Michiel de Ruyter Les behorend bij de volgende pagina’s uit het boek ‘Mail uit Barbarije’:
Link met andere vakken:
Pagina 41 Pagina 55
Tijdsindicatie:
drama Nederlandse taal
50 minuten
6.7 Beroepen aan boord van een schip Tijdens de inleiding van deze les daagt u de kinderen uit om zich te oriënteren op mogelijke beroepen, die je op een handels- of oorlogsschip uit de 17e eeuw kunt tegenkomen. Tijdens de kern gaat u met kinderen na welke taken en functies bij de, tijdens de inleiding genoemde, beroepen horen. De verwerking van deze les vraagt veel van de creativiteit van kinderen. Oefen een kort toneelstukje, dat zich afspeelt op een schip. Laat duidelijk zien welke beroepen men op een schip kan tegenkomen, en waarom deze beroepen onmisbaar zijn.
Doelstellingen:
de leerlingen kunnen aan het einde van de inleiding tenminste vijf beroepen noemen, die je op een 17e -eeuws oorlogsschip tegen zou kunnen komen de leerlingen kunnen aan het einde van de kern bij tenminste vier beroepen een uit te voeren taak noemen, nadat op het kopieerblad een vergelijkbaar voorbeeld is beschreven de leerlingen kunnen aan het einde van de kern bij tenminste drie beroepen verwoorden, waarom zij van wezenlijk belang zijn voor een 17e- eeuws oorlogsschip de leerlingen kunnen aan het einde van de les deelnemen aan toneelstukjes, waarin de verschillende beroepen en functies uit de kern van de les uitgebeeld worden de leerlingen kunnen tijdens de les tenminste gedurende 2 x 5 minuten zelfstandig werken
Relatie met het kinderboek ‘Mail uit Barbarije’:
op pagina 41 besluiten Anna en Abdel een stukje over het IJ te gaan varen. Op de vraag ‘Klaar om uit te varen?’ antwoordt Abdel met ‘Ay ay, kapitein.’. op pagina 55 worden de laatste dagen van admiraal De Ruyter beschreven. In dit stuk tekst, wordt gesproken over scheepsdokters, een secretaris en de luitenantadmiraal- generaal zelf
Benodigd materiaal:
voor ieder kind een kopie van de kopieerbladen 6.7.1 en 6.7.2
voor ieder kind een potlood en een gum
Michiel de Ruyter Voorbereiding door de leerkracht:
de leerkracht kopieert voor ieder kind de kopieerbladen 6.7.1 en 6.7.2 en voor ieder groepje van vijf leerlingen, bijlage 1 de leerkracht dient voorafgaand aan de les de strookjes opdrachtenkaarten los te snijden of knippen, zodat ze gemakkelijk over verschillende groepjes leerlingen te verdelen zijn
Tips en suggesties:
een uitdagende mogelijkheid zou het zijn, om de strekking van deze les te verdelen over twee momenten. Tijdens het eerste moment neemt u de les zoals beschreven af. U laat kinderen nu echter niet nadenken over korte toneelstukjes in groepjes, maar over een klassikaal toneelstuk, wat langer duurt. Tijdens het tweede moment kunnen schoolgenoten dan naar de opvoering van het toneelstuk komen kijken. Ook is het zeker een suggestie om met de groep een bezoek te brengen aan het model van het voormalig VOC- schip de ‘Amsterdam’ te Amsterdam. Ook kan naar Lelystad afgereisd worden voor een bezoek aan de Batavia- werf.
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Lesdeel/Tijd Inleiding (10 minuten)
Kern A (15 minuten)
Activiteiten van de leerlingen
Activiteiten van de leerkracht
Enkele leerlingen delen kopieën van kopieerblad 6.7.1 aan klasgenoten uit. Alle leerlingen maken daarna in tweetallen dit kopieerblad vrij zelfstandig.
De leerkracht laat kopieën van kopieerblad 6.7.1 uitdelen en geeft daarbij aan dat leerlingen zelfstandig in tweetallen mogen proberen om dit werkblad te maken.
Leerlingen geven gevonden antwoorden en vullen deze zonodig aan of wijzigen antwoorden.
Na ongeveer vijf minuten vraagt de leerkracht wat de kinderen gevonden hebben. Ook wijst de leerkracht de kinderen erop dat antwoorden verbeterd of aangevuld dienen te worden.
Enkele kinderen delen kopieerblad 6.7.2 aan klasgenoten uit. De leerlingen bekijken het kopieerblad, luisteren naar de uitleg van de leerkracht en maken vervolgens, wederom in tweetallen, de opdracht van het kopieerblad.
De leerkracht laat kopieën van kopieerblad 6.7.2 uitdelen. De leerkracht laat de leerlingen het kopieerblad bekijken en legt kort uit dat het de bedoeling is, om bij elk beroep te schrijven welke taak er bij hoort. Daartoe kan het voorbeeld bekeken worden.
De leerlingen geven gevonden antwoorden en vullen deze zonodig aan of wijzigen/ verbeteren antwoorden.
Na ongeveer tien minuten vraagt de leerkracht wat de leerlingen gevonden hebben. Ook vraagt de leerkracht antwoorden te verbeteren of aan te vullen.
Lesverloop Aandachtspunten/ organisatie/ differentiatie Aandachtspunt: Wanneer de leerkracht dit kopieerblad laat maken met potlood, hebben kinderen nog de mogelijkheid antwoorden eventueel te wijzigen/ verbeteren.
Aandachtspunt: Wanneer de leerkracht dit kopieerblad laat maken met potlood, hebben leerlingen nog de mogelijkheid antwoorden eventueel te wijzigen/ verbeteren.
Michiel de Ruyter Kern B (5 minuten)
De leerlingen verdelen zich over vijf groepjes. Ieder groepje ontvangt een setje opdrachtenkaarten van de leerkracht. De tekst op de opdrachtenkaartjes (een locatie, een beroep en een situatie) dient ingeoefend en later voor de klas uitgebeeld te worden.
De leerkracht laat de leerlingen kennis maken met het uitspelen van situaties door middel van opdrachtenkaartjes. Vijf setjes kaarten worden over vijf groepjes leerlingen verdeeld. Ieder groepje gaat de tekst op de opdrachtenkaartjes zo goed mogelijk proberen in te studeren, om later uit te kunnen beelden. De opdrachtenkaartjes zijn te vinden in bijlage 1.
Groepjes leerlingen komen voor de klas om het ingestudeerde uit te beelden. Naast de leerkracht oordeelt ook een leerling in de klas of het uitgebeelde overeenkomt met de tekst op de aan de betreffende groep uitgedeelde opdrachtenkaartjes.
De leerkracht roept de leerlingen weer bij elkaar en vraagt groepjes leerlingen om het ingestudeerde uit te beelden. Dit gebeurt voor de klas. De leerkracht laat een leerling in de klas oordelen of het uitgebeelde overeenkomt met de tekst op de aan die groep uitgedeelde opdrachtenkaartjes.
Organisatie: Laat de leerlingen tijdelijk weer op de eigen plaats zitten, wanneer ze uit de groepjes komen. Dit levert organisatorisch gezien, de minste wanorde op.
De leerlingen luisteren naar de instructie van de leerkracht. Groepjes waarin zojuist gewerkt is, blijven in stand en leerlingen verspreiden zich door het lokaal om een kort toneelstukje in te studeren.
De leerkracht legt uit dat leerlingen het zojuist geoefende nog verder uit gaan werken. Doelstellingen voor de leerlingen dienen door de leerkracht genoemd te worden: groepjes van vijf kinderen beelden vijf beroepen uit. Uit een zelfbedacht verhaal moet blijken welke taken bij deze beroepen horen. De kapitein is de hoofdrolspeler en de deelnemers mogen zich niet alleen maar voorstellen, maar er moet bijvoorbeeld een spannende zeeslag uitgebeeld worden.
Organisatie: De leerkracht kan ervoor kiezen de leerlingen zelf een plaatsje in de klas te laten kiezen, waar ze zich kunnen voorbereiden op het uitspelen van hun toneelstukje. Wel verdient het aandacht om te overwegen taalzwakke leerlingen bij taalsterke leerlingen in het groepje te plaatsen en minder- mondige leerlingen ook door mondige leerlingen meegesleept te laten worden.
Michiel de Ruyter Afsluiting A (10 minuten)
De leerlingen oefenen het toneelstukje in. Daarbij kunnen ze eventueel vragen stellen aan de langskomende leerkracht of een opmerking plaatsen.
De leerkracht loopt een vaste route door de klas, om leerlingen te helpen in het ontwikkelen van een origineel toneelstukje.
Afsluiting B (10 minuten)
Leerlingen tonen de verzonnen toneelstukjes. Wanneer een groepje klaar is met spelen, kunnen klasgenoten feedback geven op het getoonde. De leerkracht dient daarbij juiste reflectiepunten aan te dragen.
De leerkracht geeft aan dat de leerlingen weer op de eigen plaats moeten gaan zitten. Zo kunnen alle leerlingen goed kijken naar de verschillende, korte toneelstukjes. Als reflectiepunt kunnen de verschillende, hierboven beschreven doelstellingen dienen.
Differentiatie: Spoor groepjes leerlingen die al klaar denken te zijn, aan om het verhaal nog spannender of langer te maken. Daarbij kan gedacht worden aan het verder uitwerken van emoties, lichaamshouding, taalgebruik en stemklanken. Ook kan binnen de school gezocht worden naar materiaal om het toneelstukje nog mooier aan te kleden.
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Kopieerblad 6.7.1
Beroepen aan boord van een schip:
Bron: lespakket ‘Aan boord van de VOC’ van het Scheepvaartmuseum te Amsterdam Kijk naar de afbeelding hierboven. Bij verschillende ruimten op het schip staan nummers. Zie je de nummers? Onder het plaatje van het schip, kan je lezen wat de nummers betekenen. Schrijf nu vijf beroepen op, die je op een schip tegen kunt komen. 1.
4.
2.
5.
3. Klaar?: Misschien weet jij zelf nog wel andere beroepen op een schip. Schrijf die beroepen dan hieronder op.
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Kopieerblad 6.7.2
Taken aan boord van een schip: Jullie hebben net je best gedaan om beroepen op te schrijven, die je kunt tegenkomen aan boord van een schip. Nu gaan jullie opschrijven wat bijvoorbeeld een matroos moet doen aan boord van een schip. En wat doet een chirurgijn? Voorbeeld: Stuurman: De stuurman moet ervoor zorgen dat het schip de juist route vaart. De stuurman staat achter het roer. Kok:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Matroos:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Konstabel:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Kapitein:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Chirurgijn:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Jullie hebben in de klas nog meer beroepen gevonden! Schrijf hieronder links het beroep op en rechts welke taak bij dat beroep hoorde. …………..:
………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Antwoordenblad 6.7.1
Beroepen aan boord van een schip:
Bron: lespakket ‘Aan boord van de VOC’ van het Scheepvaartmuseum te Amsterdam Kijk naar de afbeelding hierboven. Bij verschillende ruimten op het schip staan nummers. Zie je de nummers? Onder het plaatje van het schip, kan je lezen wat de nummers betekenen. Schrijf nu vijf beroepen op, die je op een schip tegen kunt komen. 1.
kok
4.
kapitein
2.
matroos
5.
chirurgijn
3.
konstabel
Klaar?: Misschien weet jij zelf nog wel andere beroepen op een schip. Schrijf die beroepen dan hieronder op.
bijvoorbeeld: stuurman
bijvoorbeeld: timmerman, kanonnier, zeilmaker, predikant, …
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Antwoordenblad 6.7.2
Taken aan boord van een schip: Jullie hebben net je best gedaan om beroepen op te schrijven, die je kunt tegenkomen aan boord van een schip. Nu gaan jullie opschrijven wat bijvoorbeeld een matroos moet doen aan boord van een schip. En wat doet een chirurgijn? Voorbeeld: Stuurman: De stuurman moet ervoor zorgen dat het schip de juist route vaart. De stuurman staat achter het roer. Kok:
Een kok kookt voor de bemanning.
Matroos:
Een matroos kan verschillende taken hebben. Een matroos kan het zeil bedienen. Soms moet een matroos ook schoonmaken, door bijvoorbeeld het dek te schrobben. Ook de man in het kraaiennest is een matroos.
Konstabel:
Een konstabel zorgde voor het onderhoud aan wapens en munitie. Hij zorgde ervoor dat er goed gevochten kon worden, wanneer het nodig was.
Kapitein:
De kapitein is de belangrijkste man op het schip. Hij is de baas. Hij zegt wat anderen moeten doen en houdt ook contact met andere schepen en met mensen aan wal.
Chirurgijn:
Een chirurgijn was een soort dokter aan boord van een schip. Hij gaf zieken medicijnen of probeerde gewonde matrozen te helpen om beter te worden.
Jullie hebben in de klas nog meer beroepen gevonden! Schrijf hieronder links het beroep op en rechts welke taak bij dat beroep hoorde. Timmerman: Een timmerman moest in actie komen, wanneer er iets kapot was aan het schip. Een heel handige timmerman kon misschien ook wel kanonnen repareren, als ze stuk waren. Kanonnier:
Een kanonnier bedient de kanonnen. Ook zal hij de kanonnen wel eens moeten poetsen.
Zeilmaker:
Het woord zegt het al. Een zeilmaker herstelt het zeil, wanneer dit kapot is, Een zeilmaker had vooral werk aan het einde van een dag vol zeegevechten.
Predikant:
Een predikant zal vaak ook niet aan boord van een schip aanwezig zijn geweest. Een predikant was er om de bemanning te vertellen over het leven van Jezus of om de bemanning moed in te spreken.
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Bijlage 1
Opdrachtenkaartjes ‘Aan boord van een schip’:
Kajuit Aan het roer In het want Chirurgijnskamer Kombuis Kajuit Aan het roer In het want Chirurgijnskamer Kombuis
Kapitein Stuurman
Zeegevecht Storm
Thuiskomst Matroos na een lange reis Chrirurgijn Zeegevecht Kok
Etenstijd
Kapitein Stuurman
Zeegevecht Storm
Thuiskomst Matroos na een lange reis Chrirurgijn Zeegevecht Kok
Etenstijd
Michiel de Ruyter Beroepen aan boord van een schip
Achtergrondinformatie
Uiteraard was de verdeling van verschillende functies aan boord van een oorlogsschip in de 17e eeuw anders dan heden ten dagen. Deze les beoogt echter niet om een vergelijking te maken tussen wat toen doorgaans de regel was en de organisatiestructuur van de marine nu. Ook ligt het niet in de bedoeling om veel verder uit te wijden over de verschillende beroepen aan boord van een schip, dan dat uit deze les duidelijk wordt. Uiteraard kan de leerkracht zelf nog op zoek gaan naar relevante informatie over andere beroepen, of verdiepende informatie over de beroepen die in de les genoemd worden. Hier echter, wordt beknopte informatie gegeven over de volgende beroepen: stuurman, kok, matroos, konstabel, kapitein, chirurgijn, kanonnier, zeilmaker en predikant. De stuurman was oorspronkelijk de man aan het roer, die hiermee de richting van de vaart van het schip kon bepalen. De man aan het roer is tegenwoordig de roerganger en de stuurman is een dekofficier van het schip. Een stuurman heeft zee- of havenwacht en is daarnaast ook nog verantwoordelijk voor het aansturen van de deksploeg of dekploeg (bootsmannen en matrozen). Een kok zorgde in zijn kombuis voor de maaltijden voor de bemanning van het oorlogsschip. De bemanning kon aan tafels naast de kombuis de maaltijden verorberen. De foto geeft een indruk.
Bron: lespakket ‘Aanmonsteren op een schip’, Scheepvaartmuseum te Amsterdam Een matroos was een man die alle algemene en voorkomende werkzaamheden aan boord van een schip verricht, welke nodig zijn het schip rein en zeewaardig te houden. Dit houdt onder meer in het bedienen van de zeilage, onderhoud aan het schip, schoonhouden van het schip, roertornen lopen, uitkijk houden, enz. Konstabels waren mannen die verantwoordelijk waren voor de voorradige munitie. Ook moesten zij er zorg voor dragen dat de bemanningsleden aan boord van een schip tijdig voorzien waren van wapens, tijdens momenten waarop vijandige dreiging toenam. Een kapitein is de eindverantwoordelijke aan boord van schepen. Hij houdt contact met en legt verantwoording af bij de autoriteiten en de rederij. Alle bemanningsleden leggen op hun beurt verantwoording bij hem af en overleggen eventueel over werkzaamheden en te nemen maatregelen. Het ligt binnen de rechten en de plichten van een kapitein strafbare feiten vast te leggen en opvarenden zo nodig te straffen. Ook dient een kapitein overlijdens en eventuele geboortes vast te leggen in zijn scheepsjournaal.
Michiel de Ruyter Een chirurgijn had zijn eigen scheepskajuit waar hij zijn toenmalige medische instrumenten en medicijnen aan boord had. Zijn taak was om zieke of gekwetste matrozen en officieren te verzorgen. Ook na een geselstraf moest hij de gestrafte onderdeks verzorgen en medische hulp toedienen. Tijdens en na een zeeslag moest hij de vele gewonden, onderdeks verzorgen en zelfs opereren. Een chirurgijn moet niet worden verward met een moderne chirurg of de chirurgie, Een kanonnier bedient een stuk, anders gezegd: een stuk geschut, een kanon. Naast dit bedienen zal een kanonnier ook verantwoordelijk gehouden worden voor functioneren van het geschut. Een zeilmaker herstelt het zeil, wanneer dit kapot is, Een zeilmaker had vooral werk aan het einde van een dag vol zeegevechten. Een predikant zal net zo vaak wel als niet aan boord van een schip aanwezig zijn geweest. Een predikant was er om de bemanning te vertellen over het leven van Jezus of om de bemanning moed in te spreken voorafgaand of tijdens zware zeeslagen. Wellicht verdient het aanmerking om op Internet op zoek te gaan naar verdere achtergrondinformatie over de verdeling van functies binnen de 17e- eeuwse vloot.