Michiel de Ruyter Les behorend bij de volgende pagina’s uit het boek ‘Mail uit Barbarije’:
Link met andere vakken:
Onder andere de pagina’s 48 tot en met 51
aardrijkskunde dramatische expressie
75 minuten
Tijdsindicatie:
8.10 Als matroosje vlug en net… De multiculturele samenleving is in deze tijd een heel bekend begrip. Zeker in het boek ‘Mail uit Barbarije’ van Peter van Beek wordt ingegaan op de verrijking die dit voor onze samenleving heeft. Maar is het niet juist Vlissingen geweest, dat voorliep in het ontwikkelen van een multiculturele samenleving, in de tijd van Michiel de Ruyter? Aan de hand van de vriendschap tussen De Ruyter en Jan Compagnie, wordt het multiculturele leven van de Gouden Eeuw tijdens deze les aan het hedendaagse multiculturele leven gerelateerd.
Doelstellingen:
de leerlingen kunnen aan het einde van de inleiding één voordeel en één nadeel geven van het varen met een gezelschap, bestaande uit verschillende nationaliteiten de leerlingen kunnen aan het einde van de kern verklaren, waarom Vlissingen in het begin van de Gouden Eeuw een sterke (economische) groei kon doormaken de leerlingen kunnen aan het einde van de kern verklaren, hoe mensen als Jan Compagnie op een Nederlands schip terecht kwamen de leerlingen kunnen aan het einde van de kern verklaren, waarom de ouders van bijvoorbeeld, of kinderen zoals Abdel, in Nederland zijn komen te wonen de leerlingen kunnen aan het einde van de les opdrachten aan elkaar uitbeelden, middels gebarentaal, nadat de leerlingen hiervoor oefentijd hebben gehad
Relatie met het kinderboek ‘Mail uit Barbarije’
hoofdstuk 6, pagina 48 tot en met 51, ‘Waarom heeft (…) die ketting.’ Anna en Abdel hebben een uiteenlopende achtergrond. Abdel is zoon binnen een traditioneel, Marokkaans gezin en Anna is enig kind van gescheiden ouders. De verschillen in afkomst worden in deze les uitgebreid ingezet ter bestudering van het multiculturele leven in de Gouden Eeuw.
Benodigd materiaal:
kopieën van de bijlagen 8.10.2 en 8.10.3 (voor iedere leerling één) kopieën van de werkbladen 8.10.1 tot en met 8.10.3 (voor iedere leerling één) extra kopieën van de werkbladen 8.10.2
voldoende kopieën van werkblad 8.10.4 (kleur)potloden en een pen (voor iedere leerling)’
© Zee van Geschiedenis
1
Michiel de Ruyter en 8.10.3 (voor iedere vier leerlingen één exemplaar)
Voorbereiding door de leerkracht:
de leerkracht kopieert de werkbladen en bijlagen en legt ze op stapeltjes de leerkracht dient voorafgaand aan de les de strookjes op de kopieën van werkblad 8.10.4 uit te knippen, zodat ze gemakkelijk te verdelen zijn
Tips en suggesties:
voor de afsluiting van de les (de dramatische expressie) is het een aanrader om op zoek te gaan naar materialen, die het uitspelen van situaties verrijken. Te denken valt aan kleding of kleine attributen
als mogelijke afsluiting na de afsluiting is het een idee om de leerkracht te laten vertellen over de ontmoeting die De Ruyter had met Jan Compagnie, toen ze elkaar al jaren niet meer gezien hadden. Op de reis langs Afrika in 1664- 1665 ontmoette De Ruyter Compagnie, daar deze onderkoning op Goeree was. Voor meer informatie hierover kan de leerkracht Internet raadplegen. www.400jaarmichielderuyter.nl Is hiervoor bijvoorbeeld een zeer geschikte site
© Zee van Geschiedenis
2
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Lesdeel (tijd) Inleiding (15 minuten)
Kern (30 minuten)
Lesverloop Aandachtspunten, differentiatie en organisatie
Activiteiten van de leerlingen
Activiteiten van de leerkracht
De leerlingen bekijken de afbeelding uit bijlage 8.10.1. Daarbij beantwoorden ze de vragen van de leerkracht.
De leerkracht toont de klas de afbeelding uit bijlage 8.10.1, getiteld ‘Als matroosje vlug en net’. Wat valt je op bij het bekijken van deze afbeelding? (Achter Michiel de Ruyter is een donkere jongen te zien). Is er iemand die weet wie deze jongen is? De leerkracht laat de leerlingen vertellen over Jan Compagnie en vult waar nodig zelf aan.
Organisatie: Wanneer deze afbeelding digitaal afgebeeld wordt, moet de leerkracht zorgen voor een beamer en een laptop. Deze afbeelding zou ook als dia getoond kunnen worden, maar daar dient de leerkracht dan ook zelf zorg voor te dragen. De makkelijkste manier om de afbeelding te tonen, is om de afbeelding uit te printen en in veelvoud te kopiëren.
De klassendienst deelt kopieën van de werkbladen 8.10.1 tot en met 8.10.3, en de bijlagen 8.10.2 en 8.10.3 aan alle leerlingen uit. Alle leerlingen mogen direct zelfstandig aan de slag met de opdrachten op werkblad 8.10.1.
De leerkracht vraagt de klassendienst kopieën van de werkbladen 8.10.1 tot en met 8.10.3, en de bijlagen 8.10.2 en 8.10.3 aan alle leerlingen uit te delen. De leerkracht geeft tevens aan dat er direct met de opdrachten op werkblad 8.10.1 begonnen mag worden.
Organisatie: Dit zelfstandig werken en later ook het nakijken ervan, vindt achter de eigen tafel plaats. Dit zelfstandig werken mag eventueel in tweetallen plaatsvinden.
De leerlingen pakken een nakijkpotlood of -pen op tafel en verbeteren tijdens het nabespreken zonodig antwoorden op opdrachten.
Na vijf minuten geeft de leerkracht aan de opdrachten te willen bespreken. De leerkracht behandelt ook verdere vragen of opmerkingen van leerlingen. De leerkracht formeert groepjes van vier leerlingen. Deze leerlingen
De leerlingen gaan op de aangewezen plaats zitten en nemen
© Zee van Geschiedenis
Aandachtspunt: De leerlingen zitten al wel binnen
Michiel de Ruyter
Afsluiting (25 minuten)
daarbij de werkbladen en bijlagen mee, naast (kleur)potloden en een pen. De leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met de werkbladen 8.10.2 en 8.10.3 in groepjes van vier.
hebben (kleur)potloden en een pen nodig, bij het maken van de werkbladen 8.10.2 en 8.10.3. De leerlingen hebben ongeveer vijftien minuten de tijd om de vragen te beantwoorden.
groepjes, maar de opdrachten worden nog individueel gemaakt. Dit om zo meteen de werkvorm ‘coöperatief leren’, beter tot zijn recht te laten komen.
De leerlingen luisteren naar de instructie van de leerkracht en bespreken vervolgens binnen de groepjes de antwoorden op opdrachten. Bij iedere opdracht wordt gekozen voor één definitief groepsantwoord.
Na vijftien minuten geeft de leerkracht aan dat de leerlingen nu de tijd krijgen om van verschillende individuele antwoorden, één groepsantwoord te maken. Bij iedere opdracht kiezen de leerlingen dus één definitief antwoord uit.
Aandachtspunt: Voor de leerlingen is het makkelijker om een leeg exemplaar van de werkbladen 8.10.2 en 8.10.3 te geven, waarop de groepsantwoorden netjes door één groepslid kunnen worden ingevuld. Ieder groepje krijgt dan één kopie van beide werkbladen.
Een aantal leerlingen komen aan de beurt om het gevonden groepsantwoord te vertellen. De leerlingen houden zelf bij hoeveel goede antwoorden ze bij de opdrachten hebben gevonden. De leerlingen verbeteren zelfstandig ‚foute’ antwoorden op het groepsformulier. Na het bespreken haalt de klassendienst alle ingevulde werkbladen op en ruimen de leerlingen alle overige materialen op.
De leerkracht geeft aan de opdrachten nu klassikaal te willen bespreken. Ieder antwoord op iedere opdracht wordt onder de loep genomen en zo kan een soort score worden bijgehouden. Welk groepje heeft samen de meeste, goede antwoorden weten te vinden? De leerkracht zet dit groepje in het zonnetje. Na het bespreken worden de ingevulde werkbladen door de klassendienst opgehaald en gaan alle overige materialen van tafel.
De leerlingen luisteren naar de instructie van de leerkracht en beantwoorden zonodig vragen.
De leerkracht vraagt: ‘Wat zijn jullie tijdens deze les te weten gekomen over verschillende nationaliteiten?’ (In de tijd van Michiel waren er al
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter verschillende nationaliteiten te vinden in Vlissingen. Buitenlanders kwamen mee terug van verre reizen en bleven in Vlissingen, vanwege de (economische) groei die deze stad destijds doormaakte). De leerkracht geeft aan dat deze ‘buitenlanders’ ook op bijvoorbeeld een schip kwamen te werken. De leerkracht vraagt de leerlingen: - ‘Hoe stel jij je het voor als een Afrikaan en een Nederlander samen moeten werken op een schip?’ - ‘Hoe overleggen ze?’ (Middels gebarentaal bijvoorbeeld). - ‘Wie zou er de leiding hebben bij deze samenwerking?’ (Waarschijnlijk de Nederlander, aangezien bijvoorbeeld Afrikanen veel minder bekend waren met de werkzaamheden op een schip). De leerkracht geeft aan dat leerlingen verschillende situaties binnen zo een samenwerking uit gaan beelden. De leerlingen gaan in groepjes van vier bij elkaar staan. De leerkracht geeft binnen het groepje een verdeling aan. Wie zijn nummer 1 en wie zijn nummer 2? De leerkracht deelt aan iedere nummer 1een
De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier leerlingen. Binnen het groepje krijgen twee leerlingen nummer 1 en twee leerlingen nummer 2. De nummers 1 krijgen een strookje, met daarop een omschreven situatie
© Zee van Geschiedenis
Organisatie: De leerkracht laat de leerlingen tevens alvast op zoek gaan naar ruimte binnen het lokaal, waar situaties goed uitgebeeld kunnen worden. Hierbij moeten misschien
Michiel de Ruyter strookje met een beschreven situatie uit. De nummers 1 bekijken deze situaties.
(zie werkblad 8.11.4). Zij zijn de tafels en stoelen verschoven worden. Nederlanders die de opdracht op het strookje aan de nummers 2 duidelijk moeten maken middels gebarentaal. De nummers 2 zijn namelijk vreemd op een schip.
De leerlingen gaan aan de slag met de situaties op de strookjes. Bij het uitspelen moet een door de kapitein gegeven opdracht uitgevoerd worden door twee mensen die niet met elkaar kunnen praten. Hoe beeldt nummer 1uit, wat er nu eigenlijk moet gebeuren? Duo’s kunnen los van elkaar oefenen of elkaar juist bekijken en van tips en commentaar voorzien.
De leerkracht loopt rond om groepjes leerlingen te voorzien van tips en opmerkingen. Zonodig regisseert de leerkracht kleine stukjes theater. De leerkracht geeft aan dat de vierde leerling binnen een groepje moet raden welke opdracht door de kapitein gegeven is, die door de leerlingen met nummer 1 en 2 uitgebeeld wordt.
Duo’s leerlingen komen voor de klas hun situatie uitbeelden. Andere leerlingen bekijken dit en raden wat er uitgebeeld wordt. In het nabespreken van situaties geven leerlingen elkaar tips, commentaar en complimenten.
De leerkracht laat de leerlingen weer plaatsnemen op de eigen plaats. Vanaf daar bekijken leerlingen het toneelspel van duo’s leerlingen, die voor in de klas staan. De leerkracht organiseert het verloop hiervan.
Differentiatie: Nadat een situatie voor de klas uitgespeeld is, kan de leerkracht vragen: ‘Welk duo had dezelfde situatie? Kunnen jullie dezelfde situatie op een andere manier uitbeelden en zo ja, hoe dan?’
De leerlingen geven de ‘eindconclusie’ van deze les of luisteren ernaar.
De leerkracht vraagt de leerlingen om de ‘eindconclusie’ van deze les. (Zeelieden uit verschillende landen konden prima samenwerken door elkaar middels gebarentaal uit te leggen, wat er aan boord van een schip moest gebeuren).
Differentiatie: In plaats van dat duo’s leerlingen situaties uitbeelden, kunnen ook viertallen leerlingen dit doen. Dan zijn er twee Nederlanders die mondeling kunnen overleggen en twee buitenlanders, aan wie de opdracht duidelijk gemaakt moet worden.
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Bijlage 8.10.1
Afbeelding 8.10.1
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Bijlage 8.10.2
afbeelding 8.10.2
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Bijlage 8.10.3
Uit ‘Mail uit Barbarije’, Peter van Beek: ‘Waarom heeft Dres gebeld?’ ‘Hij was kwaad, omdat hij Het Journaal gezien heeft.’ ‘Sorry, dat begrijp ik niet. Help me even.’ ‘Hij wilde weten hoe Het Journaal aan die brief van De Ruyter gekomen was. Ik moest wel zeggen dat ik het niet wist. Ik kon moeilijk over ons vertellen.’ ‘Waarom niet? Het is niet zijn brief. Jij hebt de papieren van je oom gekregen. Niet hij.’ ‘Dat is waar. Daarom heb ik gezegd: “Hoe kun jij eigenlijk weten dat het om één van de teksten gaat die oom Ali mij gegeven heeft?” Daar was hij even stil van. Toen zei hij: “ Je weet toch dat ik de teksten heb gezien. Ik herken er één van. Ik heb ook de foto’s bekeken die je van de handschriften hebt gemaakt. Op de computer van oom Ali.” Daar baalde ik van, want misschien had hij dan ook mijn mailtjes aan jou gelezen.’ ‘Heeft hij dat?’ ‘Ik denk het niet. Anders zou hij wel gevraagd hebben naar jou en onze, hoe moet ik dat zeggen, onze relatie.’ ‘Relatie?’ ‘Ik bedoel eigenlijk vriendschap.’ ‘O.’ ‘Ik bedoel er niets mee.’ ‘Waarom gebruik je dat woord dan?’ ‘Ik wilde alleen maar zeggen dat we gewoon vrienden zijn toch?’ ‘Gewoon? Ik vind dat niet gewoon.’ ‘Nee, dat is het ook niet.’ ‘Waarom zeg je het dan?’ ‘Omdat ik –weet ik veel.’ ‘Dat snap ik!’ ‘Even iets anders: moet ik morgen een strippenkaart meenemen?’ ‘Je lijkt wel een Nederlander. Snel over iets anders beginnen als het lastig wordt.’ ‘Waar je mee omgaat word je mee besmet.’ ‘Ik durf best te zeggen dat ik onze vriendschap speciaal vind. Dat ik…’ ‘Hou maar op. Ik geloof je wel. Moet ik een strippenkaart meenemen?’ ‘Nee, dat hoeft niet. We nemen de fiets.’ ‘Dwars door Amsterdam? Op één fiets?’ ‘Je kunt bij mij achterop. Wel goed vasthouden, want soms slinger ik.’ ‘Bij jou achterop? Dat doe ik niet. Een jongen gaat niet bij een meisje achterop.’ ‘Wat een onzin. Denk je dat ik niet groot genoeg ben?’ ‘Het hoort niet. Ik neem jou wel achterop.’ ‘Maar je kent de weg niet. Dan verdwalen we en vinden we de Nieuwe Kerk nooit.’ ‘Dat is flauw Anna.’ ‘Misschien wel, maar je gaat bij mij achterop. In Amsterdam zie je dat zo vaak. Het is Vlissingen niet!’ ‘Daar heb ik het ook wel gezien.’ ‘Nou dan!’
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Werkblad 8.10.1
Deze opdrachten horen bij de afbeelding uit bijlage 8.10.1 (‘Als matroosje vlug en net’). Bekijk de afbeelding. Je ziet Michiel de Ruyter in het midden van de afbeelding. Achter hem zie je Jan Compagnie, een vriend van Michiel. 1. Jan komt uit een ver land. Hij heet in het echt ook geen Jan. Wie zou hem de naam Jan gegeven kunnen hebben, denk je?
………………………………………………………………………………………… 2. Uit welk werelddeel denk je dan Jan komt?
………………………………………………………………………………………… 3. Welk voordeel kan het hebben om met mensen uit verre landen samen op één schip te werken?
………………………………………………………………………………………… 4. Welk nadeel kan het hebben om met mensen uit verre landen samen op één schip te werken?
………………………………………………………………………………………… 5. Waarom is de titel van deze les ‘Als matroosje vlug en net…’, denk je?
………………………………………………………………………………………… Klaaropdracht: Jan en Michiel kunnen goed met elkaar opschieten. Net zoals Anna en Abdel uit ‘Mail uit Barbarije’. Lees de tekst van bijlage 8.10.3, die over de vriendschap van Anna en Abdel gaat. 6. In het verhaal zijn Anna en Abdel het over twee punten niet eens met elkaar. Noem de twee punten, in je eigen woorden.
7. Toch kunnen Anna en Abdel het goed met elkaar vinden. Waaraan kan je dat merken?
…………………………………………………………………………………………
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Werkblad 8.10.2
Deze opdrachten horen bij de afbeelding uit bijlage 8.10.2. Tot ongeveer 1600 was Antwerpen (in België) de grootste havenstad van WestEuropa. Er voeren veel schepen met grote ladingen naartoe. Deze ladingen werden in Antwerpen aan wal gebracht en vanuit de pakhuizen verder vervoerd. 1. Omcirkel de stad Antwerpen op de kaart van bijlage 8.10.2 met potlood. De haven van Antwerpen was op twee manieren via zee te bereiken. 2. Geef met twee verschillende kleuren potlood twee verschillende vaarroutes aan op de afbeelding uit bijlage 8.10.2. De eerste vaarroute ging over de Oosterschelde. Schippers die over deze route naar Antwerpen gingen, kwamen niet langs Vlissingen. De tweede vaarroute ging over de Westerschelde. Schippers die over deze route naar Antwerpen gingen, kwamen wel langs Vlissingen. Je snapt dat de tweede vaarroute voor Vlissingen gunstiger was. Misschien meerde zo af en toe eens een schip in Vlissingen aan, om ook daar producten te verhandelen. 3. Welke Zeeuwse plaats ligt gunstig in de eerste vaarroute? Denk aan steden die destijds aan de Oosterschelde lagen.
………………………………………………………………………………………… Door verzanding voer je over de Oosterschelde niet veilig meer. Antwerpen werd dus moeilijker te bereiken. Daarbij kwam ook nog eens dat Antwerpen bezet raakte door de Spanjaarden. Veel mensen wilden uit Antwerpen weg en vluchtten naar… Zeeland en om precies te zijn: Vlissingen! 4. Kijk naar de afbeelding uit bijlage 8.10.2. Geef twee redenen waarom Vlissingen gunstig lag voor de scheepvaart.
Vlissingen groeide en groeide. Steeds meer mensen kwamen er wonen en werken. Bijna iedereen had wel ergens met de scheepvaart te maken. Steeds vaker vertrokken schepen vanuit Vlissingen om verre reizen te maken. Van die verre reizen werden allerlei dingen mee teruggenomen. Ook mensen. 5. Hoe komt Jan Compagnie in Vlissingen terecht, denk je?
…………………………………………………………………………………………
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Werkblad 8.10.3
Jan Compagnie was niet de enige die uit een ver land afkomstig was. In Vlissingen waren mensen uit allerlei windstreken te vinden. 6. Denk goed na over de reizen die Nederlanders in de Gouden Eeuw hebben gemaakt. Uit welke landen zouden zij mensen meegenomen kunnen hebben? Noem drie landen.
Gelukkig werden de mensen uit andere landen goed behandeld in Vlissingen! Ze kwamen bij mensen thuis te wonen en zorgden voor geld door ook te werken. De Vlissingers hadden nog een reden om het leuk te vinden zo’n vreemde in huis te hebben. De vreemde kon vertellen over bomen en planten uit zijn land, of vreemde beesten. 7. Bedenk nog iets waarmee een buitenlander de Vlissingers blij kon maken.
………………………………………………………………………………………… Klaaropdracht: De familie van Abdel komt ook niet uit Nederland. 8. Waarom denk jij dat de vader en moeder van Abdel in Nederland zijn komen te wonen?
………………………………………………………………………………………… 9. Schrijf hieronder in een paar zinnen, waarom Nederland nu blij is met mensen uit andere landen. Maak een soort verhaaltje over de dingen die we in Nederland tegen kunnen komen, dankzij mensen als de ouders van Abdel.
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Werkblad 8.10.4
Binnen ieder strookje staat een situatie omschreven, die de leerlingen met nummer 1 uit moeten beelden aan de leerlingen met nummer 2. De nummers 1 zijn de Nederlanders, die de opdracht op het strookje van hun opperbevelhebber hebben gekregen. De nummers 2 zijn ‘buitenlanders’, die vreemd zijn met de Nederlandse taal en vreemd zijn met de werkzaamheden op een schip.
Het is 5 uur in de middag. Over een uur moet de eerste groep matrozen kunnen eten. De kapitein geeft jullie de opdracht om aan het eten koken te beginnen. Opgelet! Daar vaart een Engels oorlogsschip! Jullie kapitein wil dat schip eens goed te grazen nemen. Maak daarom samen het kanon klaar om af te kunnen schieten. Richt het kanon in de goede richting en laadt het kanon met een grote schep puin. Omdat jullie al heel lang van huis zijn, is de romp van het schip heel vies geworden. Pak samen een emmer water en een grote bezem. Maak dat schip maar weer eens blinkend schoon! In de verte vaart een Duinkerker kaper. Het schip komt snel op jullie af! Michiel de Ruyter heeft een oplossing. Smeer het schip in met bedorven Ierse boter. Dan glijden de kapers uit! Smeer vooral het want, het dek en de relingen goed in! Een grote kanonskogel heeft een groot gat geslagen in de romp van het schip. Er loopt water in de kruitkamer! Ga er snel heen en probeer het water tegen te houden. Verzin zelf een manier om het schip niet te laten zinken. Michiel de Ruyter heeft de witte vlag gehesen. Dat is het teken voor de krijgsraad. De kapitein van jullie schip moet er naartoe! Maak samen een sloep klaar, om de kapitein daarin naar het schip van Michiel de Ruyter te roeien. Laat ook echt zien dat jullie zo goed mogelijk proberen te roeien.
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Antwoordenvel 8.10.1
Bekijk de afbeelding. Je ziet Michiel de Ruyter in het midden van de afbeelding. Achter hem zie je Jan Compagnie, een vriend van Michiel. 1. Jan komt uit een ver land. Hij heet in het echt ook geen Jan. Wie zou hem de naam Jan gegeven kunnen hebben, denk je? De kapitein van het schip heeft Jan waarschijnlijk zijn naam gegeven. 2. Uit welk werelddeel denk je dan Jan komt? Jan Compagnie komt oorspronkelijk uit Afrika. 3. Welk voordeel kan het hebben om met mensen uit verre landen samen op één schip te werken? Eigen antwoord leerlingen. 4. Welk nadeel kan het hebben om met mensen uit verre landen samen op één schip te werken? Eigen antwoord leerlingen. 5. Waarom is de titel van deze les ‘Als matroosje vlug en net…’, denk je? De titel van deze les is ‘Als matroosje vlug en net…’, omdat dat tevens de titel is van de afbeelding uit bijlage 8.10.1. Deze woorden vormen een frase in het bekende kinderlied ‘In een blauwgeruite kiel’. Op de afbeelding uit bijlage 8.10.1 valt naast Michiel de Ruyter ook zijn Afrikaanse vriend Jan Compagnie te zien en dat past binnen deze les over de multiculturele samenleving. Klaaropdracht: 6. In het verhaal zijn Anna en Abdel het over twee punten niet eens met elkaar. Noem de twee punten, in je eigen woorden.
Het gebruik van het woord ‘relatie’ om een vriendschap te omschrijven.
Het al dan niet achterop de fiets gaan van Abdel bij Anna.
Dat Nederlanders altijd snel over iets anders beginnen?
7. Toch kunnen Anna en Abdel het goed met elkaar vinden. Waaraan kan je dat merken? Ze laten elkaar uitpraten en ze luisteren naar de argumenten van elkaar. Dat zijn tekenen van goed met elkaar om kunnen gaan.
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Antwoordenvel 8.10.2
Deze opdrachten horen bij de afbeelding uit bijlage 8.10.2. Tot ongeveer 1600 was Antwerpen (in België) de grootste havenstad van WestEuropa. Er voeren veel schepen met grote ladingen naartoe. Deze ladingen werden in Antwerpen aan wal gebracht en vanuit de pakhuizen verder vervoerd. 1. Omcirkel de stad Antwerpen op de kaart van bijlage 8.10.2 met potlood. Zie antwoordenvel 8.10.4. De haven van Antwerpen was op twee manieren via zee te bereiken. 2. Geef met twee verschillende kleuren potlood twee verschillende vaarroutes aan op de afbeelding uit bijlage 8.10.2. Zie antwoordenvel 8.10.4. De eerste vaarroute ging over de Oosterschelde. Schippers die over deze route naar Antwerpen gingen, kwamen niet langs Vlissingen. De tweede vaarroute ging over de Westerschelde. Schippers die over deze route naar Antwerpen gingen, kwamen wel langs Vlissingen. Je snapt dat de tweede vaarroute voor Vlissingen gunstiger was. Misschien meerde zo af en toe eens een schip in Vlissingen aan, om ook daar producten te verhandelen. 3. Welke Zeeuwse plaats ligt gunstig in de eerste vaarroute? Denk aan steden die destijds aan de Oosterschelde lagen. Zierikzee en Veere zijn plaatsen die destijds gunstig aan de Oosterschelde gelegen waren. Leerlingen die Bergen op Zoom als antwoord geven, hebben het ook bij het juiste eind, al is Bergen op Zoom geen Zeeuwse, maar een Brabantse plaats. Door verzanding voer je over de Oosterschelde niet veilig meer. Antwerpen werd dus moeilijker te bereiken. Daarbij kwam ook nog eens dat Antwerpen bezet raakte door de Spanjaarden. Veel mensen wilden uit Antwerpen weg en vluchtten naar… Zeeland en om precies te zijn: Vlissingen! 4. Kijk naar de afbeelding uit bijlage 8.10.2. Geef twee redenen waarom Vlissingen gunstig lag voor de scheepvaart.
Vlissingen was de eerste havenstad die je tegenkwam, als je van volle zee kwam (en daarbij in de richting van Antwerpen voer) Vlissingen ligt direct aan het water
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Antwoordenvel 8.10.3
5. Hoe komt Jan Compagnie in Vlissingen terecht, denk je? Eigen antwoord leerlingen, maar na correctie moet het ongeveer de volgende strekking hebben: Jan Compagnie is als slaaf meegenomen uit Afrika. Compagnie is in Vlissingen aan wal gekomen en heeft daar een woonruimte en werk gevonden. Jan Compagnie was niet de enige die uit een ver land afkomstig was. In Vlissingen waren mensen uit allerlei windstreken te vinden. 6. Denk goed na over de reizen die Nederlanders in de Gouden Eeuw hebben gemaakt. Uit welke landen zouden zij mensen meegenomen kunnen hebben? Noem drie landen.
Indië/ Zuid- Afrika Brazilië/ Suriname/ Sint Eustatius …
Gelukkig werden de mensen uit andere landen goed behandeld in Vlissingen! Ze kwamen bij mensen thuis te wonen en zorgden voor geld door ook te werken. De Vlissingers hadden nog een reden om het leuk te vinden zo’n vreemde in huis te hebben. De vreemde kon vertellen over bomen en planten uit zijn land, of vreemde beesten. 7. Bedenk nog iets waarmee een buitenlander de Vlissingers blij kon maken. De buitenlander kon een heel ander eetpatroon hebben en zo zorgen voor een verrassende maaltijd voor de Nederlanders. Ook droegen buitenlanders uiteraard heel andere kleding en kenden ze andere dansen en muziek. Uiteraard zijn nog meer voorbeelden mogelijk. Klaaropdracht: De familie van Abdel komt ook niet uit Nederland. 8. Waarom denk jij dat de vader en moeder van Abdel in Nederland zijn komen te wonen? De ouders van Abdel behoren wellicht tot de groep Marokkanen die naar Nederland getrokken is, op zoek naar werk en welvaart. Ook kan familiehereniging een reden zijn geweest om naar Nederland te komen. 9. Schrijf hieronder in een paar zinnen, waarom Nederland nu blij is met mensen uit andere landen. Maak een soort verhaaltje over de dingen die we in Nederland tegen kunnen komen, dankzij mensen als de ouders van Abdel. Eigen antwoord leerlingen
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Antwoordenvel 8.10.4
© Zee van Geschiedenis
Michiel de Ruyter Als matroosje vlug en net…
Achtergrondinformatie
Achtergrondinformatie bij de inleiding: Op de afbeelding van bijlage 8.10.1 is Michiel de Ruyter centraal afgebeeld. Hij is op deze afbeelding alleen te herkennen aan zijn donkere haren. Achter hem klimt Jan Compagnie. Van Jan Compagnie weten we dat hij al op jonge leeftijd in Vlissingen terecht was gekomen en daar in een gezin opgenomen was. Net als Michiel de Ruyter besloot Jan Compagnie al vroeg naar zee te willen. Zo leren de twee elkaar kennen. Al snel kunnen ze het met elkaar vinden en zo ontstaat een hechte band. Later echter, verliezen de twee elkaar uit het oog, omdat ieder op een ander schip komt te varen. Achtergrondinformatie bij de kern: De afbeelding uit bijlage 8.10.2 geeft de situatie in Zeeland rond het jaar 1600 aan. Duidelijk op de kaart zijn de waterwegen herkenbaar. Antwerpen, toen nog de meest voorname havenstad van West- Europa, was in eerste instantie goed bereikbaar over de Oosterschelde en de Westerschelde. Maar door verzanding was de Oosterschelde geen optie meer voor de steeds groter wordende schepen. Ook door steeds omvangrijkere vrachten kregen de schepen meer diepgang. Men was vanaf dat moment dus aangewezen op de Westerschelde. Vlissingen lag gunstig op die route naar Antwerpen. Het was immers de eerste havenstad, die schippers tegenkwamen wanneer men de volle zee verliet voor een koers richting Antwerpen. Echter, na het beleg van Antwerpen (in 1584- 1585 door de Spanjaarden) vertrokken veel Antwerpenaren naar Nederland. Zeeland, en voornamelijk een havenstad als Vlissingen, had hier veel baat bij. De Antwerpenaren werden met open armen ontvangen, omdat hun kennis en kunde zeer werden gewaardeerd. Op die manier kon Vlissingen uitgroeien tot een toonaangevende havenstad. Dit leverde natuurlijk arbeidsplaatsen op. Mensen die op verre reizen mee teruggenomen werden uit Azië of Afrika, net als Jan Compagnie, konden direct aan het werk in één van de havens. Vlissingen werd een stad met een multicultureel karakter, vanwege de kenmerkende verdraagzaamheid van de oorspronkelijke bewoners van deze Zeeuwse stad. Graag verwijzen we voor extra informatie over cultuurverschillen in de tijd van Michiel de Ruyter en anno 2007 naar de beantwoording van deelvraag 7, behorende bij de lessenserie, waarvan deze les deel uitmaakt. De beantwoording van deelvraag 7 is te vinden in de algemene handleiding voor de leerkracht. Bronnen afbeeldingen: bron afbeelding 8.10.1: http://www.wereldorientatie.net bron afbeelding 8.10.2: CD ter beschikking gesteld door het Zeeuws Maritiem MuZEEum, Vlissingen
© Zee van Geschiedenis