Zorg voor jongeren na jeugdzorg
914716 A4 handboek nazorg.indd 1
Methodiek Niemand uit Beeld
Handboek
23-10-2009 12:12:11
Oktober 2009
Handboek methodiek Niemand uit Beeld - Zorg voor jongeren na jeugdzorg Mens & Maatschappij, Jeugd
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Leeswijzer
6 8 9
1 1.1 1.2 1.3
Zorg voor jongeren na de jeugdzorg 11 Reden om nazorg te organiseren 11 Terminologie nazorg 11 Het belang van nazorg 12 1.3.1 Belang jongere 12 1.3.2 Maatschappelijk en economisch belang 12 1.4 Doelgroep 13 1.4.1 Omvang doelgroep 13 1.5 Verantwoordelijkheden 14 1.5.1 De rijksoverheid 15 1.5.2 De provincies en grootstedelijke regio’s 15 1.5.3 Bureau Jeugdzorg 15 1.5.4 Gemeenten 16 1.6 Aandachtspunten 17 1.6.1 Krachtige samenwerking 17 1.6.2 Aansluiting jeugdbeleid - jeugdzorg 17 1.6.3 Aandacht voor jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg 1.6.4 Afspraken met lokale voorzieningen 18 1.6.5 Samenwerking en informatieoverdracht 18 1.6.6 Dialoog tussen Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieder 18 1.6.7 Coördinatie 19 1.6.8 Brugfunctie 19 1.7 Landelijke ontwikkelingen 20 1.7.1 Verplichte nazorg na (jeugd)detentie 20 1.7.2 Centrum Jeugd en Gezin 20 1.7.3 Verwijsindex 21 1.8 Projecten 22 1.8.1 Work Wise 22 1.8.2 Focus op een zelfstandige toekomst 22 1.8.3 Kamers met kansen 23 1.8.4 Brabantse werkgroep 18plus 23 1.8.5 DOOR! 23 1.8.6 Plan + 24 1.9 Privacy 26 1.9.1 Wet Bescherming Persoonsgegevens 26 1.9.2 Toestemming 26
gemeente Eindhoven
3
17
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Methodiek Niemand uit Beeld 28 Ontstaan methodiek 30 Visie nazorg 30 Doel van methodiek Niemand uit Beeld 31 Uitgangspunten methodiek Niemand uit Beeld 32 Definitie nazorg 33 De doelgroep 33 2.6.1 Vrijwillig kader 33 2.6.2 Verplicht kader 34 2.6.3 Niet-willers 34 2.7 Totstandkoming nazorgplan 35 2.7.1 Tijdig start ontwikkeling nazorgplan 35 2.7.2 Opstellers nazorgplan 35 2.7.3 Contactpersonen 35 2.7.4 Verzending nazorgplan gemeente 35 2.8 Duur nazorg 36 2.9 Actoren Niemand uit Beeld 37 2.9.1 Zorgaanbieder 37 2.9.2 Bureau Jeugdzorg 37 2.9.3 Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven 38 2.9.4 Regionaal Jongerenloket Eindhoven e.o. 39 2.9.5 Jongerenpunt Veldhoven 40 2.9.6 Veiligheidshuis 41 2.10 Het nazorgplan 42 2.11 Organisatie proeftuin 44 2.12 Evaluatie en monitoring 45 3
Implementatie 48 3.1.1 Stap 1: instellen van stuurgroep 49 3.1.2 Stap 2 : startnotitie opstellen 49 3.1.3 Stap 3: zicht krijgen op doelgroep 49 3.1.4 Stap 4: in kaart brengen van zorgketen 50 3.1.5 Stap 5: bespreken van methodiek met professionals 3.1.6 Stap 6: opstellen van methodiekbeschrijving 50 3.1.7 Stap 7 : verwerven van (extra) financiële middelen 3.1.8 Stap 8: vastleggen van afspraken 51 3.1.9 Stap 9: aanstellen van een nazorgbegeleider 51 3.1.10 Stap 10: start en monitoring 51 3.2 Beïnvloedende factoren op implementatie 52 3.2.1 Factoren gekoppeld aan de methodiek 52 3.2.2 Factoren gekoppeld aan de organisatie 52 3.2.3 Factoren gekoppeld aan de omgeving 52 3.2.4 Weerstand 53
4
50 51
gemeente Eindhoven
3.3 3.4
De projectleider nazorg 54 Communicatie en draagvlak 55 3.4.1 Communicatie over de methodiek 55 3.4.2 Communicatie rond de voortgang 55 3.4.3 Beeldvorming 56 3.5 Voorbeeld nazorgplan 57 3.6 Voorbeeld convenant 58 3.7 Voorbeeld functieomschrijving nazorgcoördinator 3.8 Voorbeeld functieomschrijving nazorgbegeleider
62 63
4 Bijlagen 65 Bijlage 1 betrokken instellingen 66 Bijlage 2 wettelijke kaders 67 Bijlage 3 wettelijke bepalingen en nazorg 74 Bijlage 4 begrippenlijst 77 Bijlage 5 Uitstroom van jongeren in Noord Brabant, 2008
78
5
Literatuurlijst
gemeente Eindhoven
81
5
Voorwoord
Als je 16 of 17 jaar bent, begint een levensfase vol keuzes: Welke talenten heb je? Ga je verder leren of werken? Of kies je een combinatie? Ga je zelfstandig wonen? Veel belangrijke vragen. Als het allemaal meezit, komen jongeren die fase zonder veel problemen door. Mensen in de nabije omgeving helpen daarbij: ouders, familieleden, vrienden en medeopvoeders, zoals de leerkracht op school, de coach van de sportclub, een werkgever e.a. Zij vormen een basis om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Maar niet alle jongeren hebben een dergelijk sociaal netwerk om de weg naar volwassenheid te vinden. Jongeren moeten zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en evenwichtige volwassenen. Elke jongere doorloopt dit proces, maar bij sommigen gaat het door verschillende oorzaken minder soepel. Problemen ontstaan vaak vanwege samenhang van ongunstige factoren: ongunstige thuissituatie, in de persoongelegen factoren, verwaarlozing, vervuiling, verstandelijke handicaps e.a. Deze combinatie van factoren leidt ertoe dat juist deze jongeren verkeerde en/of onverstandige keuzes maken. Op dat moment komt jeugdzorg in beeld. Zij sturen er op aan dat de ontwikkeling van jongeren zo minimaal mogelijk wordt beperkt. De jeugdzorg stopt als de situatie is gestabiliseerd of de jongere achttien jaar is geworden. Een onderschat probleem is wat er gebeurt met jongeren zodra zij de jeugdzorg verlaten. Dan moeten ze zelf de weg zien te vinden. Die zelfstandigheid is niet altijd vanzelfsprekend. Deze jongeren beschikken (nog) niet altijd over díe handvatten en mogelijkheden om hun eigen leven in de samenleving in te kunnen richten. En veel jongeren blijken door het verblijf in de jeugdzorg, of door vele overplaatsingen, over een ontoereikend sociaal netwerk te beschikken. Door te investeren in ondersteuning na de jeugdzorg en door het betrekken van het sociale netwerk bieden wij (het Rijk, de provincie, gemeenten en zorg- en welzijnsinstellingen en maatschappelijke partners zoals sportclubs, scholen en werkgevers) deze jongeren dat extra opstapje naar werk of onderwijs. De zelfstandigheid zal hierdoor worden vergroot. Voordat een jongere de jeugdzorg verlaat, dient te worden nagegaan wat hij of zij nodig heeft om zelfstandig te functioneren. Door samen met elkaar (jongeren, diens ouders/verzorgers, het Rijk, de provincie, gemeenten en zorg- en welzijnsinstellingen en medeopvoeders zoals sportclubs, scholen en werkgevers) goed te organiseren, krijgt zo’n jongere de stimulans om kansen en mogelijkheden te benutten en te vergroten. Daarmee wordt ook de kans op terugval in het hulpverleningscircuit verkleind. Zoals minister Rouvoet het treffend weergeeft in Trouw (24 juni 2009): “Je laat een jongere niet los voordat iemand anders hem weer vast heeft.”
6
gemeente Eindhoven
Als wij ervoor zorgen dat zij op eigen benen kunnen staan, betaalt de investering in deze doelgroep zich dubbel en dwars terug. Bij het organiseren van nazorg gaat het niet zozeer om wet- en regelgeving en wie waarvoor verantwoordelijk is en wie wat betaalt. Dat ligt vast. De uitdaging is de verantwoordelijkheid gezamenlijk op te pakken. Ieder partij is binnen het grote geheel verantwoordelijk voor het eindresultaat. Belangrijk is het geloven in kansen en mogelijkheden van jongeren en het zien ervan. Het adagium ‘zien is geloven’ wordt ‘geloven is zien!’ Dit vraagt om: b een creatieve en inventieve manier van samenwerking tussen alle partners en betrokken partijen; b durf om bestaande structuren ter discussie te stellen en over de grenzen heen te kijken; b maatschappelijke en financiële investeringen en vastberadenheid. De gemeente Eindhoven ontwikkelde in samenwerking met Bureau Jeugdzorg Eindhoven, lokale zorg- en welzijninstellingen, jongeren, jeugdzorgaanbieders en K2 (Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken) in 2008 de methodiek Niemand uit Beeld, zorg voor jongeren na jeugdzorg. Hiervoor ontving de gemeente Eindhoven subsidie van de provincie Noord-Brabant. Met het beschrijven van dit proces komt de gemeente Eindhoven tegemoet aan een van subsidievoorwaarden van de provincie Noord-Brabant. De gemeente Eindhoven dankt alle betrokken partijen, organisaties, instellingen en personen die met veel enthousiasme meewerkten aan de ontwikkeling van de methodiek Niemand uit Beeld. De inzet, betrokkenheid en samenwerking is van cruciaal belang gebleken bij de ontwikkeling van de methodiek Niemand uit Beeld. De ontwikkelde kennis en methodiek wil de gemeente Eindhoven graag beschikbaar stellen om zo het belang van nazorg te organiseren én te onderstrepen. Alle jongeren hebben kansen en mogelijkheden om zich maatschappelijk en economisch zelfstandig te nestelen. Zij hebben de samenleving nodig en de samenleving hen. Sommigen hebben daarbij extra ondersteuning nodig. Het zien van talenten, kansen en mogelijkheden van deze jongeren zorgt ervoor dat zij met ondersteuning hun plaats in de samenleving kunnen innemen.
Drs. M. Mittendorff Wethouder Jeugd en Gezin Gemeente Eindhoven
gemeente Eindhoven
7
Inleiding
Gemeente Eindhoven adopteerde in 2007 in het kader van de Brabantse provinciale verbeteragenda en jeugd 2008 -2011 (B5 gemeenten) het thema sluitende aanpak, waaronder nazorg. Een sluitende aanpak betekent een doorgaande lijn in de hulp/zorg aan jeugdzorgcliënten. Het betekent ook nazorg voor cliënten die uitstromen uit een residentiële instelling, een pleeggezin of een justitiële jeugdinrichting naar de gemeente van herkomst. De opdracht aan de gemeente Eindhoven was om samen met partners een overdracht en nazorgtraject op te zetten. Functies zoals begeleiding, huisvesting, school, werk, vrije tijd/dagbesteding moesten hierin een plaats krijgen. De provincie Noord-Brabant verstrekte hiervoor een subsidie aan de gemeente Eindhoven. Het project kreeg de naam ‘Niemand uit Beeld’. Met de naamgeving geeft de gemeente Eindhoven aan dat zij jongeren die terugkeren uit de geïndiceerde zorg en nog nazorg nodig hebben niet in de kou wil laten staan. De gemeente wil op tijd weten om welke jongeren het gaat, zodat zij de noodzakelijke zorg kan organiseren. De provinciale opdracht liep af op 31 december 2008. De gemeente Eindhoven en de partners lieten het daarbij niet zitten en startten in juni 2009 de proeftuin Niemand uit Beeld voor een periode van twee jaar. Gedurende deze periode implementeren de gemeente Eindhoven en betrokken partijen de methodiek Niemand uit Beeld. De gemeente Veldhoven (circa 43.000 inwoners) heeft zich aangesloten bij deze proeftuin. Dit maakt de proeftuin interessanter omdat de methodiek op schaal van verschillende grootten van gemeenten wordt getest en geïmplementeerd. Provincie Noord-Brabant en gemeente Eindhoven willen de opgedane kennis en ervaringen delen zodat alle gemeenten kunnen werken aan het realiseren van een sluitende aanpak. Dit document is hiervan het resultaat. Het geeft weer hoe de gemeente Eindhoven te werk is gegaan met het thema nazorg. Naast de methodiekbeschrijving zijn ook toepasbare instrumenten in het handboek opgenomen. In verschillende Brabantse gemeenten is men al bezig met het thema nazorg. Gemeenten hebben een wettelijke verantwoordelijkheid, welke later in dit handboek zal worden toegelicht. Kleinere gemeenten zullen minder vaak met nazorg te maken krijgen. Om deze verantwoordelijkheid op te pakken ligt regionale samenwerking voor de hand. Grotere gemeenten zullen relatief vaker met nazorg te maken krijgen. Zij kunnen dit binnen de eigen gemeentegrenzen organiseren en daarbij ook een regionale functie (gaan) vervullen. Het handboek is bedoeld voor bestuurders, beleidsmedewerkers en uitvoerders van gemeenten en provincies, welzijns- en zorginstellingen, zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg. Het is ondersteunend van opzet. Het is aan gemeenten om de methodiek op maat te maken voor de lokale situatie. 8
gemeente Eindhoven
Leeswijzer
Deel 1 gaat in op het waarom van zorg voor jongeren na de jeugdzorg. Het beschrijft vervolgens de verschillende bestuurlijke verantwoordelijkheden, biedt een (beknopt) overzicht van belangrijke aandachtspunten en de landelijke ontwikkelingen. Deel 2 gaat in op het organiseren van nazorg. De wijze waarop dat in de gemeenten Eindhoven en Veldhoven gebeurt, wordt als voorbeeld gebruikt. U zult onder andere lezen dat de grootte van de gemeenten en de lokale infra- en zorgstructuur van invloed is op het organiseren van nazorg. Verder gaan wij in op hoe de methodiek tot stand is gekomen, welke stappen doorlopen zijn en hoe de methodiek werkt. Deel 3 beschrijft het implementatieproces van nazorg. Het geeft tips over zaken waar u rekening mee moet houden. Hoe zorgt u voor draagvlak op lokaal niveau en welke stappen doorloopt u alvorens een nazorgmethodiek wordt ingevoerd. Verder treft u informatie aan over: b factoren die invloed zijn tijdens het implementatieproces; b de rol van de projectleider nazorg; b communicatie en draagvlak; b een voorbeeld van een nazorgplan; b een voorbeeld convenant nazorg; b functieomschrijvingen nazorgcoördinator en nazorgbegeleider. We sluiten het handboek af met de volgende bijlagen: b bijlage 1 geeft een overzicht van de instellingen die zijn betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de methodiek Niemand uit Beeld; b bijlage 2 geeft inzicht in wettelijke kaders die van belang zijn voor de organisatie van nazorg; b bijlage 3 bevat informatie over de wettelijke bepalingen nazorg; b bijlage 4 betreft een verklarende begrippen en afkortingenlijst; b bijlage 5 bevat een overzicht van de uitstroomcijfers van jongeren uit de jeugdzorg in 2008; b bijlage 6 geeft een overzicht van uitstroom van jongeren uit jeugdzorg in Noord-Brabant, verdeeld naar de gemeente van herkomst. De inhoud van dit handboek is samengesteld door mevrouw K. Buijsse, mevrouw I. de Vries van K2 (Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken) en de heer H. Faber, beleidsmedewerker Jeugd, gemeente Eindhoven. Heeft u na het lezen van dit handboek vragen, dan kunt u contact opnemen met de heer H. Faber, 040 - 238 49 39,
[email protected].
gemeente Eindhoven
9
1 Zorg voor jongeren na jeugdzorg
914716 A4 handboek nazorg.indd 2
23-10-2009 12:12:13
1
Zorg voor jongeren na de jeugdzorg
1.1
Reden om nazorg te organiseren
Elke jongere die terugkeert naar de gemeente na de zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg moet zijn plaats kunnen (her)vinden in de lokale samenleving. Om een succesvolle terugkeer te garanderen, heeft een deel van deze groep jongeren ondersteuning en zorg nodig. Nazorg betreft vervolghulp en zorg aan jongeren die uitstromen uit de geïndiceerde jeugdzorg. Het gaat om zorg en ondersteuning gericht op maatschappelijke en economische zelfstandigheid. Afhankelijk van de leeftijd en de situatie van de jongere bevindt de behoefte aan hulp en zorg zich met name op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen en sociaal netwerk. Het adviseren over nazorg door Bureau Jeugdzorg is wettelijk vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg. De gemeentelijke verantwoordelijkheid is terug te vinden in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast zijn nog andere wettelijke bepalingen van belang bij het organiseren van nazorg (zie bijlage 2). Uit een (eerder) evaluatieonderzoek naar de Wet op de jeugdzorg (2006) blijkt dat er verbeterpunten zijn wat de aansluiting tussen lokale instellingen en zorgaanbieders betreft. Meer dan de helft van de zorgaanbieders geeft aan dat de lokale instellingen niet berekend zijn op voldoende mogelijkheden voor nazorg. De doorgaande lijn van zorg blijkt haast niet te bestaan aldus het rapport Meerderjarig in de jeugdzorg, en dan? (Weekers, S. en R. Sohier, 2007). Met de 18-plussers die uitstromen uit de jeugdzorg weet men vaak geen raad. Redenen genoegen voor het Rijk, provincies en gemeenten om nazorg op de agenda te zetten en iets te ondernemen.
1.2
Terminologie nazorg
In dit handboek gebruiken we de term nazorg. Uit gesprekken met jongeren blijkt dat ze geen enkel belang hechten aan de naam die het krijgt. Het gaat er om dat jongeren het gevoel krijgen dat ze er niet alleen voor staan. Het maakt hun niet uit of het nazorg, doorzorg of doorlopende zorg genoemd wordt. Voor de leesbaarheid is gekozen om ‘nazorg’ te hanteren als verzamelnaam.
gemeente Eindhoven
11
1.3
Het belang van nazorg
Bij het opvoeden en opgroeien is door diverse oorzaken soms hulp van buitenaf nodig in de vorm van zorg. Bij complexe problematiek is er dan sprake van geïndiceerde jeugdzorg door zorgaanbieders. In veel gevallen is dit voldoende om de jongeren daarna weer zelfstandig te laten meedoen in de samenleving. Zij redden het zelfstandig. Een deel heeft echter ondersteuning nodig. Aandacht voor het organiseren van nazorg is vanuit meerdere invalshoeken van wezenlijk belang. 1.3.1
Belang jongere
Elke jongere krijgt te maken met belangrijke vragen. Waar ga ik straks wonen? Ga ik studeren, of werken? Verzekeren, moet dat? Als niemand je daar op wijst, dan kan het behoorlijk ingewikkeld worden als je je zaakjes niet op tijd hebt geregeld. Jongeren uit de jeugdzorg hebben niet altijd de ondersteuning van ouders die ze kunnen raadplegen.1 Het organiseren van nazorg zorgt ervoor dat deze jongeren op weg naar zelfstandigheid en volwassenheid kunnen terugvallen op ondersteuning. Belangrijk voor deze groep jongeren is dat zij het gevoel krijgen er niet alleen voor te staan. 1.3.2
Maatschappelijk en economisch belang
Investeren in de voorkant levert winst op voor alle partijen. Ten eerste voor de jongere zelf. Het wegvallen van jeugdzorg kan voor sommige jongeren aanleiding zijn om geen ondersteuning en zorg meer te willen aanvaarden. Zij zijn hulpverleningsmoe en zullen motivatie moeten vinden. Het inzetten van ondersteuning en zorg na de jeugdzorg kan een prikkel zijn. Door hun, op de weg naar zelfstandigheid en volwassenheid, ondersteuning en zorg te bieden in het organiseren, ontstaat er een (stevige) basis om een plek in de maatschappij te vinden. Dit kan bijvoorbeeld door zinvolle dagbesteding, het deelnemen aan het arbeidsproces of investeren in onderwijs en opleiding. In situaties waarin geen of onvoldoende zorg na de jeugdzorg aanwezig is dreigen jongeren uit beeld te raken. Een deel redt het en een deel niet. Bekend is dat een groot deel van de zwervende jongeren een jeugdzorgverleden heeft. Dit moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Enerzijds omdat de jongere dan (weer) van vooraf aan moet beginnen om uit het dal te klimmen. Dit vraagt doorgaans meer tijd en energie van de jongere. Anderzijds vraagt het extra investeringen van gemeenten om zwervende jongeren op te vangen. Door het bieden van nazorg kan dit voor een groot gedeelte voorkomen worden. Investeren aan de voorkant voorkomt extra investeringen bij de achterdeur.
1
Citaten, afkomstig van jongeren, met medewerking van de werkgroep 18 plus, bestaande uit
Cliëntenraden Jeugdzorg Noord-Brabant (CRJZNB), Participatiewerkplaats Jeugd Zorgbelang Brabant, Stichting de Combinatie, PRVMZ en Provincie Noord-Brabant
12
gemeente Eindhoven
1.4
Doelgroep
Jongeren met ernstige opgroei- en opvoedproblemen kunnen een beroep doen op de provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Hieronder valt een gevarieerd aanbod van hulpverlening: variërend van intensieve thuiszorg en andere vormen van ambulante hulp voor jongeren en hun ouders tot daghulp en residentiële hulp, zoals crisisopvang. Zorg en ondersteuning voor jongeren na de jeugdzorg kent een vrijwillig karakter. Als jongeren echt niet willen vindt er geen ondersteuning en zorg na de jeugdzorg plaats. De doelgroep betreft jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die na beëindiging van de indicatie Wet op de jeugdzorg terugkeren naar de gemeente van herkomst én bij wie ondersteuning en zorg noodzakelijk is om te kunnen re-integreren in de samenleving. Het gaat om jongeren die vrijwillig jeugdhulpverlening ontvingen (toegang) op grond van indicaties voor de functies verblijf, jeugdhulp en observatiediagnostiek. Jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel en met een jeugdreclasseringmaatregel vallen ook binnen de doelgroep. 1.4.1
Omvang doelgroep
De omvang van de doelgroep is niet duidelijk. In de provincie Noord-Brabant stroomden in 2008 in totaal 4756 jongeren uit jeugdzorg, onder wie 3608 jonger dan 18 jaar en 1148 ouder dan 18 jaar waren (zie bijlage 4, cijfers afkomstig van de provincie Noord-Brabant). Slechts een deel van deze groep heeft ondersteuning en zorg na de jeugdzorg nodig. Echter, deze jongeren zijn slechts de potentiële groep. Het ontbreken van registratie én op welke wijze ondersteuning en nazorg plaatsvindt, is hieraan debet.
gemeente Eindhoven
13
1.5
Verantwoordelijkheden
Primair zijn ouders verantwoordelijk voor de opvoeding. Ze krijgen steun van algemene voorzieningen – zoals scholen en consultatiebureaus – en medeopvoeders zoals leerkrachten op school om hun kinderen in zo goed mogelijke omstandigheden op te laten groeien. Wanneer toch ernstige problemen ontstaan moet hulp op gang komen. De hierna genoemde partijen zijn verantwoordelijk voor de schakels in de keten van jeugdzorg. Figuur: De keten van jeugdzorg 2
2
Informatiebrochure Wet op de jeugdzorg, Ministerie van VWS, 2005
14
gemeente Eindhoven
1.5.1
De rijksoverheid
De rijksoverheid (in dit geval de ministeries van VWS en Justitie) is eindverantwoordelijk voor het gehele stelsel van jeugdzorg. Het Rijk maakt de wetten en regels, de hoofdlijnen van het beleid en stelt geld beschikbaar. Ook gaat het Rijk over het toezicht. Tot slot vallen de justitiële jeugdinrichtingen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen regelt de taken en verantwoordelijkheden voor deze inrichtingen. 1.5.2
De provincies en grootstedelijke regio’s
De provincies en grootstedelijke regio’s zijn verantwoordelijk voor Bureau Jeugdzorg en de zorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de jeugdzorg. Zij ontvangen hiervoor het noodzakelijke geld van het Rijk, in de vorm van twee doeluitkeringen: één voor het zorgaanbod (de hulp) en één voor Bureau Jeugdzorg. Aan de doeluitkering van Bureau Jeugdzorg voegt de minister van Justitie de middelen voor de uitvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering toe. De zorgverzekeraars doen dat voor de indicatiestelling voor de jeugd geestelijke gezondheidszorg, de jeugd-GGZ. Een belangrijk doel van de Wet op de jeugdzorg is dat de afzonderlijke schakels in de keten op elkaar aansluiten. De provincie is hiervoor verantwoordelijk. De provincie is met de invoering van de Wet op de jeugdzorg de ketenregisseur van de geïndiceerde jeugdzorg en Bureau Jeugdzorg. 1.5.3
Bureau Jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg is de belangrijkste schakel tussen de basishulp op lokaal niveau en de geïndiceerde jeugdzorg op provinciaal niveau. De provincie is verantwoordelijk voor een goede aansluiting van Bureau Jeugdzorg op de gemeentelijke activiteiten. De wettelijke taken van Bureau Jeugdzorg zijn: b indicatiestelling; o zorg gefinancierd door provincies (voorheen jeugdhulpverlening); o jeugd geestelijke gezondheidszorg; o civiele plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen; o op termijn zorg voor licht gehandicapte jongeren; b uitvoering van de taken van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; b uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen (voogdij, gezinsvoogdij); b jeugdreclassering. Naast de genoemde taken heeft Bureau Jeugdzorg ook de taak om casemanagement uit te voeren. Een onderdeel daarvan is het adviseren van de cliënt over de zorg die na de beëindiging van de geïndiceerde zorg nodig is en het bijstaan van de cliënt bij het verkrijgen van deze zorg. Tijdens de ontwikkeling van de methodiek Niemand uit Beeld bleek dat Bureau Jeugdzorg onvoldoende aan deze taak kan toekomen.
gemeente Eindhoven
15
1.5.4
Gemeenten
De verantwoordelijkheid voor gemeenten om nazorg vormt te geven is terug te vinden in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze wet legt de gemeenten de verantwoordelijkheid op ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen en kan meedoen in de samenleving. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is er voor iedereen, dus ook voor jongeren die zich na de jeugdzorg in de gemeente willen vestigen. De gemeentelijke verantwoordelijk is gedefinieerd in negen prestatievelden. Het Wmo-beleid van de gemeente moet zijn afgestemd op de samenstelling en wensen van de inwoners. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor jeugd is opgenomen in prestatieveld 2 van de Wmo, deze omvat de volgende vijf functies: b informatie; b signalering; b pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening); b toegang tot het gemeentelijke hulpaanbod, beoordelen, toeleiding; b coördinatie van zorg op lokaal niveau. De gemeenten hebben regieverantwoordelijkheden en een preventieve en signalerende rol bij de uitvoering van de vijf functies. Zij moeten met hulp van de algemene voorzieningen ernstige opgroei- en opvoedproblemen zo veel mogelijk voorkomen en anders de problemen tijdig signaleren. Gemeenten voeren de regie op het lokale jeugdbeleid. Vanuit die rol draagt de gemeente zorg voor samenhang tussen wonen, welzijn en zorg. Dit zijn tevens de leefgebieden waar het organiseren van nazorg op gericht is. Het organiseren van nazorg door gemeenten in samenwerking met partners is een logisch gevolg.
16
gemeente Eindhoven
1.6
Aandachtspunten
Uit verschillende onderzoeken over nazorg komen aandachtspunten naar voren die van belang zijn bij het organiseren van zorg voor jongeren na de jeugdzorg. 1.6.1
Krachtige samenwerking
De jeugd moet kunnen opgroeien tot gezonde, betrokken en zelfstandige volwassenen. Dat gaat niet altijd vanzelf. Vijf miljoen kinderen en jongeren tot 25 jaar en hun opvoeders hebben af en toe vragen en problemen (MOgroep3). Zij kunnen veelal geholpen worden door voorzieningen op lokaal niveau, zoals het (school)maatschappelijk werk of de jeugdgezondheidszorg. Jongeren met ernstige opgroei- en opvoedproblemen zullen uiteindelijk niet uitsluitend op het gemeentelijk niveau geholpen kunnen worden. Deze jongeren zijn mede aangewezen op specialistische zorg, zoals de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en de jeugd-GGZ. Uit diverse studies blijkt dat de aansluiting tussen het lokale jeugdbeleid en jeugdzorg verbetering behoeft. 1.6.2
Aansluiting jeugdbeleid - jeugdzorg
Uit het evaluatieonderzoek naar de Wet op de jeugdzorg (2006) blijkt dat er verbeterpunten zijn wat de aansluiting tussen lokale instellingen en zorgaanbieders betreft. Meer dan de helft van de zorgaanbieders geeft aan dat de lokale instellingen niet berekend zijn op voldoende mogelijkheden voor nazorg. De doorgaande lijn van zorg blijkt haast niet te bestaan aldus het rapport ‘Meerderjarig in de jeugdzorg, en dan? (Weekers, S. en R. Sohier, 2007). Met de 18-plussers die uitstromen uit de jeugdzorg weet men vaak geen raad. Afhankelijk van de leeftijd en de situatie van de jongere bevindt de behoefte aan hulp en zorg zich met name op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen en sociaal netwerk. 1.6.3
Aandacht voor jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg
Weekers en Sohier (2007) concluderen in hun onderzoek dat vaak alle aandacht gericht is op het voorkomen dat kinderen geïndiceerde jeugdzorg nodig hebben. Afstemming en communicatie tussen voorzieningen moeten dit bewerkstelligen. Duidelijk werd dat weinig aandacht is voor jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg. Ondanks dat veel instellingen jongeren vanaf hun zestiende jaar voorbereiden op een zelfstandig leven, is dat voor een deel van die jongeren onvoldoende om een zelfstandig leven te kunnen leiden.
3 de Maatschappelijke Ondernemers Groep: de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang
gemeente Eindhoven
17
Als oorzaak wordt het gemis aan adequaat aanbod van gemeentelijke voorzieningen gezien. Veelal is het aanbod gericht op volwassenen en niet op de ontwikkelingsfase waar de betreffende jongeren zich in bevinden. De groep jongeren die uitstroomt, blijkt bij de groep onderzochte gemeenten niet als zodanig in beeld te zijn. 1.6.4
Afspraken met lokale voorzieningen
Baecke (2006) stelt in het evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg dat er voldoende lokale voorzieningen moeten komen waarmee de uitstroom van zestienplussers uit de jeugdzorg kan worden vergemakkelijkt. Daarnaast moeten betrokken partijen afspraken maken over de wijze van vervolgbegeleiding aan jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg, aldus de onderzoeker. 1.6.5
Samenwerking en informatieoverdracht
De Inspectie Jeugdzorg rapporteerde in 2006 dat de samenwerking en informatieoverdracht tussen de Bureaus Jeugdzorg en gemeentelijke voorzieningen problematisch is. Weekers en Sohier schrijven dat het, doordat er niet één instantie is die verantwoordelijk is voor een goede aansluiting tussen jeugdzorg en lokale voorzieningen en volwassenenzorg, onduidelijk blijft wie het initiatief neemt om de knelpunten aan te pakken. Anderzijds: een goede aansluiting kan alleen worden bereikt als alle partijen (jeugdzorg, provincie, lokale overheden en voorzieningen en de zorgsector) zich gezamenlijk inspannen om die te bewerkstelligen. In ieder geval dient passend aanbod, met aandacht voor zaken als werk en opleiding, te worden gecreëerd voor deze kwetsbare groep jongeren. 1.6.6
Dialoog tussen Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieder
Ook Louppen-Laurant (2007) wijst op de noodzaak van een samenhangend, optimaal werkend jeugdzorgstelsel dat zou moeten worden bereikt door intensieve dialoog en samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Volgens haar dient voor een innovatief en dekkend zorgaanbod stevig te worden gestuurd op de samenwerking tussen zorgaanbieders, waarbij de provincie haar regierol voor het bredere jeugdzorgveld kan gebruiken om haar rol als direct verantwoordelijke voor de jeugdzorg beter uit te voeren. Tevens dienen de communicatie, discussie en interactie binnen de driehoek van provincie, Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders te worden versterkt. Ten slotte beveelt ze aan om de onderlinge samenwerking te stimuleren via breed bestuurlijk overleg, visitatie en informele bijeenkomsten.
18
gemeente Eindhoven
1.6.7
Coördinatie
Uit diverse rapporten over de aansluiting van het lokale jeugdbeleid op de jeugdzorg in verschillende regio’s in Brabant in 2005, blijkt dat de coördinatie van zorg in gezinnen met meervoudige problematiek in de meeste gemeenten niet geregeld was. In de praktijk trad het algemeen maatschappelijk werk vaak op als casemanager bij complexe problemen, gezien het uitgebreide netwerk dat zij zowel lokaal als regionaal heeft. Uit diezelfde rapporten blijkt dat Bureau Jeugdzorg voor vooral kleine gemeenten te veel op afstand staat (geografische afstand en wachtlijsten) en dat er veel onduidelijkheid bestond over welke rol Bureau Jeugdzorg zou gaan spelen ten aanzien van de vijf gemeentelijke functies. Ook bleek er in gemeenten ontevredenheid te bestaan over het uitblijven van terugrapportage of begeleiding van jongeren en hun ouders bij terugkeer uit de regionale jeugdzorgorganisaties. 1.6.8
Brugfunctie
In de notitie Sterke Schakels (K2, 2004) staat dat coördinatie van de nazorg ontbreekt als jongeren terugkomen uit geïndiceerde jeugdzorgvoorzieningen en (samen met ouders) weer op zichzelf zijn aangewezen. In ditzelfde rapport spreekt men over het belang van de brugfunctie van Bureau Jeugdzorg. Jongeren moeten niet alleen naar de jeugdzorg toe geleid worden, maar dienen ook teruggeleid te worden. Het belang van een soepele schakeling tussen het lokale aanbod en het aanbod van de regionale jeugdzorg wordt als zeer belangrijk gevonden. Expertise van de jeugdzorg dient beschikbaar te zijn voor de lokale netwerken. De jeugdzorg dient daadwerkelijk te participeren in de activiteiten van de lokale netwerken.
gemeente Eindhoven
19
1.7
Landelijke ontwikkelingen
Op landelijk niveau vinden verschillende ontwikkelingen plaats waarbij het organiseren van nazorg een prominentere plaats krijgt. Met name voor de groep (ex-) gedetineerden doen zich ontwikkelingen voor. Naast deze zijn nog andere ontwikkelingen, zoals het ontstaan van het Centrum Jeugd en Gezin en de landelijke verwijsindex, van wezenlijk belang bij het organiseren van nazorg binnen een gemeente. 1.7.1
Verplichte nazorg na (jeugd)detentie
In juni 2007 is in het bestuursakkoord ‘Samen aan de Slag’ gesloten tussen het Rijk en de Verenigde Nederlandse Gemeenten (VNG). Het uitgangspunt van dit akkoord was dat de nazorg voor (ex-)gedetineerde burgers versterkt en verbreed moest worden. Dit Programma Sluitende Aanpak Nazorg heeft geleid tot een samenwerkingsmodel en levert een belangrijke bijdrage aan de doelstelling om recidive te verminderen. Binnen het programma wordt naast de verbetering van de uitvoeringspraktijk ook de bestuurlijke en interdepartementale samenwerking nagestreefd. Voor jongere (ex-)gedetineerden die drie maanden of langer detentie moeten uitzitten, zijn op dit moment al verplichtingen om na afloop van hun straf of maatregel begeleid te worden door de jeugdreclassering. Jongeren die tijdens hun verblijf in de justitiële jeugdinrichting of in de nazorgperiode achttien jaar worden, kunnen begeleiding krijgen van de volwassenenreclassering. Op die manier wordt voorkomen dat de nazorg uitblijft of eindigt zodra de jongere meerderjarig wordt (zie ook deel 2, onderdeel 2.9.6). 1.7.2
Centrum Jeugd en Gezin
In 2011 is in elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin. De centra zijn verantwoordelijk voor preventie, signalering, advies en het bieden van ondersteuning en lichte hulp aan jongeren tot 23 jaar. Deze centra leveren tevens een belangrijke bijdrage aan het organiseren en coördineren van nazorg vanwege de centrale rol en de netwerkrol als het gaat om: coördinatie van zorg; lokale voorzieningen; Bureau Jeugdzorg (eerste aanspreekpunt). In het kader van nazorg is het Centrum Jeugd en Gezin voor veel gemeenten wellicht een kans om de coördinatie van onder meer nazorg hier onder te brengen. In deel drie volgt hierover meer informatie.
20
gemeente Eindhoven
1.7.3
Verwijsindex
Om jongeren goed te kunnen helpen, is een soepele samenwerking noodzakelijk tussen alle partijen in de jeugdketen. De jeugdketen bestaat uit een groot aantal instanties en professionals, die echter te vaak langs elkaar heen werken. Er is vaak onvoldoende afstemming, waardoor de jeugdhulpverlening per saldo tekort schiet. Soms komt dat, doordat organisaties uit verschillende disciplines komen, soms doordat jongeren naar een andere gemeente verhuizen. Landelijke verwijsindex De (landelijke) verwijsindex risico’s jongeren brengt risicomeldingen van hulpverleners, zowel binnen gemeenten als over gemeentegrenzen heen, bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. Dankzij de verwijsindex blijft elke jongere in beeld en kunnen hulpverleners elkaar informeren en hun activiteiten op elkaar afstemmen. De verwijsindex brengt risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. De index moet bijdragen aan effectievere samenwerking van hulpverleners en gemeenten, en gaat waarschijnlijk in op 1 januari 2010.4 Zorg voor jeugd Provincie Noord-Brabant kent het signaleringssysteem Zorg voor jeugd. Alle Brabantse gemeenten werken met dit systeem. Zorg voor jeugd is bedoeld om problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 - 23 jaar in een vroegtijdig stadium te signaleren en vervolgens de coördinatie van zorg te organiseren. Op deze manier moeten risico’s met kinderen en jongeren worden voorkomen. Deze verwijsindex biedt voor het organiseren van nazorg een uistekende mogelijkheid.
4
Informatie van www.verwijsindex.nl
gemeente Eindhoven
21
1.8
Projecten
Landelijk zijn er projecten die raakvlakken hebben met nazorg aan jongeren. Enkele noemen wij hieronder. 1.8.1
Work Wise
Dit is een landelijk arbeidstoeleidend programma waarin alle Justitiële Jeugdinrichtingen en meerdere JeugdZorgPlus instellingen nauw samenwerken. Het Work-Wise traject kenmerkt zich door ketensamenwerking, een plan op maat voor iedere jongere én intensieve persoonlijke begeleiding. Iedere Work-Wise jongere krijgt een individueel trajectbegeleider die hem ondersteunt, coacht en begeleidt. De individuele begeleider fungeert als spil en motivator bij het kiezen van een studie en het vinden van een stage en een baan, maar is daarnaast ook sterk bezig met het versterken van de randvoorwaarden. Een goede vrijetijdsbesteding, een stabiel sociaal netwerk voor de jongere en goede woonruimte zijn ook belangrijke factoren om recidive te voorkomen. In dat kader is er veelvuldig overleg met ketenpartners en de gemeenten. Meer informatie is te lezen op de website van Work-Wise (www.workwise.nl). 1.8.2
Focus op een zelfstandige toekomst
MKB en MOgroep: de jeugdzorg en het bedrijfsleven, hebben de handen ineengeslagen om kwetsbare jongeren te helpen een goede overstap te maken van school naar werk. Het onderzoek ‘Focus op een zelfstandige toekomst (MKBNederland/MOgroep, 2008) gaat over de economische zelfstandigheid van jongeren. Onderwijs en werk spelen een belangrijke rol op de weg naar deze economische zelfstandigheid en een goede toekomst, wordt in het onderzoeksrapport gesteld. Hulpverleners in de jeugdzorg hebben vaak onvoldoende kennis van het bedrijfsleven, de samenwerking tussen organisaties gaat moeizaam en de financiering van de begeleiding ontbreekt aldus MKB-Nederland/MOgroep. Bovendien is het onduidelijk wie verantwoordelijk is voor deze begeleiding: de gemeente, jeugdzorg of het onderwijs. Het voorstel van MKB en MOgroep richt zich op het bieden van kansen voor een kwetsbare groep namelijk jongeren in de jeugdzorg. Men is van mening dat hulpverleners deze groep niet alleen moeten behandelen, maar ook meer aandacht moeten besteden aan hun toekomstperspectief. Meer informatie is op te vragen via MKB-Nederland.
22
gemeente Eindhoven
1.8.3
Kamers met kansen
Kamers met Kansen is bedoeld voor jongeren van 17-27 jaar die het op eigen kracht niet redden. In anderhalf jaar worden zij voorbereid op een zelfstandig bestaan, met een diploma op zak of met een baan. Het project bestaat uit een integraal pakket van wonen, leren, werken en coaching. Hiervoor werken woningcorporaties, onderwijsinstellingen, welzijnsinstellingen, bedrijfsleven en overheid samen. In een aantal gemeenten in Noord-Brabant (onder meer in Tilburg, Helmond en ’sHertogenbosch) lopen zogenoemde Kamers met Kansen-projecten. Op de website www.kamersmetkansen.nl staat hierover meer informatie. 1.8.4
Brabantse werkgroep 18plus
In 2007 werd de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg (PRVMZ) door de Provincie gevraagd om onderzoek te doen naar de uitstroomproblematiek van meerderjarigenjongeren. In datzelfde jaar heeft de werkgroep 18 plus van de Brabantse cliëntenraden in de jeugdzorg en van de Participatiewerkplaats Jeugd van Zorgbelang Brabant ook een onderzoek naar dit thema uitgevoerd. De cliëntenraden van de jeugdzorginstellingen, de Combinatie, Zorgbelang, de PRVMZ en de Provincie Noord-Brabant vormden vanaf september 2007 één werkgroep. De resultaten van beide onderzoeken hebben geleid tot een provinciale themaavond op 18 juni 2008: “18+ de verbinding naar volwassenheid”. Activiteiten die voortkwamen uit de inzet van de werkgroep zijn: thematische verdiepingsbijeenkomsten voor werkers in de jeugdzorg, een fonds voor initiatieven van jongeren/ouders, een handboek ‘Help, ik word 18!!!’ en een bijeenkomst over uitstroomproblematiek en nazorg in Brabantse regio’s. Meer informatie over de werkgroep 18+ is te vinden op www.zorgbelang-brabant.nl. 1.8.5
DOOR!
DOOR! Is een samenwerkingsverband van 10 instellingen op het gebied van maatschappelijke opvang, woonbegeleiding, jeugdhulpverlening, verschillende zorgaanbieders en 7 corporaties in Eindhoven, Best, Geldrop, Valkenswaard, Veldhoven, Best Son en Breugel. In DOOR! stellen woningcorporaties woningen ter beschikking aan instellingen en zorgaanbieders voor wonen met woonbegeleiding en klanten van deze instellingen om de uitstroom van deze instellingen te verbeteren.
gemeente Eindhoven
23
DOOR! heeft daarvoor de volgende 4 verschillende concepten ontwikkeld: 1. wonen met woonbegeleiding waarbij de woonbegeleiding in 18 maanden wordt afgebouwd naar zelfstandig te wonen en huren. In 2009 zijn hiervoor 164 woningen ter beschikking gesteld; 2. wonen en huren waarbij het woonbegeleiding en/of zorg gekoppeld is aan het huurcontract. In 2009 zijn hiervoor 12 plaatsen ter beschikking gesteld; 3. zelfstandig wonen en huren zonder woonbegeleiding ter bevordering van uitstroom intramurale zorg. In 2009 zijn hiervoor 35 woningen ter beschikking gesteld; 4. wonen met woonbegeleiding voor jongeren in verschillende woonprojecten. In 2009 zijn hiervoor 150 plaatsen ter beschikking gesteld. In alle concepten wordt uitgegaan van een permanente oplossing op het gebied van wonen. Het wonen staat in principe los staat van de begeleiding en bij een succesvolle afronding van de woonbegeleiding volgt een zelfstandig huurcontract voor dezelfde woning. DOOR! heeft een online informatie systeem waarin betrokken partijen elkaar informeren over de voortgang van trajecten. In 2009 worden daarbinnen 420 klanten/woningen gevolgd. Daarnaast worden knelpunten en de nieuwe vraag naar woningen maandelijks besproken in de werkgroep DOOR!. De coördinatie en het secretariaat van de werkgroep DOOR! is gevestigd bij woningcorporatie Domein, uit Eindhoven. Voor meer informatie over DOOR! kunt u contact opnemen met de voorzitter of het secretariaat Telefoon: (040) 23 29 951, email
[email protected] ter attentie van secretariaat DOOR!. 1.8.6
Plan +
De provincie Overijssel ontwikkelde in 2009 samen met Bureau Jeugdzorg Overijssel en zorgaanbieders het project ‘Plan+’. Hiermee stellen partners zich voor de structurele uitdaging om jongeren uit de jeugdzorg sneller, beter en met meer resultaat te helpen door met elkaar een pact te sluiten. Hierbij hanteren de partners de volgende uitgangspunten: • kinderen horen thuis; • uitgaan van mogelijkheden; • niemand hoeft te wachten; • leren van elkaar; • doen wat werkt; • veilig vangnet. Plan+ moedigt partners aan om met innovatief, creatief oplossingen te komen en daarbij over de (eigen) en intersectorale grenzen heen te kijken, de nek uit te steken en risico’s te nemen.
24
gemeente Eindhoven
Doel is de cliënt zo goed mogelijk te helpen. Er worden zogenaamde ‘afstemming+tafels’ ingericht. In zo’n overleg zitten de cliënt (als opdrachtgever), vertegenwoordigers uit het netwerk van de cliënt, (intersectoraal) zorgaanbieder(s) en Bureau Jeugdzorg Overijssel om de tafel. De hulpvraag van de (wachtende) cliënt wordt besproken en er worden bindende afspraken gemaakt. De strategie bestaat uit een dialooggestuurde klantsturing (d.m.v. overleg/gesprek met de klant formuleert deze zijn wensen/vragen en stuurt/bepaalt op deze manier de zorg) in combinatie met lef, initiatief en creativiteit. Plan+ maakt gebruik van het Eigen Kracht Denken (Eigen Kracht Conferentie, familienetwerkberaad, etc.) en heeft betekenis voor onder andere de wijze en de inhoud van de indicatiestelling, de financiering (resultaatgericht) van de hulp en het op een innovatieve manier omgaan met vormen van pleegzorg en long stayvoorzieningen. De provincie Overijssel staat met Plan+ een aanpak voor, die zowel de doelstelling voor de korte termijn (wegwerken wachtlijsten) als de structurele uitdaging (evenwicht tussen vraag en aanbod) ten dienste staat. Meer informatie kunt u opvragen bij: 1. Provincie Overijssel | Luttenbergstraat 2, Zwolle | Postbus 10078, 8000 GB Zwolle, B. Kock, beleidsadviseur jeugdzorg,
[email protected] www.overijssel.nl 2. BMC, Smallepad 34 - 3811 MG Amersfoort, Postbus 490 - 3800 AL Amersfoort, Peter Paul J. Doodkorte, Partner, 010 442 60 34 of 0653 165 996.
gemeente Eindhoven
25
1.9
Privacy
Bij een goede samenwerking tussen meerdere organisaties en instellingen, zoals bij nazorg, hoort een zorgvuldige uitwisseling van informatie. Hierbij dient men de wettelijke regels die de privacy van de cliënt beschermen in acht te nemen. In dit hoofdstuk wordt de bescherming van privacy nader toegelicht. 1.9.1
Wet Bescherming Persoonsgegevens
Wanneer de gemeente en lokale partners gegevens gaan uitwisselen, is het belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de vorm en inhoud van de uitwisseling en de daarbij behorende samenwerking. Het is dan voor alle partijen duidelijk wat de afspraken zijn en partijen kunnen daar ook makkelijker aan worden gehouden. Bij het uitwisselen van gegevens raakt men al snel aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). De WBP schrijft het aanmelden van persoonsgegevensverwerking bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) voor. Elke organisatie is volgens de WBP zelf verantwoordelijk voor de beveiliging van gegevens en daarmee aansprakelijk bij overschrijding van de wettelijke regels. 1.9.2
Toestemming
Artikel 51 Wet op de jeugdzorg: Een hulpverlener geeft aan derden geen inzage in of afschrift van bescheiden of inlichtingen over de cliënt dan met toestemming van de cliënt. Wanneer het gaat om een cliënt jonger dan 12 jaar is toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger nodig. De Wet vereist geen expliciete schriftelijke toestemming. Het is belangrijk om voor de cliënt inzichtelijk te maken waarom het uitwisselen van informatie met derden voor de hulpverlening belangrijk is. In bijzondere gevallen is geen toestemming nodig, namelijk als: • beroepshalve medewerking aan jeugdzorg noodzakelijk is (dit betreft uitwisseling van gegevens tussen Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders die door BJZ geïndiceerde zorg uitvoeren); • beroepshalve voorbereiding of uitvoering van KB-maatregelen (uitwisseling tussen Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming) aan de orde is; • een conflict van plichten/overmacht aan de orde is; • de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen vraagt over een minderjarig kind jonger dan 16 (tenzij …..); • het gaat om het informeren van instanties in het kader van de uitvoering van Jeugdbescherming of Jeugdreclassering.
26
gemeente Eindhoven
3 Implementatie
914716 A4 handboek nazorg.indd 4
23-10-2009 12:12:15
2
Methodiek Niemand uit Beeld
Bureau Jeugdzorg neemt nazorg als doel op in het indicatiebesluit van jongere.
Zorgaanbieder vraagt jongere naar wensen en behoeften over nazorg.
Ja
Nee
Zorgaanbieder, jongere (eventueel met ouders/verzorgers) en gemeente stellen nazorgplan op.
Bureau Jeugdzorg sluit het dossier na beëindiging recht op Jeugdzorg en informeert gemeente hierover.
Gemeente zet (eventueel) al acties uit voordat het recht op Jeugdzorg eindigt.
Gemeente registreert en onderneemt geen actie.
Bij beëindiging recht op Jeugdzorg sluit Bureau Jeugdzorg het dossier en stuurt het nazorgplan naar de gemeente.
Gemeente voert nazorgplan in samenwerking met lokale instellening.
Gemeente bewaakt voortgang en coördinatie.
28
Einde nazorg: jongere functioneert zelfstandig.
gemeente Eindhoven
Toelichting op schema b
Bureau Jeugdzorg neemt in het indicatiebesluit op dat bij beëindiging van de jeugdzorg de behoefte voor nazorg wordt ingeschat en vraagt de jongere naar zijn wensen en behoeften over nazorg.
b
De zorgaanbieder start minimaal 6 maanden voor het afsluiten van de jeugdzorg met de jongere (eventueel met ouders/verzorgers) en de gemeente met het nazorgplan. Bij korter durende indicaties en trajecten moet eerder gestart worden. De zorgaanbieder stelt een nazorgplan op in overleg met de jongere (eventueel met ouders/verzorgers) en de gemeente.
b
Het nazorgplan beschrijft: o welke concrete acties nodig zijn om het algemene welbevinden van een jongere na ontslag uit jeugdzorg te continueren of te bevorderen, onderverdeeld volgens de zes leefgebieden; o wie de contactpersonen zijn bij Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieder.
b
Bureau Jeugdzorg blijft verantwoordelijk voor de jongere tot de beëindiging van de jeugdzorg voor het tijdig zenden van het nazorgplan naar de gemeente.
b
Bureau Jeugdzorg verstuurt het nazorgplan bij voorkeur minimaal 3 weken voor beëindiging van de jeugdzorg naar de gemeente.
b
De nazorg kan al tijdens het verblijf in de jeugdzorg starten, bijvoorbeeld bij het organiseren van woonruimte, inkomen, scholing e.d. De verantwoordelijkheid om dit aan de gemeentelijke nazorgbegeleider kenbaar te maken ligt bij zorgaanbieder en de jongere.
b
Na afronding van de jeugdzorg zijn de jongere (waar mogelijk met zijn/haar ouders) en de gemeente de eerstverantwoordelijke voor de uitvoering van het nazorgplan. Dit betekent dat de jongere in samenwerking met nazorgbegeleider de noodzakelijke zorg en hulp gaat organiseren. Hierbij maken zij gebruik van lokale instellingen en infrastructuur.
b
Lokale instellingen melden conform afspraken volgens convenant signaleringssysteem Zorg voor jeugd dat de jongere bij hen bekend is. Dit gebeurt alleen als de betreffende lokale instellingen een rol heeft bij het leveren van ondersteuning en zorg aan de jongere.
b
De nazorg stopt als de jongere zelfstandig kan functioneren in de maatschappij.
gemeente Eindhoven
29
2.1
Ontstaan methodiek
Aan de totstandkoming van de methodiek Niemand uit beeld leverden vele partners (zie bijlage 1) een bijdrage. Dit betreffen zowel lokale instellingen als zorgaanbieders in de regio. In 2008 vond een vooronderzoek plaats waarin de methodiek werd getoetst. Resultaten van dit onderzoek leverden verbeterpunten op, zorgden voor draagvlak en legden ook knelpunten bloot zoals de behoefte aan duidelijkheid over de coördinatie en uitvoeringstaken van nazorg. Ook bleken jongeren die nazorg nodig hadden onvoldoende in beeld te zijn. Met de in juni 2008 gestarte proeftuin stelt de gemeente Eindhoven zich ten doel de methodiek Niemand uit Beeld te implementeren binnen haar gemeentegrenzen. Hierdoor zal er sprake zijn van een doorgaande lijn van passende zorg en ondersteuning voor cliënten die hierop zijn aangewezen na het beëindigen van de geïndiceerde jeugdzorg. De cliënt blijft in beeld en raakt niet tussen wal en schip. Lokale instellingen leveren de noodzakelijke hulp.
2.2
Visie nazorg
Met de Wet maatschappelijke ondersteuning kregen de gemeenten de verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat iedereen in de samenleving kan ‘meedoen’. Het Wmo-beleidskader van de gemeente Eindhoven spreekt van een samenleving waarin rekening wordt gehouden met verschillen tussen mensen. Het meedoen kan op verschillende manieren. Sommige mensen hebben daarbij extra steun nodig om hun plaats te kunnen vinden. Dit geldt ook voor jongeren die terugkeren uit de geïndiceerde jeugdzorg. Leidende visiedocumenten voor de methodiek Niemand uit Beeld waren Wet maatschappelijke ondersteuning (taakveld 2), en de bestuurlijke programma’s ‘Actieve Jeugd’, ‘Veiligheid’ en ‘Meedoen’ van de gemeente Eindhoven.
30
gemeente Eindhoven
2.3
Doel van methodiek Niemand uit Beeld
De methodiek Niemand uit Beeld moet ervoor zorgen dat nazorg binnen een gemeente of regio beter wordt georganiseerd. Dit betekent dat de zorg rondom de jongere in het lokale veld naadloos moet aansluiten op de hulp die hij of zij in de geïndiceerde zorg heeft ontvangen. Uitgangspunt is de behoefte aan nazorg bij de cliënt. Bij nazorg gaat de gemeente Eindhoven uit van een systeembenadering. Dit betekent dat de omgeving waarin de jongere terugkeert ook in beeld wordt gebracht en een rol speelt in het nazorgtraject. Bijvoorbeeld dat ook de ouders ondersteuning ontvangen tijdens het nazorgtraject. Nadat de begeleiding van een jongere vanuit jeugdzorg is beëindigd, is op onderdelen nazorg noodzakelijk. De gemeente Eindhoven biedt deze nazorg de proeftuin Niemand uit Beeld. Dit traject biedt jongeren begeleiding op belangrijke leefgebieden als wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen en sociaal netwerk. Er wordt op maat gewerkt, zodat de jongere de begeleiding krijgt waar dat nodig is. Voor de ene jongere is huisvesting bijvoorbeeld geen issue, voor een andere wel. Speciale nazorgbegeleiders ondersteunen de jongere. Het gaat in dit project om jongeren tussen 16 en 23 jaar oud. De methodiek houdt in dat Bureau Jeugdzorg Eindhoven aan het Centrum Jeugd en Gezin doorgeeft over welke jongeren zij een advies nazorg zal gaan uitbrengen, het zogeheten nazorgplan. Nog voor de jeugdzorg daadwerkelijk is afgelopen, wordt dit plan opgesteld. Dit gebeurt door de jeugdzorgaanbieder in overleg met de jongere, (eventueel met zijn/haar ouders) én met de gemeente. In het nazorgplan komen de wensen en behoeften van de jongere aan de orde. Het Centrum Jeugd en Gezin informeert de nazorgbegeleider(s) over de nazorgplannen. De nazorgbegeleider gaat er vervolgens met de jongere voor zorgen dat de noodzakelijke ondersteuning er komt. Hij/zij is een maatje voor de jongere. Ook zijn de nazorgbegeleiders de eerste contactpersonen voor lokale instellingen die betrokken zijn bij het nazorgplan. Het Centrum Jeugd en Gezin houdt (op afstand) de regie. De rol van het Centrum Jeugd en Gezin is naast netwerkorganisatie waarin partners samenwerken, ook optreden als de nazorg (dreigt) spaak te lopen. Daarvoor zijn speciale casusregisseurs werkzaam binnen het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven. Deze organiseren vervolgens een casusoverleg om de nazorg vlot te trekken. Het Centrum Jeugd en Gezin is tevens contactpersoon voor Bureau Jeugdzorg Eindhoven.
gemeente Eindhoven
31
2.4
Uitgangspunten methodiek Niemand uit Beeld
De hieronder geformuleerde uitgangspunten zijn in overleg met de partners betrokken bij de ontwikkeling van de methodiek Niemand uit Beeld tot stand gekomen.
De jongere centraal Het belang, de hulpvragen en de behoeften van de jongere staan centraal. De noodzakelijke zorg, begeleiding en/of vervolghulp organiseert zich rondom de vraag en mogelijkheden van de jongere.
Maatwerk Elk nazorgplan is uniek. Dit houdt in dat het nazorgplan en de vervolghulp op maat worden gemaakt voor de jongere. Niet het productenaanbod van een instelling, maar de hulpvraag staat centraal.
Vertrouwen Het gaat hierbij om vertrouwen naar de jongere toe én tussen de lokale hulpverlenende zorg en welzijnsinstellingen onderling. Hierbij geldt de volgende attitude: b de jongere krijgt het vertrouwen dat de noodzakelijke vervolghulp uit het nazorgplan binnen de afgesproken termijn er komt; b lokale hulpverlenende zorg- en welzijnsinstellingen nemen de informatie over uit het nazorgplan ter voorkoming van dubbel werk (zoals intake, onderzoek, diagnosestelling e.a.).
Overdracht De gemeente moet betrokken zijn bij de ontwikkeling van het nazorgplan alvorens de hulp (indicatie) op grond van de Wet op de jeugdzorg eindigt. De uiteindelijke informatieoverdracht van het nazorgplan geschiedt via Bureau Jeugdzorg naar de gemeente.
Nazorgbegeleider Voor het realiseren van de vervolghulp uit het nazorgplan ontvangt de jongeren hulp en ondersteuning van een nazorgbegeleider. Deze neemt de jongere aan de hand tijdens het organiseren van de vervolghulp. De jongere kan altijd terugvallen op de nazorgbegeleider. Het is een maatje voor de jongere. De beschikbaarheid en bereikbaarheid (ook buiten kantooruren) van de nazorgbegeleider is van cruciaal belang. Voorkomen moet worden dat de jongere met verschillende nazorgbegeleiders te maken gaat krijgen. Dit is slecht voor de onderlinge vertrouwensband en ondersteuning.
32
gemeente Eindhoven
Centrale plaats Centrum Jeugd en Gezin Het Centrum Jeugd en Gezin heeft in het nazorgtraject een voorname én centrale positie. Als netwerkorganisatie onderhoudt het CJG contacten met de lokale aanbieders van zorg. Het Centrum Jeugd en Gezin is ook de locatie van de nazorgcoördinator. Deze treedt als liaison functionaris op tussen de eerstelijnorganisatie(s) en Bureau Jeugdzorg, en als de uitvoering van een nazorgplan stagneert.
Samenwerking Het organiseren van nazorg vraagt om een onvoorwaardelijke samenwerking. De nazorgbegeleider werkt samen met de jongere bij het organiseren van de nazorg. Hulpverleners van lokale instellingen werken samen bij het realiseren van de nazorg waar het eigen organisatiebelang ondergeschikt aan is.
2.5
Definitie nazorg
Zorg voor jongeren na de jeugdzorg betreft ondersteuning en zorg aan jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die uitstromen uit de jeugdzorg die noodzakelijk is bij de re-integratie in de lokale samenleving. Dit gebeurt als gevolg van het beëindigen van de geïndiceerde zorg op basis van de Wet op de jeugdzorg. De noodzakelijke hulp en zorg bevinden zich op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen en sociaal netwerk.
2.6
De doelgroep
De methodiek richt zich op jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die na beëindiging van de indicatie Wet op de jeugdzorg terugkeren naar de gemeente Eindhoven én bij wie ondersteuning en zorg noodzakelijk is om te kunnen reintegreren in de samenleving. Met andere woorden er bestaat tussen de jongere en Bureau Jeugdzorg geen relatie meer. 2.6.1
Vrijwillig kader
Het opstellen van een nazorgplan en het aannemen van de ondersteuning en zorg door de jongere gebeurt op vrijwillige basis. De jongere moet er voor open staan en gemotiveerd zijn om hulp te ontvangen. Wij merken op dat niet voor elke jongere die de jeugdzorg verlaat een nazorgplan nodig is. De beoordeling daarvan is aan de zorgaanbieder en Bureau Jeugdzorg.
gemeente Eindhoven
33
2.6.2
Verplicht kader
Verplichte nazorg heeft de vorm van een opdracht aan de (jeugd)reclassering tot het verlenen van Hulp en Steun bij voorwaardelijke jeugddetentie of PIJ-maatregel. Dit volgt op de ten uitvoering legging van het onvoorwaardelijke gedeelte. Vrijwillige nazorg vindt haar grondslag in de Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering. Deze regeling geeft aan dat de Raad voor de Kinderbescherming aan de jeugdreclassering opdracht kan geven voor Toezicht en Begeleiding. Nazorg voor cliënten die te maken hebben met de jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) is in de meeste gevallen georganiseerd. Als een maatregel doorloopt na de reguliere jeugdzorg blijft Bureau Jeugdzorg eindverantwoordelijk. De cliënt komt dan niet over naar de gemeente maar blijft in traject bij Bureau Jeugdzorg (ook voor de nazorg). Als de JB- of JR-maatregel stopt dient bijtijds aan een nazorgplan begonnen te worden, voordat de cliënt wordt overgedragen aan de Toegang van Bureau Jeugdzorg. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Jeugdbescherming of Jeugdreclassering. De nazorg dient al gestart te zijn voordat de overdracht aan de Toegang plaatsvindt. Belangrijk is dat partners (allen onderdeel van Bureau Jeugdzorg) al vóór de afsluiting van het dossier samen optrekken. 2.6.3
Niet-willers
Als de jongere geen ondersteuning en zorg na jeugdzorg wil ontvangen terwijl dit naar het oordeel van de zorgaanbieder en Bureau Jeugdzorg nodig is, zal er geen ondersteuning en zorg door de gemeente plaatsvinden. Tussen Bureau Jeugdzorg en de gemeente zullen afspraken gemaakt worden over het overdragen van informatie over deze groep niet-willers. Het doorgeven van deze informatie stelt de gemeente in staat jongeren hiermee te confronteren als zij uiteindelijk in beeld komen (bijvoorbeeld als zwerver) of zich alsnog vrijwillig melden. De situatie kan zich voordoen dat jongeren enkele maanden na de jeugdzorg tot het inzicht komen dat zij ondersteuning en zorg nodig hebben.
34
gemeente Eindhoven
2.7
Totstandkoming nazorgplan
Zoals gezegd gebeurt het aannemen van zorg aan jongeren na de jeugdzorg op vrijwillige basis. De jongere moet ermee instemmen. De methodiek Niemand uit Beeld beschrijft de volgende werkwijze wat de totstandkoming van het nazorgplan betreft. 2.7.1
Tijdig start ontwikkeling nazorgplan
De zorgaanbieder welke de geïndiceerde zorg aan de jongere levert start minimaal 6 maanden voor het afsluiten van de jeugdzorg met de voorbereiding van het nazorgplan. Bij korter durende indicaties en trajecten zal eerder gestart moeten worden met het nadenken over de nazorg. De zorgaanbieder betrekt de gemeente (nazorgbegeleider) bij de ontwikkeling van het nazorgplan. Hierdoor maken de nazorgbegeleider en de jongere al contact met elkaar en kunnen eventueel noodzakelijke acties (inkomen, wonen e.a.) eerder opgepakt worden. 2.7.2
Opstellers nazorgplan
Het nazorgplan wordt op verzoek van Bureau Jeugdzorg opgesteld door de zorgaanbieder welke de geïndiceerde zorg uitvoert in overleg met de jongere (eventueel bijgestaan door diens ouders/verzorgers ) én de gemeente. Het plan beschrijft wat nodig is om het algemene welbevinden van een jongere na ontslag uit de jeugdzorg voort te zetten, te bevorderen én binnen welk tijdsbestek dit moet gebeuren. 2.7.3
Contactpersonen
Het nazorgplan geeft (minimaal) aan wie de contactpersonen zijn bij Bureau Jeugdzorg en de instelling die de geïndiceerde zorg leverde (waar de jongere onder behandeling was). Dit is voor het geval er onduidelijkheden zijn of andere redenen waarom contact nodig is. Met Bureau Jeugdzorg Eindhoven is afgesproken dat zij het maken van een nazorgplan als doel in het indicatiebesluit opneemt. 2.7.4
Verzending nazorgplan gemeente
Bureau Jeugdzorg verstuurt het nazorgplan naar de gemeente. De gemeente zorgt ervoor dat de nazorgbegeleider in samenwerking met de jongere de verschillende acties uit het nazorgplan opstart.
gemeente Eindhoven
35
2.8
Duur nazorg
Het nazorgplan gaat vergezeld van een tijdspad. De hulpverlening en begeleiding van de jongeren stoppen niet eerder dan dat de noodzakelijke hulp is georganiseerd en goed verloopt, bijvoorbeeld als duidelijk is dat de jongere zelfstandig en/of met zijn ouders verder kan. De nazorgbegeleider blijft het eerste aanspreekpunt voor de jongere en de lokale instellingen als zich problemen voordoen. Ook als de nazorgbegeleiding stopt.
36
gemeente Eindhoven
2.9
Actoren Niemand uit Beeld
In deze paragraag belichten wij de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de diverse actoren toe. Dit geldt zowel voor de wijze waarop dit in de gemeente Eindhoven als in de gemeente Veldhoven is georganiseerd. 2.9.1
Zorgaanbieder
Jongeren zouden in het beste geval vanaf het eerste moment dat ze in een jeugdzorginstelling komen, al moeten worden voorbereid op het feit dat ze de instelling op een bepaald moment weer gaan verlaten. Vaak is het vergroten van sociale vaardigheden en het versterken van de zelfstandigheid al een onderdeel van het te lopen hulptraject van een jongere. Zodra een jongere bijna achttien jaar wordt, is het des te belangrijker om als zorgaanbieder de jongeren voor te bereiden op het zelfstandige leven. In veel gevallen houdt het voor jongeren op met jeugdzorg op hun achttiende verjaardag. Binnen de methodiek Niemand uit Beeld is afgesproken dat 6 maanden voor de achttiende verjaardag of 6 maanden voor beëindiging van de jeugdzorg actief gestart wordt met het maken van het nazorgplan. De zorgaanbieder samen met jongere kunnen het beste de noodzaak van zorg na jeugdzorg inschatten. Zij betrekken hierbij de nazorgbegeleider, deze kan acties (bijvoorbeeld huisvesting) al eerder opstarten voordat de jongere de jeugdzorg verlaat. Taken zorgaanbieder: b inschatten noodzaak nazorg van betreffende jongere; b actieve bijdrage aan opstellen nazorgplan samen; b motiveren van de jongere om een nazorgplan op te stellen; b tijdens jeugdzorg contact leggen tussen jongere en nazorgbegeleider. 2.9.2
Bureau Jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg is de belangrijkste schakel tussen de basishulp op lokaal niveau en de geïndiceerde jeugdzorg op provinciaal niveau. De provincie is verantwoordelijk voor een goede aansluiting van Bureau Jeugdzorg op de gemeentelijke activiteiten. De wettelijke taken van Bureau Jeugdzorg zijn: b indicatiestelling; b uitvoering van de taken van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; b uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen (voogdij, gezinsvoogdij); jeugdreclassering. De casemanager van de Toegang heeft onder andere de wettelijke taak om de cliënt te adviseren over de zorg die na beëindiging van de geïndiceerde zorg nodig is en de cliënt bij te staan bij het verkrijgen van deze zorg. Met Bureau Jeugdzorg Eindhoven zijn afspraken gemaakt dat zij de gemeente proactief benaderen over toekomstige nazorgcliënten en nazorg als een doel in het indicatiebesluit opnemen.
gemeente Eindhoven
37
2.9.3
Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven
In het model Niemand uit Beeld heeft het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven een spilrol: de schakel tussen geïndiceerde jeugdzorg en het vrij toegankelijke aanbod. Het Centrum Jeugd en Gezin heeft in het nazorgtraject een voorname en centrale positie. Als netwerkorganisatie onderhoudt het Centrum Jeugd en Gezin contacten met de lokale instellingen. Het Centrum Jeugd en Gezin kent bij uitstek het lokale veld en de sociale kaart. Binnen het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven maakt nazorg onderdeel uit van de taken van de casusregisseurs. Deze treden op als liaisonfunctionaris naar enerzijds Bureau Jeugdzorg en anderzijds naar de nazorgbegeleiders (in Eindhoven ondergebracht bij het regionale Jongerenloket Eindhoven e.o.). Ook heeft de casusregisseur een rol als de nazorgbegeleider tijdens de uitvoering van het nazorgplan problemen ervaart en er zelf niet uitkomt. Verderop wordt dit proces beschreven. Naar Bureau Jeugdzorg toe is het Centrum Jeugd en Gezin de proactieve contactpersoon als het gaat om toekomstige nazorgcliënten. Als er sprake is van een AWBZ-indicatie voor nazorg kan MEE de rol van nazorgbegeleider krijgen. Niet alle gemeenten in Nederland beschikking over een Centrum Jeugd en Gezin. De wijze waarop een dit wordt vormgegeven verschild per gemeente. Er zijn een drietal situaties mogelijk: 1. er is nog geen fysiek Centrum Jeugd en Gezin en ook zijn er nog geen afspraken over coördinatie van samenwerking tussen lokale partners; 2. er is nog geen fysiek Centrum Jeugd en Gezin, maar al wel een virtueel samenwerkingsverband met afspraken over coördinatie met de partners van het Centrum Jeugd en Gezin; 3. er is wel een fysiek Centrum Jeugd en Gezin én er zijn afspraken over coördinatie van partners van het Centrum Jeugd en Gezin. Om de methodiek toe te kunnen passen, moet er minstens sprake zijn van 2 of 3. In geval van 2 zal de gemeente in het kader van de afspraken over coördinatie ook vast moeten leggen dat er een taak bij komt in het kader van nazorg. Tevens zullen de partners vast moeten leggen hoe om te gaan met de taak nazorgbegeleiding. Kleinere gemeenten zullen te maken krijgen met kleinere aantallen jongeren die nazorg nodig hebben. Dit kan betekenen dat de coördinatietaak wellicht beter op bovengemeentelijke schaal georganiseerd kan worden.
38
gemeente Eindhoven
Rol Centrum Jeugd en Gezin bij ontwikkeling nazorgplan Zes maanden voorafgaand aan het ontslag uit de jeugdzorg wordt samen met de jongere en eventueel ouders/verzorgers vastgesteld welke vormen van nazorg noodzakelijk zijn. Tijdens deze periode wordt contact gelegd met het Centrum Jeugd en Gezin. De nazorgbegeleider gaat naar de jongere of naar de instelling toe die de geïndiceerde zorg uitvoert. De nazorgbegeleider kan al acties opstarten voordat de jongere de jeugdzorg verlaat.
Casusoverleg De verantwoordelijkheid voor de uitvoering en voortgang van het nazorgplan ligt bij de cliënt en de nazorgbegeleider. Bij stagnatie van het nazorgplan heeft de nazorgbegeleider de taak dit vlot te trekken. Lukt dit niet dan kan deze om casusoverleg vragen. Casusoverleg wordt uitgevoerd door het Centrum Jeugd en Gezin en heeft tot doel om complexe procesmatige situaties te bespreken en te komen tot een oplossing. Samengevat is de rol van het Centrum Jeugd en Gezin als volgt te omschrijven: b casusoverleg nazorg als nazorgbegeleider hierom vraagt; b contactpersoon Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieder; b wijst nazorgbegeleider aan; b onderhoudt actief contacten met Jongerenloket over nazorg; b zorgt voor registratie en dossiervorming nazorgplannen; b onderhoudt contacten met Bureau Jeugdzorg over potentiële nazorgcliënten (bijv. tweemaandelijks); b beheert het signaleringsysteem Zorg voor jeugd; b contactpersoon/expertise voor ketenpartners voor nazorg. 2.9.4
Regionaal Jongerenloket Eindhoven e.o.
De gemeente Eindhoven heeft ervoor gekozen de nazorgbegeleiders onder te brengen bij het Jongerenloket. Jongeren in de leeftijd van 12 tot 27 jaar kunnen bij het Jongerenloket terecht voor informatie over school, werk en inkomen en met andere zaken die jongeren bezig (kunnen) houden ter bevordering van hun maatschappelijke- en economische zelfstandigheid. In Jongerenloket zitten medewerkers van welzijnsorganisaties, werk en inkomen en onderwijs. Doel van het Jongerenloket is de jeugdwerkloosheid terug te dringen en het aantal scholieren dat school verlaat met een diploma op te schroeven. Ook probeert het Jongerenloket de jongeren te helpen een zelfstandige plaats in de samenleving te verwerven.
gemeente Eindhoven
39
Het takenpakket van de nazorgbegeleider is als volgt: b ondersteuning en begeleiding bieden bij het uitvoeren van het nazorgplan tijdens het verblijf in de jeugdzorginstelling; b het motiveren en enthousiasmeren van de jongere voor het te lopen traject; b het organiseren van nazorg in samenwerking met de jongere ná afronding van de geïndiceerde jeugdzorg; b de nazorgbegeleider draagt er zorg voor dat afspraken tussen de jongere en derden worden nagekomen; b het bewaken van de voortgang van het nazorgplan; b gaat op uitnodiging van de zorgaanbieder in bij het verzoek betrokken te zijn bij het maken van een nazorgplan. MEE is er voor iedereen met een handicap, beperking of chronische ziekte. MEE helpt mensen die door hun beperking problemen ervaren in hun dagelijkse leven, waardoor zij niet volledig aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. In geval van een dergelijke situatie kan MEE de uitvoering van nazorg op zich nemen. 2.9.5
Jongerenpunt Veldhoven
De gemeente Veldhoven kiest voor een andere benadering vanwege de lokale uitgangssituatie: hier speelt het Jongerenpunt Veldhoven een centrale rol, in plaats van het Centrum Jeugd en Gezin (dat hier niet op dezelfde manier als in Eindhoven bestaat). Het Jongerenpunt is een samenwerkingsverband tussen diverse (jeugd)instellingen, waar jongeren van 12 jaar en ouder (en degenen die bij hen betrokken zijn) terechtkunnen voor informatie en lichte vormen van hulpverlening. De constructie is zodanig dat het Jongerenpunt goed kan functioneren als de plek waar de nazorgbegeleiding geregeld wordt. Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorginstelling nemen in een vroegtijdig stadium contact op met het Jongerenpunt voor het opstellen van het nazorgplan en het Jongerenpunt zorgt ervoor dat er een nazorgbegeleider aan de casus wordt gekoppeld. De nazorgbegeleider is betrokken bij het opstellen van het nazorgplan en heeft in de tijd voor het aflopen van de indicatie al contact met de jongere en de begeleiders vanuit de geïndiceerde jeugdzorg.
40
gemeente Eindhoven
2.9.6
Veiligheidshuis
De gemeente Eindhoven kijkt naar een gezamenlijke aanpak van jongeren die terugkomen uit zowel civiel- als strafrechtelijke instellingen. De hulpvragen van deze jongeren vertonen veel gelijkenissen. Reden voor het Veiligheidshuis Eindhoven om voor de doelgroep 16-23 jaar nauw samen te werken met de methodiek Niemand uit Beeld. Voor nazorg aan ex-gedetineerden is Eindhoven voorloper in het organiseren van nazorg in Nederland. Eerder werd al gekozen om de aanpak van deze doelgroep door het Veiligheidshuis te laten uitvoeren. De Penitentiaire Inrichting (PI) is verplicht de gemeente te informeren als een persoon gedetineerd raakt en welke status deze heeft (preventief, arrestant of gevangenhouding). De gedetineerden worden gescreend op de vier leefgebieden: zorg, inkomen, identiteitsbewijs en huisvesting. Als er een hulpvraag bestaat op een of meerdere leefgebieden wordt deze vraag voorgelegd aan het bureau Re-integratie ex-gedetineerden (Reg). Eén van de casemanagers bezoekt vervolgens de (gemotiveerde) gedetineerde en zet in samenwerking met de PI trajecten uit. Deze starten in de PI en worden door de gemeente naadloos overgenomen na de detentie.
Netwerk- en trajectberaad Ook wanneer jongeren verblijven in een jeugd justitiële inrichting (JJI) bestaat voor deze inrichtingen een meldingsplicht naar de gemeenten. Vanaf september 2008 werken, onder regie van de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg/jeugdreclassering, de Justitiële Jeugdinrichtingen en de gemeenten samen op het gebied van nazorg aan deze jongeren. Dit gebeurt door middel van het netwerk- en trajectberaad. Binnen een week na instroom in de JJI wordt de betreffende jongere besproken. Tijdens het netwerkberaad wordt alle informatie over de jongere verzameld. Er wordt geschat hoe lang hij nog in de JJI verblijft en er worden heldere procedurele afspraken gemaakt wie wat doet ten behoeve van de nazorg. Binnen twee weken na het netwerkberaad vindt het eerste trajectberaad plaats. Dit beraad wordt niet binnen de JJI gehouden, maar in de regio waar de jongere woont en weer zal gaan wonen. De gemeente (via het Veiligheidhuis) wordt er dan ook bij betrokken. De vertegenwoordigers van de Raad van de kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn afkomstig uit de regio waar de jongere vandaan komt. Deze zorg is niet vrijwillig voor de jongere. Hiermee wordt een sluitende aanpak mogelijk: alle jongeren die in een jeugd justitiële inrichting worden geplaatst De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in juni 2009 een handreiking voor gemeenten uitgebracht om nazorg voor (jongere) gedetineerden te organiseren binnen de gemeente.
gemeente Eindhoven
41
2.10
Het nazorgplan
Het nazorgplan voor een cliënt wordt opgesteld op basis van de persoonlijke behoeften van de jongere en beschreven in de volgende zes leefgebieden;
Wonen Met betrekking tot het leefgebied wonen, dient in het nazorgplan rekening gehouden te worden met de huidige woonsituatie van de cliënt en dient men aan te sluiten op de capaciteiten, wensen en behoeften van de cliënt en diens ouders/verzorgers. Wanneer hierover een helder beeld bestaat moet op basis van die gegevens een plan geschreven worden voor de betreffende cliënt. Mogelijkheden zijn onder andere een vorm van begeleid wonen of een kamertraining, vaak aangeboden door een lokale zorgaanbieder. Daarnaast bestaat uiteraard de mogelijkheid dat de cliënt in staat is zelfstandig te wonen, hierbij moet de cliënt begeleid worden bij het zoeken van een woning. In de gemeentelijke huisvestingsverordening kunnen regels staan over jongerenhuisvesting. Het woningtoewijzingsbeleid wordt door woningbouwcoöperaties uitgevoerd. Het kan zijn dat er afspraken zijn gemaakt tussen gemeentebestuur en woningbouwcoöperaties over huisvesting van bijzondere groepen.
Zorg Hier moet geïnventariseerd worden wat nodig wordt geacht voor de cliënt. Deze cliënt moet worden begeleid naar de aangewezen lokale zorginstelling als dit nodig is.
Onderwijs Op het terrein van onderwijs moet geïnventariseerd worden wat de capaciteiten en mogelijkheden zijn van de cliënt tot het behalen van een diploma of het volgen van passend onderwijs. Er zijn binnen de gemeente vaak projecten in het kader van voortijdig schoolverlaten waar de cliënt eventueel voor kan worden aangemeld.
Werk en Inkomen Op het terrein van werk en inkomen is het lokale bestuur verantwoordelijk voor het uitkeringsbeleid. Een onderdeel van nazorg zou kunnen zijn dat de cliënt hulp zoekt bij een Jongerenloket, vaak ondergebracht bij Centra voor Werk en Inkomen of dat de jongeren begeleid wordt bij het vinden van een baan, scholing of een combinatie daarvan. Ook kan hulp geboden worden bij eventuele schuldsanering en budgettering.
42
gemeente Eindhoven
Vrije tijd In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning heeft de gemeente een brede verantwoordelijkheid voor het bevorderen van participatie en meedoen. Er dient nagedacht te worden over hoe de cliënt op buurt-, wijk- of lokaal niveau gestimuleerd kan worden tot maatschappelijke participatie.
Sociaal netwerk Een (stabiel) sociaal netwerk van familie en vrienden die ondersteuning kunnen bieden draagt bij aan de kwaliteit van het bestaan en de mate waarin jongeren kunnen deelnemen en bijdragen aan de samenleving. Jongeren die terugkeren uit de jeugdzorg beschikken in meer of mindere mate (en in sommige gevallen niet) over een sociaal netwerk. Ondersteuning vanuit het sociaal netwerk is voor jongeren die na verblijf in de jeugdzorg zelfstandig gaan wonen belangrijk. Zij moeten leren op zichzelf te staan, wat onder andere inhoudt een huishouden draaiend houden, financieel zelfstandig zijn, dagritme en -invulling te ontwikkelen, vriendschapsrelaties ontwikkelen e.a. Het sociaal netwerk heeft een belangrijke rol bij re-integratie in de samenleving na beëindiging van de geïndiceerde jeugdzorg. Zonder een sociaal netwerk of andere steunstructuur (zoals een nazorgbegeleider) is de kans groter op terugval als zich problemen voordoen waar de jongere alleen niet uitkomt. Een sociaal netwerk kan praktische, informatieve, sociale en emotionele ondersteuning bieden die terugval kan voorkomen. Jongeren die terugkeren naar het ouderlijk huis ontvangen deze ondersteuning vaak van ouders.
gemeente Eindhoven
43
2.11
Organisatie proeftuin
De proeftuin vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Eindhoven. Bij de proeftuin zijn diversen partijen betrokken waarmee gedurende de periode overleg zal plaatsvinden over de voortgang en resultaten. Dit gebeurt in de vorm van twee klankbordgroepen: • klankbordgroep partners proeftuin; • klankbordgroep jongeren proeftuin. Onder verantwoordelijk van de gemeente Eindhoven komt de klankbordgroep gemiddeld drie maal per jaar bijeen. Aan deze klankbordgroep nemen vertegenwoordigers van de gemeenten Eindhoven en Veldhoven, Bureau Jeugdzorg en de provincie en van de partners van de proeftuin deel. De taken van deze klankbordgroep zijn: • kritisch volgen van de voortgang van de proeftuin; • bespreken onderlinge samenwerking; • adviseren over de methodiek en de daaronder liggende afspraken. In samenwerking met de jeugdzorgaanbieders zullen ook de jongeren die deelnemen aan een nazorgtraject naar hun ervaringen vragen. Dit gebeurt door hen hierover te interviewen. De ervaringen en informatie uit de beide klankbordgroepen zullen worden besproken binnen de bestaande overlegstructuur van het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven. De convenantpartners van het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven komen hiervoor enkele malen per jaar bijeen. Voor de gemeente Veldhoven geldt dat de ervaringen worden besproken binnen het overleg zorgstructuur Veldhoven.
44
gemeente Eindhoven
2.12
Evaluatie en monitoring
De proeftuinperiode is bedoeld om de methodiek Niemand uit Beeld uit te proberen en waar nodig te verbeteren. Aan het einde van de proeftuinperiode zullen wij het project evalueren. Doelstelling evaluatie is het controleren of de methode werkt en kijken of eventuele aanpassingen nodig zijn. Voorwaarden voor de evaluatie zijn: b goede dossier- en archiefvorming en monitoring van alle cliënten nazorg; b structureel overleg tussen nazorgcoördinator en nazorgbegeleider; b structureel overleg van de nazorgcoördinator met de lokale partners; b gebruiken van checklist; b korte en heldere vraagstelling. Aan het begin van de proeftuin heeft een nulmeting onder de partners van de proeftuin plaatsgevonden. Aan het einde van de proeftuin zal nogmaals een meting plaatsvinden zodat kan worden nagegaan wat de proeftuin voor de verschillende deelnemers heeft opgeleverd. Evaluatievragen 1. Komen de nazorgplannen tot stand in alle gevallen waar dit nodig is? b Hoeveel zouden het er moeten zijn? b Hoeveel zijn er daadwerkelijk gemaakt? b Voldoen de plannen aan de vooraf gestelde eisen (SMART)? b Als ze niet gemaakt zijn, wat is daarvan dan de oorzaak. 2.
Welke hulpvragen stellen de jongeren? b Hoe zijn de hulpvragen van de jongeren verdeeld over de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, werk en inkomen, vrije tijd, sociaal netwerk? b Waar ligt de nadruk binnen elk van de leefgebieden? b Welke leefgebieden ontbreken?
3.
Hoe verloopt het opstellen van de nazorgplannen? b Start de jeugdzorgaanbieder minimaal zes maanden voor ontslag met het opmaken van het nazorgplan? b Is de nazorgcoördinator betrokken bij alle nazorgplannen? b Levert Bureau Jeugdzorg de nazorgplannen op tijd aan bij het Centrum Jeugd en Gezin? b Zijn er afspraken tussen Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders over het maken van nazorgplannen?
gemeente Eindhoven
45
4.
Hoe verloopt het leveren van de afgesproken nazorg? b Hebben de betreffende jongeren een coach gekregen; is dat steeds dezelfde? b Wordt de afgesproken nazorg daadwerkelijk geleverd? b Zo nee, op welke leefgebieden wordt er dan niet geleverd? b Waarom wordt de afgesproken nazorg niet geleverd? b Wat betekent de nazorg voor de capaciteit en de middelen van de betrokken instellingen?
5.
Zijn de jongeren geholpen met het nazorgplan en de daarin omschreven hulp? b Vinden ze dat is gebeurd wat is afgesproken? b Vinden ze dat ze zijn geholpen met de uitvoering van de nazorg? b Vinden de hulpverleners dat jongeren zijn geholpen met de uitvoering van de nazorg?
6.
Is het zinvol de methodiek voort te zetten na de proeftuin? b Nee? b Ja. Evt. aanpassingen?
46
gemeente Eindhoven
2 Methodiek Niemand uit Beeld
914716 A4 handboek nazorg.indd 3
23-10-2009 12:12:14
3
Implementatie
Het realiseren van een sluitende aanpak voor hulp aan jongeren is geen eenvoudige zaak. Het opzetten van een nazorgtraject/methodiek heeft als doel om de overgang van geïndiceerde zorg naar niet-geïndiceerde zorg voor jongeren beter te laten verlopen. Dit hoofdstuk bespreekt aan de hand van een stappenplan hoe nazorg geïmplementeerd kan worden. Het stappenplan is een leidraad en geeft aan welke stappen u moet doorlopen voor de implementatie van de methodiek. Inzicht hebben in het aantal jongeren dat terugkeert uit de geïndiceerde jeugdzorg is noodzakelijk. Tevens wordt aan de hand van dit stappenplan in beeld gebracht wat in uw gemeente al geregeld is voor nazorg. Na analyse van de gegevens wordt de methodiek bijgesteld, rekeninghoudend met de lokale situatie en behoeften van de gebruikers. Gedurende het gehele implementatieproces is het belangrijk dat professionals worden betrokken. Dit is noodzakelijke voor het draagvlak, het vergroot de kans op een succesvolle implementatie, en biedt daarmee een sluitende aanpak voor hulp aan jongeren in uw gemeente. Het stappenplan is hier lineair weergegeven. Uiteraard is het in de praktijk mogelijk dat stappen worden herhaald, dat een stap wordt overgeslagen of dat men juist teruggaat naar een vorige stap. Vaak is het een cyclisch proces waarbij de eindstap leidt tot een nieuw (verbeter)traject.
48
gemeente Eindhoven
3.1.1
Stap 1: instellen van stuurgroep
De eerste stap is het bijeenbrengen van de betrokken partners. Zij zullen met elkaar de stuurgroep vormen, die verantwoordelijk is voor het faciliteren van de methodiekimplementatie. In de stuurgroep zijn gemeente(n), Centrum Jeugd en Gezin (indien operationeel), Bureau Jeugdzorg en lokale hulpvoorzieningen vertegenwoordigd op bestuurlijk niveau. De stuurgroep wijst een projectleider aan die vervolgens verantwoordelijk is voor het opzetten van de nazorg. 3.1.2
Stap 2 : startnotitie opstellen
De stuurgroep stelt een startnotitie op waarin o.a. de volgende onderdelen aan bod komen: visie op nazorg, doelstelling en doelgroep. • visie op nazorg: er is een breed gedragen visie nodig waarin het belang van nazorg en de uitgangspunten staan geformuleerd; • doelstelling: wat wordt met de methodiek beoogd? Ook moet in de startnotitie afspraken staan over resultaten, werkwijze en taken van de betrokken partners. 3.1.3
Stap 3: zicht krijgen op doelgroep
Een volgende stap is het verkrijgen van inzicht in het aantal jongeren dat terugkeert uit de geïndiceerde jeugdzorg. Er wordt aanbevolen om onderscheid te maken in het aantal uitstromers waarop Bureau Jeugdzorg: • casemanagement op afstand uitvoert (volg- en toetsprincipe); • actief casemanagement uitvoert; • intensief casemanagement uitvoert. Met name de laatste categorie vormt de doelgroep van de methodiek Niemand uit beeld. Een belangrijk onderdeel is in gesprek gaan met jongeren die zijn teruggekeerd uit de geïndiceerde jeugdzorg. Hoe hebben zij de terugkeer in de samenleving ervaren? Welke verbetersuggesties willen zij meegeven?
gemeente Eindhoven
49
3.1.4
Stap 4: in kaart brengen van zorgketen
Wat is er in uw gemeente al geregeld voor nazorg? De stuurgroep maakt een overzicht van instellingen in de gemeente die aanbod hebben voor jongeren die terugkeren uit de geïndiceerde jeugdzorg. Vragen die centraal staan: welke samenwerkingsafspraken liggen er al? En welke (lokale of regionale) instellingen moeten meer betrokken worden bij het organiseren van nazorg? Deze gegevens vormen belangrijke input voor het op maat maken van de methodiek voor uw lokale situatie. Afhankelijk van de omvang van de gemeente kan nazorg per gemeente of regionaal worden georganiseerd. Kiest men voor een regionale uitvoering, dan zijn er duidelijke afspraken nodig, onderling en met Bureau Jeugdzorg. Samenwerking op dit terrein ligt voor de hand want: b zorgaanbieders werken provinciebreed; b jongeren zitten verspreid over de provincie; b per gemeente zijn grote verschillen in het aantal jongeren dat terugkeert uit jeugdzorg; b het is praktischer in uitvoering voor Bureau Jeugdzorg, gemeente en zorgaanbieders. 3.1.5
Stap 5: bespreken van methodiek met professionals
Om aan te sluiten bij de lokale situatie en behoeften van de uitvoerders is het de taak van de stuurgroep om de voorgestelde methodiek te bespreken met de professionals. Op basis van de verkregen reacties kan de methodiek worden bijgesteld of verfijnd. Een punt van aandacht hierbij is de nazorgcoördinator. In de voorgestelde methodiek van Eindhoven is het Centrum voor jeugd en gezin verantwoordelijk voor de coördinatie van nazorg. Wanneer in uw gemeente nog geen Centrum Jeugd en Gezin operationeel is, is het zaak om deze functie (tijdelijk) bij een andere instelling onder te brengen (zie stap 9). Daarnaast moet de positionering van de nazorgbegeleider(s) worden vastgesteld. 3.1.6
Stap 6: opstellen van methodiekbeschrijving
Op basis van de verkregen informatie wordt de definitieve methodiekbeschrijving opgesteld door de stuurgroep. Deze beschrijving omvat onder andere doelstelling, taken en verantwoordelijkheden, doelgroep, voorstellen voor overdracht van gegevens (i.v.m. privacy), aansturing en evaluatie.
50
gemeente Eindhoven
3.1.7
Stap 7 : verwerven van (extra) financiële middelen
Wanneer de definitieve methodiekbeschrijving is vastgesteld, zullen mogelijkheden worden nagegaan en aangeboord om extra financiële middelen te verkrijgen. (Extra) Financiële middelen zijn eventueel nodig voor de nazorgcoördinator en nazorgbegeleider(s). Extra middelen kunnen bijvoorbeeld gehaald worden uit beschikbare budgetten voor, vernieuwend jeugdbeleid, of eventuele subsidies, fondsen enzovoorts. 3.1.8
Stap 8: vastleggen van afspraken
Wanneer alle betrokken partners hebben aangegeven deel te nemen aan de nieuwe methodiekbeschrijving kunnen eventueel de samenwerkingsafspraken worden vastgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. Dit is echter niet noodzakelijk. 3.1.9
Stap 9: aanstellen van een nazorgbegeleider
De stuurgroep adviseert over de plaats en locatie van de nazorgbegeleider. 3.1.10
Stap 10: start en monitoring
Nadat alle voorbereidingen zijn getroffen door de stuurgroep kan de methodiek daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Het is raadzaam om de stuurgroep ook na de implementatie een rol te geven in de aansturing, monitoring en evaluatie van de methodiek. Ook een klankbordgroep, bestaande uit ouders, jongeren en professionals.
gemeente Eindhoven
51
3.2
Beïnvloedende factoren op implementatie
Diverse factoren kunnen van invloed zijn op het implementatietraject en het resultaat dat daarmee gemoeid is, namelijk het beter organiseren van nazorg aan jongeren uit de jeugdzorg. Raadsen & Knorth (2000) onderscheiden factoren gekoppeld aan de methodiek, factoren gekoppeld aan de organisatie, factoren gekoppeld aan de implementatiestrategie en factoren gekoppeld aan de omgeving. Door rekening te houden en kennis te nemen van deze factoren is het mogelijk om ze in de praktijk te herkennen en er vroeg op in te spelen. 3.2.1
Factoren gekoppeld aan de methodiek
Deze factoren hebben betrekking op de inhoud en de ontwikkeling van de methodiek. De methodiek moet duidelijk en voldoende onderbouwd zijn. Betrokkenen moeten heldere richtlijnen hebben voor systematisch handelen en er moet plaats zijn voor evaluatie en monitoring. Dit zijn vooral intrinsieke kenmerken. Er zijn ook extrinsieke kenmerken te noemen. Deze betreffen de complexiteit en uitvoerbaarheid van de methodiek, de mate waarin de betrokkenen winst zien in de nieuwe werkwijze. Daarnaast speelt ook de mate waarin de methodiek nog aangepast en/of verbeterd kan worden een rol in de bereidheid voor de betrokkenen. 3.2.2
Factoren gekoppeld aan de organisatie
Hiermee worden factoren bedoeld die gericht zijn op de mate van veranderingsklimaat binnen organisaties die met de methodiek moeten gaan werken. Een vraag die hierbij centraal staat is of de neuzen van de diverse organisaties (en gemeente) dezelfde kant op wijzen, maar ook of binnen de organisaties sprake is van inbedding van de methodiek in de huidige structuren en werkwijzen. Ook facilitaire voorwaardelijke aspecten spelen hierbij een rol. Een organisatie moet immers bereid zijn om (vooral in de eerste periode van ontwikkeling) bereid zijn menskracht, tijd en geld beschikbaar te stellen. 3.2.3
Factoren gekoppeld aan de omgeving
Factoren buiten de organisatie hebben (in)direct invloed op het implementatieproces binnen de organisatie, zoals: b de omgeving/buurt waarin de voorziening is gevestigd; b collega-instellingen waarmee wordt samengewerkt of onderhandeld; b politieke beleidsdoelstellingen op gemeentelijke, regionaal of landelijk niveau
52
gemeente Eindhoven
3.2.4
Weerstand
De betrokkenen zullen een afweging maken van de voor- en nadelen die de nieuwe methodiek met zich meebrengt. Wijst de balans negatief uit, dan zullen weerstanden invloed uitoefenen op de verandering die tot stand moet komen. Pas wanneer de weerstanden onbeheersbaar worden, is het een probleem. De omgang met weerstanden is dan ook des te belangrijker. Neem de reactie altijd serieus en onderzoek de bezwaren. Afhankelijk van de situatie kan worden overgegaan tot het geven van bijvoorbeeld (meer) informatie, het ter beschikking stellen van (meer) tijd, geld en middelen en het aanpassen van de veranderingsstrategie. Daarnaast is het dan raadzaam enige kennis op te doen van motivatietheorieën en -strategieën.
gemeente Eindhoven
53
3.3
De projectleider nazorg
De motivatie en intrinsieke motieven van de projectleider zijn van belang voor de uitwerking van de implementatie van de methodiek. Hij: b onderkent en ontwikkelt de behoefte aan verandering. Hij motiveert, overtuigt en beargumenteert; b bewerkstelligt een relatie waarin informatie-uitwisseling mogelijk is; b diagnosticeert de problemen (vanuit het gezichtspunt van de betrokkenen); b zet de behoefte aan verandering om in actie; b stabiliseert de behoefte aan verandering en voorkomt daarmee een terugval. Interventies en instrumenten om in te zetten tijdens implementatie zijn: b Informatie verstrekken. Om de methodiek succesvol te laten zijn is het van belang dat alle betrokkenen worden geïnformeerd. Dit geldt voor zowel de professionals als de doelgroep. Zorg ervoor dat er geen verkeerde verwachtingen kunnen ontstaan. b Overtuigen en argumenteren. Door te overtuigen en te beargumenteren waarom de methodiek bijdraagt aan een positief resultaat voor de doelgroep zul je draagvlak creëren. Doe dit bijvoorbeeld aan de hand van onderzoeksresultaten of voorbeelden als die er zijn. b Voorlichting en scholing. Onderzoek of er een behoefte is aan cursus/training/intervisie voor bepaalde uitvoerders. Deze kunnen worden aangeboden aan bijvoorbeeld nazorgbegeleiders en/of nazorgcoördinator om handvatten te krijgen bij de werkzaamheden. b Meedenken. Laten meedenken: de mate waarin de belanghebbenden worden betrokken bij het implementatieproces. Dit verschilt mogelijk per fase en is van belang voor de beoogde verandering. Betrokkenen moeten in de afzonderlijke stappen gevraagd te worden mee te denken en krijgen ook de daadwerkelijke ruimte om bij te dragen aan de ontwikkeling en de uitvoering. Effectieve veranderingsstrategieën om tijdens de implementatie in te zetten zijn: b vooraf zaken in de week leggen, de verandering is al enigszins aangekondigd; b het doel van de verandering is duidelijk; b er inspraak- en bijsturingmogelijkheden zijn; b oprechte intentie tot respectvol communiceren, procedures zijn helpend; b als de uitvoerders ruimte krijgen tot eigen invulling en het management daarvoor de kaders biedt; b als de voorgenomen verandering daadwerkelijk worden doorgevoerd, middels een open communicatie.
54
gemeente Eindhoven
3.4
Communicatie en draagvlak
Zorg voor jongeren na jeugdzorg in de leeftijd van 16-23 jaar die jeugdzorg verlaten staat in de belangstelling. Bij het organiseren van nazorg zijn vele partijen betrokken uit zowel het provinciale als het gemeentelijke domein. Deze partijen strekken zich daarmee uit over een groter gebied dan de gemeenten. Alle krijgen zij op een of andere manier te maken met nazorg. Over de inhoud van de methodiek en de activiteiten die eruit voortvloeien, moet behalve met professionals ook met jongeren (en hun ouders/opvoeders en sociale omgeving) gecommuniceerd worden. Alle actoren hebben een verantwoordelijkheid voor interne communicatie. Dit moeten zij afstemmen. 3.4.1
Communicatie over de methodiek
Doelgroepen
Doel Mogelijke middelen
3.4.2
pers, inwoners gemeente, professionals (waaronder instellingen, zorgaanbieders, Centrum Jeugd en Gezin, jongerenloket, Bureau Jeugdzorg, gemeenten, provincie e.a.) én jongeren (en hun ouders/verzorgers). informeren over methodiek (bij start, einde en enkele malen tussendoor). persmeeting, persbericht, lokale kranten/bladen, gemeentenieuws, websites, folders, e.a.
Communicatie rond de voortgang
Doelgroepen
Doel Mogelijke middelen Kanalen Regie
gemeente Eindhoven
professionals (waaronder instellingen, zorgaanbieders, Centrum Jeugd en Gezin, jongerenloket, Bureau Jeugdzorg, gemeenten, provincie e.a.) én jongeren (en hun ouders/verzorgers). afhankelijk van de onderwerpen . elektronische nieuwsbrief. Centrum Jeugd en Gezin, Jongerenloket. degene die de regie over een bepaalde activiteit heeft verzorgd de communicatie. Van belang is wel dat de gemeente zo veel mogelijk als partner zichtbaar is.
55
3.4.3
Beeldvorming
Het bevorderen van (positieve) beeldvorming van de doelgroep is een belangrijke doelstelling. Beeldvorming wordt bepaald door eigen ervaringen, maar ook door berichten die men oppikt uit de media over nazorg en de jeugdzorg in het algemeen. Het organiseren van nazorg vraagt om een breed en integraal traject met alle betrokken partijen. Enerzijds om bekend te worden met nazorg, anderzijds om vanaf de start van de implementatie draagvlak te creëren. Bij het verzorgen van communicatie over nazorg is het belangrijk dat gemeenten nauw samenwerken met de andere betrokkenen zoals de provincie en Bureau Jeugdzorg.
56
gemeente Eindhoven
3.5
Voorbeeld nazorgplan
Algemene gegevens Datum: Naam cliënt: Geboortedatum cliënt: Huidige woonsituatie/plaats: Betrokken instellingen/organisaties: Contactpersoon zorgaanbieder: Korte samenvatting van de situatie Achtergrond: Thuissituatie: Problematiek: Mogelijke oorzaken: Toekomstperspectief: Leefgebied
Specifieke vraag m.b.t. leefgebied
Mogelijk te betrekken organisaties
SMART geformuleerd
Wonen Zorg Onderwijs Werk en Inkomen Vrije tijd Overig (bijv. zorg naar het gezin) Intentieverklaring
spreekt hierbij de intentie uit om het nazorgplan, zoals hierboven beschreven is, te volgen. Opgemaakt op d.d.…………..te………… Handtekening cliënt vertegenwoordigd door
Handtekening Bureau Jeugdzorg,
(Het is niet de bedoeling om een nieuw formulier toe te voegen aan een mogelijk al bestaand format voor een nazorgplan. Dit format kan dan aangevuld worden met een of meerdere van de bovenstaande items)
gemeente Eindhoven
57
3.6
Voorbeeld convenant
Partijen 1.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente(n), te dezen vertegenwoordigd door …. ……ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders d.d. …….,
2.
De deelnemende intentiepartners:
………………….…………………. ………………….…………………. ………………….…………………. ………………….…………………. In aanmerking nemende dat: b Elke jongere die terugkeert naar de gemeente als gevolg van het beëindigen van de zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg zijn plaats moet kunnen (her)vinden in de lokale samenleving; b Sommige jongeren daarbij extra steun nodig hebben om hun plaats te kunnen vinden; b Jongeren die daarop zijn aangewezen ontvangen zorg en ondersteuning op hun plaats in de lokale samenleving in te nemen zodat ook zij kunnen meedoen; b Bij het organiseren van de zorg en ondersteuning staat de jongere en diens vraag centraal. Daarom heen organiseert zich de hulp en ondersteuning. b Vanuit bovenstaande uitgangspunten in ……. door de gemeente nazorg is opgezet ten einde een sluitende aanpak en op de vraag afgestemde nazorg te creëren voor jongeren die na behandeling en beëindiging van hulp op grond van de Wet op de jeugdzorg terug keren. b Partijen vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de Wet maatschappelijke ondersteuning alsmede daarop gebaseerde afspraken (subsidies) in een proeftuin omgeving de methodiek vanuit het project willen gaan uitvoeren en tegelijk toetsen. b De methodiek deel uit maakt van deze intentieverklaring. Komen overeen het volgende: Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Zorg voor jongeren na jeugdzorg: betreft vervolghulp en zorg aan jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die uitstromen uit de jeugdzorg die noodzakelijk is bij de re-integratie in de lokale samenleving. Dit als gevolg van het beëindigen van de geïndiceerde zorg op basis van de Wet op de jeugdzorg. De noodzakelijke hulp en zorg bevinden zich op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd en werk en inkomen en sociaal netwerk.
58
gemeente Eindhoven
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Provincie: provincie Noord-Brabant Bureau Jeugd: Bureau Jeugdzorg ………. Deelnemende intentiepartners: partijen die deze intentieverklaring hebben ondertekend. Partijen: gemeenten, provincie, bureaujeugdzorg en de deelnemende intentie partners: Proeftuin: de periode van ……. tot ……… waarin de ontwikkelde methodiek nazorg wordt geïmplementeerd en getest. Doelgroep: jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die na behandeling en beëindiging van de indicatie Wet op de jeugdzorg uit de geïndiceerde jeugdzorginstelling terugkeren naar de gemeente(n) ……………en bij wie nazorg noodzakelijk is om te kunnen re-integreren in de samenleving. Binnen de doelgroep van 16 tot 23 jaar: Jongeren die op grond van vrijwillig kader jeugdhulpverlening ontvangen (toegang) op grond van indicaties voor de functies verblijf, jeugdhulp en observatiediagnostiek.
Artikel 2 Doel van het convenant Partijen wensen met het aangaan van dit convenant vast te leggen dat zij gedurende de periode van … tot ….medewerking verlenen aan de re-integratie van jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar die terugkeren uit de jeugdzorg én zijn aangewezen op nazorg. Doelstelling daarbij is de methodiek nazorg te implementeren binnen haar gemeentegrenzen. Hierdoor zal er sprake zijn van een doorgaande lijn van passende nazorg voor cliënten die hierop zijn aangewezen na het beëindigen van de geïndiceerde jeugdzorg. De cliënt blijft in beeld en raakt niet tussen de wal en het schip. De noodzakelijke hulp en zorg zoals omschreven in het nazorgplan worden zoveel mogelijk door de eerstelijnsvoorzieningen geleverd. Partijen hanteren de volgende uitgangspunten ten behoeve van de in het eerste lid genoemde doelstelling: b De jongere centraal. Het belang en de hulpvragen van de jongere staan centraal. De noodzakelijke zorg, begeleiding en/of vervolghulp organiseert zich rondom de vraag en mogelijkheden van de jongere. b Maatwerk. Elk nazorgplan is uniek. Dit houdt in dat het nazorgplan en de vervolghulp op maat wordt gemaakt voor de jongere. Niet het productenaanbod van een instelling maar de hulpvraag staat centraal. b Vertrouwen. Het gaat hierbij om vertrouwen naar de jongere toe en tussen de lokale hulpverlenende zorg en welzijnsinstellingen onderling. b De jongere krijgt het vertrouwen dat de noodzakelijke vervolghulp uit het nazorgplan binnen de afgesproken termijn er komt. b Lokale hulpverlenende zorg- en welzijnsinstellingen nemen de informatie over uit het nazorgplan ter voorkoming van dubbel werk (zoals intake, onderzoek e.a.). gemeente Eindhoven
59
b
b
b
b
Overdracht. Tijdens de proeftuinperiode verstaan wij hieronder dat de gemeente betrokken bij de ontwikkeling van het nazorgplan alvorens de hulp (indicatie) op grond van de WJZ eindigt. De uiteindelijke informatieoverdracht van het nazorgplan geschiedt via Bureau Jeugdzorg naar de gemeente. Nazorgbegeleider. Voor het realiseren van de vervolghulp uit het nazorgplan ontvangt de jongeren hulp en ondersteuning van een nazorgbegeleider. Deze neemt de ‘jongere aan de hand’ mee het organiseren van de vervolghulp. De jongere kan altijd terugvallen op de nazorgbegeleider. Centrale plaats Centrum Jeugd en Gezin. Het Centrum Jeugd en Gezin heeft in het nazorgtraject een voorname én centrale positie. Als netwerkorganisatie onderhoudt het Centrum Jeugd en Gezin contacten met de lokale aanbieders van zorg. Het Centrum Jeugd en Gezin is ook de locatie van de nazorgcoördinator. Deze treedt als liaison functionaris op tussen de eerstelijnsorganisatie(s) en Bureau Jeugdzorg en als de uitvoering van een nazorgplan stagneert. Samenwerking. De nazorgbegeleider werkt samen met de jongere bij het organiseren van de nazorg. Hulpverleners van lokale instellingen werken samen bij het realiseren van de nazorg waar het eigen organisatiebelang ondergeschikt aan is.
Artikel 3 Verplichtingen/taak partijen; rechten en binding van partijen b Partijen aan proeftuin creëren draagvlak binnen eigen organisatie en zorgen voor minimaal één aanspreekpunt voor deelname aan de proeftuin. Deelname geschiedt op basis van vrijwilligheid én conform de verplichtingen die voortvloeien uit wettelijke én of subsidieafspraken met de gemeente Eindhoven. b Inzetten op nazorg betekent niet automatisch dat dit leidt tot meer subsidiegelden. Voorbereiding op zelfstandigheid maakt al inherent onderdeel uit van verschillende disciplines en functies van de lokale zorg- en welzijnsaanbieders. In reguliere overleggen met subsidieverleners kunnen zij eventuele knelpunten aankaarten.
60
gemeente Eindhoven
Artikel 4 Informatie uitwisseling en overleg b Informatie-uitwisseling vindt plaats op de wijze zoals beschreven in de methodiek. b Ten aanzien van informatie uitwisseling en overleg sluiten partijen zich aan bij de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het convenant Zorg Voor Jeugd. Artikel 5 Organisatie proeftuin De proeftuin vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de gemeente ………. Met de bij de proeftuin betrokken partijen zal periodiek overleg plaatsvinden over de voortgang van de proeftuin. Dit gebeurt in de vorm van twee klankbordgroep: b Klankbordgroep partners proeftuin b Klankbordgroep jongeren proeftuin Artikel 7 Evaluatie, looptijd convenant Deze intentieverklaring kent een looptijd die gelijk is aan de periode van de proeftuin: ………… tot ……………… Na afloop van de proeftuin vindt een evaluatie plaats van de proeftuin. Ondertekening: Aldus overeengekomen en ondertekend te …. ……………………………op…………………………………. Gemeente ……………,
gemeente Eindhoven
Partners:
61
3.7
Voorbeeld functieomschrijving nazorgcoördinator
De nazorgcoördinator is een vast contactpersoon voor Bureau Jeugdzorg, zorgaanbieders én alle casuïstiek binnen de gemeente die de trajecten van alle nazorgcliënten in beeld heeft. Een nazorgcoördinator bewaakt de voortgang van het nazorgplan en hakt knopen door op basis van doorzettingsmacht. De nazorgcoördinator is in principe op de achtergrond betrokken bij de cliënt, tenzij er sprake is van stagnatie van het traject. In dat laatste geval heeft de coördinator de verantwoordelijkheid om actie te ondernemen om het plan weer op de rails te krijgen. De nazorgcoördinator moet in principe worden ondergebracht binnen de gemeente.
Competenties De nazorgcoördinator regisseert de samenwerking tussen de betrokkenen en is in staat om tot een gezamenlijk resultaat te komen. De competenties worden hieronder genoemd: b Processturing; heeft rolbewustzijn als regisseur, neemt specifieke positie in het samenwerkingsverband tussen diverse partijen en stuurt op het proces. b Probleemanalyse; deelt problemen op in onderdelen en onderscheidt hoofdvan bijzaken; gaat nauwkeurig te werk, trekt gegronde conclusies uit beschikbare informatie. b Mondeling communiceren; maakt mondeling ideeën en meningen aan anderen duidelijk door duidelijke taal, gebaren en non-verbale communicatie. b Besluitvaardig; is bereid om noodzakelijke en snelle beslissingen te nemen en onmiddellijk tot actie over te gaan, indien nodig op basis van beperkte informatie. b Conflicthantering; is in staat om weerstand te herkennen en hiermee effectief om te gaan. Kan bij conflicten de schade beperken en kan positieve effecten van conflicten benutten.
Taken en verantwoordelijkheden b b b b b b b b
casusoverleg nazorg als ketencoördinator hierom vraagt; contactpersoon Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieder; aanwijzen nazorgbegeleider; actief contacten onderhouden met Jongerenloket over nazorg; registratie en dossiervorming nazorgplannen; onderhouden contacten met Bureau Jeugdzorg over potentiële nazorgcliënten (bijv. tweemaandelijks); beheer ZVJ t.a.v. nazorg; contactpersoon/expertise voor lokale instellingen voor nazorg.
62
gemeente Eindhoven
3.8
Voorbeeld functieomschrijving nazorgbegeleider
De nazorgbegeleider is verantwoordelijk voor de organisatie van en het verkrijgen van zorg en hulp aan jongere die na de jeugdzorg zijn aangewezen op nazorg. De zorg en ondersteuning bevinden zich op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, werk en inkomen, vrije tijd en sociaal netwerk. De nazorgbegeleider is een persoon die dichtbij de betreffende jongere staat. Wat belangrijk is bij de uitvoering van de taak als nazorgbegeleider is dat de jongere vertrouwen heeft in deze persoon en dat de begeleider de jongere weet te motiveren en enthousiasmeren voor de te nemen stappen in het nazorgplan, ook bij tegenslagen. De nazorgbegeleider neemt de jongere aan de hand mee en regelt in samenwerking met de jongere dat de nazorg er ook komt. Bij knelpunten maakt de nazorgbegeleider gebruik van de afspraken zoals deze gelden in het kader van het signaleringssysteem Zorg voor jeugd. Per gemeente moet bekeken worden wie in aanmerking kan komen voor het vervullen van deze taak. Dit kan een professional bij de gemeente zijn of bij een lokale voorziening zijn. In specifieke situaties is bijvoorbeeld een ouder of iemand uit het sociale netwerk van de jongere mogelijk.
Competenties De nazorgbegeleider ondersteunt de jongere bij het realiseren van het nazorgplan en beschikt over de over de volgende vaardigheden en competenties: b mondeling communiceren en onderhandelen; heeft de juiste houding ten opzichte van de jongere waarin een sfeer van wederzijds vertrouwen kan ontstaan, maakt mondeling ideeën en meningen aan de jongere en andere betrokkenen duidelijk door duidelijke taal, gebaren en non-verbale communicatie, het creëren van draagvlak voor beslissingen in conflictsituaties; b sociale vaardigheden; om belangentegenstellingen te overbruggen en te kunnen omgaan met weerstanden, extreme agressie en grensoverschrijdend gedrag; b balanceren; vinden van een goede balans tussen juridische, pedagogische en agogische aspecten; b besluitvaardig; is bereid om noodzakelijke en snelle beslissingen te nemen en onmiddellijk tot actie over te gaan, indien nodig op basis van beperkte informatie; b conflicthantering; is in staat om weerstand te herkennen en hiermee effectief om te gaan. Kan bij conflicten de schade beperken en positieve effecten van conflicten benutten; b interventie in crisissituatie; in een situatie waarin de jongere zich in een crisis bevindt de juiste kanalen weten te vinden en in de situatie interveniëren; b planmatig en methodisch werken; b kennis van de sociale kaart en relevante wetgeving.
gemeente Eindhoven
63
Taken en verantwoordelijkheden De volgende taken behoren tot de werkzaamheden van de nazorgbegeleider: b ondersteuning en begeleiding bieden bij het uitvoeren van het nazorgplan tijdens het verblijf in de jeugdzorginstelling; b het motiveren en enthousiasmeren van de jongere voor het te lopen traject; b het organiseren van nazorg in samenwerking met de jongere ná afronding van de geïndiceerde jeugdzorg; b de nazorgbegeleider draagt er zorg voor dat afspraken tussen de jongere en derden worden nagekomen; b het bewaken van de voortgang van het nazorgplan; b ingrijpen bij stagnatie; wanneer de nazorgbegeleider de indruk heeft dat het nazorgtraject stagneert of dreigt te stagneren, geeft hij/zij een signaal af in het systeem Zorg voor jeugd. In het geval dat een nazorgbegeleider vertegenwoordigd is in de persoon van iemand uit het sociale netwerk van de jongere, moet altijd de nazorgcoördinator op de hoogte worden gesteld, zodat deze een melding kan maken in het systeem en vervolgens actie kan ondernemen; b gaat naar zorgaanbieder voor het maken van een nazorgplan.
64
gemeente Eindhoven
4 Bijlagen
914716 A4 handboek nazorg.indd 5
23-10-2009 12:12:15
Bijlage 1 betrokken instellingen De onderstaande instellingen waren betrokken bij de ontwikkeling van de methodiek en spelen een rol bij de proeftuin Niemand uit Beeld: -
Lumens Groep (jongerenwerk, opvoedingsondersteuning en Amw)
-
-
Bureau Jeugdzorg Centraal Loket Zorgleerlingen Neos RMC (Regionale MeldCoördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) Werkplein Mercado Zorgbelang Veiligheidshuis Eindhoven St. Annaklooster (Wonen, Zorg, Welzijn)
-
-
Cliëntenraden van de Combinatie, BJ Brabant en Bureau Jeugdzorg MEE Zuidoost-Brabant Woonbedrijf Jongerenloket Novadic-Kentron Centrum voor Jeugd en Gezin Stedelijk College Eindhoven ROC Eindhoven Stichting Humanitas
-
De volgende regionale (jeugd)zorgaanbieders: -
De Combinatie St. Fentrop De Widdonck Lava-Team Tender-Jeugdzorg Oosterpoort Maashorst De Bocht
-
BJ Brabant NEOS De Zuidwester OCB Topaze Kompaan GGzE jeugd en jongeren
-
Gemeente Veldhoven Provincie Noord-Brabant
De volgende bestuurlijke organen: -
Gemeente Eindhoven
Voor Veldhoven nemen de volgende organen: -
Maatschappelijk Werk Dommelregio GGD Brabant Zuidoost Stichting Stimulans Jongerenwerk Gemeente Veldhoven
-
Novadic-Kentron Sondervick College MEE Zuidoost-Brabant
De volgende overige partners nemen deel aan het project: - K2 (Adviescentrum voor Jeugdvraagstukken)
66
gemeente Eindhoven
Bijlage 2 wettelijke kaders In dit onderdeel gaan wij in op de verschillende wettelijke kaders die van belang zijn bij de organisatie van nazorg. Achtereenvolgens komen aan bod: b Wettelijke bepalingen Burgerlijk Wetboek (boek 1); b Wettelijke bepalingen Wetboek van Strafrecht; b Wet op de jeugdzorg; b Wet Maatschappelijke Ondersteuning. We sluiten deze paragraaf af met de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag inzake de rechten van het kind. Wettelijke bepalingen Burgerlijk Wetboek (Boek 1) Hierin zijn bepalingen opgenomen over meerderjarigheid, jeugdbeschermingsmaatregelen. Meerderjarig b Iemand die nog geen 18 is ( en niet gehuwd/geregistreerd partner is of is geweest, noch meerderjarig is verklaard), is minderjarig. Minderjarigen staan onder “gezag”: ouderlijk gezag of voogdij. Ouderlijk gezag wordt door de ouders gezamenlijk of door één ouder uitgeoefend. Voogdij wordt door een ander dan een ouder uitgeoefend. b Het ouderlijke gezag omvat de plicht en het recht van de ouders hun zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. b Ouders (al dan niet in bezit van het ouderlijke gezag) zijn verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaren niet hebben bereikt. Jeugdbeschermingsmaatregelen b Onder toezichtstelling (OTS) Indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen van Bureau Jeugdzorg. Daarbij blijft het ouderlijke gezag bij de ouders, het wordt echter beperkt. Bureau Jeugdzorg benoemt dan een gezinsvoogd. Indien noodzakelijk kan de kinderrechter Bureau Jeugdzorg machtigen om een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen (ook tegen de zin van de ouders en de jongere), bij pleegouders of in een residentiële jeugdzorgvoorziening. Een OTS wordt steeds uitgesproken voor de duur van een jaar.
gemeente Eindhoven
67
b
Ontheffing en ontzetting uit ouderlijke macht Mits het belang van de kinderen zich daartegen niet verzet, kan de rechtbank een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond van het feit dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen. Indien de rechtbank dit in het belang van de kinderen noodzakelijk oordeelt, kan zij een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontzetten, op grond van misbruik van het gezag, slecht levensgedrag of een onherroepelijke veroordeling voor het plegen van bepaalde misdrijven en/of een gevangenisstraf van meer dan twee jaar. Ontzetting kan onder meer verzocht worden door pleegouders wanneer er gegronde vrees bestaat voor verwaarlozing en de belangen van het kind, doordat de ouder het kind terugeist van de pleegouders Ondertoezichtstelling en ontheffing of ontzetting zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Voogdij Indien na ontheffing of ontzetting van een ouder, de andere ouder het gezag voortaan niet alléén uitoefent (omdat beide ouders zijn ontzet, of omdat de andere ouder teveel onder de invloed van de ontzette ouder staat), wijst de rechtbank een voogd aan over de minderjarige. Dat kan een natuurlijke persoon zijn of Bureau Jeugdzorg. Voogdij omvat de plicht en het recht van de voogd om het minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Bureau Jeugdzorg zal in geval het de voogdij krijgt opgedragen een van zijn medewerkers tot voogd benoemen en deze zal het kind altijd uit huis plaatsen, meestal en bij voorkeur bij pleegouders, soms in een residentiële jeugdzorgvoorziening. Een uit het ouderlijk gezag ontheven of ontzette ouder, kan verzoeken om herstel van het ouderlijk gezag. In de praktijk gebeurt dat niet vaak en loopt de voogdij door tot aan de meerderjarigheid. Wettelijke bepalingen Wetboek van Strafrecht Het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering dragen aan Bureau Jeugdzorg taken op betreffende de begeleiding van en het toezicht op jongeren die worden verdacht van c.q. zijn veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Bureau Jeugdzorg voert deze taken uit onder de noemer “Jeugdreclassering”. De begeleiding is bedoeld voor diegenen die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet die van 18 jaren hebben bereikt
68
gemeente Eindhoven
Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen Een minderjarige kan op ‘strafrechtelijke titel’, op ‘civielrechtelijke titel’ en in het ‘vrijwillig kader’ in een justitiële jeugdinrichting (JJI) geplaatst worden. Een minder mooi woord voor een JJI is “jeugdgevangenis”. De plaatsing kan “behandeling” of “opvang” betreffen. Op strafrechtelijke titel betekent ná een uitspraak van c.q. veroordeling door de strafrechter; in die zin is er daadwerkelijk sprake van “gevangenisstraf”. Er zitten echter op dit moment ook veel kinderen in een JJI in het kader van een OTS of Voogdij (de civielrechtelijke titel). Het gaat dan om kinderen die om redenen van bescherming (tegen zichzelf of tegen anderen) en op grond van hun gedrag gesloten moeten worden geplaatst. BJZ kan een indicatie voor plaatsing in een JJI op civielrechtelijke titel opstellen (Wet op de jeugdzorg, artikel 5, tweede lid onder d). Er is maatschappelijk en politiek veel commotie geweest (en nog) over het samen plaatsen van kinderen op strafrechtelijke en op civielrechtelijke titel in een JJI. Daarom is op dit moment een wetsvoorstel in de maak dat ook bij jeugdzorginstellingen gesloten plaatsingen mogelijk maakt. Wanneer dit is geregeld zal er niet meer op civielrechtelijke titel in een JJI geplaatst worden. Jongeren die op civielrechtelijke titel zijn geplaatst hebben altijd een voogd of een gezinsvoogd van BJZ. Jongeren die op strafrechtelijke titel zijn geplaatst kunnen een voogd of gezinsvoogd van BJZ hebben, wanneer er tevens een OTS of een Voogdij loopt, maar dat hoeft niet het geval te zijn. De JJI maakt voor elke opgenomen jongere een behandelplan en een verblijfsplan . In het kader van een verblijf in een JJI kan een jongere verplicht worden een training of scholing te volgen, kan hij met proefverlof gaan en kan de hechtenis voorwaardelijk geschorst worden. In al die gevallen heeft BJZ (jeugdreclassering) een taak in de begeleiding van en het toezicht op de jongere. Wet op de jeugdzorg De Wet op de jeugdzorg (van kracht per 1 januari 2005) is voor jongeren tot 18 jaar met ernstige opgroei- en opvoedproblemen (en) die niet te helpen zijn via de algemene voorzieningen zoals onderwijs, jeugdgezondheidszorg of het maatschappelijk werk. De jeugdzorg is er ook voor hun ouders of opvoeders. Jeugdzorg aan jongeren van 18+ is alleen mogelijk wanneer het BJZ het noodzakelijk vindt om de hulp (die al bestond voor het 18e levensjaar) bij opgroei- en opvoedproblemen voort te zetten.
gemeente Eindhoven
69
De in de Wet bedoelde jeugdzorg is bedoeld voor jongeren. De Wet verstaat onder een jongere : - Iemand die nog geen 18 is én - Iemand die 18 is maar nog géén 23 o en voor wie voortzetting van de jeugdzorg, die al was begonnen, of waarvoor al een aanvraag was ingediend vóór de 18e verjaardag, noodzakelijk is o of voor wie, na beëindiging van de jeugdzorg die was aangevangen vóór de 18e verjaardag, binnen een termijn van een half jaar hervatting van die jeugdzorg nodig is Jeugdzorg kan door een zorgaanbieder alléén worden uitgevoerd als daarvoor een indicatiebesluit door BJZ is afgegeven. Een cliënt kan bij BJZ een aanvraag indienen voor een indicatiebesluit. Zonder aanvraag wordt door BJZ geen indicatiebesluit afgegeven, tenzij dit wordt gevraagd door de gezinsvoogd in het kader van een OTS, een voogd in het kader van Voogdij of de jeugdreclassering of in het kader van het jeugdstrafrecht. Gedwongen uithuisplaatsing Wanneer BJZ in het kader van een OTS een indicatiebesluit afgeeft voor een plaatsing in een residentiële instelling of bij pleegouders terwijl door de jongere en/of de ouders géén aanvraag is gedaan voor die plaatsing (een “gedwongen uithuisplaatsing”), is daarvoor altijd een machtiging van de kinderrechter nodig (zie hierboven). Voor zo’n plaatsing is dus én een indicatiebesluit én een machtiging nodig. Een indicatiebesluit is slechts geldig sámen met de bijbehorende machtiging. Wettelijke taken Bureau Jeugdzorg Behalve het nemen van indicatiebesluiten heeft BJZ onder meer de volgende taken : - het uitoefenen van de Voogdij; - het uitoefenen van de OTS; - het uitoefenen van de jeugdreclassering; - (het uitvoeren van de taken bedoeld in het Wetboek van strafrecht of Wetboek van Strafvordering en de daarop aansluitende nazorg); - het begeleiden van en toezicht houden op jongeren die in het kader van hun verblijf in een justitiële jeugdinrichting deelnemen aan een trainingsprogramma of aan wie proefverlof is verleend (Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen).
70
gemeente Eindhoven
-
Het uitvoeren van “Casemanagement”: a. actief bijstaan van de cliënt en zonodig motiveren tot het tot gelding brengen van het indicatiebesluit; b. het bevorderen van de totstandkoming van een samenhangend hulpverleningsplan van de zorgaanbieders; c. het volgen van de verleende zorg, vragen van de cliënt beantwoorden en evaluatie van de verleende zorg; d. het adviseren van de cliënt over de zorg die na de beëindiging van de geïndiceerde zorg nodig is en het bijstaan van de cliënt bij het verkrijgen van deze zorg.
Afgestemde zorg Een verantwoorde uitvoering van Voogdij, OTS, Jeugdreclassering of begeleiding in het kader van de Beginselenwet JJI impliceert dat die taken worden uitgevoerd op basis van een plan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt. Verplichtingen zorgaanbieders Zorgaanbieders doen aan Bureau Jeugdzorg mededeling van de aanvang en de beëindiging van de zorg. Zij houden BJZ op de hoogte van de voortgang van de zorg, verschaffen BJZ inzicht in de gegevens die nodig zijn voor de evaluatie van de zorg en werken mee aan deze evaluatie. De zorg die door de zorgaanbieder wordt verleend is gebaseerd op een hulpverleningsplan dat is afgeleid van het indicatiebesluit van BJZ . Pleegzorg Wanneer BJZ de voogdij over een kind krijgt opgedragen of er een OTS wordt uitgesproken, kan BJZ voor dit kind een pleegzorgindicatie stellen. Het kind wordt dan door BJZ aangemeld bij een zorgaanbieder die pleegzorg biedt. Die zorgaanbieder beheert een bestand van pleeggezinnen en plaatst het kind vervolgens in een geschikt pleeggezin. Een zorgaanbieder die pleegzorg biedt, verstrekt aan de pleegouder waarmee hij een pleegcontract heeft gesloten een subsidie (pleegzorgvergoeding) voor de opvoeding en verzorging van de in het gezin van die pleegouder geplaatste jongere . In geval van voogdij kúnnen pleegouders, wanneer zij het kind gedurende enige tijd in hun gezin hebben verzorgd en opgevoed en wanneer het de bedoeling is dat het kind tot aan de meerderjarigheid bij hen zal blijven, via de rechter verzoeken de voogdij van BJZ over te nemen. In dat geval krijgen zij uiteraard geen pleegzorgvergoeding meer. Zij komen wel in aanmerking voor kinderbijslag en andere regelingen.
gemeente Eindhoven
71
Wet Maatschappelijke Ondersteuning Op 1 januari 2007 trad de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in werking. Deze wet zorgt ervoor dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen en kan ‘meedoen’ in de samenleving. De Wmo is er voor iedereen. Wat de gemeentelijke verantwoordelijk is ten aanzien van maatschappelijke is gedefinieerd in negen prestatievelden. Het Wmo-beleid van de gemeente moet zijn afgestemd op de samenstelling en wensen van de inwoners. De gemeente is verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning en maakt hiertoe een vierjarenplan . Daarnaast moet de gemeente jaarlijks verantwoording afleggen over de geleverde prestaties over de negen prestatievelden. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor jeugd is opgenomen in prestatieveld 2 van de Wmo. Hieronder moet onder meer worden verstaan het bieden van op preventie gerichte ondersteuning voor jongeren met problemen met opgroeien en voor ouders met problemen met opvoeden. Verdrag inzake de rechten van het kind Dit verdrag is door de Nederlandse regering geratificeerd. In dit verdrag zijn bepalingen opgenomen over de verantwoordelijkheid richting zorg en ondersteuning van het kind. Het verdrag is meegenomen in dit proefdocument omdat er verantwoordelijkheden en dus taken uit voortvloeien die een relatie hebben met de verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat iedereen in de kan ‘meedoen’ (Wmo) in de samenleving. Een kind is ieder mens die jonger is dan 18 jaar. De Staten die partij zijn, waarborgen dat alle instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen . Waarborging ondersteuning Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg. De Staten die partij zijn nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, terwijl het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft. Deze maatregelen ter bescherming dienen, indien van toepassing, doeltreffende procedures te omvatten voor het invoeren van sociale programma’s om te voorzien in de nodige ondersteuning van het kind en van degenen die de zorg voor het kind hebben.
72
gemeente Eindhoven
Zorg voor goede hulp De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat ….. uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling…., op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing . Bieden voorzieningen en zorg De Staten die partij zijn, erkennen voor ieder kind het recht de voordelen te genieten van voorzieningen voor sociale zekerheid….en nemen de nodige maatregelen om de algehele verwezenlijking van dit recht te bewerkstelligen. De Staten die partij zijn, nemen…..passende maatregelen om ouders en anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind te helpen dit recht te verwezenlijken, en voorzien naar behoefte in programma’s voor materiële bijstand en ondersteuning, met name wat betreft voedsel, kleding en huisvesting. De Staten die partij zijn erkennen het recht van het kind op onderwijs…..en verbinden zich ertoe….maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school voortijdig verlaat, te verminderen
gemeente Eindhoven
73
Bijlage 3 wettelijke bepalingen en nazorg In deze paragraaf gaan wij in op de gevolgen van de wettelijke bepalingen voor de nazorg na het aflopen van de geïndiceerde zorg. Achtereenvolgens komen aan bod: b Jeugdreclassering; b Jongeren die 18 jaar worden bij voogdij en OTS; b Jongeren jonger dan 18 bij OTS; b Situatie na geïndiceerde zorg in een vrijwillig kader; b Situatie na strafrechtelijke plaatsing in een JJI. Jeugdreclassering De Wet op de jeugdzorg draagt het uitvoeren van nazorg nadrukkelijk op aan de jeugdreclasseerder zélf. Overigens worden er in het kader van jeugdreclassering betrekkelijk weinig indicaties voor jeugdzorg gesteld. Wanneer er náást de strafrechtelijke problematiek óók sprake is van ernstige gezins- en gedragsproblemen is er vaak al sprake van een OTS of wordt er aangestuurd op het opleggen van een OTS. De indicatie wordt dan in het kader van de OTS gesteld. Jongeren die 18 jaar worden bij Voogdij en OTS Ondertoezichtstelling of Voogdij worden altijd van rechtswege (“automatisch”) beëindigd bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Tot 18 jaar bemoeit de gezinsvoogd of de voogd zich professioneel met de jongere. Ná 18 jaar hebben zij daarvoor geen wettelijke grond meer en stoppen de bemoeienissen. Vervolgindicatie Wanneer er in het kader van de OTS of Voogdij sprake is van een indicatie voor een uithuisplaatsing bij pleegouders of in een residentiële instelling of JJI ontvalt ook aan die plaatsing de wettelijke grondslag en moet die plaatsing in principe worden beëindigd. Ook eventueel ingezette ambulante zorg of dagbehandeling moet worden beëindigd. Dat is alléén dan anders als de zaak binnen Bureau Jeugdzorg overgedragen wordt aan de Toegang, waar een vervolgindicatie kan worden aangevraagd (de zorg kán immers doorlopen tot 23 jaar). Die vervolgindicatie kan voortzetting van de uithuisplaatsing betreffen, maar kan ook ambulante hulp in de thuissituatie of kamertraining of iets dergelijks impliceren. Daarvoor is echter wel de instemming van de jongere zélf nodig (en die is er vaak niet). Ook moet er uiteraard een inhoudelijke grond zijn voor die indicatie. Wanneer er geen vervolgindicatie via de Toegang wordt verkregen, staat een jongere op zijn 18e verjaardag “op straat” zónder begeleiding vanuit BJZ en/of de jeugdzorginstelling/pleegouders, terwijl die begeleiding vaak wel nog nodig is. Hij of zij kan vaak niet naar huis, zeker niet in het geval van voogdij.
74
gemeente Eindhoven
Zo’n jongere heeft vaak geen middelen van bestaan: de ouders zijn formeel tot 21 jaar nog verantwoordelijk voor de kosten voor levensonderhoud en studie, maar die zijn vaak niet meer in beeld of niet gemotiveerd om hun verantwoordelijkheid serieus te nemen. Er zal dus opvang en begeleiding voor de jongere nodig zijn in zijn woonplaats. Die zal geboden kunnen worden door gemeentelijk gefinancierde instellingen binnen het kader van de Wmo. Ook dáárvoor is echter wel enige motivatie bij de jongere vereist. Jongeren jonger dan 18 jaar bij OTS Wanneer de voogdij is opgedragen aan BJZ is er altijd sprake van een uithuisplaatsing tot aan de 18-jarige leeftijd. Dan speelt dit probleem dus niet. Wanneer sprake is van een OTS die wordt beëindigd vóórdat het kind 18 is, verloopt daarmee ook de indicatie voor de jeugdzorg. Wanneer sprake was van een gedwongen uithuisplaatsing moet die worden beëindigd. In dat geval kan hetzelfde opgemerkt worden als hierboven is aangegeven voor jongeren van 18 jaar en ouder. De jeugdzorg zou op vrijwillige basis verlengd kunnen worden, maar de jongere en/of de ouders moeten daarvoor dan wel zelf een aanvraag indienen. Vaak kan een kind verantwoord naar huis ( de OTS is immer niet voor niets beëindigd) en kunnen de ouders hun verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding weer oppakken. Wanneer hierbij nog verdere hulp en begeleiding nodig is kan ófwel een verlengde jeugdzorg-indicatie voor ambulante begeleiding gesteld worden op vrijwillige basis, ófwel kan geprobeerd worden de ouders en de jongere te motiveren voor het aanvaarden van begeleiding door een gemeentelijk gefinancierde instelling in het kader van de Wmo. Een gedwongen uithuisplaatsing kan beëindigd worden wanneer de machtiging van de kinderrechter wordt ingetrokken. In dat geval loopt de OTS echter gewoon door en blijft de gezinsvoogd verantwoordelijk voor de (na)zorg. De indicatie kan ook “gewoon” aflopen binnen de looptijd van een OTS. Ook in dat geval blijft de gezinsvoogd degene die verdere zorg c.q. nazorg regelt. De situatie ná geïndiceerde zorg in een vrijwillig kader In principe loopt ook in die gevallen waarin de zorg zélf is aangevraagd de indicatie voor de jeugdzorg af wanneer de jongere 18 jaar wordt, máár de zorg kán dus doorlopen tot 23 jaar. Ook de aanvraag voor een dergelijke verlengde indicatie moet wel door de jongere zélf gedaan worden c.q. de jongere moet het ermee eens zijn. In deze gevallen is er geen sprake van een verantwoordelijke voogd of gezinsvoogd, máár is een casemanager van de Toegang verantwoordelijk voor de begeleiding van de cliënt als deze een nieuwe hulpvraag heeft. Deze casemanager heeft als wettelijke taak onder meer het adviseren van de cliënt over de zorg die na de beëindiging van de geïndiceerde zorg nodig is en het bijstaan van de cliënt bij het verkrijgen van deze zorg.
gemeente Eindhoven
75
De situatie ná een strafrechtelijke plaatsing in een JJI De Jeugdreclassering heeft geen nadrukkelijke wettelijke taak in de begeleiding van een jongere ná ontslag uit een JJI. De Jeugdreclassering heeft wel een begeleidende rol in het toezicht op de jongere bij proefverlof uit de inrichting (artikel 31 Beginselenwet). Landelijk programma nazorg Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de JJI’s. Inmiddels is landelijk een programma gestart voor het opzetten van deugdelijke nazorgprogramma’s. Daarin werken JJI, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdreclassering en gemeenten samen. De Veiligheidshuizen spelen daarbij een belangrijke rol. Alle jongeren moeten na afloop van hun verblijf in een JJI een verplicht nazorgtraject volgen. Daarvoor is nieuwe wetgeving in de maak. Er is ook speciale aandacht voor jongeren die bij hun ontslag uit de JJI 18 jaar en ouder zijn. De nazorg wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gemeente.
76
gemeente Eindhoven
Bijlage 4 begrippenlijst
Casusoverleg Aanvullende afspraken van de gemeente Eindhoven op de provinciale afspraken rondom het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd (zie verder bij ketencoördinatie). Het casusoverleg vindt plaats in gevallen: • de ketencoördinator/instelling er met andere partijen niet uitkomt; • meerdere ketencoördinatoren zijn toegewezen aan één gezin • een andere partij beter in staat is ketencoördinatie uit te voeren. Ketencoördinatie Onder ketencoördinatie wordt verstaan alle activiteiten gericht op het regisseren, verbinden, afstemmen en bewaken van de organisatie en uitvoering van de hulpverlening aan een jongere op het moment dat in het kader van Zorg voor Jeugd meerdere instellingen betrokken zijn bij een en dezelfde jongere. Ketencoördinatie heeft als doel om een adequaat hulpaanbod te geven aan de jongere en (vroegtijdige) risico’s te voorkomen. De verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden is formeel vastgelegd in het convenant Zorg voor Jeugd. Daarin is ook geregeld wie in eerste instantie door het systeem wordt aangewezen voor het uitvoeren van de ketencoördinatie en welke spelregels de ketencoördinator in acht moet nemen. Ketencoördinatoren Indien twee of meer instellingen bij een jongere betrokken zijn, is ketencoördinatie van toepassing. Uitgangspunt van de ketencoördinatie is dat deze zo vroeg mogelijk wordt ingezet en niet zwaarder is dan noodzakelijk. De verantwoordelijke ketencoördinator beoordeelt of en zo ja, welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de risico’s van de jongere te beperken. Op grond van deze notitie is een takenpakket opgesteld voor de functie ketencoördinator. Lokale instellingen Aanbieders van vrij toegankelijke zorg en hulp op gemeentelijke niveau. PIJ maatregel Een PIJ-maatregel staat ook wel bekend als Jeugd-'TBS maar dit is geen bestaande term. "PIJ" staat voor "Plaatsing In een Inrichting voor Jongeren". Een PIJ maatregel wordt opgelegd door de rechter. Zorgaanbieders Aanbieders van geïndiceerde jeugdzorg.
gemeente Eindhoven
77
Oktober 2009
Handboek methodiek Niemand uit Beeld - Zorg voor jongeren na jeugdzorg Mens & Maatschappij, Jeugd
Ambulant 19
Pleegzorg 17 2
Daghulp 27
Residentieel
3 6 2 4 3 52 10
42
127 3
1 7 5 1 1 1 3 21 3 1 3 1 4 1 26 4
3 5 2 1 21 8 8 3 2 3 7 43 2 4 7 4 3 2 43 11 1
8 4 6 34 35 14 13 15 20 25 102 5 20 7 17 12 9 193 30
78
3 2 1 16 2 9 1 1 2
<18
Bijlage 5 Uitstroom van jongeren in Noord Brabant, 2008
Gemeente 's-Hertogenbosch Aalburg Alphen-Chaam Asten Baarle-Nassau Bergeijk Bergen op Zoom Bernheze Best Bladel Boekel Boxmeer Boxtel Breda Cranendonck Cuijk Deurne Dongen Drimmelen Eersel Eindhoven Etten-Leur
gemeente Eindhoven
Totaal <18 190 5 3 17 8 9 78 50 32 17 19 26 35 208 10 28 23 24 23 15 314 55
Ambulant
3 1
Pleegzorg
9 1
1
3
1 8 2
1
1 3
29
2
6 3 3 4 2 6 5 29 3 2 5 2 7 2 49 8
18+
Daghulp
1
3
5
66 2
Totaal 18+
34 1
Residentieel
3 1
13 1 2 1
5 1 1 23 4 5 6 2 8 9 87 8 8 18 7 10 4 101 19
2 3 47 3 6 10 5 2 2 38 10
TOTAAL
256 7 3 22 9 10 101 54 37 23 21 34 44 295 18 36 41 31 33 19 415 74
gemeente Eindhoven
Geertruidenberg Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gilze en Rijen Goirle Grave Haaren Halderberge Heeze-Leende Helmond Heusden Hilvarenbeek Laarbeek Landerd Lith Loon op Zand Maasdonk Mill en Sint Hubert Moerdijk Nuenen, Gerwen en Nederwetten Oirschot Oisterwijk Oosterhout Oss Reusel-De Mierden Roosendaal Rucphen 1 4 1 2 5 11 2 5 2
7 10 43 94 6 61 25
2
1
16 5
3
1 9 4
2 4
19 32 17 10 23 15 15 13 8 76 38 11 13 11 7 10 12 7 28 13
79
30 3
2 4 16 14
2 4
1 1
6 10 1 4 7 2 1 5 1 23 6 2 3
1 10 19 31 2 31 5
3 7 2
46 10 4 3 7 5 4
2 3 4 7 13 1 1 5
10 26 83 150 10 127 35
29 49 22 22 52 22 17 26 9 161 59 17 19 19 12 17 13 11 41 20 3 3 12 16 2 15 6
4 1 1 6 5
6
8 6 5 2 3 3 1 10 2 27 5
1 2 4 1
1 4
1
1
2
3
2 1
2 2 1
2
3
1
1
19 1
3 4 14 23
1 3
23 7 3 5 2 1 3
3 6 2 2 6 2 2 3
7 11 29 40 4 40 8
13 14 8 4 11 6 3 16 2 52 12 3 11 2 2 8 1 2 10 6
17 37 112 190 14 167 43
42 63 30 26 63 28 20 42 11 213 71 20 30 21 14 25 14 13 51 26
Schijndel Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Someren Son en Breugel Steenbergen Tilburg Uden Valkenswaard Veghel Veldhoven Vught Waalre Waalwijk Werkendam Woensdrecht Woudrichem Zundert Onbekend TOTAAL
80
22 8 9 22 4 13 15 181 64 9 35 28 16 14 15 13 9 5 10 168 1.983 5 2 1 4 1 34 3 3 4 3 4 1 2 4 4 4 5 120 387
5 5 4 1 2 6 68 6 3 4 8 3 2 7 5 2 6 16 479
4 5 1 2 3 7 58 10 1 12 8 5 1 14 2 3 47 141 759
gemeente Eindhoven
31 13 23 25 8 22 29 341 83 16 55 47 28 18 38 19 21 11 68 445 3.608
1 3 1
2
1 1 5 6 5 3 47 10 5 7 9 7 2 3
48 133
1
2
1 9 2 1
2 3 2 43 480
1 9
2
2 1
2 33
3 1 4 1 4 2 1 56 9 4 5 10 6 3 10 1
2 1 57 502
5 2 12 8 4 7 6 121 21 12 12 23 14 5 15 1 3 5 3 150 1.148
36 15 35 33 12 29 35 462 104 28 67 70 42 23 53 20 24 16 71 595 4.756
5 Literatuurlijst
914716 A4 handboek nazorg.indd 6
23-10-2009 12:12:16
Geraadpleegde literatuur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10.
11. 12. 13. 14.
15. 16.
17.
18.
Baecke, J.A.H., Bremmer, P. en Glas, M.H. Evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg. Eindrapport, Bestuur & Management Consultants, 2006. Cebeon (in opdracht van de VNG). Voorzetten voor decentralisatie, 2008. Dienst Justiële Inrichtingen, Ministerie van Justitie.Verplichte zorg voor jongeren na jeugdzorg na jeugddetentie en PIJ. Persbericht Den Haag, 2008. Directie Sanctie- en Preventiebeleid, Verbeterplan “aansluiting zorg voor jongeren na jeugdzorg” Programma Terugdringen Recidive, 2004. Graaf, M. de, Schouten, R. en Konijn, C.. De Nederlandse jeugdzorg in cijfers 19982002. Utrecht, NIZW Jeugd, 2005. Ministerie van VWS en Justitie. Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2005 tot en met 2008. Den Haag, 2004. K2. Sterke Schakels. Ondersteuningsopdracht ter verbetering van de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en de jeugdzorg in de regio Noordoost-Brabant. ’sHertogenbosch, oktober 2004. K2. Over ketens, schakels en netwerken. Inventarisatie aansluiting jeugdbeleidjeugdzorg in de regio West-Brabant. ’s-Hertogenbosch, 2005. Louppen-Laurant, M.J. Vergelijkend onderzoek aansturing jeugdzorg. Capgemini N.V., maart 2007. Ojen, Q.H.J.M. van, Focus op toekomstperspectief. Inventariserend onderzoek naar arbeidstoeleiding door jeugdzorginstellingen. Van Ojen Beleidsonderzoek. Beverwijk, juni 2008. Oudenaarden, T., Zorg voor jongeren na jeugdzorg jeugd in het veiligheishuis Eindhoven. Provincie Overijssel. Actieprogramma Jeugbeleid jeugdzorg 2005-2008, 2006. Provincie Noord-Brabant, Brabant investeert in Jeugd, Beleid Jeugdzorg provincie Noord-Brabant 2009 – 2012, ’s Hertogenbosch, 2008. Raadsen, M. & Knorth, E.J. Methodiekvernieuwing in de jeugdhulpverlening. De invoering van het taakvaardigheidsmodel in een residentiële behandelgroep. Uitgeverij SWP: Amsterdam, 2000. Stichting Registratie Jeugdvoorzieningen. Trendrapport 1995-2002. Utrecht, 2003. Sleeboom, I., Hermanns. J. De vraaganalyse, Methodiekbeschrijving voor het betrekken van ouders, kinderen en jongeren bij de ontwikkeling van jeugdbeleid, CO ACT Consult , Woerden, 2005. Vogelenzang, B. De jongere aanspreken; handboek methode jeugdreclassering, i.o.v. Ministerie van Justitie, Directie Justitieel Jeugdbeleid., Maatschappelijk Ondernemers Groep, Utrecht, 2005. Weekers, S. en Sohier, R. Meerderjarig in de jeugdzorg, en dan..? Onderzoek naar de overdracht van 18 plussers van de residentiële jeugdzorg en pleegzorg naar het lokale jeugdbeleid. Provinciale Raad voor de Volksgezondheid.
82
gemeente Eindhoven
Colofon Teksten K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken Gemeente Eindhoven Mens & Maatschappij, Jeugd Uitgave Gemeente Eindhoven Mens & Maatschappij, Jeugd Vormgeving Mireille van der Zwalm / OBT bv, Den Haag Oktober 2009
914716 A4 handboek nazorg.indd 7
23-10-2009 12:12:18