MEMO
aan
leden van de gemeenteraad
van
C. Wielenga
kopie aan
datum
B&W
4 februari 2010
onderwerp
uitnodiging diverse activiteiten zaterdag 13 februari 2010 Geachte leden van de gemeenteraad, Op zaterdag 13 februari aanstaande vinden er verschillende activiteiten plaats in de gemeente waarvoor u hartelijk wordt uitgenodigd door het college van B&W. 10.00 uur hoogstambomen planten langs wandelpad Postweide Vrijwilligers gaan samen met wethouder De Peuter hoogstamfruitbomen planten langs het wandelpad aan de buitenzijde van Postweide in Woudrichem. De vrijwilligers hebben zich ook aangemeld om het onderhoud van de bomen op zich te nemen. Om 9.30 uur is er een kopje koffie in ‘t Rondeel en daarna gaat het gezelschap lopend naar de plantlocatie. 11.30 uur ingebruikname schaakbord Almkerk Tegenover ’t Verlaat in Almkerk is een jeu de boulesbaan aangelegd, die nu wordt aangevuld met een groot schaakbord. Het schaakbord wordt door de wethouders Bergsma en De Peuter in gebruik genomen om 11.30 uur. 10.30 uur - 16.00 uur workshop Graffiti bij MCD Woudrichem Jongeren van 13 jaar en ouder uit de gemeente Woudrichem gaan onder leiding van graffitikunstenaar Ruud Visser de houten panelen voor de ramen van panden bij de MCD opfleuren met graffiti. Thema is: Toekomst! ‘s Morgens wordt in de kantine van het gemeentehuis eerst een ontwerp gemaakt en na de lunch gaan de jongelui buiten aan de slag om het ontwerp over te brengen op de houten panelen. Om 15 uur komt de pers een kijkje nemen en zijn ook burgemeester Petter en wethouder Röell aanwezig om de jongeren aan te moedigen. Het is een initiatief van de gemeente en van stichting De Vleet de MCD en Van Schijndel Bouwgroep. Het college van B&W hoopt u te ontmoeten op zaterdag 13 februari aanstaande bij deze activiteiten. Vriendelijke groet, Claran Wielenga
vinden. Ook zal er voor betrokkenen een informatiebijeenkomst worden georganiseerd over de gevolgen van de Waterwet.
Wabo & Omgevingsvergunning
NIEUWSBRIEF WABO NR 3 – 1 FEBRUARI 2010
WORDT DIT JAAR DE WABO INGEVOERD? NOG STEEDS IS DIT NIET DUIDELIJK, MAAR ONZE VOORBEREIDING GAAT WELDEGELIJK DOOR!
STAND VAN ZAKEN De invoering van de Wabo staat nog steeds vastgesteld op 3 maanden na publicatie van de benodigde wetgeving in het Staatsblad. Vooralsnog blijft 1 juli 2010 de richtdatum, maar er zijn nog diverse knelpunten die moeten worden opgelost. Op dit moment wordt een projectopdracht opgesteld om op dit terrein samen te werken met de drie gemeenten. WAAR STAAN WIJ IN HET PROCES? De Wabo projectgroep heeft onlangs Fase 2 (de inventarisatiefase) afgerond en is al ver in Fase 3 (vaststellen gewenste situatie). Deze fase hopen we begin februari te kunnen afronden. Het daadwerkelijk invullen van het veranderplan (Fase 4) is mede afhankelijk van de definitieve vorm waarin de wet en zijn voorwaarden zal worden gegoten. De werkprocessen en –instructies voor de FrontOffice worden nu beschreven. De stroomschema’s en werkinstructies voor de Back-Office zullen reeds staan in het aan te schaffen systeem en zullen na aanschaf worden aangepast op onze eigen situatie. Daarnaast wordt er gesproken over de functie van de accountmanager die zal worden ingesteld. OPLEIDING Oktober vorig jaar hebben de betrokkenen een intensieve cursus gehad over wat de wet inhoudt en waar we de diverse regelgeving kunnen
WATERWET De Waterwet is per 22 december 2009 ingevoerd en houdt in dat iedere gemeente een zogenaamd Waterloket moet hebben waar de burger en bedrijven terecht kunnen voor hun vragen over (indirecte) lozingen, keur, etc. Voor onze kleine gemeenten is het zeker praktisch om de invulling daarvan te laten aansluiten bij de invoering van het omgevingsloket. Op dit moment gaan we na welke werkzaamheden we hiervoor moeten verrichten en hoe we dit kunnen vormgeven. De advisering en het opstellen van de beschikkingen zullen in ieder geval bij het Waterschap blijven. ICT Om de aanvragen te kunnen inzien en te voorzien van advies, is er een landelijke voorziening ingesteld: het zogenaamde Omgevingsloketonline. We hebben ons hier voor aangemeld en de projectgroepleden maken zich zelf wegwijs in het programma. Zodra bekend is wanneer de omgevingsvergunning wordt ingevoerd en het Omgevingsloket uit zijn testomgeving zal worden gehaald, zullen ook de overige gebruikers training krijgen. Op dit moment zijn er gesprekken gaande met mogelijke leveranciers voor het registratiesysteem. We stellen een Programma van Eisen op waaraan het systeem moet voldoen. Daarin is het essentieel dat de vele koppelingen worden meegenomen, als GBA, BAG, milieumodule, etc. WIL JE MEER WETEN? Meer informatie kun je vinden op intranet. Voor de medewerkers van Woudrichem onder “Regelingen/Wabo” en voor Aalburg onder “Visie en Beleid/Wabo”. Ook zal bij de werkoverleggen van alle afdelingen een lid van de projectgroep aansluiten om toelichting te geven. Uiteraard kun je ons ook zelf benaderen. Voor de volledigheid, dat zijn: Alette Barel, Bert Hooijmaijers, Edwin Kamsteeg, Joyce Lubbers, Tonnie Muijen, Emiel Knoop, Aline van Opdurp, Gerrit Verweij, Mirjam van der Vlies, Dick van de Water, Pim Bouman, Mia Groenenberg, Gerda Jansse van Noordwijk, Eric Smulders en François Meijdam. De volgende Nieuwsbrief zal verschijnen wanneer er meer bekend is over de invoeringsdatum en welke stappen we dan gaan ondernemen. Tot dan!
Programmabureau West-Brabant Postbus 5000 4700 KA Roosendaal Tel: 0165 – 579 257 Fax: 0165 – 579 338 e-mail:
[email protected] Internet: www.west-brabant.eu
Uw kenmerk Ons kenmerk Betreft CC
: : : :
FS/edb/2010014 Beantwoording vragen raden WB Griffiers West-Brabant Colleges van B&W in West-Brabant Adjudanten
Datum Contactpersoon Telefoonnummer Bijlagen
: : : :
02-02-2010 F. Schriever 06 - 55102704 1
Geachte raadsleden in West-Brabant, Zoals bij u bekend zijn wij bezig met de stroomlijning van de samenwerking in West-Brabant en het ontwikkelen van de Gemeenschappelijke Regeling. Eind 2009 is het voorstel in uw College van B&W besproken en geagendeerd voor een raadscommissie of raadsvergadering. De behandeling staat in de meeste raden en raadscommissies gepland in februari 2010. U had de mogelijkheid om in januari schriftelijk vragen te stellen aan de projectleider Fred Schriever, in samenspraak met uw griffier. Een aantal fracties in West-Brabant heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Bijgaand treft u de gestelde vragen en de betreffende beantwoording. Ook de fracties die geen vragen hebben gesteld ontvangen deze brief en beantwoording ter informatie zodat iedereen over dezelfde gegevens beschikt. Deze vragenronde staat los van het geven van uw zienswijze, zoals verzocht in het voorstel. Nadat de zienswijze van de 19 gemeenteraden zijn ontvangen zullen deze – zo mogelijk – worden verwerkt. Tevens zullen alle overige onderwerpen verder worden uitgewerkt met de bedoeling in het najaar van 2010 uw college en uw gemeenteraad een definitief en compleet (inclusief uitgewerkte financiële gevolgen) voorstel voor te leggen. Op dat moment zal aan uw gemeenteraad gevraagd worden de “Verklaring van geen bezwaar” goed te keuren. Voor eventuele nadere vragen kunt u contact opnemen met de projectleider Stroomlijning Samenwerking, drs. Fred Schriever (tel. 0655102704, e-mail-adres
[email protected] ). Ik verzoek u ook om hem te (doen) informeren over het resultaat van de behandeling in uw gemeenteraad of raadscommissie. Met vriendelijke groet,
P.A.C.M. van der Velden, voorzitter Bestuurlijke Regiegroep West-Brabant
VRAGEN VAN RAADSLEDEN INZAKE STROOMLIJNINGSVOORSTELLEN
Baarle – Nassau, CDA. Vraag: Worden de kosten van de huidige gemeenschappelijke regelingen één op één t.b.v. de nieuwe gemeenschappelijke regeling overgenomen? Antwoord: Het is de bedoeling dat de nieuwe gemeenschappelijke regeling 10% efficiënter moet kunnen gaan werken dan de optelsom van de huidige gemeenschappelijke regelingen. Dit is op de bijeenkomst van de raadsleden op 6 oktober 2009 door de heer Van der Velden medegedeeld en is als opdracht meegegeven aan de projectleider. Dit heeft uiteraard alleen betrekking op de apparaatskosten en niet op de programmakosten. Het totaal van gemeentelijke bijdragen aan de huidige samenwerkingsverbanden voor de apparaatskosten bedraagt ongeveer 2,8 miljoen euro. De apparaatskosten voor de nieuwe organisatie zullen dus 10% lager moeten worden.
Woensdrecht, D66. Vraag: Welke bestuurslaag valt er nu weg? Antwoord: Er valt geen bestuurslaag weg en er komt geen bestuurslaag bij. De huidige Bestuurlijke Regie Groep ( BRG ) wordt omgezet in het Algemeen Bestuur van de nieuwe regeling en de huidige portefeuillehoudersoverleggen worden omgezet in Bestuurscommissies. Doordat de voorzitters van de Bestuurscommissies zullen worden uitgenodigd deel te nemen aan de beraadslagingen van het Algemeen Bestuur ( wat nu niet het geval is ) mag verwacht worden dat er een betere horizontale en verticale afstemming komt tussen de verschillende beleidsvelden. Dat zal leiden tot een kwaliteitsverbetering en tot efficiency-voordelen. Vraag: Waar blijft de democratische besluitvorming? Antwoord: Aan de democratische besluitvorming wordt niet getornd. De wet schrijft voor dat het bij Gemeenschappelijke Regelingen altijd om indirecte vertegenwoordiging gaat. Rechtstreekse verkiezingen mogen niet. Daarnaast is het zo dat het Bestuur van de nieuwe Gemeenschappelijke Regeling geen besluiten kan nemen die juridisch bindend zijn voor de deelnemers. Elke gemeenteraad neemt zelf de besluiten voor haar gemeente en zal op de normale manier het college van B&W opdrachten kunnen geven en ter verantwoording kunnen roepen. Ook de inbreng van een gemeente in het regionale overleg kan door een Gemeenteraad via de vertegenwoordigers van die gemeente in het Bestuur en/of Bestuurscommissies worden bepaald.
Woensdrecht, CDA. Vraag: Hoe worden de raadsleden in de toekomst tijdig op een actieve participatieve manier geïnformeerd? Antwoord: De raadsleden worden op verschillende manieren en op verschillende momenten betrokken bij de regionale samenwerking. In de eerste plaats zal de raadsleden een advies worden gevraagd over de Strategische Agenda. In de tweede plaats zullen er minimaal twee maal per jaar bijeenkomsten voor alle raadsleden worden georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn enerzijds bedoeld om informatie te geven over de voortgang van regionale agendapunten en anderzijds om meningen van raadsleden te vragen over regionale aangelegenheden. In de derde plaats zal er een informatiemodel worden ontwikkeld waardoor alle raadsleden tijdig en op hetzelfde moment dezelfde informatie krijgen.
2
Tenslotte staat het natuurlijk elk raadslid vrij om op elk moment het college van B&W aan te spreken op regionale kwesties en zo nodig het college daarover een raadsuitspraak mee te geven. Vraag: Hoe wordt voorkomen dat er sprake zal zijn van een te langzaam werkende inspraak en deelname vanuit de raden? Antwoord: Ten dele is het antwoord hierop gegeven op de vorige vraag. Belangrijker hiervoor is dat elke raad met het college daarover afspraken maakt. Zo is voorstelbaar dat op elke raadsagenda het onderwerp Regionale Aangelegenheden staat en dat de raad op dat moment haar mening kan geven over actuele kwesties.
Vraag: Gaat het in deze GR alleen over de gezamenlijke strategische agenda of meer? Antwoord: Het gaat om de strategische agenda en om bestaande samenwerkingsverbanden ( zie ook het antwoord op de volgende vraag ). Vraag: Welke huidige samenwerkingsverbanden worden er in deze GR ondergebracht? Antwoord: De samenwerkingsverbanden die worden ondergebracht in de nieuwe GR zijn: - Convenant West-Brabantse Vergadering - Kleinschalig Collectief Vervoer ( KCV ) - Gebiedsgerichte Aanpak ( GGA ) Breda - Gebiedsgerichte Aanpak ( GGA ) Westelijk West-Brabant - Milieu & Afval Regio Breda ( MARB ) - Regiobureau Breda - Loopbaancentrum - Sociaal-Economische Samenwerking ( SES ) West-Brabant Vraag: Hoe worden andere huidige samenwerkingsverbanden in deze GR ondergebracht? Antwoord: Het is niet de bedoeling dat, naast de hierboven genoemde, nog andere huidige samenwerkingsverbanden in de nieuwe GR worden ondergebracht. Voor het merendeel van de samenwerkingsverbanden die wel in de nieuwe GR worden ondergebracht, worden Bestuurscommissies ingesteld. Die Bestuurscommissies vervangen de huidige portefeuillehoudersoverleggen. Vraag: Wat gebeurt er met de huidige samenwerkingsverbanden, die niet het hele gebied bestrijken? Antwoord: Voor zover het gaat om de hierboven genoemde, worden ze opgenomen in de GR. Vervolgens bepalen de gemeenten zelf of zij wel of niet aan een samenwerkingsverband willen deelnemen. Indien een gemeente besluit om in een Bestuurscommissie niet te participeren, betaalt die gemeente ook geen bijdrage aan de kosten van die Bestuurscommissie. Wel is het zo dat de genoemde bestaande regelingen worden opgeheven en als een gemeente, die wel deel uit maakt van zo’n regeling en niet toetreedt tot de overeenkomstige bestuurscommissie, dat die gemeente met de daarvoor gebruikelijke uittredingskosten te maken krijgt. Eén en ander is in de WGR en de regeling zelf geregeld.
Halderberge, Progressief Halderberge. Vraag: Waarom moet zo nodig integraliteit en meer samenhang in beleid en uitvoering worden aangebracht? Dat is toch juist de essentie van het bestaansrecht van een gemeente: dat je onder democratische controle ( en richtinggeven ) een eigen gemeentelijk beleid kunt ontwikkelen?
3
Antwoord: Aan het ontwikkelen van een eigen gemeentelijk beleid zal op geen enkele wijze worden getornd. Er zijn echter onderwerpen die de reikwijdte van een individuele gemeente te boven gaan en dan is het in het belang van de betrokken gemeenten om dat met andere gemeenten af te stemmen. Voorbeelden hiervan uit de West-Brabantse praktijk zijn economische ontwikkeling en ruimtelijke ontwikkeling. Omdat echter deze twee beleidsterreinen onderling de nodige raakvlakken hebben is het weer in het belang van diezelfde gemeenten dat hier samenhang in zit en dat het integraal wordt ontwikkeld. Vraag: Prima die contacten met “Brussel” en Antwerpen/Rotterdam. Maar is West-Brabant niet wat te klein en kan in veel gevallen de provincie niet een krachtige ( r ) rol spelen? Antwoord: West-Brabant heeft circa 700.000 inwoners en heeft een sterke en forse economie. Mede daardoor wordt de regio door de genoemde contacten als volwaardig gesprekspartner beschouwd. Zelfs in die mate dat Rotterdam recentelijk te kennen heeft gegeven het overleg met West-Brabant minstens net zo belangrijk te vinden als het overleg dat Rotterdam heeft met de andere drie grote steden in ons land. In veel gevallen kan de provincie geen krachtige ( r ) rol spelen omdat het meestal gaat om gemeentelijke taken en omdat de provincie haar energie gelijkelijk moet verdelen over de verschillende regio’s. Het gebeurt echter in specifieke situaties wel, maar het zou wat ongebruikelijk zijn als de provincie bijvoorbeeld namens de regio het overleg met Antwerpen en Rotterdam zou voeren. Vraag: In het nieuwe Bestuur komen de voorzitters van de “bestuurscommissies”. Wie en wat zijn dat? Antwoord: De bestuurscommissies komen in de plaats van de huidige portefeuillehoudersoverleggen. Elke bestuurscommissie kiest uit haar midden een voorzitter. Dat is dus altijd een portefeuillehouder uit één van de gemeenten. Vraag: Hoezo krijgen de gemeenteraden ADVIESRECHT? Waarom geen beslissingsrecht? Antwoord: Elke gemeenteraad houdt onverkort de volledige bevoegdheid om te beslissen over de inbreng van die gemeente bij regionale aangelegenheden. Als de gemeenteraden gezamenlijk een besluit zouden nemen over een regionale kwestie, dan is dat in feite een besluit waar elke gemeente aan gebonden is. Op die manier wordt een nieuwe bestuurslaag geïntroduceerd en dat is nu precies wat we niet beogen. Op de nu voorgestelde wijze worden de belangen van alle gemeenten gediend, zonder dat een gemeente moet inleveren op het terrein van haar eigen bevoegdheden. De gemeente beslist zelf of zij de regionale adviezen wel of niet wil volgen. Vraag: Wat gebeurt er met het REWIN? Waarom blijft dat buiten schot? Antwoord: Het REWIN blijft buiten schot omdat dat geen samenwerkingsverband van gemeenten is. Het is een NV en heeft daardoor een heel andere status dan de andere samenwerkingsverbanden die op publiekrechtelijke basis zijn gestoeld. Vraag: Daar komt de efficiencywinst alweer om de hoek kijken. Als het waar is ( en dat moet nog maar blijken ) becijfer dat dan.
Antwoord: In de nadere uitwerking van de organisatie zullen de kosten worden vastgesteld. Dan zal ook blijken of de taakstelling van 10% besparing gerealiseerd zal worden en op welke wijze. Deze becijfering zal onderdeel uitmaken van de voorstellen die in het najaar voor de definitieve besluitvorming worden aangeboden.
Roosendaal, VVD. Vraag: In hoeverre is het advies van de Gemeenteraden over de Strategische Agenda bindend?
4
Antwoord: Dat advies is niet bindend. In antwoord op één van de hierboven staande vragen uit de gemeente Halderberge is uitgelegd dat het zou leiden tot een extra bestuurslaag als dit advies bindend zou zijn. Vraag: De verantwoording in de richting van de gemeenteraden is nmm niet helder geregeld. Wat b.v. als de gemeenteraad van een gemeente niet instemt. Gaat dat onderdeel niet door ( veto ) of wordt gehandeld naar democratisch principe? Antwoord: Als de gemeenteraad van een gemeente ergens niet mee instemt zal dat worden meegegeven aan de vertegenwoordiger van die gemeente in het regionale overleg. In dat regionale overleg wordt gehandeld volgens het democratische principe. Dat laat onverlet dat geen enkele gemeente kan worden gedwongen iets te doen waar die gemeente zelf niets voor voelt. Het beslissingsrecht over eigen gemeentelijke aangelegenheden wordt dus niet aangetast.
Moerdijk, Onafhankelijk Moerdijk. Vraag: De naamgeving alleen al. Het gaat om een gemeenschappelijke regeling. Noem daar een duidelijke naam voor. Geen West-Brabantse Vergadering in ieder geval. Antwoord: Deze opmerking wordt meegenomen in de verdere behandeling en de naam zal nog eens expliciet aan de orde worden gesteld. Vraag: art. 7.: ad 2: andere verdeelsleutel: ¾ Antwoord: Ook deze opmerking zal in de verdere uitwerking worden meegenomen. Vraag: art.8: wat wordt onder deelnemende gemeenten verstaan? Gemeenteraden? Dan moet dat ook geschreven worden. Antwoord: Hier wordt bedoeld: gemeenteraden en colleges van B&W. Vraag: art. 9:lid 2: wat t.a.v. de andere regelingen en zaken anders dan de strategische visie/agenda? Antwoord: Alle overige zaken kunnen worden overgedragen aan bestuurscommissies of andere door het bestuur ingestelde commissies. Vraag: art.10 onder b: hoe regel je dan de opvolging? Gaat hiermee niet tegelijk kennis verloren en wordt het tegenspel tegen de zittende grotere gemeenten niet verzwakt? Antwoord: De opvolging regel je door uit de West-Brabantse Vergadering twee andere vertegenwoordigers van overige gemeenten aan te wijzen. Omdat deze al in de WestBrabantse Vergadering zitten zullen zij goed op de hoogte zijn van de lopende zaken. Er gaat dus geen kennis verloren. Om dezelfde reden zal het tegenspel tegen de zittende grotere gemeenten niet verzwakt worden. Vraag: art. 16: zijn de vergaderingen van de West-Brabantse Vergadering openbaar? Antwoord: Volgens artikel 22, lid 3 van de Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen zijn de vergaderingen van het Algemeen Bestuur openbaar. Vraag: zijn de besluitenlijsten, agenda’s en stukken van de WBV openbaar? Antwoord: Dit is allemaal openbaar. ( zie art. 7, lid 4 ) Vraag: art. 17; begrijp ik het goed dat de bestuurscommissies de besturen van de
5
gemeenschappelijke regelingen vervangen? Antwoord: Dat is een juiste conclusie. Uiteraard geldt dat alleen voor de gemeenschappelijke regelingen die worden opgenomen in deze nieuwe gemeenschappelijke regeling. Vraag: art. 21: kunnen leden van gemeenteraden informatie opvragen bij de WBV? Antwoord: Dat kan inderdaad en is geregeld in art. 19, lid 1. Vraag: art. 26; Waarom wordt hier niet een secretaris/algemeen directeur benoemd zoals bij de gemeenten? Dit is een extra kostenpost die niet nodig is. Antwoord: Om de positie van de Ambtelijke Regiegroep binnen de WBV te verankeren wordt de voorzitter daarvan secretaris van de WBV. Aan deze functie wordt geen honorarium toegekend. Voor de feitelijke leiding van de ambtelijke organisatie wordt wellicht een Algemeen-Directeur aangesteld. Dat is echter nog niet definitief beslist en zal in de nadere uitwerking worden meegenomen. Om die reden staat ook in art. 26, lid 1: Het DB kan benoemen. Er is in elk geval geen extra kostenpost. Vraag: art. 35: welke rol ligt hier voor de gemeenteraad? De raad is toch degene die bepaalt? Antwoord: Volgens artikel 1, lid 2 en lid 3 van de Wet op de gemeenschappelijke Regelingen heeft het College van B&W toestemming nodig van de gemeenteraad om tot wijzigingen of uittreding te besluiten. Vraag: algemeen: de samenbundeling van de gemeenschappelijke regelingen die er nu zijn dient tot kostenvoordelen te leiden, zeker als het gaat om secretariaten, administraties etc.. Is hiervoor een taakstelling aangewezen? Antwoord: De stroomlijning heeft een taakstelling meegekregen van 10% besparing op de apparaatskosten. Dit omvat de in de vraag genoemde voorbeelden. Vraag: Kernpunt: met betrekking tot de strategische visie/agenda heeft de gemeenteraad alleen maar een adviserende rol. Met andere woorden de inbreng van de raad wordt duidelijk op afstand gezet. Zo zeer zelfs dat de kaderstellende rol van de raad wordt aangetast. Immers de raad is slechts adviserend. Waarom is hiervoor gekozen? Waarom is niet gekozen voor een andere structuur Antwoord: De gemeenteraad behoudt het volledige recht te beslissen over de strategische agenda/visie voor de eigen gemeente. Daar wordt dus niets aan afgedaan. Er wordt dus ook niet getornd aan de kaderstellende rol van de raad. De adviserende rol is uitsluitend gericht op de regionale strategische visie/agenda. Hier is voor gekozen om daarmee te voorkomen dat een regionaal orgaan besluiten neemt die juridisch afdwingbaar zijn bij de deelnemende gemeenten. Vraag: men spreekt van een nieuwe gemeenschappelijke regeling, maar de rol van de raad is hiermee volledig weggepoetst in zijn kaderstellende rol, in zijn controlerende rol. Antwoord: Zoals in het antwoord op de vorige vraag is aangegeven verandert er niets aan de kaderstellende en controlerende rol van de raad. De bestaande relaties tussen de raad en het college van B&W en tussen de raad en individuele leden van het college van B&W blijven onaangetast en ook de bevoegdheden van de gemeentelijke organen blijven zoals ze nu zijn. Moerdijk, PvdA. Vraag: Waarom is het openbaar lichaam en daarmee de rechtspersoonlijkheid in deze regeling nodig?
6
Antwoord: Dat is nodig omdat de regelingen die opgaan in de nieuwe gemeenschappelijke regeling in veel gevallen besluiten moeten nemen die juridische gevolgen hebben, zoals het verstrekken van subsidies ( KCV ) of het aangaan van verplichtingen met derden ( GGA, SES ). Vraag: Waar zit nu of in de toekomst de winst op het terrein van de “bestuurlijke drukte “( los van de eventuele winst m.b.t. een betere afstemming ); waar zal de eventuele personele winst zitten en wat is het verschil tussen de bestaande en de nieuwe structuur? Antwoord: Door de ambtelijke ondersteuning in één organisatie onder te brengen en door bestuurlijk samenhang aan te brengen ( bestuurscommissievoorzitters bij het algemeen bestuur ) zal er naar verwachting een proces op gang komen dat leidt tot een efficiëntere en kwalitatief betere besluitvorming. Tevens zal de bundeling van de vele bestaande portefeuillehoudersoverleggen in een beperkter aantal bestuurscommissies leiden tot minder vergaderen. Door deze vergaderingen te concentreren op één middag zal er minder reistijd mee gepaard gaan. De personele winst zal ( op termijn ) voortvloeien uit de bundeling van de ambtelijke ondersteuning. Het grote verschil tussen bestaande en nieuwe structuur is dat het nu afzonderlijke entiteiten zijn die ieder een eigen koers varen en nauwelijks onderlinge relaties hebben, terwijl er op vele terreinen raakvlakken zijn. In de nieuwe structuur zullen die raakvlakken leiden tot een meer integrale benadering omdat men elkaar meer treft en de raakvlakken dus ook sneller inzichtelijk worden. Vraag: Worden de gemeenteraden volgend op de terreinen van de strategische visie en niet leidend en wat zijn de gevolgen als een raad zijn eigen beleid niet wil aanpassen aan de strategische visie van de WBV en wordt er daardoor indirect toch niet getornd aan de bevoegdheden van de raad? Antwoord: De gemeenteraad behoudt het volledige recht zijn eigen strategische visie te ontwikkelen. Uit het regionale overleg zou moeten blijken dat het in het belang van een gemeente is om hun beleid af te stemmen op het gezamenlijke regionale beleid. Als een gemeenteraad van oordeel is dat daar geen sprake van is, dan is er geen enkel juridisch middel om die gemeente op andere gedachten te brengen, Een gemeenteraad heeft de verantwoordelijkheid het gemeentelijke belang voorop te stellen en uiteraard gaat de samenwerking er vanuit dat het gezamenlijke belang ook het belang van de individuele gemeenten bevordert. Er is en komt echter geen enkel instrument om een gemeente een besluit op te leggen. Vraag: Kunnen de doelstellingen van de regeling SMART worden geformuleerd zodat er een goede evaluatie kan plaats vinden? Antwoord: Dit zal in de nadere uitwerking worden meegenomen.
7
Verslag van de deskundigenbijeenkomst burgerinitiatief Megastallen Nee, gehouden op 8 januari 2010 in het provinciehuis te Den Bosch, aanvang 9.30 uur
Voorzitter:
De heer R. Engelfriet
Notulen:
De heer M. Kunnen (Notuleerservice Nederland)
1.
Aftrap door commissaris van de koningin, inclusief introductie gespreksleider
Commissaris van de koningin Van de Donk opent de bijeenkomst om 9.35 uur en heet alle aanwezigen welkom. Het onderwerp megastallen zal volgens hem de komende jaren steeds aan de orde blijven. Hij hoopt dat er vandaag een open en toekomstgericht debat gevoerd zal worden. De opkomst is groter dan hij had durven hopen. Dat geeft aan dat het thema leeft. De bijeenkomst van vandaag is de laatste in een drieluik dat plaatsvindt als aanloop naar de vergadering van de Provinciale Staten waar aandacht aan het onderwerp wordt besteed. De heer Van de Donk is zelf op bezoek geweest bij twee stallen. In gesprekken tijdens die bezoeken bleek dat over veel zaken verschillende ideeën heersen, zoals over de betekenis van het begrip ‘duurzaamheid’. Voor de kwestie zijn geen makkelijke oplossingen. Er moeten veel zaken tegelijk gewogen worden. Dit debat is voor een belangrijk deel een resultaat van het burgerinitiatief waarvoor 33.324 handtekeningen zijn opgehaald. Een werkgroep van de Provinciale Staten is inmiddels aan de slag gegaan met een verordening. Daaruit zijn onder andere de discussiethema’s van vandaag gedestilleerd. In debatten als deze worden volgens de heer Van de Donk vaak alleen beelden en vooroordelen uitgewisseld. Hij hoopt dat men vandaag goed naar elkaar luistert, met een open houding. Dat is een voorwaarde voor een succesvol debat. Voor de Statenleden is het lastig om in de besluitvorming met iedereen rekening te houden. Daarom komen vandaag deskundigen aan het woord. Daarbij is direct de vraag welke deskundigen eruit gehoord dienen te worden. Er zijn door verschillende partijen al oplossingen geformuleerd, terwijl men zich af kan vragen of het probleem al voldoende helder is. Het gaat om de vraag wat de legitimiteit van intensieve veeteelt op de langere termijn is. De heer Van de Donk is onder de indruk van de manier waarop het debat in de sector zelf wordt gevoerd. Het gaat voor een deel om grote bedrijven, maar ook voor een deel om familiebedrijven. De vraag is of het verstandig is om nu te handelen, terwijl er wellicht nog een onvoldoende duidelijk beeld is van de risico’s. Het belang van de ondernemers is echter ook in het geding. Het probleem leent zich niet voor simplificatie en makkelijke oplossingen op de korte termijn. Het debat van vandaag zou niet moeten worden beëindigd met een versterkte versie van het eigen gelijk. Er staat voor Brabant nogal wat op het spel de komende jaren; het gaat hier om een icoondossier. Het zou goed zijn als er straks, ook door buitenstaanders, wordt gezegd dat de kwestie in Brabant op een goede manier is aangepakt. De heer Van de Donk geeft het woord aan de heer Engelfriet. Hij wenst iedereen veel plezier, inspiratie en succes. De heer Engelfriet heet iedereen welkom. Hij is de voorzitter van de dag en zal mensen gevraagd en ongevraagd om hun mening vragen. Eerder is men in Eersel en Uden bij elkaar geweest. Toen hebben de Statenleden alleen geluisterd. Ze zijn er vandaag vooral om vragen te stellen, niet om partijpolitiek te bedrijven of de eigen mening te benadrukken. Bij elk thema komen eerst twee deskundigen aan bod. Zij nemen vervolgens zitting in een panel waar een extra deskundige aansluit voor een dialoog met de zaal. De PowerPointpresentaties die gebruikt worden, zullen komen te staan op de website www.brabant.nl/burgerinitiatief.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 1 van 13
2. Thema economie
De heer Gé Backus werkt bij het Landbouw Economisch Instituut (LEI) al 25 jaar aan dit onderwerp. Hij gaat het hebben over de economie van de varkenshouderij. Hij zal soms ongemakkelijke vragen opwerpen en ook taboes aan de orde stellen. Voor de consument zijn smaak, gezondheid en betaalbaarheid zeer belangrijke waarden als het gaat om voedsel. Zaken als milieuvriendelijkheid en diervriendelijkheid zijn daar ondergeschikt aan. Tegenwoordig bedragen de kosten voor voedsel nog maar 11% van het inkomen, vroeger was dat veel meer. Mensen maken 200 keuzes per dag op het gebied van voedsel. 85% van die keuzes maakt men uit gewoonte. Uit deze cijfers kan echter niet worden afgeleid dat de consument niet zou willen betalen voor een milieu- en diervriendelijker product. Veel mensen moeten simpelweg gewoon goed op de kleintjes letten, anderen zijn onzeker over het effect van een verandering van het aankoopgedrag. Voor veebedrijven is de voerwinst een belangrijk aspect. Deze winst is al lange tijd behoorlijk constant. De vaste kosten worden voor de boeren echter steeds hoger, bijvoorbeeld door het bouwen van milieuvriendelijke stallen. In de zeugenhouderij kan men 15% meer per big krijgen als men een goede kwaliteit biggen levert, en in voldoende aantallen. In de vleesvarkenshouderij is dat maar 3%. In de vleesvarkenshouderij is het lastiger om rendabel te orden door een betere kwaliteit en kwantiteit. Bedrijven worden groter en de kostprijs wordt hoger. Vervolgens moet er daarom weer schaalvergroting plaatsvinden, waardoor de kostprijs weer hoger wordt. Zeugenhouderijen zullen de komende tien jaar doorgroeien of stoppen, andere opties zijn er niet. Verbouw is duurder dan nieuwbouw. Veel bedrijven zijn financieel niet in staat om door te groeien. De afgelopen twintig jaar is er veel bereikt. De kwaliteit van het grondwater en de ammoniakemissie zijn structureel verbeterd. Er zijn alternatieve houderijsystemen gekomen en er is sprake van een moderne en efficiënte bedrijfsvoering. Toch zijn de zorgen en problemen niet weg. De burger vindt de moderne bedrijfsvoering in strijd met de zorg voor het dier. Daarnaast vindt men grote stallen onwenselijk. Men moet eerst ambitieus worden en mooie stallen gaan bouwen, in de geest van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. Productie en consumptie moeten met elkaar verbonden worden. De consument staat centraal, maar de retail heeft de sleutel in handen. Daarnaast moet men de bestaande sturingsfilosofie loslaten: regels die niet op elkaar afgestemd zijn, leiden vaak tot symboolpolitiek. Overheden moeten niet zeggen dat ze niets kunnen doen. Via quotumbeleid en bestemmingsplanbeleid heeft men immers al een zeer grote invloed. De heer Jan Douwe van der Ploeg wil vooral de vraag stellen of in de varkenshouderij een transitie mogelijk is. Kan ze zich aanpassen aan de nieuwe maatschappelijke en economische omstandigheden? Het competitieve vermogen van de Nederlandse intensieve varkenshouderij binnen het mondiale voedselsysteem is beperkt. In Brazilië worden veel varkens gehouden. Daar is voedsel voor de dieren dichtbij, er is ruimte en er is sprake van een grote thuismarkt. Ook is men daar in technologisch opzicht erg ver. In Nederland is men afhankelijk van internationale voervoorziening. Arbeid in Nederland is duur en de veterinaire druk is hoog. Daarnaast zorgt mestafzet voor hoge kosten. Deze zaken maken de sector bijzonder inflexibel. Door de internationale crisis is duidelijk geworden dat de voedselmarkt turbulent is. In de landbouw geldt dat vooral megabedrijven in de knoei komen bij economische crises. Vroeger konden in Nederland kosten worden afgewenteld op de sociale omgeving, het milieu en de toekomst. Hierdoor ontstond er stankoverlast, verkeersoverlast en een neerwaartse druk op het vestigingsklimaat. Het bood echter ook werkgelegenheid en inkomen. De balans tussen deze effecten verslechtert momenteel eerder dan dat ze verbetert. De werkgelegenheid neemt niet toe en het inkomen is niet hoog. De kosten zijn dat wel. Met de afbouw van het antibioticabeleid kan er gevaar ontstaan voor de volksgezondheid.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 2 van 13
Dat moet meegenomen worden in de afwegingen op het gebied van de balans in de regionale economie. Deze observaties betekenen dat het continueren van de varkenshouderij zoals die nu is, niet erg waarschijnlijk is. Het roept de vraag op of een transitie mogelijk is. Wellicht is de sector zo in de eigen routine gevangen dat een dergelijke omslag niet mogelijk is. De recente geschiedenis stemt niet tot optimisme; de varkenshouderij heeft de afgelopen decennia allerlei oplossingen voor problemen gedemonteerd. Steeds zijn verregaande veranderingen tegengehouden. Er zijn wel pioniers in de sector die erin slagen om hun productie op een meer duurzame manier te organiseren, maar dat zijn er zeer weinig. Er is een voorstel gedaan voor varkensflats. Dat lost geen problemen op. De sector is gebaseerd op een aantal structurele problemen die nu steeds meer gaan knellen: import van mineralen en export van goedkope bulkproducten. De sector is geconcentreerd in een heel dichtbevolkt gebied, dat botst met belangen en behoeftes van de bevolking. De sector is in afnemende mate competitief. Voor de huidige varkenshouderij is er weinig toekomst. Dat is een harde en pijnlijke conclusie. Met megastallen kan men de situatie niet het hoofd bieden. De provincie moet niet investeren in ontwikkelingen die bijdragen aan imagoschade. Discussie met de zaal
Een Statenlid vraagt hoeveel procent van de productie is bestemd voor Nederland en Duitsland, de lokale markt dus. De heer Van der Ploeg schat dat 20% in Nederland wordt geconsumeerd. Ook wordt veel vlees geïmporteerd. Hij ontkracht de mythe dat ons varkensvlees gebruikt wordt voor de productie van parmaham. Panellid de heer Geert Wilms van Landbouw Innovatie Brabant (LIB), denkt dat 80% van de productie afgezet wordt op ten hoogste 500 km vanaf Brabant.
Een ander Statenlid vraagt zich af hoe de consument bewogen kan worden om meer voor vlees te betalen. Volgens de heer Backus is dat niet gemakkelijk, maar zijn er wel mogelijkheden. Slechts 15% van de mensen doet het nu al. Onder de 85% van degenen die nog geen ‘duurzaam geproduceerd’ vlees kopen, zijn veel mensen die dat niet doen omdat ze niet zeker zijn van de effecten die dat heeft. Een Statenlid vraagt zich af of soja duurder zal worden. Daarnaast wil hij weten of de zeugenhouderij wel toekomst heeft. Volgens de heer Backus wordt de prijs van soja inderdaad hoger. De soja is echter niet per se nodig, want varkens kunnen in principe ook toe met voedsel uit Europa. De situatie bij de pluimveehouderij ligt anders. Voor die diercategorie is soja nagenoeg onontbeerlijk. De heer Wilms geeft aan dat uit recent onderzoek blijkt dat het agrobusinesscomplex in Brabant 10% van de economie bedraagt. De varkenshouderij is daar een onderdeel van. In 1997 waren er in Brabant ruim 6,5 miljoen varkens. In 2003 was het aantal 4,7 miljoen, nu is het weer gestegen tot 5,4 miljoen. Over de laatste vijftien jaar is er dus sprake van een forse verlaging. In het jaar 2000 waren er nog vijfduizend bedrijven in Brabant (met intensieve veehouderij). In 2008 was dat aantal nog maar drieduizend. Tweeduizend van die bedrijven zijn gespecialiseerd. Die bedrijven hebben samen 90% van de dieren. Het aantal bedrijven zal de komende tijd verder afnemen. Een Statenlid vraagt zich af waarom er sprake is van schaalvergroting, terwijl we dat met zijn allen niet willen. Volgens de heer Backus komt het door economische wetmatigheden, maar ook door de manier waarop eisen worden gesteld aan bedrijven. Naar aanleiding van regelgeving moet men investeren. Dat kunnen alleen de grote bedrijven. Volgens de heer Backus zal men in Europa niet meer vlees gaan eten en kan men op dit gebied zelfvoorzienend zijn.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 3 van 13
Een Statenlid wil weten hoeveel mensen er in het agrobusinesscomplex werken. Daarnaast informeert hij op welke manier verminderd antibioticagebruik kan leiden tot meer ziektes bij mensen. De heer Wilms geeft aan dat het om ongeveer 100.000 arbeidsplaatsen gaat in het hele complex. In de intensieve veehouderij werken 30.000 mensen. Het aantal arbeidsplaatsen daalt tot en met 2020 met circa 25%, bij eenzelfde (iets groeiende) Togevoegde Waarde betekent dat een geweldige productiviteitsstijging. De heer Van der Ploeg stelt dat het antibioticagebruik vooral is bedoeld om de stress van dieren te verminderen. Die stress hangt samen met de huisvesting en de manier van voeren. De weerbaarheid en robuustheid van dieren is eruit gefokt. De veestapel is kwetsbaar, daarom is antibiotica nodig. Er zijn vormen van resistentie ontstaan. Daarbij kan gedacht worden aan MRSA. In andere landen is het gebruik van antibiotica al eerder teruggedrongen. De kans wordt daarmee groter dan er ziektes de kop opsteken die overgedragen kunnen worden op mensen. Een Statenlid meent dat de transitiestrategie altijd de schaalvergroting is geweest. De vraag is of er niet een heel klein aantal bedrijven over zal blijven. Hij wil ook weten of er met het vrijgeven van de productierechten meer productie naar Brabant is gekomen. Hij ziet niet hoe er een duidelijkere link tussen consumptie en productie kan komen. Volgens de heer Van der Ploeg loopt de schaalvergroting momenteel dood. Bij transitie gaat het om een weg naar een nieuwe ontwikkelingsroute. De vraag is of de productie niet veel meer geografisch gespreid moet worden. De zeugenhouderij veronderstelt een hoge mate van vakmanschap. Vleeshouderij kan wellicht op andere plekken beter gebeuren. Volgens de heer Wilms is al een groot aantal bedrijven anders gaan produceren, hij noemt daarbij als voorbeeld het”De Hove Agro Milieukeur” concept waar al 100 varkensbedrijven bij aan zijn gesloten. Het aantal dieren in Brabant is afgenomen tot het jaar 2003 en stijgt sinds dat jaar geleidelijk. In geheel Nederland volgt het aantal dieren ook die lijn. De verhouding van het aantal varkens en kippen tussen Nederland en Noord-Brabant verandert niet veel (dat gaat over veranderingen van enkel procenten de laatste 10 jaren). De heer Backus meent dat er mogelijkheden zijn om consumptie en productie met elkaar te verbinden. Met kleine investeringen kan al veel gebeuren. Er is veel concurrentie tussen retailers. Men concurreert op prijs. Sommige retailers hebben wel veertig leveranciers voor vlees. De overheid kan door vormgeving van mededingingsbeleid invloed uitoefenen op incentivestructuren, zodat de retailers duurzamer gaan inkopen. De heer Van der Ploeg denkt dat ook gestuurd kan worden via ruimtelijke ordening. Volgens de heer Backus is er enige jaren geleden een poging gedaan om een maatschappelijke baten- en lastenanalyse van de intensieve veehouderij te maken. Daarbij werd met de gezondheid van burgers weinig rekening gehouden. Dat is ook erg lastig, want er is geen rekenmethode voor. Een aanwezige meent dat de bedrijven vijf keer zo groot worden, want 80% van de bedrijven verdwijnt terwijl het aantal dieren gelijk blijft. Volgens de heer Backus zullen in 2013 veel bedrijven verdwijnen, want dan komen er nieuwe eisen aan bedrijven. De heer Van der Ploeg meent dat in het algemeen geldt dat bedrijven veel groter worden. Er ontstaan echter ook steeds meer kleine bedrijven. Een aanwezige vraagt aandacht voor de schade die de recreatiesector ondervindt. De heer Van der Ploeg onderschrijft dat er veel schade is. In de modellen wordt dat niet meegenomen.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 4 van 13
Een aanwezige vraagt om een overzicht van de kosten die de overheid maakt voor allerlei maatregelen, bijvoorbeeld milieumaatregelen, investeringen voor stallen, gezondheidszorg, ruimingskosten en groenblauwe diensten. Ze zou daar graag een overzicht van krijgen. Burgers betalen er namelijk op die manier aan mee. Volgens de heer Backus is die vraag op onderdelen al beantwoord in meerdere rapporten. Het plaatje is echter waarschijnlijk nog niet volledig. Volgens een aanwezige zijn weilanden een catastrofe voor CO2-verwerking, omdat ze de stof nauwelijks opnemen. Volgens hem moet er veel meer plantaardig eiwit geproduceerd worden, omdat de vleesproductie op de langere termijn niet op dit niveau kan blijven. Voedsel in Brazilië produceren en vervoeren naar Nederland, waarna het vlees weer wordt geëxporteerd, lijkt hem onlogisch. Volgens de heer Backus is de kip wat betreft eiwitproductie tien keer zo productief als het rund. Minder dierlijk eiwit produceren is wellicht niet mogelijk, daar heeft Nederland namelijk geen invloed op. Het vervoeren van soja per schip is volgens hem wat betreft energieverbruik niet problematisch. De heer Wilms stelt dat er een nieuw optimum aan het ontstaan is wat betreft de grootte van de bedrijven. Er zijn veel bedrijven met 2 tot 3 fte’s: het gezinsbedrijf plus. De heer Van der Ploeg wijst er op dat er nog zeer veel gras op de wereld staat. Koeien moeten dat opeten. Er is niets zo schadelijk wat betreft CO2-emissie als het scheuren van grasland. Als de Chinezen meer gaan eten, dan moeten ze dat eten zelf produceren. De toekomstige overwegingen zullen niet meer gedicteerd worden door de routines van gisteren en eergisteren. Hij wenst de Statenleden veel sterkte bij het nemen van het besluit. Korte koffiepauze 3. Thema dierhuisvesting
De heer Karel de Greef is werkzaam als dierwetenschapper aan de Wageningen Universiteit. Hij geeft aan dat er in meerdere provincies over dit thema gepraat wordt. Hij stelt dat een modaal varkens(gezins)bedrijf 450 zeugen heeft. Bij een megabedrijf gaat het om het drievoudige van dat aantal. Er is sprake van een autonome trend van schaalvergroting. Het modale bedrijf wordt steeds groter. Dat komt doordat men op de kostprijs georiënteerd is. Bij 90% van de varkenshouderij gaat het om een regulier en conventioneel bulkproduct. De verandering van huisvesting heeft effecten op dier, mens, milieu en omgeving. Voor het dier betekent nieuwe huisvesting een verbetering. De techniek en de regels zorgen voor steeds betere omstandigheden voor dieren. Huisvesting veroudert echter snel. Bij schaalvergroting wordt meer personeel aangenomen. Dat is een kans en een risicofactor voor het dier. Voor het milieu heeft schaalvergroting voordelen, bijvoorbeeld als er luchtwassers geplaatst worden. Schaalvergroting heeft ook invloed op de omgeving. Er vindt nu steeds meer concentratie van bedrijven plaats, in plaats van spreiding. Er zijn daarbij twee soorten problemen: plaatselijke en generieke. Lokaal gezien willen mensen geen grote varkensstal in hun buurt. Daarbij is er ook systeemkritiek. Men is tegen de manier waarop er wordt omgegaan met omgeving, milieu en dieren. Samen zorgen deze twee punten voor de actuele issues.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 5 van 13
In megastallen heeft een dier hetzelfde soort hok als in kleinere stallen. De omstandigheden zijn echter beter beheersbaar. Nieuwbouw is beter voor het dier. Veel medewerkers in megastallen zijn momenteel echter geen vakmensen, omdat het op dit moment om laagwaardige arbeid gaat. Dat brengt een risicofactor voor het dier met zich mee. Het probleem voor de omgeving is dat er op sommige plekken meerdere grote units bij elkaar staan. De omwonenden hebben daar pech. De kritiek heeft echter ook te maken met de manier waarop mensen graag zien dat er met dieren wordt omgegaan. Men wil graag goedkoop vlees eten, maar men wil ook ruime stallen voor de dieren. De vraag is wat het ideaalbeeld is. De pastorale idylle zijn we kwijt. Biologische vleesproductie is een schaamlap. Als er alleen nog biologische varkenshouderij zou zijn, dan zouden veel van de problemen waar men nu mee te maken heeft nog steeds bestaan. Diertechnisch gezien kennen megastallen plussen en minnen. Ze zijn voor het dierenwelzijn dus niet positief en niet negatief. Maatschappelijk gezien wijken ze echter ver van het ideaalbeeld af. Wat dat betreft is de ontwikkeling zeer negatief. Mevrouw Marijke de Jong geeft de visie van de Dierenbescherming op megastallen. Het kan daarbij om allerlei soorten gebouwen gaan, maar de massaliteit staat centraal. De Dierenbescherming staat een ethisch verantwoorde dierhouderij voor. De erkenning van de intrinsieke waarde van het dier is een belangrijk uitgangspunt. Het welzijn, de gezondheid en de integriteit van de dieren moeten gewaarborgd zijn. Het vakmanschap van de veehouder is daarvoor heel belangrijk. De Dierenbescherming is geen voorstander van megastallen. Het welzijn van de dieren wordt niet beter, terwijl dat aanvankelijk wel de mededeling was. Bedrijven houden zich aan minimale wetgeving en doen meestal niets meer dan dat. Bij de geldende wetgeving gaat het om Europese regels, die wat de Dierenbescherming betreft niet ver genoeg gaan. Ze helpen wel iets, maar minder min is nog geen plus. Het is in megastallen nauwelijks mogelijk om een uitloop naar buiten te realiseren. De minister wil met subsidieregelingen een verbetering van het dierenwelzijn stimuleren in megastallen. Veel van die regelingen zijn echter te vrijblijvend. De meerprijs voor dierenwelzijn moet uit de markt komen. De vraag is of consumenten meer voor diervriendelijk geproduceerd vlees willen gaan betalen. De mens-dierrelatie loopt in megastallen gevaar. In de megastal werkt vaak laaggekwalificeerd, zo goedkoop mogelijk personeel. Een goede relatie tussen veehouder en dier zorgt voor minder stress bij het dier en een hogere productie. Als in een megastal een ziekte ontstaat, moeten direct heel veel dieren geruimd worden. Er wordt gezegd dat er minder transport nodig is als er meer megabedrijven komen. Het meeste vervoer blijft echter nodig. Voor de meeste megabedrijven is een slachterij op het terrein namelijk niet rendabel. De Dierenbescherming maakt al een link van de productie naar de consument met haar keurmerk Beter Leven. De gezinsbedrijven moeten volgens de Dierenbescherming behouden blijven. De mens-dierrelatie moet in stand gehouden worden. Discussie met de zaal
In antwoord op de vraag van een Statenlid stelt de heer De Greef dat het ook in megastallen dieren naar de zin kan worden gemaakt. Als een boer vijf tot tien cent per kilo vlees meer krijgt, dan kan op dit gebied al tamelijk veel gebeuren. De markt vraagt daar echter bijna niet om. Er blijft vraag naar veel bulk, als de overheid dat niet verbiedt. De heer Mart Smolders is hoofd van het Proefbedrijf Sterksel en panellid. Hij denkt dat de uitdaging is om de integraliteit op te zoeken. Zo zou het varken op één plek kunnen mesten. Dat kan voor veel problemen een oplossing bieden. Dit is maar een voorbeeld. Hiervoor moet eerst het onderzoek gefaciliteerd worden om deze zaken in een ‘proof of principle’ concreet uit te werken en te ontwikkelen.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 6 van 13
Hierna zouden bedrijven die daarin vooruitstrevend zijn, eveneens moeten worden ondersteund. Een Statenlid vraagt of het zo kan zijn dat meer dierenwelzijn in stallen ervoor kan zorgen dat ziektes makkelijker worden overgedragen. Mevrouw De Jong meent dat er ook kan worden gevaccineerd. De Dierenbescherming wijst een systeem af, als het enkel realiseerbaar is ten koste van dierenwelzijn om de menselijke gezondheid te garanderen. Allerlei ziektes waren er altijd al. Nu vormen ze echter ineens een gevaar, door de grootschalige veehouderij. Volgens de heer Smolders kunnen allerlei nieuwe dingen gebeuren. Veel soorten stallen mogen echter nu niet gebouwd worden. Mevrouw De Jong meent dat de veehouders het zeker niet alleen kunnen. De voorlopers moeten geholpen worden, van binnen en buiten de sector. De heer De Greef meent dat veranderingen altijd van buiten moeten komen. Een transitie in het intensief produceren van vlees ziet hij niet gebeuren, hoewel er op dit gebied wel veel verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Mevrouw De Jong meent dat de mens-dierrelatie op bedrijven altijd nog aanwezig is. Dieren moeten nog steeds worden gevaccineerd en verplaatst. Daarbij vindt contact plaats. Er kan veel gedaan worden aan de vermindering van stress. Een gezinsbedrijf heeft volgens haar een omvang van ongeveer vier fte en liefst minder. Bij een dergelijke bedrijfsgrootte is sprake van voldoende contact tussen mens en dier. Een aanwezige gemeenteambtenaar meent dat het beeld van stallen als enorme blokkendozen niet klopt. Ook bestaande stallen gaan uitbreiden. De minister wil de problemen met ammoniak, fijnstof en stank samen met de sector oplossen. Wie in 2013 geen maatregelen heeft getroffen, moet de deuren sluiten. Die maatregelen zullen elk bedrijf veel geld gaan kosten. Het lijkt erop dat er daarbij niet veel geïnvesteerd hoeft te worden in dierenwelzijn, hoewel de dieren straks wel iets meer ruimte krijgen. De overheid zal daarop wel moeten gaan handhaven, als ze wil dat op dit gebied veranderingen worden doorgevoerd. Een andere aanwezige stelt dat onbekend onbemind maakt. Momenteel zijn er zichtstallen. Varkens worden zeer goed behandeld. Ze hoort graag hoe mevrouw De Jong denkt dat een megastal eruitziet. Een bezoekster stelt dat er in Brabant ideeën zijn voor varkensflats en dat er steeds meer geiten bijkomen. Geiten worden voortdurend zwanger gemaakt. Als ze vervolgens melk gaan geven, wordt er een abortus uitgevoerd. Ze vraagt zich af wat de Dierenbescherming vindt van de geitenhouderij. Volgens mevrouw De Jong zijn varkensflats niet meer aan de orde. Het verhaal over de geitenhouderij klopt volgens haar niet. Er worden wel geitjes en bokjes geboren. De bokjes worden vervolgens getransporteerd naar Spanje. Die situatie is echter niet heel schrijnend, andere problemen zijn groter. Een aanwezige stelt dat een varken zijn staart zou moeten houden. De dieren zouden zo goed behandeld moeten worden, dat ze niet in elkaars staart bijten. Dat doen ze namelijk uit verveling. De heren Smolders en De Greef zijn het met dat punt eens. Het zou mooi zijn als dat het resultaat zou zijn van verbeteringen. Een bezoekster denkt dat de regelgeving goed gehandhaafd moet worden. Sommige ondernemers krijgen wel subsidie voor luchtwassers, maar gebruiken ze niet. Inspecties worden altijd aangekondigd. Veel overlast is niet nodig als er gehandhaafd wordt. Ze hoort graag wat er aan gedaan wordt om dat te doen. De heer De Greef stelt dat boeren het lastig vinden om elkaar op zaken aan te spreken. Volgens hem zit het probleem in de puntbelastingen en zouden geen excessen (niet-naleving van regels) moeten worden toegelaten. De echte duurzaamheidsprestatie zie als je de emissie per eenheid product uitdrukt, maar de omgeving heeft natuurlijk last van de emissie per onderneming.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 7 van 13
Een Statenlid vraagt hoe de overheid zou kunnen bijdragen aan de wil van de consument om meer te betalen voor vlees. Volgens mevrouw De Jong hebben supermarkten veel macht. Zij bepalen wat er in de schappen ligt. Ze gaan steeds meer concurreren met elkaar wat betreft diervriendelijke producten. Lunch van 12.50 tot 13.32 uur. 4. Thema volksgezondheid/antibiotica
De heer Henk Jans werkt als arts bij het bureau Gezondheid Milieu en Veiligheid van de GGD’en Brabant en Zeeland. Hij was ook aanwezig bij de bijeenkomsten in Eersel en Uden. Volksgezondheid komt volgens hem meestal in beeld bij calamiteiten (zie Q-koorts, mond- en klauwzeer, varkenspest en vogelpest). De laatste twee jaar is het punt van de megastallen op de agenda gekomen naar aanleiding van het verschijnen van een aantal rapporten en metingen uit het veld, onder andere van het RIVM/Cib. Daarnaast zijn het de terechte zorgvragen van huisartsen en burgers die het onderwerp nadrukkelijker op de agenda hebben gezet. Het RIVM heeft duidelijk de kansen en bedreigingen van megastallen besproken. De belangrijkste belastende milieufactoren voor de omgeving zijn ammoniak, fijnstof, geurstoffen en een groot aantal verschillende diergerelateerde micro-organismen (o.a. bacteriën, virussen en parasieten). Het fijnstof afkomstig van deze bedrijven is anders dan het fijnstof afkomstig van verkeer. De deeltjes afkomstig van de stallen zijn groter. Een kleine fractie kan omschreven worden als bio-aerosolen. In de LOG’s zal de hoeveelheid fijnstof toenemen. De gezondheidseffecten die samenhangen met die belastende factoren zijn zijn het ontstaan van infectieziekten (zoönosen) en de gevolgen van blootstelling aan fijnstof en de geurbelasting en geurhinder. Er zijn zowel nationaal als internationaal maar weinig onderzoeken gedaan op dit gebied. Klachten die vaak gerapporteerd worden in deze onderzoeken zijn luchtwegklachten, irritatie aan de ogen, stress, hartkloppingen, hoofdpijn en longfunctiedaling. Schaalvergroting in de intensieve veehouderij zorgt voor een toename van gezondheidsrisico’s. Grotere aantallen dieren zorgen enerzijds voor een grotere vatbaarheid voor ziekten en anderzijds meer kans op directe en indirecte contacten, waardoor infecties langer rond circuleren. De kans op verspreiding van micro-organismen naar buiten via lucht en mest is daarmee ook groter. Er bestaat duidelijk een verband tussen zowel bedrijfsgrootte als toename van veedichtheid in gebieden en de kans op insleep en het voorkomen van zoönosen op een bedrijf. Risico’s voor omwonenden zijn daarbij niet uitgesloten. De kans en potentie om meer microorganismen via lucht en mest naar omgeving te verspreiden is groter, tenzij de afstand tussen bedrijven onderling en omwonenden groter is en er minder activiteit op en rond bedrijven plaatsvinden. Volgens het RIVM zou de afstand tussen bedrijven minstens 1 km moeten zijn. Het is onduidelijk en discutabel dat dierziekten bij schaalvergroting zijn te beheersen en te controleren. De heer Dick Heederik is werkzaam bij het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht. Volgens hem zijn, geur en stank, ammoniak, fijnstof en micro-organismen de zaken die invloed hebben op de menselijke gezondheid. Men realiseert zich te weinig wat de effecten zijn van de fijnstof die afkomstig is van de intensieve veehouderij. Men weet er ook nog behoorlijk weinig over de effecten op omwonenden. Over de effecten op eigenaren en werknemers van de bedrijven is wel veel bekend. Op dat materiaal kunnen risicoanalyses gebaseerd worden. Eigenaren worden steeds minder allergisch. Contact met dieren is wellicht juist goed voor het immuunsysteem. Er is echter weinig studie gedaan naar expositie in de omgeving van bedrijven. Kort gezegd, er zijn aanwijzingen dat omwonenden blootgesteld worden aan micro-organismen, maar men weet het niet zeker. Wellicht zijn er effecten op de longfunctie, maar daar zijn wel twijfels over.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 8 van 13
Op het gebied van infectieziekten is iets meer bekend. Het IRAS gaat daar zelf ook onderzoek naar doen. Op een aantal locaties in Brabant gaat men fijnstof, enkele microbiële agentia en endotoxinen meten. Bij dat onderzoek worden ook huisartsen betrokken. Momenteel worden er meetlocaties geselecteerd. In het vroege voorjaar starten de metingen. De uitkomsten zullen zeker niet eerder dan aan het eind van het jaar beschikbaar zijn. Discussie met de zaal
Een Statenlid wil graag de afstanden tussen de bedrijven nader gespecificeerd krijgen. De heer Jans stelt dat het RIVM heeft aangegeven dat wanneer de afstand tussen bedrijven 1 tot 2 km is de besmettingskans om andere bedrijven te infecteren nog altijd 1% tot 2% is. Ook bij ruimen wordt met deze afstand rekening gehouden. Over de afstand tot omwonenden kan tot nu toe weinig gezegd worden. Daar zal zeker op gelet moeten worden bij het vestigen van nieuwe bedrijven, evenals het in acht nemen van redelijke afstanden tot omwonenden. De heer Heederik geeft aan dat deze aantallen en cijfers enigszins onzeker zijn, want er is weinig bekend. Het gaat om een relatieve black box, zeker op het gebied van infectieziekten. Volgens de heer Jans speelt dit ook bij de vraag hoe groot bedrijven mogen worden. Het lijkt waarschijnlijk dat men met het vestigen van grotere bedrijven nieuwe probleemsituaties opzoekt. Dat geldt in veel mindere mate als er sprake is van een totaal gesloten bedrijfsvoering met een goed beheersmanagement. De heer Henk Roefs is varkenshouder en panellid. Hij heeft onlangs zijn bedrijf verhuisd en heeft daarbij bewust gekozen voor een plek die ver weg ligt van een intensief gebied. Zijn bedrijf is Specific Pathogen Free (SPF = vrij van een aantal specifieke ziektekiemen). Op basis van goed onderzoek kunnen ondernemers goede keuzes maken. Hij is dus blij met het onderzoek. De heer Dik Mevius is werkzaam bij het Centraal Veterinair Instituut (CVI). Ook hij is panellid. Deze discussie is volgens hem belangrijk, maar hij denkt dat ook vervoer van dieren tussen bedrijven en toevoer van mest een belangrijke bron is voor de verspreiding van micro-organismen en dus van risico’s voor de gezondheid van mensen. Een Statenlid denkt dat het vooral belangrijk is om te bepalen welk risico men wil aanvaarden. Dat is de taak van de Provinciale Staten. Hij laat zich daar echter graag over adviseren door de deskundigen. De heer Jans meent dat het hierbij om ingewikkelde en complexe zaken gaat. Niet elke belasting hoeft samen te gaan met ernstige vormen van bijvoorbeeld COPD of astma. Er is echter wel sprake van veel vage luchtwegklachten in de gebieden rond intensieve veehouderijen. Het risico moet steeds worden afgewogen, inclusief de onzekerheden die daaraan vastzitten. De aannames over het beheersen van dierziekten zijn echter discutabel. In de sector zelf moet daar ook een afweging over gemaakt worden. Een Statenlid meent dat er al duizenden jaren veel fijnstof in de lucht zit. Hoe schadelijk is het fijnstof van de agrarische sector? De heer Heederik stelt dat er vooral onderzoek naar fijnstof van verkeer is gedaan. Er is dus geen kader voor beantwoording van deze vraag. Dat is de kern van het probleem. Het roepen van dingen over fijnstofnormen is niet productief. Er moet eerst onderzoek worden gedaan en een eigen kader gemaakt worden. De heer Jan Flameling is dierenarts en huisarts en heeft zitting in het panel. Hij meent dat de longen van varkens ook veel informatie geven. Dat zijn nuttige parameters. Het gaat er volgens hem niet om hoeveel fijnstof er is, maar om hoeveel last mensen ervan hebben. Een Statenlid wil weten of er aanleiding is om het voorzorgsprincipe te hanteren.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 9 van 13
De heer Jans is daar geen voorstander van. Als je hebt over het voorzorgsprincipe dan moet je daarbij duidelijk meenemen wat de omvang en ernst is van de risico’s en de mate van voorspelbaarheid van optreden van deze effecten. Hij is niet van mening dat we het hier hebben over ernstige en/of onomkeerbare schade voor de omgeving, die het voorzorgsprincipe rechtvaardigt. Hij meent echter wel dat de risico’s groter worden als er megastallen worden toegestaan. Belangrijk is wel dat in dit kader in ieder geval wordt doorgegaan met de afwaartse beweging uit de extensiveringsgebieden en dat zorg gedragen wordt voor het toepassen van goede technieken. Daarnaast moet je bedrijven zo ver mogelijk van burgers houden, om daarmee het aantal blootgestelden te reduceren, ook als je ze verplaatst naar andere gebieden. Een Statenlid wil weten of voor runderen hetzelfde geldt als voor varkens. De heer Mevius stelt dat het om een andere sector gaat, vooral ook qua intensiteit. De prioriteiten liggen bij pluimvee, varkens en vleeskalveren. Een aanwezige heeft begrepen dat de grootte van de deeltjes en hun karakter van belang is. De vraag is wat er precies gemeten gaat worden: PM10 of PM2,5. Ook wil hij graag weten hoe het zit met pelsdieren. De heer Heederik stelt dat er voornamelijk naar PM10 wordt gekeken, hoewel ook PM2,5 gemeten wordt. PM2,5 wordt vooral veroorzaakt door verkeer. Het gaat daarbij niet om organisch stof. Er zullen in het onderzoek geen metingen worden verricht naar stank, maar er worden wel vragen over gesteld. Er is ook over pelsdieren gesproken in de begeleidingscommissie van het onderzoek. Op een specifieke locatie wordt daar aandacht aan besteed, maar de studie richt zich vooral op varkens en kippen. Een aanwezige denkt dat grote bedrijven ook voor een hogere risico’s in de omgeving zorgen. Wellicht zouden grotere bedrijven sterkere hygiëneprotocollen moeten krijgen. De heer Mevius meent dat alle bedrijven aan infectiepreventie moeten doen. Het aantal dieren maakt daarbij slechts in beperkte mate uit. Een bewoonster van een LOG wil liever geen proefkonijn zijn. De heer Jans heeft opgemerkt dat er geen gebruik moet worden gemaakt van het voorzorgsprincipe. Dat vindt ze zeer verbazingwekkend. Ze heeft het idee dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met eventuele gevolgen voor de omwonenden. De heer Jans stelt dat het bij het voorzorgsprincipe gaat om de afweging van de omvang van de activiteit en de mate en ernst van de daarmee samenhangende gezondheidsgevolgen. Er moet volgens hem eerst gekeken worden welke locaties prioriteit hebben, waarbij zeker rekening gehouden moet worden met de afstand tot daar wonenden mensen. Er moeten goede plaatsen gezocht worden voor grote bedrijven. Een Statenlid vraagt zich af of men de laatste twintig jaar geluk heeft gehad met het feit dat er geen ernstige ziektes op mensen zijn overgekomen. Volgens de heer Jans lopen er in Brabant 32 miljoen dieren rond, al dan niet in stallen. Het gaat erom welke risico’s men toelaat in de samenleving. Deze onderwerpen zijn pas de laatste vijftien jaar duidelijk aan de orde gekomen, mede ook door de grote verwevenheid tussen mens en dier. De heer Roefs werkt al 25 jaar in de varkenshouderij. De leefomgeving en werkomgeving zijn steeds prettiger geworden. Er is een slag gemaakt in huisvesting en transport. Boeren willen zelf ook dat er geen endotoxinen aanwezig zijn op hun bedrijf. Uitstoot van ziektekiemen uit een bedrijf, betekent dat deze kiemen ook op het bedrijf aanwezig moeten zijn.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 10 van 13
De heer Mevius vertelt over antibioticagebruik in de intensieve veehouderij. Het is een hot item. Roel Coutinho van het RIVM is bezorgd over dit punt. De afgelopen jaren is het gebruik van het gebruik van antibiotica verdubbeld. Het laatste jaar neemt het echter weer af. 90% van de antibiotica wordt via het voer toegediend. Het is voor een groot deel preventief. In Europa is Nederland een van de landen die de minste antibiotica gebruikt bij mensen. Bij dieren wordt er echter meer antibiotica gebruikt dan in andere Europese landen. Dat komt doordat de meeste dieren zich in intensieve bedrijven bevinden. Hygiëne is heel belangrijk, want er is in de intensieve dierhouderij veel kans op selectie en verspreiding van resistentie. Er is een groot reservoir van multiresistente kiemen. Direct contact is de belangrijkste route voor besmetting, maar ook voedsel en het milieu kunnen daarvoor zorgen. Niet alle resistentievormen komen van dieren. Vooral de mens zelf is een belangrijke risicofactor. De overdracht van ziekten van dieren naar mensen is er wel, maar de zaak ligt behoorlijk subtiel. De MRSA heeft de discussie over dit onderwerp op de agenda gezet. Veel varkens en kalveren dragen MRSA in hun neus. Er is vooral een verhoogd risico op deze ziekte voor veehouders en dierenartsen. Het is een wereldwijd probleem, maar in Nederland heeft het flinke consequenties gehad. Het heeft meetbare gevolgen voor de gezondheidszorg. De zorg van Roel Coutinho is terecht. De MRSA-problematiek is een signaal voor de reservoirfunctie van de dierhouderij. Er zal veel minder antibiotica gebruikt moeten worden. Door een goed klimaat in de stal en goede voeding en preventie moeten de dieren beschermd worden. Biosecurity moet veel meer aandacht krijgen. De heer Flameling zal het ook hebben over antibioticagebruik in de intensieve veehouderij. Boeren gebruiken het liever niet, maar moeten wel. Een deel wordt curatief gebruikt, bij ziekten. Een ander deel van het gebruik houdt verband met stress bij dieren. De top 3 van gebruikers van antibiotica zijn de houders van vleeskalveren, de varkenshouderij en vervolgens de pluimveesector. Op het gebied van het beleid van antibiotica is er een veelheid aan instellingen en organisaties, die elkaar nogal eens in de wielen rijden. Dieren worden overal vandaan ingevoerd. Ze nemen allemaal hun eigen ziektekiemen mee. De eerste stap van de veehouder is dan om antibiotica te gebruiken. Zonder gebruik van antibiotica kan de kalvermestsector niet bestaan. Dieren leven in een continue pool van hun eigen ziektekiemen. Een grote stal kan zich weinig permitteren. In dat soort gevallen moet snel veel antibiotica gebruikt worden. In de veehouderij is sprake van concurrentie op prijs, ook wat betreft inkoop van antibiotica. Leveranciers hebben er geen belang bij om minder antibiotica te gaan leveren. Er loopt een proefprojekt ( VETCIS) met het oogmerk beter en uniformer te administreren hoeveel antibiotica er gebruikt wordt op de bedrijven. Niemand kent momenteel namelijk de cijfers. Het is daardoor lastig om beleid te ontwikkelen. De vraag is wat een megastal is. Wat acht jaar geleden nog een megastal was, is nu alweer een soort familiebedrijf. Alle dieren krijgen antiparasitaire middelen, die komen vervolgens in het milieu terecht. Over dat soort dingen beslist men met het beleid ook. Zoönosen, infectieziekten die kunnen worden overgedragen van dier op mens, geven risico’s. Er bestaat diergeneeskundig voor allerlei zaken nog geen meldingsplicht. Veehouders en hun medewerkers moeten geschoold worden. Nu zit bij wijze van spreken iemand zonder rijbewijs aan het stuur van de taxi. Discussie met de zaal
Een Statenlid meent dat de medaille twee kanten heeft en dat de wetenschappers het niet met elkaar eens zijn. Men moet dus met elkaar bepalen welke risico’s acceptabel zijn. De informatie van vandaag maakt het moeilijker om een besluit te nemen. Een ander Statenlid wil weten of het vestigen van megastallen, volgens de stand van het onderzoek van nu, risico oplevert voor de volksgezondheid. De heer Heederik meent dat er inderdaad weinig bekend is. Dat vindt hij verbijsterend. De trend van het bouwen van megastallen zou met onderzoek gepaard moeten gaan.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 11 van 13
De heer Mevius meent dat de intensieve veehouderij een risico is voor de volksgezondheid. De MRSA is daar een voorbeeld van. Met de huidige manier van werken roept men problemen over zich af. Elke keer treden er nieuwe zaken op. Een Statenlid vraagt hoe de samenwerking tussen boer en dierenarts gestalte krijgt. Hij wil weten in hoeverre boeren maar gewoon antibiotica kunnen bestellen. De heer Flameling meent dat er codes voor zijn, maar mensen houden zich er niet altijd aan. De heer Alfons Olde Loohuis, huisarts in Herpen en universitair docent aan de huisartsenopleiding van de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt het mooi dat er naar aanleiding van de bijeenkomst van vandaag verwarring is ontstaan. Hoe meer men weet, hoe meer men beseft dat men weinig weet. Hij is geschrokken van het kleine China dat we hier zijn. De kans dat ziektes van dieren op mensen worden overgedragen is groot. Met draconische maatregelen is nu nog van alles op te lossen, maar als virussen gaan muteren kan dat voor grote gevolgen zorgen. De quality of life is in Herpen veel slechter dan in de rest van Nederland. Hij maakt zich daar grote zorgen over. Een aanwezige is er vandaag niet vrolijker op geworden. De dag voelde voor hem aan als het lezen van een bijsluiter bij een medicijn; er kwamen steeds meer vervelende bijwerkingen aan het licht. Hij wil vragen of ondernemers bereid zijn om de vervolgschade te vergoeden als het verkeerd gaat met de megastallen. Het gaat nu in de sector om het genereren van zoveel mogelijk winst, maar als het misgaat, dan moet de schade door de samenleving worden betaald. Een Statenlid vindt het een goede vraag. De vraag is welke kosten ziektes bij mensen met zich meebrengen. De heer Mevius meent dat ‘megastal’ een zeer ruim begrip is. Er is een relatie tussen de bedrijfsgrootte en het antibioticumgebruik. Er moet voorzichtig worden omgegaan met gebruik van antibiotica. De heer Roefs stelt, in antwoord op een vraag van een aanwezige, dat er veel voorwaarden zijn voor hervestiging van een bedrijf. Bij een bepaald aantal dieren gaat men uit van geurcirkels om te bepalen hoe ver er vanaf andere gebouwen gebouwd moet worden. Hij heeft drie bedrijven bij elkaar gebracht in zijn nieuwe bedrijf. Daarbij is bij hetzelfde dieraantal het antibioticagebruik terug gebracht met 70%. Door het gebruik van luchtwassers komen steeds minder schadelijke stoffen in de lucht. Als de zaak goed wordt georganiseerd, dan kan men goed omgaan met de risico’s. Zijn bedrijf presteert nu zeer goed en men houdt alles in de gaten en doet mee aan onderzoeken. De varkenshouder heeft als eerste belang bij een goede gezondheid van zijn varkens; hij woont op korte afstand van zijn stallen en zijn inkomen wordt behaald door een goede en gezonde bedrijfsvoering. Bij nieuwbouw zal een ondernemer er niet kiezen de fouten Een aanwezige wil toch een wat stevigere uitspraak over de risico’s van de deskundigen op het gebied van de volksgezondheid. Zij moeten in staat zijn om een dergelijk advies te geven. Het risico hangt volgens de heer Jans mede af van de perceptie van de persoon. Hij is zelf niet bang. De risico’s zijn volgens hem heel klein en ook beheersbaar. Er moet echter wel bij de besluitvorming rekening worden gehouden met de gepercipieerde risico’s van de omgeving , ook al zijn ze klein, mede ook omdat mensen die ieder op hun eigen manier interpreteren naar hun eigen leefbaarheid. Draagvlak zal gevonden moeten worden over wat we acceptabel vinden. Het lijkt een aanwezige dat de deskundigen de Statenleden niet voldoende kunnen adviseren. Zij moeten uiteindelijk zelf een beslissing nemen.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 12 van 13
De heer Jans meent dat men met elkaar tot een besluit moet komen. Als dat nu niet goed kan, dan moet het besluit uitgesteld worden. 5. Samenvatting en nawoord gespreksleider
De voorzitter vraagt twee Statenleden om een eerste reactie. Een Statenlid vindt de betrokkenheid van de aanwezigen zeer opvallend. Er is veel onrust. Daarnaast is er veel onduidelijkheid. De politiek moet een eigen afweging maken. Hij vindt dat men het zekere voor het onzekere nemen. Een ander geeft aan dat al veel gehoord is van de bevolkingen tijdens de twee avonden in Eersel en Uden. De excursies zijn ook al geweest. Op basis van de gehouden bijeenkomsten zullen de Statenleden een beslissing moeten gaan nemen. Ter afsluiting vraagt de voorzitter Eugène de Groot, Statenadviseur, naar voren. Hij licht toe hoe het proces nu verder gaat. Er loopt tot 12 februari een internetdebat, hij hoopt dat er daar nog velen aan mee zullen doen. Er wordt op korte termijn een concept van het Statenvoorstel opgesteld. Het debat gaat vervolgens in de Provinciale Staten gevoerd worden. De regie ligt bij een werkgroep van de Provinciale Staten. Volgende week wordt een eerste concept van het voorstel gemaakt, dat wordt besproken in de commissievergadering op 26 februari. Die vergadering is openbaar, iedereen is welkom. Op 19 maart komt de zaak aan de orde in de Statenvergadering. De voorzitter dankt alle aanwezigen en sluit de middag af om 15.48 uur.
Verslag deskundigendebat 8 januari 2010 in kader burgerinitiatief NoordBrabant. Pagina 13 van 13
2 Noord-Brabant Zuidwal 58 postbus 90157 5200 MJ 's-Hertogenbosch T 073 681 78 17 F 073 681 72 35 Contactpersoon Hans Latour T - 06-21 28 53 61
[email protected]
Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Deelnemers
Raadsinformatiebijeenkomst A27 13 januari 2010 Evenementenhal Gorinchem Zie separate lijst
Opgemaakt door
Myra Prinsen (Het Notuleercentrum)
Onderwerp Datum bespreking Plaats bespreking
1.
Bijlage(n) -
Opening
Gespreksleider Ewout Bomert heet iedereen om 19.30 uur welkom. Wethouder Herman van Santen, plaatsvervangend voorzitter van de BAG, is de gastheer en geeft aan de hand van een PowerPoint presentatie uitleg over de BAG en de bedoeling van deze bijeenkomst. Hij wijst erop dat dit een informatieavond en geen discussieavond is; de eigen colleges zijn de gesprekspartners voor de aanwezigen.
2.
Toelichting namens de Bestuurlijke Adviesgroep A27
Presentatie Hans Latour Hans Latour, projectmanager van RWS, geeft een toelichting op het proces, het rapport en de probleemstelling ten aanzien van de A27. De presentatie, die via een hand-out aan iedereen ter beschikking is gesteld, roept de volgende vragen op bij de aanwezigen. Is de NoMo norm (dia 10) voor trajecten vice versa? Hans Latour bevestigt dat het om beide richtingen gaat en zowel om de ochtend- als de avondspits. Is er ook een sociaal economische analyse gemaakt? Wat is de impact op de economie van de regio als er wel of niet iets wordt gedaan aan de A27? En wat is dan de sociale impact? RWS heeft een kostenraming gemaakt en heeft de reistijdbaten berekend. Daarbij is ook naar sociale aspecten gekeken. Maar een echt sociaal economisch onderzoek (naar wat de alternatieven en varianten specifiek voor de gebieden betekenen) is in deze fase niet gedaan omdat het niet noodzakelijk is voor de afweging die nu moet worden gemaakt.
Pagina 1 van 9
Is er bij de verwachte groei van 20% (tussen 2000 en 2020) rekening gehouden met het openbaar vervoer en de spoorlijn? En in welke mate is daar dan rekening mee gehouden? RWS heeft geen spoorlijn Breda - Utrecht meegenomen in de studie, maar is uitgegaan van bestaande gegevens voor het openbaar vervoer (zoals 5% toename van de spoorintensiteit en een toename van de intensiteiten van de interliner). De bekende plannen zijn meegenomen in het onderzoek, maar vanuit de A27 zijn geen maatregelen bedacht om het openbaar vervoer te stimuleren.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Moeten individuele gemeenten straks een bestemmingsplan rondom de A27 vaststellen of komt er een rijksinpassingsplan? Het Ontwerp Tracébesluit en het Tracébesluit hebben een juridische status. Op basis daarvan kunnen gemeenten hun bestemmingsplan veranderen. De BAG brengt advies uit op basis van de studie van RWS. In hoeverre laat de BAG zich ook bijstaan door externe deskundigen? Volgens wethouder Herman van Santen gebeurt dat nu niet. Als de BAG wel externe deskundigen in zou schakelen zouden daar weer zelfstandige studieresultaten uit voortvloeien. In deze fase is het de vraag of zoiets nodig is; tot nu toe is dat niet het geval. In deze raadsinformatiebijeenkomst mogen geen politieke discussies worden gevoerd. Moeten de aanwezigen nu hun eigen wethouder aanspreken, en moet die vervolgens Herman van Santen als BAG-lid aanspreken? Herman van Santen verklaart dat de betrokken wethouders zelf ook deel uitmaken van de BAG. Presentatie Joop van der Velden Joop van der Velden, technisch manager van RWS, geeft aan de hand van een PowerPoint presentatie uitleg over de ontwerpprocessen, de verschillende alternatieven, en de kostenramingen. Ook van deze presentatie is voor alle aanwezigen een hand-out beschikbaar. Er zijn de volgende vragen en opmerkingen. Bij dia 19 zijn in de tabel in de kolommen B en C de gegevens van Scheiwijk – Werkendam en Werkendam – Hooipolder abusievelijk verwisseld. Bij Scheiwijk – Werkendam is het 2 x 4 (B) en 4 x 2 (C), terwijl het bij Werkendam - Hooipolder in beide gevallen 2 x 3 is. Is het mogelijk om via de regioverbindingen (dia 22) vanuit de dorpen direct op de A27 te komen? Joop van der Velden verklaart dat aan het begin en eind van de regioverbindingen aansluitingen zijn met de A27. De tussenliggende aansluitingen komen op de regioverbinding. De regioverbindingen zijn samen met de gemeenten rondom Gorinchem en Utrecht gedefinieerd. Wat nu wordt gepresenteerd is een concept; dit zou een goede oplossing kunnen zijn voor de regioverbindingen. De definitieve oplossing kan afwijken.
Pagina 2 van 9
Is er voor de korte tunnel (dia 35) een ontwerp gemaakt? En is er een kostenplaatje? RWS heeft een globaal ontwerp voor de tunnel gemaakt en heeft gekeken waar het verkeer boven de grond zou kunnen komen en wat dan de afstand is tot het knooppunt. Bij de korte tunnel betekent dit dat het knooppunt verschoven moet worden. De A15 zou daar zo snel mogelijk op aan moeten sluiten. Er is een ontwerp in grote stappen gemaakt, waarbij is gelet op de toe te passen boogstralen. De hoek waarmee de A15 en de A27 elkaar kruisen en de vorm van het knooppunt zijn niet tot in detail uitgewerkt. Om zo snel mogelijk terug te komen op de A15 zou de weg door Schelluinen moeten lopen, maar uiteraard is RWS daar in de plannen omheen gegaan.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Waarom wordt er geen spoorverbinding Utrecht – Breda meegenomen in de MER voor de A27? Uitgangspunt was dat zo’n spoorlijn niet onmogelijk mocht worden gemaakt door de A27. De BAM heeft aangegeven dat er daarom rekening moest worden gehouden met een ruimtereservering van 20 meter. RWS heeft dit onderzocht en kwam tot de ontdekking dat er nog wel een aantal haken en ogen aan zaten. Als een spoorlijn inderdaad niet onmogelijk mag worden gemaakt, zou in de tweede fase van de MER nadrukkelijk gekeken moeten worden of een ruimtereservering van 20 meter overal voldoende is. Daartoe zou een ontwerp voor de spoorlijn gemaakt dienen te worden. Er is dus verdere uitwerking nodig om te kunnen bepalen wat er moet gebeuren om de spoorlijn voor de toekomt niet onmogelijk te maken. In hoeverre is rekening gehouden met Ruimte voor de Rivieren? Daarin is de brug bij Gorinchem een storend effect. In het kader van Ruimte voor de Rivieren heeft RWS een aantal uitgangspunten geformuleerd. Zo worden bestaande bruggen niet aangepast voor Ruimte voor de Rivieren indien ze voor de A27 niet aangepast hoeven te worden. Voor nieuw te bouwen bruggen gaat RWS er vanuit dat de pijlers geplaatst mogen worden in dezelfde lijn waarin ze nu staan en dat er geen dammen in de uiterwaarden mogen worden aangebracht. Waar een bestaande brug moet worden vervangen wordt de dam weggehaald om de ruimte vrij te maken. Wat is de legitimatie van alle onderzoeken die RWS heeft gedaan ten aanzien van de alternatieven? De legitimatie is te vinden in de startnotitie en in de richtlijnen. Zijn de plannen rondom de Ring van Utrecht en de voorkeursvariant voor Lunetten al meegenomen in de A27 aansluiting Everdingen / Lunetten? Dat is niet het geval. De alternatieven zijn onderzocht vanuit de startnotitie en de richtlijnen. In de ontwerpen is uitgegaan van een aansluiting Lunetten zoals die er op dit moment ligt. Een eventuele ombouw van Lunetten wordt meer bepaald vanuit de Ring van Utrecht dan vanuit de A27. De ombouw zit in feite in de ring van Utrecht. Er wordt vanuit RWS wel afgestemd met de verantwoordelijken voor de Ring van Utrecht waar projectgrenzen moeten worden getrokken. Ook wordt gekeken met welke alternatieven men gemakkelijk op elkaar zou kunnen aansluiten.
Pagina 3 van 9
Blijft de hoofdrijbaan bereikbaar vanaf de parallelwegen? Of moeten weggebruikers uit Vianen (richting Almere) eerst tot aan Houten de parallelweg afrijden voordat ze de hoofdweg op kunnen? RWS heeft voorzien dat er een splitsing is bij Everdingen en dat de wegen pas bij Lunetten weer op elkaar aansluiten. Vanaf de afrit Hagestein/Vianen neemt men tot aan Lunetten de parallelbaan; daar is de aansluiting op de hoofdrijbaan naar Almere. Een dergelijk ontwerp is bijvoorbeeld ook gemaakt voor andere grote steden, zoals Den Bosch. Er zijn dan zowel op de parallelweg als op de hoofdrijbaan twee rijstroken heen en twee terug. Het verschil met regioverbindingen is dat het daar twee maal één rijstrook betreft. Via de regioverbinding blijft de aansluiting met Houten, Vianen en Nieuwegein gewaarborgd.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Bij alternatief A (2 x 3) is er een ruimtereservering voor een vierde rijstrook aan weerszijden. Waarom is die ruimtereservering er niet voor de kunstwerken? RWS bevestigt dat er in de middenberm van de weg een ruimtereservering is gemaakt voor een vierde rijstrook. Dat is uit kostenoverwegingen bij de kunstwerken niet gebeurd. Maar de kunstwerken worden wel zo gebouwd dat in de toekomst uitbreiding met een vierde strook mogelijk is. De op- en afritten voor alternatief A en D zijn aangegeven. Blijven ze bij B en C ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie? RWS handhaaft inderdaad alle op- en afritten op de huidige locatie. Bij alternatief A zijn in de regioverbinding bij Gorinchem enkele extra aansluitingen aangegeven. Bij D (de HSW) blijven de op- en afritten ook gelijk aan de huidige situatie: de locaties op dia 27 betreffen de uitwisselpunten tussen de A27 en de HSW. Wat zijn meerkosten van het niet onmogelijk maken van een spoorverbinding tussen Utrecht en Breda? RWS zal de meerkosten voor de 20 meter ruimtereservering meenemen in het eindrapport zodat ze ook in de besluitvorming kunnen worden meegewogen. Op dit moment zijn de kosten echter nog niet exact bekend. Wat is bij alternatief A de ratio om een oost - west regioverbinding aan te leggen naast de A15? Het doel is volgens RWS om zoveel mogelijk verkeer dat kort gebruik maakt van het hoofdwegennet daadwerkelijk van dat hoofdwegennet af te halen. In de noord – zuid richting gebeurt dat al en in overleg met de betrokken gemeenten zou men dit ook langs de A15 willen doen. Daarmee wordt het knooppunt ontlast en wordt zoveel mogelijk verkeer van het hoofdnet verplaatst naar het regionet. Ook kan zo worden voorkomen dat men in de uitwisseling met de A15 gebruik moet maken van de A27. Tot hoe ver loopt de oost - west verbinding door naar het westen? Hij loopt door tot aan Schelluinen. Komt de oost west verbinding er ook als de A15 naar boven toe opschuift? Bij variant A (korte tunnel) zal RWS nader bekijken of de regioverbinding moet meeschuiven met de A15. Wellicht kan hij ook op de plek komen waar nu de A15 ligt.
Pagina 4 van 9
Is er bij Schelluinen een aansluiting op de A15? Of gebeurt de aansluiting daar via de verbinding met de N216? Er is een aansluiting op de provinciale weg (de N216), maar er wordt nog wel gekeken hoe men daar het beste kan aansluiten op de A15. Bij de regioverbindingen (dia 22) zijn veel aansluiting ingetekend. Is het overal mogelijk om ook de snelweg op te gaan? Dat is niet het geval. Bij Gorinchem kan het verkeer vanuit de regioverbindingen de A27 op en af. De volgende mogelijkheid is pas weer bij Werkendam.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Zijn er bij de HSW voldoende kosten meegenomen voor geluidswerende middelen? Daar is niets van terug te zien in de tekeningen. Het principe van de HSW is een dek op palen met aan weerszijden schermen van één meter hoogte. Over de volledige lengte zijn geluidsschermen inbegrepen. Omdat de vluchtstrook aan de binnenkant ligt kunnen de schermen dicht bij bron worden geplaatst. Waarom is de regioverbinding Gorinchem - Vianen niet doorgetrokken naar de afslag Noordeloos? Daar loopt immers ook een provinciale weg en er wordt veel gebruik van deze weg gemaakt door verkeer dat die richting in gaat. Voor de situatie rondom Gorinchem zijn verschillende varianten besproken en er is uiteindelijk voor deze variant gekozen. Maar in de volgende fase van de MER kan het doortrekken van de regioverbinding nader worden bekeken. De uitwerking daarvan is een kwestie van detailonderzoek. Is er bij alle alternatieven, in het kader van de milieubelasting, rekening gehouden met bijvoorbeeld CO2 afzuiging en de mogelijkheid dat er een trolleybus langs rijdt? Ewout Bomert wijst erop dat de effecten van de varianten na de pauze zijn geagendeerd. PAUZE Presentatie Anne-Marie Graat Anne-Marie Graat, omgevingsmanager van RWS, bespreekt de effecten van de alternatieven en varianten. Ook dit gebeurt aan de hand van een PowerPoint presentatie waarvan een hand-out is uitgereikt. Naar aanleiding van deze presentatie zijn er de volgende vragen en opmerkingen. Bij dia 77 is de reistijdwinst van alternatief B 805 miljoen in plaats van 680 miljoen. Deze cijfers zijn berekend over een periode van 30 jaar. Ergens halverwege de presentatie is gezegd dat er veel moet worden gekapt, terwijl verderop werd gesproken over het plaatsen van schermen. Het valt te betwijfelen of de gemiddelde Nederlander industrieterreinen een mooi panorama vindt; dat zit waarschijnlijk meer tussen de oren bij de ontwikkelaars dan bij de weggebruikers. Waarom wil RWS bomen kappen en groene schermen terugplaatsen? En als er schermen moeten komen, dan zouden die vooral groen moeten zijn. Anne-Marie Graat verklaart dat nog niet is nagedacht over de vorm en de kleur van de schermen. Dat is een punt voor de tweede fase van de MER. De A27 loopt door een gebied dat vooral bestaat uit polders met open landschap.
Pagina 5 van 9
Het zijn beschermde landschappen die men juist vanaf de weg zichtbaar wil maken. Bij de panorama’s is niet zozeer gedacht aan industrieterreinen. Op dia 51 is een globale redenering gegeven over de verkeerseffecten op het OWN. Is er een differentiatie naar gebied te maken? Een betere doorstroming op de A27 impliceert meer doorgaand verkeer en zou op het OWN moeten leiden tot een verbetering in plaats van een verslechtering. RWS heeft geconstateerd dat er van noord naar zuid en vice versa inderdaad sprake is van een verbetering; daar is het OWN niet meer nodig als sluiproute. Maar van oost naar west en vice versa wordt er extra verkeer aangetrokken. Dat wil naar de A27 toe waardoor het verkeer op het OWN ook toeneemt.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Bij de variant van een korte tunnel komt Schelluinen als het ware op een eiland te liggen tussen grote snelwegen in. Hoe wordt dat uitgedrukt in de effectenrapportage? Dit effect is wel terug te vinden in het ruimtebeslag, maar niet bij de sociale aspecten. Maar het is zeker een punt dat in het vervolgtraject mee moet worden genomen. Overigens komt Schelluinen dan niet tussen twee snelwegen in te liggen, want de A15 schuift ook op. De vraagsteller vindt het jammer dat de hierboven genoemde sociale aspecten wat betreft Schelluinen zo mager terugkomen in het rapport. Weliswaar kan de A15 opschuiven, maar de Betuweroute zal blijven liggen waardoor Schelluinen toch ingeklemd wordt. RWS zal dit punt nog meenemen. Er zijn heel veel effecten genoemd. Kunnen ze in één matrix bij elkaar worden gezet en worden gewogen zodat blijkt welk alternatief de beste effecten heeft? Afwegingen maken is in dit geval niet de taak van RWS, maar van de politiek. Wel wordt er een eindtabel opgesteld waarin alle plussen en minnen zichtbaar zijn. RWS zal kijken wat er op dit punt aan verduidelijking kan gebeuren. Overigens is er een probleemstelling neergelegd vanuit verkeer. De eerste stap in de vergelijking van de alternatieven is daarom gebaseerd op het verkeer; in hoeverre dragen ze bij aan de oplossing van de verkeersproblemen? Daarna zal worden gekeken hoe ze zich ten opzichte van elkaar verkeerskundig onderscheiden. En pas in laatste instantie zullen de andere effecten worden beschouwd. Wie bepaalt dan de weging van de effecten? De Ministers van VenW en VROM beslissen. Verder wordt er niet echt een weging toegepast. Het is een politieke keuze. Een aantal groepen, waaronder de BAG, adviseert de ministers bij hun keuze. In het begin van de presentatie is een doorkijk gegeven naar 2030. Het project zou in 2018 klaar moeten zijn en twee jaar later, in 2020, voldoen alle alternatieven aan de normen. Maar in 2030 voldoet geen enkel alternatief nog aan de eisen die dan gelden. Klopt deze constatering? Bij een uitgave van 1,7 miljard euro zou dat een magere opbrengst zijn, want dan heeft men in 2030 weer hetzelfde sluipverkeer. RWS bevestigt dat het inderdaad die kant op lijkt te gaan.
Pagina 6 van 9
Een groot probleem op de A27 is het vrachtverkeer dat in de file staat. Bij variant D mag het vrachtverkeer niet op de HSW. Als personenwagens vanwege de tolheffing kiezen voor de A27 in plaats van de HSW staat het vrachtverkeer dus nog steeds in de file? Dit wordt vanuit RWS bevestigd: de meeste automobilisten staan liever beneden in de file dan dat ze boven tol betalen. Het vrachtverkeer blijft altijd beneden rijden.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Bij variant A, B en C is er een lichte toename van de geluidseffecten. Wanneer vindt de nulmeting plaats? In deze fase zijn voorlopige geluidberekeningen gedaan voor een aantal woonkernen ten behoeve van de vergelijking van de alternatieven. Als gevolg van de autonome groei van het wegverkeer nemen de geluidsbelastingen in vergelijking met de huidige situatie langs het tracé op deze punten met circa 1 tot 2 dB toe, afhankelijk van de exacte locatie. Voor dezelfde punten zijn ook berekeningen gedaan voor de alternatieven. De toename ten opzichte van de autonome situatie varieert met 0 tot 2 dB. De autonome ontwikkeling is in feite de nulmeting; dat is de situatie in 2020 waarbij demografische ontwikkelingen zijn meegenomen en de infrastructuur is aanpast volgens nu reeds formeel genomen projectbesluiten. De toename geldt dus ten opzichte van het nulalternatief; als er verder geen aanpassingen worden gedaan. Bij het nulalternatief is er dus geen sprake van een verbreding tussen Lunetten en Hooipolder en worden alleen spoedwet maatregelen (zoals spitsstroken) getroffen. De A27 loopt direct langs de kern van Meerkerk en een Natura 2000 gebied (de Zouweboezem). Is verlegging of verdieping van de A27 overwogen? Zo nee, waarom niet? RWS heeft daar nog niet naar gekeken. Ze heeft de oplossingen die het meest voor de hand liggen onderzocht en daar de effecten van bepaald. Er is nog overleg met LNV. Voordat effecten in een Natura 2000 gebied teweeg mogen worden gebracht dient aangetoond te worden dat reële alternatieven in beschouwing zijn genomen. Het is nog niet duidelijk hoe ver men daar in moet gaan. Als de situatie voor Meerkerk verbetert, zou men twee vliegen in één klap kunnen slaan. In eerste instantie is RWS uitgegaan van verbreding vanuit de as van de weg. In de tweede fase wordt gekeken naar verder optimalisatie om tot zo gunstig mogelijke effecten te komen. Op de A15, bij Alblasserdam komt een punt voor overslag van containers van water naar weg. Dit zal in de toekomst leiden tot meer vrachtwagenbewegingen. Is daar rekening mee gehouden bij de metingen? Externe factoren zijn alleen meegenomen voor zover daar al concrete besluiten over zijn genomen. Hoewel een specifieke containerterminal is genoemd en onderzocht, zijn er (voor zover bij RWS bekend) nog geen concrete toezeggingen gedaan. Het is nog niet zeker dat de terminal er komt en waar hij dan komt. Daarom is hij niet meegenomen in de berekeningen. Maar in een volgende fase van het project wordt gekeken naar de op dat moment actuele
Pagina 7 van 9
situatie. Als er dan officiële besluitvorming heeft plaatsgevonden zal de terminal zeker worden meegenomen in de studies. Er is vorig jaar een overeenkomst gesloten over het containertransferium. De effecten daarvan zouden dus wel meegenomen moeten worden in de studies. Verder is gekeken of de planstudie voor de A15 opnieuw moet worden opgestart. Er wordt nu gewerkt aan een plan van aanpak. RWS zal deze opmerkingen meenemen voor het vervolgtraject. In de eerste fase van de MER zal daar verder niks mee gebeuren. De te volgen uitgangspunten zullen uiteindelijk door de politiek en de bestuurders worden bepaald.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Het gebruik van de oost – west verbindingen zal toenemen (dia 51). Wordt er rekening gehouden met de consequenties daarvan? Er zijn nu al ernstige problemen. Volgens Adriaan Wissel is het logisch dat provinciale verbindingen die rechtstreeks op de A27 aansluiten (zoals de N216) meer worden gebruikt: de A27 wordt immers aantrekkelijker. Als de effecten op het OWN heel groot zijn, moet men daar bij de aansluitingen rekening mee houden. RWS geeft aandacht aan de wegen die significant qua verkeersintensiteit veranderen. Nu is het als effect beschreven, maar in de tweede fase van de MER moet het verder worden uitgezocht. Anne-Marie Graat merkt op dat er zeker over gesproken moet worden als knelpunten op het OWN erger worden door de A27. Dan is echter ook aan de orde wiens verantwoordelijkheid dat is. Hans Latour vult aan dat de betekenis van de A27 voor het OWN ook in de BAG ter sprake is gekomen. In de BAG is afgesproken dat een aantal gemeenten de gegevens ook nog eens met hun eigen verkeersmodellen (die doorgaans verfijnder zijn dan de modellen van RWS) doorlichten. Volgens één van de aanwezigen resulteert de containerterminal niet in een toename van het verkeer. Het volume blijft gelijk, maar er treedt een verplaatsing op van Rotterdam naar Alblasserdam. Het verkeer komt op een ander punt de A15 op. Er zijn bedrijven die onderzoek hebben gedaan naar een hogere, dubbele, brug, dubbele brug. Is daar iets mee gebeurd? RWS stelt dat dat een bouwmethode betreft en dus pas aan de orde komt bij de aanbesteding. Een dubbele brug is in deze fase van de MER nog niet meegenomen. Eén van de aanwezigen merkt op dat een dubbeldeksbrug veel meer geluidsbelasting veroorzaakt en veel meer geld kost. RWS beaamt dat deze oplossing niet direct voor de hand ligt. Maar als er door detailinzicht aanleiding is om daar naar te kijken zal dat zeker gebeuren. Uitbreiding van de A27 kan wat RWS betreft zowel in het platte vlak als in de hoogte. Is het de bedoeling dat de gemeenteraden zelf de eigen burgers informeren? Of wordt dat collectief georganiseerd? Nu deze informatie op tafel ligt is het van belang om de bevolking te informeren en onrust te voorkomen. RWS heeft informatieavonden voor het publiek voorzien. Eerst moet het rapport echter worden afgerond. De nu gepresenteerde gegevens zijn een eerste
Pagina 8 van 9
versie en ze worden de komende weken nog aangepast. Pas als alle informatie helemaal klopt gaat RWS naar het publiek. Dat zal ergens in maart zijn. Deze week zijn er raadsvergaderingen, de BAG komt bijeen en de kranten zullen er over schrijven. Vanaf nu is de discussie geopend. Er is niets op tegen dat er gediscussieerd wordt. Herman van Santen verklaart dat de BAG het noodzakelijk acht om zo snel mogelijk na deze raadsinformatiebijeenkomst met goede informatie naar de burgers te gaan. Maar dan moet de informatie wel sluitend en compleet zijn.
Noord-Brabant Datum 13 januari 2010 Nummer 01
Eén van de aanwezigen is zeer te spreken over de informatierondes met betrekking tot de A2 en informeert of RWS dat voor de A27 op dezelfde manier wil organiseren. Omdat het een lang traject betreft voorziet RWS drie informatieavonden op verschillende plaatsen. Die worden in een speelse vorm opgezet met een markt en een overall presentatie om de essenties eruit te lichten. Bij de ontwerpen is niets gezegd over de regionale verbinding vanaf Lexmond in de richting van Noordeloos. Een dergelijk verbinding kan het sluipverkeer door Meerkerk aanzienlijk tegenhouden. Dit punt is nu niet aan de orde omdat het te zeer inzoomt op de lokale situatie. Ewout Bomert sluit de bijeenkomst om 22.30 uur af.
Pagina 9 van 9