Meer Kansen voor de Kusteconomie Essay voor Deltaprogramma Kust Prof. dr. Frank G. van Oort, 18-3-20131
De kusteconomie kent vele gezichten. Het meest in het oog springende gezicht is dat van de badplaatsen, met hotels, horeca en vrijetijdsindustrie. Hoewel deze industrie constant moet vernieuwen en innoveren om competitief te zijn, bestaat de indruk dat een afnemende kwaliteit van accommodatie en voorzieningen en een verslechterend imago de kusteconomie schade berokkent2. Maar de kusteconomie kent nog meer gezichten. Handel en havengebonden zeevaart hebben hun plek in de havens van Rotterdam, Vlissingen, Amsterdam en Delfzijl. Binnen het havenindustrieel complex van Rotterdam en Moerdijk bevinden zich sterke concentraties van de chemische industrie, energie bedrijven, petrochemie, schaapvaart industrie, overslag en bewerkingsbedrijven, sectoren gericht op onderhoud en zelfs een grotere concentratie bedrijvigheid in de hightech systemen en materialen dan Eindhoven (zie figuur 1)3. De tuinbouw sector is sterk vertegenwoordigd in het Westland, de bollenteelt in de Bollenstreek, en de visserij is alom aanwezig in de havensteden. Het water- en delta technologie cluster kent een sterke concentratie in de Drechtsteden en in Rijnmond. Grote concentraties van zakelijke en creatieve dienstverlening bevinden zich in steden als Den Haag, Rotterdam, Delft, Leiden, Haarlem en Amsterdam. In de kustregio’s, vooral die van Noord- en ZuidHolland, bevinden zich naast de horeca, hotels en vrijetijdsindustrie (vaak aangeduid als de hospitality-industry) kortom grote concentraties van veel topsectoren4. Dit essay beargumenteert dat deze topsectoren ook een relatie hebben met de kust. Zonder de kust zouden de meeste topsectoren er niet zijn. Ze zijn havengebonden, marktgebonden, landgebonden, arbeidsmarktgebonden, kennisgebonden of toeleveranciers en afnemers netwerkgebonden – en deze structurerende aspecten zijn over vele eeuwen tijd geaccumuleerd in de delta en de kustregio’s van Nederland. De topsectoren die geclusterd zijn in de kustregio’s maken dat de kusteconomie veel meer is dan alleen een badplaatseconomie. Veel clusters kennen een eigen dynamiek, met bedrijven en kennisinstellingen die gezamenlijk op jacht zijn naar innovatie, winst, productiviteit en werkgelegenheid. Er is ook overlap tussen clusters, en er zijn mogelijk marktniches door combinaties van kennis en kunde in verschillende deelsectoren van clusters onderling en in kruisbestuiving. Zelfs voor de typische badplaatseconomie sectoren. In dit essay wordt aangegeven welke kansen dit kunnen zijn.
1
Dit essay maakt gebruik van een aantal recente onderzoeken naar de provinciale economie van Zuid-Holland en NoordHolland. De belangrijkste zijn: F. Neffke, M. Burger, F. van Oort & R. Boschma (2010). Rapport voor Ministerie van Economische Zaken. De evolutie van skill-gerelateerde bedrijfstakken in de Noordvleugel van de Randstad. Universiteit Utrecht; en F. van Oort (2012), De weerbare regio. Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie. Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Het essay verwijst zo nauwkeurig mogelijk naar deze en andere bronnen, die zijn toegepast op, betrokken op en geïnterpreteerd voor de economie van de kustregio’s. 2 Panteia (2012), “De kracht van de kusteconomie. Een foto van de economische motoren, een doorkijk naar hun ontwikkeling en een SWOT-analyse”. Zoetermeer: Panteia, p.8 en p.51-60. 3 Bestuurlijk Platform Zuidvleugel (2012), Economische Agenda Zuidvleugel. Den Haag. 4 PBL (2012), “De ratio van ruimtelijk-economisch sectorenbeleid”. Den Haag: PBL.
1
Dat het niet vanzelfsprekend is om veel kansen en sterktes in de economische sectoren in de kustregio’s te benoemen blijkt wel uit de vele kritische rapportages over (top)sectoren in vooral Noord-Holland en Zuid-Holland. Zo geeft Panteia in haar recente economische kustonderzoek aan dat er weinig diversiteit in de lokale (badplaats) economie bestaat, er afnemende concurrentiekracht (in de Europese en mondiale badplaatsencompetitie) bestaat, dat onderlinge versterking van clusters lastig en moeilijk is, dat er een gebrek is aan politieke draagkracht, dat er achterblijvend vernieuwend vermogen is, dat er geringe samenwerking tussen bedrijven onderling en bedrijven en kennisinstellingen bestaat, en dat er weinig beleidsruimte voor innovatieve oplossingen is5. Een weinig opwekkende opsomming van vaak herhaalde en deels waarschijnlijk ook bewaarheide issues. Maar de grote concentratie van topsectoren in de kustregio’s biedt ook wel degelijk kansen – wellicht wel veel meer dan bevroedt, en zelfs voor de relatief beperkte badplaatseconomie van de kuststrook. Om de kansen van een bredere kusteconomie dan de badplaatseconomie te vinden, moeten zowel de regionale indeling als de sectorale indeling worden opgerekt. De definitie van alleen de kustgemeenten als herbergiers van kusteconomie leidt er toe dat veel economische activiteiten buiten beschouwing blijven, terwijl die wel innovatief en belangrijk zijn en qua complementaire kennis en vaardigheden vaak sterk verbonden zijn aan de sectoren die in de kustgemeenten een rol spelen. In dit essay spelen vooral Noord-Holland en Zuid-Holland een belangrijke rol – vanwege de dichtheid van economische activiteit en van consumenten en kennisinstellingen, die gezamenlijk een stedelijke economie van kruisbestuiving en vernieuwing kunnen faciliteren. Bedrijven profiteren daar van zogenaamde agglomeratie- en clustervoordelen die vanouds in de delta zijn opgebouwd: voordelen die bedrijven productiever maken in vergelijking met vestiging elders, doordat geprofiteerd wordt van minder zoekkosten (op de arbeidsmarkt, afzetmarkt, kennismarkt en toeleveringsmarkt) en de voordelen van dichtheid en grotere diversiteit in sectoren, markten en producten, wat leidt tot een grotere kans op vernieuwing, cross-overs en sneller nieuwe combinaties6. Innovatie komt niet alleen tot stand in laboratoria door mannen met witte jassen, maar ook door ‘open innovatie’ en creativiteit in bedrijven en door zzp’ers die zich richten op nichemarkten. De moderne kenniseconomie voelt zich thuis in de Randstedelijke kustregio’s. In mindere mate ook in Zeeland, Friesland en Groningen, maar de aanmerkelijk geringere dichtheid en diversiteit van de productiestructuur maakt dat deze regio’s minder agglomeratievoordelen kennen. Het essay onderbouwt, gebruik makend van recent onderzoek en internationale literatuur, de volgende 10 stellingen en conclusies die van belang zijn voor de kusteconomie: 1. De kusteconomie is breder dan de badplaatseconomie en zelfs breder dan de gewoonlijk onderscheiden topsectoren7, en daarmee potentieel meer een katalysator van regionale dynamiek dan vaak voorgesteld; 2. De kusteconomie is gerelateerd aan grotere regionale economieën dan alleen die van de kustgemeenten, en ook gebiedsplanning strekt dus verder dan allen de kuststrook;
5
Panteia (2012), ibid, p.8 (samenvattende tabel S.2 SWOT-analyse). Ed Glaeser (2011), Triumph of the city. London: MacMillan. 7 Het rapport van Roland Berger Strategy Consultants (2012): Zuidvleugel, de topregio van Nederland onderscheidt bijvoorbeeld negen kansrijke stuwende sectoren: (1) Transport & Logistiek, (2) Chemie & Energie, (3) Greenports, (4) Vrede, Recht & Veiligheid, (5) Cleantech, (6) Life Sciences & Health, (7) Pensioenen & Verzekeringen, (8) Maritiem en (9) ICT & Telecom; en het rapport van Panteia (2012), ibid, onderscheidt voor de gehele kustregio (a) Handel en Toerisme, (b) Horeca en Hotels; (c) Water en Energie; (d) Haven en Zeevaart; (e) Land- en tuinbouw, en (f) Visserij. 6
2
3. In de kustregio’s vormt de gerelateerdheid van sectoren in termen van menselijk kapitaal en vaardigheden (skills) groeikansen voor de toekomst; 4. Ondanks dat veel grote sectoren in de kustregio’s zich in een cluster volwassenheidsfase bevinden met meer productiviteitsgroei dan werkgelegenheidsgroei en innovatie, zijn er belangrijke diversificatiekansen te benutten die tot vernieuwing kunnen leiden in de regio; 5. De relatief eng gedefinieerde badplaatseconomie diversifieert zich naar andere sectoren die in de kustregio’s aanwezig zijn en “emancipeert” zich naar een complementaire en volwaardige sector binnen de kusteconomie; 6. De kust is een locatiefactor van steeds groter formaat voor buitenlandse investeerders in de kustregio’s; 7. De kusteconomie is gebaat bij het denken in economische netwerken naast het denken in clusters en gebiedsgebonden ontwikkeling; 8. Gebiedsgebonden ontwikkelingsperspectieven dienen in de kustregio’s gericht te zijn op verschillende schaalniveaus [S, M, (X)L]; 9. De interactie tussen schaalniveaus is complexer maar tegelijkertijd ook belangrijker voor de economische ontwikkeling van de kustregio’s dan vaak wordt gesuggereerd; 10. De economische waarde van de kustregio dient integraal te worden meegenomen in afwegingskaders die tevens gericht zijn op veiligheid en sociale interactie.
Diversiteit en het stedelijke systeem Traditioneel wordt aangenomen dat de grootste steden meer groeikansen hebben8. Naar internationale maatstaven kent Europa maar twee van dergelijke megaregio’s: London en Parijs. Recentelijk echter wijzen steeds meer onderzoeken en beleidsstudies uit dat niet de grootste metropolitane regio’s, maar regio’s met middelgrote steden in een stedelijk netwerk de beste plaatsen voor economische groei zijn9. Buiten London en Parijs kenmerkt Europa zich juist door een dergelijk stedelijk systeem, en zou daarmee grotere groeikansen hebben. Middelgrote steden zijn hierbij gedefinieerd als stedelijke regio’s (een stad of steden met ommeland) tot 3 miljoen inwoners10. Noord- en Zuid-Holland zijn dergelijke regio’s. In dergelijke regio’s is de wisselwerking tussen regionale en internationale netwerkvorming volgens velen optimaal, en zijn negatieve agglomeratie-effecten nog relatief klein11. In deze stedelijke regio’s komen het zogenaamde diensteneconomie model en het industriële productiemodel eerder bij elkaar en raken verweven. Beide wat stereotype modellen hebben aparte ruimtelijke structuren en locatiefactoren. Bij het diensteneconomie model zijn de stad, beleving en consumptie relatief belangrijker, en bij het industriële productiemodel zijn productiefaciliteiten, ruimte en infrastructuur relatief belangrijker12. De aanwezigheid van beide dominante regionale ontwikkelingstypen in Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en de Noordelijke kustprovincies leidt tot een meer complexe investeringsagenda met 8
R. Florida (2008), “The rise of the mega-region”. Cambridge Journal of Regions, Economy and Society 1, pp. 459-476; C. Ross (2009), Megaregions: planning for global competitiveness. Washington: Island Press. 9 F. Barca, P. McCann & A. Rodriguez-Pose (2012), The case for regional development intervention: place-based versus place-neutral approaches. Journal of Regional Science 52: 134-152; OECD (2009), Regions matter: economic recovery, innovation and sustainable growth. Paris: OECD; OECD (2011), Regions at a glance 2011. Paris: OECD. 10 OECD (2012), Redefining “urban”. A new way to measure metropolitan areas. Paris: OECD. 11 P. McCann and Z.J. Acs (2011), “Globalization: countries, cities and multinationals”. Regional Studies 45: 17–32. 12 W. Ansbeek Brusse, H. van Dalen & B. Wissink (2002), Stad en land in een nieuwe geografie. Maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke dynamiek. Den Haag: Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (studie V112).
3
potentieel conflicterende belangen. Het is moeilijk beide modellen tegelijkertijd te bedienen als middelen schaars zijn13. Toch lijkt de hypothese gerechtvaardigd dat het duale gezicht van de kustprovincies niet zozeer een bedreiging is, maar juist ook kansen biedt voor economische vernieuwing en ontwikkeling. Zowel de gevarieerdheid en potentiële kruisbestuiving tussen moderne en hoogwaardige clusters (zie figuur 2), als de aanwezigheid van middelgrote steden in een stedelijk netwerk, kenmerkt de kusteconomie. Het maakt de regio interessant als vestigingsplaats van buitenlandse investeerders en als broedplaats van nieuwe toepassingen en vernieuwingen in de bestaande clusters van tuinbouw, het havenindustrieel complex, water- en delta technologie, en lifesciences en biotechnologie, maar ook voor ontwikkeling van nieuwe sectoren, zakelijke dienstverlening, creatieve industrie en hoofdkantoren in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Figuur 2 laat zien dat de grote sectoren die de kustregio’s kenmerken zich in verschillende fasen van de zogenaamde cluster levenscyclus bevinden. Kansen op cross-overs en vernieuwing die binnen de regio ontstaan hangen samen met de gerelateerdheid aan bestaande geconcentreerde kennis in topsectoren en clusters. In eerder onderzoek is dat in beeld gebracht door te kijken naar skill gerelateerdheid tussen gedetailleerde sectoren14. Dit is gemeten door de arbeidsmobiliteit (veranderen van baan) van werknemers. Naast skill gerelateerdheid zijn andere lokale vormen van economische samenhang tussen sectoren en gebieden belangrijk, zoals relaties van toelevering en uitbesteding, van de samenstelling en reikwijdte van de arbeidsmarkt, de woningmarkt en woonmilieus, van toegankelijkheid tot grootstedelijke functies die samenhangen met cultuur en voorzieningen, en van kleinschalige dynamiek in netwerken van ondernemerschap en spin-offs. Gezamenlijk bepalen deze elementen de optimale lokale inbedding van economische clusters. Omdat de gerelateerdheid in kennisintensieve skills in toenemende mate als de belangrijkste succesfactor voor clusters wordt gezien15, wordt daar bijzondere aandacht aan gegeven.
Skill-gerelateerdheid De traditionele clusterbenadering benadrukt het belang van specialisatie. Specialisatie maakt diepteinvesteringen mogelijk in infrastructuur, arbeidsmarkt en instituties. In de huidige globaliserende economie, zijn dergelijke diepte-investeringen bijna een sine qua non geworden om de concurrentie met andere regio’s aan te kunnen. Clusters dragen daarom bij aan de concurrentiekracht en de economische groei van een regio. Maar een gespecialiseerde economie is ook kwetsbaar. Naarmate een regio gespecialiseerd raakt in een steeds kleiner aantal economische activiteiten, neemt ook de kans op kruisbestuiving en vernieuwing van deze activiteiten af. Idealiter moeten regio’s dus zowel gespecialiseerd als gediversifieerd zijn. De meeste gelegenheid voor kennisoverdracht bestaat tussen bedrijven die niet tot dezelfde, maar tot gerelateerde bedrijfstakken behoren: in bedrijfstakken die overlappende kennisbases hebben. Doordat deze overlap slechts partieel is, is er ook ruimte om van 13
st
M. Castells & P. Hall (1994), Technopoles of the world. The making of 21 century industrial complexes. London: Routledge. 14 F. Neffke, M. Burger, F. van Oort & R. Boschma (2010). Rapport voor Ministerie van Economische Zaken. De evolutie van skill-gerelateerde bedrijfstakken in de Noordvleugel van de Randstad. Universiteit Utrecht; F. van Oort (2012), De weerbare regio. Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie. Den Haag: Provincie Zuid-Holland. 15 E.L. Glaeser (2011), Triumph of the city. London: MacMillan; E.L. Glaeser & M.G. Resseger (2009), “The complementarity between cities and skills”. National Bureau of Economic Research, Working Paper 15103. Cambridge, Mass.
4
elkaar te leren. Voor regionaal-economisch beleid is het van groot belang te weten welke bedrijfstakken in een regio aan elkaar gerelateerd zijn. In eerder empirisch onderzoek in de kustprovincies is gekeken naar gerelateerdheid in termen van de vaardigheden van werknemers; dat wil zeggen, in termen van het menselijke kapitaal dat bedrijven inzetten. In de huidige kenniseconomie is menselijk kapitaal verreweg de belangrijkste productiefactor. Bedrijven concurreren niet alleen om klanten, maar met name ook om talent. Regio’s waar mensen met de juiste vaardigheden en werkervaring te vinden zijn, zijn daarom ook zeer in trek bij het (internationale) bedrijfsleven. Bedrijfstakken zijn skill-gerelateerd indien ze werknemers met dezelfde soort vaardigheden nodig hebben. Deze maat is gebaseerd op arbeidsmobiliteit tussen bedrijfstakken. Voor werknemers is het aantrekkelijk om met name banen te accepteren in de bedrijfstakken die skill-gerelateerd zijn aan de bedrijfstak waarin ze voorheen werkzaam waren. Voor werkgevers zijn werknemers uit skill-gerelateerde bedrijfstakken ook aantrekkelijk. Zulke werknemers vragen immers slechts lichte investeringen in bijscholing en zijn sneller ingewerkt dan werknemers uit ongerelateerde bedrijfstakken.
De kusteconomie als vliegwiel: segmenten en skill-kansen Figuur 3 vat de gevonden verbanden in skill-gerelateerdheid in Zuid-Holland, de meest verstedelijkte kustregio, samen16. Zuid-Holland is een gediversifieerde economie met vele verschillende specialisaties. Het arbeidsmarktprofiel is daarmee complexer dan bijvoorbeeld het profiel van de Noordvleugel van de Randstad. Centraal staan de vier grote clusters in de provincie. Het logistieke en haven-industriële cluster is voornamelijk geconcentreerd in en rond de Rotterdamse haven en de Drechtsteden. Binnen dit cluster is er veel skill-gerelateerdheid met groothandel en andere vormen van transport. Het Greenport cluster kent drie samenstellende delen: kassenbouw, groothandel in groente en fruit en biotechnologisch onderzoek gericht op tuinbouw producten. De skillgerelateerdheid tussen deze drie onderdelen is beperkt. Het cluster van de water- en deltatechnologie omvat de natte waterbouw en de scheepsbouw – vooral geconcentreerd in de Drechtsteden. Het overheidscluster ten slotte is groot, en kent een aantal niches zoals diplomatie en internationaal recht en veiligheid. Hoewel er groeiniches zijn binnen de clusters (zoals ‘maintenance’ in scheepsbouw en proces- en petrochemie, groene energie in chemie, biotechnologie en zaadveredeling in tuinbouw en diplomatie binnen het overheidscluster) kenmerken alle vier de clusters zich door een krimp in werkgelegenheid en bedrijvendynamiek. In figuur 3 zijn de vier grote clusters centraal weergegeven als stelsel van in elkaar grijpende grote tandwielen. Ze hebben veel relaties onderling (in relaties van toelevering en uitbesteding, maar ook in skill-gerelateerdheid). Deze vier centrale clusters genereren zelf niet genoeg vernieuwende dynamiek om tot duurzame, zichzelf versterkende groei te komen. De clusters missen op de lange termijn nieuwe bedrijvigheid, innovatie of (kennis) allianties tussen de eigen subsectoren. Deze vernieuwende dynamiek kan door allianties met sectoren buiten de clusterkernen worden bewerkstelligt, maar dan moeten deze sectoren wel productief aan de clusters zijn gerelateerd: skillgerelateerd. De gevestigde clusters moeten daarvoor meer buiten hun eigen (top)sectorale comfort zone kijken. Voor de potentierijke “externe” allianties van de clusters in het Zuidvleugel vliegwiel 16
Bron: Van Oort (2012), ibid.
5
komen op basis van het onderzoek verschillende sectoren in aanmerking. In de witte blokken in figuur 3 zijn de sectoren gegroepeerd die naast skill-gerelateerdheid ook toeleverings- en uitbestedingrelaties onderhouden, en die voor alle vier de clusters een belangrijke rol vervullen in skill-gerelateerdheid. Skills en vaardigheden in de zakelijke dienstverlening worden ook steeds meer ingezet in de logistiek, de overheid, de tuinbouw en de natte waterbouw. Ook ICT-dienstverlening is een categorie van kennis en vaardigheden die in veel andere sectoren toepasbaar is. De categorie skills samengevat in “ontwerp en techniek” kent veel uitwisseling met de natte waterbouw, transport en de Greenport. Het gaat dan vooral om skills in kassenbouw, koeltechniek, en andere ingenieursvaardigheden. In life-science en gezondheid tenslotte zijn veel mensen werkzaam die de skills en vaardigheden bezitten om ook te kunnen werken in (het onderzoeksmatige deel van) de tuinbouw. Naast deze bestaande specialisaties in dienstverlening en hoogwaardig onderzoek, komen er ook kansen naar voren van sectoren die, gezien hun gerelateerdheid met de in de regio aanwezige bedrijvigheid, momenteel kleiner zijn dan verwacht. Deze bedrijfstakken zijn in de buitenste ring in figuur 3 weergegeven. Ze vormen vaak onverwachte combinaties met bestaande clusters en dienstverlenende specialisaties, en zijn daarmee interessant voor verdere kruisbestuivingen tussen sectoren. Er zijn bijvoorbeeld vaardigheden in de arbeidsmarkt van de provincie te vinden die ook geschikt zijn voor financiële dienstverlening – een bedrijfstak die vaak meer wordt geassocieerd met Amsterdam. Behalve in Rotterdam, zijn de bedrijfstakken uit de financiële sector echter niet goed ontwikkeld in Zuid-Holland. In Leiden en Den Haag/Delft zou de arbeidsmarkt zich daarentegen ook lenen voor een verdere ontwikkeling van de creatieve industrie en het aantrekken van hoofdkantoren (in transport, chemie en zakelijke dienstverlening), maar ook voor enkele elektronica en machinebouw bedrijfstakken, zoals de optische industrie, medische apparaten industrie, vliegtuigbouw en duurzame energie. De Zuid-Hollandse clusters blijken te zijn ingebed in een breder netwerk van bedrijfstakken. Het logistieke cluster deelt bijvoorbeeld de arbeidsmarkt met de groothandel. Het water & delta technologie cluster is gerelateerd aan de scheepvaartdelen van het Rotterdamse logistieke cluster en overlapt bovendien met de aan het kassenbouwcluster gerelateerde metaalindustrie. Het biotechnologische deel van de Greenport is op zijn beurt weer een integraal onderdeel van het Life & Health Sciences cluster. Dit laatste cluster heeft, afgezien van links naar de chemie, ook belangrijke connecties met de arbeidsmarkt van economische adviesbureaus. Voor dit essay is ook speciaal gekeken naar het cluster van de toerisme-industrie (verblijfsrecreatie, entertainment, horeca) in de kustregio’s van Noord-Holland en Zuid-Holland (figuur 4). Werknemers in deze sector blijken in toenemende mate overlap in vaardigheden te hebben met bedrijfstakken in cultuur, fotografie, marktonderzoek, theater en onroerend goed makelaardij. Hoewel er wel degelijk ook overlap is met laagwaardige bedrijfstakken (zoals beveiliging, reiniging en vervoersbedrijven), duidt dit toch op een arbeidsmarkt die zich potentieel verder laat diversificeren en wellicht integreren met andere in de kustregio aanwezige creatieve sectoren, wat waarschijnlijk ook nodig is voor dynamiek en vernieuwing in de sector17. De raakvlakken tussen clusters, maar ook de potentiële
17
Een vergelijkbare conclusie werd getrokken in P. Rutten, G. Marlet & F. van Oort (2011), Creatieve industrie als vliegwiel. Amsterdam: CCAA, gebaseerd op een analyse van skill-gerelateerdheid in de Noordvleugel van de Randstad.
6
uitbreiding van clusters met skill-gerelateerde bedrijfstakken, maakt een verruiming van clusterstrategieën mogelijk zonder verlies aan focus18. De kust als locatiefactor Exogene groeipotenties komen voort uit de relaties van het bedrijfsleven in de regio met kennispotenties buiten de regio. Netwerken van buitenlandse investeringen, maar ook netwerken van kennisrelaties, samenwerking in R&D en innovatie raken steeds meer mondiaal vervlochten. De positie van de kustregio’s en haar steden en clusters binnen deze netwerken is van cruciaal belang voor haar toekomstige weerbaarheid. Het economische en ruimtelijke beleid dient ook steeds nadrukkelijker in deze netwerkverbanden te denken – en de interactie met de regionale eigen (endogene) potenties goed te evalueren. Beleidsmakers denken in het algemeen nog te weinig in de voordelen van internationale hub-posities naast de clustervoordelen van de eigen hotspots. Ingegaan wordt daarom in eerdere studies naar de kustregio’s19 ook op het verbinden van de lokale buzz met internationale pipelines om de potenties van de regio optimaal te bepalen20. Indien uitgegaan wordt van de meest kansrijke segmenten voor het aantrekken van buitenlandse investeringen naar Noorden Zuid-Holland, dan blijkt dat ieder segment weliswaar andere concurrenten kent, maar dat veel beslissende locatiefactoren steeds terugkeren. Naast marktbereik en agglomeratie is een hoog opgeleide of deskundig en geschoolde beroepsbevolking een vereiste voor alle investeerders. Meer kennisintensieve segmenten vereisen ook meer kennisintensieve voorzieningen, zoals een topuniversiteit en R&D-uitgaven. Verder kwam naar voren dat de meer hoogwaardige segmenten ook veel waarde hechten aan de nabijheid van een internationale luchthaven en vooral aan amenities: voorzieningen als theaters, horeca, onderwijsvoorzieningen, en groenvoorzieningen. Ook de kust wordt vaak genoemd als expliciete factor die een verschil kan maken in vestigingsplaats beslissingen. Bovendien is dit een factor die kwalitatief door beleid is te beïnvloeden. De gehele kust heeft daarmee potentieel interessante kaarten in dit spel. Opgemerkt moet worden dat andere voorwaarden, zoals kennis en agglomeratie, wel eerst op orde dienen te zijn voordat een dergelijke factor gaat meetellen. Schaalniveaus in economisch en RO-beleid in de kustregio’s Door het toenemend besef van het belang van regionaal maatwerk met veranderende rollen voor verschillende actoren, en mede gedreven door een decentraliserende Rijksoverheid, is een regionale sturingsfilosofie nodig die mee- ontwikkelend, kennisgenererend en regiegebonden is. Het economische en ruimtelijke beleidsinstrumentarium van de kustprovincies kan op regionaal, stedelijk en lokaal niveau worden ingezet om agglomeratievoordelen en kenniseconomie te stimuleren. Skillgerelateerdheid in sectoren en clusters kent tevens een geprononceerde gerelateerdheid op de kaart. Samen met buitenlandse investeringen slaan ze neer in een planningsgebied dat wordt aangeduid als de Kennisas. In dit westelijke deel van de provincie (b)lijken manifeste en latente samenwerkingspotenties tussen kennisintensieve clusters het meest geschikt om de visie van de 18
Voor de Noordvleugel blijken de clusters van de financiële en zakelijke dienstverlening, de creatieve industrie, transport en distributie (Schiphol) en tuinbouw (Aalsmeer) belangrijk, en blijken ze (skill-gerelateerde) complementaire clusters voor de Zuidvleugel te zijn. 19 R. Wall & M. Burger (2012), De strijd om kapitaal. Internationale netwerkpositie en ruimtelijke neerslag van directe buitenlandse investeringen in Zuid-Holland. Den Haag: Provincie Zuid-Holland; R. Wall (2010), The position of the Noordvleugel within international FDI networks, report for the Dutch Ministry of Economic Affairs, The Hague. 20 H. Barhelt, A. Malmberg & P. Maskell (2004), “Clusters and knowledge: local buzz, global pipelines and the process of knowledge creation”. Progress in Human Geography 28, pp. 31-56.
7
Weerbare Regio op regionaal niveau inhoudelijk vorm te geven. Dit kan alleen goed in relatie tot sterke naburige kennisreservoirs, zoals de kusregio’s onderling, en vergt naast strategische beleidskeuzes op bekend terrein als wonen (investeren in woonmilieus), werken (investeren in kennismilieus), bereikbaarheid (investeren in auto- en OV-bereikbaarheid), veiligheid en recreatie, ook investeringen in (het stimuleren en coördineren van) kennisspecifiek onderwijs, valorisatie en acquisitiebeleid. Op stedelijk schaalniveau en op netwerkniveau dienen afstemming over profilering, het verbinden van sterktes van eigen en regionale clusters en complementariteit van hoogwaardige voorzieningen te worden ingebed in stedelijke netwerken. Op lokaal niveau is er behoefte aan hoogwaardige kennismilieus, variërend van flexibel en kleinschalig vastgoed voor dienstverleners buiten formele locaties, hoogwaardige centrummilieus in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, tot science-park ontwikkeling rond kennisclusters. Niet alles kan echter overal. Met de vernieuwende manier van kijken die is geïntroduceerd in de onderzoeken naar daadwerkelijke kennisgerelateerdheid en internationale netwerkposities van clusters en segmenten als bron van nieuwe inzichten en mogelijke leidmotieven, blijkt echter wel duidelijk dat er meer diversificatie- en vernieuwingsmogelijkheden zijn dan in het algemeen wordt verondersteld. Agglomeratievoordelen door kennisuitwisseling werken van het laagste tot het regionale schaalniveau door21. Ook ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën ordenen zich als een Russische matroesjka: ze passen van lokaal tot stedelijk tot regionaal niveau in elkaar, sluiten op elkaar aan en bepalen samen een groter gewicht dan individueel. We gaan op de drie schaalniveaus dieper in, om ook op drie gerelateerde schaalniveaus perspectieven voor regionaal overheidsbeleid in de kustregio’s te formuleren. Dit doet het beste recht aan de empirisch gevonden multilevel relatiestructuren. Regionaal perspectief [(X)L] De ruimtelijke vertaalslag van skill-gerelateerde kansen voor groei en locatiefactoren belangrijk voor buitenlandse investeringen is nodig om aanbevelingen te doen voor het instrumentarium van de kustprovincies: hoe dit in te zetten (of zelf uit te breiden) om de economische potentie van de kustregio in de huidige kenniseconomie te vergroten. De regio’s kennen al een veelheid aan programma’s en projecten, die gedeeltelijk aansluiten bij het geschetste kenniseconomische perspectief. Maar de geformuleerde programma’s, planningsconcepten en projecten gaan vaak niet diep genoeg in op economische kennisrelaties, mogelijke ruimtelijke investeringen en het verbeteren van vestigingsplaatscondities22. In de argumentatielijn van de onderzoeken in Noord-Holland en Zuid-Holland staat kennis centraal. In de studies wordt sterk de nadruk gelegd op de rol van stedelijke gebieden voor het functioneren en het diversificeren van hoogwaardige (dienstverlenende, R&D en technologie) clusters. De noodzaak om te komen tot meer agglomeratievoordelen door het creëren van massa, dichtheid en verbindingen wordt aangegeven door de onderzoeken van onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving naar de internationale concurrentiepositie van Nederlandse regio’s. De onderzoeken van skill-gerelateerdheid laten zien dat veel vernieuwingskansen ontstaan door het multidisciplinaire en complementaire karakter van 21
D. van Soest, S. Gerking & F. van Oort (2006), “Spatial impacts of agglomeration externalities”. Journal of Regional Science 46: 881-899. 22 Er is recentelijk een aantal visies en onderzoeken gepresenteerd voor bijvoorbeeld Zuid-Holland over de ruimtelijke (economische) invulling van de regio, o.a.: Economische Agenda Zuidvleugel (2012), Adviesrapport Roland Berger (2011), Structuurvisie Zuid-Holland (2010), Metropoolregio Den Haag-Rotterdam (2012), Atelier Zuidvleugel (2007-2009) en Visie Stedelijke Netwerken Zuid-Holland (2011).
8
economische bedrijvigheid. De gerelateerdheid in skills en vaardigheden brengen potentiële kansen in beeld – ook ruimtelijk, in de zin van kennismilieus (zoals campussen, gemengde woon-werk wijken voor creatieve ZZP’ers en toplocaties voor regiefuncties) gesitueerd in een stedelijk netwerk van voorzieningen dat de ontwikkeling en kennisintensivering van clusters en economische structuurverbetering in de regio faciliteert. Stedelijk Perspectief [M] De relatief grote schaal van de kustprovincies is nodig om partijen als ondernemers, bedrijven, financiers en beleidsmakers bij elkaar te kunnen brengen. In het verlengde daarvan zijn de grotere steden de belangrijkste spelers binnen de kustregio. Zij kenmerken zich ieder door een zwaartepunt van één van de clusters, maar moeten voor het plukken van agglomeratie- en kenniseconomie vruchten verder kijken dan hun eigen productie- en kennismilieu. Hoewel het bedrijfsleven en kennisinstellingen een sterk zelfsturend en innoverend vermogen hebben, suggereren de studies over skill-gerelateerdheid en buitenlandse investeringen dat meer afstemming tussen (bedrijven en instellingen in) steden in de regio kan leiden tot complementariteit en vernieuwing. Dit vergt een actieve en samenwerkende opstelling van stedelijke overheden. Het initiatief van de Metropoolregio Den Haag-Rotterdam is een stap in deze richting, hoewel in deze visievorming de concrete inhoudelijke complementariteit meer verondersteld wordt dan aangetoond. Het onderkennen van potentiële gevaren en toekomstige kansen is wel een voorwaarde voor de stedelijke en cluster vernieuwing. Samenwerking dient meer los te staan van bestuurlijke grenzen, maar moet gebaseerd zijn op nieuwe coalities op een specifiek gebied (in het specifieke netwerk) op specifieke momenten. Locatie perspectief [S] Het ruimtelijk economisch beleid is tot op heden vooral gericht op het uit elkaar houden van verschillende activiteiten om negatieve externe effecten tegen te gaan. Juist door werken op afstand te zetten van wonen, recreëren en natuur werd voorkomen dat de bedrijven hinder veroorzaakten. In een weerbare innovatieve kenniseconomie is het ruimtelijk bij elkaar brengen van verschillende actoren die positieve externe effecten op elkaar hebben juist de uitdaging. Zij kunnen elkaar dan gemakkelijk ontmoeten voor kennisuitwisseling, netwerkvorming en gemeenschappelijk gebruik van voorzieningen. Ook worden aan de kwaliteit van de werkomgeving door de moderne kenniswerker veel hogere eisen gesteld. Dit wordt makkelijker gemaakt doordat nieuwe economische activiteiten (productie van software, content, uitvindingen, ontdekkingen) vaak met weinig of geen hinder gepaard gaan. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld campussen of science-parken, congreslocaties, centrale business districten, de huisvesting van internationale en diplomatieke instellingen, R&D locaties, en gemengde werk- en woonwijken. Onverwachte biotopen en broedplaatsen zouden zo kunnen ontstaan. Ondanks kritische geluiden over met name campussen (“het zelforganiserende vermogen van bedrijven en universiteiten laat zich niet ruimtelijk vastpinnen”) , geeft het ruimtelijk samenbrengen van kennisdragers wel degelijk perspectief voor een vergrote kans op leren en interactie. Niet alles kan echter overal – zelfs al niet vanuit puur economisch standpunt. De randvoorwaarden van campussen moeten nauwlettend in het oog worden gehouden, zoals de aanwezigheid van een grote kennisdrager. Interactiemilieus kunnen ook in een andere vorm gegoten worden dan campussen – zoals menging van woon- en werkfuncties, de creatie van ontmoetingsplekken en de realisatie van (hoogwaardige) voorzieningen en woonmilieus voor kenniswerkers. Voor biotechnologie, ICT, de toeristenindustrie en zakelijke en creatieve
9
dienstverlening past dit stedelijke verzorgings- en diensteneconomie model beter dan het industriële productiemodel voor chemie, transport en tuinbouw. Er is in de kustprovincies dan ook een complexe taak voor ruimtelijk beleid op zowel fysieke ruimte en infrastructuurniveau, zoals multinodaal ontsloten logistieke bedrijventerreinen afgestemd op de (buitenlandse) vraag en de herstructurerings- en transformatieopgave, als op interactiemilieu niveau, die skill cross-overs en de inbedding van buitenlandse investeringen in voorzieningenrijke en kennisrijke omgevingen kan faciliteren.
Discussie: de kust of de regio als cruciale factor voor economische dynamiek? Dit essay heeft aannemelijk gemaakt dat het toerismecluster in de badplaatseconomie sterker wordende kennisgerelateerde banden ontwikkelt met andere clusters in de kustregio. Deze kennisgerelateerde banden dragen in steeds grotere mate bij aan de economische dynamiek, en zijn potentieel belangrijker dan relaties die lopen via toelevering, uitbesteding of handel. De kust is daarbij een steeds belangrijker wordende factor als locatiefactor voor (buitenlandse) investeringen. De kustregio kan economisch winnen door sectorale en ruimtelijke schaalvergroting. Het gaat evenwel te ver om te concluderen dat de kust op zichzelf dé, of één der belangrijkste structurerende factoren is voor de economie van clusters en kennis spillovers in de kustregio’s. Effecten van verstedelijking, agglomeratievoordelen en het functioneren van regionale economieën zijn op een complexe manier met elkaar verweven23. Het belang van de kust (als locatiefactor, als vestigingsplaatsfactor voor de bij andere clusters aanhakende badplaatssectoren, en als facilitator van het havenindustriële complex in Rotterdam) neemt weliswaar toe en raakt op meerdere fronten verweven met de regionale economie, maar de economische geografie is er sinds Nobelprijs winnaar Krugman wel van overtuigd dat “second nature” ontwikkeling (economische processen door netwerken, interacties, kennisuitwisseling, arbeidsparticipatie en transacties) als drijvende kracht belangrijker is dan de “first nature” ontwikkeling (gunstige factorcondities door ligging, geografie en fysieke toegankelijkheid)24. Dit betekent dat de regionale economie in de kustregio zelf de belangrijkste drijvende kracht is van veel ontwikkeling, en de kust daarin niet de belangrijkste bepalende factor is. Een veilige kust is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor economische ontwikkeling. Investeringen die de economie expliciet helpen zijn meer gelegen in de arbeidsmarkt (voor skill-relaties en talent), de kennismarkt (voor valorisatie), de woningmarkt en in het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen. De policentrische structuur van de kustregio, met meerdere middelgrote steden met complementaire economische specialisaties en clusters, vormt daarbij binnen Europa potentieel een sterk voordeel. Een multilevel ruimtelijk en economisch beleid past bij deze structuur. Omdat fysieke investeringen in de kust andere primaire doelen dient dan economische (en men de waarde eerst ziet als de kust niet optimaal functioneert), is het moeilijk om de baten van een fysiek verbeterde kust te kunnen bepalen voor bedrijven en sectoren. Hiervoor is meer en uitgebreider onderzoek nodig.
23
Zie: G. Romein & G. Renes (2013), Plannen voor de stad. Een multidisciplinaire verkenning van de effecten van verstedelijkingsprojecten op het functioneren van een stad. Den Haag: CPB & PBL. 24 P. Krugman (2006), First nature, second nature and metropolitan location. Journal of Regional Science 33, pp. 129-144.
10
Figuur 1: Concentraties van economische (top)sectoren in Nederland25
Iedere cirkel in de kaartbeelden stelt een bedrijfsvestiging voor, geschaald met de hoeveelheid werknemers ter plekke. Het aantal cirkels geeft de dichtheid van een topsector weer. De kleur geeft weer hoeveel vestigingen binnen de zelfde sector snel bereikt kunnen worden. Hoe roder de kleur, des te meer sector-gezinden er in de buurt zijn. De kleine kaartbeelden geven aan welke concentraties meer clusteren dan vestigingen en werkgelegenheid in het algemeen. In de Randstad, en met name de kust regio’s, clusteren veel sectoren meer dan gemiddeld.
25
Bron: PBL (2012), “De ratio van ruimtelijk-economisch sectorenbeleid”. Den Haag: PBL.
11
Figuur 2: De positie van de belangrijkste sectoren van de kusteconomie in hun cluster levenscyclus26
Een cluster is geen statische entiteit, maar ontwikkelt zich in de loop van de tijd. Hierbij worden vier fases onderscheiden: beginfase, groeifase, volwassenheidsfase en fase van neergang. Elke fase wordt gekenmerkt door een bepaalde mate van omvang, dominante technologie en bedrijfsdynamiek. Elke fase wordt ook gekarakteriseerd door een mate van groei in productiviteit en werkgelegenheid. De positieve dynamiek zit vaak in de kwalitatieve dimensie: innovatie, vernieuwing, nieuwe markten, nieuwe technologie en diversificatie naar gerelateerde economische activiteiten. Het aanboren van nieuwe markten en een vergrote diversiteit aan het begin van een cluster levenscyclus gaat vaak gepaard met werkgelegenheidsgroei, terwijl efficiëntie de boventoon voert in volwassenheidsfasen, wat leidt tot een hogere productiviteit van de dan aanwezige en overlevende bedrijven27. Aan het begin van de levenscyclus is de heterogeniteit van beschikbare kennis groot, maar naarmate het cluster vordert in haar bestaan wordt kennis minder makkelijk beschikbaar. Aan het einde van de levenscyclus, in de volwassenheidsfase, zijn er mogelijkheden om te komen tot een vernieuwing van het cluster door het aanhaken bij een nieuwe technologie, het aanpassen aan de marktwensen of zelfs het transformeren tot nieuwe producten voor nieuwe markten. Hierdoor kan een nieuwe fase van (beschikbare) informatie vergaring, vernieuwing en groei aanbreken. In de kustregio’s is de positionering van de aanwezige clusters complex. Het life science cluster in de regio is relatief klein en zit nog in de groeifase van de cluster levenscyclus. De sector groeit in Noord- en Zuid-Holland hard. De creatieve industrie is al meer volwassen, maar kent (vooral in Amsterdam en omgeving) nog aanzienlijke groeipotenties. De zakelijke dienstverlening, vooral in de grote steden aanwezig, bevindt zich in een volwassenheidsfase. Andere grote clusters in de regio die verbonden zijn aan de 26
Eigen bewerking naar: M.P. Menzel & D. Fornahl (2009), “Cluster life-cycles: dimensions and rationales for cluster evolution”. Industrial and Corporate Change 19, pp. 205-238. 27 K. Frenken, F. Van Oort & T. Verburg (2007), “Related variety, unrelated variety, and regional economic growth”. Regional Studies 41, pp. 685-697.
12
kusteconomie, de natte waterbouw, de tuinbouw, het transport en distributie cluster, de hospitalityindustry en de chemische industrie, bevinden zich alle in een fase van verzadiging. Dit betekent niet dat er geen kansen binnen het cluster bestaan (in alle clusters is een trend richting dienstverlening (en in de hospitality-industry naar belevenis) en daarmee groei waarneembaar), maar de clusters doen er goed aan om diversificatie te zoeken in gerelateerde sectoren en marktniches die op lange termijn groei meer structureel kunnen waarborgen.
13
Figuur 3 Het Zuidvleugel vliegwiel
14
Figuur 4 Skill-gerelateerdheid van de toerisme industrie in de kustregio (2010)
Deze figuur geeft de sectoren weer die aan elkaar verwant zijn omdat mensen tussen deze sectoren veel van baan wisselen. De omvang van de symbolen geven de hoeveelheid werkgelegenheid in gedetailleerde sectoren weer, de dikte van de lijnen tussen sectoren de omvang van arbeidsstromen (baanwisselingen), de kleuren geven algemene sectoren weer (blauw=industrie, oranje=dienstverlening, etc.). De analyse is toegespitst op de arbeidsmobiliteit in de kustregio’s. Het geeft de “badplaatseconomie” pur sang weer, met twee algemene trends. Relatief laagwaardige arbeid kenmerkt baanwisselingen van werknemers tussen restaurants, hotels, reiniging, winkels en kampeerterreinen. Een dynamische analyse (1996-2010) laat zien dat een groeiende groep werknemers in deze economie verwisselt van baan naar en binnen hogere segmenten van de economie: zakelijke dienstverlening, kunst, film en theater, fotografie en marktonderzoek. Hiermee sluiten de skills in de badplaatseconomie steeds meer aan bij skills die gebruikt worden in andere (top)sectoren, zoals de creatieve industrie, zakelijke en financiële dienstverlening en ICT. De badplaatseconomie “emancipeert” naar een meer volwaardige economie die aansluit bij nabije sterke clusters.
15