd doorgaan. Het sluiten van de officiële migratiekanalen had weinig of geen effect op deze migratiestroom, aangezien ze vooral gevoed werd door de illegale migratie, toentertijd nog eufemistisch ‘toeristische’ migratie genoemd. Illegaal in het land binnengekomen arbeidsmigranten konden nog steeds gebruik maken van het mechanisme dat erin bestond alle ‘toeristen’ die binnen drie maanden na hun aankomst in België werk vonden , te regulariseren. En werk was er nog genoeg in het midden van de jaren zestig. De bloei in de bouwsector, in de metaal- en textielindustrie, … creëerde een enorme vraag naar arbeidskrachten en vele ‘toeristen’ konden dan ook meteen na hun aankomst aan de slag. Naar het einde van de jaren zestig toe werden de pogingen om de immigratie een halt toe te roepen echter opgedreven. In maart 1968 sloot Fédéchar zijn rekruteringsbureau voor mijnwerkers in Casablanca. Uiteindelijk kondigde de Belgische regering in 1974, jaar met een record aantal werklozen, een officiële immigratiestop af. Vanaf dan werd alle arbeidsmigratie naar België stopgezet, en werden enkel nog een aantal uitzonderlijke categorieën migranten tot het Belgische grondgebied toegelaten, waaronder de gezinsleden van reeds in België aanwezige buitenlanders. Behalve arbeidsmigranten zag België vanaf de jaren zeventig ook politieke vluchtelingen, op de vlucht voor het repressieve regime van Hassan II, uit Marokko toestromen. Hoewel zij steeds een kleine minderheid bleven, hebben zij wel een belangrijke rol gespeeld in het Marokkaanse verenigingsleven in België. Vrouwelijke migranten De meeste Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie zijn in het kader van gezinshereniging naar België gekomen. Zij volgden de man waarmee ze getrouwd
MIJN TANTES UIT GENT
| 30
waren naar het land waar hij werk gevonden had. Omdat hun verblijfsrecht in België volledig afhankelijk was van dat van hun man, beschikten de vrouwen in het begin van de Marokkaanse migratie enkel over ‘afgeleide rechten’. Zo kregen migrantenvrouwen pas in 1967 toegang tot de arbeidsmarkt. Wanneer een vrouw getrouwd was, hing haar migratie volledig af van de migratie van haar echtgenoot. Dit betekent niet dat gescheiden vrouwen of weduwen niet naar Europa konden migreren. De zoektocht naar sociale promotie, bevrijd van de voogdij van de echtgenoot en het gewicht van de samenleving, bracht sommigen van die vrouwen ertoe de gevaarlijke stap van de emigratie, zonder enig sociaal vangnet, te wagen. Uit voorlopig onderzoek blijkt dat de Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie in Gent een nogal afgezonderd leven leidden. Vaak werden zij door hun man verboden het huis te verlaten. Weinigen onder hen gingen uit werken. Hun taak bestond er vooral in voor het huishouden en voor de kinderen te zorgen. Er is in België echter nog maar heel weinig onderzoek gedaan naar het migratieverhaal en het leven in België in de beginjaren van de eerste generatie Marokkaanse vrouwen.
MIJN TANTES UIT GENT
| 31
MIJN TANTES UIT GENT
Methodiek