Dossier
‘Met taalcursussen alleen kom je er niet’ Taalbeleid voor werkgevers
© VMC
Ignace Fermont en Liek van Hugte
Wat doe je als een van je werknemers niet genoeg Nederlands kent? De oplossing lijkt eenvoudig: je stuurt hem naar een cursus, en klaar is kees. Tot achteraf blijkt dat de lessen niet het verwachte effect hebben. Hoe komt dat? En wat kan je als werkgever nog doen om ‘taalproblemen’ op het werk op te lossen? Divers legde de vraag voor aan vier experts.
6 di vers juli m ei 200 20099
Wat is een taalbeleid voor werknemers? Reinenbergh: “Het is een middel om de communicatie op het werk te bevorderen en om de taalvaardigheid van anderstalige werknemers te verbete-
Deslé: “Een taalbeleid is eerst en vooral: gestructureerd nadenken over taal. Welke taal gebruiken we in welke
Sandy Reinenbergh:
© VMC
Rond de tafel zitten: Els Deslé (verantwoordelijke taalbeleid Huis van het Nederlands Brussel), Sandy Reinenbergh (projectmedewerker taalbeleid Huis van het Nederlands Antwerpen), Françoise Vermeersch (adviseur op de ABVV-studiedienst) en Kitty Weyn (verantwoordelijke Nederlands aan anderstaligen VDAB Antwerpen metropool). Alle vier ondersteunen ze rechtstreeks of onrechtstreeks bedrijven die werk willen maken van een taalbeleid.
ren op de werkvloer zelf. Dat laatste vergeten bedrijven wel eens. Meestal vragen ze ons: er zijn communicatieproblemen, kunnen jullie er iets aan doen? En dan leggen ze de focus op de anderstaligen. Terwijl wij vinden dat je op vier niveaus moet werken: de anderstalige werknemers, hun Nederlandstalige collega’s, het management en de werkplek.”
“Veel werknemers hebben moeite met het formele Nederlands in veiligheidsreglementen en onthaalbrochures.”
Dossier |Nederlands op het werk
Weyn: “Een werkomgeving is ook een leeromgeving. Voor sommige mensen is het misschien de enige plaats waar ze Nederlands kunnen spreken en leren. Het is belangrijk dat werkgevers dat begrijpen. Ze moeten ook hun verwachtingen in vraag durven stellen. Moet elk personeelslid wel perfect Nederlands kennen? Voor sommige functies is dat helemaal niet nodig.” Vermeersch: “Een taalbeleid zou een onderdeel moeten zijn van een globaal personeelsbeleid.” Reinenbergh: “Wij proberen het zoveel mogelijk te koppelen aan een diversiteitsplan. Daarom werken we in Antwerpen nauw samen met de Resoc’s.” Zijn veel werkgevers geïnteresseerd in een taalbeleid? Reinenbergh: “Vooral in de social profit. In de hardere sectoren draait alles rond rendement en is er minder tijd om te investeren in anderstaligen.” Deslé: “In Brussel heeft de bedrijfswereld wel veel interesse. Meestal komt een bedrijf naar ons met de vraag: waar vinden we de beste cursus? Ze verwachten dat hun personeel in een mum van tijd tweetalig wordt. Maar als wij dan uitleggen wat daarbij allemaal komt kijken en hoeveel tijd het vraagt, krabbelen ze terug” Haken veel bedrijven helemaal af? Deslé: “Vorig jaar kregen we van 22 bedrijven een vraag. Met elk van hen hadden we één of twee gesprekken. In de meeste gevallen konden we nuttig advies verlenen, maar met het uitwerken van een volwaardig taalbeleid zijn er toch maar twee gestart.”
gebruik. Met dat instrument kan een bedrijf het taalgebruik inventariseren dat werknemers nodig hebben voor een bepaalde functie: werkinstructies lezen, advies geven aan klanten. Zo kunnen ze gerichter op zoek naar geschikt personeel.” Deslé: “We proberen bedrijven snel iets aan te bieden waarvan ze het gevoel hebben dat het hen vooruit helpt: we screenen de taalvaardigheid van hun werknemers, we maken een overzicht van subsidiemogelijkheden, leggen uit wat de specialiteit is van elke taalschool, voor welke werknemers het aanbod van VDAB geschikt is, enzovoort. Als je een bedrijf binnenkomt met de boodschap ‘je zult het zelf moeten doen’, zegt het ten langen leste ‘dan zoek ik wel iemand anders’.” Voor een bedrijf is tijd geld. Hoe overtuig je het van het belang van een taalbeleid? Deslé: “Ons eerste argument is puur economisch: in Brussel werken we vooral samen met bedrijven uit de tertiaire sector voor wie het contact met klanten erg belangrijk is. Sommige van die klanten zijn Nederlandstalig en willen in het Nederlands bediend worden. Ten tweede: het is een manier om de capaciteiten van je personeel beter te benutten. Veel hooggeschoolden worden door hun beperkte taalkennis op een te laag niveau aangenomen. Als je hen wilt laten doorgroeien, moet je als werkge-
ver investeren in hun taalvaardigheid. Maar vaak gebeurt dat niet. En dat is geen goede zaak voor een bedrijf. Want een werknemer zonder perspectief functioneert niet goed.” Weyn: “Andere sterke argumenten zijn de veiligheid en de werksfeer.” Vermeersch: “Dat is trouwens vaak de aanleiding om iets rond taal te doen: een conflict op de werkvloer, een arbeidsongeval omdat een werknemer de veiligheidsinstructies niet begreep.”
Een cruciale rol voor het management Hoe begin je aan een taalbeleid? Deslé: “Meestal vragen we eerst aan de HRM-afdeling: welke taalcompetenties verwachten jullie van de verschillende categorieën werknemers? Vervolgens screenen we de Nederlandse taalkennis van het personeel. Kortom: we brengen zowel de beginsituatie in kaart als de situatie waar ze naartoe willen. En dan bekijken we hoeveel middelen het bedrijf wil investeren. We stellen een timing op en bepalen prioriteiten. We gaan na voor welke functies het Nederlands erg belangrijk is. In een ziekenhuis is dat bijvoorbeeld de spoeddienst. Want daar komen mensen onverwachts binnen en weet je nooit op voorhand welke taal ze spreken. Ten slotte spreken we af wélke middelen we inzetten. Taallessen? Tijdens de werktijd of daarbuiten? Op de werkvloer of niet? We leggen altijd © Huis van het Nederlands Antwerpen
situatie? Welke talenkennis verwachten we van onze werknemers? En met welke maatregelen brengen we werknemers op het gewenste niveau?”
Taalbeleid Een taalbeleid richt zich niet alleen tot de anderstalige. Het management en de Nederlandstalige collega’s zijn ook betrokken partij. En ook op de werkplek zijn acties nodig.
management Hoe nemen jullie die koudwatervrees weg? Reinenbergh: “Door goede voorbeelden te geven en meteen in actie te schieten. We hebben bijvoorbeeld een instrument ontwikkeld om de talige competenties van werknemers in kaart te brengen, de Taalscan-checklisten taal-
laagtaalvaardige werknemers
taalbeleidsplan
Nederlandstalige collega's
werkplek 7 d i ve rs j ul i 2 009
Dossier |Nederlands op het werk
uit dat je er met lessen alleen niet komt en suggereren onder andere om conversatietafels te organiseren, interne documenten op te stellen in eenvoudig Nederlands, enzovoort. Al die acties gieten we dan in een groot plan.”
productienormen halen, ik heb geen tijd om mijn anderstalige collega iets uit te leggen .’ Ook het middenkader moet mee zijn. Diensthoofden moeten bijvoorbeeld bereid zijn om hun werknemers naar de les te laten gaan tijdens de werkuren.”
Els Deslé:
© VMC
“Sommige bedrijven krabbelen terug als ze horen hoeveel tijd een taalbeleid vraagt.” Het succes van een taalbeleid hangt sterk af van het management. Waarom? Reinenbergh: “Leidinggevenden moeten een draagvlak creëren. Tijd en middelen vrij maken, een werkgroep taalbeleid en taalacties alle kansen geven.” Deslé: “Het management moet vooral aan iedereen duidelijk maken dat het bedrijf echt wil werken aan taal en dat daar tijd mag in kruipen. Anders zeggen werknemers: ‘Ik moet mijn
Weyn: “VDAB organiseert in veel bedrijven ‘Nederlands op de werkvloer’. Zo’n cursus geeft het beste resultaat als hij tijdens de werkuren georganiseerd wordt. Maar de Nederlandstalige collega’s moeten dat wel aanvaarden. Anders krijg je reacties als: ‘intussen moet ik dubbel zo hard werken’. Het management kan dat voorkomen door duidelijk te communiceren met ploegbazen en andere werknemers. Of door interims in te zetten.”
Taalbeleid en diversiteitsbeleid Projectontwikkelaars van Resoc (Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité) begeleiden bedrijven bij de opmaak van een diversiteitsplan. “Een derde van de diversiteitsplannen in onze regio draait rond taal”, vertelt Myriam Vanderlinden (Resoc Halle-Vilvoorde). “Nederlands op de werkvloer is al jaren een van de veel voorkomende acties. Steeds meer bedrijven bieden ook de H.E.L.P.-module aan hun Nederlandstalig personeel aan. Of ze brengen met een taalscan in kaart welke talenkennis nodig is voor elke functie. Dat laat hen toe beter te recruteren. Vroeger stonden al die acties wat los van elkaar, nu worden ze meer in een 'taalbeleid' gegoten en kunnen werkgevers rekenen op de ondersteuning van de Huizen van het Nederlands.” “Vaak zijn acties rond taal de eerste stap en trekken we het diversiteitsplan later open naar bijvoorbeeld interculturele communicatie. Ik herinner me een groot bedrijf waar er nogal wat racisme was onder de werknemers. Daar begonnen we bewust met Nederlands op de werkvloer. Om de Nederlandstalige werknemers duidelijk te maken: 'Kijk, de allochtone werknemers doen een inspanning.' De leidinggevenden kregen een cursus ‘management van diversiteit’. En pas twee jaar later, toen er een basis gelegd was, organiseerden we een cursus interculturaliteit voor alle magazijniers. En het had effect. Een délégué van Marokkaanse origine vertelde me: “Toen we vroeger voetbalwedstrijden organiseerden onder het personeel werden de ploegen samengesteld volgens kleur. Nu zijn de ploegen gemengd.”
8 di vers juli m ei 200 20099
Vermeersch: “ Over andere opleidingen krijg je precies dezelfde discussies. De personeelschef is meestal overtuigd. Maar zonder de steun van de bedrijfsleiding mislukt het.”
Taallessen: belangrijk, maar niet genoeg Taallessen zijn meestal een onderdeel van een taalbeleid. Welke tips geven jullie aan werkgevers die een cursus zoeken voor hun anderstalige werknemers? Reinenbergh: “Laat hen zeker geen ‘algemeen’ Nederlands volgen, maar breng hen het Nederlands bij dat ze nodig hebben om hun job te doen.” Deslé: “Kies voor een aanpak op maat. We stellen meestal een mix van maatregelen voor. Voor Brusselse ziekenhuizen organiseerden we bijvoorbeeld cursussen op de werkvloer voor absolute beginners. Maar dat werkte niet: het Nederlands dat je nodig hebt in een ziekenhuis zit al snel op een iets hoger niveau, en je kan verpleegsters nu eenmaal geen tien uur per week vrijstellen van hun werk. Daarom moedigen de ziekenhuizen nu hun werknemers aan om buiten de werkuren een basis te leggen in het volwassenenonderwijs. En dat vullen ze dan aan met specifiek Nederlands op de werkplek.” Weyn: “Met VDAB evolueren we steeds meer naar individuele taalcoaching terwijl de persoon aan het werk is. Het is efficiënter dan les geven in een klas. Je kan de collega’s meteen betrekken bij het leerproces en de communicatie ter plekke begeleiden.” Deslé: “Individuele coaching tijdens het werk levert meestal de beste resultaten, omdat de anderstalige werknemer alleen zaken leert die direct bruikbaar zijn. Alleen vergt dit een heel instensieve begeleiding, die werkgevers soms te duur vinden, of storend voor het werkproces.” Taallessen hebben niet altijd het gewenste effect. Hoe komt dat? Reinenbergh: “Mensen die les volgen, krijgen op het werk vaak niet de kans
om Nederlands te spreken. Denk maar aan een schoonmaakster die de hele dag in haar eentje aan het werk is. Ik ken ook bedrijven waar alle Nederlandstaligen in de ene ploeg zitten en de Marokkanen in een andere. Of
een taalmeter of -peter: een Nederlandstalige collega bij wie ze terecht kunnen als ze iets niet begrepen hebben of een tekstje willen laten nalezen. Je kan dat op allerlei manieren invullen.”
© VMC
Françoise Vermeersch:
“Een arbeidsongeval of een conflict op de werkvloer zijn vaak de aanleiding om met een taalbeleid te beginnen.” de collega’s spreken alleen Frans of Engels met anderstaligen, of een onverstaanbaar dialect. Daardoor kriigen laagtaalvaardigen te weinig spreekkansen op het werk en is er te weinig transfer tussen wat ze leren in de les en de werkvloer. “ Deslé: “Het is vooral belangrijk om een veilige omgeving te creëren waarin de anderstaligen het Nederlands durven te gebruiken. Geef hen bijvoorbeeld
Vermeersch: “Ook met de vakbonden mikken we sterk op peters en meters. Niet alleen voor anderstaligen, maar ook als onderdeel van een onthaalbeleid voor nieuwe werknemers.” VDAB organiseert in bedrijven de H.E.L.P.-module: een workshop waarin Nederlandstalige werknemers efficiënter leren communiceren met hun anderstalige
Huizen van het Nederlands en taalbeleid De Huizen van het Nederlands (HvN) van de stad Antwerpen, provincie Antwerpen, Brussel en Vlaams-Brabant adviseren werkgevers die vragen hebben rond taal en begeleiden hen bij het uitwerken van een taalbeleid. Het HvN Brussel ondersteunt rechtstreeks werkgevers. Het HvN van Antwerpen richt zich vooral tot intermediairen zoals de projectontwikkelaars diversiteit van Resoc, diversiteitsconsulenten van de vakbonden of van Jobkanaal en jobcoaches van de VDAB. Klare taal rendeert, een publicatie van het HvN Antwerpen en de Universiteit Antwerpen, beschrijft uitvoerig hoe werkgevers een taalbeleidsplan kunnen opbouwen. Er hoort ook een Taalscan bij: een instrument waarmee werkgevers hun mondelinge en schriftelijke taalgebruik kunnen screenen. De documenten zijn te downloaden op www.nt2antwerpen.be Het HvN Antwerpen is ook een helpdesk taalbeleid aan het uitbouwen voor intermediairen op de arbeidsmarkt. Een ESF-project, in samenwerking met HvN Vlaams-Brabant en provincie Antwerpen, en Resoc Antwerpen en Mechelen. www.nt2antwerpen.be www.huisnederlandsbrussel.be www.huisvlaamsbranbant.be www.hvnprovant.be
collega’s. Wat komt in die module aan bod? Weyn: “In een eerste sessie laten we werknemers met cartoons en ludieke filmpjes kritisch nadenken over de communicatie op de werkvloer. In een tweede reiken we tips aan. We geven oefeningen. Bijvoorbeeld: leg aan een anderstalige collega uit hoe een nieuw apparaat werkt, vraag hem om iets te halen in het magazijn. De module is geen wondermiddel waarmee je alle communicatieproblemen oplost. Maar ze doet wel bij veel mensen een belletje rinkelen.” Deslé: “Het gaat vaak om eenvoudige tips. Zeg wat je aan het doen bent, en doe wat je zegt. Onlangs hoorde ik iemand in een keukenopleiding met veel woorden het verschil uitleggen tussen ‘raspen’ en ‘malen’. Haal er toch gewoon een rasp en een molen bij.” Hoe zorg je ervoor dat de aanbevelingen uit de cursus effectief
VDAB-taalaanbod voor werkgevers • VDAB organiseert Nederlands op de werkvloer in bedrijven. Het aanbod is op maat van het bedrijf. De lessen worden in kleine groepjes of individueel gegeven, al dan niet terwijl de cursisten aan het werk zijn. • Toekomstige werknemers die aangeworven worden met een IBOcontract (Individuele Beroepsopleiding) kunnen op de werkvloer taalondersteuning krijgen van een VDAB-taalcoach. • De H.E.L.P.-module (Hoe Efficiënt Leren Praten en luisteren) is een praktische communicatieve module voor Nederlandstalige werknemers. Daarin leren ze efficiënter en duidelijker communiceren met hun anderstalige collega’s. www.vdab.be
9 d i ve rs j ul i 2 009
Dossier |Nederlands op het werk
toegepast worden? Weyn: “We betrekken er altijd een leidinggevende bij, zodat er op het einde afspraken gemaakt kunnen worden met de werknemers. En soms komen er uit de groep ook interessante voorstellen. Leidinggevenden kunnen die dan een plek geven in het bedrijfsbeleid.” Zeggen sommige Nederlandstaligen niet: ‘Niet ik maar de anderstaligen moeten zich aanpassen en Nederlands leren’? Weyn: “We proberen dat te voorkomen door de module te integreren in de opleiding Nederlands op de werkvloer (NODW). En door de Nederlandstalige collega’s daar van in het begin bij te betrekken. We geven cursisten allerlei opdrachten: ze moeten bijvoorbeeld aan een collega of ploegbaas vragen hoe een machine werkt.”
Kan ook de schriftelijke taal op het werk eenvoudiger? Reinenbergh “Absoluut. De taal in veiligheidsreglementen en onthaalbrochures zijn vaak opgesteld in heel formeel Nederlands. Veel werknemers hebben daar moeite mee. Het is een belangrijk werkpunt. We ontwikkelden een screeningsinstrument waarmee werkgevers zelf kunnen evalueren hoe toegankelijk hun teksten zijn. Bij dat instrument hoort ook een reeks tips. Maar meestal herschrijven we zelf eerst een stukje in klare taal. We overlopen het met hen. Daarna doen zij de rest en geven wij feedback.” Weyn: “Veiligheidsinstructies kan je vaak vrij eenvoudig weergeven met tekeningen of cartoons.” Reinenbergh: “Ook bij aanwervingen is het schriftelijke taalgebruik vaak een struikelblok. De formele taal
Kitty Weyn:
© VMC
“Een werkomgeving is ook een leeromgeving. Voor sommige mensen is het de enige plek waar ze Nederlands spreken.” Vermeersch: “Het is belangrijk om goed te luisteren naar de mensen van de werkvloer. Want zij communiceren dag in dag uit met hun anderstalige collega’s, veel meer dan het management. Ze hebben vaak creatieve oplossingen gevonden, en ze weten ook waar het fout loopt.” Weyn: “Vaak werpen collega’s op dat iets in het Nederlands uitleggen veel tijd vergt. In de H.E.L.P.-module maken we duidelijk dat het een investering is die op lange termijn rendeert. Als je één keer in het Nederlands uitlegt wat een slijpmachine is, dan weet je collega het de volgende keer.”
10 di vers juli m ei 200 20099
in brieven, moeilijke instructies en examenopdrachten die te ver van de realiteit staan. Bijvoorbeeld: ‘beschrijf hoe machine X werkt’. Werknemers moeten zoiets niet op papier kunnen zetten, ze moeten in staat zijn de machine te bedienen.” Deslé: “Het probleem is dat men talige vaardigheden eist die mensen echt niet nodig hebben. Ook in opleidingen zie je dat. In een cursus voor polyvalent verzorgenden in een ziekenhuis werd een heel technische en abstracte uitleg gegeven over hoe een wasmachine werkt. Een verzorgende heeft dat toch niet nodig? Die moet leren
vragen ‘hoe het is met mevrouw’ en ‘hebt u goed gegeten?’“
Anderstaligen: ook een troef Anderstalige werknemers zijn met hun talenkennis misschien wel een bijkomende troef voor een werkgever? Reinenbergh: “Dat is zeker zo in de social profit, als je publiek ook allerlei talen spreekt.” Vermeersch: “Het is ook een voordeel bij handelscontacten. Als je handel drijft met een Russisch bedrijf, is het handig een Rus in dienst te hebben.” Deslé: “Bedrijven zouden dat duidelijk moeten zeggen: kijk, die werknemer kent misschien niet zo goed Nederlands, maar hij kan ons wel helpen met klanten in Polen. Nu zijn dat al te vaak verborgen capaciteiten waar niemand weet van heeft. Maar we moeten realistisch zijn: meertaligheid wordt pas een troef als werknemers eerst de basistaal van het bedrijf onder de knie hebben. En in Brussel zijn dat er meestal twee: Frans en Nederlands.” ■