METAAL
Met onder meer:
TIJDSCHRIFT
Interviews: Yra van Dijk u Eveline de Bruin u
VOOR LEIDSE
Peter Burger u Kim Jautze u Lustrumcom-
NEERLANDICI
missie van het NNP u Joke van Leeuwen u En ook: Het Focquenbroch-café u
Nieuwe
rubriek Leesclubs u Uit ‘t Veld: Karin Pijper en ACinspiratie
JAARGANG 11 (2014) NUMMER 1
Colofon Jaargang 11 Nummer 1 mei 2014
Redactioneel
Postadres Opleiding Nederlandse taal en cultuur Postbus 9515 2300 RA Leiden
Interview
Yra van Dijk - Ik lees teksten, geen mensen......................................................... 4 Carli van Winsen
Interview
Derde lustrum NNP............................................ 8 Tim Vergeer
Interview
Eveline de Bruin - De muziek in.................... 10 Karin Eggink en Annemieke Sterrenburg
In ‘ t
veld
Nut en vermaak van filologisch handwerk................................................................ 12 Gerrit van Uitert
E-mail en website
[email protected] www.hum.leidenuniv.nl/siegenbeek
De
Redactie
[email protected]
Promotie
Sanderien de Jong, Annemieke Sterrenburg, Tim Vergeer, Liesbet Winkelmolen, Carli van Winsen Aan dit nummer werkten mee Karin Eggink, Nels Fahner, Elly Groenenboom-Draai, Aliesje Horsman, Nouriya Kaur, Olga van Marion, Karin Pijper en Gerrit van Uitert. Opmaak 401 Publications, Alex van Egmond Druk en oplage Labor Vincit, Leiden 350 exemplaren Beeldmateriaal Foto omslag en p.24: Wikicommons Michiel Hendryckx Tekeningen: Ardi Warnar
en nieuwsberichten
Lente
Lente......................................................................... 3
Metaal Tijdschrift voor Leidse neerlandici ISSN 1573-6210 Metaal verschijnt twee keer per jaar. Het blad wordt verspreid onder studenten en docenten van de Leidse opleiding Nederlandse taal en cultuur en onder de leden van Siegenbeek, Alumnivereniging voor Leidse Neerlandici. Voor andere belangstellenden is een jaarabonnement (EUR 12,50) beschikbaar.
Redactioneel
Inhoud
leesclub
Samen lezen we beter....................................... 14 Liesbet Winkelmolen
Peter Burger - Broodje aap: voedzaam voor het maatschappelijk debat................... 16 Nouriya Kaur
Verslag
Focquenbroch-café: ‘MesoKucha’-middag van de Focquenbroch Stichting.................... 19 Elly Groenenboom-Draai
Interview
Kim Jautze - Het raadsel van literatuur..... 20 Aliesje Horsman
Uit ‘t
veld
Dankbaar voor hoofdpijn................................ 22 Karin Pijper
Interview
Joke van Leeuwen - ‘Tijdens het schrijven komen de verrassingen’................................... 24 Nels Fahner
Volgende
nummer
Metaal gaat digitaal........................................... 27 Redactie
De lente is begonnen en naar het zich laat aanzien houdt hij er voorlopig nog niet mee op. Daarom een nummer van Metaal vol nieuwe geluiden. Yra van Dijk, de nieuwe hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde in internationaal perspectief is inmiddels goed ingeburgerd bij de opleiding. Van Dijk doet graag onderzoek naar de functie van de vorm van literatuur bijvoorbeeld het wit in de moderne poëzie. Of naar de representatie van de Shoah. Maar écht gelukkig wordt zij pas van lesgeven aan een zaal vol kritische studenten. Gerrit van Uitert werkt alweer een paar jaar in de bibliotheek van de opleiding, maar niet iedereen zal hem al kennen. Wat doet hij daar de hele dag? Hij stelt zichzelf voor. Een oude bekende, maar vers gepromoveerd is Peter Burger. Hij houdt zijn studenten Journalistiek en Nieuwe Media voor dat zij niets zomaar moeten geloven: vertrouw nooit op de informatie van autoriteiten, doe altijd zelf onderzoek en check the facts. Zijn proefschrift over broodje-aapverhalen en andere moderne sagen is niet alleen de moeite waard voor journalisten.
De Leidse gastschrijver is inmiddels een gevestigd instituut. In het najaar van 2013 verwelkomden we Joke van Leeuwen, die in die periode ook de AKO-literatuurprijs won. Haar colleges creatief schrijven waren lang niet altijd makkelijk. Behalve dat een tekst ergens over moet gaan, moet hij ook geschreven worden in ‘literaire taal’. Maar wat is dat? Wat maakt literatuur tot literatuur, hoe herkennen we literaire taal, wat is The Riddle of Literary Quality? Over die vraagt buigt Kim Jautze zich bij het Huygens Instituut en ook in veel leesclubs en boekenkringen wordt dat raadsel bestudeerd, hoewel op een andere manier. Wij stellen in dit nummer een van de vele leesclubs aan u voor en hopen dat dit een nieuwe rubriek zal worden. Wij nodigen leesclubs uit zich bij ons te melden, dan komen wij graag een keer meelezen. Twee alumni die hun passie volgden in dit nummer: Karin Pijper deelt haar enthousiasme voor overtuigen graag met anderen en doet dat heel inspirerend. En ten slotte letterlijk een nieuw geluid van Avilyn, die als Eveline de Bruin haar hart volgde en Nederlands ging studeren en daarna haar passie durfde te volgen aan de Tilburgse rockacademie. Je passie volgen, een mooi voornemen op deze prachtige lentedag. Ik ga naar buiten en wens u een prachtige zomer!
Rectificatie Het vorige nummer van Metaal bevatte een interview met Vidi-beursontvanger Gijsbert Rutten, genaamd ‘Veni, vidi, vici!’. Tot onze grote spijt zijn er enkele fouten geslopen in het stuk. De ernstigste is wel dat wij Rutten een expert noemden op het gebied van de fonologie, terwijl hij toch specialist is in de sociolinguïstiek. Rutten doet onderzoek naar de taal als basiselement van de Nederlandse identiteit in de periode 1750-1850. Daarnaast wil hij de effectiviteit van het taalbeleid in die tijd onderzoeken. Dat doet hij onder meer door teksten uit de achttiende en negentiende eeuw met elkaar te vergelijken. Wij vermeldden abusievelijk de verkeerde eeuwen. De toekenning van een Vidi-beurs is ingewikkeld, ook voor de redactie. Nadat uit alle inzendingen ruim veertig voorstellen waren voorgeselecteerd, moest Rutten zijn voorstel presenteren voor een commissie waar, anders dan wij schreven, gelukkig wel degelijk twee taalkundigen in zaten.
Aankondiging ALV, uitreiking Scriptieprijs en Bert van Selmlezing De Algemene Ledenvergadering van Siegenbeek en de uitreiking van de Siegenbeek Scriptieprijs worden samen gehouden op dinsdag 2 september, voorafgaand aan de Bert van Selmlezing. De ALV begint om 15.00, de prijsuitreiking van de Scriptieprijs is om 15.30. U bent bij beide gelegenheden van harte welkom! Locatie: P.N. van Eyckhof 1, zaal 006, Leiden. De Bert van Selmlezing, die aansluitend plaatsvindt, wordt gegeven door Dr. Frans R.E. Blom, UD vroegmoderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. De titel van zijn lezing luidt: ‘Pennen in beweging. De reizende schrijver in kaart’. Zie www.hum.leidenuniv.nl/bert-van-selm-lezing voor meer informatie.
Metaal 11 (2014) nummer 1
3
Interview
Ik lees teksten, geen mensen In gesprek met Yra van Dijk Het CV van Yra van Dijk is zeer uitgebreid. Ze doet onderzoek naar Shoah-representaties, naar media en technologie, schreef recensies van Franse romans terwijl ze promoveerde op Nederlandse dichters. De nieuwe hoogleraar Moderne Letterkunde vindt een zaal vol intelligente, kritische studenten het beste middel tegen cultuurpessimisme en wordt daarom heel gelukkig aan een universiteit. Carli van Winsen Het medium “Ik heb misschien iets teveel dossiers openstaan, maar dat is altijd zo geweest. Het lijkt soms inderdaad een ratjetoe, maar eigenlijk kun je alles wat ik gedaan heb onder twee takken scharen. De ene tak komt voort uit mijn proefschrift Leegte, leegte die ademt. Het typografisch wit in de moderne poëzie (2005). Daarin heb ik aandacht voor de vorm, voor de vraag wat er nu eigenlijk gebeurt op de pagina. En wat is het effect daarvan op de poëzie? Daaruit kwam ook mijn belangstelling voort voor digitale literatuur, zoals het prachtige werk van Tonnus Oosterhoff, die woorden laat ontstaan en bewegen op het scherm. Door een Europees netwerk waarmee ik subsidie kreeg, kon ik me verder in het genre verdiepen tijdens een jaar sabbatical aan de University of California. Het ging om de vraag hoe op internet auteursgemeenschappen ontstaan en hoe deze auteurs nieuwe digitale genres creëren en zelfs samenwerken - een artikel daarover verschijnt deze maand in Poetics. Als letterkundige kon ik wel een aspect toevoegen aan dat toch nogal sociologische onderzoek: op de internetfora blijkt het er precies zo aan toe te gaan als in de achttiende-eeuwse literaire genootschappen: ze hebben eigen prijzen, jury’s en hiërarchieën en vormen zo hun eigen veld. Vanuit mijn belangstelling voor dat werk op internet ben ik nu gaan terugkijken. Als literatuur nu zo actief interageert met nieuwe media, hoe zat dat dan in de vorige twee eeuwen? Wat betekent het voor Eline Verre van Couperus dat de roman eerst op de voorpagina van Het Vaderland verscheen, 4
Metaal 11 (2014) nummer 1
en wat zegt die tekst zelf over de toen nieuwe media, zoals de fotografie? Door dat te bestuderen kunnen we iets leren over de manier waarop een maatschappij reageert op nieuwe technologie en dat is natuurlijk een actuele vraag. Een nieuwe AIO moderne letterkunde, Emma de Vries, is in die lijn aan het werk. Zij doet onderzoek naar de aard en functie van brieven: historische brieven, maar ook post in digitale tijden. Zij noemt dat neo-epistolair, ze heeft geweldig leuke voorbeelden van kunstwerken en romans die nu spelen met het medium brief. Emma onderzoekt dan waar dat vandaan komt en wat voor effecten het medium heeft op de betekenissen.” Literatuur laat ons zien wat het is om mens te zijn “De andere tak, mijn belangstelling voor Shoah en culturele herinnering, begon met het werk van Arnon Grunberg. Ik heb dat vanaf het begin gevolgd, voor zover hij bij te houden is. Omdat we samen op de lagere school hebben gezeten, zat ik al bij Grunbergs eerste toneelstuk 25 jaar geleden. Hoe meer ik schreef over zijn romans, hoe meer ik me realiseerde dat zijn werk sterk beïnvloed is door het feit dat hij tweedegeneratieslachtoffer van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog is - ook al vindt hij dat zelf begrijpelijkerwijs een afschuwelijk stempel. Bij het schrijven over dit werk is het belangrijk om niet te gaan psychologiseren. Dat los ik op door de nadruk op de representatie te leggen: op de laag tussen Grunbergs tekst en de lezer. Dan hoef je verder niet te praten over de ervaringen van de auteur die eraan ten grondslag liggen. Ik lees tenslotte teksten, geen mensen. Dat is waarom juist de moderne letterkunde me boeit: je kan studenten daarmee goed laten zien op welke manieren teksten effect kunnen hebben op ons als lezers. Zo kom je terecht bij ethische en maatschappelijke vragen: welke rol speelt literatuur daarin? Toen Frans Kellendonk in de jaren ’80 schreef over zijn Egyptische schoonmaker stelde hij ethische kwesties aan de orde die enorm belangrijk zouden worden in de decennia daarna. Literatuur wordt misschien moralistisch als ze ons laat zien hoe
het moet, maar niet als het gaat over hoe het niet moet, of waarom we nooit zullen weten hoe het precies moet. In de naoorlogse literatuurbeschouwing is de belangstelling lang uitgegaan naar alleen de tekst als autonoom object en minder naar de maatschappelijke of ethische kracht van literatuur. Nu is er een terugkeer te zien naar onderzoek dat zich juist daarmee bezighoudt. Ik ben bepaald niet de enige die zich bezig houdt met wat kunst ons kan bieden in een neoliberale en geglobaliseerde wereld, waarin we steeds worden geconfronteerd met culturele ‘anderen’. En daar kan literatuur echt bij helpen. Literatuur kan mogelijkheden verkennen hoe we met deze ‘anderen’ omgaan of ons laten zien waarom dat zo moeilijk is. Literatuur kan ons laten zien wat het is om mens te zijn, ‘gelijk aan menigte mensen’, zoals Lucebert het zegt.” De universiteit “Ook de universiteit heeft natuurlijk zo’n maatschappelijke en verantwoordelijke rol - het leuke aan Leiden is ook dat onze rector, Carel Stolker, daar steeds weer op wijst. Dat is waarom ik uiteindelijk heb gekozen voor de academie en niet voor een carrière als recensent, hoewel ik nog steeds met plezier recensies schrijf.
balans zoeken. In een Engelstalig mastervak dat ik dit semester geef over de Shoah zit een Koerdisch/ Irakese studente van Middle Eastern Studies en een Pakistaanse van Literary Studies tussen de studenten Nederlands. Dat vind ik prachtig: de studenten leren ontzettend veel van elkaars specialismen en culturen en wellicht motiveert het ze om zelf eens een kijkje in het buitenland te gaan nemen, iets wat onze studenten te weinig doen.” Vindt u dat alle colleges in het Engels zouden moeten worden gegeven? “Nee, zeker niet. Het is immers juist ons vak om het Nederlands te onderzoeken en Nederlandstalige teksten te bestuderen. Maar ik pleit er wel voor om in ieder geval één keer in de BA een Engels vak verplicht te stellen, al is het maar om de koudwatervrees weg te nemen, zodat onze studenten openstaan voor alle masters of voor een reis naar het buitenland. Bovendien moeten we ook in de letterkunde zo nu en dan academisch werk in het Engels publiceren, zodat we openheid creëren naar de wereld. Als we onze discipline serieus nemen, moeten we ook onze onderzoeksresultaten aan de rest van de wereld laten zien.
Het is natuurlijk mooi meegenomen dat ook ons De universiteit is een omgeving waar ik heel object, de literatuur, zo de wereld ingaat. Ik heb het gelukkig van word: niets is zo’n probaat middel werk van Tonnus Oosterhoff inmiddels besproken tegen cultuurpessimisme als een collegezaal vol op congressen van Ljubljana tot New York, en overal is men heel enthousiast. intelligente, kritische studenten met wie je kan Iedereen die van buitenaf Een hele groep masterstudenten in San Diego heeft praten over intellectuele verantwoordelijkheid en komt, brengt per definitie werkstukken geschreven over een verschuiving teweeg een digitaal gedicht van hem, van wie ik op mijn beurt omdat het het mooiste was ontzettend veel leer. Het woord ‘col-lege’ komt van samen lezen: en dat is dat ze in hun hele cursus waren tegengekomen.” voor mij een buitengewoon inspirerende bezigheid. We willen door de druk op het onderzoek en op Zou u er dan voor pleiten om docenten die Engels het werven van onderzoeksgelden nog wel eens ver- gestudeerd hebben, aan te stellen als nieuwe UD’s? geten dat de universiteit in eerste instantie bestaat “Onze nieuwe UD, Bram Ieven, heeft weliswaar voor en door studenten: anders was ook het meest geen Engels, maar wel filosofie en literatuurwehoogwaardige onderzoek immers binnen een paar tenschap gestudeerd en is daar ook in gepromoveerd. Ik denk dat wetenschappers als hij een generaties voorbij. enorme impuls kunnen geven aan het soms toch We letten ook op de ontwikkelingen in de weten- wat kleine en smalle gebied van de letterkundige schap en discussiëren of we mee moeten gaan met neerlandistiek. Zo gaat Bram onderzoek doen naar een ontwikkeling zoals globalisering. We zijn ons gemeenschappelijkheid en De Stijl: waanzinnig nog aan het beraden over hoe internationaal een interessante onderwerpen die de Nederlandse letopleiding als Nederlands zich kan opstellen zonder terkunde grotendeels heeft laten liggen. De vraag of haar identiteit te verliezen. We moeten daarin een je ooit een BA Nederlands of Engels hebt gehaald, Metaal 11 (2014) nummer 1
5
vind ik ondergeschikt aan de vraag of een UD een goede letterkundige en een uitstekende docent is. Je moet héél goed kunnen lezen en je bewust zijn van de theorieën over de positie van de lezer en van de tekst. En het is wezenlijk dat je dat aan studenten kan overbrengen.”
hoeft te zijn, omdat de gedachte verweven is in het hele letterkunde-onderwijs. Het vak ‘Inleiding Moderne Letterkunde’ bijvoorbeeld heet nu Literatuur en Cultuur van de Romantiek en het vervolg daarop heet Literatuur en Cultuur van de Twintigste Eeuw. In die vakken moet het ook gaan over Madame Bovary of over de receptie van Grunberg in Italië. Net zoals je teksten van vrouwen niet alleen moet lezen in een module Gender Studies, moeten wij het buitenland niet onderbrengen in een aparte cursus, maar de fundamentele interactie laten zien. Onze symbolistische dichters correspondeerden driftig met hun collega’s in Parijs en Brussel, en de interculturaliteit speelt voor contemporaine literatuur een cruciale rol. Olf Praamstra [de hoogleraar Dutch Studies, red.] moet niet alleen ingevlogen worden voor dat ene vak – Nederlandse Literatuur in Internationaal Verband - , maar moet ook in een literatuurgeschiedeniscollege over migranten kunnen vertellen. Dat is de teneur.”
De sectie Moderne Letterkunde heet sinds kort Moderne Letterkunde in Mondiaal Perspectief. Vat deze naamsverandering de plannen voor de sectie samen? “Ik wil inderdaad graag de blik op de moderne literatuur verbreden. En dat moet ook, het is immers mijn leeropdracht. Die komt voort uit de globalisering en de internationalisering waar we het net over hadden. Het is niet zinvol om Nederlandse literatuur te bestuderen in haar isolement. Bij historische letterkunde deden we dat al zelden. Iemand die Arthurromans bestudeert, kijkt al snel naar de Franse en Engelse Arthurverhalen. Voor de moderne letterkunde hebben we dit eigenlijk weinig gedaan. Om weer even de Shoah-literatuur als voorbeeld te nemen: ik kan Grunberg beter U komt van de Universiteit van Amstervergelijken met een Duitse auteur van dezelfde dam. Is daar ook deze ontwikkeling gaande? leeftijd die over joodse zaken schrijft, zoals Maxim “Op zich wel, al is die ontwikkeling daar niet zo Biller, dan met Tommy Wieringa. Die eerste twee sterk comparatief en vooral theoretisch. Dat zie je hebben meer met elkaar gemeen en daarom zullen ook aan de nieuwe literatuurgeschiedenis die Thowe met die vergelijking ook meer resultaten boe- mas Vaessens daar heeft gemaakt en die we hier ook ken. Ik pleit dus voor comparatieve letterkunde en inzetten. In de praktijk komt dat neer op studenten denk dat we dat structureel meer gaan doen in het laten nadenken over wat het betekent om een liteonderwijs. Niet dat we Madame Bovary moeten ratuurgeschiedenis te schrijven. Er wordt dus steeds een soort metastap gezet om lezen in plaats van teksten van Lodewijk van Deyssel, Literatuur laat ons zien het onderscheid te maken, om duidelijk te maken wat maar we gaan die teksten wel hoe het niet moet er wetenschappelijk is aan in dialoog met elkaar lezen. deze academische manier Wat daarbij komt, is aandacht voor andere kunstvormen. Ik denk dat je de van letterkunde bedrijven.” romantiek beter kan begrijpen als je de schilderijen van Caspar David Friedrich kent. Zo kan je ook Jeff Een aantal van de te komen veranderingen Koons laten zien als je postmoderne kenmerken in waren al bekend voordat u kwam en maakten uw komst het gesprek van de dag. Maakte literatuur wil bespreken.” dat het voor u moeilijker om hier te starten? In het tweede jaar is er een vak genaamd “Neder- “Wat het ingewikkeld maakte, was dat ik al in april landse Literatuur in Internationaal Verband” waarin werd aangesteld en dus verantwoordelijk was voor ons verteld werd dat Nederlandse teksten weinig tot het onderwijs van dit jaar, maar er fysiek nog niet niet de grens over zijn gegaan en er dus niet echt was omdat ik college gaf in Amsterdam. Verhalen een verband is. U bent het hier dus niet mee eens? deden de ronde, maar ik was er niet om kennis “Nou, in zoverre dat ik denk dat het geen apart vak te maken en om die verhalen te bevestigen of te hoeft te zijn. Het vak wordt vanaf volgend jaar niet ontkrachten. Er was bij moderne letterkunde ook meer gegeven. Dat klinkt radicaal, maar we willen lang weinig veranderd omdat alle docenten van studenten de inhoud van die cursus juist structure- eenzelfde generatie waren. Iedereen die dan van ler bijbrengen. Dat betekent dat het geen apart vak buitenaf komt, brengt per definitie een verschui6
Metaal 11 (2014) nummer 1
ving teweeg. Bovendien heeft de UvA nadrukkelijk manier om onze identiteit te verstevigen. Dutch een bepaalde koers gevaren en werd ik mogelijk als Studies-studenten geven ook een geweldige interafgezante daarvan gezien. Ik hoop dat nu iedereen nationale dynamiek aan colleges. Vorig semester gaf ik bijvoorbeeld een module in ieder geval wel ziet dat over 21ste eeuwse-poëzie. ik een eigen identiteit heb Ik zit niet in een ivoren Daarbij zat een studente uit en eigen ideeën over wat toren alleen maar theorie Polen en een uit Argentinië, moderne Nederlandse lette bedrijven dan krijg je bij het lezen van terkunde is. Tegelijk ben gedichten ook andere stemik ook wel deel van een nieuwe generatie binnen de Nederlandse letter- men binnen en dat is heel waardevol.” kunde die meer aansluiting zoekt bij internationale wetenschappers. Er is inmiddels een Engelstalig Momenteel is het internationale van de opleitijdschrift, Journal of Dutch Literature, opgericht ding vooral gericht op de Indische en Zuid-Afrimet het idee om onderzoek te exporteren naar het kaanse literatuur. Blijft dit ook behouden? “Dat hangt af van het profiel van de nieuwe UD die buitenland. er volgend jaar komt. Maar we hebben een mooie Overigens zijn dat ontwikkelingen die niet alleen afspraak met een Zuid-Afrikaanse universiteit bij ons spelen. De Groene Amsterdammer had een kunnen maken, zodat er ieder jaar een gastdocent mooie bijdrage over de Geesteswetenschappen, komt - afwisselend een taal- en een letterkundige. eind vorig jaar, waaruit bleek dat de hele tendens Studenten kunnen dan in ieder geval twee keer is richting een meer interculturele en internatio- in de Bachelor een college Zuid-Afrikaanse taal nale visie. Die ontwikkeling was in Leiden ook en cultuur volgen. En volgend jaar ga ik college voor mijn komst gaande bij Nederlands. Dat is geven over de Caribische, of “West-Indische” liook waar LUCAS voor staat, en onze decaan. Het teratuur in de MA Literary Studies. Meer dan in onderwijs wordt meer interdisciplinair en met meer Indische literatuur kan je daarin ook de stem van nadruk op bijvoorbeeld digital humanities. De de ‘gekoloniseerden’ horen, en bovendien is het geesteswetenschappen moeten meer dan ooit hun Caribisch gebied een prachtige smeltkroes van al bestaansrecht bewijzen doordat zij bedreigd wor- die importculturen.” den door een instrumentele cultuur die draait om economische principes. Exacte wetenschappen en Zou je kunnen zeggen dat huidige derdetechniek krijgen veel meer geld en die kloof is alleen jaars BA-studenten en de komende eerstemaar aan het groeien. De geesteswetenschappen jaars een compleet andere opleiding volgen? moeten laten zien dat zij een fundamentele bijdrage “Allerminst, ik vertegenwoordig natuurlijk hooguit aan de bètawetenschappen leveren. Geneeskunde een kwart van de opleiding. En hoewel de cursussen kan bijvoorbeeld niet bestaan zonder ethiek - en voor Moderne Letterkunde allemaal veranderen, is Rechten niet zonder geschiedenis - en andersom. er ook een basis die iedere Nederlands letterkundige De druk waar we onder staan, kan ook een posi- of aankomende leraar moet weten. Dit is hetzelfde tieve impuls zijn waarbij de geesteswetenschappen voor Leiden, Amsterdam, Utrecht, enzovoort. De zichzelf opnieuw moeten uitvinden en laten zien basis blijft. Leiden heeft veel specifieke kwaliteiten die we moeten behouden. Bijvoorbeeld de jaarlijkse waarin ze onmisbaar zijn.” gastschrijver, en de daarbij aansluitende focus op de Het internationale karakter van de sectie wordt tekst en op de auteur die ik zeker niet zou willen vergroot. Betekent dit dat Dutch Studies bij de verliezen. Leiden kent een traditie van hoogleraren opleiding Nederlands een grotere rol gaat spelen? Nederlands die dichter of criticus waren, en het “Dutch Studies is een prachtige opleiding en uniek onderwijs heeft dus altijd dicht bij de tekst gelein Nederland. De afstudeerrichting Nederland- gen. Er is een nauwe band met het literaire leven kunde van de MA Neerlandistiek trekt nog niet en die vertegenwoordig ik in zekere zin ook wel zoveel studenten, misschien kunnen we daar aan door critica te zijn en in jury’s plaats te nemen. Ik werken. Bram Ieven wees erop dat een opleiding zit dus zeker niet in een ivoren toren alleen maar Nederlands meer onderwijs kan gaan geven in theorie te bedrijven.” onze eigen cultuur en geschiedenis: dat is ook een Metaal 11 (2014) nummer 1
7
Interview
Derde Lustrum NNP Dit jaar viert de studievereniging Nieuw Nederlands Peil haar 15e verjaardag! Het is het derde lustrum en dat mag gevierd worden. Daarom heeft het bestuur van het collegejaar 2012-2013 (Titaantjes) een lustrumcommissie (LuCo) samengesteld. De redactie sprak met Sebastiaan van Loosbroek, Ellen Dekker, Ruben van Vliet en Carlijn Keulen: de LuCo van het NNP. Tim Vergeer Waarom juist nu een lustrumjaar? Bestaat het NNP niet al langer? Nou, op 2 februari 1999 heeft het NNP zich officieel ingeschreven als vereniging bij de Kamer van koophandel. Daarvoor bestond er wel wat en was er wel een planning dat bijvoorbeeld het Open Podium ergens aan het eind van het collegejaar gepland zou worden, maar dat de jaaragenda gestructureerd door een bestuur wordt uitgevoerd, is pas gekomen met de officiële oprichting van het NNP in 1999. Wat willen jullie als LuCo uit het lustrumjaar halen? Voor zover dat bekend is, zijn wij de eerste LuCo van het NNP in de geschiedenis. Wat we vooral willen bereiken, is dat het NNP eens goed op de kaart wordt gezet. Omdat het NNP nog niet zo lang bestaat, zijn onze alumni ook nog relatief jong. Zij kunnen dus ook nog veel bijdragen, als ze dat zouden willen: bijvoorbeeld bij de alumnidag die eraan komt. Maar natuurlijk willen we vooral ook mooie activiteiten voor de leden organiseren, zoals een gala, een buitenlandreis en dus ook een alumnidag. Vaak verzint de organisatie van een feest een thema om het feest nog gezelliger te maken. Jullie hebben aan 8
Metaal 11 (2014) nummer 1
het hele lustrumjaar een thema gegeven: “mythes en speeches”. Hoe zijn jullie bij dit thema uitgekomen? Het thema hebben we eigenlijk aangepast aan de reislocatie. Toen we eenmaal bedacht hadden dat we naar Griekenland zouden gaan, kwam het thema vanzelf. Griekenland heeft meer met de studie te maken dan op het eerste gezicht lijkt: bij de oude Grieken komen vele nu nog bekende mythes vandaan en een aantal briljante retores zoals Socrates en Aristoteles waren Grieken. Op deze manier hebben we voor de letterkundigen de mythes en voor de taalbeheersers de retorica. Hoe sluit het thema dan aan bij onze andere belangrijke richting, de taalkunde? In het thema komt dit niet terug. De richtingen zijn dusdanig verschillend dat we niet iedereen tevreden kunnen stellen. Dat betekent echter niet dat we hen in de kou laten staan. We zorgen ervoor dat ook voor taalkundigen interessante activiteiten op het programma staan. Dit geldt zeker ook voor de alumnidag. En waarom dan Athene? Waarom niet bijvoorbeeld een voormalige kolonie? Dat is een goede vraag. We hadden in eerste instantie zes locaties in gedachten: Zuid-Afrika, Indonesië, Curaçao, Suriname, Polen en Rusland. Nadat we de leden een enquête hadden voorgelegd, bleek dat de wensen niet aansloten bij het budget. De locaties buiten Europa vielen dus al snel af. Polen leek ons voor een lustrumreis niet bijzonder genoeg. Rusland is nu vanwege het antihomobeleid geen geschikte reislocatie, omdat het percentage homoseksuelen onder de leden relatief hoog is.
Bij het reisbureau hing natuurlijk een kaart van de wereld. Daar dachten we toen dat we ook best naar Athene zouden kunnen gaan. Dat de reislocatie uiteindelijk toch veel binding met de studie had, bedachten we pas toen we het reisbureau uitliepen. Wat staat er in Athene allemaal op het programma? Dat houden we liever nog zo veel mogelijk een verrassing. In ieder geval kunnen we zeggen dat de hoogtepunten zeker voorbij komen; ook buiten de stad zoals het Orakel van Delphi. Natuurlijk gaan er ook docenten mee, zodat het educatieve deel van de reis gewaarborgd blijft, maar dat houden we liever ook even een verrassing. Hoe verschilt deze reis dan van de jaarlijkse België-reis? Er is zon en het vriest niet. Ook zitten we in een driesterrenhotel en niet in een hostel zoals dat altijd het geval is in België. Langer zitten we er ook: acht dagen. De reis is overigens van 20 augustus tot en met 27 augustus. Hoe hebben jullie de activiteiten uitgezocht en welke zijn dat? Eigenlijk had het bestuur Titaantjes (2012-2013) ons al geadviseerd om in ieder geval een gala, een lustrumreis en een alumnidag te organiseren. Hadden ze dit niet gezegd, dan waren we waarschijnlijk ook bij deze activiteiten uitgekomen. Het is namelijk best logisch om voor deze activiteiten te kiezen. Zelf hebben we nog als openingsactiviteit een etentje in een Grieks restaurant georganiseerd. Het was een goede manier voor de studenten om de LuCo te leren kennen en ook een goede manier voor de mensen die meegaan naar Athene om elkaar te leren kennen. Het gala dan (14 februari j.l.): Hoe zijn jullie bij de locatie (Kasteel Oud Poelgeest) uitgekomen? Hadden jullie nog specifieke eisen? We vonden dat de locatie op z’n minst luxe moest zijn. We hebben nog best lang moeten zoeken. We zijn begonnen met het idee van een partyboot. Toen we op de boot stonden, dachten we zeker dat het een leuk idee was. We moesten alleen wel zo’n 100 mensen motiveren om naar het gala te komen om het feestje rendabel te maken. Dat zou ons niet lukken, wisten we. Zeker als je bedenkt dat bij “normale” activiteiten van het NNP de opkomst niet altijd zo hoog is.
Toen we eenmaal aan een kasteel dachten, hadden we eigenlijk al het idee dat zo’n locatie te duur zou zijn. In de omgeving was alleen Kasteel Oud Poelgeest een optie en verrassend genoeg was het allemaal relatief goedkoop. We hebben ook veel positieve reacties gehad van de gasten. Ze wilden zelfs niet weg toen het feest voorbij was. Wat was jullie doel van de alumnidag (24 april 2014)? Het was een soort beroepenvoorlichting met verschillende sprekers die Nederlands in Leiden hebben gestudeerd en die nu in verschillende sectoren van de arbeidsmarkt werkzaam zijn. Bijvoorbeeld mensen uit de journalistiek, het onderwijs en de uitgeverswereld, maar ook minder voor de hand liggende beroepen. De alumnidag was daarom ook zeker voor studenten bedoeld. Tot nu toe heeft de Opleiding zo’n dag nog niet georganiseerd, hoewel het bijzonder nuttig zou zijn voor de studenten. We werken daarom samen met meneer Dongelmans. Voor alumni was er zeker ook genoeg reden om te komen. Er zat een borrel vast aan de gastcolleges. Zo kunnen alumni oude studiegenoten weer eens spreken en studenten kunnen dan netwerken. Hoe ziet zo’n alumnidag er uit? Er zijn verschillende rondes waarin sprekers vertellen over hun beroep. Studenten tekenen in op een gastcollege en kunnen dan eens van iemand uit het veld vernemen wat de mogelijkheden voor Neerlandici zijn. Maar ook voor de alumni zelf kan het leuk zijn om zo’n gastcollege te bezoeken. Zij kunnen dan horen wat hun oude studiegenootjes nu doen. Ook willen we een plek creëren waar de geschiedenis van het NNP te zien is, met mooie nostalgische verhalen en anekdotes. Als er mensen zijn die zulke verhalen hebben, zijn ze welkom om die te mailen naar Ellen Dekker:
[email protected]. De studiecoördinator meneer Dongelmans steunt deze dagen volkomen en hij adviseert studenten dan ook ten zeerste om aan een alumnidag deel te nemen. Hij kan de dag helaas niet verplicht stellen. We werken echter ook samen met de alumnivereniging Siegenbeek. Zij hebben natuurlijk een netwerk onder hun leden. En daar maken we graag gebruik van.
Metaal 11 (2014) nummer 1
9
Interview
De muziek in In gesprek met Eveline de Bruin De meeste neerlandici komen voor de klas terecht, in het onderzoek, of in communicatiefuncties. Maar sommigen doen na hun studie iets heel anders. Zo iemand is Eveline de Bruin, die in 2013 onder de artiestennaam Avilyn een prachtige cd uitbracht met zowel Nederlandstalige als Engelstalige liedjes. We spreken af bij haar thuis in Rotterdam: Eveline vertelt ons namelijk graag over hoe het haar vergaan is na haar studie Nederlands. Of ze daar ook een cd’tje voor ons heeft? “Ik heb nog een paar honderd albums onder mijn bed liggen.” Karin Eggink en Annemieke Sterrenburg In haar appartement – met een piano, de hoesafbeelding van haar nieuwe album als enorm doek aan de muur en een beertje met Avilyn-shirt op de cdkast – biedt Eveline ons thee en koekjes aan, en dan begint ze met haar enthousiaste verhaal over haar passie voor de muziek. En over de overeenkomsten tussen taal en muziek. Hoe op het eerste gezicht verschillende paden toch bij elkaar zijn gekomen. En over doen wat je écht wilt. “Als je dingen vanuit passie doet, is er altijd wel plek voor je.” Studietijd Eveline is altijd al met muziek bezig. Toch gaat ze in 1992 Nederlands studeren in Leiden. “Mijn vader was accountant, mijn broer is dokter geworden; ik kom wel uit een gezin van de degelijke studies.” Er zijn ook praktische argumenten. Voor Nederlands hoeft ze geen toelatingsexamens te doen, zoals voor het conservatorium. En ze kan in Leiden blijven wonen. Maar wat de doorslag geeft: een ontmoeting met Frits van Oostrom op een open dag. “Frits van Oostrom zei: ‘Volg je hart! Volg je hart en wees niet bang!’ en toen was ik helemaal om.” Dat blijkt geen verkeerde keuze. Eveline heeft een heerlijke studietijd in wat zij noemt een ‘veilige omgeving’. Ze gaat in het NNP-bestuur, maakte muziek op Open Podia en bij andere activiteiten. “Ik vond het allemaal interessant, maar toch wist ik dat ik uiteindelijk iets met muziek zou gaan doen.” 10
Metaal 11 (2014) nummer 1
In 1997 studeert ze af op de brieven van Bilderdijk tijdens zijn ballingschap, bij Peter van Zonneveld. “Toen ik klaar was, dacht ik: nu moet en nu zal ik die muziek in. Maar begin daar maar eens aan. Ik had geen optredens ofzo, alleen die grote wens.” Het werkende leven Maar er moet nu ook geld verdiend worden Na haar afstuderen solliciteert ze (onder lichte druk van het uitzendbureau en haar omgeving) voor bureauredacteur bij Wolters Kluwer en wordt tot haar grote schrik gelijk aangenomen. “Ik wilde dat eigenlijk helemaal niet!” Het blijkt onmogelijk om naast deze baan voldoende met muziek bezig te zijn. “Ik wist: Als ik hier blijf zitten, dan word ik geen performer.” Ze blijft drie maanden en investeert het gespaarde geld in opnameapparatuur. Lesgeven is wél te combineren met haar muziek. Zo komt Eveline in het NT2-onderwijs terecht: eerst in Den Haag bij Direct Dutch, later in Rotterdam, waar ze naartoe verhuist. Ondertussen doet ze toelating voor popzang in Rotterdam, waar ze wel veel applaus krijgt voor haar eigen composities, maar niet wordt toegelaten omdat de studierichting songwriting daar dan nog niet bestaat. Vervolgens spijkert ze door het nemen van privélessen haar muziektheorie en gitaartechniek bij. In Rotterdam ontmoet Eveline mensen die net als zij een passie voor muziek hebben: “Ik leerde dat je vooral moet doen waar je zelf goed in bent. Je moet je omringen met mensen die juist die dingen kunnen die jij zelf niet kunt.” Gewapend met meer technische kennis doet ze in 2002 het toelatingsexamen voor het Conservatorium in Rotterdam, ditmaal voor de richting schoolmuziek. Ze wordt toegelaten, maar het blijkt niets voor haar. Rockacademie In 2003 besluit Eveline auditie te doen voor de Rockacademie in Tilburg, die dan nog maar een paar jaar bestaat. Een brede opleiding, waar zowel aandacht is voor muziek, tekstschrijven als de muziekbusiness. De Rockacademie blijkt precies
te zijn wat Eveline zoekt. Ze kan er creatief met muziek bezig zijn en voelt zich gestimuleerd door inspirerende docenten. Eveline vat de Rockacademie samen als “zoeken naar je eigen identiteit”. Het is een stuk minder ‘veilige’ opleiding dan Nederlands: “Iets wat je bij de studie Nederlands niet leert, is hoe je van je af moet bijten”, zegt Eveline daarover. “En dat is belangrijk in de allesbehalve romantische muziekwereld.” Wilskracht en interesse De vijf jaar Rockacademie zijn voor Eveline “omgevlogen”. “Het geeft zo veel energie als je iets doet wat je graag wilt doen.” Daarbij heeft ze al vanaf het begin een helder doel voor ogen: “Het was mij heel erg duidelijk dat ik daar wilde afstuderen als singer-songwriter met mijn eigen album, mijn eigen act en mijn eigen identiteit.” Die wilskracht ziet Eveline niet altijd terug bij haar medestudenten. “Heel veel mensen hebben het niet gered omdat ze dachten dat het ze wel aan kwam waaien. Die willen scoren, beroemd worden.” Eveline wil ook graag ver komen, maar aan de basis daarvan ligt een oprechte interesse in muziek. Een iets andere mentaliteit dus, die ze in studenten Nederlands wél herkent. “Een studie Nederlands doe je niet om rijk van te worden, maar uit pure interesse. Een soort ontdekkingsreis.” Taal en muziek Voor Eveline verschillen taal en muziek niet zo heel veel van elkaar: “Muziektheorie is eigenlijk een soort grammatica.” Bij het schrijven van teksten is haar achtergrond in de studie Nederlands een groot voordeel. Grappig genoeg waren Nederlands en muziek voor haar jarenlang twee gescheiden werelden: “Muziek was mijn emotie, mijn gevoel; Nederlands was toch meer iets rationeels, analytisch.” Het is docent en gitarist Ton Engels die zegt dat ze in het Nederlands moet gaan schrijven, omdat daar haar kracht ligt. Uiteindelijk gaat Eveline overstag; haar afstudeerproject, het album Alleen maar vrij (2009), is zelfs geheel Nederlandstalig. “En dat voelde echt goed. Terwijl ik nooit had verwacht dat ik überhaupt in het Nederlands zou kúnnen zingen.” Nederlands en Engels In 2013 verschijnt onder de naam Avilyn haar tweede album: Tiger in the Glass. Hierop staan
zowel Nederlandstalige als Engelstalige nummers. “Ieder nummer komt zoals het komt”, zegt Eveline daarover. De aanleiding voor het nummer speelt wel een rol; de taal van degene over wie het gaat bijvoorbeeld. De onderwerpen van de liedjes komen voor Eveline namelijk nooit uit het niets: “Het begint bij emotie. Je wilt iets kunnen benoemen: wat je dwarszit of wat je mooi vindt. Als ik ga zitten moet er altijd een bepaalde sfeer zijn. Ik weet al precies waar het over gaat, zonder dat ik een melodie of tekst heb. Het begint altijd met een idee, of met een gevoel. Anders kan ik gewoon niet schrijven.” Na de eerste inspiratie werkt Eveline nog een tijd aan het verder invullen en bijschaven van een nummer. Daarbij legt ze de lat voor de Nederlandstalige liedjes net even hoger: “Het mag echt geen onzin zijn. Iedere lettergreep die verkeerd staat, krijg ik niet gezongen.” Oprecht Wat misschien nog wel belangrijker is, is dat het oprecht is wat Eveline maakt. De zoektocht naar haar eigen identiteit – in de muziek, maar ook daarbuiten – heeft haar gebracht waar ze nu is. “Alles wat ik doe, ben ik” Haar eigengereidheid heeft haar een afwisselend album opgeleverd, in een herkenbare eigen stijl. Eveline heeft veel aan voorbeelden, zoals Ilja Leonard Pfeijffer. Hij moest toen hij besloot van het schrijven te willen leven, wel dingen laten schieten. Voor Eveline is dat enorm inspirerend. “Om echt te kunnen doen wat je wilt, moet je offers brengen. Dit was er niet geweest als ik bijvoorbeeld ook per se een koophuis wilde.” Lange weg Maar was het die lange weg waard? Ja, daar is Eveline heel stellig over. “Ik ben een diesel: het duurde even om op gang te komen, maar nu loopt het zoals ik wil. Alles is nu in balans. En ik ben nog lang niet klaar!” Voor wie nieuwsgierig is: haar muziek is te beluisteren op: www.avilyn.nl en haar album Tiger in the Glass is voor EUR 12,- te bestellen door een e-mail te sturen naar
[email protected].
Metaal 11 (2014) nummer 1
11
In ‘t
veld
Nut en vermaak van filologisch handwerk Als je op de Voorkeurenpagina van de Opleiding Nederlands het zoekschermpje gebruikt (www. hum2.leidenuniv.nl/Dutch), vind je met het trefwoord “Uitert” bijna honderd teksten die door mij zijn uitgegeven. Het zijn teksten van zeer uiteenlopende aard: allerlei toneelstukken, epiek, didactische poëzie, heldinnenbrieven en klassieke teksten in vertaling. Dit zijn allemaal bouwstenen voor deze website, waarop verschillende medewerkers informatie aanbieden. Eep Francken heeft een pagina over Zuid-Afrika in Leiden; Marijke van der Wal presenteert haar Wikiscripta Neerlandica; Leendert de Vink zijn Katwijks dialectonderzoek en Olga van Marion haar collectie Nederlandse Heldinnenbrieven. Maar de meeste documenten die je vindt zijn uit de Gouden Eeuw, door Ton Harmsen verzameld op inmiddels meer dan 30.000 internetpagina’s. Bij zijn projecten ben ik als onderzoeksmedewerker betrokken sinds 2011. Gerrit van Uitert Het meest geraadpleegde deel van de website is de zogenaamde Heinsius-collectie, een verzameling Neolatijn uit de Nederlanden. Latijn was de gebruikelijke taal van geleerden in heel Europa, voor verhandelingen, brieven en voor poëzie. Onze collectie bevat teksten, voornamelijk gedichten, van meer dan honderd auteurs uit de Lage Landen. Omdat de Nederlanden in die tijd een zeer belangrijk centrum van cultuur waren, is er internationaal veel belangstelling voor deze auteurs, zoals Hugo de Groot, Dousa, Heinsius en Lipsius, Barlaeus en Vossius. Meer, kan je constateren, dan voor Vondel en Hooft. Dat is even wennen voor neerlandici. Ik vond het bijzonder om mee te werken aan de Phoenissae, een tragedie naar Euripides door Hugo de Groot. Een gat in de markt, want in geen tweehonderd 12
Metaal 11 (2014) nummer 1
jaar was van dat boek een uitgave verschenen. Ook heb ik gewerkt aan oude vertalingen van Erasmus in het Nederlands, aan vertalingen van Homerus’ Ilias en Odyssee. Het is altijd aardig je weer eens bezig te houden met deze klassieke verhalen die ik uit mijn middelbare-schooltijd ken. De meeste tijd heb ik evenwel besteed aan het uitgeven van toneelstukken. Zoals uit het Ceneton-project bekend is, was toneel in de zeventiende en achttiende eeuw een enorm productief genre. Op de Ceneton-pagina’s staan gegevens over bijna 5000 toneelstukken in bijna 12.000 edities. We streven ernaar om van zoveel mogelijk toneelstukken een teksteditie te verzorgen, waar nodig met een facsimile. Omdat andere digitale verzamelingen, zoals de DBNL, Books Google en Early Dutch Books Online (EDBO; tegenwoordig Delpher) digitale foto’s publiceren, is een facsimile namelijk niet altijd nodig. Zo is van iedere tekst het origineel te raadplegen voor verschillende soorten onderzoek op taal- en letterkundig of historisch terrein. Voor een historisch taalkundige als ik valt er aan dat filologische handwerk veel te genieten. Een volmaakt boek bestaat niet, en ook in de zeventiende eeuw heeft een boek zijn gebreken. Gelukkig zijn er vaak verschillende edities te vinden van één tekst. Als in een toneelstuk met rijmende verzen een versregel (dus een rijmwoord) ontbreekt, kan dat best het gevolg zijn van een zetfout. In dat geval is het voor een editeur nodig zoveel mogelijk edities te raadplegen, om te zien hoe eerdere of latere drukkers dit hebben opgelost: een zeventiende-eeuwer ziet zo’n fout immers onmiddellijk, en vult het ontbrekende vers in een herdruk aan. Kleine problemen doen zich voor in kwesties van spelling, verbuiging en vervoeging,
meest houd ik wel van mijn poes en mijn piano en geregeld zing ik mee in een van de Leidse koren. Mijn drie grote voorliefdes, zeg ik altijd, zijn Bach, Katten en Sterke werkwoorden.
woordvolgorde of gebruik van het juiste woord. Daarbij heb je het WNT nodig, of een andere editie die uitkomst biedt. En soms stuit je op woorden die wij niet meer gebruiken. Zo kwam ik bij Cats tegen, in de Self-stryt: “Overheyt dient uyt te muyten in stichtelickheyt des levens.” Ook toen al. Nee, dat ‘uytmuyten’ is geen zetfout: het WNT geeft voor het zeventiende-eeuws de betekenis “zich vertonen”. Tot grote hilariteit kan de lange ‘s’ leiden als hij wordt aangezien voor een ‘f ’, of letters die in combinatie gemakkelijk misbegrepen worden (‘cl’ gelezen als ‘d’). Zo vond ik ‘’s Hemels falen’, het ‘Weefhuis’, en de beleefde frase ‘Ick reken op uwe dementie.’
Van de 5000 bekende toneelstukken staan er nu bijna 400 op het net. Dat is maar 8 procent: er valt nog jaren aan te werken. De Neolatijnse poëzie is een mer à boire: wat je daar ook aan doet, het blijft een druppel op een gloeiende plaat. Het meest hoopgevend is nog het heldinnenbrievenproject van Olga van Marion: er zijn 800 van die brieven bekend en daarvan zijn er in de afgelopen zestien jaar 500 gedigitaliseerd. Met één brief per week is die klus in zes jaar geklaard!
Reactie Olga van Marion Met het bovenstaande stuk van Gerrit van Uitert ben ik het gedeeltelijk niet eens. Het is zeker zo dat de pagina Internetvoorkeuren van onze opleiding een schat aan informatie en wetenschappelijk bronnenmateriaal biedt voor grote groepen gebruikers in nationaal en internationaal verband. Zo prijkt het adres niet alleen in de linklijsten van
Dat het nut van dit filologisch handwerk aantoonbaar is, daar ben ik wel achter gekomen. Cats’ enige toneelstuk is de Aspasia van 1655. Wie de tekst kent uit de latere drukken zal zich verbazen bij het lezen van de folio-editie van 1655. Hele scènes blijken later door Cats te zijn geschrapt of verwisseld. In de nieuwe versie begint het derde bedrijf met een liefdesduet tussen vrienden van Aspasia; maar in de oer-Aspasia begint dit bedrijf, veel logischer, met haar schaking. Ook voor de studie van Cats’ beruchte metriek is het raadplegen van deze eerste uitgaven heel verhelderend: vaak blijkt Cats een veel speelser metrum te hanteren dan zijn betweterige editeurs in de achttiende en negentiende eeuw hem hebben aangemeten.
Duitse (de NedGuide van de Universitäts- und Landesbibliothek Münster) en Franse universiteiten (de lijst van de Association des Néerlandistes de Belgique francophone et de France), maar ook in de wereldwijde catalogus van bibliotheken WorldCat. En overal wordt de interessante inhoud en de uitgebreidheid ervan op waarde geschat. Ook is het zo dat Gerrit van Uitert veel aan de opbouw van de voorkeurenpagina bijdraagt. Hij vergeet nog te vermelden dat hij altijd voor ons klaarstaat als een tekst snel digitaal voor studenten beschikbaar moet komen. Ook al vragen we dat op het laatste moment, hij blijft enthousiast. Maar op een punt kan ik hem geen gelijk geven. Het hele heldinnenbrievenproject is sinds mijn promotie in 2005 (waarna een ander wetenschappelijk project
Ik wil niet de indruk wekken dat ik alleen achter de computer leef. In de lunchpauze spoed ik mij bijna dagelijks naar het zwembad om een baan te zoeken: zonder een frisse duik zou dit priegelwerk ook niet hele dagen vol te houden zijn. En ik ben zeer gesteld op de gezelligheid die de opleiding te bieden heeft: de kerst- en paasborrels, de LUCAS-lunchen en de NNP-bijeenkomsten. Het
begon) in de zorgzame handen terechtgekomen van mijn copromotor Ton Harmsen. Sindsdien is hij het die teksten transcribeert, telkens nieuwe vondsten aandraagt en onophoudelijk het digitale corpus van heldinnenbrieven uitbreidt. Zonder zijn toewijding geen voortschrijdende inzichten op dat gebied. Ere wie ere toekomt!
Metaal 11 (2014) nummer 1
13
De
leesclub
Samen lezen we beter Om naast of na de studie met elkaar over literatuur te praten zijn er talloze leesclubs. Metaal is benieuwd hoe het er aan toe gaat en start een nieuwe serie. Om te beginnen een poëziekring met een wel heel bijzondere naam. Liesbet Winkelmolen Het eerste Leidse leeskabinet ‘Samen lezen we beter’, wat een naam! Ja, dat is een overblijfsel uit de eerste jaren van onze poëziekring. Toen Ida Gerhardt in 1979 de Prijs voor Meesterschap kreeg, hebben we haar een felicitatie gestuurd en toen moest er natuurlijk een naam komen. Een beetje melig is het wel, maar het klinkt indrukwekkend en we gebruiken de naam verder toch nooit. We kregen een aardige brief terug van Ida Gerhardt die we bewaren in ons archief, samen met de brief die we kregen van Elisabeth Eybers toen we haar een boekje hadden aangeboden met onze favoriete gedichten. Dat was in 1991, toen zij de P.C.Hooft-prijs kreeg. Lezen jullie altijd poëzie? Ja, eigenlijk wel. Ooit is de kring een tijdje filmclub geweest, maar verder altijd gedichten. We lezen
complete oeuvres, gedicht voor gedicht. Omdat we niets voorbereiden gaat het niet snel, hooguit vijftien gedichten per avond. Zo zijn we wel twee, drie jaar met een dichter bezig. Boeiend hoor, om een oeuvre van A tot Z te leren kennen en de ontwikkeling te zien. We hebben grote Nederlandse dichters gelezen zoals Campert, Bloem, Nijhoff en Jellema, maar ook Szymborska en nu zijn we bezig met Tranströmer, de Zweedse Nobelprijswinnaar. Dat is werkelijk fantastisch, we lazen net vorige week de cyclus Oostzeeën waarin hij de eilanden in de baai van Stockholm zó mooi beschrijft dat we meteen besloten dat we daarheen moeten. Nooit een dip? Jawel, natuurlijk wel. Geen enkele dichter heeft alleen maar goede gedichten. Soms gaan we snel door een bundel heen omdat we het niks vinden, of leest iemand vooruit en maakt een selectie. Maar over het algemeen zijn we tevreden met onze keuze. Het kost soms wel wat hoofdbrekens als we weer aan iets nieuws toe zijn. We moeten een dichter kiezen die de moeite van het bespreken waard is, waar wat aan te kluiven is, maar de smaken verschillen onderling, dus het is lastig om iets te vinden waar we allemaal jaren mee bezig willen
zijn. Ik vind het bijvoorbeeld jammer dat Faverey of Pfeijffer worden gevetood, maar Jellema was voor mij weer een ontdekking. Ach weet je, met vrienden gedichten lezen is haast het leukste wat er is, zelfs als je moet concluderen dat het vanavond weer niks was. Hoe gaat een leesavond? Altijd hetzelfde. We komen zo eens in de vijf weken bij elkaar bij een van de leden en drinken eerst koffie met iets lekkers. Als we al het lief en leed weer hebben doorgenomen, beginnen we met lezen. Om beurten lezen we een gedicht hardop voor, twee keer. En dan praten we erover. Eigenlijk niet zo bijzonder. Als het een lastig gedicht is proberen we het te snappen, soms zoeken we naar achtergrondinformatie. Tijdens het lezen van Campert hebben we heel wat muziek beluisterd bijvoorbeeld. En in het geval van Tranströmer bekijken we het origineel wel eens. Dan blijkt dat Bernlef in zijn vertalingen altijd heel dicht bij het origineel blijft. Sommige gedichten zijn typisch voor een thema van een auteur of werken een motief uit. Dan bladeren we terug om te zien hoe dat past. En een gedicht kan ook aanleiding zijn om over iets heel anders te praten, maar meestal gaat het toch over het gedicht en wat we daar van vinden. Aan het eind van de avond drinken we nog een borreltje. De eerste bijeenkomst na de zomervakantie is gereserveerd voor verhalen over de zomer. Dan lezen we niet. 1979, dat is lang geleden. Nog altijd dezelfde club? Gedeeltelijk. Twee van de huidige vijf leden horen bij de oprichters. Zij zijn begonnen in hun studententijd hier in Leiden en zijn inmiddels al met pensioen. Een derde lid van het eerste uur is een paar jaar geleden overleden. Kort daarna is er een nieuw vijfde lid bijgekomen. Maar veel nieuwe aanwas is er niet: de twee ‘jonkies’ zijn ook als student lid geworden, ikzelf ruim 25 jaar geleden. We lazen toen Elisabeth Eybers en dat was voor mij de aanleiding om af te studeren op haar poëzie. Omdat ik de jongste was, moest ik altijd naar boven om de woordenboeken en encyclopedie te gaan halen als dat nodig was. Dat hoeft nu niet meer, we hebben nu natuurlijk altijd de laptop bij de hand. En verder, andere uitjes? Soms, maar bijna altijd gerelateerd aan de poëzie.
14
Metaal 11 (2014) nummer 1
We zijn jaren samen naar de Nacht van de Poëzie geweest in Vredenburg, ook wel eens een weekend weg om een dichter ‘af te ronden’ of bijvoorbeeld om Awater te bespreken. En nu dus misschien Stockholm, dat zou leuk zijn.
Redacteuren gezocht! Neder-L is een elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek dat op een aantal verschillende manieren gelezen kan worden: via een weblog, of via een dagelijkse gratis e-mail. Sinds het begin, in 1992, is Neder-L onafhankelijk van iedere vorm van subsidie. We zijn inmiddels hét informatieblad voor de neerlandistiek in brede zin. Om te kunnen blijven groeien, zijn we doorlopend op zoek naar nieuwe medewerkers. Vooral hebben we behoefte aan mensen die nieuwsberichten willen opsporen en plaatsen: persberichten over promoties, nieuwe publicaties en opvallende en interessante gebeurtenissen in de neerlandistiek in brede zin, recensies van nieuwe boeken, aankondigingen van congressen, advertenties met vacatures, enzovoort. Ook mensen die goede achtergrondartikelen kunnen schrijven, vooral over literatuurwetenschappelijke onderwerpen, zijn van harte welkom. Ook bijdragen van buiten Nederland zijn meer dan welkom! Neder-L heeft geen inkomsten en kan dus op dit moment ook niets bieden behalve collegialiteit en de gelegenheid om een grote groep belangstellenden in de neerlandistiek te bereiken. Bovendien krijgen bloggers bij ons, na een korte proefperiode, alle vrijheid. Voor studenten is het waarschijnlijk wel mogelijk om het werk de status te geven van een stage, natuurlijk in overleg met de onderwijsinstelling. Hoe vaak zou je mee moeten bloggen? Zo vaak als je zint, al heeft het misschien niet veel zin om het minder dan één keer per maand te doen, en willen we onze lezers ook weer niet bijvoorbeeld meerdere berichten per uur voorschotelen. Maar ieder aantal tussen die extremen is welkom. Meld je bij
[email protected] voor meer informatie!
Metaal 11 (2014) nummer 1
15
Promotie
Broodje aap: voedzaam voor het maatschappelijk debat In gesprek met Peter Burger Een baby die uit de baarmoeder wordt geroofd, een smiley-bende waarbij allochtone criminelen hun vrouwelijke slachtoffers voor de keuze stellen: verkrachting óf een smiley - een glimlach van oor tot oor, ingekerfd met een mes - drugs in de drankjes van onschuldige uitgaanders. Het ene voorbeeld is nog schrijnender dan het andere, maar één ding hebben ze allemaal gemeen: het zijn monsterlijke verhalen die zorgen voor een maatschappelijk debat op het internet. Deelnemers aan dit debat voeren discussie over de vraag: is het verhaal waar of is het een broodje aap? Nouriya Kaur Peter Burger, Mediawetenschapper en docent Als een journalist nieuws oppikt, zou zijn eerste Journalistiek en Nieuwe Media, verricht sinds 1990 reflex fact-checking moeten zijn: is het waar wat onderzoek naar sagen, maar het idee om ze als er wordt gesuggereerd? Waar komt het nieuws retorische constructies te bestuderen is iets van de vandaan? In zekere zin gebeurt dat volgens Burger laatste jaren. ‘ Dat is gegroeid tijdens het schrijven ook wel, maar de reikwijdte van het onderzoek van mijn proefschrift.’, vertelt hij. Burger houdt blijft beperkt. ‘In het geval van de smiley-bende zich bezig met de manier waarop deelnemers aan heeft een aantal journalisten de politie gevraagd of internetforums en jourde geruchten klopten en nalisten deze monstermij gebeld met de vraag De grootste fout die je als lijke verhalen retorisch of ik hiernaar onderzoek journalist kunt maken: verreconstrueren als waar had verricht. Ik heb ze trouwen op de informatie of onwaar: ‘Hoe komt verteld dat ik geen bewijs van de autoriteiten het nou dat je zo dom had gevonden en dat het kunt zijn om verhalen politiekorps niet met één in de krant te zetten die niet waar zijn?’, vraagt concreet geval kon komen.’ En daar blijft het dan hij zich af. ook bij. Journalisten doen in dit geval wat ze meestal doen: ze gaan af op de informatie uit een persVoor zijn onderzoek maakt Burger gebruik van bericht of wat de autoriteiten zeggen. ‘Dat is ook twee casussen uit ‘de werkelijkheid’: de ‘smi- de grootste fout die je als journalist kunt maken: ley-bende’ en het drugs-in-je-drankje-verhaal. ‘Het vertrouwen op de informatie van de autoriteiten.’ verhaal over de smiley-bende in Leiden kwam me voor het eerst ter ore via een student’, vertelt Bur- Dat zowel smiley-bende als het drugs verhaal niet ger. ‘Als inwoner van Leiden en als vader van twee waar zijn, baseert Burger op het volgende: er is dochters heeft het mijn aandacht getrokken.’ De binnen Nederland niet één politiekorps dat het vercasus van GHB is volgens de onderzoeker een mooi haal heeft kunnen bevestigen en bovendien zijn er voorbeeld van hoe instanties de verhalen oppikken geen dergelijke gevallen bekend in het buitenland. en ernaar handelen. Burger voegt toe: ‘Ik twijfel er niet aan dat er wel 16
Metaal 11 (2014) nummer 1
huidige wereld, ja ook de Westerse wereld, wemelt het ervan. Alleen zijn we niet geneigd om ze zo te noemen.’ Burger wijst hier naar de functie van de sage, deze is door de tijd niet veranderd. ‘De dom zijn om functie van oudere sagen verhalen in de krant te zeten de nieuwe is namelijk ten die niet waar zijn? hetzelfde: ze waarschu‘Uit mijn onderzoek wen de mensen voor blijkt dat in beide casussen de journalisten de forums alleen maar hebben mogelijke gevaren als zij niet oppassen.’ gebruikt om slachtoffers te zoeken. Niet om te kijken hoe en waar de gebeurtenissen hebben Al deze sagen bevatten ingrediënten om een smeuïg plaatsgevonden.’ De onderlinge gesprekken op het verhaal te maken. Hoewel de smaken verschillen, internet leveren een scala aan verhalen op. Deze zijn de hoofdbestanddelen van het gerecht keer op verhalen verspreiden zich als een lopend vuurtje keer dezelfde. ‘We hebben hier te maken met steen het is opvallend hoe weinig mensen de gegeven reotyperingen. Het is makkelijker voor ons om de informatie in twijfel trekken. ‘Er is namelijk toch eigenschappen van deze stereotypen te herkennen en een beeld te vormen van de gealtijd wel iemand die weer iemand beurtenis: de daders zijn monanders kent, die wel zoiets heeft sterlijk en de slachtoffers meegemaakt.’ zijn naïef en onschuldig. Deze verhalen doen een Niet alleen het internet beroep op pathos – de is een goede bron voor emotie- van het puhet onderzoeksmateriaal. bliek.’ Dit beeld van de Zijn voorliefde voor folstereotypen bevestigt de kloristische verhalen deelt vastgeroeste meningen en Burger met andere leden vooroordelen die wij hebben van de International Society for Folk Narrative Research. Zij zijn enthousiast over als maatschappij dat komt dan weer ten goede Burgers werk en denken mee. ‘Zo hoorde ik van aan de geloofwaardigheid van het verhaal. ‘Het een groepslid uit Amerika dat de smiley-sage ook typische van het geloof dat we hebben is niet dat daar niet onbekend was. Daar trok hij in de jaren het absoluut waar of onwaar is. Nee, de grootste ’60 de aandacht van de bevolking. Alleen waren groep mensen denkt dat het waar zou kúnnen zijn. daar niet de Marokkaanse allochtonen, maar de Ze denken: laten we er rekening mee houden.’ Dat het verhaal over de smiley-bende een sage is wil ‘bikers’ de monsters.’ niet zeggen dat alle andere dingen, zoals de onTijdens zijn onderzoek naar wat er zich écht heeft schuldige slachtoffers, er omheen ook verzonnen zijn: criminelen met afgespeeld komt Burger waanideeën en onschulerachter dat deze verhalen Broodje-aapverhalen waardige slachtoffers blijven moderne sagen –overschuwen ons dat we op onze bestaan. Dus ook al zijn geleverde volksverhalenhoede moeten zijn het broodje-aapverhazijn. Deze herkenning len, deze sagen dienen van de sagen is mede te danken aan Ludo Jongen. Zijn colleges wakker- een doel: ze waarschuwen de maatschappij en de den al tijdens zijn studie bij Burger de interesse lezer dat ze op hun hoede moeten zijn; je weet voor volksverhalen aan: ‘Zijn manier van vertellen maar nooit! vond ik fascinerend. Nog altijd.’ Die fascinatie heeft te maken met de gevolgen en de uitwerking Wat doet het met de deskundigheid van de jourvan deze sagen. Deze verandert het gedrag van nalist of de instantie die deze sagen naar buiten de maatschappij. Dat sagen alleen voorkomen brengt? ‘Het drugsverhaal laat zien dat journalisten in oudere tijden is volgens Burger onzin. ‘In de niet blindelings moeten afgaan op informatie van gevallen zijn geweest van onvrijwillige drogering middels drugs in drankjes. Ik denk alleen op basis van toxicologisch onderzoek door anderen dat het uiterst zeldzaam is; zeldzamer dan nieuwsmedia Hoe kun je zo doen geloven.’
Metaal 11 (2014) nummer 1
17
Verslag instituties, maar zelf op zoek moeten gaan naar feiten en bewijs.’ Het verrichten van een onderzoek is een belangrijke taak die de journalist moet vervullen. De journalistieke wereld zou veel kunnen hebben aan het werk van Burger die zelf ook een kritische houding aanneemt ten opzichte van zijn eigen vakgebied. ‘Toen ik begon met mijn onderzoek leek het mij helder wat ik wilde onderzoeken.’ Maar net als ieder beginnende onderzoeker kwam Burger erachter dat zijn vraag veel te breed was. ‘Gaandeweg kwam ik erachter dat ik een praktisch probleem had: Het gaat er bij de sagen niet louter om dat ze waar of niet waar zijn. Hiermee doelt Burger op een andere invalshoek, namelijk de gevolgen van deze sagen. ‘ Ik moest nog het een ander leren, want deze sagen moet je onderzoeken als maatschappelijk fenomeen.’ De sociale wetenschap bood de onderzoeker daarom de kennis die hij nodig had om de situatie te begrijpen. ‘Hierin heb ik geleerd met sociale problematiek te werken en dat ik deze verhalen als probleemverhalen moest beschouwen. Dat verandert je houding en aanpak.’ Terugkijkend op het hele proces is Burger blij dat hij dit onderzoek heeft uitgevoerd. ‘Ik heb ontzettend veel geleerd, al was het wel een lange weg. Ik heb nu ook meer begrip voor studenten die hun scriptie schrijven’, vertelt hij lachend. ‘Eerst
dacht ik dat het schrijven van een proefschrift een noodzakelijk kwaad was. Je doceert aan de universiteit, dan is het wel fijn dat je zelf onderzoek hebt verricht.’ Dit noodzakelijke kwaad is met veel lof door vakgenoten ontvangen. Dat blijkt bij de verdediging van zijn proefschrift Monsterlijke verhalen. ‘Uw verhaal is leerzaam, helder gestructureerd en heerlijk om te lezen’, stelt één van de opponerende hoogleraren in het Groot Auditorium. ‘Dank u wel’, klinkt het wederwoord. Voor de promotie biecht Burger op last te hebben van plankenkoorts. Lichtelijk weliswaar. ‘Het is toch een soort optreden dat maar één keer in je leven voorkomt.’ Van deze plankenkoorts is weinig te merken wanneer hij zijn onderzoek tegenover de zeskoppige commissie verdedigt. Geen enkele vraag brengt de onderzoeker van zijn stuk. ‘Dat lijkt me een mooie vraag voor een vervolgonderzoek’, herhaalt hij enkele malen met een glimlach. Na haar vragen verlaat de commissie het Groot Auditorium voor beraadslaging die niet lang hoeft te duren: nog geen tien minuten later mag professor Jaap de Jong als eerste zijn collega en vriend feliciteren. Peter Burger: Monsterlijke verhalen. Misdaadsagen in het nieuws en webforums als retorische constructies. Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2014. ISBN 978-94-6236-050-1. 361 pgs. € 42,95.
Aankondiging lezing door Helma van Lierop: Hollandse helden in historische jeugdboeken Helden zijn er in de jeugdliteratuur in soorten en maten. Vooral in het historische jeugdboek speelt het begrip ‘held’ een belangrijke rol. De aandacht voor het historische jeugdboek heeft met de ‘Canon van Nederland’ ook een extra impuls gekregen. Reden te meer om het genre eens onder de loep te nemen. Aan de hand van jeugdboeken over drie perioden uit de vaderlandse geschiedenis geeft Helma van Lierop in deze lezing een beeld van Hollandse helden in verhalen voor de jeugd. Welke eigenschappen hebben helden in naoorlogse jeugdboeken zoals De Engelandvaarders van K. Norel (1945-1947, ) De val van de Vredeborch van Thea Beckman (1988) en Slavenhaler van Rob Ruggenberg (2007)? Over de spreker: Mede dankzij Helma van Lierop is het onderzoek naar jeugdliteratuur in de afgelopen decennia flink in de lift gekomen. In haar positie als hoog-
18
Metaal 11 (2014) nummer 1
Focquenbroch-café: ‘MesoKucha’ -middag van de Focquenbroch Stichting Op zaterdag 23 november 2013 organiseerde de Stichting Willem Godschalck van Focquenbroch (www.focquenbroch.nl) in de Waalse Kerk aan de Breestraat te Leiden haar tweede Focquenbroch-café. Gewoonlijk brengt de Stichting de resultaten van het Focquenbroch-onderzoek naar buiten via het tijdschrift Fumus, Mededelingen van de Stichting Willem Godschalck van Focquenbroch, maar ditmaal werden daar mondelinge presentaties aan toegevoegd, gehouden in de Salle Loeber van de Église Wallonne de Leyde, waar de ontvangst werd opgeluisterd met koffie, thee en koekjes. Elly Groenenboom-Draai Gekozen was voor een aantal korte lezingen in ‘MesoKucha’-vorm. De ‘MesoKucha’ is een door de stichting zelf bedachte variant op de zogeheten PechaKucha (afgeleid van een Japans woord voor ‘prietpraat’), een moderne, strikt gereguleerde vorm van een lezing met lichtbeelden. Deze is in 2003 ontstaan in Japan. Volgens een vaste procedure presenteren de doorgaans veertien deelnemers daarbij elk twintig afbeeldingen die ze ook toelichten,
leraar aan de Universiteit Tilburg (sinds 2001) en als bijzonder hoogleraar in Leiden (de Annie M.G. Schmidt-leerstoel, van 2001-2013) heeft ze veel onderzoek kunnen doen en veel studenten kunnen doceren en begeleiden in het onderzoek naar kinder- en jeugdliteratuur. In recente publicaties schreef ze o.a. over de verfilming van De koning van Katoren en over Jacoba van Beieren in de jeugdliteratuur.
binnen de strikt afgebakende tijdspanne van zes minuten en veertig seconden per spreker. Bij de door de stichting gekozen variant, de ‘MesoKucha’, toonden en bespraken in diezelfde tijd een zestal sprekers elk tien afbeeldingen en lag het tempo dus wat rustiger. Hoewel het voor de meesten een vuurdoop was, weerden de deelnemers zich dapper, en was men goed opgewassen tegen het meedogenloze schema. Jan Helwig beet het spits af met een uiteenzetting over vorm, inhoud en mogelijkheden van de PechaKucha, een format dat bij uitstek ‘zwamverhalen’ voorkomt en noopt tot creativiteit, waardoor het ook jonge mensen aantrekt. Karel Bostoen ging onder meer in op Focquenbrochs opleiding tot Franstalig predikant aan het toenmalige Collège Wallon en zijn kerkgang als student naar de (inmiddels afgebroken) Vrouwekerk, een van de twee kerken waar de Waalse gemeente toentertijd bijeenkwam; daarnaast besprak hij de geschiedenis van de huidige Waalse Kerk, vroeger Gasthuiskerk geheten.
Datum: donderdag 15 mei 2014, 20:00 uur Locatie: Lipsiusgebouw, Cleveringaplaats 1 te Leiden, zaal 019 Entree: € 10,00; studenten € 5,00; gratis voor leden van alumnivereniging Siegenbeek Aanmelden: stuur een mailtje naar siegenbeek@ gmail.com De lezing wordt georganiseerd door Siegenbeek, alumnivereniging voor Leidse neerlandici.
De huidige Waalse Kerk te Leiden was ooit de kapel van het middeleeuwse Catharinagasthuis. In 1604 werd deze voor de protestantse eredienst ingericht. In deze zogeheten ‘Gasthuiskerk’, ging een deel van de Waalse gemeente kerken. Kopergravure uit 1732.
Interieur van de Gasthuiskerk (vroegere benaming voor de huidige Waalse Kerk aan de Breestraat te Leiden). Aquarel van rond 1787 door Jacob Timmermans.
Rietje van Vliet trachtte ons te overtuigen van Focquenbrochs obsessie voor erotiek en seks; ze
Metaal 11 (2014) nummer 1
19
Interview
Het raadsel van literatuur In gesprek met Kim Jautze Haar kleine kamertje oogt sober. Er staat een ouderwetse computer en op een groot grijs prikbord hangen twee posters. Vanuit het raam kijkt ze uit over station Den Haag Centraal. De vijfde verdieping van de Koninklijke Bibliotheek ademt rust. Of ze het hier niet té rustig vindt. ‘Saai is het niet hoor. Ik heb het ontzettend naar mijn zin. De tijd vliegt hier voorbij’, zegt promovenda Kim Jautze (27) lachend. Ze werkt inmiddels ruim een jaar aan het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality van het Huygens ING. Een onderzoek naar de kwaliteit van literatuur. Aliesje Horsman De lezer spreekt ‘Iedereen heeft wel een mening over lezen. Een boek kan goed of slecht zijn, spannend of moeilijk
geschreven. Praten over boeken houdt mensen bezig.’ Lezers zijn erg belangrijk in het onderzoek. Het onderzoeksteam wil weten welke boeken mensen goed vinden en welke niet. En welke boeken literair gevonden worden en welke niet. Daarom is er onlangs een grote online enquête gehouden: het Nationale Lezersonderzoek. In boekhandels, bibliotheken en uitgeverijen hingen posters. Ook op literaire blogs en recensiewebsites verschenen aankondigingen van de enquête. Het doel was om zoveel mogelijk lezers te bereiken. En met succes. ‘Bijna 14.000 mensen hebben hun mening gegeven.’ Er volgt een korte stilte. ’14.000 mensen’, herhaalt de promovenda trots. De enquête bestond uit een lijst van 400 boeken. Deze was opgesteld op basis van het hoogste aantal uitleningen en verkopen in de periode 2010 tot en met 2012. Deelnemers werd gevraagd op
Vervolg Focquenbroch-café
poogde het bestaande beeld bij te stellen als zou de dichter in liefdeszaken onhandig zijn geweest, en besprak daarbij ook zijn ongelukkige liefde voor de uit een hoger maatschappelijk segment afkomstige en dus onbereikbare Maria van Sypesteyn. Ton Harmsen besprak het genre van de travestie, een literaire soort waarbij een komisch effect wordt bereikt door het stijlregister van een geïmiteerde auteur te verkleinen; daarbij liet hij zien hoe Focquenbroch, daartoe geïnspireerd door zijn grote voorbeeld, de Franse dichter Paul Scarron, hoewel op zeer eigen wijze, dit genre toepaste op Vergilius’ Aeneis en (samen met zijn vriend Johannes Ulaeus) op diens Eclogae. Bauke Hekman voerde de vriendschappelijke en zakelijke relatie ten tonele tussen de Amsterdamse drukker-boekverkoper Johannes van de Bergh en de (door hem uitgegeven) dichters Focquenbroch en Jan Neuye, leeftijd- en stadgenoten en alle drie gedoopt in de Oude Kerk. 20
Metaal 11 (2014) nummer 1
Frans Wetzels tenslotte nam ons mee naar het Fort Elmina in Ghana, de vroegere Goudkust, die in 1637 door de Hollanders werd veroverd op de Portugezen, en gaf ons een inkijkje in Focquenbrochs bestaan aldaar als ‘fiscaal’, een bestaan dat aldaar ook geëindigd moet zijn, al werd nimmer precies achterhaald wanneer en waar. Na afloop van de MesoKucha’s was de nieuwtestamenticus Prof. H.J. de Jonge, die binnen de Leidse Waalse Kerk zeer actief is, zo vriendelijk ons een rondleiding te geven door het fraaie, sfeervolle kerkgebouw en een en ander over de geschiedenis ervan te vertellen. Al met al was het een geslaagde bijeenkomst, in informele sfeer, waarbij de deelnemers rond het hoofdprogramma gelegenheid hadden om met elkaar van gedachten te wisselen. Deze werd besloten met een geanimeerde borrel-met-hapjes.
een schaalverdeling aan te geven hoe literair of niet-literair zij een boek vonden. Ook gaven zij hun mening over hoe goed of slecht een boek was. ‘Wij hebben vooraf geen definitie gegeven van het begrip ‘literair’. Lezers mochten dit zelf bepalen. Op deze manier willen wij erachter komen hoe lezers denken over literatuur.’ De lezer stelde dus zijn eigen criteria op. Een voorbeeld daarvan kan de schrijfstijl zijn. Of het aantal personages in het boek, het uitwerken van de verhaallijn of het opbouwen van de spanning. Aan de hand van dit soort criteria beoordeelt de lezer dan een boek. Liefde voor taal en literatuur De komende vier jaar zal Jautze werken op het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, ‘het grootste geesteswetenschappelijke onderzoeksinstituut van Nederland’, zoals het presentatiefilmpje op de website van het instituut kopt. Hier worden de krachten van wetenschappers uit verschillende disciplines gebundeld. Zo ook binnen het project The Riddle of Literary Quality. Jautze is daar een voorbeeld van. Tijdens haar studie Nederlands in Leiden raakte ze in de ban van alles wat met taal te maken had. In eerste instantie koos ze dan ook voor de richting taalkunde. Toch interesseerde letterkunde haar ook. ‘Ik had het zelf eerst niet verwacht, maar ik heb mijn hart verpand aan de schone letteren.’ De Research Master Comparatieve Neerlandistiek aan de UvA was dan ook een makkelijke keus. Hier kon zij haar liefde voor literatuur combineren met haar liefde voor taal in het algemeen. Literatuur ontmaskerd Na het online onderzoek onderwerpen de onderzoekers de teksten aan een distant-reading. ‘Dit houdt in dat we heel specifiek naar tekstkenmerken gaan kijken. Je bestudeert bijvoorbeeld het aantal letters per bladzijde, de lengte van zinnen, het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden of de combinatie van hoofd- en bijzinnen.’ In tegenstelling
tot close-reading gebeurt dit niet zin voor zin, maar worden alle 400 teksten in de computer ingevoerd en gezamenlijk geanalyseerd. Hieruit zullen resultaten rollen. Die zullen misschien duidelijker kunnen maken aan welke eigenschappen een literair of niet-literair boek volgens de gemiddelde lezer te herkennen is. ‘Zo hopen wij statistische correlaties te vinden met wat mensen beschouwen als literatuur of niet en met de eigenschappen van de tekst.’ Naast het ontdekken van literaire kenmerken in een tekst zouden met de onderzoeksresultaten ook verschillende genres ‘ontmaskerd’ kunnen worden. Jautze deed binnen het project zelf onderzoek naar literaire thrillers. Afgelopen najaar hield zij een lezing voor Leidse alumni Nederlandse taal en cultuur; de Siegenbeeklezing. De kernvraag was of het ‘literaire’ gehalte van deze thrillers af te leiden was aan bepaalde teksteigenschappen of dat het alleen een slimme marketingtruc van uitgevers was. Onder literatuurcritici heerst een somber beeld; literaire thrillers worden steevast betiteld als ‘pulp’ of ‘thrillers met een hoog oestrogeengehalte’. Ook lezers beoordeelden het genre als ‘weinig literair’. Worden de literaire thrillers hier over één kam geschoren of bestaan er inderdaad tekstovereenkomsten binnen het genre? De computer geeft het verlossende antwoord: de werken zijn aan bepaalde tekstkenmerken te herkennen, zoals de gemiddelde zinslengte of de complexiteit van zinnen. Jautzes ogen stralen. ‘Dit is veelbelovend voor ons verdere onderzoek.’ Denk je dat het raadsel van literaire kwaliteit wordt opgelost? ‘Mijn onderzoek is slechts een klein deel van het hele project, maar de resultaten zijn spannend. Ik hoop dat we over drie jaar een beeld kunnen geven van wat de moderne lezer van moderne boeken vindt. En dat we op basis daarvan heersende literatuuropvattingen binnen een bepaalde periode kunnen aantonen.’ Ook nu is de tijd voorbij gevlogen. Het is duidelijk dat Jautze zich ergens vol in stort. Haar enthousiasme is aanstekelijk. ‘Wil je nog een boekenlegger mee naar huis?’ Weigeren lukt niet. Metaal 11 (2014) nummer 1
21
Uit ‘t
veld
Dankbaar voor hoofdpijn
Karin Pijper
Het onderwerp is mij blijven trekken.Begin 2013 heb ik mijn eigen bedrijf opgericht: ACinspiratie. Daar help ik anderen met advies, communicatie en inspiratie om te overtuigen. De ene dag ben ik in Brussel om een internationale groep lobbyisten te vertellen over de benevolum van Jaap, een week later help ik iemand met zijn LinkedInpagina. Soms ben ik bezig met grote dingen: wat wil je voor baan en hoe benadrukken we je positieve eigenschappen? En soms is het klein: ‘inclusief-we’ goed benutten levert je een succesvoller verkoopgesprek op.
De benevolum van Jaap en de syllabus van Ariane Jaap de Jong zorgde tijdens mijn doctoraal Nederlands met zijn colleges over speeches en retorica voor de brug tussen theoretische achtergrond en dagelijkse praktijk. Een presentatie over een bloeddonatiefolder, de eindeloze drieslagen in colleges (attentum, docilem en benevolum parare) en vele discussies tijdens ieder scriptieoverleg: overtuigen vormde de hoofdmoot van mijn studie Nederlands.
Behalve overtuigen is anderen helpen de rode draad in mijn werk. Dat begon al vroeg: een halfjaar na de middelbare school ging ik lesgeven. Dit bleef ik mijn hele studietijd doen. In Leiden was ik heel blij met de groene syllabus van Ariane van Santen: ik heb hem nog steeds. Alle ontledingskwesties staan erin, met duidelijke uitleg en fijne voorbeelden. Een bijbel voor docenten Nederlands, tot het grammaticaonderwijs eindelijk wordt afgeschaft! (Sorry, Ariane!)
Voor de hoofdpijn die ik van Henrike Jansens argumentatiecolleges kreeg, ben ik haar nog altijd dankbaar. In de trein naar huis dacht ik alleen maar: houd het vast, houd het vast. Om thuis aangekomen minimaal twee essentiële onderdelen kwijt te zijn, waardoor ik met de hele theorie niets meer kon. Uiteindelijk is daar mijn passie voor overtuigen vandaan gekomen: hoe kan iets dat we zo vaak doen zo ingewikkeld zijn?
Een tweede NNP-hok In 2007 verliet ik het onderwijs en ging ik aan de slag als communicatietrainer in Bussum. Twee jaar later kwam Tommy Hopstaken (ook Leids neerlandicus en oud-NNP-bestuurslid) daar werken als mijn collega. Met zijn komst veranderde onze werkplaats in een tweede NNP-hok. Als we klanten belden en ik de telefoon er net iets te hard oplegde, imiteerde Tommy mijn NNP-telefoongedrag. Op rustige middagen draaiden we eindeloos te harde muziek en aten we de snoeppot leeg. En net als in ons NNP-hok plakten we posters aan de muren: ditmaal waren ze van bedrijfsuitjes. Regelmatig grapten we over Leidse adviezen. Toen ik het boek De Argumentatiecoach schreef, hadden we het over Korrie Korrevaart. Het boek is in de hij-vorm geschreven, terwijl Korrie me nog zo had geleerd feminisme meer aandacht te geven dan het beruchte sterretje: *waar hij staat, kun je ook zij lezen. Helaas voor Korrie (sorry!): zelfs het sterretje sneuvelde nog voor de eindredactie. De overtuigingskracht van want Na zes jaar verliet ik het bedrijf en begon ik voor mezelf. De onderwijs- en trainerservaring van al die jaren hebben me veel opgeleverd. Tijdens mijn
22
Metaal 11 (2014) nummer 1
werk heb ik me voortdurend af moeten vragen wat je in de praktijk kunt met al die wetenschappelijke kennis. Bijna niemand kan immers tijdens een vergadering een complete discussieanalyse maken. Wat is daarom de essentie van zo’n analyse? Wat kun je wel snel gebruiken? Met deze vragen houd ik me nog steeds bezig. Dat levert interessante tips op. Zo kan ik iedereen het woordje ‘want’ adviseren, want uit onderzoek blijkt een argument met dit woord sowieso overtuigender. Zelfs als je onzin uitkraamt. In de rij voor de printer: ‘Ik wil graag voor, want ik heb een printopdracht gegeven.’ Voor dit soort adviezen snuffel ik nog wekelijks door de wetenschap. Daarbij kom ik soms vergelijkbare modellen tegen als die Henrike Jansen ons via Plato en andere klassieken leerde. Vervolgens haal ik daar de praktische tips uit die ik dan diezelfde week met mijn klanten deel. Zodat zij zonder hoofdpijn anderen kunnen overtuigen. Karin Pijper schreef in 2011 als co-auteur De argumentatiecoach. Dit voorjaar verschijnt Beter argumenteren. Voor meer informatie over haar werk: www.acinspiratie.nl
Metaal 11 (2014) nummer 1
23
Interview
‘Tijdens het schrijven komen de verrassingen’ In gesprek met Joke van Leeuwen Joke van Leeuwen was eind 2013 de gastschrijver aan de Universiteit Leiden. In die periode won de schrijfster ook nog eens de AKO-literatuurprijs voor haar boek Feest van het begin. Een gesprek over lichtheid, timing en schrijven zonder vooropgezet plan. Nels Fahner Bedachtzaam, een tikkeltje afwezig, een open blik: schrijfster Joke van Leeuwen (61) straalt rust uit, ze komt over als iemand die de tijd voor alles neemt. In het uur tussen twee werkcolleges in strijken we neer bij Het Pakhuis in de Doelensteeg. Drie maanden lang begeleidde Van Leeuwen twee groepen studenten, één op woensdagmiddag en één op woensdagavond. Van Leeuwen: “Het ging om diverse aspecten van schrijven; van proza, dialogen tot liedteksten en humoristische teksten.” Bij een goede dialoog let ze erop of het goed ‘bekt’, zegt de schrijfster. “En of het de juiste schijn van echtheid heeft. Voor mij draait het om to the point, pregnant formuleren, zonder overbodigheden. Tegelijkertijd probeer je zoveel mogelijk de verbeeldingskracht te prikkelen.” Mochten er een paar grote talenten tussen hebben gezeten, zou Van Leeuwen ze dan helpen om bij een uitgever aan de bak te komen? “Ze moeten het natuurlijk zelf doen, maar ik kan wel tips geven. Daar hebben we het tijdens de colleges over gehad, hoe die wereld in elkaar steekt.” Als je van schrijven of illustreren je vak wilt maken, moet je niet snel opgeven, hield Van Leeuwen haar studenten voor. “Het is er niet gemakkelijker op geworden. Ik heb dan uiteindelijk wel succes gehad , maar dat is ook niet van de ene op de andere dag gekomen.” Voor Van Leeuwen zelf is het een tijd van oogsten: in een tijdsbestek van een jaar werd aan haar de Constantijn Huijgensprijs, een Duitse oeuvreprijs voor haar jeugdboeken en nu dan de AKO-literatuurprijs toegekend. “Het is aan de ene kant fijn, want je
24
Metaal 11 (2014) nummer 1
werk leeft langer. Dat is prettig in deze tijd van hoge omloopsnelheid. Anderzijds ben ik ook een nuchter iemand. Morgen is er weer een leeg scherm. Ik ben wel dankbaar voor de mogelijkheden die zo’n prijs geeft. En gelukkig dat ik kan doen wat ik wil doen.” Scharniertijd Feest van het begin, een roman over een vondelinge ten tijde van de Franse Revolutie, is heel associatief tot stand gekomen, vertelt Van Leeuwen. “Ik was aan het lezen over bijzondere vrouwen die in de geschiedenis uiteindelijk niet beroemd zijn geworden. En ik las ook over een pianofortebouwer die een guillotine moest ontwerpen. Langzaamaan werd het één verhaal. Ik ben niet iemand die met schema’s werkt. Tijdens het schrijven gebeuren de verrassingen.” Zou een boek over de Franse Revolutie nu juist aanslaan omdat er nu ook iets revolutionairs in de lucht hangt? “Ik zie onze tijd niet als revolutionair, althans in onze streken, behalve dan op het gebied van techniek. Het is wel zo denk ik, dat las ik pas bij Bas Heijne, dat we in deze calculerende tijd toch weer zoeken naar de magie, naar het sprookje, de verbeelding.”
“Ik vind het boeiend om een boek te situeren in een tijd van verandering, een scharniertijd. Mijn vorige roman, Alles nieuw speelt rond de millenniumwisseling. Dat zijn typisch momenten waarop mensen hopen dat het beter gaat, heel menselijk allemaal, en dat ontspoort dan toch weer.”
voor. Waar staat ze eigenlijk zelf? “Ik ben opgegroeid in een protestants milieu. Overigens totaal anders dan Guus Kuijer beschrijft in Het boek van alle dingen. Er was nooit de benauwdheid die hij beschrijft. Mijn vader was theoloog en een dialecticus in zijn denken, gewend om de zaken van verschillende kanten te bekijken. Op zijn rouwkaart stond: God is mijn overkant. Dat rekening houden met een ander perspectief, daar kan ik wel iets mee. Ik heb dat ook met rituelen. Na het eten zongen we altijd een lied, met mijn moeder aan de piano. Daar zat een bepaalde warmte in.”
In Feest van het begin loopt muziek als een rode draad door het boek. Een van de personages is een klavecimbelbouwer die wordt ingezet bij het ontwerpen van een valbijl. “Wat me fascineert is dat iemand die zo gepassioneerd met muziek bezig is, dat laat schieten om een moordwerktuig te maken. Om dingen veilig te stellen en daarna weer te gaan doen Van Leeuwen: “Ik doe zelf mee aan het dichterswat hij eigenlijk wil. Ter wille van zijn eigen integratie project Eenzame uitvaart (dichters in verschillende steden die bij eenzame doden misschien, en ook om armoede te voorkomen. Dat intrigeert een gedicht uitspreken bij de Werk van Joke van me, die dubbelheid in mensen.“ begrafenis of crematie, red.). Vanmorgen werd ik gebeld dat Leeuwen Lachen ik morgen om één uur op een Joke van Leeuwen (Den Haag, In de Albert Verwey-lezing liet begraafplaats moet staan. Dan 1952) schrijft voor kinderen en Van Leeuwen het begrippenpaar zoek je toch naar woorden om volwassenen en is dichter, illustra‘nadenkende lichtheid’ vallen, zo’n onbekende medemens niet tor en cabaretière. Van Leeuwen als iets dat haar aansprak in de zomaar in de grond te stoppen. woont sinds 2002 voor de tweede keer in Antwerpen. In haar jeugd aanpak van de schrijver Italo Heel nuchter calculerend kun je woonde ze onder meer in AmCalvino. ”Hij constateert op zeggen: wat sta je daar te doen. sterdam, Zetten, Brussel en Maaseen gegeven moment dat hij Maar ik vind het toch heel tricht. In 1978 schreef ze haar zware boeken schrijft over zware zinvol.” eerste kinderboek en in dat zelfde onderwerpen en hij denkt: ik jaar won ze op het Camarettenfesmoet een andere toon vinden.” Savoir vivre tival alle prijzen, sindsdien treedt ze met regelmaat op als performer Zinvol zijn ook de opmerkingen en cabaretier. Een greep uit haar Lichtheid is absoluut niet hetvan kinderen, meent Van Leeuomvangrijke oeuvre voor kindezelfde als oppervlakkigheid, wen. “Een kind ziet de dingen ren: Een huis met zeven kamers vindt Van Leeuwen. “Het is voor het eerst en dat zorgt voor (1979), Deesje (1985), Iep (1996) juist een soort evenwicht, daar een verrassende manier van kijen Toen mijn vader een struik werd (2010). Fladderen voor de zoek ik zelf tenminste naar. Je ken. Vooral rond hun zevende vloed (2007) is de titel van een ziet dat ook in het groot. Wij kunnen kinderen zo’n periode bundel verzamelde gedichten. Tihebben bijvoorbeeld Bosnische hebben. Mijn zoon, nu inmidtels van romans zijn Vrije vormen, vrienden, en ik heb me erover dels dertig, zei ooit toen hij bij Alles nieuw (2008) en Feest van verbaasd hoeveel moppen er de kapstok stond: ‘Dinosaurushet begin (2012), dat in 2013 de vlak na hun vlucht in hun kring sen kunnen uitsterven, kunnen AKO-literatuurprijs won. circuleerden, over Mladic of wij dat ook?” Het is niet voor Karadzic. De machteloosheid de hand liggend, maar wel een wordt dan verwoord met iets dat juist kracht geeft, zinvolle opmerking. Ik denk dat kinderen in dat opnamelijk humor. Ik vind dat fascinerend. Het gaat zicht vaak worden onderschat, ook de manier waarop over de oorlog en tegelijkertijd zoeken ze een manier zij ingrijpende dingen meemaken, zoals oorlogen. om toch te lachen.” Vandaar dat ik daarover schreef in Toen mijn vader een struik werd.” Van Leeuwen is opgegroeid in een protestants gezin, vertelde ze in eerdere interviews. Nog steeds komt In Brussel voelde Van Leeuwen zich als puber er regelmatig een gelovig personage in haar boeken vreemd, een migrant, maar nu kiest ze er toch al een Metaal 11 (2014) nummer 1
25
Volgende tijd voor om in Vlaanderen te wonen. Wat is er mis met Nederland? “Er is niks mis met Nederland. Er is wel een verschil, Antwerpen is zuidelijker, dat merk je toch aan een bepaalde manier van leven. Een andere sfeer, een savoir vivre die niet zo noordelijk is. Het is gevaarlijk om erover te praten, want je vervalt gauw in clichés. Anderzijds is de plaatselijke burgemeester ook niet mijn keuze hoor. En er is een omslag bezig, sociale voorzieningen gaan op sommige plekken ook achteruit. In Vlaanderen is zeker niet alles beter.” Het gastschrijverschap in Leiden hield niet alleen een collegereeks en een lezing in, Van Leeuwen hield ook een cabaretvoorstelling in De Burcht. Een primeur
voor een gastschrijver. “Ik ben er eigenlijk vanzelf ingegroeid. Ben op het podium gekomen in mijn studententijd. In het begin vond ik het vreselijk eng. Het is heel rechtstreeks, je moet het met je eigen lijf doen. Ik heb er heel veel van geleerd. Timing bijvoorbeeld.” Het publiek laten lachen, of ontroeren, dat is bijzonder, meent Van Leeuwen. “Maar ik heb altijd geweten dat theater niet mijn core business moest worden. Daarvoor ben ik ook teveel een ochtendmens. Je leert wel je niet druk te maken over hoe je overkomt. Dat kun je dan ook weer inzetten bij het schrijven.”
Metaal gaat digitaal Wat een opluchting, die e-reader! Dat scheelt een
Het volgende nummer van Metaal zal gewijd zijn
halve rugzak als je op vakantie gaat en tientjes
aan de digitale neerlandistiek in de breedste zin
aan overgewicht in het vliegtuig. En zoeken doen
van het woord: mooie apps, digitale tijdschriften,
we natuurlijk allang op het internet: wat is ook al-
bronnen die ontsloten worden en de nieuwe on-
weer het pseudoniem van Vasalis, of was nou juist
derzoeksmogelijkheden die dat biedt. Taalkunde,
Vasalis het pseudoniem? Heb ik het hen of hun
letterkunde, taalbeheersing en literatuur, alles zal
gegeven? De elektronische ANS biedt uitkomst.
aan bod komen.
Maar er is heel veel meer digitaal te vinden voor onderzoekers, lezers en andere liefhebbers van het Nederlands. Een paar voorbeelden: Brieven als buit Ontsluit zo’n 1000 brieven van gewone mensen
Over het gastcollege van Joke van Leeuwen
nummer
student Heb je meteen een goed idee voor een stuk? Meld je bij ons. Wij bieden begeleiding en een gepubliceerd artikel op je cv.
hij gevierd schrijver is en ik ambtenaar? Hoe zou de
uit de 17e en 18e eeuw. Won onlangs de Langua-
groep zijn? Wat zouden we gaan schrijven? En ben
ge Industry Award voor de beste website in de
onderzoeker
ik wel goed genoeg?!
taalsector.
Hebt u een prachtig project dat mogelijk is dankzij
Ik besloot om niets te verwachten, de eerste keer zou
Vogala
interview. Een mooie manier om onder de aandacht te komen.
het internet? Meld u bij ons voor een stuk of een Yavne van der Raaf
ik het – zoals met elk college – vanzelf zien. De groep
App waarin Middelnederlandse teksten tot leven
Het is een van de normaalste, maar engste zaken voor
waar ik in zat bleek te bestaan uit een aantal meisjes
worden gebracht. Van Hebban olla vogala tot
een beginnend schrijver, je ontkomt er alleen niet
en één jongen. Elke week nam Van Leeuwen boeken
Hadewijch.
aan: kritiek. Ooit zal iemand jouw werk lezen en die
mee waar ze uit voorlas, gerelateerd daaraan moes-
persoon zou recht in je gezicht kunnen zeggen dat
ten we voor het college erop een tekstje schrijven:
Taalportaal
het niet deugt. En dat is pijnlijk. Toch heb ik begin dit
de ene week een dialoog, dan een beschrijving van
Een immens project om de hele grammatica van
jaar besloten, met een groot aantal anderen, om de
een detail, een gedicht, een liedtekst, een sprookje.
het Nederlands én van het Fries niet alleen weten-
sprong in het diepe te wagen en me aan te melden
De tekstjes deelden we elke les aan elkaar uit (wat
schappelijk te beschrijven, maar ook op het web
voor het gastcollege ‘Creatief schrijven’, gegeven
veel tijd kostte), zodat we ze mee naar huis konden
toegankelijk te maken.
door Joke van Leeuwen.
nemen om ze de week erop te bespreken. De kritiek
docent Is digitalisering dé uitkomst voor uw leerlingen of studenten omdat ze nu eindelijk heel gemakkelijk…? Meld u bij ons om uw enthousiasme te delen.
zzp-er / bedrijf
bleef door de colleges heen best mild, al hebben we
Ceneton
Iets gemaakt wat geen Leidse neerlandicus mag
Ik wist niet wat me te wachten stond. Allereerst
wel wat goede tips meegekregen voor in de toekomst.
Ontsluit bijna 12.000 Nederlandse toneelstukken
missen? Laat het ons weten, uw hele doelgroep
omdat ik eigenlijk geen flauw idee had wie Joke van
Het leuke van de ervaring was ook dat je elkaar in de
van voor 1803 (zie in dit nummer het artikel van
leest Metaal!
Leeuwen was. Ik kwam erachter dat ze haar bekend-
teksten begon te herkennen – als je een tekst zonder
Gerrit van Uitert).
heid vooral te danken heeft aan haar kinderboeken
de naam erbij zag, kon je vaak raden wie hem had
en -gedichtjes; met één van die gedichtjes was ik in
geschreven. De nieuwe Kafka is niet gevonden: het
Tonnus Oosterhoff
m’n basisschooltijd plat gegooid door juf Jannie, dus
meest kafkaësk was het verhaal van een meisje dat
Dichter die op een bijzondere manier gebruik
veel goede herinneringen had ik er niet aan. Achteraf
ging bevallen van haar kat.
maakt van de mogelijkheden van het internet.
Alle ideeën en suggesties zijn van harte welkom. Ons adres:
[email protected]
bleek dat er wel meer werk verschenen was dan alleen voor kinderen: Joke van Leeuwen was stadsdichter
Aan het einde van de reeks mailde Joke van Leeuwen
van Antwerpen geweest en won midden in de colle-
ons: we mochten allemaal een tekstje van onszelf
gereeks de AKO-literatuurprijs. En daar heb jij dan les
uitkiezen, zodat daarvan een bundeltje gemaakt kon
van. Daarnaast wist ik niet wat me te wachten stond
worden. Of en hoe het gepubliceerd gaat worden is
omdat ik totaal geen idee had van hoe het college
nog altijd onduidelijk, maar als ik over twintig jaar
in elkaar zou zitten. Met wie zou ik het volgen? Zou
ambtenaar ben, kan ik tenminste zeggen: “ik heb les
ik iemand met schrijftalent zoals Franz Kafka ont-
gehad van Joke van Leeuwen. En die heeft toevallig
moeten, over wie ik twintig jaar later op feestjes zou
wel de AKO-literatuurprijs gewonnen.”
zeggen: “ik heb met hem nog college gevolgd” als
26
Metaal 11 (2014) nummer 1
Metaal 11 (2014) nummer 1
27
AAN CLORIMENE Toen u mijn suchten steets mijn liefde quamen melden, Die ick herkomstigh swoer uyt uw volmaeckt gesicht, Toen ick geen Godheyd had, dan u en ‘t minnewight, Die ick tot Afgoon van mijn ziel, en sinnen stelden. Toen ick in proos, en vaers, uw groote glans vertelde, Die ick veel schoonder vond, dan ‘t hemels Sonne light. Toen my de weedom van een doodelijcke schight, Ghelijck ghy denken mooght, met duysent pijnen quelde. Ja, toen mijn traenen, als getuygen van mijn smart, Verselschapt met een tal van suchten uyt mijn hart, U scheenen ‘t aldermeest mijn liefde uyt te leggen. Toen deed ick, Clorimeen, al even eens als nu, Dat is (om u in ‘t end de waerheyd op te seggen) Ik lachten in mijn geest, en schoer de geck met u.
Uit: Thalia, of de geurige zanggoddin, dl 2. (1668). tekst overgenomen uit: W.G. van Focquenbroch,
Bloemlezing uit de gedichten en brieven, met inleiding en aantekeningen door C.J. Kuik. Zutphen 1977. Klassiek letterkundig pantheon dl. 207. p. 98.