Liever brieven
METAAL
Brieven aan en voor Marijke van der Wal
TIJDSCHRIFT VOOR LEIDSE NEERLANDICI
JAARGANG 11 (2014) NUMMER 2
Colofon Jaargang 11 Nummer 2 December 2014
Inhoud Redactioneel Interview
Marijke van der Wal - “Als ik terugkijk, denk ik: Het is gelukt!”..................................... 4 Reinald Molenaar
Metaal Tijdschrift voor Leidse neerlandici ISSN 1573-6210 Metaal verschijnt twee keer per jaar. Het blad wordt verspreid onder studenten en docenten van de Leidse opleiding Neder landse taal en cultuur en onder de leden van Siegenbeek, Alumnivereniging voor Leidse Neerlandici. Voor andere belangstellenden is een jaarabonnement (EUR 12,50) be schikbaar. Postadres Opleiding Nederlandse taal en cultuur Postbus 9515 2300 RA Leiden E-mail en website
[email protected] www.hum.leidenuniv.nl/siegenbeek Redactie
[email protected] Ronny Boogaart (gastredacteur), Michelle van Dijk, Sanderien de Jong, Marlies Reitsma, Annemieke Sterrenburg, Tim Vergeer, Reinold Vugs Aan dit nummer werkten mee Wim van Anrooij, Yolanda Bloemen, Karel Bostoen, Cor van Bree, Ineke Eyckelhof, Christa Fontein, Paul van Geest, Jaap Goedegebuure, Corrie de Haan, Camiel Hamans, Ton Harmsen, Rick Honings, Iris Huisman, Paul Jacobs, Paula Koning, Truus Kruyt, Reinald Molenaar, Marijke Mooijaart, Jan-Willem van der Mijde, Joke Nijenhuis, Jan Noordegraaf, Eric de Rooij, Ariane van Santen, Peter Schmitz, Arie Verhagen, Marleen van Wesel, Liesbet Winkelmolen, Tom Tjeerd en Saskia Zaaijer, Mary Zijlstra, Lida Zimmerman Opmaak 401 Publications, Alex van Egmond Druk en oplage Labor Vincit, Leiden 380 exemplaren Beeldmateriaal Foto’s NNP-lustrum: Arthur Koppejan Tekening omslag: Elisabeth Koning Tekeningen binnenwerk: Ardi Warnar Foto’s Marijke van der Wal: privé-collectie Elisabeth Koning/Marijke van der Wal, Hielco Kuipers (foto p. 4) Portret Vilan van de Loo (p. 12): Studio Creative
en nieuwsberichten
Ode............................................................................ 3
Siegenbeek Scriptieprijs
Van de redactie, naar de haven, terug naar de universiteit...................................................... 8 Jan-Willem van der Mijde
De
leesclub
Eerste zinnen........................................................ 11 Marleen van Wesel
Interview
Vilan van de Loo - Logeren in andermans leven......................................................................... 12 Reinold Vugs
NNP Lustrum
Een jaar NNP: 3e lustrum, een terugblik op de hoogtepunten................................................. 20 Tim Vergeer
Afscheid Verspreid door dit nummer: Brieven voor en aan Marijke van der Wal Wim van Anrooij, Yolanda Bloemen, Karel Bostoen, Ronny Boogaart, Cor van Bree, Ineke Eyckelhof, Christa Fontein, Paul van Geest, Jaap Goedegebuure, Corrie de Haan, Camiel Hamans, Ton Harmsen, Rick Honings, Iris Huisman, Paul Jacobs, Paula Koning, Truus Kruyt, Marijke Mooijaart, Joke Nijenhuis, Jan Noordegraaf, Marlies Reitsma, Eric de Rooij, Ariane van Santen, Peter Schmitz, Arie Verhagen, Liesbet Winkelmolen, Tom Tjeerd en Saskia Zaaijer, Mary Zijlstra, Lida Zimmerman
Redactioneel
Ode ‘Liever brieven’, het is de titel van een dichtbundel van Judith Herzberg uit 2013, maar het had ook het motto kunnen zijn van het onderzoek dat Marijke van der Wal met haar onderzoeksgroep de afgelopen jaren heeft gedaan naar de taal van de zogenaamde sailing letters. Liever brieven dan officiële documenten en letterkundige teksten als bron voor onze kennis van de echte taal van het verleden. Liever brieven, was ook wat de redactie van Metaal dacht toen de datum van Marijkes 65e verjaardag – 19 december 2014 – en haar officiële afscheid van de universiteit, dichterbij kwam. Naast een mooi interview met Marijke,
Alumnus Henk Tetteroo tot ridder benoemd In Delft is alumnus Henk Tetteroo (afgestudeerd in 1977) afgelopen voorjaar tot ridder in de orde van Oranje-Nassau benoemd, onder andere vanwege zijn inspanningen om het Delflands vast te leggen. Hij schreef twee boeken over het Delflands: Kreen en gruizig en Wonen in woorden. Beide boeken zijn te bestellen via de auteur:
[email protected]
Erik Hazelhoff Biografieprijs voor Honings & Van Zonneveld Op 14 april 2014 mochten Neerlandici Rick Honings en Peter van Zonneveld de Erik Hazelhoff Biografieprijs 2014 in ontvangst nemen voor hun boek De gefnuikte arend, over het leven van Willem Bilderdijk.
gemaakt door haar voormalig student-assistent Reinald Molenaar, vindt u in dit nummer bijdragen van een dertigtal (oud-)collega’s en (oud-) studenten. Dat zijn deels brieven gericht aan Marijke, deels bijdragen over bestaande brieven die opmerkelijk zijn of op een of andere manier verbonden zijn met het werk of de persoon van Marijke. Daarmee is dit nummer niet alleen een ode aan de brief, maar vooral aan een inspirerend docent die de lat hoog legt, en een hartelijke en betrokken collega. Ronny Boogaart (gastredacteur)
MA-student Neerlandistiek nieuwe assessor Sanne Grootveld, 22 en masterstudente Neerlandistiek, is sinds september assessor bij de faculteit Geesteswetenschappen. “Onderschat het belang van het perspectief van de student niet, want de Universiteit draait uiteindelijk om studenten”, aldus Grootveld.
Yra van Dijk jurylid VSB Poëzieprijs Hoogleraar Yra van Dijk zal plaatsnemen in de jury van de VSB Poëzieprijs 2015. De VSB Poëzieprijs is een jaarlijkse prijs bedoeld voor de bekroning van een bundel Nederlandse poëzie. In 2015 zal de prijs voor de eenentwintigste keer worden uitgereikt.
Siegenbeek Scriptieprijs 2014 Alumnivereniging Siegenbeek looft jaarlijks de Siegenbeek Scriptieprijs uit voor de beste masterscriptie op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde of cultuur. Deze prijs bestaat uit € 500,- en een prachtige oorkonde. Iedere Leidse student die in het jaar 2014 zijn of haar master heeft gehaald binnen de opleiding Nederlands of Dutch Studies en een 7,5 of hoger voor zijn/haar masterscriptie kreeg, kan meedingen naar de Siegenbeek Scriptieprijs 2014. Een deskundige jury beoordeelt de inzendingen. Die jury bestaat uit de Siegenbeek-leden Jos Paardekooper (docent en stadsdichter van Deventer), Barbara Snel (docent) en Christine Swanckhuizen (Tabula Rasa).
De uiterste inleverdatum is 31 januari 2015. Na die datum zal de jury zich buigen over de ingeleverde werken. De winnaar van de Siegenbeek Scriptieprijs zal worden gehuldigd tijdens de jaarlijkse Siegenbeek alumnidag in het voorjaar. De uitslag wordt ook bekendgemaakt op de website van Siegenbeek en het juryrapport verschijnt tevens in Metaal. Lees meer over de Siegenbeek Scriptieprijs op hum.leidenuniv.nl/siegenbeek. Elders in dit nummer vindt u een stuk van de hand van de winnaar van de Siegenbeek Scriptieprijs 2013, Jan-Willem van der Mijde, en het juryrapport.
Metaal 11 (2014) nummer 2
3
Interview
“Als ik terugkijk, denk ik: Het is gelukt!” In gesprek met Marijke van der Wal Haar hoofd is haar hobby. Werken is haar lust en haar leven. Haar inspiratiebron is de materie. Ze noemt zichzelf nieuwsgierig, maar moet dat wel even uitleggen. “Ik houd van het onbekende,” aldus Marijke van der Wal die op haar 65e verjaardag op 19 december afscheid neemt van de Universiteit Leiden. Reinald Molenaar Het is iets wat bijna niemand weet, maar heel even heeft Marijke van der Wal tijdens haar studie Nederlands overwogen over te stappen naar de studie biologie/biochemie. In de eerste weken van haar tweede studiejaar volgde ze colleges bij deze studie. “We moesten boomblaadjes overtekenen. Dat was niet echt wat ik zocht. Ik ben gauw weer naar Nederlands teruggegaan,” biecht ze op tijdens een gesprek op haar kamer 203C in het instituut. “Niemand merkte het, want het academisch jaar begon bij Nederlands later.” Na een wat saai eerste jaar met alleen hoorcolleges kwam er al snel meer uitdaging in de opleiding. “In het tweede jaar startte de vernieuwing met werkcolleges. Het waren roerige jaren. Ik begon in 1968, het jaar van de studentenrevolutie. Al merkten we daar in Leiden niet veel van. In die tijd hadden de vakken weinig inspirerende namen als Letterkunde 1, Letterkunde 2, Letterkunde 3. Het waren enorme literatuurlijsten die je zelfstandig moest doornemen met aan het eind mondelinge tentamens.” Ook in de doctoraalfase bleef men in die tijd zowel oudere als moderne letterkunde en taalkunde volgen. Net iets voor Marijke: “Ik vond alles leuk.” Ze volgde ook taalfilosofie en logica bij professor Nuchelmans. Haar (taalkundige) afstudeerscriptie ging over de taaltheorie van Johannes Kinker. “Professor Zaalberg, bij wie ik student-assistent voor de oudere letterkunde was, grapte dat ik hem wel teleurstelde door niet de poëzie van Kinker als onderwerp te kiezen, maar juist zijn ‘gekke’ taal-
4
Metaal 11 (2014) nummer 2
theorie. Later zeiden mensen wel eens tegen mij: ‘Waarom heb je daar je promotieonderwerp niet van gemaakt?’ Maar in die jaren was de druk om te promoveren niet zo groot als nu. Je had een enorme zelfstandigheid en kon naar hartelust onderzoek doen naar een diversiteit aan onderwerpen.” Uiteindelijk promoveerde Marijke in 1986 op het proefschrift “Passiefproblemen in oudere taalfasen. Middelnederlands sijn/werden + participium praeteriti en de pendanten in het Gotisch, het Engels en het Duits”. Elf jaar eerder al kreeg ze een aanstelling als universitair docent met de gebruikelijke taken onderwijs, onderzoek en bestuur. Ze werd meteen in het diepe gegooid. “Cor van Bree kreeg een sabbatical en samen met professor B.C. Damsteegt gaf ik historische grammatica aan tweedejaars studenten. Hij had dat ook al jaren niet meer gedaan, dus we moesten er allebei in komen.” De hoge mate van eigen verantwoordelijkheid die ze kreeg, sprak Marijke aan. “Ik nam vooral de ou-
zocht. Het verruimen van haar blikveld buiten de strikte neerlandistiek heeft haar veel gebracht. Haar laatste project “Brieven als Buit” is daar het levende bewijs van. In 2005 nam zij deel aan het Je hebt de historische taalkunde in de loop der jaren internationale congres waar het “Historical Sociolinguistic Network” (HiSoN), werd opgericht, helpen veranderen, kun je wat highlights noemen? “De jaren zeventig was de tijd van de filologie, de een heel actief onderzoekersnetwerk dat symposia tekstedities, klankleer en historische grammatica. en summer schools organiseert. Het onderwerp Door ontwikkelingen in de moderne taalkunde “language history from below” werd daar voor het kreeg de syntaxis vervolgens meer aandacht, ook eerst goed op de kaart gezet en de belangstelling voor egodocumenten groeide historische syntaxis. We de. “Dat sloot naadloos aan gingen meer naar specifieke verschijnselen in teksten “In die tijd hadden de bij de richting waarin ik me zelf ontwikkelde. Vervolgens kijken en zochten naar een vakken weinig inspirekreeg ik met het brievenmatetheoretische verklaring voor bepaalde taalveranderingen. rende namen als Letter- riaal uit de National Archives in Kew een unieke schat in kunde 1, Letterkunde 2, handen. Ik zat weer in een Op het gebied van de histobloeiend vakgebied waarvoor riografie van de taalkunde Letterkunde 3” mensen belangstelling kregen gebeurde er internationaal die eerder niets van historische ook veel eind jaren tachtig. In die tijd hebben Jan Noordegraaf van de Vrije taalkunde moesten hebben.” Universiteit en ik het Werkverband voor de Geschiedenis van de Taalkunde geïnitieerd, dat zo’n In diezelfde tijd werd je toch ook bijzonder hoogleraar vijftien jaar heeft gefunctioneerd. We organiseer- Geschiedenis van het Nederlands? den bijeenkomsten en onderhielden contacten “Ja, ik werd benoemd op een KNAW-Mullermet vergelijkbare buitenlandse organisaties. Deze leerstoel die voor drie jaar werd ingesteld om de ontwikkelingen werkten door in mijn onderwijs. discipline historische taalkunde te stimuleren. Na Studenten bleken ook meer te willen weten over gunstige evaluatie werd de leerstoel Geschiedenis de roots van de huidige taalkunde en tekenden van het Nederlands vervolgens gecontinueerd door enthousiast in op mijn nieuwe werkgroep “Geschie- de Stichting Merweborgh. De leerstoel gaf me de denis van de taalwetenschap, het nu en de roots”. mogelijkheid om zelf als promotor op te treden en Dat vak heb ik na jaren ook weer ingeruild voor een ook op bestuurlijk gebied als hoogleraar te funcnieuw vak dat ik belangrijk vond: een accentgroep tioneren. Ik heb toen ook financiering voor mijn sociolinguistiek, zowel modern als historisch (Van Brieven als Buit-onderzoek bij NWO verkregen. smstaal tot verkavelingvlaams: veranderingen in het Nederlands van vroeger en nu.) De jaren tachtig was Veel geld voor onderzoek moet tegenwoordig van ook de tijd van enorme studentenaantallen. We buiten komen. Dat is geen onmogelijkheid, maar hadden er op een gegeven moment wel meer dan vraagt om een andere benadering dan vroeger. Ik vind het prachtig dat het Brieven als Buit-onderhonderd in het eerste jaar. zoek een opvolger heeft gekregen met het Going Begin jaren negentig ging NWO een prominente Dutch-programma onder leiding van Gijsbert rol spelen. Er moesten grotere projecten komen. In Rutten. Dat nieuwe project past helemaal in de het prioriteitsprogramma “Nederlandse cultuur in historisch-sociolinguistische onderzoekslijn die ik Europese context” werd mijn taalkundig voorstel heb kunnen uitzetten.” op het gebied van het ijkpunt 1650 gehonoreerd. Ik bewaar heel goede herinneringen aan dat in- Een maand voor Marijkes afscheid verschijnt de terdisciplinair onderzoek met letterkundigen, Engelstalige monografie die het sluitstuk vormt theologen, filosofen, historici, kunsthistorici en van Brieven als Buit. Dit boek van Gijsbert Rutten en haarzelf is bewust in het Engels geschreven boekwetenschappers.” Marijke heeft de interdisciplinariteit altijd ge- om een bijdrage te leveren aan het internationale dere taalfasen en de historiografie van de taalkunde voor mijn rekening en Cor richtte zich meer op dialectologie en historische grammatica.”
Metaal 11 (2014) nummer 2
5
onderzoek op historisch-sociolinguistisch terrein. “Er vindt dergelijk onderzoek plaats voor het Duits, het Engels, het Fins en nog meer talen. Collegaonderzoekers zijn bijzonder geïnteresseerd in onze resultaten voor de geschiedenis van het Nederlands. Ik ben blij dat ik mijn loopbaan met dit succesvolle project kan afsluiten en met het feit dat er zoveel interesse is voor dit onderzoek.”
Heb je een wijze raad voor studenten die dit lezen? “Een wijze raad… Dat klinkt zo betuttelend. Ik zou zeggen: Besteed je tijd goed. Haal eruit wat erin zit. En dat bedoel ik dan niet voor alles naast de studie, want dat doen ze wel. Maar haal ook alles uit het vak. Zelf heb ik de mooiste herinneringen aan mijn studententijd en ik heb er mijn beste vrienden aan overgehouden.”
Hebben de uitkomsten van Brieven als Buit je verrast? Ik heb je regelmatig horen zeggen dat de formule “Je verwacht variatie, maar dat het zó gevarieerd zou “vergeet nooit de verplichtingen die de verkregen zijn!” Marijke lacht en schudt haar hoofd: “Nee, zo- waardigheid u oplegt jegens de wetenschap en de iets verwacht je niet. Een heel eenvoudig voorbeeld: samenleving”, die tijdens een promotieplechtigheid wie verwacht dat er van het woord kapitein wel 100 klinkt, een heel belangrijke is. varianten in ons materiaal voorkomen? We hebben “Dat klopt. Ik vind het belangrijk dat je als wetenschapper ook een bijdrage heel goed zicht gekregen op levert aan de samenleving. het zo diverse taalgebruik “Je verwacht variatie, maar Zelf ben ik lid van Soropvan verschillende groepen onder de toplaag in de dat het zó gevarieerd zou timist International, een wereldwijde organisatie toenmalige maatschappij. zijn!” van vakvrouwen die elkaar We hebben als team heel ondersteunen en die streven wat interessante verschijnselen onder de loep genomen, en er blijft nog veel naar verbetering van de positie van vrouwen en meer te onderzoeken, ook voor anderen. Dat kan kinderen. En ik ben heel lang lid geweest van de online, met de Brieven als Buit-internetapplicatie straatnamencommissie van de gemeente Leiden. die voorzien is van uitgebreide zoekmogelijkhe- Daar ging in de jaren dat de Stevenshof gebouwd den. Zo’n duizend brieven zijn daarin opgenomen werd een hoop tijd in zitten. Ook heb ik een maat(http://brievenalsbuit.inl.nl) en we hebben zelfs schappelijke bijdrage kunnen leveren in het bestuur nog meer materiaal. Zonder de huidige digitale en later in de raad van toezicht van organisaties voor mogelijkheden zou dit project nooit de omvang Vluchtelingenwerk in de regio.” gehad kunnen hebben die het nu gekregen heeft. En zonder de inventarisatie van historicus Roelof Na 19 december krijg je wellicht meer tijd. Heb je van Gelder had ik nooit een onderzoeksaanvraag hobby’s die je op wilt pakken? kunnen doen. Hij bracht in kaart wat er in de “Thuis kreeg ik laatst te horen: ‘Jouw hoofd is je enorme hoeveelheid archiefdozen zat, waardoor ik hobby.’ Ik schilder of boetseer niet, maar ik houd materiaal kon selecteren om digitaal te fotograferen wel van muziek. Ik ga graag naar het Muziekgebouw aan het IJ. Niet alleen klassieke stukken voor ons onderzoek.” van Mozart, Bach en Beethoven raken me, maar Als je jezelf in één woord moet typeren, welk woord ook werk van moderne componisten zoals Philip Glass en Rozalie Hirs. Ik wil me in de toekomst kies je dan? “Nieuwsgierig. Maar daar moet ik dan gelijk een ook meer verdiepen in de achtergronden van spekanttekening bij plaatsen. Nieuwsgierigheid kan cifieke werken om die muziek nog beter te kunnen iets negatiefs hebben. Zo bedoel ik het niet. Er waarderen.” moet voor mij altijd iets nieuws te ontdekken zijn. Hierdoor heb ik me op veel verschillende terreinen Maar ook op het vakgebied blijft Marijke actief: begeven. Ik houd niet van het al te bekende. Daar- “Van de taken onderzoek, onderwijs en bestuur, om intrigeert het verleden mij zo, omdat het een laat ik de laatste twee los. Het is goed om een andere wereld is dan de bekende wereld waarin je nieuwe generatie aan bod te laten komen. Nu zijn leeft. Datzelfde geldt voor de taal van het verleden.” zij aan zet. Maar ik blijf promovendi begeleiden
6
Metaal 11 (2014) nummer 2
en zal ook actief blijven in internationaal verband, bijvoorbeeld bij congressen en als redacteur van de boekenreeks “Advances in Historical Sociolinguistics” die in 2013 is gestart bij uitgever John Benjamins.” De rijen ordners bovenop de kast zijn opgeruimd, het toch altijd al ordelijke bureau lijkt leger, Marijke heeft al wat voorbereidingen getroffen voor haar vertrek. Het bewijst nog eens haar doelgerichte manier van werken. Ze is voortvarend, besluitvaardig, kritisch op zichzelf en op anderen (Met een veelbetekenende blik: “Je komt nog eens wat tegen als je aan het opruimen bent. Notulen en
zo, waarvan je denkt: O ja, zo ging dat toen...”) en vooral enorm werklustig. Ben je tevreden? “Het doet me plezier dat ik mijn vak op een bepaalde manier in de belangstelling heb kunnen brengen. Als ik terugkijk, denk ik: Het is gelukt!”
Beste mevrouw Van der Wal, Een uitwisselingsstudent vroeg eens of het echt zo was ‘dat een tien hier alleen voor God’ is; hij had namelijk een paper teruggekregen met slechts een acht. Hierop zei een klasgenoot dat
Een kattebelletje voor Marijke
als je bij mevrouw Van der Wal een acht haalt, dit eigenlijk wel een elf is.
Het paradigma gaat veranderen van ‘onvol-
Eerlijk en veeleisend zijn woorden die door mijn
tooid verleden tijd’ in ‘onvoltooid tegenwoordi-
hoofd schieten als ik aan uw colleges - en met
ge toekomende tijd’: je zult blijven onderzoe-
name de beoordeling - terugdenk. Ik voelde me
ken. Marijke, ik wens je een heel lang emeri-
enorm door u uitgedaagd en ik was dan ook
taat toe met weinig ‘passief problemen’ in je
zelden zo trots als op de papers die ik bij u
nieuwe levensfase.
inleverde. Een mooie les in ambitie waarvoor ik u enorm dankbaar ben!
Nu vaert wel, ende levet scone. Vriendelijke groet, Christa Fontein
Iris Huisman - de Wit
Metaal 11 (2014) nummer 2
7
Siegenbeek Scriptieprijs
Van de redactie, naar de haven, terug naar de universiteit Ik wrijf me nog eens in mijn ogen als ik om halfacht in de ochtend richting de loods loop. In de verte zie ik achter de A15 torenhoge containerkranen vracht uitladen in de Eemhaven, in het hart van de Rotterdamse haven. Bananen uit Costa Rica, tuinbroeken uit China, lolly’s uit Thailand, alles komt hier langs. Op mijn stalen neuzen meld ik me bij de voorman van de loods, Richard: een man in de vijftig, ruim twee meter lang, type ruwe-bolster-blanke-pit. Met z’n bulderende stem roept hij me tegemoet: “Waar is je veiligheidshessie, Jan? Zo kennie-nie-eens over het terrein lopen, he.” We beginnen vandaag met het uitladen van een container uit Antwerpen. Jan-Willem van der Mijde Tijdens en kort na mijn studie Journalistiek en Nieuwe Media heb ik een jaar lang in de haven gewerkt. Het begon als een bijbaan naast het schrijven van mijn masterscriptie. Daarna bleef ik er hangen. Ik was klusjesman, receptionist, stuwadoor, archivaris, ICT’er. Ik had het er heel erg naar mijn zin, maar met regelmaat werd ik herinnerd aan mijn misplaatstheid. In een gesprek met de manager export vertelde ik eens over mijn studie in Leiden. Met een oprecht verbaasde uitdrukking vroeg hij: “Wat doe je dan hier?”. Een vraag die ik mezelf steeds vaker zelf stelde, bijvoorbeeld als de klep van de papiercontainer op mijn hand dichtklapte. Dit had ik ook niet verwacht van mijn droomcarrière. Ik had twee goede stages gedaan. Eerst bij de VPRO als onderzoeksredacteur en later bij NOS op 3 als webredacteur. Maar mijn stages waren ontnuchterend wat journalistiek betreft. De uitkomst 8
Metaal 11 (2014) nummer 2
van mijn scriptie was dat op de webredactie van NOS op 3 het gros van de werkzaamheden bestaat uit het recombineren van bestaande verhalen, zij het wat genuanceerder dan veelal verondersteld wordt van webredacties. En het werk van een beginnend journalist bestaat in ieder geval níet uit het oppennen van verhalen type Watergate, maar eerder van het type ‘Enorme borsten zorgen voor verkeerschaos’. Ongemakkelijker voelde ik me nog met de gesloten netwerken. Bij een eerdere stage bij de VPRO was de redactie bijvoorbeeld eens snel op zoek naar een redacteur. De eerste reactie was dan “wie kennen we daarvoor?”. Vacatures worden veelal door de eigen netwerken gevuld en als aspirant-journalist kom je daar dan moeilijk tussen. Het is een wereld waar “you have to hit the ground running”, een wereld waar voor nieuwelingen niet veel geduld is. Recent had ik met wat studiegenoten een reünie en maakten we de balans op; uiteindelijk kwam de teller op twee, misschien drie, jaargenoten die nu in de harde journalistiek werken. Het gros werkt in de marketing- en/ of communicatiesector. Sectoren waar tijdens de studie met enig dedain over werd gesproken, maar waar de meesten zich nu prima op hun plek voelen. Inclusief ik trouwens. Iets meer dan een jaar werk ik nu als communicatiemedewerker voor Erasmus Universiteit Rotterdam, specifiek voor de Graduate School van de Sociale- en Geesteswetenschappen. Mijn studie is trouwens nog even relevant als op de redacties van de VPRO en NOS. Dagelijks ben ik met taal bezig, tot mijn grote plezier. Momenteel ben ik bijvoorbeeld bezig met de ontwikkeling van een
tiental brochures over PhD-onderzoek. Van begin tot eind, van tekst tot beeld, krijg ik de vrijheid om alles te regelen. Het vertrouwen dat men in mij heeft, geeft me de erkenning dat mensen mij nu zien als een professional. Ik maak lange dagen,
soms van tien, twaalf uur als er een deadline is. Heel soms verlang ik dan nog terug naar de eenvoud in de haven. Gelukkig maar heel soms.
Uit het juryrapport van de Siegenbeek Scriptieprijs 2013, op 3 september 2014 voorgelezen door juryvoorzitter Jos Paardekooper
De Siegenbeek Scriptieprijs is door de alumnivereniging ‘Siegenbeek’ ingesteld om een scriptie op ons vakgebied van uitzonderlijke kwaliteit te bekronen en te belonen, en tevens om alumni op de hoogte te stellen van recente ontwikkelingen in ons vak. Iedere Leidse student neerlandistiek, inclusief Dutch Studies, die in 2013 is afgestudeerd met een scriptie die ten minste met een 7,5 is beoordeeld, komt voor deze prijs in aanmerking. De jury bestond uit drie personen die alle drie alumnus zijn van deze universiteit en vakgroep, te weten Christine Swankhuisen, partner van een advies- en onderzoeksbureau op het gebied van communicatie en gedragsverandering, en als onderzoeker verbonden aan het Radboud UMC; Barbara Snel, winnares van de Siegenbeekprijs 2011 en inmiddels docent Nederlands te Nijmegen; en ten derde Jos Paardekooper, tot vorig jaar werkzaam als docent ‘cultuur en samenleving’ in het hoger beroepsonderwijs. De oorkonde is wederom ontworpen en gedrukt door ‘De Uitvreter’ te Woold, waarachter schuil gaat Kees Thomassen, oud-conservator aan de Koninklijke Bibliotheek en marge-drukker, en natuurlijk ook alumnus. Behalve uit deze prachtige oorkonde bestaat de Siegenbeek Scriptieprijs uit een eenmalig geldbedrag ter grootte van 500 euro, en levenslange roem, een bonus die niet in geld is uit te drukken. De criteria die de jury heeft gehanteerd bij het toekennen van de prijs zijn onveranderd de volgende. Op gezag van de beoordelende hooggeleerden is de jury er andermaal van uit gegaan dat alle ingezonden scripties voldoen aan de universitaire eisen van wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid, en dat ze ook op het gebied van onderzoeksmethodologie en taalgebruik/spelling de hoge normen die ons vak stelt moeiteloos hebben gehaald. Daarnaast wogen overtuigingskracht, een verrassende benadering,
een leesbare stijl, en ook persoonlijkheid en originaliteit in vorm en inhoud in ons oordeel mee. Ongeacht het vakgebied scoorden de meeste ingezonden scripties, althans naar de maatstaven van de jury, bepaald niet optimaal op het punt van onderzoeksmethodologie en op het punt van samenhang tussen de probleemstelling en de eindconclusies. Die samenhang vonden wij nogal eens onduidelijk of soms zelfs twijfelachtig. Het spreekt vanzelf dat dit heeft meegespeeld in onze eindnormering, die ook dit keer weer een lastige afweging is geweest van scripties die op verreweg de meeste andere beoordelingscriteria de toets der kritiek met gemak konden doorstaan. Het was wederom een genoegen om te merken met welke uiteenlopende onderwerpen Leidse neerlandici zich bezighouden. We dagen alle docenten die masterscipties begeleiden uit om de beste scripties voor te dragen voor de Siegenbeek Scriptieprijs. De prijs voor de beste scriptie op het gebied van de neerlandistiek aan de Universiteit Leiden in het jaar 2013 is toegekend aan Jan-Willem Hendrik van der Mijde voor zijn etnografisch onderzoek naar nieuwsproductie en -reproductie van ‘NOS op 3’, onder de titel ‘De nuances van de nieuwskannibalen’. In deze vuistdikke scriptie heeft Van der Mijde het ‘bestaansrecht’ onderzocht van online nieuwsgaring. Van der Mijde observeerde en analyseerde dit proces van nieuwsgaring niet alleen door observatie, maar ook door participatie, door mee te draaien op de afdeling. Dat is een vorm van onderzoek die in de neerlandistiek niet zeer gangbaar is, zoals de scriptieschrijver zelf ook constateert, en de scriptie is daarmee impliciet ook een pleidooi voor andere vormen van onderzoek dan binnen het vakgebied meestal gehanteerd worden.
Metaal 11 (2014) nummer 2
9
Een brief van P.C. Hooft Als er één brief is, die Marijke uit het hoofd kent, dan moet het de brief zijn die Hooft op 30 mei 1634 aan Constantijn Huygens stuurt en waarin hij bericht over de smak van ramp waardoor Tesselschade Roemers Visser is getroffen: haar man Allart Crombalgh is overleden net nadat zijn oudste dochtertje (een voeghlijk meisken, kranck aan de poxkens) is gestorven. Hooft verzekert Huygens dat een letterken van troost [...] geen verloren werk van barmhartigheit wezen zal.
Beste Marijke, Het moet rond 2003 zijn geweest dat ik als student voor het eerst college bij je volgde. Omdat de door mij bijgewoonde werkgroep van het vak ‘Taalverleden’ door Cor van Bree werd gegeven, waren we elkaar in de propedeuse nog niet tegengekomen. In het tweede jaar stond ‘Taalverandering en taalvariatie’ op het programma. Ik herinner me nog goed dat de groep een beetje bang voor je was, omdat je streng uit de hoek kon komen. Zelf was ik geen groot licht op het gebied van de taalkunde. Wekelijks moesten we opdrachten maken. Toen ik een keer de beurt kreeg en het antwoord schuldig moest blijven, beet je me toe: ‘Dat verbaast me niets van je, Rick.’ Die uitspraak is me bijgebleven. Een heel andere kant van je kreeg ik te zien toen ik in 2007 aio en dus een collega werd. Als ik je op de gang tegenkwam, was je altijd belangstellend naar mijn onderzoek. Toen het project ‘Brieven als buit’ gehonoreerd werd, kreeg de hele afdeling taart. Na mijn promotie in 2011 wees jij me op het bestaan van de Niels Stensen Stichting, die stipendia verstrekt aan jonge en pas gepromoveerde onderzoekers van katholieken huize. Dankzij die tip kon ik in 2012 een jaar lang aan de Freie Universität in Berlijn onderzoek doen naar Willem Bilderdijk. Daar ben ik je dankbaar voor. Nu je afscheid neemt, komt er een einde aan een tijdperk. Ik wens je alle goeds voor de toekomst! Met hartelijke groet, Rick Honings
10
Metaal 11 (2014) nummer 2
Deze brief was jaren onderdeel van het eerstejaarsvak Oudere Fasen, dat nu Taalverleden van het Nederlands heet. Ooit vertaalde ik deze brief als student en later zou ik hem als docent Historische Taalkunde en collega van Marijke als huiswerk opgeven. Nu ik hem voor deze gelegenheid opnieuw bestudeer, word ik weer geraakt door de kracht en de rijkdom van Hoofts taalgebruik en niet te vergeten door de riante ondertekening van de brief: Ondertussen niet alleen, maar eeuwelijk daerenboven, mijn’ heere, wil blijven uwer Ed. Gestr. onderdaenste toegedaenste dienaer P.C. Hooft. Geen wonder dat deze inmiddels 380 jaar oude brief zo lang op het programma heeft gestaan, en nog staat! Voor jou, Marijke, is het nu echter tijd voor luchtiger en lustigher redenen. Ik wens je daarbij veel plezier! Leiden, de 30e van de herfstmaand van het jaar 2014, Corrie de Haan
De
leesclub
Eerste zinnen Eerste zinnen, deze niet in het bijzonder overigens, zeggen soms iets interessants, verhelderends of verrassends over een verhaal. Samen met de laatste zinnen bespreken we ze altijd wel even tijdens onze boekenclubbijeenkomsten. Net als het vaste wat-vonden-we-ervan-rondje. Daarmee beginnen we altijd. Als je beurt nog niet is geweest of nog moet komen, moet je écht je mond houden. En als je het niet voor elkaar gekregen hebt om het boek van die keer uit te lezen, mag je niet eens komen. Naar de boekbespreking althans. Bij de borrel achteraf ben je van harte welkom. Marleen van Wesel Naast een hoop gelul over boeken, is de boekenclub namelijk een heel leuke aanleiding om elkaar weer eens op te zoeken. Een paar jaar na ons afstuderen zijn we inmiddels allemaal een andere kant opgegaan, soms buiten Leiden. We spreken altijd af bij iemand thuis: in het begin op krappe studentenkamers, tegenwoordig in de woningen waarnaartoe we de afgelopen jaren één voor één verhuisd zijn.
Soms constateren we na een avond praten en discussiëren dat we een modern meesterwerk gelezen hebben, zoals Gelukkige Slaven of Sprakeloos, allebei van Tom Lanoye. Het tegenovergestelde gebeurt ook wel eens, zoals bij Lily van Marian Donner. En VSV van Leon de Winter, dat belandde nét niet in de open haard tijdens ons jaarlijkse heuse boekenclubweekend. Want dat hebben we inmiddels ook. Maar eerst lezen we voor de eerstvolgende bijeenkomst Solitude van Jeroen Thijssen.
In maart 2010 begonnen we met Dorsvloer vol confetti van Franca Treur. Daarna volgden er tot nu toe nog een stuk of veertig, allemaal te vinden op http://boekenclubleiden.tumblr.com/ Meestal blijven we trouw aan ons voornemen om recente Nederlandstalige romans te lezen. Twee keer weken we daarvan af: voor In de ban van de tegenstander van Hans Keilson. Dat boek verscheen, oorspronkelijk in het Duits, al in 1959. In 2010, toen Keilson al honderd jaar was, werd zijn werk door een groot publiek herontdekt nadat The New York Times een buitengewoon lovende recensie publiceerde. Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... van Louis Couperus, uit 1906, was afgelopen voorjaar de andere uitzondering. Dat boek vormde een mooie aanleiding voor een literaire wandeling door het deel van Den Haag waar het zich afspeelt, en waar een van ons kort daarvoor was gaan wonen.
Metaal 11 (2014) nummer 2
11
Interview
Logeren in andermans leven In gesprek met Vilan van de Loo Ze is geen spat veranderd. Nou goed, misschien een spatje dan. Slank, goed gekleed, kenmerkend kapsel, kordate handdruk. Hoe lang zal het geleden zijn dat we elkaar voor het laatst spraken? Toch al gauw een jaar of zeven-, achtentwintig. “Mijn promotie op 14 januari dit jaar vond plaats een dag na Melati’s verjaardag,” begint ze, terwijl we wat drinken in het Pakhuis (“anno 2013”). Een interview wordt het niet, meer een gesprek over de Indische letteren en vooral over de vrouwen die daarin smaakmakend zijn geweest. Reinold Vugs Vilan van de Loo is een vrouw met een missie, misschien meer een opdracht die ze zichzelf gegeven heeft. “Er liggen nog zoveel schatten verborgen in het rijke, literaire Indische verleden.” Ze is al jarenlang bezig om de parels op te diepen, mooie boeken en verhalen die op zijn minst een herwaardering verdienen. “Vaak wordt er meewarig gedaan over vooral de vrouwelijke auteurs. Rob Nieuwenhuis heeft het in zijn Oost-Indische spiegel, alweer meer dan veertig jaar oud, over het ‘damescompartiment’ waarin hij vijf vrouwelijke auteurs een plekje gunt. Gelukkig zit Melati erin, maar het is natuurlijk te gek voor woorden dat er niet meer schrijfsters meereizen én - nog vreemder - dat de vrouwen in een afzonderlijk treinstel zitten, waarschijnlijk tweede klas terwijl de ‘heren’ zich in de eerste klas verplaatsen.” Vilan heeft in 2000 de website Damescompartiment Online opgezet, met dagelijks ongeveer zeshonderd bezoekers, waarin schrijvende vrouwen over Nederlands-Indië inmiddels met sneltreinvaart worden vervoerd. Ze zoekt vooral naar bijna of helemaal vergeten schrijfsters. “Op mijn grafsteen moet de tekst staan: ‘Zonder haar hadden we dit niet geweten’. Ze zegt het met een lach, maar zonder ironie. Met een knipoog naar Multatuli: “Ik wil dat die vrouwen gelezen, of in elk geval niet vergeten worden.” Zich inlezen én inleven in andere levens, er voor even deel van uitmaken; Vilan kiest niet 12
Metaal 11 (2014) nummer 2
voor niets voor de biografie als genre dat het best bij haar past. Kater Tim Voordat we het over Melati en Vilans proefschrift hebben, kunnen we niet om de grote afwezige heen: kater Tim. Hij is zeventien-plus, Vilans muze en opvallend aanwezig in zijn afwezigheid. “Hij is nierpatiënt en afhankelijk van mij, maar omgekeerd ben ik even afhankelijk van hem, van zijn gezelschap en gezelligheid.” Van Tim naar haar promotie lijkt een grote stap, maar is dat niet. “Ik had Tim oorspronkelijk bedankt in mijn dissertatie, maar dat mocht niet volgens de regeltjes. Mensen mogen elkaar noemen en schrijven hoeveel ze aan elkaar hebben gehad, voor een mens met een huisdier gelden blijkbaar andere voorschriften.” Ze zal dit rechtzetten in de handelseditie van haar proefschrift die eind dit jaar verschijnt. Vilan had het liefst gezien dat ze kon promoveren precies op de verjaardag van Melati. “Dat ging jammer genoeg niet. Ik wilde het graag vanwege de historische sensatie, die past bij wat ik als biograaf altijd doe: tijdelijk logeren in het leven van een ander. Als ik me verdiep in een leven, wil ik alles over
haar of hem lezen en weten om datzelfde leven tot in alle diepte te kunnen doorgronden. Met Melati heb ik in gedachten eindeloos gedebatteerd over haar Indische romans, waarin Indische meisjes en vrouwen centraal staan. In haar boeken geeft ze op een literaire manier weerwoord op de vooroordelen die er destijds over hen bestonden. Wat ik waardeer in Melati is haar vermogen om tussen de regels door een wereld te laten zien vol inspirerende vrouwelijke rolmodellen voor jonge Indische meisjes, dus iets heel anders dan wat je in de herenromannetjes aantreft. Ik raakte in haar ban en vind haar een van de grote auteurs van de Indische letteren.” Met die letteren kwam Vilan op de middelbare school in aanraking, waar De tienduizend dingen van Maria Dermoût iets in haar wakker maakte. Dat waakvlammetje werd aangeblazen door de gloedvolle en inspirerende colleges van Peter van Zonneveld, haar co-promotor naast promotor Olf Praamstra. Tompoezen Vilans beschrijving van de promotieplechtigheid is beslist goed voor een eenakter. “Mijn levensmotto is: ‘Groots en meeslepend wil ik leven, maar eerst moet de afwas gedaan worden.’ Ik had twee varianten voor mijn promotie bedacht. Nummer één was inderdaad groots en meeslepend, met toeters en bellen, een groot gehoor, een livestream-verbinding met Indonesië, filmpjes enzovoorts. Nummer twee
Promotie Vilan Op dinsdag 14 januari dit jaar promoveerde Vilan van de Loo tot doctor in de Geesteswetenschappen (Moderne Nederlandse Letterkunde), promotor prof. dr. O.J. (Olf) Praamstra, co-promotor dr. P.A.W. (Peter) van Zonneveld. De titel van het proefschrift is Dochter van Indië. Melati van Java (1853-1927) Voor zover bekend was zij de eerste Indische bestsellerauteur van Nederland. Marie Sloot publiceerde onder pseudoniemen als Mathilde, Melati van Java en Max van Ravestein verschillende romans, die vaak meerdere drukken beleefden. Op het hoogtepunt van haar roem gold ze als de populairste schrijfster van Nederland. Meer informatie: www.damescompartiment.nl
was soberheid troef, zonder publiek, geen receptie na afloop, geen duur diner. Het werd het laatste, want voor het eerste zou ik veel te gespannen zijn op het moment suprême. Dus waren daar de commissieleden, promotores Olf en Peter, mijn moeder en zusje en een verdwaalde dame die maar bleef zitten in de Senaatskamer waar de plechtigheid zich voltrok. Als paranimfen had ik twee jongens van het Leidsch Studenten Draegers Gilde van Quintus ingehuurd. Na afloop ben ik met mijn moeder en zusje tompoezen bij de Hema gaan eten.” We bestellen nog wat te drinken. Damesspiegel Haar boek over Melati móést geschreven worden. “Ze is een belangrijk auteur en verdient ook een handelseditie van mijn proefschrift waarmee ik hopelijk meer mensen kennis met haar kan laten maken. Er is nog zó veel te doen en ontdekken, er zijn nog talloze schoenendozen op zolders waar schatten te vinden zijn voor wie er oog voor heeft. Ik ben ook altijd blij als iemand publiceert over een schrijfster.” Ik wil mijn vraag inslikken, maar het woord “ambitie” is er al uit voordat ik er erg in heb. “Vráág maar wat ik het liefst van alles zou willen schrijven,” zegt ze. Goed dan: wat moet haar magnum opus worden? Tegelijkertijd denk ik: ze doet en wil al meer dan wat menselijkerwijs mogelijk lijkt. Websites vullen, lezingen houden, blogs, columns en artikelen schrijven, vele boeken publiceren. Ze lacht breeduit. “De Oost-Indische damesspiegel. Een zo veel mogelijk omvattende studie over wat Indische, Indonesische en Nederlandse schrijfsters over Nederlands-Indië hebben geschreven. Met het Damescompartiment Online groeit er al een soort portrettengalerij, die een basis is voor dat Metaal 11 (2014) nummer 2
13
grote werk. De titel heb ik uitgeprint en ingelijst, ter inspiratie.” Een deadline heeft ze niet. “In feite werk ik elke dag, in wat voor vorm dan ook, aan de verwerkelijking van mijn ambitie. Maar het moet nog blijken of ik het inderdaad kan. Misschien ben ik er te dom voor, dat is natuurlijk mogelijk.” We zijn klaar met ons gesprek. “Je woekert met jouw talenten,” zeg ik voordat we afscheid nemen. Vilan vindt dat normaal. “Een nutteloos bestaan is een spookbeeld voor me. Ik wil zo veel mogelijk doen in mijn leven, want elke dag krijg ik maar één keer.” En weg is ze, met haar hoofd al bij wat er thuis op haar wacht. En bij Tim natuurlijk.
Eerste in de brief aan Marijke Zoekend naar Marijke in het online Brievenals-buit-corpus, vind je er precies eentje (Een uniek geval! Toeval?): uit Malaga, van Charles Belleman aan zijn vrouw Marijke in Oostende. Het levert een fraaie demonstratie op van dilemma’s bij corpus-opbouw, èn een navolgenswaardig voorbeeld van een oplossing. Belleman wil meerdere keren vermelden dat hij verwacht de “eersten” weer thuis te zijn. Zoals dat gaat in handschrift, staat dat er alleen niet altijd even duidelijk: zie hiernaast. In het bovenste geval is er duidelijk iets van r te zien voor ∫ (=s), maar in de onderste drie? Dilemma: hoe te transcriberen? Bottom-up: er is geen r te zien, dus we transcriberen eesten – of top-down: er is duidelijk eersten bedoeld, dus dat transcriberen we? In de tekstversie van deze brief is gekozen voor bottom-up. Raken we daarmee geen informatie kwijt? Wat als je b.v. rangtelwoorden wil tellen? Nee, want het corpus is ook gelemmatiseerd, en als je op het lemma “eerste” zoekt, vind je alle vier deze gevallen (en in feite nog meer gevallen van eesten: allemaal van dezelfde scribent). Lemmatisering is interpretatie, en dat geeft hier precies een uitweg uit het dilemma – chapeau! Arie Verhagen P.S. Marijke, ik hoor graag nog eens van je hoe je de scribent van die drie brieven hebt kunnen identificeren als Belleman…
Geen talent voor ondergeschiktheid ´Je n´ai pas les talents subalternes´ schreef Belle van Zuylen op de avond van 18 juni 1764 aan James Boswell. In een eerdere brief heeft ze verondersteld dat Boswell verliefd op haar was, en ze reageert nu op zijn antwoord waarin hij verklaart: ‘J’admire votre esprit. J’aime votre Bonté mais. Je ne suis pas amoureux’. Daarop schrijft Belle hem (vertaling Greetje van den Bergh): ‘Je hebt groot gelijk dat ik er niet voor deugen zou om je vrouw te worden, daarover zijn we het volkomen eens. Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid’. Typerend voor Belle van Zuylen, als ‘feministe avant-la-lettre’, maar ook van toepassing op Marijke. Een intelligente, erudiete en geëmancipeerde vrouw, geen autoritaire, wel een doortastende, naar consensus en draagvlak strevende superieure collega. En ook een zeer betrokken (bege)leider, met hart voor haar studenten en collega’s. Van echte liefde is wel sprake in de briefwisseling van Belle met Constant d’Hermenches, waarin ze zich ook laat zien als iemand die daarbij lak had aan de maatschappelijke normen. Daarbij vergeleken is de correspondentie met Boswell spielerei. Boswell was als Schot naar Utrecht gekomen, om er rechten te studeren, met het leren van het Frans als tweede doel. Dat lukte in Nederland doordat hij in kringen verkeerde waar het Frans de voertaal was, zoals die van Belle. Zijn pogingen om Nederlands te spreken en te schrijven kwamen aan de orde op de werkgroep Taalverwerving die Marijke en ik in 2003 samen gaven. Een van onze vele gezamenlijke activiteiten waar ik met veel plezier aan terugdenk. Ariane van Santen
14
Metaal 11 (2014) nummer 2
Hertelijk geliefde Marijke, Met jou kon je echt de taal in duiken, merkte ik tijdens de kandidaatswerkgroep van Damsteegt. We genoten van de rederijkse grammaticaloosheid in een Leids Spel van Sinne door de Witte Acolije en doorspekten onze conversaties met frasen als ‘Hij is wat bleek van complexie!’ en ‘Wat legdi hier in muten?’ – ‘Verporret en vermost’ blijft een favoriet. Historische taalkunde was inspirerend. En nu weer: met de briefprojecten waarin jij dook. De levende taal van toen komt nergens nader dan in die egodocumenten met persoonlijke ontboezemingen en hartekreten, die niet eens voor onze oren bestemd zijn. Dat maakt ze des te aantrekkelijker. Mijn aanhef, niet van deze tijd, is ontleend aan een sailing letter. Daarin trof mij het plastisch geformuleerde ‘leent hem uw broek maer’, vrolijk voorstel aan een kinderrijk man om een gezamenlijke vriend tot voortplanting te bewegen. Voor dit opgedolven idioom zie ik een grootse toekomst: verrijking van historische beeldcollecties. Er zitten teksten in het briefcorpus die passen bij de duizenden afgebeelde mannen, vrouwen en kinderen op portretten en groepstaferelen in onze musea. Geef hun een stem. Maak hun gevoelens en gedachten zichtbaar, in tekstballonnetjes. Zie je het voor je? Werk aan de winkel! Vaartwel, lieve Marijke, Ende levet scone! Paula
Metaal 11 (2014) nummer 2
15
Brief aan en over Marijke van der Wal ter gelegenheid van haar afscheid op de 19e van Wintermaand in het Jaar onzes Heren 2014 (de brieven van de apostel Paulus en de geschriften der oude schrijvers nagevolgd): Cornelis, beoefenaar van de historische taalkunde en in zijn werkzaam leven leraar in deze taalkunde, aan zijn geliefde collega Marijke die nu afscheid gaat nemen, en aan haar trouwe vriendin Elisabeth, en aan allen die dit zullen lezen, een hartelijke groet en in alle opzichten de beste wensen. Hoe ontroerd in de geest ben ik nu het afscheid waar wij allen met zulk een bekommernis tegen op hebben gezien, dan eindelijk een voldongen feit gaat worden. Hoe vermenigvuldigen zich op dit moment de gedachten, bij het gedenken van de vele uren dat wij in vrede en vreugde mochten samenwerken! In dankbaarheid zien wij terug op een loopbaan waarin Marijke haar studenten zoveel kennis en de wetenschap zoveel nieuwe inzichten heeft toegebracht. Wie kan teksten uitleggen zoals zij? Is er een uitspraak, van een van onze voorvaderen, waarin iets duisters schuilt, zij laat er het licht van haar wijsheid over schijnen, en zie: de nacht licht als de dag. Haar verbondenheid met onze voorvaderen openbaart zich ook wanneer zij derzelve taalkundige overleggingen bespiegelt of de bewoordingen waarin dezelve hun gedachten hebben nedergelegd. Deze voorvaderen waren niet altijd hooggezeten; vooral in de jongste tijd waren het ook geringen naar het vlees die, in simpele epistelen, hun zieleroerselen aan het papier hebben toevertrouwd. Met vele boeken en andere geschriften heeft zij zich op de aarde en onder de hemel naam gemaakt. Er is echter wel één oorzaak tot droefenis te noemen, namelijk dat ze de Tale Kanaäns nooit tot het voorwerp van haar uitverkiezing heeft willen maken. De vooraanzittingen heeft zij niet geschuwd. Ze heeft menigmaal onze vakgroep door de ongunst der tijden weten heen te loodsen, en ook in den vreemde heeft zij zich niet onbetuigd gelaten. Moge het steller dezes vergund zijn haar nog bij haar arbeid te mogen bijstaan. Hoe kunnen we ten besluite onze wensen beter tot uitdrukking brengen dan door bij onze voorvaderen te rade te gaan? We beëindigen deze brief dan ook gaarne met een welgemeend “wees godevolen”. Cor van Bree
16
Metaal 11 (2014) nummer 2
Leeslijst voor de post-officium cursus Nederlandse literatuur Romans Multatuli, Minnebrieven (1861) Tonke Dragt, De brief voor de koning (1962) Boudewijn Büch, Brieven aan Mick Jagger (1988) Walter Van den Broek, Verdwaalde post (1998) Stefan Brijs, Post voor mevrouw Bromley (2011) Korte verhalen Gerard Reve, ‘Brief in een fles gevonden’. In: Op weg naar het einde (1963) Leon de Winter, ‘Brief van een hondenmepper’. In: De verhalen (1975) Poëzie J.J. Slauerhoff, ‘Brief in een flesch gevonden’. In: Eldorado (1928) Willem Elsschot, ‘Brief’ (1934). In: Verzameld werk Lucebert, ‘Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’. In: Reflex 2 (feb. 1949) Fritzi Harmsen van Beek, ‘Onduidelijke correspondentie en de nadelige gevolgen, in twee verzen’. In: Geachte Muizenpoot en andere gedichten (1965) Remco Campert, ‘Brief die is blijven liggen’. In: Scènes in Hotel Morandi (1983) Hugo Claus, ‘Ansichtkaart’. In: Ik schrijf je neer (2002) Mustafa Stitou, Varkensroze ansichten (2003) Non-fictie M. ter Braak en E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940 Etty Hillesum, Brieven uit Westerbork (in 1943 clandestien verschenen onder de titel Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym) August Willemsen, Braziliaanse brieven (1985)
Liesbet Winkelmolen
Kloek en gezond “Hoe gaat het met u? Met ons gaat het goed.” Zo begonnen wij als kinderen volgens instructie van onze moeder de brieven aan onze grootouders. Een tamelijk inhoudsloze formule, want we wisten dat opa en oma het goed maakten, kippen voerden en koekjes bakten, en verdere wetenswaardigheden hoorden we wel tijdens onze logeerpartijen. Veel later las ik dezelfde vraag naar de welstand van geliefden in brieven van en naar familieleden op zee. In de ene 17de- of 18deeeuwse brief na de andere werd de vraag gesteld of man of vrouw nog “kloek en gezond” waren. Vaak had zo’n vraag de vorm van een vaste formule, een van de onderzoeksobjecten in Marijke’s Brieven als Buit-project. Maar hoe formeel aangekleed ook, de urgentie van de vraag was duidelijk: een geliefde was vertrokken of achtergebleven – gevaren waren aan boord en thuis nooit ver weg, en de brief de enige informatielijn. Op onze pc’s en in de National Archives in Kew konden wij soms het geruststellende antwoord lezen dat een man op zee aan zijn “huisvrouw” schreef, maar dat haar nooit bereikt had. Een historische sensatie van de eerste orde. Het besef van de waarde van de wederzijdse informatie die achter de briefformule schuilgaat is maar een fractie van het vele dat ik aan het BaB-project heb beleefd. Marijke, ik hoop (geen formule!) dat je hierna nog lang op een zelfgekozen manier actief kunt blijven, kloek en gezond. Marijke Mooijaart
Me Joffr.e , Het moment van afscheid brengt vele herinneringen boven. Onze levenspaden raakten elkaar immers meermalen, zelfs al vroeg en onbewust. Want geografisch waren wij reeds sinds onze jeugd verbonden in het Delftse, de een op de kleuterschool van juffrouw Rook, de ander daartegenover wonende, maar als kind door de verzuiling gedwongen een aanzienlijke afstand af te leggen naar een schoolgebouw van een andere denominatie. Wij leefden onder verschillende kerktorens. Pas afgestudeerd , deelden wij een poos een sobere werkkamer op het Levendaal, in geen enkel opzicht te vergelijken met het torentje van de grote briefschrijver te Muiden. Onze conversatie, voor zover nog uit het geheugen op te roepen, handelde over triviale zaken als de kwestie het raam open of juist dicht te doen, daar de een het gedurig koud had en de ander niet. Verder deelden wij onze ervaringen met verschillende adressen in Leiden waar de haren gekapt konden worden. In het troosteloze uitzicht over de daken van de stad bevond zich een kerktoren met een haantje erop, dat af en toe op mysterieuze wijze verdween. Ook daar speculeerden wij over. Dit alles overwegende, schaam ik mij voor het geheel ontbreken van de herinnering aan enig vakinhoudelijk discours. Wellieve vriendinne, torens beheersten ons levenspad. Voor de een slechts een wensdroom, doch UE – jawel - heeft er toch echt een op haar huis staan. Vandaar dat ik deze boodschap, vergezeld van mijn goede wensen, naar uw toorentjen zend. Ineke Eyckelhof - Holierhoek
Metaal 11 (2014) nummer 2
17
IJzige beleefdheid. De brieven van Augustinus en Hieronymus. Beste Marijke, Tot de meest uitgesproken kerkvaders die de geschiedenis heeft gekend behoren Hieronymus en Augustinus. Beiden waren larger than life. Misschien ook omdat hij al een strenge asceet was, ontwikkelde de eerste een enorme werkkracht toen hij de verschillende, destijds al circulerende Latijnse vertalingen (Vetus Latina) van de evangelies van Mattheus, Marcus, Lucas en Joannes herzag op basis van de beste en oudste Griekse manuscripten. Omringd door ascetische weduwen te Betlehem, vertaalde hij in opdracht van paus Damasus tussen 390 en 405 de meeste boeken van de Bijbel in het Latijn. Zijn Vulgaat (Editio Vulgata) wordt nog steeds gebruikt. Augustinus groeide in Carthago, Rome en Milaan tot een top-retoricaleraar, die zich zelfs in de kringen van de keizer bewoog. Na een soort mid-lifecrisis werd hij bisschop van Hippo, een havenstadje in het tegenwoordige Algerije, én gelegenheidsschrijver in de meest brede zin van het woord. Voor gevormde christenen die door de bomen van het dogmatische bos de essentie van de leer over Drie-eenheid niet meer zagen schreef hij De Trinitate; voor Romeinen die de teloorgang van hun rijk aan de christenen verweten schreef hij vanaf 410 De civitate dei om hen van het tegendeel te overtuigen; voor gewone mensen schreef en hield hij duizenden preken. Het zal je dus wel duidelijk zijn dat de wijze waarop respectievelijk Hieronymus en Augustinus omgingen met boek en tekst een totaal verschillend was. Hieronymus betoont zich het filologisch handwerk toegedaan en is daarin virtuoos; Augustinus leest de bronnen minstens even minutieus maar toch met een ander oogmerk: namelijk om publiek van zijn visie op een bepaalde kwestie deelgenoot te maken. Hun correspondentie is dan ook ijzig beleefd, en soms wordt de irritatie over elkaars wijze van lezen zelfs nauwelijks verhuld in elegant gestelde vragen. Hoe dit ook zij: ik vermoed dat Hieronymus jou tot voorbeeld heeft gestrekt en Augustinus mij misschien meer toen ik mij na mijn afstuderen in Leiden op verschillende plaatsen ter wereld heb ondergedompeld in de theologie. Maar dat neemt niet weg dat door de zeer precieze omgang met zin en tekst, die jij me in Leiden hebt bijgebracht en die onlangs ook weer bleek in ons beider werk voor een NWO-commissie, mij altijd sympathie voor Hieronymus is bijgebleven. Het ga je goed! Paul van Geest
18
Metaal 11 (2014) nummer 2
Leiden, 15 oktober 2014 Graag vraag ik je aandacht voor een beleefdheidsbrief van Johannes Thysius (1622-1653), zoon van een rijke koopman die vanwege de godsdienststrijd van Antwerpen naar Amsterdam was gevlucht. Hij schreef de brief op 1 januari 1629 vanuit Amsterdam aan zijn oom Anthonie Thysius om hem te bedanken voor een nieuwjaarsgeschenk, zijnde een koeck. Ik lees deze brief vaak voor aan bezoekers van de Bibliotheca Thysiana. Ik vertel dan eerst dat Thysius’ moeder in het kraambed overleed en dat hij op jonge leeftijd door zijn vader in Leiden werd ondergebracht. Daar groeide hij op in het gezin van zijn tante Catharina Thijs, echtgenote van de Leidse hoogleraar oosterse talen Constantin L’Empereur van Opwijck. Om de indruk weg te nemen dat Thysius pas in het universitaire Leiden van lezen begon te houden, draag ik dan de eerdergenoemde brief voor waarin hij zijn oom bedankt voor de koeck, maar voor het volgend jaar alvast vraagt om een goede boeck in plaets van een koeck. Uit de stijl van de brief blijkt dat Thysius wist hoe het hoorde. Ik vraag me echter altijd af of hij deze brief als jongetje van zes en een half zelf heeft opgesteld of dat hij hulp heeft gekregen van zijn vader. Of heeft het jochie wellicht gebruik gemaakt van een modellenboek? Zou jij je licht hier eens over willen laten schijnen? Ik durf je dit nu wel te vragen omdat je binnenkort toch tijd over hebt! Met hartelijke groeten, Wim van Anrooij
Liefdesbrieven van en aan Jacob van Wesembeecke Marijke en ik kennen elkaar al zeker 40 jaar. Lang voordat het ‘Brieven als buit’-project op gang kwam, was Marijke bezig met de 16de-eeuwse Van Spulde-brieven. Daarvan is haar prachtige editie toegankelijk op het Internet, maar de ‘Brieven als buit’-site zal ongetwijfeld veel vaker worden geraadpleegd. In 1972 heb ik in het Antwerpse stadsarchief een 80-tal liefdesbrieven uit de zestiende eeuw weten te fotokopiëren. Die kopieën heb ik wel eens laten zien aan Marijke, maar aan de transcriptie, laat staan een editie met inleiding, woordverklaring en commentaar, ben ik nooit toegekomen. Misschien neem ik dit alsnog op mij, desnoods gedeeltelijk. Hierbij alvast de transcriptie van een nooit eerder gepubliceerde brief, enigszins leesbaar gemaakt door aanpassingen aan het moderne gebruik.1 Mijn alderliefste lief, ghij scrijft mij dat ick u lieveken blijven soude. Ick beloove u, alderliefste, u altijt bij te blijven ende u bij te stane totter doot toe. Van mijnentwegen en sult ghij gheen swijcke slaen.2 Al waer’t met u in mijn doot te gane, ick sal u altijt bijblijven, [-uuytghenomen alleen] geweer ’t eenige fortuyne van u.l.3 Och mijn alderliefste, ick ben droeve in ’t herte dat ghij soe vele c4 van mij moet hebben. Hadde ick u nyet lieff gehadt, ick en had alle mijn vrienden nyet gelaten5 om bij u te comen ende hebbe laten te houwen6 ende al om u. Och lieveken, stelt u herte op mij wel gerust, ghij en sult nyet bedrogen wesen, dat sweere ick u! Ende lieveken, ick bid u en maeckt geen swaricheyt ende neemt u genoechte in ’tghene dat u belieft, het is mij danckelijc7 ende en maect nergens in geen ongenoecht, dat bevele ick u op alle liefde. (Bron: Antwerpen, Felixarchief, Hoge Vierschaar, Ondervragingen en getuigenverslagen 15301567, inv.nr. V#80). Het gaat hier om een briefje van 3 november – helaas zonder jaartal – van de Antwerpse stadspensionaris en jurist Jacob van Wesembeecke aan een vooralsnog onbekend vriendinnetje. Na een eerder huwelijk met Anna vanden Broecke op 14 oktober 1541, is Jacob hertrouwd met Elisabeth van Asseliers op 15 juni 1556. Ze hoorde tot de Antwerpse elite. Geschreven in de hand van haar broer Jan is de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring uit 1581, het Plakkaat van Verlatinghe. Jacob van Wesembeecke (1523-1575) was luthersgezind. In april 1567 ontvluchtte hij de Scheldestad om naar Jan van Nassau op Slot Dillenburg te trekken. Op 14 mei 1568 is hij bij verstek voor eeuwig verbannen door Alva’s Bloedraad. Hij was Oranje’s rechterhand en propagandist, maar was als zodanig al te driest.
Om die reden werd deze prefiguratie van Joseph Goebbels in 1571 vervangen door Marnix. Voor neerlandici is het ongetwijfeld interessant te beseffen dat deze man als geen ander moet hebben geweten hoe de tekst van het Wilhelmus tot stand is gekomen. Op het seksuele vlak lijkt Jacob tamelijk onverzadigbaar te zijn geweest. Hij had vele vluchtige liefdesrelaties. Eén daarvan werd zijn ondergang. Met Helena van Dycke te Brugge had hij vermoedelijk de ingrijpendste liefdesrelatie. Die ging zover dat deze vrouw naar verluidt in 1566 met gif haar man Claes van Dycke om het leven zou hebben gebracht. De gepassioneerde Helena verliet Brugge en ging in Antwerpen op kamers wonen zodat ze daar met haar Jacob de bloemetjes kon buiten zetten. Toen hij in april 1567 samen met zijn vrouw Elisabeth en dochtertje Maria uit zijn eerste huwelijk naar Dillenburg moest vluchten, beraamde de weduwe Van Dycke schriftelijk vanuit Antwerpen samen met Van Wesembeecke de dood van diens echtgenote. Elisabeth was echter niet gek. Ze kwam tijdig achter de beoogde aanslag op haar leven, waarop de zaak aanhangig werd gemaakt bij het gerecht in Antwerpen. Ongeveer 80 liefdesbrieven van en aan Van Wesembeecke zijn toen verzameld bij allerlei vriendinnetjes van hem. Het meest bezwarend waren de brieven aan en van de weduwe Van Dycke. Stadssecretaris Hendrick de Moy heeft alle brieven vervolgens in afschrift in een dossier bijeengebracht met het oog op het proces. Hier en daar zitten daar ook brieven in de originele hand tussen. Karel Bostoen De regels worden niet afgebroken zoals in het origineel. De spelling van u/v en j/i worden aangepast aan het huidige Nederlandse gebruik. Voor de transcriptie van ij/y geldt het volgende: indien het grafeem ij/y in de moderne spelling als ij wordt weergegeven, dan gebeurt dat ook in deze transcriptie. In alle overige gevallen wordt in de transcriptie y gebruikt. Hoofdletters en interpunctie worden aangepast aan het huidige gebruik. Romeinse cijfers worden Arabische cijfers in de transcriptie. Afkortingen worden stilzwijgend opgelost. Aaneengeschreven woorden in het origineel als: ‘vanden, int’ worden gesplitst zoals in het huidige gebruik. Woorden die in het origineel afzonderlijk voorkomen, maar in de huidige spelling worden aaneengeschreven, worden samengevoegd. Geschrapte tekst in het origineel wordt voorafgegaan door een minteken en staat tussen vierkante haken. 2 Van mijnentwegen en sult ghij gheen swijcke slaen: van mijn kant zal het u aan niets ontbreken 3 geweer ’t eenige fortuyne van u.l.: als het noodlot dit jou toestaat (u.l.: is een afkorting voor ‘uwer liefden’ of kort het persoonlijk voornaamwoord ‘u’). 4 c: lees: cussen? 5 gelaten: in de steek gelaten 6 laten te houwen: verzuimd om te trouwen 7 danckelijck: welkom 1
Metaal 11 (2014) nummer 2
19
NNP Lustrum
Een jaar NNP: 3e lustrum, een terugblik op de hoogtepunten Tim Vergeer Vrijdag 14 februari: lustrumgala De foto’s spreken boekdelen. Het was een elegante en ietwat beschonken avond. De locatie, kasteel Poelgeest, deed de rest.
Donderdag 24 april: alumnidag Enthousiaste presentaties van alumni, studenten die inspiratie opdeden voor een toekomstige baan. En, zo bleek: voor Neerlandici bestaat er een toekomst buiten de klas. Gelukkig kunnen onze alumni daarbij helpen.
Woensdag 20 augustus tot en met woensdag 27 augustus 2014: lustrumreis Athene Een week lang cultuur snuiven in de wieg van de westerse cultuur: de reis naar Athene was meer dan een studiereis. Mooi weer, 2000 jaar oude gebouwen, een groep studiegenoten annex vrienden en strand leverden een week op waarvan iedereen heeft genoten. Een mooie afsluiting van een geweldig lustrumjaar.
20
Metaal 11 (2014) nummer 2
Lieve Marijke, Een brief schrijven aan een brievenexpert: een bijna onmogelijke opgave in een tijd waarin de kunst van het brieven schrijven nauwelijks meer beoefend wordt. Gelukkig mag het maar een kattenbelletje van 200 woorden worden, maar toch.. Ik heb je mogen meemaken als docent historische grammatica. Je bleek een gedreven docent die bovendien de gave had de meest talentvolle onder je studenten tot grote hoogten in het vak op te stuwen. Resultaat daarvan is het omvangrijke en prachtige brievenproject waarin verschillende studenten stof voor hun promotie hebben kunnen vinden. Ook tijdens mijn periode als studiecoördinator heb ik met heel veel plezier met je kunnen samenwerken. Een tijd lang was jij voorzitter van de Examencommissie, een commissie waarbij ik q.q. als adviseur aanwezig was. Wij overlegden over de verzoeken die bij de Examencommissie waren ingediend en werden het altijd eens.
Beste Marijke, ‘Brieven als buit’ is pionierswerk. Daarom heb ik een brief gekozen uit ander pionierswerk, namelijk dat van Jo Daan, Ik was te bissie... Nederlanders en hun taal in de Verenigde Staten (De Walburg Pers, Zutphen 1987; ook op www.dbnl.org). Daan bestudeerde in de jaren zestig van de vorige eeuw de taal van Nederlandse immigranten in de VS, o.a. op zoek naar oudere, in Nederland verdwenen stadia van het Nederlands, Fries en bepaalde streektalen. De sociolinguïstische methodologie stond nog in de kinderschoenen. Daardoor kon Daan haar onderzoeksvragen niet bevredigend beantwoorden. Dat zij daar heel eerlijk over is, maakt het boek misschien wel des te interessanter. De brief van N. Wijfel, geëmigreerd in 1855, illustreert taalverlies (Daan, p. 35). ‘Waarde Ouders, De tijd zal u lang gevallen zijn, voor gij deze brief ontvingt. Het is echter niet mijne schuld maar ik was wezenlijk te bissie. Ik zou U indied reeds vroeger geschreven hebben, maar ik trevelle reeds twee jaren in het land rond en peddel. Ik heb een goede stok voorhanden en maak geld. Ik heb reeds zooveel geld gemaakt dat ik een lotje met een liesje genomen heb waarop ik aanstaande voorjaar en frem huis zal bouwen’.
Truus Kruyt
Tenslotte bewaar ik goede herinneringen aan onze ‘koffiemomentjes’ vaak met Ariane en Henrike. Op die momenten praten wij elkaar bij over van alles en nog wat, ook over meer persoonlijke zaken. Marijke, ik ben ervan overtuigd dat je terug kunt kijken op een mooie, succesvolle carrière bij de faculteit Geesteswetenschappen van de Leidse Universiteit. Ik wens je dat van harte toe en vooral ook: nog heel veel gezonde en gelukkige jaren met Elisabeth. Mooier dan met de wens van jullie nieuwjaarskaart van enkele jaren geleden kan ik niet afsluiten: “Geluksalige (nieuw jaar) tijden en dat wij/jullie met vreugden nog mogen lange jaaren naa deesen met malkander beleefen” Joke Nijenhuis
Aan Marijke 64, nodig als aanloop tot een mooi begin een jaar later de buit is binnen tijd voor brieven met of zonder *voetnoot. *gefeliciteerd! Peter Schmitz
Metaal 11 (2014) nummer 2
21
Beste Marijke, In Castelré, het Brabantse dorp dat Belgen als noorderburen heeft, viel mij de volgende gedachte in. Die sailing letters vormen een eindige verzameling. Niet dit jaar of volgend jaar, maar ooit ben je er doorheen, en dan moet je iets anders. Na de sailing letters de flying letters! In Castelré landde in 1870 een verdwaalde montgolfier met 220 kilo luchtpost uit de het door de Pruisen belegerde Parijs. Maar het Frans van de negentiende eeuw lijkt me geen onderzoeksobject voor jou. Dus op zoek naar Nederlandse flying letters uit de zeventiende eeuw! In oorlogstijd verdwaalde luchtpost. En ik vond een hele mooie, in het spel Belegering ende het ontset der stadt Leyden door Reinier Bontius uit 1645 – en honderdtien herdrukken. Hij is geschreven door Louis Boisot en gericht aan Janus Dousa, maar burgemeester Van der Werf leest hem voor: Myn Heer van Noortwijck, de goede hoope die ick hebbe tot de verlossinghe kan ick niet laten u te adviseeren, als dat wij met onse vloote alhier voor Lammen ghekomen zijn, maer bevelende u op den eersten Octobris dese voorghenoemde Schanse te bevechten, ende ick en twyfele niet of wy sullen door Godts hulpe, de Schanse verwinnen, waerschouwende u oock dat ghy tusschen dees tijt geen Scheepen in en laet, sonder een merckteecken van mijn ontfanghen te hebben. En dan gaat Van der Werf verder met de volgende fraaie en in dit verband betekenisvolle zin: Het Duyfken heeft ghedwaelt, sy was schier half versmoort Doen zy ter neder viel. Ook hier dus een syntactische kluif in luchtpost die door pech te laat gearriveerd is. De instructies voor wat zij eergisteren hadden moeten doen konden de Leidenaren niet meer opvolgen. Dat was trouwens niet meer nodig ook: met Leiden is het wel goed gekomen. En dankzij jouw bijdragen ook goed gebleven! Ton Harmsen
Den Haag, 27 oktober 2014 Beste Marijke, Je schijnt 65 jaar te worden, niet te geloven, de keren dat ik je tegenkom in de wandelgangen van de opleiding of onderweg naar het Lipsius, zie je er jonger en stralender uit dan toen we elkaar leerden kennen. En dat was in ’t voorjaar van ’83 toen ik mijn eerste werkgroep in Leiden bij jou volgde. Een werkgroep historische taalkunde waarin we teksten uit de Spiegel historiael annoteerden. Teksten over de vlucht van Anselmus van Canterbury via Dover naar Frankrijk in verband met de investituurstrijd. Waarom herinner ik me dat zo goed? Met twee anderen kwam ik van de M.O.-B opleiding Taal- en Letterkunde in Den Haag waar we niet getraind werden om voor de klas te staan, waar gelachen werd om pedagogie, iets minder om literatuurwetenschap en taalbeheersing, maar waar historische grammatica en het annoteren van teksten bovenaan het programma stonden met daarna letterkunde. We dachten die werkgroep wel even te doen. Jij wist het ons toch moeilijk genoeg te maken en wel zo moeilijk dat ik het een eer vond door jou begeleid te mogen worden voor de taalkundekant van mijn afstudeerscriptie over de twaalf Sonnetten van de Schoonheyt in de bundel Apollo of Gesangh der Musen uit 1615. Je zult het vak vast nooit achter je laten en nog genoeg projecten overhouden. Voorlopig blijven we elkaar wel tegenkomen in de wandelgangen daar in Leiden. Mary Zijlstra
22
Metaal 11 (2014) nummer 2
Pijnacker, 10 oktober 2014 Mejuffr M. vd Wal Pr couvert tot Leijden D.G.G. Seer waarde en veel geliefde Vrouwe, Uijt den laasten Brief welke jk ontfangen heb, geSien hebben dat UE nog wel vaarende sijt hetwelk mijn Seer verblijt. Vier jaar lang heb ik met veel plezier dit soort zinnen uit de VOC brieven getranscribeerd. Op zeker moment vroeg je mij of ik al met werken gestopt was en zo ja, of ik mee wilde werken aan je project “Brieven als Buit”. Ik ben je daar nog steeds dankbaar voor. Het was boeiend en interessant maar ik wilde ook iets terug doen voor alle lessen, colleges en workshops van jou. Daar heb ik altijd van genoten en veel van geleerd: MO-A, MO-B en de universiteit Leiden. Deze colleges waren altijd goed voorbereid, serieus en ook met veel plezier gedaan. Ik herinner mij je vrolijke lach als we de historie weer eens geweld hadden aangedaan door de nominatief en accusatief om te draaien. Zij zullen altijd in mijn herinnering blijven. Hiermeede breek jk aff en Wensche UE met alle bedenkelijke Zegen & Continuatie van geSontheid eene schoone toeKomst. Blijve met alle Hoogagting UED: Willige Dienares Lida Zimmerman P.S. De groettenisse aan Mej. Elisabet.
Ode aan de postbode Je hoort wel beweren, zelfs door onze oud-vorstin Beatrix, dat de sociale media de kunst van het brieven schrijven om zeep hebben geholpen. Wie zo redeneert beseft niet dat het met behulp van pen en papier corresponderen geen kunst is, maar een levensbehoefte. Je schrijft brieven omdat je het niet laten kan, en ook omdat het oneindig meer bevrediging schenkt dan een vluchtig gesprek. Spreken is zilver, schrijven is goud. Zelfs de begaafdste causeurs geven het beste en meest intieme van zichzelf pas prijs in een dialoog met het postpapier. Wat ze al kletsend nog weten te verbergen achter hun vlotte babbel, uit schaamte of bij gebrek aan passende bewoordingen, durven ze in een brief wel kwijt. Hoewel ik nu iemand hoor tegenwerpen dat met de komst van de e-mail het epistolaire genre aan een tweede leven is begonnen, mag dat medium geen aanspraak maken op de benaming van brief. Een e-mail is weinig meer dan een vluchtige en slecht gestileerde kattebel. En wat erger is: hij gaat veel te snel op zijn doel af. Wat zou het briefschrijven zijn zonder het dichtlikken van de envelop, de hand die, niet zelden met gemengde gevoelens, de brievenbus beroert, en last but not least de spanning van het dagenlange wachten op een antwoord? Ik zou wel willen uitbarsten in een ode aan de postbode, als dat 343 jaar geleden al niet was gedaan. Op 12 juli 1671 schrijft de Franse aristocrate Madame de Sévigné aan haar dochter: ‘Elke dag en op elk uur draven de postiljons door het land; wat een brave en dienstvaardige mannen zijn het toch! Wat is de post toch een mooie uitvinding en wat heeft de Voorzienigheid er goed aan gedaan om zo’n zucht naar brieven in het hart te leggen. Ik heb soms zin om die brievenbestellers te schrijven en hun mijn dank te betuigen.’ Dat deze loftuiting volgt op een scheldkanonnade aan het adres van een postbode die een brief aan het verkeerde adres heeft bezorgd, neem ik graag voor lief. Jaap Goedegebuure
Metaal 11 (2014) nummer 2
23
Een briefje naar Schenectady In het inmiddels befaamde corpus Brieven als buit vind je ook een brief die gericht is aan een adres op de Leidse Breestraat en die AD 1664 geschreven is in het verre ‘Snechtendeel ijn nijeu neederlant’. Dat is Schenectady, een plaats zo’n 24 km ten noorden van Albany, NY. Jaren later, zo blijkt, correspondeert men er nog steeds in het zogeheten ‘Leeg Duits’. Voor de gelegenheid ontleen ik aan de bloemlezing (i.v.) Brieven uit Noord-Amerika van Clara van Beek een briefje van Trientje Kouwenhoven aan haar broer in Schenectady. te bestelle aen jan mebee in shoneghtonde new yorek 5 october 1718 eerwaarde broer, ik heb niet veel te schriven als de groeteness dat wy nogh in goede gesontheyt syn en eveness dat het met u ock is en vorders niet meer als dat ik u gelt na myn best goedunke uyt gegeht heb en de pries van het lake en stuf is in het stof op een pampiertje en de pries van komberse [wollen stof] is 30 gulde het stuck en de pries van de ore ringetjes is 37 gulde en het overschot van het gelt heb ik aen suyker uyt gelyt 150 pont groswyght en u doghter grietje heft daer 2 dalders in. en verder niet meer als verblive u dienstwilge suster trientje kouenoven Jan Noordegraaf
1
Deze brief is wél goed aangekomen.
Castricum, 29 oktober 2014. Lieve Marijke, Heerlijk is het om, na je afscheid, door te gaan met je werkzaamheden. Je hebt meer tijd, je hebt meer rust. --- Hier spreekt vijftien jaar ervaring. Vaert wel ende levet scone. Paul Jacobs
24
Metaal 11 (2014) nummer 2
Marijke van der Wal! Ik schrijf u in antwoord op uw brief die u van plan bent mij te schrijven in antwoord op mijn brief die ik u reeds geschreven heb. Ik antwoord u in twee punten. Punt nr. 1. U hebt geen gelijk. Helaas kan ik deze gedachte niet verder uitwerken. Punt nr. 2. U hebt gelijk. Ook deze gedachte kan ik helaas niet verder uitwerken. Marijke van der Wal! Ik heb een wonder gezien: een bejaarde man in een lange ouderwetse jas rende om een boom. Het was op klaarlichte dag in de Hortus. Marijke van der Wal! We hebben brieven uitgewisseld en dat doet me denken aan het volgende voorval: een student kocht een magneet en nam die mee naar huis. Onderweg liep hij een cafeetje binnen en hij vroeg om een biertje. Om beter te kunnen drinken legde de student de magneet op een tafeltje, pakte het glas met beide handen beet en bracht het naar zijn mond. ‘Op je gezondheid! zei de man achter de bar op dat moment. ‘Ik drink op de gezondheid van Marijke van der Wal!’ zei de student tegen de barman en hij dronk zijn biertje leeg. Aan deze geschiedenis moest ik denken omdat u en ik brieven hebben uitgewisseld en de student een biertje dronk op uw gezondheid.
Dutch letters Wie veel reist, wil doorgaans ook graag verhalen. Vaak zelfs meteen, dus per brief. Maar dat wordt wat lastig in Iowa, want wie daar een Dutch letter wil verzenden, wordt met enige verbazing gadegeslagen. ‘Dutch letters’ moet je eten. Bakery Jaarsma in Pella is de specialist. Voor 13 dollar verkoopt de firma first quality Dutch letters, doorgaans in de vorm van een S. Het blijkt wat wij in Holland een banketletter noemen. In Pella en Orange City, waar The Dutch Bakery de concurrerende producent is, het hele jaar verkrijgbaar. Nostalgie is geen zaak voor alleen de donkere decembermaand. Gelukkig dat de toerist Nederlander is en geen Fransman. Want wat zou er gebeurd zijn als hij aangekondigd had zich aan een ‘French letter’ te zetten. Of zouden die keurige Amerikaanse puriteinen niet geweten hebben wat dat is en zouden ze nooit gehoord hebben van het verhaal dat jonge Britten op Grand Tour door Europa verwacht werden bij hun eerste stop op het vasteland, dus in Frankrijk, meteen zo’n ding huiswaarts te zenden. Vandaar de Franse naam ervoor: capote anglaise ‘Engelse overjas’, een woord dat zijn weg tot in het Nederlands gevonden heeft en bij ons eenvoudigweg kapotje geworden is. Camiel Hamans
Vrij naar Daniil Charms, Filosoof! In: Ik zat op het dak, Atlas, 1999 Yolanda Bloemen
Beste mevrouw Van der Wal, Allereerst natuurlijk de beste wensen voor uw pensioen. Nu kunt u het misschien wat rustiger aan gaan doen, maar er zijn vast nog veel dingen die u op de universiteit zult blijven doen. U geeft natuurlijk al een tijd les en de afgelopen drie jaar heb ik ook les van u mogen krijgen. Ook al kreeg ik pas in het tweede semester van het eerste jaar les van u, toch kende ik al snel uw naam, omdat sommige mede-eerstejaars Taalverleden van het Nederlands van u kregen; u scheen aardig streng te zijn, waardoor ik me in het tweede semester bij Taalverwantschap en Taalverandering lichtelijk schrap zette toen u voor het eerst voor de klas stond. Mijn ‘angst’ bleek echter niet nodig geweest te zijn, want ik heb u vanaf het begin als een prettige en aardige docente ervaren die zich inzet voor haar studenten. Ik denk dat u graag wilt dat studenten het goed doen, wat sommigen kunnen zien als streng. Ik en anderen weten inmiddels dat u helemaal niet eng bent; ik heb bijvoorbeeld horen zeggen dat u ‘best wel tof’ bent, wat als docent vast ‘tof’ is om te horen. Marlies Reitsma
Metaal 11 (2014) nummer 2
25
De Hooggeleerde Vrouwe M.J. van der Wal Per ’t Schip tot Eben Haezer Osgeresgeest Den God Gelijd over zee Waarde en Zeer Geleerde vriendinne hebbe tot mijn leetwesen gesien, als dat Û ons saen sschielijck gaet verlaeten, hope dat God Û in korten wonderschoene toecomste mag vergûnnen, ik mijn lieve vriendinne, hebbe al menige traan om Û gelaten, om dat Û soo verre van mijn sijt, mijn lieve kint hoût maar goede moet het zal in korten geschiden wij weder bij Û zullen zijn. Met zeer veel vreûgde hebben wij gesien, als dat û projecte so’n groot succes was, waar over ik de Heer niet genoeg kan dankken,. Wat ons en onse vier soontjes aangaet wij zij god lof zeer welvaarde. Verders filiciteeren û in dit nieûwe bestaen, hope dat god Û nog lange jaren, mag bewaren tot vreûgde voor UEDle naesten, indat û braaf mag leeren en doceren en inspirerende mogt wesen voor die gene die in Û sorghe sijn. Hiernevens bekomt û een paar koûsens, en een mûtse, en ik zal û wat cacaco, en convetûûr besorgen Saskia zal û ook wat Zûijker en koffie zenden verders weet Û niet meer te melden als mijn compliment aan UEDle juffroûw en ook aan broeder Van Bree, hier mede blijve, na Û in mijn hart omhelst te hebbe, vaart wel, mijn lieve Marijke, adû mijn lieve vriendinne. Waarde en Zeer Geliefde doctor Rotterdam den 20 october 2014 UEDle Liefhebbende Vrienden Tom Tjeerd en Saskia Saeyer
26
Metaal 11 (2014) nummer 2
Een brief van Jan Wolkers aan Hans Warren (december 1956) Het gaat wat ver om te zeggen dat de Zeeuwse
heeft een beurs gekregen van de Franse regering om
Bibliotheek in Middelburg voor ons is wat The
bij Zadkine te studeren en is op zoek naar woonruim-
National Archives in Kew zijn voor Marijke, maar
te en omdat Warren dan al een poosje in Parijs ver-
toch. Als Warren-vorsers hebben we menig uur
blijft, schrijft Wolkers hem aan. De brief is kort, wel
doorgebracht in de kluis van die bibliotheek,
zijn er een paar foto’s bijgesloten. Daarop het beeld
waar zich in optimale temperatuur en constante
dat Wolkers gemaakt heeft voor het dorp Kruiningen
luchtvochtigheidsgraad de nalatenschap bevindt
als herinnering aan de watersnoodramp van 1953.
van dichter Hans Warren (1921-2001).
‘Een vrouw met een verdronken kindje dat ze onder haar doek draagt’, zo beschrijft Wolkers het beeld in
Ook wij fotografeerden de brieven en ook wij be-
de brief aan Warren. In Warrens dagboek niks over
steedden behoorlijk wat weekenden en vakantieda-
de foto’s, maar het kan niet anders of hij herkent
gen aan het transcriberen ervan. Zo verdiepten wij
Maria die voor het beeld model heeft gestaan. (Net
ons in de correspon-
zoals trouwens voor
dentie tussen Hans
het beeld ‘Moeder
Warren en Maria
en kind’ uit 1953
de Roo, zijn eerste
dat in Leiden in Het
liefde. Later trouw-
Plantsoen staat.)
de De Roo met Jan
De beschrijving van
Wolkers. Wolkers
het beeld is zake-
zelf schreef slechts
lijk, maar ontroert,
enkele brieven aan
zeker als je je rea-
Warren. Voor dit
liseert dat Wolkers
stukje was het mooi
en De Roo in 1951
geweest als die uit
zelf een dochtertje
Oegstgeest kwamen,
hadden verloren.
aangezien Marijke en Elisabeth daar
Getroffen worden,
de Rehoboth-kapel
door een zin of
bewonen, de kapel
door wat tussen
waar Wolkers in 1925
de regels staat. Het zal Marijke ook regelmatig
werd gedoopt door de bekende predikant en theo-
overkomen zijn bij het bestuderen van de brieven
loog Klaas Schilder. Maar Wolkers en De Roo wonen
uit Kew. Ja, het is literaire geschiedschrijving en
dan in Amsterdam. Een paar jaar achter elkaar
het is historische taalkunde, maar ook de sailing
nodigen zij Warren per brief uit om bij hen in de
letters zijn geschreven door echte mensen – geen ro-
Zomerdijkstraat kerst te vieren. In 1950 gaat hij op
manpersonages – die in hun leven vaak ingrijpende
die uitnodiging in.
gebeurtenissen meemaken. Ineens is er verbinding, tussen jouw leven nu en de levens van toen, en word
Naast deze uitnodigingsbrieven is er ook nog een brief van Wolkers aan Warren in Parijs. Wolkers
je geraakt door het lot van een verre ander. Ronny Boogaart en Eric de Rooij
Facultair Jaarbericht In het jaarbericht van de Faculteit der Geesteswetenschappen, verschenen in september 2014, is een interview met Marijke van der Wal opgenomen. Het interview is hier te lezen: http://bit. ly/marijkevanderwal
Metaal 11 (2014) nummer 2
27
Brief aan Maria Mulder-Benningsdam, 1 februari 1781, van haar echtgenoot Govert Mulder (www.brievenalsbuit.inl.nl)