column voor www.tolkinfo.nl.
Meer talen, meer culturen, meer kansen voor iedereen! door Dr. Antje Orgassa, docent logopedie, taalwetenschapper, ervaringsdeskundige In deze bijdrage komt aan de orde dat het werken met meertalig kinderen geen lastige opgave is maar juist een interessante uitdaging voor professionals zoals leidsters, leerkrachten en logopedisten. Door opvoeddoelen van ouders te respecteren en alle talen en culturen een plaats te geven in het begeleidingsproces, krijgen meertalige kinderen ontwikkelingskansen. Maar hoe doe je dat? In de eerste plaats door in gesprek te gaan met ouders over wat zij belangrijk vinden voor hun kind en hoe zij tegen de diverse talen en culturele waarden aankijken. In de tweede plaats door een systematische analyse te maken van de talenkennis van het kind en zijn geworteldheid in de diverse culturen. Dit kan inzicht geven in de individuele mix ervan voor het kind en helpen bij het opstellen van een op maat gesneden plan van aanpak. Tot slot wordt de begeleiding succesvoller doordat de professional zich intensief bezig houdt met de thema’s taal en cultuur en zich daardoor ook bewust wordt van zijn eigen (sub)cultuur.
“Tim e and attention need to be given to developing interventions and strategies that do not contravene children’s or their parent’s cultural norm s’. Interventions with children with and without language disorders is a language-based activity. Because language is rooted in culture, it is also a culture-based activity.” (gebaseerd op Paradis et al., 2011: 36ff)
De uitdaging In 2013 telt Nederland 16.779.575 miljoen inwoners. Rond 12% daarvan heeft een niet-westerse achtergrond (CBS, 2014). Veel kinderen, maar lang niet alle kinderen, uit deze culturele minderheden spreken thuis de taal van herkomst. Het Nederlands leren ze vaak pas later in de crèche of op de kleuterschool als tweede of zelfs derde taal. De taalontwikkeling van meertaligen kan, net als bij eentaligen, vertraagd zijn. In sommige gevallen wordt bij deze kinderen uiteindelijk een taalstoornis gediagnosticeerd. Alhoewel meertaligheid nooit de oorzaak is van een taalstoornis (Blumenthal, 2009), zijn meertaligen duidelijk
oververtegenwoordigd in het speciale cluster 2 onderwijs ofwel de scholen voor kinderen met spraak en taalmoeilijkheden (Smeets e.a., 2009; CBS, 2012). Onderzoek heeft laten zien dat Nederlandse kinderen met een taalstoornis en kinderen die pas in hun derde/vierde levensjaar beginnen met het leren van het Nederlands vaak vergelijkbare ontwikkelingspatronen vertonen (o.a. Orgassa, 2010). De taalontwikkeling van meertalige kinderen, ook zonder taalstoornis , verloopt vaak wat langzamer dan die van hun eentalige leeftijdgenoten in het Nederlands(!). Maar dat is ook logisch als je bedenkt dat het taalaanbod is verdeeld over twee of meer talen, en dat ze soms wat later zijn begonnen met het Nederlands. Terecht kan in sommige gevallen de vraag gesteld worden naar de juistheid van de diagnose van een taalstoornis bij meertalige kinderen. Dit is een uitdagend dilemma voor elke logopedist en leerkracht die te maken heeft met meertaligen. Al in 2000 schreven Mirjam Blumenthal en Manuela Julien in hun artikel ‘Geen diagnose zonder anamnese meertaligheid’, dat de diagnostiek en adviezen voor meertaligen vaak gebaseerd zijn op eentalige uitgangspunten en praktijken (2000: 6). Nog steeds is er een gebrek aan onderzoeksinstrumenten voor kinderen met verschillende taal- en culturele achtergronden met als gevolg dat meertaligen vaak alleen op hun taalvaardigheid in het Nederlands worden beoordeeld. Dat vertekent de beoordeling omdat een taalstoornis zich in alle ‘actieve’ talen van de meertalige dient te manifesteren. Gelukkig zijn er nieuwe ontwikkelingen rondom dit thema (zie http://www.bi-sli.org/index.htm). Blumenthal en Julien (2000) waren bovendien van mening dat er onvoldoende werd geïnformeerd naar de meertalige en culturele achtergronden bij de diagnostiek. Juist deze achtergrondgegevens zijn wezenlijk voor een “begeleiding op maat” van meertaligen en hun omgeving.
De dynamiek van taal en cultuur Het diagnosticeren van meertaligen lijkt in het algemeen veel op die van eentaligen. Je observeert, je verzamelt relevante gegevens op basis van (para)medische dossiers evenals via een interview en je voert taaltests uit. Dat er verschillen zijn tussen talen en culturen is echter een gegeven (Isaac, 2002). De uitdaging bij meertaligen ligt er dan ook in ALLE relevante cliëntgebonden interne en externe factoren betreffende ALLE talen en culturen van de meertalige en zijn omgeving over het verloop van tijd in kaart te brengen. Meertaligheid omvat namelijk een dynamisch continuüm dat gedurende het levensloop kan veranderen. Ter illustratie volgt een fictief en toch realistisch voorbeeld: een Afghaanse jongen vlucht op zesjarige leeftijd uit Afghanistan en verblijft vervolgens gedurende enkele maanden telkens in diverse Europese opvangcentra, voordat hij een verblijfsvergunning krijgt in Montreal, Canada, en daar gaat leven. Na afronding van zijn opleiding trouwt hij met een vrouw van Man-
darijn-Chinese afkomst die ook op jonge leeftijd met haar ouders naar Canada is gemigreerd. Ze hebben inmiddels drie kinderen, die minimaal aan vier talen worden blootgesteld, namelijk Dari (Afghaans-Perzisch), Mandarijn Chinees, Engels en Frans (zoals gesproken in Montreal). Het mag duidelijk zijn dat in dit gezin verschillende culturele denk- en leefwijzen bij elkaar komen. Deze kunnen betrekking hebben op geloof, eetgewoonten, gezinssamenstelling, opvoeding en verzorging, educatie en leerstijlen en visie op ziekte en handicap. Daarnaast verschillen de vier talen van elkaar in termen van het klanksysteem, de grammatica, woordenschat, schrift, en de manier van interactiestijl (bijv. hiërarchische afstand, communicatieve benadering van mannen en vrouwen enz.) en non-verbale communicatie (zoals bijv. oogcontact). De intensiteit en hoedanigheid waarmee de verschillende talen, interactiestijlen worden gebruikt en culturele leefwijzen worden nageleefd kan echter in het verloop van tijd bij elk individu in het gezin veranderen. De vraag stelt zich: wat is meertaligheid eigenlijk? Is een Turks kind, wat de eerste twee levensjaren werd blootgesteld aan de Turkse taal, maar daarna vooral de standaardtaal Nederlands hoort en spreekt (nog) meertalig? Is zijn moedertaal (nog steeds) de Turkse taal? Welke status heeft het Turks voor zijn ouders en voor het kind? Hoeveel kennis van een ander taalsysteem zou men eigenlijk moeten hebben om de stempel van ‘meertalige’ te mogen dragen: betreft het het aantal klanken, woorden of het aantal complexe grammaticale structuren die men kent of daadwerkelijk uit? Zoals eerder beschreven omvat meertaligheid een dynamisch continuüm, waar een complex van factoren bepalend is voor de meertalige situatie in het leven. Gezien de dynamiek van meertaligheid kan terecht de vraag worden gesteld of het ooit mogelijk zal zijn voor alle verschillende culturele bevolkingsgroepen en leeftijden gestandaardiseerde taaltesten en interventies te ontwikkelen. Elke meertalige is uniek en dat vereist een individuele aanpak. Het vraagt om in gesprek te gaan met ouders en kinderen om een beeld te krijgen van de wisselwerking tussen alle factoren die meespelen. Een dergelijk gesprek kan bijvoorbeeld gevoerd worden aan de hand van de methode TOLK voor taalontwikkeling! Voor de diagnose van een taalstoornis is de afname van een gestandaardiseerde vragenlijst een geschikt hulpmiddel om een realistisch beeld van de meertalige en culturele situatie te verkrijgen. Er zijn inmiddels een aantal geschikte vragenlijsten ontwikkeld die helpen bij de verzameling van relevante gegevens over taal en cultuur (zie onder voor meer inhoudelijke informatie).
Tot slot De informatie verzameld met behulp van vragenlijsten versterkt bij de professional ook de sensitiviteit voor culturele verschillen. ‘Cultuursensitiviteit’ heeft in deze context echter niet alleen betrekking op de taalgemeenschap van de meertalige, maar ook op de eigen (sub)cultuur. Juist vanuit de eigen (sub)cultuur van bijv. leidster, leerkracht of logopedist wordt gecommuniceerd richting ouder en kind. Vanuit de eigen normen, waarden en verwachtingen wordt gedrag bij het kind gestimuleerd. Zich bewust zijn van beide culturen (de eigen cultuur en die van de ander) is een basisvoorwaarde om te komen tot effectieve communicatie zodat begeleiding op maat mogelijk wordt.
Meer weten over deze vragenlijsten? Anamnese Meertaligheid: Blumenthal en Julien (2009) http://www.acco.be/download/nl/36579087/file/bijlage_1_anamnese_meertaligheid.pdf PABIQ (zie bijlagen - moet volgens de tekst in de bijlage aan gerefereerd worden: COST Action IS0804 Vragenlijst voor ouders van tweetalige kinderen (Questionnaire for Parents of Bilingual Children) (PaBiQ Questionnaire) Deze vragenlijst is de korte versie van een langere vragenlijst die door onderzoeksgroepen in verschillende landen binnen de COST Actie IS0804 in een pilot is getest en die gedeeltelijk gebaseerd is op de ALEQ (Paradis, 2011) en de ALDeQ (Paradis et al., 2010). AMK SIG http://www.sig-net.be/nl/publicaties/anamnese-meertalige-kinderen-amk_74.aspx Bilinguales Patientenprofil (BPP) und Multilingual Interkulturelle Anamnese (MIA) van Dr. Wiebke Scharff Rethfeld. Voor meer informatie, zie http://www.logo-com.net/logomobil.net/Welcome.html
Verder lezen? Interessante literatuur Blumenthal, M. (2009). Meertalige ontwikkeling: Adviezen over meertalige opvoeding bij een auditief/communicatieve beperking. Leuven/Den Haag: Acco. Blumenthal, M. en Julien, M.M.R. (2000). Geen diagnose zonder anamnese meertaligheid. Logopedie en Foniatrie, 1, 13-17. Isaac, K. (2002). Speech pathology in cultural & linguistic diversity. Whurr: London/Philadelphia. Leonard, L.B. (2000). Specific language impairment across languages. In Speech and language impairments in children: causes, characteristics, intervention and outcome, eds. V.M. Bishop and L.B. Leonard, 115-129. East Sussex: Psychology Press. Leonard, L.B. (2009). Cross-linguistic studies of child language disorder. In Handbook of child language disorders, ed. R.G. Schwartz, 308-321. New York, NY: Psychology Press. Orgassa, A. (2010). Het ontwarren van tweetaligheid en een primaire taalontwikkelingsstoornis is geen gemakkelijke klus. Van Horen Zegen, 4, 10-18. Paradis, J. Genesee, F.& Crago, M.B. (2011). Dual Language Development & Disorders. A Handbook on Bilingualism & Second Language Learning (2nd edition). Baltimore, Maryland: Paul H. Brookes Publishers Co. Pinto, D. (1990). Interculturele communicatie: drie-stappenmethode voor het doeltreffend
overbruggen en managen van cultuurverschillen. Groningen: Bohn Stafleu Van Loghum. Scharff Rethfeldt, W. (2013). Kindliche Mehrsprachigkeit: Grundlagen und Praxis der sprachtherapeutischen Intervention. Stuttgart: Thieme. Sobieraj, F. (2013). Taalrijke diagnostiek. De diagnostische praktijk van tweetalig onderzoek binnen het regulier basisonderwijs. Logopedie, 1-2, 6-12.