Mijn stotter Als jij mijn stotter proeven kon Zou hij niet lekker smaken Je maag zou er waarschijnlijk Zelfs erg van streek van raken Mijn stotter smaakt erg bitter Met een beetje zout en zuur Mijn stotter is erg langzaam En zelden kort van duur De nasmaak van mijn stotter Die blijft wel even hangen Die kleeft soms aan mijn tanden En blijft plakken aan m’n wangen Ik wou dat jij kon proeven Hoe mijn stotters smaken Dan zou je er vast nooit meer Van die grapjes over maken Vivi-Janne
2
Inhoudsopgave. 1. Inleiding.
blz. 4
2. Onderzoeksplan.
blz. 4
3. Over mijzelf.
blz. 5
4. Algemene informatie over stotteren.
blz. 7
4.1 Wat is stotteren?
blz. 7
4.2 Hoe ontstaat stotteren?
blz. 8
4.3 Wat gebeurt er bij het stotteren?
blz. 9
4.4 Hoe zit het stotterprobleem in elkaar?
blz. 11
4.5 Welke manieren van stotteren zijn er en wanneer stottert iemand?
blz. 12
4.6 De stotteraar en de omgeving.
blz. 13
4.7 Welke therapieën zijn er?
blz. 14
4.8 Bekende stotteraars.
blz. 15
5. Hoe kan een school, en Nehalennia in het bijzonder, omgaan met een stotteraar?
blz. 16
5.1 Waarom moet een school aandacht besteden aan een stotteraar?
blz. 16
5.2 Hoe kun je stotteren op school herkennen?
blz. 16
5.3 Wat wordt er op Nehalennia al met stotteren gedaan?
blz. 17
5.4 Wat kan er op Nehalennia verbeterd worden?
blz. 17
5.5 Wat kan de stotteraar zelf doen?
blz. 19
5.6 Tips voor de luisteraar.
blz. 19
6. Samenvatting.
blz. 21
7. Evaluatie
blz. 22
8. Bronvermelding.
blz. 23
Bijlage n
blz. 25
3
1. Inleiding. Als onderwerp voor mijn profielwerkstuk heb ik stotteren gekozen. Dit omdat ik zelf ook stotter. Ik heb gemerkt dat mensen vaak niet weten wat stotteren is of wat ze ermee aan moeten. Vooral op school kan dit lastig zijn. Leerlingen kijken je vreemd aan en leraren proberen je te helpen, maar snappen soms niet hoe stotteren in elkaar zit. Daarom wil ik met dit onderzoek duidelijk maken wat stotteren precies is en hoe een school, en in het bijzonder mijn school (Nehalennia), kan omgaan met een stotteraar.
2. Onderzoeksplan. Ik ga onderzoeken hoe een school kan omgaan met stotterende leerlingen. Mijn hoofdvraag is dan ook: Hoe kan een school, Nehalennia in het bijzonder, omgaan met een stotteraar? Deze vraag valt in vijf onderdelen uiteen: Wat kan een stotteraar zelf doen? Wat kunnen de medeleerlingen doen? Wat kan de mentor doen? Wat kunnen de docenten doen? Wat kan het zorgteam van de school doen? Om de hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden wil ik eerst kijken wat er al op school is. Wat wordt er op ‘Nehalennia’ al met stotteren gedaan. Vervolgens wil ik gaan kijken wat er nog moet komen en hoe dat het beste gedaan kan worden. Maar om te kunnen bepalen hoe Nehalennia kan omgaan met een stotteraar, moet je eerst iets afweten van stotteren. Daarom ga ik eerst de volgende (deel)vragen beantwoorden: Wat is stotteren? Hoe werkt het? Welke manieren van stotteren zijn er? Welk secundair gedrag kun je bij stotteren hebben? Welke therapieën bestaan er? Hoe reageren mensen op stotteren? Wat is het verschil tussen wat de omgeving merkt en wat een stotteraar voelt?
4
3. Over mijzelf. Ik ben Hilke Mensonides, ik ben 18 jaar en ik stotter al vanaf dat ik kan praten. Mijn vader stottert ook, wat wel fijn is, omdat hij weet hoe het voelt om te stotteren en je er zo makkelijker over kan praten. Ik ben al vrij snel naar stottertherapie gegaan. Ik geloof dat ik een jaar of vier was. Hier leerde ik om te gaan met mijn emoties en gedachtes, wat voor mij heel erg heeft geholpen. Hierdoor werd ik namelijk zelfverzekerder en leerde ik ook om mijn emoties een plek te geven en me er niet door te laten leiden. Dit heb ik ook kunnen gebruiken buiten het stotteren om. Ik heb altijd wel moeite gehad om mijn stotters gewoon te laten horen. Ik heb zo lang als ik me kan herinneren geprobeerd om mijn stotters niet te laten horen, door zinnen in een andere volgorde te zetten of door synoniemen te gebruiken of door bijvoorbeeld te zeggen dat ik het woord even kwijt was. Ik heb dit met vlagen meer en minder, maar het is er wel altijd een beetje. Als ik iets wilde/wil zeggen dan deed/doe ik dat in ieder geval wel gewoon, het is niet zo dat ik mijn mond dicht hield/houdt. Soms heb ik periodes dat ik het helemaal gehad heb met mijn stotteren. Bij elke zin die ik wil zeggen zit ik dan vast en dat is dan erg frustrerend. Vroeger moest ik dan huilen of werd ik kwaad. Maar ik heb natuurlijk ook hele periodes dat het wel gewoon goed gaat en dat ik me er niet zoveel van aantrek en zoiets heb van: “ik stotter nou eenmaal, dus ik zal het ermee moeten doen”. Voor mij is stotteren best vermoeiend. Ten eerste omdat je steeds bij elke stotter een spanning opbouwt. Je spant je spieren waarmee je praat, maar vaak ook nog andere spieren zoals je buik, je vuisten e.d.. Ten tweede is het vermoeiend omdat ik continu met het praten bezig ben. Ik denk over elk woord na en zit mijzelf constant te corrigeren om maar niet te hoeven stotteren (het bedenken van synoniemen, het veranderen van de zin, het bedenken van een uitweg voor als je gaat stotteren bij een woord, enz.). Je bent dus de hele dag bezig met je spraak. Wat ik ook vaak heb is dat ik een stotter voel “aankomen”. Ik voel dan een druk ontstaan op mijn borst, zodat ik weet dat er binnen afzienbare tijd een stotter komt. Ik wordt dan al zenuwachtig en raak alleen maar meer gespannen, zodat ik dan alleen maar meer ga stotteren. Door het stotteren ben ik op school vaak wat zenuwachtiger voor beurten en presentaties. Vooral bij vreemde talen is het lastig. Ik zit dan vaker vast op woorden, omdat het uitspreken van woorden in een andere taal sowieso al moeilijker is en dat dus het stotteren verergert. Ook ken ik in andere talen niet zoveel synoniemen en is het moeilijker om de zin in een andere volgorde te zetten, waardoor er meer stotters hoorbaar zijn. Om dan toch het woord te kunnen zeggen, spreek ik het vaak verkeerd uit, zodat ik in ieder geval nog iets zeg en ik niet helemaal stil val. Ook proberen leraren je soms te helpen, door het woord voor te zeggen als ik vastzit. Maar dat heeft voor mij niet zoveel zin, want ik weet het woord wel, maar krijg het gewoon mijn mond niet uit. Wat soms wel lastig is, is dat mensen meestal niet weten dat stotteren meer is dan alleen het niet goed uitspreken van de woorden. Dat je door het stotteren ook vaak negatieve gedachtes/emoties hebt en dat je continu bezig kunt zijn je spraak aan te passen om minder te gaan stotteren. Vaak krijg je dan reacties van: “je hoort het nauwelijks bij jou
5
hoor, dus waarom zou je ermee zitten” of dat ze zoiets hebben van: “bij jou hoor je het nauwelijks, dus zal het wel niet zo erg zijn, dus stel je niet zo aan”. Ze hebben dan niet in de gaten wat er verder nog speelt en dat leg je ook niet zomaar even uit en dat is soms wel lastig. Ook denken mensen vaak dat je gaat stotteren omdat je zenuwachtig bent. Maar dat is helemaal niet het geval! Stotteren is iets heel anders dan hakkelen omdat je zenuwachtig bent. Het is juist andersom. Omdat je stottert zou je zenuwachtig kunnen worden. Maar stotteren doe je sowieso wel, of je nou zenuwachtig bent of niet. Gelukkig heb ik altijd met mensen over mijn stotteren kunnen praten. In de eerste plaats met mijn moeder en vader, waar ik altijd mijn verhaal kwijt kon als ik het moeilijk had met mijn stotteren. In de tweede plaats heeft Mies Bezemer (stottertherapeute) me ook altijd kunnen helpen en hebben familieleden ook altijd open gestaan voor mijn stotteren. Ook heb ik tegenwoordig groepstherapie. Hier kun je met andere stotteraars over het stotteren praten, over hoe zij met het stotteren omgaan en welke reacties zij krijgen op het stotteren. Ook kun je technieken oefenen waardoor je de stotters beter kan opvangen en waardoor je de spanning tijdens het stotteren kan verminderen. Voor mij is stotteren geen overheersend probleem. Ik laat me niet van iets weerhouden vanwege het stotteren, maar ik ben hierdoor soms wel zenuwachtiger voor presentaties e.d. en ik ben wel continu bezig stotters te voorkomen.
6
4. Algemene informatie over stotteren. 4.1 Wat is stotteren? “Stotteren is niet iets wat je soms wel en soms niet doet. Zie het als een verkoudheid. Je bent de hele dag verkouden, maar hoest af en toe.” De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft stotteren als volgt: “onregelmatigheden in het spreekritme, waarbij de spreker precies weet wat hij wil uitdrukken maar daar op het ogenblik niet in slaagt, doordat zich een onvrijwillige herhaling, verlenging of onderbreking van een klank voordoet” Op verschillende sites (waaronder stotteren.net) staat het echter anders omschreven: “Stotteren is in feite een extreem complexe toestand die meer betekent dan het herhalen van klanken, de verlenging van lettergrepen en "niet-vlotheid". Stotteren heeft invloed op de gehele persoon en kan beschreven worden als een combinatie van spraak-, communicatie- en gedragsstoornissen.” Beide definities zijn juist. Ze zijn alleen vanuit een verschillende invalshoek bekeken. Bij de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie gaat het over het spreken zelf. De andere definitie legt meer de nadruk op de gevolgen van het stotteren voor de stotteraar. Want als je stottert, zit er vaak ook nog een laag onder wat anderen horen. Zo kan stotteren leiden tot schaamte, frustratie en angst. Vaak wordt stotteren daarom vergeleken met een ijsberg. Het deel van de ijsberg dat boven het water uitsteekt is het deel dat anderen kunnen horen. Maar het grootste deel van de ijsberg bevindt zich onder het water. Dit zijn de gevoelens en gedachten bij het stotteren. Ze zijn voor anderen niet zichtbaar maar spelen wel een grote rol bij het probleem. Omdat je vrij vaak moet praten, kan het zijn dat je voortdurend met je stotteren bezig bent. “Doe ik wel of niet mijn mond open? Zijn er “moeilijke” woorden of letters in dat wat ik wil zeggen? Zouden er mensen zijn die mij belachelijk zouden vinden als ze een stotter horen of die mij gaan uitlachen? Kan ik het misschien anders zeggen? Of kan iemand anders het niet zeggen?” Doordat je dan zo gaat nadenken over het spreken, ontstaat er een spanning wat weer leidt tot extra stotteren wat weer leidt tot meer gedachten, enz. Wat mensen vaak denken is dat je niet weet wat je wilt zeggen als je stottert of dat je niet weet hoe je het moet uitspreken. Maar dat is zeker niet het geval. Je weet precies wat je wil zeggen en ook hoe je het moet uitspreken, het wil er alleen niet uitkomen. Het vreemde bij stotteren is dat je niet altijd evenveel stottert. De ene week stotter je heel veel, de volgende opeens een stuk minder. In de ene situatie stotter je wel, in de volgende niet. Er zit alleen geen enkele logica in. Je kunt bijvoorbeeld de ene week moeite hebben 7
met de l, terwijl je de volgende week juist moeite hebt met de t. Ook kan het zo zijn dat je de ene week bij de bakker heel erg stottert, terwijl je daar de week erna juist bijna niet stottert. Ik kom hier verder op terug bij het kopje: “Welke manieren van stotteren zijn er en wanneer stottert iemand”. Feitjes over stotteren: 5% van de kinderen stottert. Bij volwassenen is dat 1%. In Nederland zijn dat er zo’n 175.000. In de Europese Unie stotteren zo’n 3,4 miljoen mensen. Er stotteren meer mannen dan vrouwen, met een verhouding 4:1. Men weet niet precies hoe dat kan maar men vermoed dat de snellere rijping bij meisjes (met name van taal, spraak en motoriek) een rol speelt. Ook hebben mannen een grotere kans op overerving. Stotteren kan voorkomen met ander taal- en spraakproblemen, maar komt meestal opzichzelfstaand voor. Stotteraars stotteren niet als ze zingen, als ze tegen dieren of tegen zichzelf praten en als ze fluisteren (het is nog niet bekend waarom). Stotteren komt in alle talen en culturen voor. Stotteren komt bij alle sociale lagen van de bevolking en bij alle intelligenties evenveel voor. Er kan geen persoonlijkheidskenmerk aan het stotteren gekoppeld worden. Grappige stukjes: Na twintig jaar vechten tegen het stotteren wil logopedist Gert Reunes (40) een nieuwe strijd winnen. Via de arbeidsrechtbank wil hij stotteren officieel laten erkennen als handicap. “Stotteraars als ik kunnen dan subsidies krijgen om onderwijs te volgen of om ons spraakgebrek te leren controleren. Of we kunnen lagere tarieven afdingen bij de telefoonmaatschappij. Onze gesprekken duren immers veel langer”. Er zijn door de hele geschiedenis heen verschillende methodes gebruikt om het stotteren te genezen. Rond 1840 was er een Duitse arts die dacht dat de tong van mensen die stotteren te groot was en hij haalde er voor sommige wanhopige stotteraars operatief een stuk van weg - helaas werkte het niet. Sommige deskundigen lieten stotteraars voor lange tijd niet praten (misschien zodat ze zouden vergeten dat ze stotterden). Sommigen lieten mensen op het ritme van een metronoom praten of met hun vingers een acht tekenen als ze praatten. Weer een andere liet stotteraars peentjes eten.
4.2 Hoe ontstaat stotteren? Er zijn verschillende oorzaken van stotteren. Vaak is het een combinatie van verschillende factoren die leidt tot stotteren. Deze factoren kunnen in twee groepen worden ingedeeld: Biologische factoren: stotteren is erfelijk. Een stukje DNA dat bij stotteren hoort is echter nog niet gevonden. Er wordt daarom wel gedacht dat lichamelijke kenmerken worden overgeërfd, die de ontwikkeling van het stotteren kunnen bevorderen. Wat namelijk wel vaststaat is dat in de ene familie stotteren veel vaker voorkomt dan in de andere familie. Wel zijn er nog heel veel onderzoeken en worden nog steeds nieuwe dingen ontdekt op dit terrein. Omgevingsfactoren: stotteren wordt beïnvloed door omstandigheden. Als kleine kinderen leren praten hakkelen ze vaak nog. Dit omdat ze nog maar een beperkte woordenschat hebben en vaak zo graag willen vertellen wat ze hebben meegemaakt dat ze daardoor te snel gaan. Bij de meeste kinderen gaat dat hakkelen vanzelf weer over. Bij sommige kinderen echter niet. De omgeving kan hier invloed op hebben. De
8
situatie thuis kan spanning met zich meebrengen, door bijvoorbeeld ruzies tussen de ouders, verhuizingen of het overlijden van een gezinslid. Maar ook de reacties die het kind krijgt op zijn hakkelen kunnen van invloed zijn. Bijvoorbeeld door ongeduldig te reageren, door steeds te corrigeren, door teveel van het kind te verwachten (“het buurmeisje van twee kan al wel vloeiend praten, dus ons kind van tweeënhalf moet dat ook kunnen”) of door ongerust en onzeker te reageren. Ook de reacties uit de klas kunnen van invloed zijn op de mate van het stotteren, zoals sterke prestatiegerichtheid, afkeurende reacties van anderen kinderen, het kind in de rede vallen en voor het kind gaan spreken. Deze reacties kunnen het stotterprobleem ook vergroten. Door de negatieve reacties of de negatieve interpretaties van de omgeving gaat een kind het stotteren als iets negatiefs beschouwen. Het kind gaat manieren zoeken om niet te hoeven stotteren, zoals het gebruik van synoniemen. Ook kan hij vaker zijn mond houden. Tegenwoordig wordt er steeds meer vanuit gegaan dat de biologische factor de belangrijkste oorzaak is van het ontstaan van stotteren en dat de omgevingsfactor vooral een versterkende werking kan hebben op de mate van het stotteren.
4.3 Wat gebeurt er bij het stotteren? Bij het vormen van een klank moeten verschillende spieren samenwerken, zoals de lippen, tongspieren, kaakspieren, ademhalingsspieren en stembanden. Deze bewegingen maken we onbewust als we iets willen zeggen. De coördinatie en de sturing van deze bewegingen gebeuren door de hersenen. De Amerikanen S.T. Orton en L.E. Travis stelden in de jaren 1930-1940 de cerebrale dominantietheorie op, die vandaag de dag nog steeds gebruikt wordt. Volgens hen ontstaat het stotteren doordat de werking van de hersenen verstoort is. De meeste spraakorganen krijgen impulsen van beide hersenhelften. Om de spraak vloeiend te laten verlopen, moeten de impulsen van beide hersenhelften heel precies op elkaar worden afgestemd. Volgens Orton en Travis neemt één van beide hersenhelften de leiding bij het timen van de hersenimpulsen. Deze leidende hersenhelft bepaalt dan het ritme dat door de andere hersenhelft wordt gevolgd. Maar als er geen hersenhelft is die de leiding neemt en de andere voldoende aanstuurt, dan gaan beide hersenhelften onafhankelijk van elkaar functioneren. Het gevolg is dat de impulsen vanuit de twee hersenhelften niet meer (of in ieder geval onvoldoende) op elkaar zijn afgestemd en dat daardoor het spreken niet meer vloeiend verloopt. Dit is het geval bij stotteraars. De verschillende spiergroepen zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, omdat de hersensturing niet automatisch verloopt. Maar hoe komt het dan dat je gaat stotteren? Tijdens het praten krijg je voortdurend feedback van vooral je gehoor. Als iets niet klopt dan wordt dat doorgestuurd naar de hersenen en kan het verbeterd worden. Vb.: “Ik ben gisteren, eh, eergisteren, naar Brussel geweest”. Hier hoorde je dat je het fout zei en verbeterde je het met het juiste woord. Als zoals bij het stotteren de spieren niet goed samenwerken, dan kun je de woorden niet goed uitspreken. Als je hersenen de feedback krijgen, zullen ze proberen dit te herstellen door opnieuw een impuls te geven aan de spieren. Als die impulsen dan weer niet goed op elkaar zijn afgestemd, lukt het weer niet om het woord uit te spreken en krijg je dus een stotter.
9
10
Omdat er nog veel onderzoek gedaan wordt naar stotteren en het nog niet duidelijk is hoe het nou precies werkt in de hersenen, komen er steeds nieuwe feiten bij en is de visie van Orton en Travis dus al niet meer volledig. Zo is er recent onderzoek gedaan naar de hersenactiviteit bij stotterende mensen en bij niet-stotterende mensen. Bij niet-stotterende mensen is bij het praten vooral de linkerhersenhelft actief. Bij stotterende mensen is dat vooral de rechterhersenhelft. Wat ze alleen nog niet weten is of dat een gevolg van het stotteren is of een oorzaak. Dat zijn ze nu aan het achterhalen door bij jonge kinderen ook de hersenactiviteit te meten. Als het namelijk een gevolg is dan kan dat bij jonge kinderen nog niet te zien zijn. Is het echter een oorzaak dan kan dat wel. Het blijft dus voorlopig nog gissen naar de precieze werking van de hersenen bij het stotteren.
4.4 Hoe zit het stotterprobleem in elkaar? Zoals ik in het begin al vertelde is stotteren geen eenvoudig probleem. Er zijn veel verschillende factoren die meespelen. Het stotterprobleem wordt dan ook wel in vier onderdelen verdeeld:
Emotionele component: Voor, tijdens en/of na het spreken kan een stotteraar emoties ervaren. Spanning, angst, schaamte, minderwaardigheid, maar bijvoorbeeld ook stijgende of dalende lichaamstemperatuur, ademontregeling en ontregeling van de hartslag. Sociale component: De wisselwerking tussen stotteraar en omgeving, bijvoorbeeld tijdens groepsgesprekken, telefoongesprekken of presentaties. Cognitieve component: Alle gedachten die een persoon heeft met betrekking tot het spreken en met betrekking tot zijn/haar zelfbeeld en omgeving. Wat bij stotteren kan voorkomen is dat mensen een negatief zelfbeeld krijgen. Deze gedachten kunnen altijd aanwezig zijn, ook al wordt er op dat moment niet gestotterd. Omdat stotteraars vaak negatief denken over hun stotteren, proberen ze vaak het stotteren te verbergen, door bijvoorbeeld woorden te vermijden. En dan zit je in de verbaalmotorische component.
11
Zo vertellen mensen het volgende over hun stotteren: “Stotteren zie ik als een belemmering als het gaat om spreken in het openbaar en het zoeken of onderhouden van contacten. Ik denk vrijwel iedere dag ‘Ik zou steviger in mijn schoenen hebben gestaan en meer kunnen bereiken als ik niet zou stotteren’. Ik durf niet of amper een gesprek te beginnen als ik bijvoorbeeld in de bus zit op weg naar school met mijn klasgenoten.” “Ik probeer in de buitenwereld zo weinig mogelijk te stotteren en als ik voel dat het komt zeg ik liever niets dan dat ik het met een stotter zeg. Ik houd van praten en als ik me lekker en op mijn gemak voel doe ik dat ook. Bijvoorbeeld in een groep met mensen die ik allemaal niet ken kan ik me ook niet zo goed mengen met de groep omdat ik als ik dan ga praten vaak stotter en vaak erg ook. Als ik dan stotter vind ik dat ik voor lul sta en voel me dan gelijk naar. Ik zou echt willen dat ik me gewoon in elk gesprek kan mengen en lekker kan zeggen wat ik wil zeggen.”
Verbaalmotorische component: alles wat met het spreken zelf te maken heeft. Deze component valt uiteen in twee gedeelten: - verbale gedeelte: “de onderbrekingen in het vloeiend spreken” (het stotteren zelf, het primaire stotteren). Maar ook wat iemand verbaal doet om het stotteren te beïnvloeden (het zogenaamde secundaire stottergedrag), zoals tempoversnellingen/tempovertragingen, wijziging in de intonatie en luidheid of het gebruik van synoniemen, het omschrijven van woorden of het veranderen van de zin. Uit ervaring weet ik dat dit handige trucjes kunnen zijn om niet te laten horen dat je stottert. Maar het zijn wel gevaarlijke trucjes, omdat je zo snel negatief over het stotteren gaat denken en het op een gegeven moment zo kan zijn dat je bang wordt om te gaan praten. - Motorische gedeelte: de non-verbale symptomen die bij het spreken voorkomen, zoals bewegen van hoofd, armen en benen, of bijvoorbeeld extra inademingen en het vooruitschuiven van de adem. Wat ik wel wil benadrukken is dat de mate van het stotterprobleem bij iedereen anders is. Sommige zullen zich niet belemmerd voelen en gewoon lekker praten, terwijl anderen (die misschien evenveel primaire stotters hebben) hun mond houden en zich enorm schamen.
4.5 Welke manieren van stotteren zijn er en wanneer stottert iemand? Niet iedereen stottert hetzelfde. Je kunt de stotters onderverdelen in 3 soorten: Herhalingen: herherherherherhalingen. Een deel van een woord wordt herhaald, voordat de rest van het woord uitgesproken wordt. Verlengingen: vvvvvvvvvvvverlengingen. Eén klank wordt een tijd herhaald voordat de rest van het woord uitgesproken wordt. Blokkades: B……………………..lokkades. Er komt dan niet of nauwelijks geluid uit en je zit dan volkomen vast. Deze drie hiervoor genoemde stotters behoren tot het primaire stotteren en worden daarom ook wel de kernstotters genoemd. Ook heb je nog het secundaire stotteren, zoals ik al heb beschreven bij de verbaalmotorische component in het stukje hierboven. Zoals ik al vertelde (bij wat is stotteren?) stotter je niet altijd evenveel. De ene week stotter je heel veel, de volgende week een heel stuk minder. Ook stotter je in de ene situatie wel en in de andere situatie niet. Ook kan het zo zijn dat dezelfde situatie zich twee keer voordoet en dat je de ene keer veel stottert, terwijl je de andere keer nergens last
12
van hebt. Hoe dit komt, is niet precies bekend. De volgende dingen kunnen van invloed zijn: Stress: Als je gestresst bent dan is je lichaam meer gespannen. Omdat je spraakspieren dan ook meer gespannen zijn is de coördinatie lastiger en ga je dus nog meer stotteren. Moeheid: Als je moe bent kun je ook meer gaan stotteren. Situatie van spreken: Mensen die niet stotteren kunnen soms ook moeilijker uit hun woorden komen als ze moeten praten in een situatie die ze spannend vinden (bijvoorbeeld voor een groep). Bij stotteraars kan zo’n situatie leiden tot het verergeren van het stotteren. Maar het is niet zo dat als je gestresst bent, je dan automatisch meer gaat stotteren. Het kan het verergeren, maar het hoeft niet. Er zijn ook situaties waarin iemand die stottert opeens helemaal niet meer stottert. Dit gebeurt tijdens het zingen, als je tegen een dier praat of als je fluistert.
4.6 De stotteraar en de omgeving. Omdat je praten toch vooral met anderen doet, heeft het stotteren altijd invloed op je omgeving, maar net zo goed heeft de omgeving invloed op de stotteraar. Voor zowel de luisteraar als de stotteraar kan het ongemakkelijke situaties opleveren. Zo kunnen mensen die niet bekend zijn met het stotteren niet weten wat te doen tijdens een gesprek. Omdat ze het gesprek als ongemakkelijk ervaren gaan ze proberen om dat ongemak weg te nemen, wat meestal het omgekeerde effect heeft. Soms weten luisteraars zich geen raad met de situatie. Reacties die luisteraar op het stotteren kunnen hebben zijn: Het gesprek snel beëindigen Druk gaan praten zodat de stotteraar niks hoeft te zeggen Aanvullen Onderbreken Wegkijken Adviezen geven, zoals: “gewoon rustig ademhalen” of “zeg het maar langzaam”. Langzaam praten en simpele taal gebruiken. Ongeduldig worden omdat het zo lang duurt. Napraten. Deze reacties zijn niet altijd bewust, maar wel heel vervelend voor de stotteraar, die hierdoor vaak onzekerder van zichzelf wordt en zich meer gaat schamen voor zijn stotteren. Ook is het mogelijk dat luisteraars juist heel open reageren op het stotteren, door gewoon naar je te luisteren, zonder dat ze zich daarbij ongemakkelijk bij gaan voelen en door bijvoorbeeld vragen te stellen over het stotteren. Dit is voor de stotteraar juist heel fijn en hij/zij zal daardoor het stotteren ook minder snel als een groot probleem ervaren. De mate waarin het stotteren als een probleem wordt ervaren is dus voor een deel afhankelijk van de manier waarop anderen omgaan met een stotteraar (die reacties hebben immers invloed op de sociale en emotionele component). Ook worden mensen die stotteren vaak bestempeld als onzeker, zenuwachtig, verlegen of gefrustreerd. Hierdoor zou (zo denken mensen weleens) het stotteren te verklaren zijn. “Als je maar wat minder verlegen bent, dan zal dat stotteren ook wel overgaan” is een veel voorkomende gedachte. Maar juist het omgekeerde is waar. Juist omdat je stottert kun je onzeker, zenuwachtig, verlegen of gefrustreerd raken.
13
4.7 Welke therapieën zijn er? Er bestaan een heleboel verschillende therapieën, de ene bekender dan de andere. De therapieën zijn heel verschillend. Wat ook erg opvallend is, is dat sommige therapieën beweren dat je zo van je stotteren af bent. De stottertherapieën kunnen in twee groepen worden verdeeld: Reguliere stottertherapieën: Reguliere therapeuten hebben een beroepsgerichte opleiding gevolgd die goedgekeurd is door de beroepsvereniging NVLF. De gespecialiseerde reguliere stottertherapeuten hebben tevens een opleiding gevolgd die is goedgekeurd door de Nederlandse Vereniging voor Stotter Therapie. Een belangrijk kenmerk van de reguliere therapieën is dat er voor elke stotteraar een aparte behandeling wordt uitgestippeld. Er wordt naar elke persoon apart gekeken. Dit is erg belangrijk, omdat iedere stotteraar anders stottert en bij iedere stotteraar andere aspecten van het stotteren een belangrijke rol spelen. Zo zijn er mensen die heel veel negatieve gevoelens hebben bij het stotteren, zodat ze daardoor extra stotteren. Zij kunnen beter een therapie volgen waarbij de nadruk ligt op het wegnemen van de negatieve gevoelens. Hierdoor kan iemand dan al een heel stuk minder gaan stotteren. Voor anderen is dat echter niet aan de orde. Zij zullen er meer baat bij hebben als ze technieken leren om de spanning van de spieren tijdens het stotteren te verminderen en zo minder (sterke) stotters te hebben. Meestal is de therapie individueel, maar je kunt ook groepstherapie volgen. Hier kun je dan je gevoelens met andere stotteraars bespreken en je kunt met elkaar oefenen op de technieken. Niet-reguliere therapieën: Niet reguliere therapeuten hebben geen beroepsgerichte opleiding gevolgd en zijn niet gebonden aan kwaliteitseisen vanuit de overheid. De therapieën bestaan vaak uit een standaardaanpak, die bij alle deelnemers wordt toegepast. Ook wordt door deze therapieën vaak beweert dat hun manier de enige goede is, dat het bij iedereen werkt en dat je zeker helemaal stottervrij bent na de therapie. Zo kun je op internet binnen een minuut onder andere deze stukjes vinden: “Van je stotteren af? Dat kan binnen 2 dagen tijd!!” en “Iedereen kan op deze manier vrij worden van stotteren, met minder hoef je geen genoegen te nemen!” en “Ontdek de vrijheid om nooit meer te stotteren”. Hierbij wordt vaak gezegd dat als je na de behandeling niet van je stotteren af bent of als het terug komt, je zelf iets niet goed doet en het niet aan de therapie ligt. Zo staat op de site van de therapie “Del Ferro” het volgende: “Werkt de methode altijd? Ja, mits u gemotiveerd bent.” Wat ik ook vind opvallen is dat er vaak dingen worden gezegd waar helemaal geen argumenten bij staan. Zo staat er bijvoorbeeld: “Bovendien wordt de methode ondersteund door talloze wetenschappelijke onderzoeken en zorgverzekeraars.”(Del Ferro). Er is alleen nergens te vinden welke onderzoeken dit zijn. Of bijvoorbeeld: ”In feite heb je geen ’spraakprobleem’, maar je hebt in de loop der jaren een ‘gevoelsprobleem’ ontwikkeld.” (Hausdörfer) Dit zeggen ze alsof het een feit is en alsof dit bij iedereen zo is, maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. Voorbeelden van therapieën uit deze groep zijn: Hausdörfer, Del Ferro en De Bomamethode van instituut De Pauw.
14
4.8 Bekende stotteraars. Soms wordt er gedacht dat stotteraars dom zijn, of dat ze bijvoorbeeld maar niet in de politiek moeten omdat ze dan zoveel moeten praten. De volgende stotteraars bewijzen het tegendeel: Aristoteles. Demosthenes (Griekse redenaar). Newton. Darwin. Winston Churchill. Marilyn Monroe. Robert Boyle. En de wat meer recentere mensen: Frans Bauer. Erben Wennemars. James Earl Jones (De “stem” van Darth Vader). Rowan Atkinson (Mr. Bean).
15
5. Hoe kan een school, en Nehalennia in het bijzonder, omgaan met een stotteraar? 5.1 Waarom moet een school aandacht besteden aan een stotteraar? De belangrijkste reden waarom een school aandacht moet besteden aan stotteren, is dat de leerprestaties van stotteraars negatief beïnvloed kunnen worden door het stotteren. Cijfers kunnen lager uitvallen bij presentaties/spreekbeurten en bij mondelinge examens. Omdat stotteraars vaak vastzitten op woorden en daardoor tijdens het praten stilvallen, gaan hakkelen enz. zal dit de beoordeling van presentaties e.d. negatief beïnvloeden. Er wordt dan snel gedacht dat iemand erg zenuwachtig is of zich slecht heeft voorbereid. Ook kan de stotteraar woorden verkeerd uitspreken in een poging te voorkomen dat er een lange stilte valt. Dit heeft tot gevolg dat de beoordeling van bijvoorbeeld een mondeling examen Duits slechter wordt. Door leraren te informeren over stotteren kan voorkomen worden dat leraren door onwetendheid een lager cijfer geven, omdat ze bijvoorbeeld denken dat je je slecht hebt voorbereid. Een andere reden waarom er op school aandacht moet zijn voor een stotteraar is dat de omgeving invloed heeft op de mate van het stotterprobleem (zie kopje:”De stotteraar en de omgeving”). Iedereen wordt beïnvloed door de omgeving. Als mensen vriendelijk zijn, naar je luisteren, en je nemen zoals je bent, dan houd je een veel leukere herinnering over aan die dag/gebeurtenis dan als ze je afsnauwen, aanstaren of negeren. Bij stotterende mensen werkt het precies hetzelfde. Het verschil is dat stotteraars het negatieve gedrag van anderen op zichzelf betrekken door te denken: “dat doen ze vast omdat ik stotter”. Dit versterkt negatieve gedachten en emoties rond het stotteren. Zoals ik bij het kopje: “De stotteraar en de omgeving” ook al vertelde, hebben de reacties van anderen invloed op de sociale en emotionele component van het stotterprobleem. Hoe anderen reageren heeft dus invloed op de mate waarin een stotteraar het stotteren ervaart als een probleem. Omdat je toch een groot deel van de dag op school doorbrengt, is het dus belangrijk dat leraren, leerlingen, mentoren, enz. weten hoe te reageren op stotterende mensen, zodat het probleem niet groter hoeft te worden dan het is.
5.2 Hoe kun je stotteren op school herkennen? Stotteren is natuurlijk te herkennen doordat iemand woorden verlengt, herhaald of dat hij/zij vast komt te zitten. Maar een stotteraar doet vaak ook dingen om zijn stotteren te verbergen. Hierdoor zijn de stotters veel minder goed te horen. Dit gedrag wordt het zogenaamde secundaire stottergedrag genoemd en wordt vaak niet met het stotteren in verband gebracht, maar hoort er wel degelijk bij. Zo kan een stotterende leerling: Steeds opnieuw de zin beginnen, om een moeilijk woord te vermijden. Synoniemen gebruiken of woorden omschrijven. Zin in andere volgorde zetten, zodat deze wel uitgesproken kan worden. Zeggen dat hij/zij het antwoord niet weet. Doen alsof hij/zij niet weet waar er in de tekst voorgelezen moet worden. Doen alsof het huiswerk niet gemaakt is. Extra bewegingen maken tijdens het stotteren, zoals hoofd bewegen, veel met ogen knipperen e.d. Erg stil zijn of juist heel agressief worden. Een onverschillige houding aannemen.
16
Bij de overgang van basisschool naar middelbare school gebeurt er veel. Er zijn nieuwe leraren en nieuwe klasgenoten. Kinderen willen dan bij ‘de groep’ horen en geen uitzondering zijn. Voor stotteraars geldt dat ook. Ze willen geen uitzondering zijn op de rest en kunnen zo extra secundair stottergedrag gaan ontwikkelen. Na een tijdje worden deze ‘trucjes’ een automatisme, waardoor het voor anderen nauwelijks meer merkbaar is dat de leerling stottert. Zo kan het lijken alsof de leerling (zo goed als) vloeiend spreekt. Maar dat wil nog niet zeggen dat de leerling nergens last van heeft. Hij kan zo bezig zijn met de trucjes, dat hij daarin helemaal vastloopt. Zijn gedachten zijn continu gericht op het omzeilen van het stotteren. Omdat hij niet mag stotteren van zichzelf, wordt het stotteren steeds negatiever ervaren, waardoor hij angstig kan worden om überhaupt te praten (omdat hij dan misschien gaat stotteren). Hij gaat daardoor nog meer en nog vaker trucjes gebruiken. Hierdoor ontstaat een neerwaartse spiraal, waarin de stotteraar steeds meer gericht is op de manier van spreken en steeds minder op de inhoud. Hierdoor kan het lijken alsof de leerling zich slecht heeft voorbereid voor een presentaties of gesprek, omdat de inhoud voor de stotteraar minder belangrijk is dan het voorkomen van het stotteren.
5.3 Wat wordt er op Nehalennia al met stotteren gedaan? Om te weten wat er op Nehalennia met stotteren gedaan wordt, heb ik twee mensen geïnterviewd. Ten eerste meneer Feij, de zorgcoördinator van de school en ten tweede mevrouw de Bokx, mentor en lerares. Ook heb ik op de site van de school gekeken, omdat daar uitleg staat over de zorgstructuur op Nehalennia. Als een leerling van de basisschool afkomt en naar de middelbare school gaat, kan de basisschool aan de middelbare school doorgeven dat er extra aandacht nodig is voor een leerling. Dit wordt dan aan het zorgteam doorgegeven. Die heeft vervolgens een gesprek met de leerling (en eventueel de ouders) en licht de mentor in. Er wordt gekeken wat er gedaan kan worden. Er kan bijvoorbeeld informatie aan de leraren gegeven worden en/of een presentatie gehouden worden in de klas, zodat de medeleerlingen ook weten dat de bewuste leerling stottert. Ook kan externe hulp ingeschakeld worden, zoals een stottertherapeut (als dat nog niet het geval is). Dit gebeurt natuurlijk in overleg met de leerling. Het kan ook zo zijn dat de basisschool niet doorgeeft dat een leerling stottert. Als dan blijkt dat een leerling stottert, wordt er in principe niets gedaan. Behalve als een leerling aangeeft dat het stotteren een probleem is, of als de mentor merkt dat het een probleem is. De mentor heeft dan een gesprek met de leerling en eventueel met de ouders. De mentor kan dan de andere leraren en het zorgteam inlichten en ook in dit geval kunnen medeleerlingen worden geïnformeerd en/of externe hulp worden ingeschakeld.
5.4 Wat kan er op Nehalennia verbeterd worden? Wat ik erg goed vind is dat er al een hele zorgstructuur is, waardoor leerlingen met problemen goed geholpen kunnen worden. Als blijkt dat het stotteren voor iemand een probleem is, dan wordt daar iets mee gedaan en dat is heel goed. Maar er zijn wat nadelen aan dit beleid. Ten eerste kan het lastig zijn om vast te stellen of het stotteren een probleem is voor een leerling (zie: Hoe kun je stotteren op school herkennen?). Want als een stotteraar synoniemen gebruikt, zegt het antwoordt niet te weten e.d., dan is het voor een buitenstaander moeilijk te bepalen of de stotteraar überhaupt stottert en of hij/zij een 17
probleem heeft met het stotteren. En als het een groot probleem is voor een leerling dan zal die dat niet snel zelf aangeven aangezien hij het probeert te verbergen met trucjes. Het is dus moeilijk om te bepalen of het stotteren een probleem is of niet. Hierdoor kunnen leerlingen geen hulp krijgen, terwijl ze die misschien wel nodig hebben. Ten tweede kun je stotteraars niet in twee groepen indelen. De ene groep die nergens moeite mee heeft en de andere groep voor wie het stotteren een groot probleem is. Er zijn natuurlijk ook veel stotteraars voor wie het stotteren geen overheersend probleem is, maar die er in bepaalde situaties wel moeite mee hebben. Zo kan het zijn dat een stotteraar liever niet over zijn stotteren praat. Als hij dan aan elke leraar apart moet gaan vertellen dat hij stottert en dat hij ze apart moet gaan uitleggen wat dat is en waar hij dan precies moeite mee heeft, dan kan dat een hele hobbel zijn. Voor deze groep is het dus niet nodig om intensief begeleid te worden, maar zou het wel fijn zijn als de school in bepaalde situaties wat helpt. Ten derde is het zo dat er op deze leeftijd (middelbare school) veel verandert. Je komt in een andere klas, je lichaam verandert, je gaat over andere dingen nadenken. Kortom: je wordt volwassen. Door deze veranderingen kunnen spanningen ontstaan en zo kan het stotteren nog wat verergeren. Hierdoor kan het stotteren in de loop van de middelbare schooltijd nog een probleem worden. Een leerling kan daarom op de lagere school en in de brugklas nog niet zoveel moeite had met het stotteren, maar daar in een hogere klas nog wel last van krijgen. Met het beleid van nu, zou deze leerling niet geholpen worden, omdat hij aan het begin van de schoolcarrière geen probleem had met het stotteren. Het zou daarom beter zijn als Nehalennia al iets zou doen met stotteren zodra ze weten dat iemand stottert. Zo voorkom je ten eerste dat leerlingen buiten de boot vallen doordat niet wordt gezien dat het stotteren een probleem is. Ten tweede zorg je er voor dat er ook wordt gekeken in welke situaties de school zou kunnen helpen bij leerlingen bij wie het stotteren geen groot probleem is en ten derde kan je zo contact houden met de leerling voor het geval het toch nog een probleem mocht worden. Maar hoe kun je dit doen? Op het inschrijfformulier van de school kun je aangeven of er nog bijzondere dingen zijn die de school moet weten. Hier kan worden ingevuld dat iemand stottert. Vervolgens zou de school contact kunnen opnemen met de leerling en de ouders om te kijken of en wat voor hulp er nodig is. Als blijkt dat iemand begeleid moet worden, dan kan hetzelfde gedaan worden als nu al wordt gedaan (zie: “Wat wordt er op Nehalennia al met stotteren gedaan?”). Als blijkt dat dat niet nodig is, dan kan worden gekeken of er misschien alleen in bepaalde situaties hulp gegeven kan worden. Vindt de leerling het fijn als de andere docenten ingelicht worden? Met welke onderdelen van een vak heeft een leerling moeite? Zijn er dingen die de leerling moeilijk of eng vindt? Daarnaast kan in dit eerste gesprek worden afgesproken dat er b.v. jaarlijks contact is tussen leerling en mentor om dit opnieuw te checken. Omdat de mentor regelmatig contact heeft met zijn leerlingen, is de drempel om naar de mentor te stappen klein. Daarom moet de mentor een belangrijke rol spelen in de communicatie tussen school en stotteraar. De mentor moet een sleutelrol spelen in het geheel. Hij kan de leraren informeren en in de gaten houden hoe het met de leerling gaat en of de leerling op een later moment misschien nog wel extra hulp nodig heeft. Ook kan de mentor een aanspreekpunt zijn voor leraren. Omdat de mentor een hoofdrol gaat spelen in de communicatie, moet hij/zij ook goed geïnformeerd zijn over wat stotteren is en hoe het werkt.
18
5.5 Wat kan de stotteraar zelf doen? De stotteraar kan zelf natuurlijk ook dingen ondernemen om het stotteren op school bespreekbaar te maken en daardoor de angst wat weg te nemen. Je kunt naar je mentor gaan en aan hem vertellen dat je stottert. Met hem kun je vervolgens kijken wat je kunt doen. De mentor kan misschien de andere docenten inlichten of een klassengesprek organiseren waarin je kunt vertellen dat je stottert. Om het stotterprobleem te verkleinen is het ook goed om naar een stottertherapeut te gaan. Hij kan je helpen om met je gedachten/emoties om te gaan en kan je ook technieken leren om het stotteren te verminderen. Het is vooral belangrijk dat je ervoor zorgt dat ze op school in ieder geval weten dat je stottert, want anders zal er alleen maar onbegrip zijn en zal het voor jezelf alleen maar vervelender worden om te gaan praten.
5.6 Tips voor de luisteraar. Voor een luisteraar kan het best lastig zijn om met een stotteraar te praten. Hoe moet je reageren als je met een stotteraar praat? Voer met een stotteraar een gesprek zoals je ook met een niet-stotteraar een gesprek voert en let verder op de volgende dingen: Blijf de stotteraar aankijken. Zo weet de stotteraar dat je nog steeds luistert en dat je geïnteresseerd bent. Let op de inhoud en minder op de vorm. Praat zelf ook in een rustig tempo (maar niet overdreven langzaam), dit neemt de spanning wat weg. Zorg dat de stotteraar de tijd heeft om te reageren. Ga geen woorden voorzeggen, de ander bedoelt misschien iets heel anders dan jij denkt. (kijk voor meer informatie op youtube.nl, zoekterm: “Stttrz.nl Tip 1”: http://www.youtube.com/watch?v=3mUHkExFFzM) Ga geen ‘goede’ adviezen geven, zoals “doe maar rustig” of “praat gewoon wat langzamer” of “ je hoeft niet zenuwachtig te zijn.” Omdat stotteren voor iedere stotteraar anders is, kan het ook helpen om met de stotteraar zelf te overleggen over wat hij het prettigst vindt tijdens een gesprek. Dit doe je meestal als je wat vaker contact hebt met elkaar. Docenten kunnen ook nog de volgende dingen doen: Verdiep je in het stotteren, zodat je het stotteren kunt herkennen en de leerling eventueel kunt begeleiden. Behandel de leerling zoals alle andere leerlingen en sla hem dus niet over tijdens het geven van beurten of het houden van presentaties. Wel is het goed om te overleggen of er eventueel aanpassingen nodig zijn. Toon interesse. Probeer open over het stotteren te praten. Een groot stilzwijgen rond stotteren versterkt de taboewerking.
19
20
6. Samenvatting. Stotteren is een onregelmatigheid in het spreekritme, waarbij je precies weet wat je wilt zeggen, maar daar niet in slaagt doordat je spraakspieren niet goed met elkaar samenwerken. Het stotteren is een complex probleem, omdat niet alleen het spreken niet goed gaat, maar er ook negatieve gedachten/emoties kunnen ontstaan en de stotteraar daardoor kan gaan proberen het stotteren niet te laten horen. Het stotteren is voor elke persoon anders en voor één persoon kan het per dag ook weer anders zijn. De oorzaak van het stotteren is voor een deel biologisch bepaald en moet voor een deel gezocht worden in de omgeving. Hoe het stotteren precies werkt is nog niet bekend. Waarschijnlijk is de samenwerking van de twee hersenhelften niet goed, maar er worden nog steeds nieuwe dingen ontdekt en de theorieën veranderen daardoor nog volop. Op school kan het stotteren lastig zijn en een stotteraar kan allerlei trucjes ontwikkelen om het stotteren te voorkomen. Dat kan op leraren een verkeerde indruk maken: slecht voorbereid, niet geïnteresseerd. Ook heeft de omgeving invloed op de mate van het stotterprobleem. Daarom is het belangrijk dat de school ervoor zorgt dat leraren goed geïnformeerd worden en dat de stotteraar ondersteuning krijgt daar waar nodig. Binnen Nehalennia bestaat al een goede zorgstructuur. Voor stotteren zou dat nog verbeterd kunnen worden door niet alleen iets te doen als het stotteren een probleem is, maar door altijd met een stotteraar te overleggen over welke ondersteuning gewenst is. De mentor moet in dit proces de belangrijkste rol gaan spelen en hij moet ook contact houden met de leerling om te kijken of er later (in een hogere klas) eventueel nog andere hulp nodig is.
21
7. Evaluatie. Ik heb dit profielwerkstuk met veel plezier gemaakt. Voor mij was het kiezen van dit onderwerp niet heel moeilijk. Gelijk toen we informatie kregen oven de profielwerkstukken kwam dit onderwerp bij mij op. Wel twijfelde ik kort, omdat ik het nog niet helemaal met mijzelf eens was of ik het wel durfde. Dit omdat ik op school nooit zo graag praatte over mijn stotters en ik dat dan nu wel moest gaan doen. Maar eigenlijk vond ik het ook wel weer erg leuk om mij in het stotteren te verdiepen. Dus heb ik het maar gewoon gedaan. Het bedenken van een hoofdvraag was wat lastiger. Over stotteren is zoveel te vertellen dat ik geen idee had welk punt ik als hoofdvraag zou kunnen kiezen. Wel wilde ik in mijn profielwerkstuk in ieder geval iets praktisch doen. Ik weet niet meer hoe ik uiteindelijk op mijn hoofdvraag ben gekomen, maar met het bekijken wat er op school al was en wat er verbeterd kon worden zat er in ieder geval een praktisch deel in. In mijn onderzoeksplan heb ik de hoofdvraag toegespitst op vijf verschillende groepen, namelijk stotteraar, medeleerlingen, mentor, docenten en het zorgteam. Uiteindelijk heb ik die indeling niet aangehouden, omdat er dan in elk stukje grotendeels dezelfde tekst zou komen. Daarom heb ik ervoor gekozen om ze samen te voegen tot “Wat kan de stotteraar zelf doen?” en “Tips voor de luisteraar” (par. 5.5 en 5.6). Ik heb geprobeerd alle onderdelen van het stotteren in de deelvragen te verwerken. Dat was best lastig, omdat er bij het stotteren zoveel dingen komen kijken. Uiteindelijk is de indeling wat anders geworden dan mijn oorspronkelijke deelvragen. Bij het uitwerken van mijn deelvragen kwam ik namelijk nog andere informatie tegen, die ik ook belangrijk vond. Er was genoeg informatie te vinden. In de bibliotheek heb ik een aantal nuttige boeken gevonden. Mies Bezemer (stottertherapeute) heeft mij een aantal goede sites doorgegeven. En bovendien wist ik zelf natuurlijk al veel over het stotteren, aangezien ik al zo’n 16 jaar ervaring heb en Mies mij tijdens de stottertherapieën al veel had verteld. Maar het was lastiger om de informatie goed op een rij te krijgen. Ik wilde namelijk geen lange verhalen schrijven, maar wel veel en goede informatie geven. Ik wilde namelijk dat je na het lezen van dit werkstuk een goed overzicht zou hebben van het stotteren, zonder dat je daar allemaal boeken voor hoeft te lezen. Met het uiteindelijke resultaat ben ik zeer tevreden. Mijn hoofdvraag en deelvragen zijn beantwoord, ik heb mijn doel bereikt om een goed overzicht van alle aspecten van het stotteren te kunnen geven en ik heb aanbevelingen kunnen doen, waarmee de ondersteuning van de stotteraar op school kan worden verbeterd.
22
8. Bronvermelding: Boeken: Stotteren: Van theorie naar therapie Auteurs: Mies Bezemer, Jan Bouwen, Doen Winkelman Honderd-en-één vragen en antwoorden over stotteren Auteur: Nederlandse Federatie Stotteren Stotteren: Hoe komt het? Wat kan je eraan doen? Auteurs: Arnold van Dijk, Wim van Alphen Als spreken moeilijk is: Een gids voor stotteraars en hun omgeving. Auteurs: Philip Vuylsteke, Gert Reunes. Stotteren: Recente inzichten Auteurs: Eric Manders, Dirk Lembrechts en Paul Bastijns Brochure: Stotteren in het voortgezet onderwijs Auteur: Mies Bezemer
Sites: De Nederlandse Federatie Stotteren (NFS): http://www.stotteren.nl/view.php - http://www.stotteren.nl/upload/file/0830_59001_019%20folder%20stttrz%20A5.p df - http://www.stotteren.nl/jongeren/ - http://www.stotteren.nl/upload/file/spreekbeurt.pdf Stottercentrum Zeeland & Maatschap Logopedie: http://www.stottercentrumzeeland.nl/ Informatie over stotteren van Ronny Boey: http://users.skynet.be/infostotteren/index.html Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Stotteren Logopediepraktijk Den Helder & Julianadorp: http://www.logopedie-dhj.nl/wat%20is%20stotteren.html Elsevier: http://www.elsevier.nl/web/Lifestyle/Gezondheid-Gezin/Gezin/39023/Kinderen-diestotteren-M-m-m-mamma.htm Het gezondheidsnet: http://gezondheidsnet.rnews.be/medisch/artikelen/1889/stotteren Stotteren.net: http://www.stotteren.net/index.html - http://www.stotteren.net/Wat-is-stotteren.html
23
Nederlandse Vereniging voor Stottertherapie (NVST): http://www.nedverstottertherapie.nl/ Stttrz (website met informatie en ervaringsverhalen) http://www.stttrz.nl/index.php?segment=home The Association For Research Into Stammering In Childhood:
http://www.stammeringcentre.org/s-index International Stuttering Association (ISA):
http://www.stutterisa.org/index.html Instituut de Pauw:
http://www.instituutdepauw.nl/index.html Del Ferro:
http://www.delferro.nl/netherland/welkom.php Hausdörfer Instituut, voor natuurlijk spreken:
http://www.hausdorfer.eu/ Leren.nl: http://www.leren.nl/cursus/sociale-vaardigheden/bijzondere-mensen/stotteraars.html Nehalennia, stedelijke scholengemeenschap: http://pr.nehalennia.nl/
Afbeeldingen: Stotteren: Van theorie naar therapie: Blz. 21, 41, 87 Brochure: Ik kan beter Stotteren dan jij (onderwijsvoorlichting)
24
Bijlage 1:
Oote: Jan Hanlo (1912-1969) In: ‘Roeping’, 28e jaargang, no. 3, jan-feb 1952. Oote oote oote Boe Oote oote Oote oote oote boe Oe oe Oe oe oote oote oote A Aaa Oote aaa Oote oe oe Oe oe oe Oe oe oe oe oe Oe oe oe oe oe Oe oe oe oe oe oe oe Oe oe oe etc. Oote oote oote Eh eh euh Euh euh etc. Oote oote oote boe etc. etc. etc. Hoe boe hoe boe Hoe boe hoe boe B boe Boe oe oe Oe oe (etc.) Oe oe oe oe etc. Eh eh euh euh euh Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh Ah ach ah ach ach ah a a Oh ohh ohh hh hhh (etc.) Hhd d d Hdd D d d d da D dda d dda da D da d da d da d da d da da da Da da demband Demband demband dembrand dembrandt Dembrandt Dembrandt Dembrandt Doe d doe d doe dda doe Da do do do da do do do Do do da do deu d Do do do deu deu doe deu deu Deu deu deu da dd deu Deu deu deu deu Kneu kneu kneu kneu ote kneu eur Kneu kneu ote kneu eur Kneu ote ote ote ote ote Ote ote oote Ote ote Boe Oote oote oote boe Oote oote boe oote oote oote boe
25
Bijlage 2:
Antwoorden mevrouw De Bokx. (mentor en leraar) Deel 1. Weet u wat stotteren is? (zo ja, uitleg/zo nee, wat denkt u?) Moeite om bepaalde klanken achter elkaar te zeggen. Wordt erger als je zenuwachtig bent, maar zenuwachtig zijn is niet de oorzaak.
Wat is de oorzaak van stotteren? Zou erfelijk kunnen zijn, maar ook andere factoren spelen een rol.
Op welke manieren, denkt u, is stotteren een probleem voor een leerling op school? Vooral bij talen. Bij presentaties kunnen het ook lastig zijn. Leraar zal geen lager cijfer geven, maar open staan als je aangeeft dat je stottert.
Deel 2. Is er op school ondersteuning geregeld voor een stotteraar (zoals bijvoorbeeld voor dyslecten)?/ Wordt er iets gedaan als blijkt dat er iemand stottert? Voor deel afhankelijk van basisschool. Als die aangeeft dat er meer aandacht moet zijn voor een leerling, dan wordt dat aan het zorgteam doorgegeven en kan er met de leerling besproken worden wat er gedaan moet worden. Ook de mentor is een belangrijke persoon. Als die merkt dat het stotteren voor een leerling een probleem is, dan kan die de nodige zorg inschakelen. Bijvoorbeeld: met leerling praten, doorsturen naar zorgteam, andere leraren op de hoogte brengen e.d..
In hoeverre is dat bekend bij de leraren? Het is bij leraren bekend dat als er een probleem is met een leerling dat dat doorgegeven kan worden aan de mentor en het zorgteam en dat die er dan verder mee gaan.
Deel 3. Denk u dat het nodig is om iets te regelen voor stotteraars? ----Of Zou de aanpak van de school verbeterd kunnen worden? Hoe? Wat? Misschien zou er wat meer kennis kunnen komen over het stotteren. Het zou bijvoorbeeld helpen als er voorlichting zou komen van een ervaringsdeskundige. Hierdoor zou het stotteren wat meer gaan leven en zou het duidelijker worden hoe het stotteren nou precies in elkaar zit en hoe stotteraars erover denken. Zo zou het voor leraren beter te begrijpen zijn en zou er dus betere hulp kunnen zijn in de klas. Ook zijn er veel schakels voordat er echt hulp komt. (leraar – mentor – zorgteam – evt. externe hulp – terugkoppeling – e.d.) Het zou beter werken als er wat minder tussenpersonen zouden zijn bij het inschakelen van hulp, waardoor er eerder daadwerkelijk hulp is (Algemeen, dus ook voor andere dingen zoals autisme). Als belangrijk punt wordt ook nog gezien dat er goede mentoren moeten zijn, die er bewust voor hebben gekozen om dit te doen.
26
Bijlage 3:
Antwoorden meneer Feij (zorgcoördinator)
Deel 1. Weet u wat stotteren is? (zo ja, uitleg/zo nee, wat denkt u?) Hersenen geven niet goed de signalen door, waardoor de woorden niet goed uitgesproken kunnen worden.
Wat is de oorzaak van stotteren? De hersenen.
Op welke manieren, denkt u, is stotteren een probleem voor een leerling op school? Hoeft geen probleem te zijn, kan lastig zijn bij presentaties e.d..
Deel 2. Is er op school ondersteuning geregeld voor een stotteraar (zoals bijvoorbeeld voor dyslecten)?/ Wordt er iets gedaan als blijkt dat er iemand stottert? Als blijkt dat er iemand stottert wordt er in principe niets gedaan. Alleen als blijkt dat het stotteren een probleem is voor de leerling kan er iets gedaan worden. Er vind dan een gesprek plaats met de leerling. Informatie kan worden doorgegeven aan de leraren. Er kan bijvoorbeeld ook een presentatie gehouden worden in de klas over het stotteren, zodat de medeleerlingen ook weten dat de leerling stottert.
In hoeverre is dat bekend bij de leraren? Bij leraren bekend dat dit de procedure is.
Deel 3. Denk u dat het nodig is om iets te regelen voor stotteraars? ----Of Zou de aanpak van de school verbeterd kunnen worden? Hoe? Wat? Er wordt nu al aandacht besteed aan leerlingen die problemen zouden hebben met het stotteren.
27