Mevrouw A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven Minister van Ontwikkelingssamenwerking Ministerie van Buitenlandse zaken Bezuidenhoutseweg 67 DEN HAAG
Ons kenmerk: Betreft:
NiZA/2003/0826/ph/jh Angola
Amsterdam, 26 augustus 2003
Geachte mevrouw Van Ardenne,
Via onze partnerorganisaties in Angola bereiken ons berichten dat de Nederlandse regering zou overwegen om de huidige hulp aan dat land in 2004 stop te zetten. Het is ons niet duidelijk of dit de multilaterale hulp betreft die met name via OCHA en de UN Human Rights Division wordt verleend of de bilaterale hulp aan het maatschappelijk middenveld die via de ambassade wordt gegeven. Het Nederlands instituut voor Zuidelijk Afrika (NiZA) is van oordeel dat het stoppen van de hulp, zo kort na het bereiken van de vrede in Angola, vèrstrekkende negatieve gevolgen kan hebben voor het prille democratiseringsproces en de wederopbouw van dat land en daarmee voor de economische ontwikkeling van de centraal en zuidelijk Afrikaanse regio.
Kwetsbare vrede Het tekenen van het vredesakkoord van Luena op 4 april 2002 heeft een einde gemaakt aan het gewapende conflict tussen de Angolese regering en União Nacional para a Independência Total de Angola (UNITA). Het is echter nog te vroeg om te spreken van een bestendiging van de vrede. Het proces van demobilisatie en reïntegratie van voormalige strijders en hun gezinnen is nog niet gecompleteerd en het merendeel van de ontheemden en naar Angola teruggekeerde vluchtelingen (ongeveer drie miljoen personen) heeft nog niet kunnen terugkeren naar hun plaatsen van oorsprong en zijn verstoken van enige humanitaire hulp. Sommigen van hen verblijven – gedwongen – in transitkampen of andere tijdelijke opvangfaciliteiten waar de omstandigheden vaak erbarmelijk zijn en mensenrechtenschendingen plaatsvinden (zie Human Rights Watch rapport). Bovendien woedt in de olierijke enclave Cabinda nog steeds een burgeroorlog tussen de regering en het Frente de Libertação do Enclave de Cabinda (FLEC) (zie Institute of Security Studies rapport). Deze oorlog dreigt een vergeten oorlog te worden. Wederopbouw en consolidatie van de vrede De internationale gemeenschap kan juist nu, in de komende jaren, een belangrijke bijdrage leveren aan de consolidatie van de vrede in Angola. Voortzetting van de humanitaire hulp aan ontheemden en continuering van de reïntegratie van gedemobiliseerde strijders en hun gezinnen vormen een essentiële bijdrage aan de wederopbouw. Het afbreken van de hulp halverwege dit proces zal zeer kwalijke gevolgen hebben, in het bijzonder voor de bevolking in het binnenland. NiZA pleit dan ook voor voortzetting van de humanitaire wederopbouwhulp, tenminste tot de reïntegratie van ontheemden en gedemobiliseerde soldaten is gecompleteerd. Een geslaagde terugkeer en maatschappelijke reïntegratie van ontheemden en voormalige combattanten is van essentieel belang voor een evenwichtige economische ontwikkeling van het land. Omdat beide groepen grotendeels afkomstig zijn uit de rurale gebieden kunnen zij een bijdrage leveren aan het weer in ontwikkeling brengen van het landbouwpotentieel van het land. Grote delen van Angola zijn vanwege de gunstige bodem en klimaatcondities uitermate geschikt voor de productie van voedsel en handelsgewassen. Daarbij is het noodzakelijk dat het opruimen van de geschatte tien miljoen landmijnen prioriteit blijft houden en dat de Angolese regering daarbij de nodige technische assistentie ontvangt. Tevens is het belangrijk dat de Angolese regering nu wordt
aangespoord om de ongecontroleerde en onrechtmatige uitgifte van land aan buitenlanders aan banden te leggen. Zonder land heeft de door de oorlog zwaar getroffen plattelandsbevolking geen reële kans om hun leven weer op te bouwen. Schrijnende armoede ondanks natuurlijke rijkdommen Angola beschikt over grote natuurlijke rijkdommen in de vorm van olie en diamanten. Helaas hebben deze rijkdommen tot nu toe vooral bijgedragen aan (de instandhouding van) een aantal decennia durend gewapend conflict en een enorme corruptie op regeringsniveau. Die rijkdom aan grondstoffen heeft bovendien geleid tot een ‘enclave-economie’ die de economische ontwikkeling van de bevolking niet ten goede komt. Daarnaast blijven het grote landbouwpotentieel in de binnenlanden en de rijke visgronden volstrekt verwaarloosd. Hierdoor is de bevolking zozeer verarmd dat het land nu op een van de laagste plaatsen staat van de UNDP Human Development Index (HDI). De belangrijkste bedreiging van het wederopbouw- en democratiseringsproces in Angola vormt op dit moment, naast de burgeroorlog in Cabinda, de vèrgaande corruptie die het land teistert. Een kliek van invloedrijke personen rond president Dos Santos, de zogenaamde Futungistas, wordt ervan verdacht miljarden dollars naar geheime bankrekeningen in het buitenland te sluizen. Geheel terecht hebben internationale donoren scherpe kritiek op deze gang van zaken en zoeken zij naar wegen om de Angolese regering te houden aan haar verantwoordelijkheid aan de eigen burgers. Het maatschappelijk middenveld Om de omvangrijke corruptie te bestrijden en het proces van democratisering te stimuleren is het zaak om nu degenen in Angola te ondersteunen die zich hiervoor inzetten: het maatschappelijk middenveld. Het Angolese maatschappelijk middenveld is in de afgelopen tien jaar snel gegroeid en omvat een breed spectrum aan organisaties zoals de onafhankelijke media, vrije vakbonden, kerkelijke organisaties, vrouwen- en jeugdorganisaties en organisaties die zich bezighouden met plattelandsontwikkeling, mensenrechten, vredesopbouw, enzovoort. Op dit moment wordt het maatschappelijk middenveld in Angola met name ondersteund door internationale NGO’s, waaronder een aantal Nederlandse MFO’s en NiZA, en een beperkt aantal ambassades, waaronder de Nederlandse ambassade in Luanda die jaarlijks zo’n
twee miljoen euro besteedt aan directe bijdragen aan Angolese maatschappelijke organisaties. Zo ondersteunen NiZA en de Nederlandse ambassade bijvoorbeeld de enige onafhankelijke radiozender, Radio Ecclesia, een van de weinige media die aandacht besteedt aan nationale verzoening en mensenrechten. Het is momenteel een testcase voor de vrijheid van meningsuiting in Angola of de regering Ecclesia daadwerkelijk toestemming zal geven om in de provincies uit te zenden. De mensenrechtenorganisatie Mãos Livres, ook een partner van NiZA en de Nederlandse ambassade, heeft de afgelopen jaren door middel van een aantal opzienbarende proefprocessen effectief geprotesteerd tegen door de autoriteiten gesanctioneerde illegale landclaims en andere inbreuken op belangrijke grondrechten. Jubilee Angola tenslotte zet zich in voor meer transparantie en heeft deze maand nog uitgebreid campagne gevoerd voor een zodanige aanpassing van het nationale budget dat de doelstellingen van het Poverty Reduction Strategy Paper ook daadwerkelijk gehaald kunnen worden. Ondanks deze moedige en veelbetekenende initiatieven zou het maatschappelijk middenveld meer kunnen doen, maar helaas ontbreekt daartoe veelal de menselijke capaciteit. Daarom is met name capaciteitsopbouw van maatschappelijke organisaties van belang. Juist nu er na het bereiken van de vrede meer ruimte is voor de ontwikkeling van democratische processen en instituties is het belangrijk, ook met het oog op de aangekondigde verkiezingen, dat de maatschappelijke organisaties voldoende capaciteit ontwikkelen om hun cruciale rol daarin zo goed mogelijk te vervullen. Een sterk maatschappelijk middenveld zal in belangrijke mate bijdragen aan duurzame vrede in Angola en een stabiel democratisch proces waarin de regering verantwoording aflegt aan de bevolking. Regionaal belang Een stabiele democratie die verantwoording aflegt aan haar burgers is niet alleen van belang voor de Angolese bevolking. De enorme rijkdom van het land maakt het tot een politieke en economische factor van belang in de centraal en zuidelijk Afrikaanse regio. Versterking van de democratie en stabiliteit in Angola zal zeker invloed hebben op de veiligheid en stabiliteit in de regio. Angola is de grootste militaire macht in Sub-Sahara Afrika en heeft de afgelopen jaren beslissend militair geïntervenieerd in de burgeroorlogen in Congo-Brazzaville en de Democratische Republiek Congo (DRC) en was betrokken bij de burgeroorlog in Ivoorkust. Het grote belang van Angola voor de stabiliteit in de
regio ligt met name in de rol die het land kan spelen in het bereiken van vrede in de DRC en daarmee in het Grotemerengebied als geheel. Samenvattend concluderen wij dat ruim een jaar na het tekenen van de vrede nog beslist geen sprake is van politieke, sociale en economische stabiliteit in Angola. In het kader van duurzame vredesopbouw en conflictpreventie dringt NiZA daarom aan op voortzetting van de humanitaire wederopbouwhulp. Het ondersteunen van een stabiele democratische ontwikkeling waarin de Angolese bevolking zeggenschap heeft, is daarbij van groot belang. Alleen een sterk maatschappelijk middenveld kan de basis leggen voor vrede, democratie en welvaart. Daarom dringen wij erop aan om de huidige steun aan het maatschappelijk middenveld in Angola de komende jaren te handhaven en bij voorkeur geleidelijk verder uit te bouwen. Tenslotte waardeert NiZA de algemene consultaties van uw ministerie met het Nederlandse maatschappelijk middenveld over voorgenomen beleid zeer. Indien u inderdaad voornemens bent het huidige beleid ten aanzien van Angola te wijzigen, zouden wij het bijzonder op prijs stellen als er overleg zou kunnen plaatsvinden met NiZA en andere organisaties die zich met Angola bezighouden. NiZA en haar voorgangers zijn al sinds het begin van de jaren zestig bezig met Angola en in de loop der jaren hebben wij een behoorlijke expertise opgebouwd. Verder is NiZA gaarne bereid een bijeenkomst te organiseren voor een uitvoerige gedachtewisseling over het Nederlandse Angola-beleid tussen uw ministerie en Nederlandse organisaties die zich met Angola bezighouden.
Hoogachtend,
Peter Hermes, directeur Nederlands instituut voor Zuidelijk Afrika
Bijlagen:
‘Cabinda: Notes on a soon to be forgotten war’, by João Gomes Porto, Institute for Security Studies (Zuid Afrika). ‘Struggling through peace: Return and resettlement in Angola’, by Human Rights Watch (USA).