Masterscriptie arbeidsrecht 2014-2015
(versie 2 december 2014)
Gang van zaken
I.
Inleiding
Ter afsluiting van de master recht en onderneming, maar ook ter afsluiting van de master privaatrecht kun je een scriptie schrijven op het terrein van het arbeidsrecht. Je hoeft je voor het schrijven van een scriptie niet via Osiris aan te melden. Uitgangspunt is dat je vrij bent in het kiezen van een onderwerp. Wel dient je onderwerp te passen in je master en eventueel het programma of de track binnen de master. Ook moet je onderzoek enige toegevoegde waarde hebben voor de juridische wetenschap, dus antwoord geven op een probleemstelling die (net) nog niet bevredigend beantwoord is. Als je een onderwerp op het oog hebt, doe je daarom eerst kort vooronderzoek of bij dat onderwerp een wetenschappelijk relevante probleemstelling valt op te werpen. Daarbij helpt het schrijven van een startdocument, waarover hieronder meer. Met het daadwerkelijke onderzoek begin je pas nadat je onderwerp en (voorlopige) onderzoeksvraag door het docententeam arbeidsrecht is goedgekeurd en je een begeleider is toegewezen. Je onderzoek en rapportage dienen van academisch niveau zijn en te voldoen aan de gestelde (kwaliteits)eisen. Deze eisen kun je vinden in de departementale Regeling masterscriptie (OER master bijlage 7). Ook de Handleiding beoordelingscriteria Afstudeerwerk geeft informatie over de masterscriptie. Voor houvast bij het schrijven kunnen wij aanbevelen: I. Curry-Sumner e.a., ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN. Instructie voor Juristen, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2010 (hierna: Curry-Sumner e.a.) De masters zijn eenjarige opleidingen, dus je dient de masterscriptie binnen het academische jaar af te ronden. De sectie arbeidsrecht heeft daarom een traject ontwikkeld met richtlijnen en deadlines voor de masterscriptie. Hieronder vind je beschreven wat we in dat kader van jou verwachten en hoe de individuele begeleiding van een arbeidsrechtelijke scriptie plaatsvindt. De opbouw is als volgt: II. Het scriptietraject: belangrijke data / in het kort / uitgebreid (toelichting) III. Aandachtspunten: plagiaat / structuur en taal IV. Contact
II.
Het scriptietraject
Belangrijke data: medio nov. 2014:
bijeenkomst over hoe een scriptieonderwerp te kiezen en een onderzoeksvraag te formuleren. voor 15 dec. 2014: aanmeldingsformulier insturen. onderwijsperiode 2: vooronderzoek verrichten en startdocument schrijven. voor 20 februari 2015: startdocument en aanvraagformulier insturen. eind mei 2015: inleveren conceptscriptie, tenzij anders afgesproken met begeleider. uiterlijk 1 juli 2015: inleveren definitieve versie scriptie. 1
In het kort: 1. Je kiest zelf een onderwerp binnen het arbeidsrecht en stuurt uiterlijk zondag 14 december 2014 je aanmeldingsformulier naar
[email protected]. 1. Je doet een of indien nodig meerdere vooronderzoeken en schrijft een startdocument, met daarin een (voorlopige) onderzoeksvraag. 2. Je startdocument stuur je met je aanvraagformulier uiterlijk donderdag 19 februari 2015 naar
[email protected] Deze stukken worden besproken in een docentenvergadering. Indien je plan van voldoende niveau is, krijg je een begeleider. 3. Je maakt een afspraak met je begeleider en mailt hem / haar je planning. 4. In samenspraak met je begeleider wordt het vervolgtraject bepaald. 5. In beginsel lever je het concept van je scriptie eind mei in. In overleg met je begeleider kun je een ander tijdstip afspreken. 6. Afronding uiterlijk 1 juli 2015, waarna beoordeling door begeleider en tweede beoordelaar. Het aanmeldingsformulier en het aanvraagformulier kun je vinden in Blackboard, in de cursus scriptie master recht en onderneming. Heb je geen toegang hiertoe, neem dan contact op met de scriptiecoördinator arbeidsrecht, mevr. C. Kramer,
[email protected]. Uitgebreid (toelichting): 1. Onderwerpkeuze (uiterlijk 14 december 2014) Het schrijven van een scriptie is een zelfstandig en intensief traject. Het is de bedoeling dat je zelf je onderwerp uitkiest en een onderzoeksvraag formuleert. Als je voorkeur uit gaat naar onderzoek op het vakgebied arbeidsrecht, moet je voor 15 december 2015 doorgeven op welk arbeidsrechtelijk onderwerp je zou willen afstuderen. Vroeg aanmelden heeft twee functies. Ten eerste begin je daardoor tijdig met nadenken over een geschikt scriptieonderwerp. Ten tweede kun je je tijdig feedback krijgen: als de docenten arbeidsrecht het onderwerp niet geschikt achten, bijvoorbeeld omdat dit meer een onderwerp is voor een bachelorafstudeerwerk, zal je worden geadviseerd een ander onderwerp te kiezen. 2. Van onderwerp naar onderzoeksvraag (15 december 2014 - 19 februari 2015) Het formuleren van een goede onderzoeksopzet en -vraag wordt door veel studenten als lastig ervaren. Een goed begin is het halve werk en daarom doe je eerst een vooronderzoek, waarna je een startdocument schrijft. Het doel hiervan is dat je op korte termijn een helder beeld hebt van wat je wilt gaan onderzoeken en waarom, zodat je meer grip krijgt op het scriptieproces. Hou er rekening mee dat het voortraject van het schrijven van een scriptie (de formulering van een relevante onderzoeksvraag) een tijdrovend proces is, omdat je literatuur en rechtspraak moet bestuderen en je daarna pas echt de problematiek kunt overzien. Besef wel dat dit voortraject gewoon onderdeel uitmaakt van het scriptietraject waarvoor in totaal 15 ECTS staat, circa vierhonderd uur. De ervaring leert dat ongeveer een derde van deze tijd wordt besteed aan het voortraject. 2
Als je een idee hebt voor een onderwerp, fris je zo nodig je juridische kennis daarover op en/of verzamelt basisinformatie. Bepaal dan wat je daarbij zou willen onderzoeken. Zie je een juridisch probleem? Is dat daadwerkelijk een probleem of is het meer dat jij hierover nog niet zoveel weet? Je dient in ieder geval de voor de hand liggende handboeken te raadplegen, zoals Van der Grinten arbeidsovereenkomstenrecht, en de voor de hand liggende vakbladen, zoals TAP (Sdu), TRA en ArbeidsRecht (Kluwer) en Arbeidsrechtelijke Annotaties (Bju). Uiteindelijk schrijf je het startdocument, dat fungeert als concept-onderzoeksopzet. Hierin zijn de volgende onderdelen opgenomen: - Inleiding in het onderwerp; en eventueel een schets van het probleem; - Opsomming met korte inhoudelijke weergave van de relevante jurisprudentie en literatuur; - Korte weergave van onduidelijkheden, knelpunten, etc. (het probleem); - (voorlopige) onderzoeksvraag (probleemstelling); - Korte beschrijving van de toegevoegde waarde van jouw scriptie ten opzichte van bestaande literatuur (wetenschappelijke relevantie van je scriptie); - Voorlopige literatuurlijst (geen websites). Door het schrijven van het startdocument wordt duidelijk welk probleem je precies wilt behandelen. Met andere woorden: het formuleren van een startdocument dwingt je om al in een vroeg stadium concreet na te denken over je onderzoeksvraag en over de relevantie ervan. Het kan dat je moet vaststellen dat je beter een ander onderwerp kunt kiezen. Dan begint het proces van voren af aan. Je uiteindelijke onderzoeksvraag moet voldoen aan de volgende vereisten (zie Curry-Sumner e.a., 2010, III-2): a. Expliciet b. Precies c. Afgebakend d. Haalbaar e. Verankerd f. Relevant en origineel g. Functioneel Tip: Een goede onderzoeksvraag behelst een heel klein onderdeel van het onderwerp dat je hebt uitgekozen. Je schrijft – als het ware – over een postzegel binnen het recht. De inhoud van je scriptie is dus niet zozeer breed, maar vooral erg verdiepend. 3. Aanvraag goedkeuring en begeleiding (uiterlijk donderdag 19 februari 2015) Pas als je (voorlopige) onderzoeksvraag van voldoende wetenschappelijk niveau is en helder is geformuleerd, krijg je een begeleider. Mocht je een voorkeur hebben voor een bepaalde docent, dan kun je die voorkeur uiteraard aangeven. Aangezien de scriptie voor 1 juli moet worden afgerond, is het niet de bedoeling dat er lange stages worden gelopen. Wil je wel een stage lopen, stuur je aanvraag dan ruim op tijd in.
3
4. Eerste afspraak met je begeleider De eerste afspraak met je begeleider is niet alleen een kennismakingsgesprek. Tijdens de eerste afspraak wordt gesproken over je onderwerp en de kwaliteit van jouw onderzoeksvraag, aan de hand van je startdocument en aanvraagformulier. Ook wordt de planning van het scriptietraject besproken, lever daarom voor die eerste afspraak ook je planning aan. Hou bij je planning rekening met eventuele vakanties en andere periodes van afwezigheid van de scriptiebegeleider; informeer daarnaar. De begeleider zal je vragen een definitieve onderzoeksopzet te schrijven. Daarin moet je ook de deelvragen opnemen. Deze deelvragen (subprobleemstellingen) dienen in logische volgorde de inhoudelijke weg weer te geven die je wilt volgen om van de probleemstelling (de centrale vraag) te komen bij de conclusie (het antwoord daarop). Je moet dus nagedacht hebben over wat noodzakelijk is om te onderzoeken en te behandelen, gezien de probleemstelling. De definitieve onderzoeksopzet wordt ook ter beoordeling aan een tweede lezer voorgelegd. Zowel je begeleider als de tweede beoordelaar dienen je opzet goed te keuren. Een onderzoeksopzet bestaat uit: (zie Curry-Sumner e.a., p. 25). een inleiding tot de onderzoeksvraag; begrenzing van het onderwerp (wat wil je wel/niet behandelen) en definities; onderzoeksvraag en maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie daarvan; belangrijkste deelvragen; evt. voorlopige hoofdstukindeling; de gekozen methode(n) van onderzoek. Uiteraard kun je voor de onderzoeksopzet veel informatie uit je startdocument halen. 5. Vervolgtraject Hoe het traject verloopt, bepaalt de begeleider samen met jou. In beginsel wordt één hoofdstuk besproken, niet ieder hoofdstuk afzonderlijk. Welk hoofdstuk je wilt bespreken, mag je zelf bepalen. Vaak zal dat het eerste hoofdstuk zijn, maar je kunt je begeleider ook een ander hoofdstuk voorleggen. Bereid je afspraken met de begeleider altijd goed voor. Laat eventueel voor de bespreking weten op welke onderdelen jij vooral feedback zou willen ontvangen en / of met welke vragen je zit. Lees ook voorafgaand aan het gesprek het stuk dat je hebt ingeleverd nog eens goed door zodat het vers in je geheugen zit en neem het stuk mee naar de afspraak. Maak tijdens de bespreking aantekeningen en verwerk de opmerkingen van de begeleider zorgvuldig. Hou je aan de afspraken die je met je begeleider hebt gemaakt. Als er vertraging optreedt, stel dan je begeleider op de hoogte. In beginsel lever je het concept van je scriptie eind mei in. In overleg met je begeleider kun je een ander tijdstip afspreken. Het concept dient volledig te zijn, dat wil zeggen met conclusies, volledige voetnoten, literatuurlijst, inhoudsopgave, lijst van afkortingen en eventueel een samenvatting. Op basis van het commentaar dat je van de begeleider krijgt bij het concept, vervaardig je de definitieve versie van de scriptie. Deze dien je voor 1 juli 2015 in te leveren.
4
De begeleider kan uitstel geven of aan het begin van het traject individuele afspraken met je maken over de inleverdatum van de definitieve versie. 6. Beoordeling Aan het einde van het traject lever je de definitieve versie van je scriptie in: digitaal via Urkund (voor plagiaatcontrole) en een papieren versie in tweevoud (voor je begeleider en voor de tweede beoordelaar). Het cijfer wordt vastgesteld door de scriptiebegeleider en de tweede beoordelaar tezamen. Zij hebben hiervoor maximaal tien werkdagen. In een eindgesprek vertelt je begeleider je het behaalde resultaat en ontvang je ter toelichting het ingevulde Eindbeoordelingsformulier masterscripties.
III. Aandachtspunten Plagiaat Je dient de eindversie van de masterscriptie voor plagiaatcontrole naar Urkund te versturen. Helaas komt het soms voor dat uit die analyse een vermoeden van plagiaat voortvloeit, dat wil zeggen een vermoeden dat de student gegevens of teksten van anderen heeft overgenomen zonder bronvermelding. Vaak is het geen kwade opzet, maar onbekendheid met de regels over de toegestane wijze van citeren en voetnootvermelding. Bedenk dat voor een beschuldiging van plagiaat echter geen opzet is vereist, ook handelen uit onwetendheid, slordigheid e.d. valt eronder. Aangezien rechtsgeleerdheid een academische studie is en dus de wetenschappelijke integriteit hoog in het vaandel staat, wordt zo’n verdenking zeer serieus genomen, zowel door het docententeam als door de examencommissie. Er volgen mogelijk strenge sancties. Mocht je niet precies weten wat wordt beschouwd als plagiaat en wat niet, raadpleeg dan art. 5.16 OER master 2014/15; hierin worden veel voorbeelden gegeven van wat als plagiaat wordt beschouwd. Aan plagiaat wordt ook aandacht besteed in Curry-Sumner e.a., p. 50-51. Voor de juiste wijze van wetenschappelijke verantwoording in voetnoten, bronvermelding en bibliografie kun je raadplegen: M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs, Deventer: Kluwer 2014. Structuur en taal Een scriptieproces kent verschillende fases. Zo ben je in het begin van het proces vooral bezig met grip krijgen op het onderwerp (de inhoud) en later ga je meer nadenken over de structuur van de tekst en de argumentatie. Het is belangrijk dat je in dat proces ook ruimte maakt voor taal. Denk goed na over de zinsbouw, de betekenis van de gekozen woorden en voorkom taalfouten. Zie Curry-Sumner e.a., p. 46-48. Ter ondersteuning zou je een van de volgende boeken kunnen raadplegen: J. Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag: Boom 2012 M.G. IJzermans & G.A.F.M. van Schaaijk, Oefening baart kunst, Den Haag: BJu 2007
IV. Tot slot Mocht je voor, tijdens of na het scriptietraject algemene vragen hebben, schroom dan niet om contact op te nemen met de scriptiecoördinator arbeidsrecht, mevr. C. Kramer, via het adres
[email protected] of telefonisch 030-253 6698.
5