met r het o o v diging uitno e Lustrum 125
In Aeternum Mirabile Lectu 2015
Ten Geleide
H
ebt u dat nou ook? Dat er een moment komt dat je beseft: ik word oud? En dan niet het moment dat je 18 wordt, of 30, maar echt oud. Dat je beseft dat gearriveerde sporters als golfer Joost Luiten en keeper Kenneth Vermeer zijn geboren in het jaar (1986) dat je zelf je gymnasiumdiploma ophaalde. Of nog erger: dat er nu leerlingen op school rondlopen die de gulden niet meer hebben meegemaakt en dus niet weten wat een rijksdaalder of een geeltje is. Dat gevoel bekroop me toen ik tijdens een redactievergadering van dit blad hoorde dat zowel de heren Ouwerkerk en Slagter als mevrouw Hoppenbrouwers dit jaar afscheid nemen van het Stedelijk. Big deal, denkt u wellicht. Maar voor mij is dit feit een belangrijke mijlpaal. Want Ouwerkerk en Hoppenbrouwers waren de laatste twee docenten die mij op het Stedelijk les hadden gegeven. Ga maar na: Leeman (klassieke talen), Baronner (Nederlands),Vos (Frans), Mantel (wiskunde), Riet (scheikunde), Eekhout (biologie), Van Dijk (geschiedenis): allemaal namen ze onlangs of wat langer geleden afscheid van het Stedelijk. En daar komen nu dus mijn oud-docenten Ouwerkerk en Hoppenbrouwers bij. Het einde van een tijdperk, voor mij althans…
Maar niet getreurd: we hebben immers In Aeternum Mirabile Lectu om ons geheugen scherp te houden. En dan kunt u onder meer lezen dat Slagter veel heeft gehad aan de ‘Regel van Kegel’ en dat Hoppenbrouwers in haar begintijd binnenkwam in een ‘bruin betimmerde docentenkamer waar zwaar werd gediscussieerd’. Twee mooie herinneringen om een tijdperk af te sluiten! Ook een ander tijdperk wordt afgesloten: nu ik van de huidige docenten niemand meer ‘live’ heb meegemaakt en tien jaar redactielid ben geweest, vind ik het een mooi moment om afscheid te nemen. Het waren tien (of bijna dertig sinds 1986) prachtige jaren, het ga u goed! Jan Pieter van Lierop
3
Inhoud Van de rector 5 Bijzonder jaar voor het Stedelijk interview Tineke Hoppenbrouwers 6 ‘Zelfs boos worden kun je prima in het Engels’ ingezonden brief mevrouw Van der Straaten-Ament ‘Plotseling verscheen Godfried Bomans, vermomd met snor en bril, als leraar’
10
column Just Bent 12 ‘Jubeljaar? Een kwintet lustra in het kwadraat’ Lustrum 2015 13 Uitnodiging en programma Klassieke Citaten 16 Interview Merijn de Boer 17 ‘Ik ging me opeens als een bejaarde kakker kleden’ interview Dirk Slagter 20 De loopbaan van een veelzijdige biologiedocent in vogelvlucht Winnaars In Aeternum-prijzen 2015 22 Het In Aeternum Fonds 23
4
van de rector
Bijzonder jaar voor het Stedelijk
O
p 6 december 1389 bestonden wij 625 jaar; het 125-ste lustrum, oftewel vijf tot de vierde macht voor liefhebbers. Wij hebben dat op een bijzonder wijze met de school gevierd.
Voor u misschien nog wel belangrijker: op 6 juni 2015 vindt de reünie plaats. Een lustrumcommissie is bezig met de voorbereidingen, u leest hierover verderop in deze In Aeternum Mirabile Lectu.
Op 5 december hebben wij met ruim 900 leerlingen en medewerkers geluncht in de Bavo. Het was een fantastische bijeenkomst. De leerlingen waren ervan overtuigd dat zij op Zweinstein terecht waren gekomen, zo mooi zag het er uit. Er gebeurt meer dit jaar. We maakten een grote lustrum-toneelproductie: Alice in Wonderland. Op 6 en 7 april werd de voorstelling opgevoerd in de Stadsschouwburg in Haarlem.
Alles gaat goed met de school. De inschrijving loopt volop en zoals het er nu naar uitziet kunnen we volgend jaar weer flink wat nieuwe leerlingen verwelkomen. Een aantal jaren geleden is het pand aan de Jacobijnestraat flink opgeknapt, en nu richten we onze aandacht op het pand aan het Prinsenhof. Tot zover de berichtgen vanuit de school. Wij hopen dat u er op 6 juni bij de reünie bent! Zoë Kwint, Rector
Lunch met 900 leerlingen en medewerkers in de Bavo
5
interview Tineke Hoppenbrouwers
‘Zelfs boos worden kun je prima in het Engels’
N
a 43 jaar in het onderwijs, waarvan 33 jaar op het Stedelijk, neemt Tineke Hoppenbrouwers afscheid. Het vak Engels maakte tijdens die jaren net zo’n grote ontwikkeling door als de school zelf. Mevrouw Hoppenbrouwers blikt terug.
‘Als vierdejaars student in Utrecht kreeg ik mijn eerste baan op een school. In 1972 – ik was 21 jaar – begon ik op het Christelijk Lyceum in Zeist. Samen met twee studiegenoten nam ik de baan over van iemand die een hartaanval had gehad; negen uurtjes in de week. Dat verdiende beter dan het dagje horeca dat ik daarvoor als bijbaan had. Bleek dat ik het nog leuk vond ook. En dat terwijl ik beslist het onderwijs niet in wilde, omdat mijn hele familie al in het onderwijs zat. Mijn moeder, vader, opa, twee ooms en twee tantes.Vreselijk. Ik dacht altijd: dat doe ik niet.’ Uit wat voor familie kwam je dan? ‘Ik ben opgegroeid in Utrecht. Mijn vader overleed toen ik dertien was, mijn moeder was onderwijzeres. Mijn ouders hadden niet gestudeerd; na het lager onderwijs kwam de kweekschool.Vroeger bij mijn vader thuis konden de jongens óf priester worden, dan kon je naar het gymnasium, óf naar de kweekschool en dan werd je onderwijzer. Die mensen werkten vreselijk hard: toen ik net begon was mijn oom wiskundedocent, die gaf elf uur per dag les! Eerst zes op de mulo, dan op de fiets naar Zeist voor twee uur op de kweekschool, dan naar huis en ’s avonds na het eten naar de avondschool.’ Waar kwam je keuze voor Engels vandaan? ‘Engels vond ik leuk en ik kon het wel; daarbij, als je gymnasium doet, gaat iedereen stude6
ren. Dat wordt van je verwacht. Je had toen geen decanen of loopbaanbegeleiding, dat bestond allemaal niet. Je moest toch wel heel erg zo maar wat kiezen. Misschien was het ook een sentiment, mijn toen al overleden vader was ook docent Engels. Ik weet het niet zeker. De studie zelf: het was 1968, en na de Maagdenhuisrevolutie was er in Utrecht ook wel het een en ander gebeurd. De student had het behoorlijk voor het zeggen, je kon veel zelf bepalen.’
‘Jij hebt al tien jaar les gegeven, jij denkt dat je het kan’ En toen ben je toch in het onderwijs gebleven. ‘In Zeist heb ik 5,5 jaar gewerkt. Nadat ik afstudeerde, kreeg ik er een hele baan. Inmiddels had ik mijn man ontmoet, en vanwege zijn werk zijn we naar ‘het Westen’ toe gegaan. Ik heb vier jaar op het Triniteitscollege les gegeven, hier in Haarlem aan de Zijlweg. Een leuke school, maar uiteindelijk werd die opgedoekt. Ik moest als eerste weg omdat ik er als laatste bij was gekomen. Toen ben ik in 1982 op het Stedelijk gekomen. Ik begon met twaalf uur les. De sectie Engels bestond alleen uit Wiener en mevrouw Gons-Daugherty. Tegenwoordig zijn we met zes.Van de eerste dag weet ik nog dat rector Smit tegen me zei: “Jij hebt al tien jaar les gegeven, je denkt dat je het kan. Maar denk erom, op een nieuwe school moet je echt opnieuw beginnen. Zeker hier, waar ze zo kritisch zijn.” En daar had hij gelijk in, absoluut.
interview Tineke Hoppenbrouwers Het ging goed, maar de leerlingen waren inderdaad heel kritisch. Als nieuwe docent had je het hier best moeilijk. Wel grappig: in mijn eerste jaar had ik Hein Bierman in de klas. Ik ben nog zijn mentor geweest, en tegenwoordig is hij conrector.’ Het interview wordt onderbroken door een blond meisje dat aanklopt. ‘Wilt u hier uw handtekening onder zetten? Het is voor mijn decentrale selectie.’ Daarna vertrekt ze weer, net op tijd voor de bel. ‘Ik was gewend dat in een gezin beide ouders werkten en mijn man ook, zijn ouders hadden een eigen zaak. Ik ben er al die jaren dan ook nooit uit geweest, ook niet nadat in 1983 ons derde kind werd geboren. Achteraf heb ik er geen spijt van: onderwijs is A) leuk, en B) heel goed te combineren met een gezin. Buiten het onderwijs zijn er maar weinig vrouwen van mijn leeftijd die bleven werken nadat ze kinderen hadden. Nu is dat anders, maar toen was dat best bijzonder.’
Hoe heeft het vak Engels zich ontwikkeld? ‘In die beginperiode werkte iedereen in de sectie erg voor zichzelf. Dat veranderde toen de tweede fase kwam, omdat je het onderwijs onderling gelijk moest trekken. Nu hebben we een goede taakverdeling en een leuke sectie: mevrouw Hennink en ik zijn de oude dames. Daarnaast hebben we vier jongeren; één man en drie vrouwen. En er veranderde veel meer: met Engels zijn we met het ‘first certificate’ begonnen. Mevrouw Hennink en ik begonnen een jaar of tien geleden met een klein groepje. Later gingen alle kinderen in klas 1 tot en met 3 het Cambridge first certificate examen doen. Dat ging zo goed dat bijna alle kinderen het volgende examen wilden doen in klas 5. Nu is er een heel programma voor alle klassen 1 tot en met 5, en doet iedereen het ‘advanced’ examen. Het heeft op school een hele vlucht genomen; Frans, Duits en Spaans doen ook extra dingen voor internationale certificaten. De school profileert zich duidelijk met taal en cultuur.
Tineke Hoppenbrouwers in 1986
7
interview Tineke Hoppenbrouwers Negen jaar geleden zijn we ook begonnen met een vaste reis naar Cambridge in klas 4. Erg leuk. Eerst met kleinere groepjes, maar nu met 130 kinderen. Allemaal in gastgezinnen. En we spreken bij Engels vanaf de eerste klas geen Nederlands meer, alleen maar Engels. Kinderen vinden het in het begin een beetje eng en je moet er zelf aan wennen, maar het is veel fijner. Zelfs boos worden kun je prima in het Engels doen. Ook literatuur gaat in het Engels, alleen de toetsen niet, omdat het nadelig zou kunnen zijn.’ En wat veranderde er verder op school? ‘Rond 1999 werd ik coördinator, nadat Berend van Haard geen conrector meer was. De opzet was toen dat Just Bent de roosters maakte, Conny Broere was coördinator van klas 1, 2 en 3 en ik had 4, 5 en 6. Nadat
‘We zijn tegenwoordig met alles risicomijdend geworden’ Conny wegging hebben we het coördineren op mijn voorstel in drieën gesplitst. Toen is Nicole Sol klas 1 en 2 gaan doen en ik 5 en 6. Klas 3 en 4 heeft Roel Russchen een tijd gedaan en daarna Hein [Bierman]. Volgens mij is het een goede verdeling: ik ken niet elke leerling uit klas 5 en 6 persoonlijk, maar ik let wel op allemaal. De mentoren doen het meeste werk, maar ik kijk bijvoorbeeld welke zesdeklasser even opgepakt moet worden om het te halen, welke ouders er even opgeroepen moeten worden. Toen je binnenkwam had ik een moeder aan de telefoon, haar zoon spijbelt een beetje te veel. Dan probeer je de ouders erbij te betrekken.’
8
‘Dat is zeker iets wat veel groter geworden is, de ZORG. We hebben een zorgteam, waar elke leerling waar we ons zorgen over maken, vanwege thuissituatie, ziekte, anorexia, angsten, binnenkomt via de mentor of docenten. Dan besluiten we of we moeten doorverwijzen. Het lijkt soms wel of je meer problemen creëert, maar er wordt vooral meer opgemerkt. Neem het ‘toetsencircus’. We hebben het jaar in zes stukken verdeeld, en iedere zes weken is er een toetsweek. Dat geeft veel organisatie en druk voor de kinderen. Omdat we dat nu zien, heb je als school ook het gevoel dat je er iets aan moet doen.Vroeger mocht er meer mislukken, niet alleen op school maar in het hele leven. We zijn eigenlijk met alles
interview Tineke Hoppenbrouwers risicomijdend geworden. In het onderwijs betekent dat betere resultaten, maar ook heel veel meer werk. Of bij het opvoeden: vroeger liet ik de baby boven in het bedje en ging ik op de fiets tien minuten heen en tien minuten terug om de andere twee weg te brengen. Tegenwoordig kan dat echt niet meer. Zo is de tijdgeest.’ ‘Ook de sfeer op school is veranderd, zeker als je ziet hoe het nu is voor nieuwe collega’s. De oude docentenkamer in mijn eerste jaren was bruin betimmerd. Een rustige sfeer, waar zwaar werd gediscussieerd. De klassieke talen hadden het voor het zeggen, niet een ‘licht’ vak als Engels of aardrijkskunde. Dat is helemaal veranderd, het is nu veel levendiger, met veel jongeren en een heel ander soort gesprekken. Wel zijn veel van de hechte groep collega’s van toen inmiddels weg, Erik Baronner bijvoorbeeld. Ik ga nog weleens eten met mevrouw Van Thiel, mevrouw Tillema, mevrouw De Jong en mevrouw Sliggers. En Conny Broere en ik gaan elke zondagmorgen wandelen in de duinen. Drie keer per jaar organiseren we zelfs een wandeling voor collega’s: Mieke Tillema heeft die ‘de krasse knarren’ betiteld. Dan gaat ook Bonno van Dijk mee, Ed Wertwijn, Riet en zijn vrouw. Meestal tussen de 12 en 15 mensen.’
Ik heb er vrij weinig mee, dus ik ga dat niet heel hard proberen, maar er zal wel verwacht worden dat ik ook af en toe ga koken. Mijn man gelooft niet dat ik dat ga doen, maar het ziet er wel naar uit hoor.’ ‘Gepensioneerden om me heen zeggen dat je echt niet meer tijd hebt, dat ze altijd ‘erg druk’ zijn. Nu denk ik, die 35 tot 40 uur die ik per week werk, daarin kan ik straks toch andere dingen doen? Maar dat schijnt toch niet zo te werken. Je komt in een soort vertraging, blijkbaar overkomt dat iedereen. Als er plek is wil ik graag bij Els van Thiel weer Latijn gaan doen. Ze heeft een groepje dat zo populair is dat er een wachtlijst is. Ik denk dat ik nu veel meer van de verhalen zal genieten dan vroeger op het gymnasium alfa.’ Simon Nak
Per 1 augustus stopt Tineke Hoppenbrouwers er echt mee. Dan is ze 65 jaar. ‘Dan ga ik de ‘derde levensfase’ in, zoals dat tegenwoordig heet. Wat me moeilijk lijkt, is de reuring die wegvalt, elke dag contact met leerlingen en collega’s, dingen organiseren en regelen. En ik houd erg van structuur, dus ik moet bedenken hoe ik dat zal gaan doen. We hebben één kleinkind van vijf jaar. Die komt één dag in de week, maar dat doet mijn man altijd. Die werkt al jaren niet meer, dus ik zal me echt moeten invechten in het huishouden.
9
ingezonden brief
‘Plotseling verscheen Godfried Bomans, vermomd met snor en bril, als leraar’
D
e redactie van In Aeternum Mirabile Lectu ontvangt regelmatig post. Tegenwoordig is dat meestal per mail. Als er dan een handgeschreven brief op de mat valt, is dat natuurlijk speciaal. Zeker als de inhoud ook nog eens bijzonder blijkt te zijn. Reden genoeg om deze brief (van mevrouw Van der Straaten-Ament, oud-leerlinge in de oorlogsjaren) integraal af te drukken. In de schoolkrant van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem lees ik dat de school dit jaar 625 jaar bestaat en wellicht het 125-ste lustrum zal vieren. Dat geeft mij moed, nu ook ik wat ouder word, om iets voor 'In Aeternum' te schrijven, bv. over de oorlogstijd en de toestand op het Stedelijk, waar ik leerling was. Ik heet Marijke Ament en ben 88 jaar oud en nog in het bezit van een echtgenoot, die dik in de 90 is. Wij zijn inmiddels overgrootouders en nog heel gezellig bij elkaar. Ik ben geboren in Batavia en ging in Bandoeng op de Kapelleschool. Wij kwamen in 1937 in Nederland en gingen in Bloemendaal wonen. In 1939 kwam ik op het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, werd in de loop van tijd klassenvertegenwoordiger en zelfs lid van de redactie van In Aeternum. Rector was toen Dr. Cees Spoelder. De eerste jaren verliepen bijzonder gezellig. Tijdens het gymnasiumkamp in Vierhouten ontmoette ik in 1939 een meisje dat mijn vriendinnetje werd, Dientje Cleveringa. We sliepen op stro en hadden een heerlijke sportieve vacantie. Om vanaf Bloemendaal in Vierhouten te komen was een heel gedoe. Met fiets op de trein van Haarlem naar Amsterdam.Vandaar per boot over de Zuiderzee naar Harderwijk.Vandaar met fiets naar Vierhouten, 10 km verderop.
10
Het werd 1942 en een heel enge tijd. We zaten midden in de oorlog en de Duitsers werden gevaarlijk. Je moest een 'ausweiss' hebben, want anders werd je op een leeftijd van 23 en ouder opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Het lerarenbestand liep dan ook sterk terug en we moesten dankbaar zijn als zich een nieuwe leraar aandiende. Zo zagen wij plotseling Godfried Bomans, die ook in Bloemendaal woonde, vermomd met snor en bril, als leraar Nederlands en Geschiedenis tussen de leerlingen opduiken. Dat werd een énige tijd met veel lachen, want Godfried was een schitterend verteller. En toen kwam de hongerwinter. Mijn moeder had inmiddels hongeroedeem opgelopen en mijn vader durfde nauwelijks zijn hoofd buiten de huisdeur te steken. Wat hij wel deed was regelmatig de boer op gaan op de fiets met sieraden en wat zilver als ruilmiddel voor boter en kaas, die maar al te vaak door de Duitsers in beslag werden genomen. Ik had gelukkig nog een fiets om mee naar school te gaan, maar het duurde niet lang of een Duits soldaat hield mij staande en vorderde de fiets. Er was al lang geen openbaar vervoer meer en de afstand tussen Bloemendaal en Haarlem was te ver om te voet af te leggen. Resultaat was dat ik de 5e klas niet meer kon bezoeken en thuis bleef en mij op de vertalingen van Griekse en Romeinse schrijvers stortte. ’s Avonds verzorgde ik de voedselvoorziening door met pannetjes de avondmaaltijd uit de gaarkeuken op te halen. September 1945 ging ik weer naar school. Ik wandelde de 6e klas binnen en ging in de bank zitten wachten wat er zou gebeuren. En jawel hoor, daar kwam rector Spoelder
ingezonden brief
Brief van Mevrouw Van der Straaten - Ament opgewonden op mij af en beet mij toe: “Wat doe jij in de 6e klas. Je bent een jaar niet op school geweest en hoort dus in de 5e klas te zitten." Maar ik deed of mijn neus bloedde en bleef rustig zitten. Maar dat zinde de leraren helemaal niet. Zij werden uiterst onaangenaam en startten een vreselijke pest-campagne tegen mij. Je kan het je nauwelijks voorstellen; ze begonnen opmerkingen te maken als “Je bent te stom voor woorden” en “Jullie hebben thuis blijkbaar grote voedselvoorraden aangelegd", daarbij toespelingen makend op mijn figuur dat niet op zijn slankst was. Een uiterst grimmige sfeer had zich onder het lerarenbestand van de school ontwikkeld. Ik was gelukkig niet op mijn mondje gevallen en een van de leraren repliceerde ik met de mededeling dat ik voortaan op zijn vragen geen antwoord meer zou geven en dat hij
wat mij betrof, niet meer bestond. Ik werd de klas uitgestuurd en deed mijn beklag bij de rector die zich genoopt zag mij voor één dag van school te ‘verwijderen’. Thuis werd ik met vlag en wimpel opgevangen en ging met mijn inmiddels herstelde moeder in Amsterdam winkelen. Ook met vlag en wimpel slaagde ik voor het eindexamen. Toen wij op school werden gefeliciteerd met een handdruk door de leraren, die zich in een lange rij hadden opgesteld, ontliep ik één uitgestrekte hand, die van de Franse leraar ...Van die pestkoppen was ik bevrijd. Ik ging in Leiden rechten studeren en ontmoette daar mijn echtgenoot, die in ’51 zijn rechtenstudie voltooide. Mevrouw Van der Straaten - Ament
11
column
Jubeljaar? Een kwintet lustra in het kwadraat De school bestaat 625 jaar en menigeen heeft al verzonnen dat 625 te schrijven is als 54. Is dat bijzonder of niet? Kunnen wij dit jaar bijvoorbeeld beschouwen als een jubeljaar? Het jubeljaar kent zijn oorsprong in de Joodse traditie. Eens in de zeven jaar is er een sabbatsjaar: een jaar waarin het land niet bebouwd mag worden, er geen belasting wordt geïnd en men zich kan wijden aan studie en herstelwerkzaamheden. Het opvolgende jaar van het zevende sabbatsjaar is een heiligjaar. Met een ramshoorn (een yobêl) wordt afgekondigd dat alle schulden zijn kwijtgescholden en de slaven in vrijheid worden gesteld. Het jaar na zeven perioden van zeven jaar: 7 x 7 + 1 = 50. Dus om de 50 jaar mag er gejubeld worden. De rooms-katholieken namen dit min of meer over met heilige jaren, waarin iedere gelovige Romebezoeker volledige aflaat kreeg, mits die een onvoorstelbaar aantal kerkbezoeken pleegde. Het eerste heilige jaar was 1300. Het volgende zou pas 1400 zijn, want met volledige aflaat moest je niet al te scheutig zijn. Dat duurde paus Clemens VI allemaal wel erg lang en hij besloot de cyclus terug te brengen tot 50 jaar. Daarom was 1350 ook een heilig jaar. Urbanus VI vreesde op die manier nooit een heilig jaar mee te maken en hij voelde zijn einde naderen in 1389 (!) In dat jaar kondigde hij af dat het volgend jaar al heilig zou zijn en dat de cyclus bekort werd naar 33 jaar (het leven van Jezus). Urbanus heeft het niet meer meegemaakt en zijn cyclus hield het ook niet vol. Precies één keer namelijk. Daarna zou het weer 50 jaar zijn, maar dat werd uiteindelijk (vanaf 1450) 25 jaar. Een enkele keer kon men die 33 jaar toch niet laten, waardoor 1933 en 1983 ook heilige jaren werden.
12
Laten we het erop houden dat wij ons vijfentwintigste jubeljaar vieren of ons 125ste lustrum. Lustrum komt (waarschijnlijk) van lustrare = reinigen. Het jaar van de schone lei zullen we maar zeggen. Eigenlijk zou ons gymnasium perioden van zes jaar moeten vieren, althans dat is mijn idee. Als we het zittenblijven nu eens afschaffen, dan maakt iedere leerling zo’n feest precies één keer mee. We moeten nog een mooie naam voor zo’n zesjaarsfeest verzinnen, maar ik houd het voorlopig even op hexetos. Kijk eens hoe mooi alles past: zes jaar van zes perioden van zes weken. Eeuwig zonde natuurlijk dat we (als laatste school) de zesdaagse werkweek hebben afgeschaft. Daar kunnen we misschien op terugkomen. Per dag zijn er gewoonlijk 8 lesuren, maar die duren drie kwartier en 8 x ¾ = 6 klokuur. De zes wordt ons symbool; een zesvlak, ook wel kubus genoemd, staat voor het blokken van de leerlingen. De school is een bijenkorf, waar kennis als honing wordt gekoesterd en opgeslagen in zeshoekige vakjes door zespotige beestjes. Als een leraar 36 dienstjaren vol maakt op onze school, dan zal haar of zijn portret worden opgehangen in de aula. Eens in de 216 jaar worden op de langste dag, 21 juni (21-6), alle onvoldoendes kwijtgescholden en opgehoogd tot zessen. Mevrouw Kwint verandert haar naam in Sekt. Ook het cursusjaar 2037-38 wordt een feestjaar, want dan bestaat de school 648 jaar (= ½ x 64) en ik verheug me nu al op het Jaar van het Beest: in de cursus 2055-56. Reken zelf maar na! Ik ga mijn zesde hexetos niet meemaken, want in 2020 stop ik. Dat is mooi, want ik ‘ben’ van 1987. Just Bent docent wiskunde
lustrum 2015
Uitnodiging Viering van het 125e Lustrum 5 en 6 juni 2015 Prinsenhof 3, Haarlem Het lustrum biedt de ultieme gelegenheid tot een hereniging met uw oud-klasgenoten, waarmee u jarenlang lief en leed hebt gedeeld op de middelbare school. Wij als commissie stellen dit weerzien centraal tijdens deze 125-ste viering en zullen alles in het werk stellen om dit zo goed mogelijk te faciliteren. De informele aftrap van het lustrum vindt plaats op vrijdagavond 5 juni tijdens een zogenaamde StedX-bijeenkomst, waar een aantal succesvolle oud-leerlingen (waaronder Job Cohen) in korte tijd uiteen zal zetten wat hun schooltijd betekend heeft voor hun latere carrière. Op zaterdagochtend zal de huidige toneelgroep van de school een speciaal voor het lustrum bewerkte versie van het stuk Alice in Wonderland opvoeren. De officiële opening van het lustrum vindt plaats op zaterdagmiddag, waarna de rest van de activiteiten zich rondom de school zullen afspelen. U kunt onder andere lessen volgen van een van de huidige leraren, er is een gefaciliteerde lunch en een borrel, en uiteraard is er volop gelegenheid om bij te praten met uw oude vrienden en klasgenoten. Het lustrum wordt afgesloten met een feest in het Patronaat. Wij hopen van harte u te mogen verwelkomen op het Prinsenhof op 6 juni. Namens het lustrumbestuur, Jan van Ewijk (2005) – Praeses Sebastian Capel (1993) – Quaestor Juliet Jonkers (2002) – Ab-Actis Hein Bierman (1985) Sophie De Weerd (2003) Dirk De Bruijne (2000) Tim Jacobs (2005)
Contact Email:
[email protected] Twitter: @lustrum125 Facebook: facebook.com/stedelijklustrum Website: www.inaeternum.nl
13
lustrum 2015 Lustrumprogramma voor alle oud-leerlingen van het Stedelijk Gymnasium Haarlem Op 6 Juni 2015 zal het 125-ste Lustrum plaatsvinden. Daarmee viert de school haar 625-ste verjaardag. Wij hopen natuurlijk dat er zo veel mogelijk oud-leerlingen naar de reünie komen.
Programma vrijdagavond 5 juni 20.00 uur - STedX In navolging van de populaire TedX-lezingen zullen oud-leerlingen vertellen over de impact die het Stedelijk Gymnasium op de rest van hun leven heeft gehad.
Programma zaterdag 6 juni 12.00 uur - Toneelstuk in het Patronaat De toneelgroep van de school zal onder leiding van toneellerares Linde van Tienen Alice in Wonderland opvoeren. 13.00 uur - Inloop met lunch 14.00 uur - Officiële opening van het 125e lustrum Na de lunch zal de reünie officieel geopend worden door de rector en het bestuur. 14.30 uur – Lessen + ontmoeting Vergeten hoe het ook alweer zat met de Unie van Atrecht? Fris je middelbare schoolkennis op en kijk hoe je favoriete leraar of lerares van toen het ervan afbrengt. 16.00 uur – Borrel Na de lessen kun je bijkomen van de intensieve kennisvergaring en wordt er geborreld. 18.00 uur - Eten op eigen gelegenheid Het bestuur heeft ervoor gekozen om alle oud-leerlingen op eigen gelegenheid te laten eten. Reserveer dus snel een tafel voor je hele eindexamenjaar (of een selecte groep vrienden) bij uw favoriete restaurant in Haarlem. 20.00 uur - Feest in het Patronaat Na de festiviteiten op en rondom de school is er een eindfeest in het Patronaat. Kaarten kunnen gekocht worden via www.inaeternum.nl De prijzen zijn: Vrijdagavond: Gratis Zaterdag|: Toneel: €5, Middag: €35, Avond: €30, Passe-partout: €55
14
lustrum 2015
Lustrum 2010
15
klassieke citaten
Klassieke citaten Van Dijk: ‘Dopen? Dat is een kindje net zo lang onder water houden tot het katholiek is.’ Ouwerkerk: ‘Weet iemand het antwoord?’ Leerling: ‘ja ja ja ja ja!’ Ouwerkerk: ‘Tjonge ik heb nog nooit iemand een orgasme horen krijgen van een natuurkundeopgave.’ Weiler tegen een aantal meisjes die bij het raam verpozen: ‘Ga toch eens weg bij dat raam! Daar kunnen jullie later nog genoeg achter staan.’ Riet: ‘Sommige stoffen zijn vernoemd naar een bekend chemicus. Rietsuiker bijvoorbeeld.’ De Waard (terwijl ze haar kopje koffie leegdrinkt): ‘Vinden jullie het erg als ik een kopje koffie drink? Ik heb namelijk koffie nodig voor mijn dagelijkse dosis cocaïne.’ Wiener tegen meisjes bij het raam: ‘Weg bij het raam, pas op voor jullie reputatie!’ Krimp vertaalt wat Pyramus en Thisbe door de muur tegen elkaar fluisterden: ‘Vervelende shitmuur, waarom sta jij ons, geliefden, zo in de weg?’
Er staat een beeld in de gang ... 16
Interview Merijn de Boer
‘Ik ging me opeens als een bejaarde kakker kleden’
I
k neem aan dat ik in die vier jaren dat ik les van hem heb gehad ook wel ben onderwezen in het Engels, maar ik herinner me toch eerst en vooral zijn verhalen over zeilen, uilen, zijn kinderen, Winnie-the-Pooh, schaken en het drinken van whisky.’
Er zullen weinig leerlingen zijn die een uitgebreid epistel schrijven over hun docent. Een spottend briefje, hooguit, stiekem doorgegeven tijdens een saaie les (‘Moet je zijn kleren zien!’), of een beschouwing in de schoolkrant. Maar een heel boek? Merijn de Boer (1982) deed het. Bovenstaand fragment komt uit ‘Meneer Wiener’, een boekje dat hij in 2013 schreef, twaalf jaar na zijn eindexamen. Merijn: ‘Nou ja, boekje… Het telt zes pagina’s. Eerder een kort portret, van Lodewijk als leraar.’ De verschijning vierden ze op de drukkerij waar het boekje gemaakt was. ‘Wiener las het voor en zei na afloop dat het een mooi werk was geworden, maar dat er twee onjuistheden instonden. Ik was te lief geweest, én ik had geschiedvervalsing toegepast, met betrekking tot de vrouwen in zijn leven – hij was teleurgesteld dat ik niets had geschreven over de leerlingen die hij had veroverd.’ Lodewijk Wiener is niet de enige oud-leraar met wie Merijn nog contact heeft. Ook Mieke Tillema spreekt hij regelmatig. ‘Zij is degene die ervoor gezorgd heeft dat ik van literatuur ben gaan houden. En dat ik ben gaan schrijven. Ze gaf ontzettend enthousiast les, en gaf me het gevoel dat mijn verhalen de moeite waard waren, door ze voor te lezen in de klas.' Pas in de vijfde kreeg hij voor het eerst Neder-
lands van haar. 'Nadat ik was blijven zitten. Tot die tijd boeide school me eigenlijk vrij weinig: ik voetbalde bij HFC, was vooral daarmee bezig. En met meisjes. Ik ben blijven zitten omdat ik in de vijfde iets had met een meisje van het Sancta Maria. Ik was zo verliefd dat ik verder niets meer interessant vond en alleen nog maar enen haalde. Maar dat ik een jaar moest doubleren pakte eigenlijk heel goed uit: ik werd veel serieuzer, ging veel lezen en haalde hoge cijfers.’ Hij werd zelfs zo serieus dat hij met jaargenoot Thierry Baudet een briefwisseling begon. Per fax. 'Heel pretentieuze brieven schreven we elkaar, over literatuur, meisjes en filosofie. Ontzettend hoogdravend, maar toen voelde het heel intellectueel. Ik ging me opeens ook als een bejaarde kakker kleden, met brogues en ribfluwelen broeken.’ Voor de schoolkrant schreef Merijn niet. 'Wel heb ik een paar keer meegedaan aan de gedichtenwedstrijd. Een keer werd een strofe uit mijn gedicht zelfs de titel van de bundel: “Het hemels zingen van ervaren nachtegalen.” Daar was ik enorm trots op.' Naast Mieke Tillema had ook Merijns oudere broer Duco (eindexamen Stedelijk ’91) invloed op zijn literaire ontwikkeling. Die gaf hem een abonnement op het literaire tijdschrift Tirade en voor zijn zestiende verjaardag de roman Bij nader inzien van J.J.Voskuil, over een vriendengroep die Nederlands studeerde. ‘Dat werd echt mijn lijfboek. Ik zette het ook op de leeslijst voor mijn eindexamen, een boek van meer dan 1200 pagina's. Daarna ging ik zelf Nederlands studeren, met toren-
17
18
Interview Merijn de Boer hoge verwachtingen. De eerste maanden van mijn studie was ik nogal teleurgesteld, het was anno 2001 toch wel wat anders dan Voskuil beschreven had. Ik ben nog even Rechten gaan studeren maar ik heb uiteindelijk mijn Nederlands-studie wel afgemaakt. Nu werk ik als redacteur bij Van Oorschot, de uitgeverij waar onder anderen Voskuil wordt uitgegeven. Zo is de cirkel mooi rond.' Na zijn studie was Merijn zeven jaar lang redacteur van Tirade. Ook heeft hij twee boeken geschreven: de verhalenbundel Nestvlieders (2011, bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs) en de roman De Nacht (2014), die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Momenteel werkt hij aan een nieuwe roman, thuis in Haarlem. Daar woont hij samen met vriendin Sabrina en kat Plumeau. 'Tegenover landgoed Elswout,. Ik schrijf met uitzicht over het weiland. Sabrina is altijd de eerste aan wie ik mijn manuscript laat lezen.' Is Sabrina toevallig ook het meisje van het Sancta door wie hij in de vijfde bleef zitten? 'Nee, die relatie heeft geen stand gehouden. En we kennen elkaar ook niet van het Stedelijk... Wat wel grappig is: ik woon nu om de hoek van het ouderlijk huis van Quirine Butter. Met haar zat ik in de klas en met haar zoende ik altijd op schoolfeestjes. Ik fiets nu dagelijks langs het grindpad voor haar huis waar we altijd stonden te tongen.' Zijn vriendin kent hij weliswaar niet uit zijn Stedelijk-tijd, maar zijn twee beste vrienden wel: Derk-Jan Boogerd (die altijd op waterschoentjes naar school ging) en Aart van der Made. 'Met Aart ben ik nog eens bij Bonno van Dijk in diens huisje in Twente op bezoek geweest. Zaten we daar 's avonds samen Grolsch te drinken en Monopoly te spelen,
tot Aart en Bonno ruzie kregen. Geschiedenis was een van mijn lievelingsvakken, en Bonno een van mijn favoriete docenten. Als hij in de deuropening van lokaal 4 stond en ik kwam aanlopen, riep hij keihard “Boer!” door de gang.' Niet met alle docenten kon Merijn het even goed vinden. 'Alwin Schuurman stuurde me er bij gym altijd uit als we dansles kregen, want ik weigerde consequent om te dansen. Dan hoorde ik via-via dat Alwin in de docentenvergadering daarover had geklaagd, waarop Bonno had uitgeroepen: "Het is godverdomme volkomen terecht dat die jongen niet wil dansen!”’ Ook met tekenleraar Herman Spilker kwam het een keer tot een aanvaring. 'In Rome. Omdat ik in de vijfde was blijven zitten, had ik het geluk dat ik twee keer op Romereis mocht. Die tweede keer ben ik bijna naar huis gestuurd. Met Govert van Hasselt ben ik op een avond wat gaan drinken in de bar van een hotel waar we met de klas toevallig langsliepen. We hebben een paar uur lang bier besteld op een willekeurig kamernummer. We raakten in gesprek met een zakenman, die ons op sleeptouw nam in het Italiaanse nachtleven, en uiteindelijk meenam naar een Romeins bordeel. Wij hadden de nacht van ons leven, maar in het hotel ontstond nogal wat paniek omdat we kwijt waren. Spilker was woest toen we de volgende ochtend pas kwamen opdagen en de hele klas nog wakker bleek te zijn, omdat ze zo bezorgd waren. Hij heeft onze ouders gebeld en het scheelde niet veel of we waren op het eerste vliegtuig naar huis gezet. Maar we mochten blijven, op voorwaarde dat we ons de rest van de week voorbeeldig zouden gedragen.' Wordt het op de komende Stedelijk-reünie tijd voor nieuwe wilde avonturen? 'Ik zou graag komen, maar dan zijn Sabrina en ik op huwelijksreis...' Gemma Venhuizen 19
interview Dirk Slagter
De loopbaan van een veelzijdige biologiedocent in vogelvlucht
H
et is dinsdag 13 januari, een druilerige dag. Iets verlaat betreed ik lokaal 44. Daar schijnt wel de zon. Met een vriendelijke lach accepteert Dirk Slagter mijn verontschuldigingen. We gaan zitten aan één van de kleine tafeltjes van het prachtige moderne biologielokaal. Na wat gesproken te hebben over koetjes en kalfjes vraag ik Slagter naar zijn werkhistorie. Die bedraagt nu al zo’n 40 jaar, waarvan 37 jaar als docent biologie. ‘Op een dag belde mijn neef Dick Mantel (red.: wiskundeleraar). De toenmalige rector, Ger Smit, had dringend een biologiedocent nodig, bevoegd of onbevoegd maakte niets uit. Aangezien ik nog studeerde twijfelde ik, maar mijn toenmalige vriendin, nu vrouw, overtuigde me in te gaan op het aanbod. Zo begon mijn loopbaan op het Stedelijk Gymnasium te Haarlem.’ ‘Over mijn eerste lesuur als docent ooit valt niets speciaals of geks te melden voor jouw artikel,’ lacht Slagter, ‘dat ging gewoon goed en dat was fijn. Na de middelbare school heb ik PABO gedaan, dus ik wist hoe het was om voor een groep te staan. Dat betekent overigens niet dat ik het nooit moeilijk heb gehad voor de klas. Gedurende de eerste tien jaar in het onderwijs heb ik ook op andere scholen les gegeven. Ik ben ook even helemaal weggeweest van het Stedelijk. In ’87 ben ik, zal ik maar
20
zeggen, teruggekocht door het Stedelijk. Die terugkomst was moeilijk. Vooral de zesdeklassers probeerden mij zó uit. Het was ongekend druk tijdens mijn lessen. Gelukkig kwam dat vrij snel weer helemaal goed.’ Er is in 37 jaar veel veranderd in het onderwijs, al is dit op het Stedelijk minder te merken. ‘Het studiehuis, de tweede fase, daar deed het Stedelijk eigen amper aan mee. We hebben dat indertijd zo low key mogelijk ingevoerd. En gelukkig maar, want later zijn al die regelingen allemaal weer teruggedraaid. Het Stedelijk trekt zich eigenlijk nog steeds weinig aan van wat de minister zegt. Ook de leerlingen zijn weinig veranderd. Ze zijn wat gebekter. Alles moet bediscussieerd worden tegenwoordig. Ik doe daar echter niet aan mee en dat accepteren de leerlingen.’ Wat wel veranderd is op het Stedelijk, is de relaties tussen de docenten. ‘Vroeger bepaalde de gevestigde orde alles. Als je een andere mening had over een leerling als jonge docent werd die niet of nauwelijks gehoord. Ook werd er alleen maar over intellectuele zaken gesproken. Alleen Dick Mantel had het af en toe over voetbal. Dat is wel veranderd. Docenten werken meer samen en zijn er voor elkaar. Ook praat men tegenwoordig
interview Dirk Slagter over alles. We zijn veel meer mens geworden.’ ‘Ook het biologieonderwijs is behoorlijk veranderd, qua inhoud. Ten goede, vind ik. Waar klassieke zaken zoals ordening en systematiek eerst heel belangrijk waren zijn die onderwerpen nu bijna verdwenen. Er komen steeds meer onderwerpen bij en genetica en immunologie zijn veel belangrijker. Ik vind dat een goede zaak. Ook het gebruik van Powerpoint en Engelstalige Youtube-filmpjes tijdens lessen zijn nu heel gewoon en dat is goed.’ Een verandering waar Slagter minder enthousiast over is is de afschaffing van de zaterdag. ‘Het rendement van een negende lesuur is erg laag. Ook was de zaterdag een soort van gemeenschappelijke vijand en was het rustig op school zo zonder de eerste klassen.’
Gedurende zijn 37 jaar op het Stedelijk heeft Slagter vele docenten zien komen en gaan. Hij heeft veel beleefd in en buiten de klas. Leuk, leerzaam, maar ook gênánt. ‘Mijn meest gênánte moment als docent is een verhaal dat elke leerling die ik les heb gegeven wel kent.Voor een les voortplanting moest ik soms een torso meenemen naar een klaslokaal aan de andere kant van de school. Op een dag verloor ik onderweg de piemel. In het vervolg stopte ik, als ik de torso weer moest vervoeren, het piemeltje in m’n zak om te voorkomen dat ik die onderweg zou verliezen. Op een dag, tegen het einde van een lesuur voortplanting zei ik: “zo, zal ik nu de piemel uit mijn zak halen?” Ik heb daarna geen les meer kunnengeven, iedereen moest zo hard lachen.’
Dirk Slagter geeft les met de torso
21
interview Dirk Slagter
Iedere docent heeft zijn eigen stijl en heeft andere kwaliteiten. Toch zijn sommige docenten succesvoller voor de klas dan anderen. Roel Russchen (red.: Duits) is een docent die uitblinkt, vindt Slagter. ‘Als mens is hij heel beschouwend en integer. Volgens mij zijn zijn lessen perfect. Hij doordenkt alles van tevoren. Hij is zichzelf, speelt voor de klas geen rol, maar is er voor de leerlingen. Ook heeft hij veel goede ideeën. Zo gebruikt hij een Duitse serie die door leerlingen zo wordt gewaardeerd, dat ze hem voor Sinterklaas vragen. Hij bereikt kinderen echt. Bewonderenswaardig.’ Toch probeert Slagter niet om aspecten van de lessen van Russchen in zijn lessen op te nemen. Wel heeft hij adviezen ter harte genomen, die hij ook graag meegeeft aan huidige en toekomstige docenten. ‘Probeer het gevoel te hebben dat je legaal voor de klas staat.
Als jij weet waarom je iets vertelt, komt dit heel anders over dan als je voor de klas staat met een houding van “we zien wel wat men ervan vindt”. Een ander advies is de “regel van Kegel”. Kegel was een oud plaatsvervangend rector en klassieke talen-docent. Zij advies was: “per kwartaal in een klas niet meer dan één keer je stem verheffen.” Daar heb ik me aardig aan gehouden. Alleen als een klas na een kwartier nog steeds druk was, verhief ik mijn stem.’ Na een mooie loopbaan in het onderwijs is het voor Slagter nu bijna tijd om van zijn pensioen te gaan genieten.Vervelen zal hij zich zeker niet. Zo wil hij aquarellen maken voor een versie in kleur van zijn boek ‘Winterflora bomen en struiken’. Ook heeft hij een paar maanden geleden een kleinkind gekregen, waar hij straks nóg meer van kan genieten. Maurine van Mourik
Winnaars In Aeternum-prijzen 2015 Tijdens de avond van het Open Podium op 13 februari 2015 zijn de winnaars van de jaarlijkse In Aeternum-prijzen bekend gemaakt. Het betreft Hesce Mourits die financieel gesteund wordt voor de organisatie van een repetitieweekend van het schoolorkest. Verder krijgt Roald Tenkink een bijdrage in de kosten voor het maken van een film op school en over school. Ten slotte ontvangt het Team SGH een bedrag voor de aanschaf van eigen gereedschap, dat gebruikt wordt voor het maken van een voertuig, waarmee aan de Shell Ecomarathon wordt meegedaan. Lex Weiler
22
Het In Aeternum Fonds Het In Aeternum Fonds (afgekort met IAF) is in 1989 opgericht door oud-leerlingen van het Stedelijk Gymnasium Haarlem die iets terug wilden geven aan de school. Het doel van het fonds is om ieder jaar verschillende prijzen in de vorm van geldbedragen uit te reiken aan leerlingen met originele ideeën, zodat zij op hun eigen manier kunnen bijdragen aan het leuker maken van de school. De afgelopen jaren liep het IAF helaas niet zoals verwacht. Het fonds raakte minder bekend onder de leerlingen en er kwamen dan ook weinig inzendingen binnen. Daarom zijn er twee jaar geleden brainstormsessies georganiseerd onder leiding van Sebastiaan Voorn en Marcel Hummelink. Samen met leerlingen uit bestaande teams binnen de school, zoals het Amicitia Iuncti, de Model United Nations en TeamSGH, en met andere leerlingen, zijn ze op zoek gegaan naar succesvolle manieren om het IAF weer nieuw leven in te blazen. De uitkomsten hiervan waren dat het fonds zichtbaarder moest zijn, dat het doel van het fonds duidelijker moest worden, dat er meer mogelijkheden moesten komen om prijzen uit te reiken en dat er een leerlingencommissie in het leven geroepen moest worden om het een en ander te begeleiden. De naamsbekendheid van het fonds is de afgelopen twee jaar zeker verbeterd. De leerlingen van het Stedelijk worden tegenwoordig goed over het fonds geïnformeerd via de website van de school, e-mail en social media.
Ze worden constant op de hoogte gehouden van de activiteiten van het IAF en wanneer de prijsuitreikingen plaatsvinden. Het fonds wordt langzamerhand weer een begrip binnen de school. Het IAF heeft nu twee jaar een leerlingencommissie, bestaande uit zes leerlingen uit de jaarlagen drie, vier en vijf. Zij hebben besloten dat er twee prijs-mogelijkheden moesten komen: een wensprijs en een nominatieprijs. De wensprijs wordt uitgedeeld aan het meest originele ingezonden idee. Via de nominatieprijs kan een leerling of leraar een andere leerling nomineren voor zijn of haar bijzondere talent. Afgelopen jaar zijn er verschillende projecten begonnen met hulp van het In Aeternum Fonds. Zo is er een jaarboekcommissie opgericht die zich bezighoudt met het in elkaar zetten en drukken van een jaarboek voor alle leerlingen van het Stedelijk. Ook wordt er op dit moment hard gewerkt aan het renoveren van een oud opslaghok, dat een spiksplinternieuwe oefenruimte wordt voor muziekleerlingen en de schoolband. 2014 was een succesvol jaar voor het IAF. Dit jaar hopen we opnieuw veel nieuwe, interessante wensen en nominaties binnen te krijgen en uiteraard de leukste(n) te belonen met een prijs. Tess de Vries, voorzitter leerlingencommissie IAF www.facebook.com/inaeternumfonds
23
In Aeternum Mirabile Lectu wordt vanaf volgend jaar alleen nog digitaal verstuurd Geef alstublieft een mailadres door aan
[email protected] Colofon Redactie Jan Pieter van Lierop (eindexamen 1986) Annemieke de Groot (eindexamen 1993) Sebastiaan Capel (eindexamen 1993) Maurine van Mourik (eindexamen 2001) Simon Nak (eindexamen 2003) Gemma Venhuizen (eindexamen 2003) Lex Weiler (docent klassieke talen) Vormgeving Inger Loopstra Druk Ferry Lammers IAML verschijnt ook digitaal op www.stedelijkgymnasiumhaarlem.nl We stappen over op een digitale versie. Stuur alstublieft uw email-adres door aan de administratie van de school.
Stedelijk Gymnasium Prinsenhof 3, 2011 TR Haarlem Telefoon 023-5125353 (receptie) E-mail:
[email protected] www.stedelijkgymnasiumhaarlem.nl/pages/5leerlingen/inAeternum.html IBAN: NL46 INGB 0002 3046 88