Meer kansen voor
Utrechts
talent
Wij willen in Utrecht optimale voor iedere
kansen
leerling om zich te ontwikkelen
en te ontplooien naar zijn
talenten
Meer kansen voor
Utrechts
talent
2
Inhoud
Hoofdstuk 1
Meer kansen voor Utrechts talent
4
Hoofdstuk 2
Een bredere beschouwing op talentontwikkeling van de Utrechtse Leerling
12
Hoofdstuk 3
Activiteiten van de Utrechtse Onderwijs Agenda
20 3
Hoofdstuk 4
Positionering en werkwijze van de Utrechtse Onderwijs Agenda: hoe werken we samen?
34
Bijlage 1
Waar bouwen we op voort? En relevante toekomstontwikkelingen?
40
Hoofdstuk 1
4
Meer kansen voor Utrechts talent
Nu in Utrecht ◆
20.000 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar ◆
◆
10.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs ◆
◆ ◆
27.000 leerlingen in primair onderwijs
28.000 studenten in MBO (regio-functie)
42.000 studenten op Hogescholen (regio-functie)
30.000 studenten op Universiteiten (regio/landelijk) ◆
Totaal: 137.000 leerlingen/studenten in Utrecht
De Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA) gaat over Utrechtse kinderen, hun talenten en de kansen die zij krijgen die te ontplooien. De Utrechtse Onderwijs Agenda is uitdrukking van de gezamenlijke ambitie van schoolbesturen, welzijnsinstellingen, onderwijs-ondersteuners en Gemeente om meer kansen te scheppen voor de talentontwikkeling van alle Utrechtse kinderen. Onderwijs is in de talentontwikkeling van een leerling een heel belangrijke schakel. Talentontwikkeling gaat echter over meer. Daarom plaatst de UOA de talentontwikkeling van leerlingen van 0 tot 18 jaar in een breed kader: de sociale samenhang, wijk en buurt, culturele en welzijnsvoorzieningen, jongerenwerk en jeugdzorg. Leerlingen leren en ontwikkelen zich op vele plekken, binnen en buiten de school. Hun talenten zijn divers en moeten op allerlei terrein een kans krijgen. Om alle Utrechtse kinderen een maximum aan kansen te bieden, om hun talenten te ontplooien streeft de UOA naar een integrale benadering waarin de schotten tussen school en andere gebieden van het leven worden doorbroken. In het belang van de leerling. Daar waar nodig zal ook over de grenzen van 18 jaar heen worden gegaan.
5 De Utrechtse Onderwijs Agenda staat voor een onorthodoxe en vernieuwende aanpak. Om kinderen echt meer kansen te bieden kunnen scholen niet op zichzelf blijven staan. In de Agenda zoeken scholen de breedte op; zij gaan verbindingen aan met alle partijen die kinderen verder kunnen helpen in het leven. De aanpak is pragmatisch en vernieuwend: gericht op het duurzaam oplossen van problemen met degenen die daarbij nodig zijn. De Agenda zal ook in de komende periode een centrum van vernieuwende activiteit zijn, niet een zoveelste bestuurslaag of overlegorgaan in het onderwijs. Het resultaat - ‘meer kansen voor Utrechts talent’ - telt.
De uitgangspositie van het Utrechtse onderwijs steekt in een aantal opzichten gunstig af bij die in andere grote steden. Utrecht is een van de weinige plaatsen in het land waar bevolking en werkgelegenheid de komende decennia nog zullen blijven groeien. Dat schept ruimte en staat borg voor een relatief jonge bevolkingsopbouw, met een groeiende behoefte aan alle soorten onderwijs. De structuur van de werkgelegenheid in Utrecht is relatief hoogwaardig en het opleidingsniveau van de bevolking in verhouding met andere grote steden hoog. In overeenstemming hiermee is ook het gemiddelde welvaartsniveau in Utrecht hoog. En dat zal de komende jaren, mede door de bouw van Leidsche Rijn en inbreiding in de bestaande stad, niet veranderen.
Nu in Utrecht
6
◆ ◆
41 voorschoollocaties
105 basisscholen (waarvan 47 met een vroegschool) ◆ ◆ ◆
3 scholen voor speciaal basisonderwijs 19 locaties voor voortgezet onderwijs
10 locaties voor speciaal (voortgezet) onderwijs ◆
2 regionale opleidingencentra ◆ ◆ ◆
2 vakcolleges
7 Hogescholen
4 Universiteiten
Voor de talentontwikkeling van kinderen is dit een gunstig uitgangspunt. Tegen deze achtergrond zou Utrecht het wat betreft de prestaties van zijn onderwijs beter moeten doen dan de meeste andere grote steden: een streven naar excellentie in de breedte. De werkelijkheid is echter anders. Hoewel de Utrechtse scholen vaak beter presteren dan hun collega’s in andere grote steden, is het de vraag of dat voldoende is. Immers er zijn ook in Utrecht scholen die door de Inspectie het predicaat ‘zwak’ hebben gekregen. In sommige wijken en bij sommige onderwijssoorten is er sprake van een zwak gemiddelde prestatie. Een aantal scholen kampt met meer dan gemiddelde problemen, vaak in cumulatie. Daarnaast liggen er ook volop kansen voor die scholen die al wel goed presteren. De relatieve rijkdom van de Utrechtse sociaaleconomische, sociaal-culturele en kennisinfrastructuur kan beter benut worden om alle Utrechtse leerlingen een betere kans te geven. Kortom; we kúnnen het nog zoveel beter doen!
Utrecht – Stad van Kennis en Cultuur ◆
54% van de beroepsbevolking heeft een hoog opleidingsniveau ◆ ◆ ◆
Kennisinstituten in de stad en in de regio
Gunstige economische groeiverwachtingen
Convenant tussen Universiteit Utrecht, UMC Utrecht,
Hogeschool Utrecht, gemeente en provincie gericht op o.a. profilering, kennisontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid ◆ ◆
Innovaties en culturele evenementen
Investeren in kenniseconomie bv. SciencePark De Uithof
7
Utrecht moet daartoe een excellente opvoedingscultuur ontwikkelen waarin thuis, school en de buurt om de leerling heen staan: samen hebben we de middelen daartoe in huis, samen kunnen we dit realiseren. Dat vraagt om een agenda die gericht is op goed onderwijs aan kinderen in een achterstands- en/of probleemsituatie én een agenda die excellentie in de breedte adresseert. Bovendien bouwen we voort op de resultaten die we de afgelopen vier jaar hebben behaald. Binnen die brede aanpak is het continu nodig het belangrijkste doel scherp in het vizier te houden:
8
Wij willen in Utrecht optimale kansen voor iedere leerling om zich te ontwikkelen en te ontplooien naar zijn talenten Dat is het doel waar we al onze werkzaamheden aan willen toetsen. Dat doel wordt concreet in een viertal terreinen waarop Utrecht de komende jaren beter presteren kan en moet. Het overzicht van de stand van zaken en de uitkomsten van de monitoring van de Agenda in de periode 2006-2010 laten zien dat op veel deelterreinen voortgang is geboekt (zie bijlage 1). Op cruciale terreinen is de voortgang echter niet voldoende. Deze terreinen zijn: ◆ Een hoge Utrechtse standaard voor de beheersing van de Nederlandse Taal ◆ Meer doorstroming van leerlingen naar een hoger niveau ◆ Actieve kennismaking van een grotere groep leerlingen met de sociale en culturele diversiteit van onze samenleving ◆ Investeren in het kapitaal van het onderwijs: de leraar
Een hoge Utrechtse standaard voor de beheersing van de Nederlandse Taal Taalbeheersing is de sleutel tot betere leerprestaties in den brede, zo veel is uit de onderwijspraktijk wel duidelijk geworden. Nederlandse taal is niet een apart vak of een bijzonder talent, het is de kern van het leren: wie de taal goed beheerst kan ook andere talenten beter tot ontwikkeling brengen. In Utrecht blijven de gemiddelde prestaties op Nederlandse taal achter bij hetgeen men zou mogen verwachten. Tevens is het aantal leerlingen met belangrijke taalachterstanden nog steeds te groot. Bekend is dat een structurele aanpak van taalverbetering in de klas door leraren als lastig wordt ervaren, vaak ook omdat men daarvoor niet de kennis en vaardigheden in huis heeft. Dit remt de talentontwikkeling van leerlingen meer dan wat ook. Binnen de UOA heeft daarom de uitvoering van beter taalonderwijs prioriteit. Daarbij zal gezocht worden naar effectieve verbeteringen voor alle scholen, voor alle leerlingen en leraren, in het bijzonder daar waar de taalachterstanden het grootst zijn.
Meer doorstroming van leerlingen naar een hoger niveau De indruk bestaat dat de Utrechtse scholen in hun selectie en doorstroomperspectief voor de leerlingen mogelijk te ‘bescheiden’ zijn. Zeker in scholen die relatief veel leerlingen met een achterstand hebben kan zich een cultuur ontwikkelen waarin het ambitieniveau neerwaarts wordt bijgesteld, waardoor talenten onbenut blijven. Dit uit zich ook in een te weinig gedurfde schoolkeuze, uitval en aansluitingsproblemen tussen de Voorschool en het Primair Onderwijs, tussen het Primair Onderwijs en het Voortgezet Onderwijs en tussen het Voortgezet Onderwijs en MBO/HBO/WO. Doorlopende leerlijnen waarin de scholen actief de cesuur tussen de schooltypen overbruggen en bezinning op de selectieprocessen moeten daarom een belangrijke plek krijgen op onze agenda voor talentontwikkeling.
9
Actieve kennismaking van een grotere groep leerlingen met de sociale en culturele diversiteit van onze samenleving Door maatschappelijke verhoudingen, schoolkeuze van ouders en soms ook beleid van scholen groeien veel leerlingen op in een homogene sociaal-culturele omgeving (segregatie). Zij maken onvoldoende kennis met de verschillen die in onze samenleving bestaan en de noodzaak die verschillen in het sámenleven te overbruggen (burgerschap). Sociaal-culturele verschillen hangen bovendien sterk samen met ontwikkelingskansen van leerlingen. Utrecht kent, mede door de wijkopbouw, vooral scholen met een concentratie van kansarme of juist kansrijkere leerlingen. Dit komt de kwaliteit van de ontwikkelingskansen van alle Utrechtse leerlingen niet ten goede. De Agenda zal dan ook verder werk willen maken van een meer evenwichtig opgebouwde schoolbevolking, met het oog op burgerschap maar ook om de ontwikkelingskansen van iedere leerling te verbeteren.
Investeren in het kapitaal van het onderwijs: de leraar 10
Om noodzakelijke onderwijsverbeteringen te realiseren is permanente deskundigheidsbevordering van leraren nodig. De uitdaging die brede talentontwikkeling in onze samenleving betekent, is nog niet voldoende verwerkt in de aanpak van menig leraar voor de klas en in zijn of haar opleiding. Dit landelijke inzicht geldt ook voor Utrecht. Lacunes in de professionaliteit gaan des te meer klemmen als belangrijke verbeterslagen moeten worden gemaakt en daarbij ook breder moet worden gekeken dan de eigen lessituatie, zoals blijkt in het VMBO en bij het taalonderwijs. Goede professionals zijn het belangrijkste kapitaal waarover het onderwijs beschikt; systematische investeringen in dit kapitaal zijn broodnodig. Daarom moet een verbeteragenda van het onderwijs bij ieder thema mede de verbetering van de professionaliteit van de leraar betrekken. Professionalisering van Utrechtse leraren zal de komende jaren systematisch gekoppeld moeten worden aan de verbeterprojecten die onder de paraplu van de UOA worden ondernomen.
De ambitie van de Utrechtse Onderwijs Agenda laat zich dus samenvatten in vier grote doelstellingen: a. een hoge Utrechtse standaard voor de beheersing van de Nederlandse taal en de realisatie daarvan op alle onderwijsniveaus b. een hogere doorstroming van kinderen naar vervolgonderwijs op grond van betere leerprestaties en betere aansluiting c. minder gesegregeerd onderwijs doordat meer scholen een gemengde bevolking van kansrijkere en kansarmere leerlingen kennen d. een flinke verhoging van de professionaliteit van de Utrechtse leraar De Utrechtse Onderwijs Agenda kiest voor de periode 2010-2014 een horizon waarop deze vier doelstellingen de richtpunten zullen zijn. De monitoring en voortgangsbewaking van de activiteiten in het kader van de Agenda zal hierop gericht worden. In de praktijk is er een veelheid van activiteiten nodig om deze vier doelstellingen dichter bij realisatie te brengen. In de voorafgaande periode heeft de Agenda mede successen kunnen boeken door haar activiteiten dicht bij de problemen te leggen die in de dagelijkse praktijk van de omgang met kinderen worden gevoeld. Die pragmatiek zal de komende periode worden gehandhaafd. Daarom kiezen wij ervoor niet bij iedere doelstelling een afzonderlijke activiteit te ontwikkelen, maar juist vanuit de integraliteit van de problematiek van talentontwikkeling op schoolniveau aan de realisatie van de doelstellingen te werken. De Agenda kent daarom de komende jaren tien activiteitengebieden die herkenbaar zijn voor de mensen in de scholen en andere betrokkenen. De op die tien gebieden te bereiken resultaten zullen in hun samenhang de verwezenlijking van de vier grote doelstellingen bepalen.
11
Hoofdstuk 2
12
Een bredere beschouwing op talentontwikkeling van de Utrechtse Leerling
De ervaring van de afgelopen periode heeft geleerd dat de ‘Grote Doelen’ alleen dichterbij komen als de mensen die de praktijk dragen stappen willen nemen. Dat kan alleen als zij de problemen die moeten worden aangepakt herkennen en hun eigen rol willen spelen in het vinden van oplossingen. Daarom heeft de UOA in de afgelopen periode een werkwijze ontwikkeld waarin het accent wordt gelegd bij werkgroepen van professionals uit de verschillende werkvelden. Binnen de grote lijnen van de Agenda bepalen de werkgroepen welke problemen zij effectief kunnen aanpakken en hoe zij dat zullen doen. De Stuurgroep toetst of en hoe deze aanpak bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen. Op grond van de stand van zaken in het Utrechtse onderwijs komen we nu tot tien activiteitengebieden waarop een werkgroep haar werkzaamheden zal ontplooien.
Breder kijken Talentontwikkeling gaat er om ‘het beste in een leerling naar boven te halen’ en met de leerling te ontdekken wat het beste in hem is en hoe het dat kan verwezenlijken. Dat gebeurt in school, maar ook op vele plekken rondom die school. Thuis, in de buurt, bij vrienden, op sport, etc. In onze ‘twee-verdieners-samenleving’ ontwikkelen leerlingen zich relatief minder thuis en - naast school - steeds meer op plekken als crèche, kinderopvang, buitenschoolse opvang, sportverenigingen en jongerenwerk. Dat maakt dat we ons verantwoordelijk voelen om leerlingen en ouders een goed en integraal ‘aanbod voor de gehele dag’ te bieden. Leerlingen hebben dat nodig en niet alle ouders weten zo’n aanbod van kansen zelf tot stand te brengen voor hun leerling. Scholen kunnen geen verantwoordelijkheid nemen voor alles, maar zij kunnen wel hun verantwoordelijkheid delen met en afstemmen op die van ‘andere aanbieders’ zoals wijkwelzijnsorganisaties, kinderopvang en UCK, om samen te komen tot een rijk aanbod van zogeheten ‘dagarrangementen’.
13
In de afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet om na te denken over de gewenste inhoud en aanpak van ‘dagarrangementen’. Als eerste is de coördinatie aangebracht tussen de binnenschoolse en buitenschoolse activiteiten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit vooral organisatorische verbindingen zijn geweest. Daarom zoeken we naar meer inhoudelijke verbinding. Hoe versterken we het onderwijs aan leerlingen door ook buiten de schooluren buitenschoolse activiteiten in samenhang met het onderwijs een goede plek geven? Hoe trekken we de leerdoelen van de school ook door buiten de schooluren en hoe kunnen we buitenschoolse activiteiten juist onder en in samenhang met schooltijd een goede plek geven? En wat dient daarin de leerling, die nu eenmaal (terecht) geen onderscheid maakt tussen schoolzwemmen en gewone zwemles, schoolsport en gewone sport, kunstzinnige vorming op school en muziekles daarbuiten? Wij willen in Utrecht meer gaan denken vanuit de leerling en zijn behoeften wat betreft een evenwichtige invulling van zijn ‘schooldag’ (8.30u-18.00u). Onze ervaringen in de huidige brede school-concepten vormen de basis voor verbreding naar een variëteit van dagarrangementen voor een meerderheid van de Utrechtse leerlingen.
14
Kwaliteit in de doorstroming Optimale kans voor iedere Utrechtse leerling. Dat is ook in de schoolovergangen cruciaal. We willen niet dat er leerlingen ‘tussen wal en schip vallen’ en daarnaast willen we dat het doorstroomperspectief optimaal aansluit bij de mogelijkheden van de leerlingen. Ervaring leert dat zeker in scholen die relatief veel leerlingen met een achterstand hebben, er zich een cultuur kan ontwikkelen waarin het ambitieniveau neerwaarts wordt bijgesteld. Ook lijkt het erop dat bij de schoolkeuze in het voortgezet onderwijs in Utrecht niet altijd het maximaal haalbare wordt gekozen. Hierdoor blijven talenten onbenut. Dit kan zich uiten in een te weinig gedurfde schoolkeuze, maar ook in uitval en aansluitingsproblemen tussen VVE, PO en VO, VO en MBO/HBO/WO. Doorlopende leerlijnen waarin de scholen actief de cesuur tussen de schooltypen overbruggen en bezinning op de selectieprocessen moeten daarom een belangrijke plek krijgen op onze agenda voor talentontwikkeling. De komende jaren willen we zeer actief inzetten op deze kwalitatief goede overgangen. Dat betekent dat op de drie cruciale overgangsmomenten een plan wordt gemaakt wordt voor een ‘integrale overdracht en selectie’.
Dat is tussen voorschool en de eerste groepen van het primair onderwijs, tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs en tussen het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Dat vergt vertrouwen in en kennis van elkaars werkzaamheden en een goede organisatorische samenwerking en informatie-uitwisseling van de ene instelling naar de andere. Zo is een goede samenwerking en overdracht van voorschool naar basisschool belangrijk, evenals kennis van elkaars werkwijzen. We willen dat VO-leraren weten wat en hoe er les gegeven wordt in basisscholen, wat dat betekent voor hun aanpak en vice versa. Ook een doorgaand gedigitaliseerd leerlingvolgsysteem kan hier een ondersteunende rol spelen.
Knelpunten in kwaliteit Het bovenstaande willen we nog verder versterken door een aantal knelpunten in de kwaliteit tegelijk aan te pakken in verschillende fasen van de schoolloopbaan van kinderen. Het gaat hier om kwaliteitskenmerken die voor alle schooltypen gelden. Zo gaan we de komende jaren kijken hoe we het taalonderwijs in voorschool, PO, VO en MBO kunnen versterken. Versterken en doorlopend maken. Taalbeheersing is immers de sleutel tot betere leerprestaties in den brede. Nederlandse taal is niet een apart vak of een bijzonder talent, het is de kern van het leren: wie de taal goed beheerst kan ook andere talenten beter tot ontwikkeling brengen. We hebben geconstateerd dat er op veel plaatsen al enthousiast gewerkt wordt aan het verbeteren van de didactische aanpak op het terrein van taal, bijv. bij technisch lezen – en met effect. Ervaringen uit pilots leren dat langdurige en blijvende aandacht nodig is. Een goede taalbeheersing van leerlingen en leraren heeft daarom onze eerste aandacht. Daarbij zal gezocht worden naar effectieve verbeteringen voor alle scholen, voor alle leerlingen en leraren, in het bijzonder daar waar de taalachterstanden het grootst zijn. Een doorlopende lijn in het taalonderwijs van voorschool tot en met het MBO is daarbij onze ambitie. Dat wil zeggen dat we een gezamenlijk curriculum voor taal/lezen zullen formuleren en het aanbod aan taal van de voorschool, peuterspeelzaal en kinderopvang, het primair onderwijs, het voortgezet
15
onderwijs en het MBO daarop zullen afstemmen. Daarbij zullen standaarden voor de taalbeheersing van Utrechtse leerlingen worden afgesproken die overeenkomen met de landelijke referentiekaders en zo mogelijk daarboven liggen. Om een breder resultaat te bereiken is daarbij samenwerken ‘over de grenzen’ noodzakelijk.
16
Scholen zullen de komende jaren meer aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid om passend onderwijs (een passend onderwijsaanbod) te bieden aan leerlingen waarvan de talenten en zorgbehoeften steeds meer uiteenlopen. In Utrecht willen wij scholen vanuit de gezamenlijkheid ondersteunen om dit waar te maken. Onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is dat geen enkele leerling van voor hem passend onderwijs verstoken blijft. Wat de ene school niet kan bieden, zal in goede afstemming door de andere geleverd moeten worden, juist ook in samenwerking met de instellingen voor jeugdzorg en jongerenwerk. Dit betreft alle leerlingen, zowel leerlingen met achterstanden op bepaalde gebieden als leerlingen die meer dan gemiddelde leerprestaties aan kunnen. We zijn al druk bezig om samen kijken of we in totaliteit het goede aanbod hebben. De afgelopen jaren zijn de schoolbesturen erin geslaagd om een goede samenwerking op te zetten met de relevante partners in jeugd- en jongerenwerk. Daarnaast is er in het primair onderwijs gewerkt aan een meer handelingsgerichte diagnostiek en aanpak (het project Afstemming). Niet wat het kind niet kan, maar juist wat het kind kan wordt daarbij als uitgangspunt voor het onderwijs aanbod genoemd. De komende 4 jaar moet er op schoolen leerling-niveau geoogst worden: scholen moeten zich actief gesteund weten in hun streven naar passend onderwijs en zorg voor iedere leerling. Kinderen leren op school en elders dat de samenleving breder en diverser is dan wat zij thuis gewend zijn. Aanvaarding van en soepel omgaan met die diversiteit moet echter ook geleerd worden: volwaardig burgerschap in een samenleving als de onze vergt een hoge mate van tolerantie en sociale vaardigheid in het omgaan met culturele en sociale verschillen. Talentontwikkeling van kinderen kan niet zonder burgerschapsvorming in deze zin. Voorzieningen voor de
leerling, waaronder bij uitstek de school, hebben hier, naast de ouders, een belangrijke verantwoordelijkheid. De invulling van deze verantwoordelijkheid wordt niet bepaald vergemakkelijkt door segregatietendensen in de samenleving en binnen het onderwijs. In een sociaal en cultureel zeer eenzijdig samengestelde wijk zal een school zeer veel hindernissen moeten overwinnen om de leerlingen de brede diversiteit van de samenleving te laten begrijpen (laat staan aanvaarden). Waar ouders de neiging hebben zich in hun schoolkeuze deels te laten leiden door homogene culturele identiteit (“mijn kind liever bij ons soort mensen”) wordt het voor een school wel moeilijk de heterogeniteit goed in beeld te brengen. Bij de bevordering van integratie en het tegengaan van maatschappelijke segregatie moeten scholen vaak tegen de stroom in roeien. Toch is dat wat we in Utrecht willen. De Agenda zal daarom het tegengaan van segregatie in de school, breder in de wereld van de leerling, en een goede burgerschapsvorming onverminderd prioriteit blijven geven. Juist ook met het doel om de ontwikkelingkansen van iedere leerling te verbeteren. Bij segregatie wordt daarbij in de eerste plaats gedacht aan een te homogene (te weinig gemengde) schoolbevolking op twee dimensies: de kansrijkheid/kansarmoede van leerlingen gezien hun sociale herkomst, en de etnisch-culturele achtergrond van de leerlingen. Op beide dimensies moet uit een oogpunt van goede burgerschapsvorming, en soms ook uit een oogpunt van kwaliteit van het onderwijs in bredere zin, een enigszins gemengde schoolbevolking als nastrevenswaardig worden gezien. De Utrechtse Onderwijs Agenda zal in de komende periode die scholen waar segregatietendensen in bovengenoemde zin aan de orde zijn ondersteuning bieden door actief na te gaan met welk repertoire van mogelijke interventies hieraan het hoofd geboden kan worden. Diversiteit in de aanpak, een open oog voor wat (elders) al effectief is gebleken en wederzijdse steun tussen scholen zijn daarbij uitgangspunten.
Randvoorwaarden De professionaliteit van leraren, schoolleiders en alle andere professionals is cruciaal. Voortdurende investeringen in de kwaliteit van de leraren zijn de meest effectieve weg om de kwaliteit van het onderwijs in de scholen te verbeteren. Het is zaak deze permanente professionalisering te plaatsen in het kader van vernieuwing en kwaliteitsverbetering binnen de scholen. Lacunes in de professionaliteit gaan des te meer klemmen als belangrijke verbeterslagen moeten worden gemaakt en daarbij ook breder moet worden gekeken dan de eigen lessituatie.
17
Goede professionals zijn het belangrijkste kapitaal waarover het onderwijs beschikt; systematische investeringen in dit kapitaal zijn broodnodig. Daarom kan de Utrechtse Onderwijs Agenda, die gericht is op belangrijke kwaliteitsverbeteringen in en rond het onderwijs gerelateerd aan de Utrechtse situatie, niet zonder een Utrechtse Professionaliseringsagenda en professionele standaarden voor de betrokken leraren. Het voorbeeld van de Taskforce VMBO en de uitwerking in het scholingstraject De Utrechtse MeesterDocent, maar ook de gezamenlijke taalpilot PO en het project ‘Afstemming’ laat zien hoe deze samenhang vormgegeven kan worden. Belangrijk daarbij is dat in de lerarenopleidingen wordt gewerkt aan een Utrechtse professionele standaard, zoals nu reeds gebeurd bij het project Utrechtse MeesterDocent voor alle Utrechtse VMBO-docenten. In de komende periode wil de UOA de professionalisering van Utrechtse leraren stimuleren en systematisch in verband brengen met de kwaliteitsagenda. Daarnaast zal ook het verwachte tekort aan leraren aandacht vragen. In de Agenda kan worden samengewerkt om het Utrechtse onderwijs als werkveld en de Utrechtse schoolbesturen als werkgever aantrekkelijker te maken.
18
Er is een wisselwerking tussen huisvesting en de inhoudelijke, beleidsmatige keuzes. In de eerste plaats is de gemeente verantwoordelijk voor adequate onderwijshuisvesting. Maar inhoud en huisvesting zijn nauw met elkaar verbonden. Zo hebben de keuzes van de Taskforce Utrechts VMBO invloed gehad op de onderwijshuisvesting. In het primair onderwijs zien we dat leegstaande lokalen meestal slechts tijdelijk - voorzien in de toenemende vraag naar buitenschoolse opvang. In ver- en nieuwbouwplannen wordt meer en meer gekeken naar de integratie van opvang en onderwijs. Ook zijn de afgelopen jaren ouderlokalen gerealiseerd, vooral bedoeld voor de oudercursussen in de VVE. De populariteit van sommige scholen dwingt ons gezamenlijk na te denken over schoolgrootte. Lang niet op alle schoollocaties is ruimte om meer schoollokalen te maken. In de afgelopen jaren hebben we de inhoudelijke thema’s besproken in de Utrechtse Onderwijs Agenda, de huisvesting separaat in de Stuurgroep Masterplan. Dat willen we zo houden. Wel zullen vaker vanuit de inhoudelijke discussie de consequenties voor het huisvestingsbeleid scherper worden geformuleerd, zodat de Stuurgroep Masterplan ermee uit de voeten kan.
In de afgelopen jaren hebben we geconstateerd dat de stad Utrecht en de regio onvoorwaardelijk met elkaar verbonden zijn. Dat speelt met name vanaf het Voortgezet Onderwijs. In de afgelopen jaren hebben we informeel overleg gehad, eerste afspraken gemaakt, convenanten ondertekend, onder andere op het terrein van de overgang van Primair Onderwijs naar Voortgezet Onderwijs, op het terrein van het VMBO en op het terrein van Voortijdig Schoolverlaten (VSV). Het is duidelijk dat er op cruciale terreinen een regionale samenwerking wenselijk is. Samen optrekken om inhoudelijke ontwikkelingen te bevorderen en uitdagingen aan te gaan levert beslist een meerwaarde. Zo is voor VSV recent besloten om de dit primair vanuit de regio (stuurgroep Regionale Meld en Coördinatie van voortijdig schoolverlaters (RMC)) op te pakken. Wel zal het actief verbonden worden met de thema’s uit deze Agenda. Samen regionaal optrekken om inhoudelijke ontwikkelingen te bevorderen en uitdagingen aan te gaan, kan wellicht op den duur leiden tot een Regionale Educatieve Agenda. In hoofdstuk 3 wordt voor ieder van de hierboven genoemde activiteitengebieden het in de komende vier jaar te realiseren resultaat omschreven. Deze resultaatagenda’s vormen samen het activiteitenpakket van de Utrechtse Onderwijs Agenda.
19
Hoofdstuk 3
20
Activiteiten van de Utrechtse Onderwijs Agenda
Voor ieder van de tien genoemde activiteitengebieden stelt de Utrechtse Onderwijs Agenda een werkgroep in. De werkgroepen omvatten alle betrokken partijen die deelnemen aan de UOA; daarbij hebben de werkgroepen de vrijheid zelf partners te zoeken die voor hun specifieke activiteit belangrijk zijn. De Stuurgroep vraagt de werkgroepen een plan van aanpak te maken waarin wordt aangegeven hoe de beoogde resultaten zullen worden bereikt én wat dit bijdraagt aan het realiseren van de vier doelstellingen van de Agenda. De keuze van de aanpak is geheel aan iedere werkgroep: toegesneden op het eigen probleemveld, onorthodox, niet bureaucratisch, pragmatisch, oplossingsgericht en vernieuwend. Het gaat er de komende jaren immers vooral om zichtbare verbeteringen te bereiken in de kansen van Utrechtse kinderen. De tien activiteitengebieden zijn: I. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – Primair Onderwijs II. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – Voortgezet Onderwijs III. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – VMBO IV. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van Voorschool naar Primair Onderwijs V. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van Primair Onderwijs naar Voortgezet Onderwijs VI. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van VMBO naar MBO VII. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – taal VIII. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – Passend Onderwijs IX. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – Burgerschap en sociale integratie X. Professionaliteit van leraren en andere medewerkers
21
Nu 22
◆ ◆ ◆
◆ ◆ ◆
42 participerende scholen
dekkend aanbod krachtwijken ◆
◆
10 brede scholen
bereik van 8000 leerlingen
spilfunctie voor buitenschoolse activiteiten in de buurt inzet combinatiefunctionarissen
pilot leertijdverlenging in Overvecht
kans ligt op inhoudelijke verbinding van binnen- en buitenschoolse activiteiten
I. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – Primair Onderwijs Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ In 2014 bestaat er (in ieder geval voor iedere Brede School) een helder concept van de ‘dagelijkse doorlopende leerlijn’ (dagarrangement) waaraan met de relevante partners wordt samengewerkt (onder meer wijkwelzijnswerk, Kinderopvang, Utrechts Centrum voor de Kunsten, sportverenigingen), zodat de leerling zich vrij en veelzijdig kan ontwikkelen zonder steeds op organisatorische grenzen te stuiten. ◆ Ter ondersteuning van het ontwikkelen van dagarrangementen formuleert de Agenda een duidelijke visie op de rol van de ouders, de school en andere maatschappelijke instellingen bij de opvoeding en ontwikkeling van leerlingen in Utrecht. ◆ Om de leerling (verder) aan te moedigen zich breed te ontplooien, wordt het leerlingvolgsysteem doorontwikkeld naar een breed ontwikkelingsrapport dat de breedte van de talenten van de leerling beter weergeeft. ◆ Voor de bestaande brede scholen wordt gekeken of de huisvesting ondersteunend en accommoderend is voor het concept van de dagarrangementen en wat er gedaan moet worden om deze situatie te bereiken. ◆ Daarnaast wordt er een juridische organisatievorm ontwikkeld voor dagarrangementen die recht doet aan de primaire verantwoordelijkheid van ieder schoolbestuur en de gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook met andere partners.
23
II. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – Voortgezet Onderwijs
24
Te behalen resultaten 2010-2014 Wat willen we in 2014 concreet bereikt hebben? ◆ In 2014 bestaat er (in ieder geval voor iedere Brede VO-School) een helder concept van de ‘dagelijkse doorlopende leerlijn’ (dagarrangement) waaraan met de relevante partners wordt samengewerkt (onder meer wijkwelzijnswerk, Utrechts Centrum voor de Kunsten, sportverenigingen), zodat de leerling zich vrij en veelzijdig kan ontwikkelen zonder steeds op organisatorische grenzen te stuiten. ◆ Ter ondersteuning van het ontwikkelen van dagarrangementen formuleert de Agenda een duidelijke visie op de rol van de ouders, de school en andere maatschappelijke instellingen bij de opvoeding en ontwikkeling van leerlingen in Utrecht. ◆ Om de leerling (verder) aan te moedigen zich breed te ontplooien, wordt het leerlingvolgsysteem doorontwikkeld naar een breed ontwikkelings◆ 10 Utrechtse scholen doen mee rapport dat de breedte van de talenten van de leerling beter weergeeft ◆ alle VMBO en praktijkonderwijsscholen (samen met andere werkgroepen tbv de volledige leerlijn). en ook twee AVO-scholen ◆ Voor de bestaande brede scholen wordt gekeken of de huisvesting ondersteunend en accommoderend is voor het concept van ◆ scholen coördineren actief dagarrangementen en wat er gedaan moet worden om deze binnen- en buitenschoolse activiteiten situatie te bereiken. ◆ bij nieuwbouw voor een brede VO-school ◆ Daarnaast wordt er een juridische organisatievorm ontwikkeld heeft dit betekenis voor de huisvesting voor dagarrangementen die recht doet aan de primaire verantwoordelijkheid van ieder schoolbestuur en de gezamenlijke ◆ kans ligt op inhoudelijke verbinding van verantwoordelijkheid, ook met andere partners. binnen- en buitenschoolse activiteiten
Nu
III. Talentontwikkeling vanuit een bredere visie – VMBO Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ In 2014 zullen de Utrechtse vmbo-scholen zo aantrekkelijk onderwijs en ontwikkelingskansen bieden dat nog slechts een klein deel van de leerlingen met vmbo-advies uitwijkt naar de randgemeenten. ◆ De scholen zullen in dat kader naar sociaal-economische en etnisch-culturele achtergrond van de leerlingen meer gemengd zijn samengesteld. ◆ Ook de huisvesting van de vmbo-scholen zal aanzienlijk verbeterd zijn en meer mogelijkheden bieden voor talentontwikkeling buiten de schooltijd.
25
Nu ◆
alle scholen werken actief gezamenlijk aan kwaliteitsverbetering ◆
◆
taal, rekenen en burgerschap via opleiding van Utrechts meesterdocent centraal
de Utrechtse School geeft les aan leerlingen die (nog) niet passen in VMBO of praktijkonderwijs ◆
kleine VMBO-scholen zitten in goede gebouwen
Nu ◆
meest effectieve interventie vroege achterstanden
◆
kinderen hebben een betere start in groep 1 en groep 3
26
◆ ◆
dekkend aanbod kleuters in krachtwijken ◆
◆
toeleiding door consultatiebureaus
rol ouders cruciaal, daartoe oudercursussen ◆
◆
1350 plaatsen (50 procent bereik)
huisvesting voorschool in basisschool
nu is de uitdaging de kwaliteit ook echt te waarborgen ◆
en het bereik uit te breiden naar 100 procent
IV. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van Voorschool naar Primair Onderwijs Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ In 2014 willen we dat 100% van de doelgroepkinderen in de voorschool en vroegschool zitten en dat er stedelijk afspraken gemaakt zijn tussen gemeente en schoolbesturen over de gewenste opbrengsten van VVE. ◆ Daarin zijn onder meer de kwaliteitskenmerken van voor- en vroegschool zijn benoemd. Deze kwaliteitskenmerken worden intern (kwaliteitszorg) en extern (Inspectie) getoetst. ◆ Ook is daarin het gewenste eindniveau van voor/vroegschool benoemd (Utrechtse taalnorm). ◆ De overgang tussen voorschool(s)- en primair onderwijs is zowel op het niveau van het ‘overgangsdossier’alsook de ‘warme overdracht’ geregeld en van goede kwaliteit. ◆ Om de leerling (verder) aan te moedigen zich breed te ontplooien, wordt gekeken over er al vanaf de voor- en vroegschool (c.q. peuterspeelzaal, kinderopvang) het brede ontwikkelingsrapport ingevoerd kan worden. ◆ De schoolbesturen en –directies voeren een actief beleid om de verworvenheden van VVE door te trekken naar groep 3 tot en met 8. Daartoe is er een actief beleid in uitvoering op de sluitende aanpak 0-6 jarigen. ◆ Om invulling te geven aan de bovenstaande afspraken is er onder meer een systeem van permanente professionalisering van leidsters, leraren, managers en schooldirecteuren met effectieve vormen van scholing en begeleiding. De hogescholen en universiteit nemen een actieve rol in deze professionalisering. ◆ Daarnaast breiden we VVE in de kinderopvang stapsgewijs uit. Ook volgen we permanent de vraag naar de voorschoolse voorzieningen in de wijken en passen hierop ons aanbod aan. ◆ We benutten daarbij kansen op ‘integratie’ van groepen leerlingen, dan wel voorzieningen. In 2014 is er een duidelijk(er) beeld hoe de voorschoolse voorzieningen zich verhouden tot de brede schoolontwikkelingen (waaronder ouderbeleid).
27
V. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van Primair Onderwijs naar Voortgezet Onderwijs Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ We willen de organisatorische vraagstukken over ‘centrale coördinatie’ van POVO afronden. Daarmee scheppen we de juiste randvoorwaarden om een volgende stap op de kwalitatieve overgang te maken: hoe bevorderen we dat leerlingen een optimale kans in de overgang naar het VO krijgen en welke rol spelen toetsscores en het brede ontwikkelingsrapport daarin. ◆ Als het randvoorwaardelijke is geregeld is het vervolgens essentieel dat er een optimaal samenspel van de pedagogische overgang, de vakinhoudelijke aansluiting en de zorgaansluiting ontstaat tussen het ◆ opstart PO en VO. klankbordgroep ◆ In 2014 hebben we voor de centrale vakken (taal, rekenen, burgerschap) geïnventariseerd hoe de met ouders inhoudelijke aansluiting tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs op de verschillende ◆ heldere afspraken niveau is en welke betekenis dit heeft voor zowel het primair onderwijs alsook de verschillende met de regio niveau van het voortgezet onderwijs. Ook geredeneerd vanuit pedagogiek, zorg en wellicht al aansluiting op arbeidsmarkt. ◆ protocol ◆ De kwalitatieve overgang wordt verder ondersteund door het feit dat er een uitgebreid overaanmelding overgangsdossier van de leerling is. Dit overgangsdossier is gekoppeld aan het leerling◆ actieve informatie via volgsysteem en het brede ontwikkelingsrapport (zie hierboven). Deze dossiers zijn digitaal www.kijkoponderwijs.tv gemakkelijk toegankelijk voor de betrokken leraren uit groep 8 PO en brugklassen VO. ◆ Aanvullend daaraan wordt er over iedere leerling doorgesproken door de betreffende ◆ nu procedures geregeld leraar groep 8 en de leraar/mentor brugklas. zijn, kan de stap naar ◆ Ook willen we een analyse maken van de problematiek rondom de doorstroming van inhoudelijke verbinding Nederlands Turkse en van Nederlands Marokkaanse leerlingen naar het Algemeen en afstemming gezocht Voortgezet Onderwijs. Op basis van de analyse zal een plan van aanpak gemaakt worden. worden.
Nu
28
VI. Kwaliteit in de overgang van instelling naar instelling: van VMBO naar MBO Te behalen resultaten 2010 – 2014 ◆ Het is essentieel dat er een betere aansluiting is tussen het VMBO en het MBO. Dan gaat het om het samenspel van de pedagogische overgang, de vakinhoudelijke aansluiting, de zorgaansluiting, en natuurlijk de aansluiting op de wereld van de arbeid. ◆ In 2014 hebben we voor de centrale vakken (taal, rekenen, burgerschap) geïnventariseerd hoe de inhoudelijke aansluiting tussen voortgezet onderwijs en MBO op de verschillende niveaus is en welke betekenis dit heeft voor zowel voor de verschillende niveaus van het voortgezet onderwijs alsook voor de verschillende niveaus van het MBO, en daar vanuit de integraliteit van het eerste punt een plan van aanpak op gemaakt. ◆ Daarnaast – en ter ondersteuning van het eerstgenoemde - is er een uitgebreid overgangsdossier van de leerling (breed ontwikkelingsrapport waar mogelijk, zie hierboven), gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem en ‘aanmelding in beeld’. ◆ Aanvullend daaraan wordt er over iedere leerling ook mondeling doorgesproken door de betreffende mentor van het voortgezet onderwijs en de loopbaanbegeleider van het MBO.
Nu ◆
aanmelding in beeld (op tijd aangemeld voor MBO) is opgestart
◆
nu ook leerplichtambtenaar op MBO
◆
inmiddels heeft 80% van 22-jarigen een starktkwalificatie
◆
inhoudelijke verbinding VMBO-MBO biedt kans!
29
VII. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – taal Te behalen resultaten 2010-2014 Op grond van de landelijke referentieniveaus zal een Utrechtse standaard ontwikkeld worden voor de gewenste niveaus van taalbeheersing (Nederlands). Vanuit deze standaard zullen tussen- en einddoelen ontwikkeld voor het taal-leesonderwijs in de voorschool, PO,VO en MBO. ◆ Het te ontwikkelen curriculum vormt een doorlopende taalaanpak. ◆ Gestart wordt met standaarden en een taallijn voor de groepen in VVE, peuterspeelzaal, kinderopvang en onderbouw basisonderwijs (0-8jaar), en de aanpak in het kader van de Utrechtse MeesterDocent (12-16 jaar). ◆ De taallijnen zullen doorlopend zijn en de overgangen VVE-PO-VO-MBO overbruggen. Scholing van professionals op effectief taalonderwijs wordt voorgeschreven voor alle leraren die niet aan de vereisten voldoen voor het geven van dit onderwijs. De Utrechtse lerarenopleidingen hebben hiervoor een op de Utrechtse standaard toegesneden cursusaanbod beschikbaar. ◆ De Utrechtse lerarenopleidingen hebben hiervoor ◆ naast VVE, schakelklassen, Taalschool Mozaïek, op de Utrechtse standaard toegesneden trainingen Internationale SchakelKlassen en Kopklas beschikbaar en hebben de standaard ingebed in ◆ gezamenlijk referentiekader zal houvast bieden de reguliere opleidingen (vergelijk de aanpak voor Utrechts kind en Utrechtse docent. in Utrechtse MeesterDocent). ◆
30
Nu
VIII. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – Passend Onderwijs Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ In 2014 is er een sluitende zorgstructuur voor de leerlingen van Utrecht. Het gaat dan om 0 tot 18 jaar. ◆ Dat betekent ook dat er een sluitende indicatiestelling is voor die leerlingen, waardoor leerlingen (binnen enkele weken) geïndiceerd kunnen worden voor passend onderwijs en waarbij een goede afstemming plaatsvindt met de jeugdzorg voor passende (aanvullende) zorg. ◆ Voor 2010 staat het afstemmen van de privacyreglementen van de betrokken partijen centraal. ◆ Bij de overgang van VVE-PO, PO-VO, VO-MBO vindt er een goede zorgoverdracht plaats in het kader van de ‘warme overdracht’ tussen scholen. ◆ Het betekent natuurlijk ook dat er in 2014 geen zwakke SBO-scholen meer zijn in Utrecht. Met andere woorden: er is een kwalitatief en passend onderwijsaanbod is voor alle Utrechtse kinderen. ◆ ◆
◆
interne zorgsystemen zijn verbeterd
intentie om samen te werken over grenzen heen is sterk gegroeid
1 permanent commissie leerlingzorg Primair Onderwijs ◆
69 scholen doen mee aan project Afstemming ◆
◆
Nu
er is een risicosignaleringssysteem
elke school heeft een eigen jeugdadviesteam (6 in de stad) ◆
iedere school heeft schoolmaatschappelijk werk ◆
nu daadwerkelijk met elkaar aan de slag
31
IX. Doorlopende kwaliteitsthema’s binnen het onderwijs – Burgerschap en sociale integratie Te behalen resultaten 2010-2014 Nog in 2010 wordt een integraal plan van aanpak gemaakt voor het tegengaan segregatie, het meer mengen van de schoolbevolking van eenzijdig samengestelde scholen, het bevorderen integratie en burgerschapsvorming. Dit vindt plaats op basis van de bevindingen van het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut. Hierin wordt opgenomen wat de scholen zelf kunnen doen, hoe ouderinitiatieven kunnen ondersteunen, wat scholen in gezamenlijkheid kunnen doen en welke randvoorwaarden de gemeente kan scheppen. We leggen dit vast in een gezamenlijk convenant. ◆ Concepten als Vreedzame School, Vreedzame Wijk en School in de Wereld worden verder ontwikkeld. ◆ Ook krijgen de coördinatie van aanmeldingen en de toewijzingen voor scholen - waar dat nodig en mogelijk is – een plek in het genoemde plan, indien hiertoe gezamenlijk wordt ◆ 55 Vreedzame Scholen besloten op basis van bovenstaand onderzoek. in Utrecht ◆ In de vier gemengde wijken gaan we gesprekken organiseren tussen gemeente, ◆ De eerste Vreedzame schoolbesturen, schooldirecties. We bespreken daarbij het probleem, de noodzaak Wijk is een feit het aan te pakken en de mogelijke maatregelen daarbij. ◆ 40 ‘Scholen in de Wereld’ ◆ Het invoeren van een stadsbreed vast inschrijfmoment wordt actief verkend. ◆ Ter ondersteuning van het plan van aanpak wordt door de Utrechtse leraren◆ 7 Ouderinitiatieven voor opleidingen een professionaliseringsprogramma opgezet voor Utrechtse leraren gemengde scholen gericht op kwaliteitsonderwijs in meer gemengde groepen. ◆ Klankbordgroep voor ouders ◆ Kortom, bestaande instrumenten worden verder uitontwikkeld en breder toegepast. Ten aanzien van nieuwe instrumenten die elders hun effectiviteit ◆ Onderzoek naar tegengaan bewezen hebben, wordt overwogen of ze ook in de Utrechtse situatie segregatie, al dan niet via effectief zouden kunnen zijn. een inschrijfmoment ◆
Nu
32
X. Professionaliteit van leraren en andere medewerkers Te behalen resultaten 2010-2014 ◆ In 2014 ligt er een integrale aanpak van de professionalisering op alle punten van de Utrechtse Onderwijs Agenda, die wordt gevoed vanuit de activiteiten op de verschillende thema’s en voortbouwt op de bestaande ervaringen, o.a. in de taalpilots en de Utrechtse MeesterDocent. Professionaliteit en onderzoeksmatig handelen in de scholen is uitgangspunt. Leernetwerken (communities of practice) en – academische – opleidingsscholen zorgen voor verbinding met studenten. ◆ De expertgroep ontwikkelt een profiel voor de Utrechtse (onderwijs)professional (Utrechtse standaard). ◆ Alle Utrechtse leraren nemen met enige regelmaat deel aan professionaliseringsactiviteiten. Scholen hebben dit ingebouwd in hun integraal personeelsbeleid. ◆ Stedelijke kennis is ontsloten voor scholen en leraren, onder andere via academische opleidingsscholen, waarin leraren onderzoek doen in en voor de eigen praktijk. ◆ Het opleidingsniveau van alle Utrechtse leraren in PO,VO en MBO is in 2014 hoger dan in 2010: in het kader van leven lang leren en de functiemix volgen leraren professionele en academische masters.
Nu ◆
in VVE, PO en VMBO wordt geïnvesteerd in bij- of nascholing van leraren/medewerkers (VMBO: Utrechtse MeesterDocent)
◆
er is een academische Pabo
◆
eerste afspraken om stadsbreed professionaliteitvraagstukken aan te pakken zijn gemaakt. Nu moet dat tot resultaten gaan leiden
33
Hoofdstuk 4
34
Positionering en werkwijze van de Utrechtse Onderwijs Agenda: hoe werken we samen?
Positionering van de Agenda: de gezamenlijkheid voorop Scholen kunnen hun kwaliteit verbeteren en leerlingen meer laten leren. Die verantwoordelijkheid berust in de eerste plaats bij de leraren en hun besturen. Maar scholen kunnen elkaar ook helpen bij kwaliteitsverbetering. En zij kunnen hun blik verbreden en zich de vraag stellen wat zij kunnen doen om hun leerlingen ook buiten de school zich meer te laten ontwikkelen. Daar zijn partners actief, vanuit het welzijnswerk, de Gemeente Utrecht of culturele instellingen, die aan dezelfde leerlingen iets te bieden hebben. Een school die echt het beste in zijn leerlingen naar boven wil halen zal die partners opzoeken om gezamenlijk op te trekken. Kinderopvang en voorschool, sport en culturele vorming, buitenschoolse opvang en jongerenwerk, jeugdzorg en praktijkvorming, het zijn geen zaken die buiten de school moeten blijven. De UOA agendeert dat scholen in Utrecht gezamenlijk willen optrekken met al deze voorzieningen voor leerlingen. Om samen tot het beste resultaat te komen: kansen voor talentontwikkeling van alle Utrechtse leerlingen. De UOA is daarmee geen zelfstandig bestuursorgaan met een eigen bevoegdheid of verantwoordelijkheid. Ook vindt geen delegatie van bevoegdheden plaats van de deelnemende partners naar de UOA. Ieder blijft voluit in zijn eigen verantwoordelijkheid staan. Maar er is wel de erkenning dat die verantwoordelijkheid aanzienlijk effectiever kan worden ingevuld als op een aantal knellende kwaliteitspunten een gezamenlijke aanpak wordt afgesproken, én in deze afspraken partijen zoals de Gemeente en de lerarenopleidingen die belangrijke randvoorwaardelijke taken hebben nauw worden betrokken.
Partners in de gezamenlijkheid Gegeven de wettelijke taakverdeling is de Utrechtse Onderwijs Agenda allereerst een instrument van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Utrechtse schoolbesturen voor de talentontwikkeling van de Utrechtse leerling. De schoolbesturen nemen daarom actief deel in de aansturing van de Agenda, de uitvoering van de belangrijkste activiteiten en de financiering van het geheel.
35
Juist op de terreinen waar de Agenda actief is, heeft de Gemeente een belangrijke randvoorwaardelijke verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid betreft een groot aantal zaken, zoals de opdrachtverlening aan het welzijnswerk, het Utrechts Centrum voor de Kunsten, bouw- en onderhoud van onderwijsvoorzieningen, vertaling van landelijk specifiek onderwijsbeleid naar de locale situatie (bijv. in verband met project- of experimentsubsidies). De Gemeente behoort daarom, in deze rol, in de aansturing van de Agenda vertegenwoordigd te zijn. Bovendien zal de Gemeente, vanuit haar randvoorwaardelijke verantwoordelijkheid, een belangrijk aandeel nemen in de financiering van de Agenda en haar activiteiten, alsmede in het aantrekken van landelijke subsidies daarvoor. Tot slot heeft de Gemeente volgens de wettelijke bepalingen ook een regierol te vervullen in de uitvoering van de lokale onderwijsagenda.
36
Naast Gemeente en schoolbesturen is er nog een derde groep actief betrokken bij de vormgeving en invulling van de Agenda. Tot die groep behoren in de eerste plaats de welzijnsorganisaties. Zij verzorgen vele activiteiten en zorg voor kinderen die versterkend werken op de talentontwikkeling. En in het geval van de voorschoolse educatie zijn zij verantwoordelijk voor de start van de schoolloopbaan van die kinderen die dat bij uitstek nodig hebben. Een goede school die het brede talent van leerlingen vooropstelt zoekt verbinding met deze activiteiten. De welzijnsinstellingen nemen daarom actief deel in de UOA. Dat geldt ook voor de lerarenopleidingen en onderzoekers van Hogeschool en Universiteit. Zij hebben een belangrijke rol te vervullen bij het voeden van de UOA met actuele kennis op de geschetste werkgebieden, alsmede bij het inhoud geven aan de doelstellingen op het terrein van professionalisering van leraren, een kernstuk van de Agenda. De plenaire Stuurgroep bestaat aldus uit een vertegenwoordiger van respectievelijk SPO Utrecht, KSU, PCOU en Willibrord, NUOVO, ROC-ASA, ROC-Midden Nederland, Wijkwelzijnswerk, Gemeente (wethouder onderwijs en enkele ambtenaren), Lerarenopleidingen HBO en UU.
Accenten in de werkwijze van de UOA De Utrechtse Onderwijs Agenda wil de komende vier jaar vooral gekenmerkt worden door een groot aantal concrete activiteiten die het functioneren van de scholen ondersteunen en randvoorwaarden scheppen voor een betere talentontwikkeling van Utrechtse leerlingen. Het accent zal meestal niet liggen op beleidsdiscussie of organisatorische en bestuurlijke afweging, maar op de vormgeving en instrumentering van activiteiten die de scholen en de ontwikkeling van Utrechtse leerlingen direct raken, zoals beschreven in de tien activiteitengebieden van de Agenda. We werken de komende vier jaar aan de 10 genoemde activiteiten, die gezamenlijk de vier hoofddoelstellingen waar moeten gaan maken. De activiteiten worden ontwikkeld en uitgevoerd in werkgroepen. Deze groepen zijn gemengd samengesteld uit vertegenwoordigers van de schoolbesturen, de welzijnsorganisaties en de Gemeente, die dagelijkse voeling hebben met het operationele niveau. De werkgroepen werken zelfstandig aan de realisatie van een doelstellingenkader dat door de Agenda is opgesteld. Zij hanteren daarbij een grote variëteit van vernieuwende aanpakken: zo min mogelijk vergaderen, zo veel mogelijk ontwikkelingen op gang brengen. Wat in de praktijk blijkt te werken wordt door de Agenda binnen het Utrechts onderwijs structureel toepasbaar gemaakt. Werkgroepen zullen daarbij onorthodoxe aanpakken moeten hanteren om hun doelen te kunnen bereiken. De Stuurgroep schept daarvoor binnen de Utrechtse Onderwijs Agenda de ruimte. Een zwaarder accent op de werkgroepen binnen de Agenda schept ook meer duidelijkheid over de taak van de Stuurgroep. De Stuurgroep kiest de prioriteiten in de Agenda, stelt per prioriteit concrete doeleinden, geeft opdracht aan een werkgroep, geeft bestuurlijke dekking aan de leden van de werkgroep, monitort de voortgang en legt verantwoording af over het geheel aan de deelnemende schoolbesturen en de Gemeente. In deze taakomschrijving van de Stuurgroep ligt de nadruk dus op het scheppen van kaders waarbinnen de werkgroepen zo veel mogelijk concrete doelen kunnen bereiken. Met de voorliggende Agenda in de hand zal alle werkgroepen allereerst gevraagd worden om op hun terrein de kernproblemen te benoemen en aan te geven met welke aanpak zij tegen deze achtergrond de beoogde resultaten denken te kunnen behalen. Tevens worden zij gevraagd wat deze activiteiten bijgedragen aan de realisatie van de vier doelstellingen van de Agenda. Dit plan van aanpak zal door de Stuurgroep besproken worden om te bezien of het past in de ambities van de Agenda.
37
De discussie in de Stuurgroep wordt daarmee overwegend op inhoudelijke vragen gericht. Ook de jaarlijkse monitoring van de resultaten van de werkgroepen vormt een belangrijk inhoudelijk bespreekpunt voor de Stuurgroep. De Stuurgroep kan ervoor kiezen daarnaast een platform te zijn waarop schoolbestuurders in het Utrechtse elkaar informeel kunnen ontmoeten en zaken van gemeenschappelijke zorg onderling kunnen bespreken. Onderlinge gedachtewisseling, vrijblijvend advies en wederzijdse hulp en steun, kunnen op zo’n informeel platform hun plaats krijgen, naar gelang de wensen en behoeften van de deelnemers. Het is daarbij niet altijd nodig, en vaak zelfs niet nuttig, dat iedereen meedoet en er algemeen geldige afspraken worden gemaakt. Pragmatische samenwerking tussen de meest betrokken partijen kan ook een vruchtbaar gevolg van het elkaar treffen binnen de Utrechtse Onderwijs Agenda zijn.
Een adequate organisatie van de UOA 38
De Stuurgroep kiest een onafhankelijk voorzitter die allereerst de agenda bewaakt, ervoor zorgt dat bestuurlijke en organisatorische kwesties zoveel mogelijk informeel en bilateraal worden afgehandeld en de vergaderingen uitsluitend bestaan uit discussie over de inhoud van de projecten (activiteiten), alsook deze vergaderingen voorzit. De onafhankelijk voorzitter is bij voorkeur een gezaghebbend Utrechter, die hart heeft voor en kennis van het onderwijs, de bestuurlijke verhoudingen begrijpt en de kunst verstaat diplomatiek te opereren en niettemin veel gedaan te krijgen. De onafhankelijk voorzitter van de Stuurgroep wordt bijgestaan door een inhoudelijk secretaris die tevens fungeert als programmamanager van de Agenda. In de afgelopen jaren is deze functie steeds meer de spil van het werk aan de Agenda geworden. Die ervaring heeft geleerd dat een invulling op hoog kwalitatief niveau voor minstens 0,4 weektaak zijn vruchten afwerpt. De Agenda zal dus ook in de komende periode een secretaris/programmamanager van hoog niveau aanstellen. De werkgroepen moeten relatief onafhankelijk kunnen opereren binnen de doelstellingenkaders die door de Stuurgroep zijn vastgesteld: het resultaat telt. Daartoe krijgt ieder werkgroep een beperkt budget. De ‘trekkers’ van werkgroepen hebben goede voeling met het operationele niveau van het onderwijs (of welzijnswerk) en worden door de Stuurgroep aangewezen.
Bij iedere werkgroep is voorzien in de toevoer van actuele kennis en inzichten op het betreffende terrein. De lerarenopleidingen van de Hogescholen en de Universiteit leveren daartoe in iedere werk een adviseur (lector, onderzoeker) die ondersteunend onderzoek verricht, nieuwe kennis inbrengt en helpt om gebruik te maken van inzichten die elders zijn verworven. De Stuurgroep voorziet in een onafhankelijke monitoring van de voortgang van iedere werkgroep, bij voorkeur door een gespecialiseerd bureau.
39
Bijlage 1
40
Waar bouwen we op voort? En relevante toekomstontwikkelingen?
Voorzieningen De onderwijsvoorzieningen in de stad Utrecht kennen een grote variëteit: 41 VVE-locaties; 105 basisschoollocaties (waaronder 47 vroegscholen); 3 SBO-scholen; 19 locaties voor voortgezet onderwijs; 10 locaties voor (voortgezet) speciaal onderwijs; 2 Regionale OpleidingenCentra en 2 vakcolleges; 7 Hogescholen; 4 universiteiten. Utrecht is een jonge stad. Op een bevolking van rond de 300.000 inwoners zitten ruim 27.000 leerlingen in het primair onderwijs; 10.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs; heeft het MBO ruim 28.000 deelnemers, de hogescholen zo'n 42.000 studenten en de universiteiten rond de 30.000. Gezamenlijk genieten in de stad zo'n 137.000 kinderen/jongeren onderwijs. Rond de 20.000 inwoners van de stad vallen in de leeftijd tussen de 0-4 jaar.
Voor en Vroegschoolse Educatie Voor- en vroegschoolse educatie is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een vorm van onderwijs met een flink bereik. Voor het jonge kind zijn er meer plaatsen gekomen op de voorschool (1350 in 2010). Deze fysieke uitbreiding gaat gepaard met een enorme kwaliteitsimpuls van het werken met jonge kinderen in de leeftijd van 2 tot 6 jaar. De voorschool voor jonge kinderen is in de afgelopen vier jaar gegroeid tot een volwassen voorziening met sterke ondersteuning vanuit zorg en adequate huisvesting. De doelgroep bestaat uit peuters (2-3 jaar) en kleuters (4-5 jaar) die door hun sociale achtergrond de kans lopen met een flinke leerachterstand aan de basisschool te beginnen. In Utrecht gaat het dan om ongeveer 1800 kinderen per jaar. In de afgelopen jaren is van deze groep kinderen een groot deel bereikt: meer dan 50% van de doelgroeppeuters neemt deel aan de voorschool en 84% van de doelgroepkleuters zit in de vroegschool (4-5 jaar); in Krachtwijken wordt zelfs 50 tot 70% van de doelgroeppeuters en tussen de 90 en 100% van de doelgroepkleuters bereikt. Op dit moment zijn er nog geen monitorgegevens bekend over de specifieke
41
toetsresultaten van VVE-kinderen. De leraren geven vanuit de praktijk aan dat de VVE-kinderen veel beter voorbereid starten in groep 1 en in groep 3. Ook is het aantal verwijzingen naar logopedie van 5 en 6 jarigen duidelijk gedaald; hetgeen in verband wordt gebracht met de deelname van meer kinderen aan VVE.
Kwaliteit van onderwijs
42
Gebaseerd op het inspectieoordeel is de kwaliteit van het basisonderwijs in de stad Utrecht voldoende tot goed. Aandacht blijft echter nodig zowel in het basisonderwijs als in het speciaal basisonderwijs als het voortgezet onderwijs (m.n. VMBO) om de kwaliteit te verbeteren en deze verbeteringen te behouden. Van het basisonderwijs krijgt 92% van de scholen een voldoende/goedscore van de inspectie. Slechts 8% (8 scholen) worden als zwak aangemerkt. Van de G4-steden scoort Utrecht het beste. Hierbij valt op dat er ook scholen zijn met veel doelgroepleerlingen die hoog scoren op de landelijke Cito-toetsen. In het voortgezet onderwijs is alleen de kwaliteit in het VMBO onvoldoende tot zeer zwak. Daar is inmiddels op ingegrepen door het programma van de Taskforce VMBO en de oprichting van de Utrechtse School als vangnetvoorziening. De verwachting is dat de kwaliteitsoordelen van de inspectie snel naar voldoende zullen gaan. Hiermee zijn de problemen van het Utrechtse VMBO echter nog niet opgelost. De concurrentiepositie ten opzichte van het VMBO in de regio blijft onvoldoende sterk. Een intensieve aanpak op kwaliteit blijft hierdoor op de agenda staan. Opvallend is wel dat Utrecht ten opzichte van het land relatief weinig leerlingen in het SBO heeft zitten. Waarschijnlijk slagen de Utrechtse basisscholen er goed in om in het regulier onderwijs passend onderwijs van hoog niveau aan te bieden. Hierdoor is de doorverwijzing naar het speciaal basisonderwijs geringer en behoren de leerlingen in het Utrechtse SBO vaker tot de moeilijkere doelgroep. Van het speciaal basisonderwijs staan 2 van de 3 scholen onder intensief toezicht van de inspectie. In het kader van de invoering van ‘passend onderwijs’ moet de afstemming van regulier op speciaal basisonderwijs extra aandacht krijgen, alsook de kwaliteit van de SBO-scholen zelf in Utrecht.
In het VMBO is een kwaliteitsimpuls op basis van analyse van de Taskforce VMBO ingezet. De Taskforce VMBO toont aan dat een dergelijke complex vraagstuk langs diverse lijnen moet worden opgepakt: inhoudelijke kwaliteitsverbetering op schoolniveau, afspraken op schoolbestuurlijk niveau over samenwerking voor een deel van de leerlingen en inzet van huisvesting. Voor de Utrechtse VMBO-scholen heeft deze kwaliteitsimpuls als resultaat gehad dat in de Utrechtse School de expertise wordt gebundeld om die leerlingen te ondersteunen die niet op een reguliere wijze door hun schoolloopbaan wandelen.
Kwaliteit naar slaagpercentages De Cito-uitslagen van groep 8 in het basisonderwijs laten de afgelopen jaren een stijgende lijn zien. In 2005 was het Utrechtse gemiddelde 533.8; in 2010 scoren de Utrechtse leerlingen gemiddeld 535.2 (landelijke cijfers: 2005 534.5; 2010 535.8). Deze stijging van de Citoscores vertaalt zich aan de ene kant in een toename van het aantal leerlingen in VMBO-tl, Havo en VWO-onderwijs. De instroom in het VMBO daalt. Bovendien blijken de leerlingen die in het VMBO instromen voor een groot deel leerwegondersteunend onderwijs nodig te hebben. Meten we succes in het voortgezet onderwijs af aan de hand van de algemene slaagpercentages, dan zien we dat er een dalende trend in de slaagpercentages bij de havo lijkt te zitten ten opzichte van de landelijke trend. De slaagpercentages in het vwo zijn gelijk aan het landelijke cijfer. In het VMBO stroomt 92% van de leerlingen door naar het MBO (gediplomeerd en ongediplomeerd). We moeten er waarschijnlijk vanuit gaan dat 100% hier in de toekomst geen haalbaar streven is, en dat een klein deel van de bevolking ook in Utrecht aanvankelijk niet verder komt dan het VMBO-diploma. Essentieel is echter wel dat deze groep dat diploma dan ook haalt en niet ongediplomeerd uitvalt. Kijken we naar het eind van de schoolloopbaan als het gaat om het funderend onderwijs dat zien we dat inmiddels 77% van de jongeren in het bezit is van een
43
startkwalificatie op MBO-2-niveau (van de 22-jarigen is 80% in bezit van een startkwalificatie). Om ze daar te krijgen wordt fors geïnvesteerd in het volgen van de schoolcarrière van de jongeren zowel door de scholen zelf als door de gemeente (afdeling leerplicht). Het voortijdig schoolverlaten laat zien dat de meest bereikbare groep inmiddels succesvol wordt teruggeleid naar school of werk. Het aantal herplaatsingen naar school is gestegen naar 73%. Tegelijkertijd zien we ook dat signaalverzuim, vaak een voorbode van dreigende schooluitval, toeneemt. Vooralsnog gaan we er echter vanuit dat deze toename voor een groot deel te verklaren is door het scherper bewustzijn bij alle partijen waardoor een beter meldgedrag plaatsvindt.
Doorstroming
44
Wat betreft de doorstroming van basis- naar voortgezet onderwijs vragen leerlingen met een niet-Nederlandse etnische achtergrond de aandacht. Kijken we naar de deelname van Nederlands Marokkaanse en Nederlands Turkse leerlingen in het algemeen voortgezet onderwijs dan zien we dat 10 jaar geleden ongeveer 18% van deze doelgroep deelnam aan het avo-onderwijs. Nu 10 jaar later is dat percentage nog steeds rond de 18%. Van de autochtone leerlingen zat 10 jaar geleden 44% in het avo-onderwijs. Inmiddels is dat percentage gestegen naar 59%. In de afgelopen jaren hebben we ook gezien dat de stad Utrecht niet langer zonder de regio kan. Om te beginnen bij de planning van de onderwijsvoorzieningen, maar ook bij het vraagstuk van het vroeg-/voortijdig schoolverlaten (VSV) zien we dat samenwerking met de regio steeds belangrijker wordt. Leerlingen/jongeren stoppen immers niet bij de grens van de stad.
Kwaliteit op taal In het algemeen laten de taalprestaties van Utrechtse basisschoolleerlingen een verbetering zien; op twee onderdelen lopen scores achter op het landelijk
gemiddelde: groep 4 woordenschat en groep 8 woordenschat en begrijpend lezen. De Cito-scores eind groep 8 zijn gelijk aan het landelijk gemiddelde. Tussen 2002/2003 en 2008/9 is de achterstand van doelgroepleerlingen op het gebied van woordenschat aanzienlijk kleiner geworden. Door de scholen is daarom hard gewerkt aan het verbeteren van de taalvaardigheden van leerlingen. Via diverse invalshoeken wordt dit opgepakt: door projecten als de taalpilot, maar ook door het inrichten van aparte schakelklassen in het primair onderwijs, kopklassen, de Taalschool en de Internationale Schakelklassen (ISK). Voorzieningen als de Taalschool en het ISK ontwikkelen zich inmiddels tot expertisecentra voor leerlingen die de Nederlandse taal in korte tijd onder de knie moeten krijgen. Met het project Taalpilot wordt onderzocht hoe in het basisonderwijs verbeteringen kunnen worden aangebracht. De lange-termijn effecten van het schakelklassen zijn nu nog niet duidelijk; landelijk onderzoek toont aan dat leerlingen wel meer taalwinst boeken. In de schakelklassen krijgen leerlingen (tijdelijk) extra les en ondersteuning om de taalachterstand weg te werken. In voortgezet onderwijs blijft de ontwikkeling van woordenschat van Utrechtse kinderen nog achter bij wat landelijk gebruikelijk is; wel is een positieve ontwikkeling waar te nemen op gebied van leesvaardigheid. Borging van ervaringen opgedaan in o.a. pilots is voor de toekomst een punt van aandacht. Een voorbeeld hiervan is ook de aanpak in het Utrechtse Meester Docent–traject.
Zorg Ook al is het nog niet gelukt om Zorg in harde cijfermatige indicatoren te benoemen is wel degelijk vooruitgang geboekt op dit terrein. Voor leerlingen/jongeren zien we dat de verschillende jeugdwelzijnsinstellingen en het onderwijs elkaar steeds beter vinden, elkaars taal begrijpen en leren spreken. Op Utrechts niveau zijn de lijnen korter geworden en de intentie om goed samen te werken is sterk gegroeid. Zo is er inmiddels één permanente commissie leerlingzorg voor de samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en nemen 69 scholen deel aan het project Afstemming op onderwijsbehoeften. Met bureau Jeugdzorg is ook een verbetering in de samenwerking aangebracht. De invoering van Passend Onderwijs vindt in goede afstemming plaats op de ontwikkelingen in de jeugdzorg. In de afgelopen jaren is daarnaast begonnen
45
om in beeld te brengen of voor alle leerlingen in de stad een passende voorziening is. En of die voorziening ook de maximale mogelijkheden heeft om de talenten die een leerling heeft voluit tot ontwikkeling te laten komen.
Brede talentontwikkeling
46
Rondom het onderwijs heeft in de afgelopen jaren een geleidelijke uitbreiding van de activiteiten plaatsgevonden waar in 2006 (en soms al eerder) voor was gekozen. Zo nemen steeds meer scholen deel aan uitwisselingsprogramma’s in kader van integratie/ burgerschap. De activiteiten in het kader van de Brede School/Verlengde Schooldag bereiken ook steeds meer leerlingen. Wat betreft de brede talentontwikkeling van Utrechtse kinderen zien we dat de Brede School in de aller-breedste zin van het woord steeds meer ‘gebruik’ wordt. Utrecht telt 10 brede scholen in het primair onderwijs. Hierbij zijn 42 scholen betrokken (waarvan er 8 een dependance zijn), dat is 40% van alle Utrechtse scholen voor basisonderwijs. Het bereik van de Brede School komt hiermee op ongeveer 8.000 kinderen, dat is 33% van alle Utrechtse basisschoolleerlingen. In de krachtwijken is een dekkend aanbod van brede scholen gerealiseerd. In het voortgezet onderwijs zijn 10 van de 19 locaties een Brede School. Voor leerlingen met een achterstand is een Brede School de plek om op andere manieren en ook buiten de schooltijden hun competenties te ontwikkelen. Na de introductie van de motie Bos/Van Aartsen zien we dat ouders het ook steeds meer ‘gewoon’ vinden dat de school een inhoudelijke combinatie maakt met de buitenschoolse opvang (BSO) tot een samenhangend ‘dagarrangement’ waarbinnen het kind zich breed kan ontwikkelen. Na de ouders beginnen nu ook de scholen zich meer te richten op de vraag hoe de dag van het kind (8.30 tot 18.00u) er uitziet en hoe over de hele periode een scala van ontwikkelingsmogelijkheden kan worden geboden. De permanente aandacht voor veiligheid werpt z’n vruchten af en dit probleemgebied laat dan ook een stabiel beeld over de afgelopen jaren zien.
Kinderen/jongeren toerusten om goede burgers van deze stad te worden is een thema dat door veel scholen wordt opgepakt, bijvoorbeeld door te werken met het programma De Vreedzame School. Dit krijgt in sommige wijken zelfs een wijkvertaling waardoor leraren en jeugd- en jongerenwerkers consequent kunnen handelen richting kinderen/jongeren. In de multiculturele stad Utrecht houden de partners van de Utrechtse Onderwijs Agenda zich ook bezig met vraagstukken van integratie en segregatie van bevolkingsgroepen. Om de gevolgen van segregatie enigszins tegen te gaan doen veel scholen actief mee aan het programma van uitwisselingsbijeenkomsten tussen scholen met verschillende samenstellingen. Daarnaast zijn er kleine groepjes ouders die bewust willen bijdragen aan een gezonde mix van de schoolbevolking in hun wijk (ouderinitiatieven). Verder wordt bekeken of een afstemming tussen scholen wat betreft de aanmelding en aanname van leerlingen uit meer en minder kansrijke achtergronden een bijdrage kan leveren.
Volwasseneneducatie De volwasseneneducatie laat zien dat de Vavo nog steeds in een belangrijke behoefte voorziet. Daarnaast vindt op wijkniveau een accentverschuiving naar vraaggestuurde basisvaardigheden plaats. De samenwerking met de voor- en vroegschoolse educatie is eveneens succesvol: ouders met leerachterstanden of basale leerbehoeften blijken beter te motiveren voor cursusaanbod dat wordt verzorgd door of in de school waarop hun kinderen zitten.
Huisvesting In een groeiende stad als Utrecht zien we dat de inzet van leegstaande schoollokalen moeizaam is: er zijn bijna geen leegstaande lokalen. In de toekomst kunnen we dat – gezien de groei van de stad- ook niet verwachten. Wel zijn er inmiddels voorzichtige experimenten in het kader van het dubbelgebruik van leslokalen voor school en buitenschoolse activiteiten. Deze ontwikkeling zullen de partners in de Utrechtse Onderwijs Agenda ook met elkaar
47
moeten gaan volgen om onnodig ‘gesleep’ met groepen kinderen te vermijden en de accommodaties zo goed mogelijk te benutten. Dit levert ook nieuwe ideeën op voor de onderwijshuisvesting van de toekomst. Ook ontwikkelingen als de vooren vroegschoolse educatie laten zien dat er naast de reguliere leslokalen behoefte is aan ouderlokalen of multifunctionele ruimtes in een school waar partners die om het onderwijs heen staan de ouders/leerlingen makkelijker kunnen bereiken. Huisvesting is inmiddels ondergebracht in de Masterplannen Huisvesting voor het primair en voortgezet onderwijs. Hierover hebben schoolbesturen en gemeente afspraken gemaakt te rapporteren in de Voortgangsrapportage Masterplannen. Bovendien heeft een evaluatie van de werkwijze via de Masterplannen plaatsgevonden. Separaat van deze visie zal de gemeente met de schoolbesturen afspraken maken over het vervolgtraject.
Professioneel
48
Een stad als Utrecht vraagt –mede gezien de opbouw van de stad- om de beste leraren. In de praktijk blijkt dat opleidingen onvoldoende aansluiten bij de dagelijkse gang van zaken in de klas. Om het onderwijs aantrekkelijker te maken is o.a. de academische Pabo opgericht. Daarnaast zien we dat veel bij/nascholing is vereist om de docenten toe te rusten voor de vraagstukken/ ontwikkelingen in het onderwijs. Speerpunten als Voor- en Vroegschoolse Educatie en VMBO-Taskforce (Utrechts Meester Docent) investeren fors in opleidingen van leraren. Ondanks al deze inspanningen blijkt het in de praktijk moeilijk om goed gekwalificeerd personeel te behouden voor het Utrechtse onderwijs.
Relevante toekomstige ontwikkelingen voor het Utrechtse Onderwijs Utrecht als stad krijgt te maken met een forse groei in de komende 10 jaar. Niet alleen zal Leidsche Rijn en Vleuten/De Meern enorm uitbreiden, ook vindt in de rest van de stad een verdichting plaats. Zo worden onder andere huidige bedrijventerreinen omgebouwd naar woningbouwlocaties. Dat heeft gevolgen voor het onderwijs: meer leerlingen, meer personeel, meer schoollokalen etc. Utrecht in de regio zal te maken krijgen met een min of meer omgekeerde beweging: de randgemeenten zullen minder hard groeien of in sommige gevallen zelfs krimpen, terwijl de stad groeit in inwoneraantal.
De populatie van Utrechtse leerlingen kent grote verschillen. Wij weten dat er in het funderend onderwijs zowel een groep relatief ‘zwakke’ achterstandsleerlingen (speciaal onderwijs of een LWOO-indicatie) zit, als een grote groep leerlingen met hoog opgeleide ouders en een sterke sociale achtergrond. Dit heeft te maken met de werkgelegenheid in Utrecht; te verwachten valt dat dit beeld de komende jaren nog sterker zal worden. Mede door de landelijke wijzigingen in de definities van gewichtenleerlingen is het percentage doelgroepleerlingen van het achterstandenbeleid op papier gedaald van 50% in 1998/1999 naar 21% in 2009/2010. Dit betekent in de praktijk niet dat er ook een vermindering van de problematiek optreedt. In tegendeel: multiproblematiek manifesteert zich nog steeds en soms op jongere leeftijd. Met name de gedragsproblemen zijn toegenomen. Door de wijziging van de leerlinggewichten vermindert ook op bovenschools niveau het zicht op de achterstand.
49
Uitgave Stuurgroep Utrechtse Onderwijsagenda Adres per adres Gemeente Utrecht, Kaatstraat 1, Utrecht Ontwerp Ellendesign, Utrecht