FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
De impact van de opleiding op de maatschappelijke visies van private bewakingsagenten: het onderzoeksdesign van een cohortestudie. Opleiden in veiligheid Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00807157.) Brulez Thomas Academiejaar 2009-2010
Promotor :
Commissarissen :
Prof Dr. Marc Cools
Lic. Stefanie Van der Burght Lic. Ben Heyle
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende,
Brulez Thomas 00807157
geeft hierbij aan derden,
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,
[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)
om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad.
Datum: 14/05/2010
Handtekening: ……………………………
Trefwoorden 1. Private Veiligheid 2. Zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen 3. Veiligheidsopleidingen 4. Algemeen bekwaamheidsattest Bewakingsagent 5. Profiel cursisten bewaking
Woord vooraf Deze Masterproef moet het sluitstuk worden van mijn opleiding Master in de Criminologische wetenschappen. De keuze om een Masterproef te schrijven omtrent de private veiligheidssector was voor mij al bij aanvang van mijn verkorte opleiding een evidente keuze. Tijdens mijn vooropleiding, Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid, werd ik ook al meermaals geconfronteerd met deze sector en dit kon me steeds boeien. De keuze om de opleidingen in de private veiligheidssector om de loep te nemen is er gekomen mede door mijn ervaringen op mijn stage die ik liep tijdens mijn opleiding Maatschappelijke Veiligheid. Gedurende 24 weken mocht ik bij De Lijn, de Vlaamse openbare vervoersmaatschappij, meehelpen bij het implementeren van de overgang van een controledienst naar een veiligheidsdienst. Ook de opleiding tot veiligheidsagent kwam hier natuurlijk aan bod. Het was toen dat ik kennis maakte met het brede aanbod aan opleidingen binnen de sector.
Toen ik halverwege 2009 hoorde over een nieuwe studierichting in het Secundair Onderwijs die het mogelijk maakte om
na het slagen onder meer rechtstreeks aan de slag te gaan als
bewakingsagent leek het me eens interessant om deze studierichting te vergelijken met de tot dan toe gekende weg om bewakingsagent te worden, namelijk via een opleiding aan een erkende opleidingsinstelling.
Deze Masterproef ging er niet gekomen zijn zonder de steun van enkele mensen, die ik bij deze ook wil bedanken. Ten eerste zijn er mijn ouders die mij tijdens mijn 5 jaren studie zowel moreel als financieel gesteund hebben. Daarnaast wil ik ook al mijn vrienden bedanken die mij in drukke momenten steeds bijstonden om mijn gedachten eens te verzetten.
Bij het opmaken van deze Masterproef wil ik in het bijzonder enkele personen bedanken. In de eerste plaats Mevrouw Stefanie Van der Burght en Professor Paul Ponsaers voor de begeleiding van het onderzoek bij bewakingsagenten. Daarnaast wil ik ook mede student Tom Vandichel bedanken voor het vele werk die hij samen met mij verricht heeft om dit onderzoek tot een goed einde te brengen. Kasper Blomme en Sara Steels wil ik bedanken voor de medewerking aan dit onderzoek en de vele raad die ze ons gegeven hebben. Bijzondere dank gaat ook uit naar de opleidingsinstellingen van Group 4 Securicor en Syntra West. Dankzij hun toelating en ondersteuning was het voor ons mogelijk onderzoek uit te voeren bij kandidaat-bewakingsagenten.
In laatste instantie wil ik ook Wim Hardyns en Maarten Vandevelde bedanken voor de begeleiding van onze statistische analyses.
Inhoudstafel Trefwoorden ............................................................................................................................... 3 Woord vooraf ............................................................................................................................. 4 Inhoudstafel ................................................................................................................................ 6 Lijst van gebruikte afkortingen .................................................................................................. 9 Lijst van tabellen en grafieken ................................................................................................. 10 Inleiding.................................................................................................................................... 11 Corpus ...................................................................................................................................... 12 Deel 1: Private Veiligheid .................................................................................................... 13 1.1. Inleiding .................................................................................................................... 13 1.2. Private veiligheid in België vanaf de onafhankelijkheid (1830-2010) ..................... 16 1.2.1. De periode van 1830 tot WO2: de Burgerwacht ................................................ 17 1.2.2. De periode van het Interbellum: de opkomst van private milities .................... 18 1.2.3. De jaren 1970 tot 2000 ....................................................................................... 19 1.2.4. Private Veiligheid in België vandaag ................................................................. 20 1.3. De publiek-private samenwerking in de veiligheidssector........................................ 25 1.4. Private veiligheid in Europees perspectief ................................................................ 27 Deel 2: Opleiden in veiligheid.............................................................................................. 30 2.1. Veiligheidsopleidingen in België .............................................................................. 30 2.1.1. Opleidingsinstellingen Bewaking in België ....................................................... 31 2.1.2. Veiligheidsopleidingen Bewaking ..................................................................... 32 2.1.2.1. Het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent. .................................. 33 2.1.2.2. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent-mobiele bewaking. ................... 37 2.1.2.3. Bekwaamheidsattest bewakingsagent - winkelinspecteur ........................... 38 2.1.2.4. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – café en dansgelegenheden ..... 38 2.1.2.5. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – bescherming van personen..... 38 2.1.2.6. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – beveiligd vervoer ................... 39 2.1.2.7. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – operator alarmcentrale ........... 39 2.1.2.8. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – vaststelling materiële feiten ... 40 2.1.2.9. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – verkeersbegeleiding ............... 40 2.1.2.10. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – erfgoedbewaker ................... 40 2.1.2.11. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – gewapende opdrachten ........ 41 2.1.2.12. Opleiding veiligheidsagent ........................................................................ 41
2.1.3. Opleidingsinstellingen Beveiliging in België..................................................... 42 2.1.4. Veiligheidsopleidingen Beveiliging ................................................................... 43 2.1.4.1. Leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming ...................... 43 2.1.4.2. Opleiding betreffende conceptie van alarmsystemen en -centrales ............ 44 2.1.4.3. Opleiding betreffende installatie en onderhoud van alarmsystemen ........... 44 2.1.4.4. Algemene principes opleidingen beveiliging .............................................. 45 2.1.5. Opleidingsinstellingen Opsporing in België ...................................................... 45 2.1.6. Veiligheidsopleidingen Opsporing ..................................................................... 46 2.1.7. Veiligheidsopleidingen Veiligheidsadvies ......................................................... 47 2.2. Een vernieuwde vorm van Basisopleiding bewakingsagent in België: de opleidingen Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen nader bekeken ........................................... 48 2.2.1. Het zevende Specialisatiejaar Integrale Veiligheid (TSO) en Veiligheidsberoepen (BSO)............................................................................................................................ 48 2.2.1.1. Historiek ...................................................................................................... 48 2.2.1.2. De twee opleidingen vandaag...................................................................... 52 2.3. Een vergelijkende studie naar organisatie, werking, inhoud en loopbaanperspectieven tussen een opleiding aan een erkende instelling en het zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen .................................................................................. 56 2.4. De basiscursus bewakingsagent in Europa ................................................................ 60 2.5. Naar een vernieuwde opleiding voor bewakingsagenten? ........................................ 63 Deel 3: Een longitudinale cohortestudie naar de impact van de opleiding op de maatschappelijke visie van private bewakingsagenten ........................................................ 65 3.1. Inleiding .................................................................................................................... 65 3.2. Private bewaking België -Noorwegen vergeleken .................................................... 65 3.3. Onderzoeksopzet ....................................................................................................... 67 3.4. Theorieën rond beïnvloeding .................................................................................... 69 3.4.1. De Elaboration Likelihood Method .................................................................... 69 3.4.2. De Cognitieve Dissonantietheorie ...................................................................... 71 3.4.3. De Sociale Beoordelingstheorie ......................................................................... 72 3.5. Verloop onderzoek .................................................................................................... 73 3.6. Uitwerken van hypothesen ........................................................................................ 75 3.7. Resultaten .................................................................................................................. 77 3.7.1. Beroepskeuze...................................................................................................... 77 3.7.2. Invloeden van de job op levensstijl & gedachten respondent ............................ 80
3.7.3. Verwachting met betrekking tot werksituatie binnen tien jaar........................... 82 3.7.4. Perceptie op de private veiligheidssector ........................................................... 83 3.7.5. Taken van een bewakingsagent .......................................................................... 83 3.7.6. Perceptie rond een job als bewakingsagent ........................................................ 87 3.7.7. Perceptie rond relatie bewakingssector – samenleving ...................................... 88 3.7.8. Perceptie rond waarden, normen en problemen eigen aan een Westerse samenleving ...................................................................................................................................... 88 3.7.9. Sociaaldemografische kenmerken ...................................................................... 89 3.7.9.1. Leeftijd ........................................................................................................ 89 3.7.9.2. Opleidingsniveau ......................................................................................... 91 3.7.9.3. Opleidingsniveau ouders ............................................................................. 93 3.7.9.4. Nationaliteit ................................................................................................. 97 3.7.9.5. Geslacht ....................................................................................................... 98 3.7.9.6. Positionering op politiek spectrum .............................................................. 99 3.8. Conclusie ................................................................................................................. 101 3.8.1. Haalbaarheid onderzoek in de toekomst .......................................................... 101 3.8.1.1. Bereiken van cohorte ................................................................................. 102 3.8.1.2. Motiveren van cohorte............................................................................... 102 3.8.1.3. Medewerking erkende opleidingsinstellingen ........................................... 104 3.8.2. Profiel van de cursisten basisopleiding bewaking ............................................ 105 Bibliografie ............................................................................................................................. 105 Bijlagen .................................................................................................................................. 110
Lijst van gebruikte afkortingen ASO
Algemeen Secundair Onderwijs
BSO
Beroeps Secundair Onderwijs
BVBO
Beroepsvereniging voor Bewakingsondernemingen
CoESS
Confederation of European Security Services
ELM
Elaboration Likelihood Method
FOD
Federale Overheidsdienst
IV
Integrale Veiligheid
K.B.
Koninklijk Besluit
N.I.S.
Nationaal Instituut voor Statistiek
TSO
Technisch Secundair Onderwijs
VB
Veiligheidsberoepen
VDAB
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
Lijst van tabellen en grafieken Tabel 1: Aantal politieagenten en bewakingsagenten van de CoESS-leden Tabel 2: Overzicht van de afstudeermodaliteiten bij een zevende specialisatiejaar IV of VB Tabel 3: Lijst van erkende scholen IV of VB Tabel 4: Kosten opleiding basisbewaking bij Syntra West en Group 4 Securicor Tabel 5: Beïnvloeding via de Elaboration Likelihood Method Tabel 6: Mate van beïnvloeding door derden bij het nemen van de opleidingskeuze Tabel 7: Invloed van een job als bewakingsagent op de visie rond de samenleving en private veiligheid Tabel 8: Mate van belangrijkheid van repressieve taken voor een bewakingsagent Tabel 9: Mate van belangrijkheid van preventieve taken voor een bewakingsagent Tabel 10: Mening rond censuur van opinies in media Tabel 11: Leeftijd respondenten Tabel 12: Opleidingsachtergrond respondenten Tabel 13: Opleidingsachtergrond moeder respondenten Tabel 14: Opleidingsachtergrond vader respondenten Tabel 15: Aandeel respondenten met Belgische nationaliteit Tabel 16: Geslacht bewakingsagenten in België 2004-2008 Tabel 17: Geslacht respondenten Tabel 18: Positionering van de respondenten op het politieke spectrum
Figuur 1: Grafiek invloed van een job als bewakingsagent op de visie rond de samenleving en private veiligheid Figuur 2: Grafiek belangrijkheid van repressieve taken voor een bewakingsagent Figuur 3: Grafiek belangrijkheid van preventieve taken voor een bewakingsagent Figuur 4: Grafiek mening rond censuur van opinies in media Figuur 5: Grafiek leeftijd van respondenten Figuur 6: Grafiek opleidingsachtergrond respondenten Figuur 7: Grafiek opleidingsachtergrond van moeder respondenten Figuur 8: Grafiek opleidingsachtergrond van vader respondenten Figuur 9: Grafiek positionering van de respondenten op het politieke spectrum
Inleiding Deze Masterproef betreffende opleiden in veiligheid is opgedeeld in drie hoofdstukken. Elk van deze hoofdstukken tracht een antwoord te bieden op mijn drie centrale onderzoeksvragen. In een eerste hoofdstuk gaan we dieper in op private veiligheid in het algemeen. Wat kunnen we verstaan onder private veiligheid, hoe is deze sector gegroeid in België vanaf de onafhankelijkheid tot nu en als laatste wat de verhouding is van de sector tot de publieke veiligheidszorg.
In een tweede hoofdstuk wordt dieper ingegaan op verschillende opleidingen binnen de private veiligheidssector. Ten eerste wordt er een schets gemaakt van de wettelijk erkende opleidingen binnen de deelsegmenten bewaking, beveiliging en opsporing. Elk van deze opleidingen wordt verzorgd in door de overheid erkende opleidingsinstellingen. Er is een breed gamma waar te nemen van verschillende veiligheidsfuncties die men kan aanleren. In een tweede deel wordt er gekeken naar een nieuwe vorm van opleiding tot bewakingsagent. Het zevende specialisatiejaar Integrale veiligheid in het Technisch Secundair Onderwijs en het zevende specialisatiejaar Veiligheidsberoepen op het Beroeps Secundair Onderwijs bieden sinds het schooljaar 2009-2010 leerlingen de kans om via deze weg onder meer het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent te verwerven, zonder daarvoor een dure opleiding te moeten volgen. In een laatste onderdeel van dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen de basisopleiding bewakingsagent in een erkende opleidingsinstelling en het zevende specialisatiejaar. Er wordt dieper ingegaan op de verschillen en gelijkenissen tussen beide opleidingen, alsook de voordelen en de nadelen verbonden aan de opleidingen.
In een laatste hoofdstuk komt een kleinschalig onderzoek aan bod uitgevoerd bij cursisten die een basisopleiding bewakingsagent volgen aan een erkende opleidingsinstelling. Het initieel onderzoek is een Europees onderzoek naar de impact van een veiligheidsopleiding op de maatschappelijke visies van bewakingsagenten. Dit onderzoek start later dit jaar en wordt enkele tientaljaren opgevolgd. Binnen het kader van deze Masterproef is het de bedoeling een testonderzoek uit te voeren om uit te maken of de gebruikte survey en onderzoeksmethodes een goed werkinstrument zijn. De test die wij uitgevoerd hebben wil dus het uiteindelijk onderzoek operationaliseren. De resultaten die wij verkregen hebben zijn bijgevolg niet het ganse onderzoeksproces van het initiële onderzoek. Het is immers onmogelijk om op een korte termijn die een Masterproef in beslag neemt een longitudinale cohortestudie uit te voeren De resultaten
zijn echter wel handig om enkele uitspraken te doen over de personen die een opleiding tot bewakingsagent starten.
Corpus
Deel 1: Private Veiligheid 1.1. Inleiding Vooraleer we dieper kunnen ingaan op de private veiligheid en haar sector dienen we het begrip veiligheid te duiden. Veiligheid en veiligheidszorg zijn kernthema‟s in de huidige samenleving. De omvang en intensiteit van veiligheid heeft een directe relatie met de kwaliteit van een samenleving. Veiligheid en onveiligheid hebben op een bepaalde manier te maken met zekerheid en onzekerheid. Veiligheid en zekerheid kunnen we in zekere zin als synoniemen beschouwen. Als we de term veiligheid en zekerheid etymologisch willen verklaren dienen we terug te gaan naar de Middeleeuwen. „Veilich‟ betekende toen trouw, dierbaar en vriendelijk. De term zekerheid is op zijn beurt afgeleid van het Latijnse Securitas. In de Romeinse periode duidde dit begrip op duurzaamheid en rust, men was vrij van zorgen in een staat waar vrede heerste. Vanaf de Middeleeuwen werd de term ook gebruikt om uitdrukking te geven aan de bescherming van het leven en de eigendom.1 Na de Middeleeuwen vormt Securitas de hoofdtaak van een staat. De term duidt dan op twee betekenissen, namelijk de bescherming van de burger tegen medeburgers (binnenlandse veiligheid) en de bescherming van de gemeenschap als geheel in defensief opzicht (buitenlandse veiligheid). De dag van vandaag geldt nog steeds deze invulling van de term veiligheid. De private veiligheidssector komt, samen met de publieke veiligheidssector, tegemoet aan dit maatschappelijk probleem.
Kortweg kunnen we veiligheid zien als het wegwerken van zowel subjectieve als objectieve onveiligheid. Zo voelen we ons vaak wel onveilig, terwijl er objectief gezien geen sprake is van een onveilige situatie.
De ruime sector van de private veiligheid is de dag van vandaag immers niet meer weg te denken als maatschappelijke realiteit. De tijd dat veiligheid enkel een zorg was voor publieke politiediensten ligt ver achter ons. Door de vele tekortkomingen bij het politieoptreden in het verleden en de stijgende ongerustheid bij de burgers worden ook veiligheidstaken doorgeschoven
1
MULLER E.R., Veiligheid, studies over inhoud, organisatie en maatregelen, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2004, p.8.
naar de private sector, meer bepaalt de bewakingsondernemingen. 2 De publieke politie houdt zich voortaan enkel bezig met haar kerntaken. Volgens COOLS is een dergelijke synergie tussen publiek en private sector een duidelijke indicatie dat we in een democratische staat leven. Volgens hem is het enkel in totalitaire regimes dat men nog de zorg om veiligheid met een monopolie bij de overheid legt.3
Bovendien kent ons land sinds 1999 de integrale veiligheidszorg als model van strafrechtelijk beleid. In deze theorie of benadering is er sprake van de veiligheidsketen: proactie, preventie, preparatie, repressie, nazorg. Veiligheid is hier niet enkel een taak voor de politie, maar ook voor de
burger,
eventueel
in
samenwerking
met
de
private
sector.
In al onze recente veiligheidsplannen is van deze theorie sprake (zonaal veiligheidsplan, nationaal veiligheidsplan, federaal veiligheid- en detentieplan). Dit heeft consequenties voor de private veiligheidssector. Er is in deze benadering niet enkel sprake van objectieve onveiligheid, maar ook van subjectieve onveiligheid. Ook deze laatste wil men via supra benoemde plannen aanpakken. Veiligheid is dus een totaalproduct en dient aangepakt te worden met partners.De overheid wil samen met deze partners invulling geven aan een Integrale Veiligheid door middel van een ketenbenadering4:
-
proactief niveau: de structurele oorzaken van onveiligheid wegnemen;
-
preventief niveau: directe oorzaken van onveiligheid wegnemen;
-
preparatie/voorbereidend niveau: het plan- en projectmatig bestrijden van onveiligheid;
-
repressief/reactief niveau: de daadwerkelijke bestrijding van criminaliteit;
-
nazorg: het oog hebben voor slachtoffers en schaderegelingen;
Diverse
private
veiligheidsactoren
beveiligingsondernemingen,
de
interne
zoals
de
bewakingsondernemingen,
bewakingsdiensten,
de
ondernemingen
de voor
veiligheidsadvies, de opleidingsinstellingen, de veiligheidsdiensten en de privé-detectives werken
2
COOLS M., VERBEIREN K., „Outsourcing‟ en publiek-private samenwerking op het terrein van de veiligheid, Private Veiligheid, mei 2004, nr.20, p.14. 3 VANDERBORGHT J., VANACKER J., MAES E., Criminologie: de wetenschap, de mens, Brussel, Politea, 2000, p.205. 4 FOD JUSTITIE, Kadernota Integrale Veiligheid 2004, p.24.
in het kader van dit strafrechtelijk beleid samen met de publieke veiligheidsactoren. 5 Nieuwe behoeften bij de klanten van de private veiligheidsbedrijven leiden er ook toe dat er een steeds verder gaande segmentering is van de markt.6 Nieuwe functies blijven zich ontwikkelen in diverse sectoren. De socio-culturele sector kan zich nu bijvoorbeeld beroepen op een erfgoedbewaker in musea.7
De private veiligheidszorg kunnen we het best omschrijven in relatie tot de publieke veiligheidszorg. De publieke veiligheidszorg heeft zich als taak gesteld om de burgers van de staat bescherming te bieden en het welzijn op punt te houden. Ze doet dit via het optreden van politie en de verdere afhandeling door justitie. In het kader van de vervulling van haar opdracht maakt de politie gebruik van preventie, ordehandhaving, opsporing, het inwinnen van relevante informatie en adviesverlening. Wanneer we kijken naar de opdrachten die men vandaag de dag uitvoert in de private veiligheidssector zien we dezelfde zaken naar voor komen als bij de reguliere politie. Er is ruimte voor preventie (vb.: inbraakpreventie), ordehandhaving (vb.: veiligheidsagenten bij openbare vervoersmaatschappijen), opsporing (vb.: de privé-detectives), het inwinnen van informatie en adviesverlening (vb.: bedrijven die veiligheidsadvies verlenen).8
De private veiligheidsmarkt kent in zijn huidige vorm verschillende deelsegmenten volgens de Confederation of European Security Services (CoESS), de overkoepelende werkgeversfederatie voor de private bewakingssector. Men kan volgende spelers op de private veiligheidsmarkt waarnemen: “de leveranciers van essentieel door mensen gedragen diensten, al dan niet in combinatie met het gebruik van apparatuur en technologieën, de leveranciers van technologieën en apparatuur, het conglomeraat van gebruikers, de operatoren en klanten.”9 Het kan hier dus gaan om het gewoon aanbieden van bewaking van publieke of private plaatsen. In dit geval gaat het om het aanbieden van een door mensen gedragen dienst aan een klant. Maar het kan even goed gaan om diensten voor het ontvangen en reageren op alarmsignalen. In dit geval wordt er gebruik gemaakt van de combinatie van technologieën en door mensen gedragen diensten. Wanneer we de definitie van COOLS en CoESS samenbrengen, dan kunnen we besluiten dat de private veiligheidszorg een vrije markt is waar verschillende spelers (vragers en aanbieders) elkaar 5
COOLS M., BURGELMAN L. Private veiligheid, Brussel, Larcier, 2009, p.6. X., Selectie en rekrutering van bewakingsagenten: bewakingsagent wordt je niet zomaar, Private Veiligheid, maart 2010, nr..44, p.17. 7 ART.108, B.S 28 december 2006, Wetswijziging van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. 8 VANDERBORGHT J, VANACKER J, MAES E., Criminologie: de wetenschap, de mens, Brussel, Politea, 2000, p.204. 9 X., Selectie en rekrutering van bewakingsagenten, Private Veiligheid, maart 2010, nr.44, p.17. 6
ontmoeten op het gebied van onveiligheidsgevoelens, overlast en criminaliteit. Op deze markt wordt tegen betaling voorzien in opsporing, ordehandhaving, informatie-inwinning, preventie en het verlenen van advies. Via het inzetten van mensen, al dan niet in combinatie met technologische apparatuur, trachten de aanbieders op de markt te voorzien in de veiligheidsbehoeften van de burgers.
1.2. Private veiligheid in België vanaf de onafhankelijkheid (1830-2010)
Sinds de onafhankelijkheid van België in 1830 heeft de private veiligheidssector een ganse metamorfose begaan. In de tweede helft van de 19e eeuw zien we de eerste vormen van private bewaking terug in ons land, namelijk de Burgerwacht. Deze wacht stond in voor het beschermen van het particuliere bezit en de handhaving van de openbare orde. Tijdens het Interbellum zien we de plotse opkomst van private milities die gedragen worden door politieke en sociale frustraties onder de bevolking. Lange tijd blijft het dan stil rond de private politie en het is pas vanaf de jaren ‟80 dat er een verhoogde aandacht gaat naar deze sector. Dit onder impuls van de groeiende publieke onrust op het gebied van de openbare ordehandhaving. Na veel goede wil komt er uiteindelijk pas op 10 april 1990 een wet betreffende private en bijzondere veiligheid, beter gekend als de Wet Tobback.
1.2.1. De periode van 1830 tot WO2: de Burgerwacht
Na de revolutie in 1830 die het ontstaan van België tot gevolg had, riep de bezittende klasse van het land een beweging in het leven, de burgerwacht, die de privé-bezittingen van deze klasse moest beschermen. Daarnaast verschafte ze ook diensten aan de opkomende politieke elites.10 Voornaamste aanleiding om deze burgerwacht op te richten was de vaststelling dat het Nederlandse leger er niets aan deed om te plunderingen tijdens de revolutie van 1830 tegen te houden. Feitelijk was het de taak van de schutterij om deze plunderingen de kop in te drukken, maar deze werd niet opgeroepen door de burgerij omwille van het feit dat de schutterij te volks was en dus duidelijk de kant koos van de revolutionairen.
Volgens de grondwet kon het oproepen van de burgerwacht enkel gebeuren op basis van een wet. Het duurde een lange tijd vooraleer deze wettelijke regeling er kwam. Deze kwam er uiteindelijk op 2 januari 1835 en gaf de burgerwacht de bevoegdheid op te treden om het behoud van de nationale instellingen te vrijwaren en het grondgebied te verdedigen.11
De organisatie en de taken van de burgerwacht werden in 1848 opgetekend in een aanvullende wet. Er werden drie groepen opgericht waarin aan de hand van de leeftijd en de burgerlijke staat alle burgers werden opgenomen die niet tot het leger behoorden. Een eerste groep was verantwoordelijk voor de bewaking, een tweede groep verleende ondersteuning aan het leger bij
10
VAN OUTRIVE L., CARTUYVELS Y., PONSAERS P., Sire, ik ben ongerust : geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991, Leuven, Kritak, 1992, p.44. 11 THONISSEN A., Constitution belge annotée, Brussel, 1879, p.371-373.
binnenlandse operatie en een laatste groep had enkel lokale functies. Qua structuur werd er voorzien in gemeentelijke wachten en wachten per kanton. Deze stonden onder het gezag van de burgemeester, arrondissementcommissaris, gouverneur en het hoofd van het departement Binnenlandse Zaken. 12
Wat de taken van de burgerwacht betrof kunnen we stellen dat ze verantwoordelijk was voor het handhaven van de gehoorzaamheid aan de wetten, het bewaren of herstellen van de orde en de publieke rust, het helpen van het nationale leger bij zijn binnenlandse operaties, het verzekeren van de Belgische onafhankelijkheid, alsook de integriteit van het Belgische grondgebied.13
Tijdens en net na de eerste wereldoorlog belandde de burgerwacht in de vergetelheid. De onbekwaamheid en onverantwoordelijkheid van deze beweging is hier de grote oorzaak van. De wacht werd aanzien als een macht die zich enkel bezig hield met de belangen van de rijkere bevolking en die niet schuw was ten aanzien van bruut geweld tegen de werkklasse. 14 Bovendien was er na de beslissing en de uitbouw van een centrale staat, die opteerde voor de oprichting van een gemilitariseerde nationale en lokale reguliere politie, geen plaats meer voor de garde. 15
1.2.2. De periode van het Interbellum: de opkomst van private milities
Tijdens het Interbellum zien we de opkomst van private milities die leidden tot straatgevechten tussen onder andere fascisten en communisten. In deze periode heerste er immers grote sociale en politieke onrust onder de bevolking. Al snel greep de regering in en verbood via de wetten van 29 juli 1934 en 4 mei 1936 elke private militie of elke organisatie van private personen, waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met deze actie in te laten of in hun plaats op te treden.16 De wet liet wel toe dat uitzonderingen konden worden toegestaan op dit verbod voor niet-politieke organisaties, mits de naleving van enkele voorwaarden opgelegd door de Ministerraad. Deze uitzondering bood de ruimte aan bewakingsorganisaties om legaal hun activiteiten uit te voeren. Dergelijke organisaties werden immers aanzien als eens toegelaten private militie.17 12
VAN OUTRIVE L., CARTUYVELS Y., PONSAERS P., Sire, ik ben ongerust : geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991, Leuven, Kritak, 1992, p.46. 13 Ibid, p.45. 14 Ibid, p.112. 15 COOLS M., HAELTERMAN H. Nieuwe sporen,Diegem, Kluwer, 1998, p.21 16 Ibid, p.24. 17 STERCKX G., De beveiligingsorganisatie in België, (Diss Lic Criminologie), KUL, 1981, ongepubliceerd, p.5.
1.2.3. De jaren 1970 tot 2000
Vanaf 1970 kent België een tragere economische groei. Dit leidde er toe dat er opnieuw sociale onrust opdook onder de bevolking.18 Nog steeds was de wettelijke basis voor de private veiligheid de wetgeving van 1934. Van overheidswege was er echter weinig controle op de toepassing van deze wetgeving.
Tot de jaren 80 heerste er onverschilligheid in ons land ten aanzien van ordehandhaving, zowel bij de overheid zelf als bij de burger. Een reeks zware acties uitgevoerd door privé-milities, zoals brandstichtingen, aanslagen en folteringen, leidde tot paniek bij de burgers. Bovendien stelde men zich ernstige vragen bij de doeltreffendheid van strafrechtsapparaat en de toepasbaarheid van de wetgeving. Om deze reden werd op 19 maart 1980 het voorstel ingediend tot oprichting van een onderzoekscommissie betreffende de problemen in verband met de ordehandhaving en de private milities, de zogenaamde commissie Wyninckx.19 Deze Commissie kende enkele problemen onderweg, onder meer door een gebrek aan ervaring, maar ze was de eerste Commissie die een kritische reflectie op het toneel naar voren bracht betreffende ordehandhaving en private milities.
Onder impuls van deze kritische houding ten aanzien van de private veiligheid komen er vanaf halverwege de jaren ‟80 nieuwe initiatieven op het gebied van private veiligheid. In 1986 kwam de toenmalige Minister van Justitie, Fernand Gol, met een wetsontwerp op de proppen ter verhoging van de veiligheid van de burgers. De beveiligingsondernemingen en de bewakingsondernemingen krijgen in dit ontwerp een afzonderlijke reglementering. 20
Het is uiteindelijk wachten tot 10 april 1990 op een wet betreffende bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen en interne bewakingsdiensten. Deze wet schrijft de reglementering voor waaraan ondernemingen die zich inlaten met bewaking en beveiliging zich moeten onderwerpen. Belangrijk is dat bij de invoering van deze wet er duidelijk gesteld werd dat de overheid nog zelf de hoofdverantwoordelijkheid heeft op het gebied van de handhaving van de openbare orde. Het is slechts onder strikte voorwaarden, die terug te vinden zijn in de wet van 10 18
LUYXKX T., PLATEL M., Politieke geschiedenis van België van 1944-1985, Antwerpen, Kluwer, p.577. ELIAERTS C., De commissie Wynicnkx: een herwaardering van de controlefunctie van het parlement of een storm in een glas water?, Panopticon, 1981, p.525-527. 20 MORRE L., KEPPENS F., Ontwerp van de wet houdende verscheidene maatregelen ter verhoging van de veiligheid van de burger, Politieofficier, 1988, p.12. 19
april 1990, dat particulieren kunnen optreden in het domein van openbare ordehandhaving. Bij de invoering van de wet worden vijf doelstellingen naar voren gebracht die men wil bereiken21:
-
men wil de kwaliteit van de bewakingssector verbeteren. Dit kan door een strikte reglementering betreffende personeelsopleiding te verplichten. Enkel in erkende opleidingsinstellingen kan men deze opleidingen volgen;
-
er moet een goede samenwerking en coördinatie zijn tussen de publieke en de private politie. De taken van beide moeten op elkaar afgestemd zijn maar mogen niet leiden tot inmenging. Het is niet de bedoeling dan private agenten zich op het werkterrein zullen bevinden van de publieke politie;
-
de overstapmogelijkheden van publieke naar private politie en vice versa wordt beperkt. Dit in het kader van ongewenste doorstroming van informatie tussen beide vormen van politie. Er wordt een overstapverbod ingesteld van vijf jaar;
-
er wordt voorzien in een zo effectief mogelijk controle- en sanctiesysteem. Naast de intrekking van de erkenning, kan er ook een schorsing uitgesproken worden,
-
de wet beoogt in laatste instantie ook om een limiet te stellen voor het inschakelen van bewakingsondernemingen;
Anno 2010 is deze wet nog steeds de geldende wet in België betreffende de private en bijzondere veiligheid. Door de jaren heen heeft deze wet nog enkele aanpassingen gekend. In een volgend stuk gaan we dieper in de huidige wetgeving.
1.2.4. Private Veiligheid in België vandaag
De bewakingssector wordt gereglementeerd door de wet van 10 april 1990, de wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wijzigingen ervan en alle uitvoeringsbesluiten. De ganse wet bespreken zou ons in functie van deze Masterproef te ver brengen. Daarom vind ik het opportuun enkel de hoofdzaken uit te lichten die belangrijk zijn voor de opleidingen binnen de private veiligheidssector. Verder in deze Masterproef wordt er dieper ingegaan op een belangrijkere wet omtrent de materie van veiligheidsopleidingen, namelijk de wet van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake 21
VAN BEEK B., De evolutie van de private bewaking en opsporing in België vanaf 1830, licentiaatscriptie, Gent, p.22.
beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
De wet van 10 april 1990 behoort tot één van de meest reglementerende in Europa en wordt gekenmerkt door het duidelijk objectief om de domeinen waarin private bewakingsondernemingen mogen en kunnen optreden zeer duidelijk af te bakenen, en dit met het oog op het beschermen van de burger tegen misbruiken. De sector zelf is altijd voorstander geweest van een dergelijke strikte reglementering. Dankzij de invoering van de wet moet het voor elke betrokken partij duidelijk zijn waar de bevoegdheden van de private bewakingsondernemingen beginnen en ophouden.22
De wet van 10 april 1990 voorziet eveneens in een controlesysteem. Dit systeem werd opgesteld met de bedoeling niet enkel een permanent toezicht door de overheid op de activiteiten van de bewakingsondernemingen te organiseren, maar tevens ook met het oog op het weren en het sanctioneren van activiteiten en ondernemingen die de grenzen van het door de overheid wettelijk bepaald kader overschrijden.
Het samengaan van een strikt gereglementeerd kader en een permanente mogelijkheid tot controle leiden tot een grote transparantie van de activiteiten van de bewakingsondernemingen. Reglementering en controle zijn dus ook per definitie factoren waarop het vertrouwen in deze activiteiten moet steunen. De sector moet echter vaststellen dat, niettegenstaande deze basisprincipes die aan de private bewaking ten grondslag liggen, haar toegestane activiteiten nog te weinig bekend zijn bij lokale overheden en bij de federale en lokale politie.
De toegelaten activiteiten zijn klaar en duidelijk omlijnd, evenals de strikte voorwaarden waaronder deze activiteiten mogen worden uitgevoerd. De sector juicht een dergelijk strikt kader toe en voert haar taken dan ook uit binnen de door de overheid welbepaalde lijnen. De sector meent dat deze precieze afbakening van taken nodig is in het belang van de informatie en de kennis van elke betrokken partij.
Private Veiligheid is een thema dat onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken valt. Meer bepaald vallen de bevoegdheden inzake private veiligheid onder 22
APEB-BVBO, Private veiligheid in dienst van het algemeen belang, http://www.apegbvbo.be/_Uploads/dbsAttachedFiles/36.bijdrage-bmr-nl.pdf [WWW], [11 februari 2010].
de Directie Private Veiligheid van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie. Dit gaat van de controle en sancties op de ondernemingen tot de toepassing van de wetgevingen binnen de sector.23
De Directie Private Veiligheid maakt een onderscheid tussen vier domeinen binnen de private veiligheidssector. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bewaking, beveiliging, opsporing en veiligheidsadvies, wat ook binnen de wet naar voren komt.
Onder Bewaking worden alle soorten van toezicht beschouwd op bescherming van goederen en personen. Binnen het luik bewaking kan men nog eens een onderscheid maken tussen zeven types.24 Initieel bestond deze sector uit vijf activiteiten, maar later werden er nog twee activiteiten bijgevoegd.
1. toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen: dit is de basisactiviteit in het domein bewaking. Deze vorm van bewaking wijst op bepaalde menselijke tussenkomsten die ontwikkeld worden om goederen te beschermen. Men kan een onderscheid maken tussen statische bewaking (men blijft ter plekken), mobiele bewaking (men doet een vaste ronde) en interventie na alarm (men komt pas een kijkje nemen na het afgaan van een alarm); 2. bescherming personen: onder deze bewakingsactiviteit wordt verstaan „het beschermen van personen tegen mogelijke gevaren door de bewaakte af te schermen voor ongewenste toenadering door derden.‟ Deze activiteit kan bestaan uit een statisch toezicht op de onmiddellijke omgeving van de klant of uit het voorzien van bescherming tijdens verplaatsingen van de klant, 3. toezicht en bescherming bij het vervoeren van waarden (waardetransport); 4. beheer alarmcentrales: dit omvat het geheel van handelingen die deel uitmaken van de opvolging van signalen die uitgaan van een alarmsysteem. In concreto houdt deze activiteit zich bezig met het controleren van signalen uitgaande van alarmsystemen, de interpretatie
23
FOD BINNENLANDSE ZAKEN, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, http://www.ibz.be/code/nl/loc/secuprev.shtml [WWW], [18 maart 2010]. 24 Art.1§1, Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
van deze signalen, de verificatie of het wel om een echt alarm gaat, de verwittiging van de eigenaar van het pand en eventueel ook politie en daarnaast ook de aansturing van de bewakingsagenten die een interventie na alarm uitvoeren; 5. persoonscontrole: verwijst naar toezicht en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet voor het publiek toegankelijke
plaatsen.
Portiers,
evenementbeveiliging
en
winkelinspecteurs kunnen onder deze vorm van bewaking onderverdeeld worden. Verschil met de vorige vormen van bewaking is dat men hier geen goederen of personen dient te beschermen, maar enkel bestaat uit het toezicht op het gedrag van mensen; 6. vaststelling van de toestand van goederen die zich bevinden op openbaar domeind, dit in opdracht van de bevoegde overheid of de houder van een overheidsconcessie; 7. begeleiding
van
groepen
in
het
kader
verkeersveiligheid
(verkeersbegeleiding)
Een tweede domein binnen de private veiligheidssector is de sector van de Beveiliging. Binnen deze sector wordt alle materiaal verstaan dat gebruikt wordt om misdrijven te voorkomen of vast te stellen. Dergelijke materialen kunnen onder andere gebruikt worden bij het beveiligen van huizen, wagens en dergelijke meer. Men kan zowel mechanische beveiliging (deursloten, inbraakwerend materiaal,…) als elektronische bewaking (alarmen, videobewaking,…) op de markt aantreffen.25
De verkoop van dergelijk beveiligingsmateriaal is niet wettelijk geregeld. Iedereen is dus vrij om dergelijke apparatuur aan te bieden op de markt. Er zijn slechts enkele activiteiten bij wet geregeld:
-
de conceptie, plaatsing, het onderhouden en repareren van alarmsystemen moet gebeuren door een erkende beveiligingsonderneming.;26
25
VIGILIS, Beveiliging, https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=beveiliging/burger [WWW], [5 februari 2010]. 26 Art.1§1, wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
-
het bijhouden en behandelen van alarmsignalen afkomstig van alarmsystemen in gebouwen gebeurt door vergunde alarmcentrales;
-
bij het gebruiken van alarmsystemen is men ook aan wettelijke bepalingen gebonden, maar dit behandelen zou ons te ver leiden;
-
het volgen en lokaliseren van voertuigen uitgerust met een volgsysteem kan ook enkel gebeuren door een erkende bewakingscentrale
Opsporing is het derde luik binnen de private sector. Het zijn privé-detectives die belast zijn met deze vorm van veiligheid. Voor deze activiteiten bestaat een aparte wetgeving, namelijk de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective. Binnen deze sector kan men een onderscheid maken tussen vijf activiteiten die de privé-detective kan uitvoeren.27
-
opsporen van verdwenen personen of verloren/gestolen goederen. Deze activiteit hoeft zich niet altijd in het criminele milieu af te spelen. Naast het opsporen van bijvoorbeeld een gestolen wagen kan het opsporen van erfgenamen bij een erfenis ook onder deze activiteit vallen;
-
inwinnen van informatie betreffende burgerlijke stand, gedrag, moraliteit en vermogenstoestand van personen. Het kan hier om zowel een natuurlijke persoon of een rechtspersoon gaan. Naast het inwinnen van informatie betreffende een toekomstige schoonzoon kan het dus even goed gaan om het inwinnen van informatie over de solvabiliteit van ondernemingen;
-
verzamelen van bewijsmateriaal of vaststellen van feiten die aanleiding geven tot conflicten tussen personen, of die aangewend kunnen worden voor het beëindigen van die conflicten. Ook hier kan het zowel op een natuurlijke als op een rechtspersoon slaan. Voorbeeld van een dergelijke activiteit is het nagaan waar en wanneer een partner overspel pleegt, dit om een conflict tussen echtgenoten die in een echtscheidingsprocedure zitten, te kunnen beslechten;
-
opsporen van bedrijfsspionage. Onder bedrijfsspionage wordt verstaan: „het heimelijk vergaren van gegevens bij een bedrijf met het oogmerk een zo volledig mogelijk inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden en de bedoelingen van de concurrent om zo het eigen beleid te kunnen bepalen.;28
27
Art.1§1, Wet van tot regeling van het beroep van privé-detective. VIGILIS, Opsporing, https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=opsporing/burger/watis [WWW], [5 februari 2010]. 28
-
elke andere activiteit bepaald bij Koninklijk Besluit.
Een laatste luik van activiteiten binnen de private veiligheidssector is het Veiligheidsadvies.29 Een onderneming die dergelijk advies verstrekt voorziet in analyses van veiligheidsrisico‟s om strafbare feiten te voorkomen. Om dit te realiseren werken deze ondernemingen doorlichtingen, analyses, strategieën, concepten, procedures en trainingen uit op veiligheidsgebied. Deze worden in een later stadium uitgevoerd en geëvalueerd.30
De definitie in de wet van 10 april 1990 van veiligheidsadvies omvat een waaier aan activiteiten die op de markt van het veiligheidsadvies soms onder specifieke benamingen bekend zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval met "forensic accountancy" in zoverre deze de bedoeling heeft ondernemingen te helpen om op het vlak van boekhouding fraude te voorkomen.
1.3. De publiek-private samenwerking in de veiligheidssector Er zijn heel wat theorieën te vinden rond de publiek-private samenwerking in de veiligheidssector. Het gaat hier om het samenwerken tussen de publieke politie van de overheid en de private politie. Vandaag zien we een outsourcing of uitbesteding van taken van de publieke politie naar bewakingsondernemingen en dergelijke meer. Het gaat hier om bestuurlijke taken die zich situeren in het werkingsgebied van de lokale politie. De overheid blijft wel verantwoordelijk voor de uitoefening van deze taken, die zich dan ook verwoord in diverse wetteksten rond de regeling van taken binnen de private veiligheid.31 Deze samenwerking is er altijd al geweest maar de laatste jaren is er duidelijk een stijgende trend waar te nemen in deze outsourcing, mede door de steeds toenemende vraag naar veiligheid.
29
art. 1§6, Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. VIGILIS, Veiligheidsadvies, https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=veiligheidsadvies/burger [WWW], [5 februari 2010]. 31 COOLS M., VERBEIREN K., „Outsourcing‟ en publiek-private samenwerking op het terrein van de veiligheid, Private Veiligheid, mei 2004, nr.20, p.15. 30
Uit onderzoek van COOLS en VERBEIREN komen er een viertal redenen naar voor waarom de tendens zich heeft voorgezet om taken van publieke politie uit te besteden aan de private sector. 32 Een eerste verklaring voor deze verschuiving van taken geeft aan dat de taken rond veiligheid de laatste jaren enorm gestegen zijn. Ze zijn zo in getale toegenomen dat de politie deze niet meer alleen kan vervullen.
Een tweede verklaring zou kunnen zijn dat er binnen de politie ook een trend is binnengeslopen die men vandaag de dag in veel bedrijven terug vindt. Men houdt zich enkel bezig met de kerntaken. Deze bedrijven zullen kleinere taken gaan uitbesteden aan andere bedrijven. Dit zien we vandaag ook terug bij de politie. Om een goede werking te garanderen gaat men zich enkel bezig houden met hun kerntaken. De private veiligheidssector springt in om de randtaken van de politie te kunnen vervullen.
Deze twee verklaringen kunnen min of meer gekaderd worden binnen de Junior-Partner-Theorie van KAKALIK en WILDHORN. Zij zien de private veiligheidsindustrie als een particulier verlengstuk van de reguliere politiezorg.33 Ook deze theorie wijt de groei van de private veiligheidssector aan het feit dat de overheid niet meer alleen kan voldoen aan de vraag naar beveiliging. Private sector is in dit licht complementair met de politie georganiseerd vanuit de overheid. De doelstellingen van beide sectoren zijn gelijk, namelijk het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. In deze theorie is de private veiligheid het kleine broertje van de reguliere politie. Ze manifesteert zich vooral in het preventieve luik van politieopdrachten.
Een andere theorie die deze twee verklaringen kan invullen is de theorie van het publiek-privaat partnerschap.34 Ook deze theorie vindt een samenwerking tussen private sector en reguliere politie nodig om de nood aan veiligheid te kunnen opvullen. Deze theorie ziet echter geen complementaire rol weggelegd voor beide sectoren. Er wordt in deze theorie geopperd dat de overheid haar monopoliepositie ten aanzien van veiligheid zou moeten opgeven. Er zou een kerntakendebat moeten komen betreffende welke taken de politie kan afstoten. Het is enkel op deze manier dat de private sector haar medeverantwoordelijkheid kan opnemen. 35 Iedere sector heeft zijn eigen belangen. 32
Ibid, p.16. MULKERS J., Privé-detectives: theorie en praktijk van de private opsporing, Antwerpen, Maklu, 2001, p.26. 34 GEERTS R., BOEKHOORN P., Criminaliteitsbeheersing, de wenselijkheid van publiek-private samenwerking, Arnhem, Gouda Quint, 1990, p.29. 35 MULKERS J., Privé-detectives: theorie en praktijk van de private opsporing, Antwerpen, Maklu, 2001, p.29. 33
Een derde factor die uit het onderzoek blijkt is dat deze uitbesteding leidt tot een groter takenpakket voor de private veiligheidsondernemingen. Dit zou een positief effect hebben op het professionalisme van de sector.
Een laatste factor die we kunnen vernoemen is er één op politiek vlak. De laatste jaren kende ons land een liberaal gekleurde regering. Liberalen zijn voorstander van minder overheidsoptreden en meer vrije markt. Een uitbesteding van overheidstaken aan de publieke sector is voor hen een ideaal scenario.
1.4. Private veiligheid in Europees perspectief
Binnen Europa is CoESS, de Confederation of European Security Services, de overkoepelende organisatie van de private veiligheidssector.36 In België bestaat ook een dergelijke overkoepelende organisatie voor
bewakings-
en beveiligingsondernemingen, namelijk de BVBO,
de
Beroepsvereniging voor Bewakingsondernemingen.
CoESS
werd in
1989 opgericht
op
gezamenlijk initiatief van meerdere nationale
beroepsverenigingen van bewakingsondernemingen (waaronder de BVBO) van EU Lidstaten, als de overkoepelende organisatie van deze beroepsverenigingen op Europees vlak. CoESS wil binnen Europa de belangen verdedigen van de nationale organisaties en ondernemingen die één of meerdere diensten aanbieden op het gebied van private veiligheid. De overkoepelende organisatie
36
FRANKEN R., 100 vragen over beveiliging, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2009, p.70.
wil deze gezamenlijke belangen verdedigen door middel van een voortrekker te zijn bij de harmonisatie van de nationale wetgevingen omtrent de activiteiten van de CoESS-leden. Om deze doelstelling te bereiken wil CoESS37:
- onderzoek uitvoeren op professioneel, economisch, commercieel, juridisch en sociaal vlak naar de activiteiten van haar leden; - gegevens verzamelen en deze ook te verspreiden naar haar leden omtrent de activiteiten in de private veiligheidssector; - het kwaliteitsniveau van de ganse sector verhogen, dit door standaardisatie van de wetgeving
Hieronder volgt een overzicht van de CoESS leden. Er wordt per land een overzicht gegeven van de populatie en het aantal manschappen in zowel publieke als private politie.38
land
populatie miljoen)
België Bosnië Bulgarije Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Kroatië
10,5 4,6 7,2 0,8 5,4 82 1,4 5,2 64 10,1 10 4,3 60 4,5
37 38
(in politieagenten
ratio
bewakingsagenten ratio
39000 / 47000 3000 14000 250000 3200 7500 250000 50000 4000 12265 425000 19000
1/267 / 1/155 1/258 1/368 1/330 1/419 1/697 1/256 1/214 1/250 1/353 1/139 1/236
12673 2000 58700 1700 5250 173000 6000 10000 150000 30000 80000 10500 49166 16000
CoESS, Objectives, http://www.coess.org/objectives.htm [WWW], [7 februari 2010]. CoESS, Statistics: CoESS members 2008, http://www.coess.org/stats.htm [WWW], [17 februari 2010].
1/821 1/1225 1/124 1/466 1/1010 1/476 1/224 1/517 1/427 1/428 1/125 1/412 1/304 1/280
Letland Litouwen Luxemburg Macedonië Malta Nederland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Roemenie Servie Slowakije Slovenië Spanje Tsjechië Turkije VK Zweden Zwitserland
2,3 3,5 0,5 2 0,4 16,6 4,6 8,3 38,6 10,6 22,2 7,4 5,4 2 40,5 10 71,9 61 9 7,6
10600 2000 1573 / 1904 49000 8185 20000 100000 46000 55000 34000 21500 7500 223000 46000 145000 141398 18000 16000
1/217 1/180 1/294 / 1/215 1/314 1/567 1/415 1/386 1/228 1/393 1/218 1/251 1/267 1/182 1/222 1/496 1/431 1/502 1/473
9500 10000 2200 5600 1600 33158 12000 10000 165000 28000 92000 28000 17200 4500 83000 51542 218660 250000 13500 8617
1/230 1/360 1/210 1/368 1/256 1/555 1/387 1/830 1/234 1/275 1/235 1/264 1/314 1/444 1/488 1/198 1/329 1/244 1/670 1/879
Figuur 1: aandeel politieagenten en bewakingsagenten van de CoESS-leden
De laatste jaren merken we een groeiende aandacht bij overheden, universiteiten en dergelijke meer om onderzoek uit te voeren betreffende de publieke en in mindere mate de private politie. Ondanks de matige interesse in de private veiligheidssector blijkt toch uit onderzoek dat in vele Europese landen de private veiligheidssector meer manschappen telt dan de publieke politie. Bovendien telt de private sector ook een grotere verscheidenheid aan functies dan de publieke sector.39
Het feit dat vele Europese landen steeds meer private veiligheidsmanschappen telt dan publieke politie kan men ook merken in de bovenstaande tabel die opgemaakt kan worden uit een onderzoek van CoESS bij haar leden.40 De landen met een grijze achtergrond tellen meer private agenten dan publieke. Opmerkelijk is dat het vooral de landen zijn uit Oost-Europa die een grotere private sector kent dan een publieke.
39 40
BUTTON M., Private Policing, Willian Publishing, 2002, p.5. CoESS, Private Security: Facts and Figures, 2008.
Deel 2: Opleiden in veiligheid
2.1. Veiligheidsopleidingen in België
Zoals al eerder aangehaald kan de private veiligheid opgesplitst worden in vier kernactiviteiten, namelijk bewaking, beveiliging, opsporing en veiligheidsadvies. Onder elk van deze kernactiviteiten is nog eens een onderverdeling te maken van diverse functies die men in deze sector kan uitoefenen. Voor elk van deze functies bestaat dan ook een eigen, specifieke opleiding. Hieronder volgt per kernactiviteit een korte schets van welke opleidingen er allemaal op de markt zijn in ons land. In het kader van deze Masterproef is de Basisopleiding bewakingsagent de belangrijkste uit het ganse gamma. In een volgend hoofdstuk wordt deze basisopleiding immers vergeleken met de cursus private veiligheid die leerlingen uit het zevende specialisatiejaar
Integrale veiligheidskunde en het zevende specialisatiejaar Veiligheidsberoepen voorgeschoteld krijgen.
Een tweede punt waarom de basisopleiding bewakingsagent belangrijk is voor deze thesis ligt in het feit dat de doelgroep van de longitudinale cohortestudie die later aan bod komt in deze Masterproef gericht is op Bewakingsagenten. Bij de start van de studie (jaar 0) zullen de surveys dus afgenomen dienen te worden bij studenten die starten met een basisopleiding bewakingsagent. Om deze twee redenen wordt de basisopleiding bewakingsagent iets uitvoeriger besproken dan de andere opleidingen. Al de besproken opleidingen zijn opleidingen voor uitvoerend personeel van een bewakingsonderneming. Daarnaast bestaan er nog opleidingen voor de leidinggevenden van een onderneming.
2.1.1. Opleidingsinstellingen Bewaking in België
De opleidingen binnen de activiteiten bewaking van private veiligheid worden geregeld via het Koninklijk Besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. Een opleiding kan volgens dit K.B. enkel gevolgd worden in een door de FOD Binnenlandse Zaken goedgekeurde opleidingsinstelling. Een erkenning door de FOD Binnenlandse Zaken is geldig voor een periode van vijf jaar en kan daarna opnieuw verlengd worden voor eenzelfde periode. Een lijst van de erkende opleidingsinstellingen in België kan terug gevonden worden in bijlage.
Instellingen die erkend willen worden als opleidingsinstellingen moeten aan enkele voorwaarden voldoen41:
-
een rechtspersoonlijkheid bezitten;
-
over een ondernemingsnummer beschikken;
-
een aantal lesgevers tewerkstellen die voldoen aan de leraarsvereisten (cfr.infra);
41
Art.71, K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
-
over de nodige accommodatie beschikken om de opleidingen te laten doorgaan;
-
geen opleidingen organiseren per correspondentie;
-
een functie cursuscoördinator inrichten. Deze persoon is verantwoordelijk voor de organisatie van de opleidingen en de stages;
-
zich onderwerpen aan inspectie;
-
geen opleidingen organiseren voor of in het kader van politieopleidingen.
De lesgevers die tewerkgesteld worden in een erkende opleidingsinstelling moeten zoals hierboven al geschreven voldoen aan enkele leraarsvereisten42:
-
geen strafrechtelijke veroordelingen of administratieve geldboetes, schorsing of intrekking van de identificatiekaart hebben opgelopen;
-
geen feiten begaan hebben die een tekortkoming kunnen uitmaken op de beroepsdeontologie;
-
men kan maximum twee verschillende vakken doceren;
-
vakbekwaam zijn in het te doceren vak. Dit door in het bezit te zijn van een gepast diploma of door in de afgelopen zes jaar minstens drie opeenvolgende jaren ervaring te hebben in het te doceren vak;
-
wanneer de docent lid is van een politiedienst dient deze eerst toestemming te bekomen van zijn oversten om te doceren;
-
Zelf 80% behalen op de vakken die men zal doceren
2.1.2. Veiligheidsopleidingen Bewaking
De wettelijke basis voor deze opleidingen is terug te vinden in het K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten betreffende beroepsopleiding en beroepservaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
42
Art.72, K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
Elke bewakingsagent in dienst moet voldoen aan volgende opleidingsvereisten volgens het Koninklijk Besluit van 21 december 2006, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 7 juli 2008: -
attest psychotechnisch onderzoek uitgereikt door Selor;
-
bekwaamheidsattest (afhankelijk van de activiteit die hij uitoefent);
-
eventueel bijscholingsattest bewakingsagent
Hieronder volgt een overzicht van de mogelijke opleidingen bewakingsagent.
2.1.2.1. Het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent.
In België kan men op drie manieren instromen tot de basisopleiding bewakingsagent in een erkende opleidingsinstelling:
-
wanneer je ingeschreven staat als werkzoekende bij de VDAB kan je via hen gratis de opleiding volgen;
-
men kan rechtstreeks solliciteren bij een erkende bewakingsonderneming. Eenmaal in dienst zal je werkgever instaan voor de opleiding;
-
of ten laatste, de opleiding zelf bekostigen bij één van de erkende opleidingsinstellingen. Deze optie is de minst gekozen manier, wegens te duur voor velen.
Daarnaast is er nog de mogelijkheid om het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent te behalen via een zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid of een zevende specialisatiejaar Veiligheidsberoepen (cfr. infra). Dit kan men volgen in een erkende school op Technisch of Beroeps Secundair niveau. Om zich bewakingsagent te kunnen noemen, moeten de kandidaat-bewakingsagenten dus eerst enkele testen doorstaan. Men kan pas aan een basisopleiding tot bewakingsagent beginnen wanneer men in het bezit is van het attest „psychotechnisch onderzoek‟. Dit attest dient men te behalen bij SELOR, het selectiebureau van de overheid. De kandidaat moet aan volgende toelatingsvoorwaarden voldoen om het psychotechnisch onderzoek te kunnen afleggen43:
43
SINT-REMBERT, Psychotechnisch onderzoek voor bewakingsagenten, http://tisvweb.sintrembert.be/whoWeAre/veiligheid.php#Psychotechnischonderzoek [WWW], [28 maart 2010].
-
een getuigschrift van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen van maximum 6 maanden oud;
Het
-
ten volle 18 jaar oud zijn;
-
onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie ;
-
zijn hoofdverblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie;
-
sinds vijf jaar geen lid geweest zijn van een politiedienst
psychotechnisch
onderzoek
bij
Selor
bestaat
uit
een
geïnformatiseerde
persoonlijkheidsvragenlijst (+/- 60 minuten) en een gedragsgericht interview (+/- 30 minuten). Wanneer de kandidaat-bewakingsagent niet slaagt in het psychotechnisch onderzoek dan heeft hij/zij nog één maal de kans om dit onderzoek af te leggen. Dit kan echter wel pas na 12 maanden na het niet slagen. Wanneer de kandidaat voor de tweede maal het attest niet behaalt, dan kan hij nooit meer als bewakingsagent aan de slag gaan.44
Sommige bewakingsondernemingen beschikken over een eigen intern-testcentrum, erkend door de FOD Binnenlandse Zaken en SELOR45. Een kandidaat-bewakingsagent kan het psychotechnisch onderzoek daar laten uitvoeren. Het testcentrum kan echter geen testen voor derden afnemen. Dit wil zeggen dat een intern testcentrum pas het attest psychotechnisch onderzoek kan afleveren na het sluiten van een arbeidsovereenkomst
tussen betrokken kandidaat en de eigen
bewakingsonderneming of een bewakingsonderneming die behoort tot dezelfde economische groep. Voorwaarden om erkend te worden tot intern-testcenrum zijn46:
-
de psychotechnische onderzoeken mogen enkel uitgevoerd en beoordeeld worden door selectiedeskundigen met een contract van onbepaalde duur bij de desbetreffende bewakingsonderneming;
-
Selor moet een positief advies uitspreken over de deskundigheid van de selectiedeskundigen besproken hierboven. Daarnaast moet er ook een positief advies
zijn
betreffende
de
wijze
van
testen,
de
testnormen,
beoordelingsnormen en de testprocedure; 44
Art.5, K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 45 Art.60§2, Ibid. 46 Art.62§1, Ibid.
de
-
het intern-testcentrum moet per jaar minimaal 25 attesten psychotechnisch onderzoek afleveren.
Dergelijke interne testcentra dienen kandidaten te selecteren die voldoen aan vier belangrijke competentieclusters. De kandidaat moet respect voor de medemens tonen, een evenwichtige persoonlijkheid hebben, beschikken over incasseringsvermogen ten aanzien van agressief gedrag door derden en als laatste respect tonen voor plichten en procedures. 47 Via diverse persoonlijkheidstesten en vragen rond competenties worden de vier bovenstaande competenties gemeten.
Nadat de kandidaat geslaagd is en in het bezit is van een attest psychotechnisch onderzoek kan hij de wettelijk verplichte basisopleiding volgen van 132 uur in één van de erkende opleidingsinstellingen. Dit kan men zowel in dagonderwijs als in avondonderwijs volgen. Deze opleiding vormt de basisopleiding van de bewakingsagent. Wie in deze opleiding slaagt, kan niet alleen de basisactiviteit “bewaking van goederen” en “toezicht op personen” uitoefenen, hij verkrijgt ook toegang tot gespecialiseerde opleidingen (zie verder).
De opleiding wordt opgesplitst in twee grote blokken. Een eerste blok van 30 uur behandelt alle rechtsvakken. Het gaat om volgende vakken: -
organisatie van de bewakingssector en hun activiteiten (2u);
-
studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent (20u);
-
toegepaste gemeenrechtelijke rechten en verplichtingen (8u);
Vooraleer men kan verder gaan met een tweede blok, dient de kandidaat te slagen voor opnieuw een Selor-examen48 Het is wettelijk verplicht voor de opleidingsinstellingen om tussen de laatste les van Blok 1 en het examen bij Selor te voorzien in vier studiedagen om de rechtsvakken in te studeren. Men dient voor ieder vak, ook de vakken uit blok twee, minimum 50% te behalen sinds
47
X, Selectie en rekrutering van bewakingsaagenten, Private Veiligheid,maart 2010, nr..44, p.19. Art 51, K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 48
2008.49 Tot voor 2008 was dit nog 60%.50 Bij niet slagen beschikt men steeds over de mogelijkheid om een herexamen af te leggen rond deze materie. De herexamens kunnen afgelegd worden zonder de verplichting de opleiding opnieuw te volgen. Wie na de herexamens niet geslaagd is en zich opnieuw wil aanmelden voor de examens, moet niet de volledige opleiding opnieuw volgen, maar enkel de vakken waarop geen 50 % van de punten werd behaald. Na het slagen kan met het tweede blok van de basisopleiding aanvatten. In dit blok worden naast enkele theoretische vakken ook enkele praktische vakken gedoceerd. Het gaat hier om een blok die 102 lesuren inneemt. Volgende vakken komen aan bod51: -
organisatie van de bewakingssector en hun activiteiten (4u);
-
communicatietechnieken (8u);
-
analoge en digitale communicatie (4u);
-
observatie en rapportering (12u) ;
-
cultuurinzicht en omgaan met diversiteit (12u);
-
psychologische conflicthantering (16u);
-
fysieke ontwijkingtechnieken (8u);
-
gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen (12u);
-
bedrijfseerstehulpverlener (20u);
-
sociale verhoudingen in de bewakingssector (6 u);
Wanneer men ook slaagt voor het tweede blok kan men aan de slag bij een bewakingsonderneming. De FOD Binnenlandse Zaken zal na een onderzoek naar het voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden voor het uitoefenen van het beroep van bewakingsagent een identificatiekaart toekennen aan de geslaagde kandidaat. In dit onderzoek wordt nagegaan of de geslaagde geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen heeft opgelopen. Daarnaast wordt ook gekeken of de geslaagde geen inbreuken heeft gepleegd die niet noodzakelijk leiden tot een
49
Art.43, K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 50 FOD BINNENLANDSE ZAKEN, Activiteitenrapport 2008., http://rapportannuel.ibz.be/default.aspx?pageId=520&lang=NL&online=TRUE#opleidingen [WWW], [25 maart 2010]. 51 Art. 12, K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
veroordeling, maar die wel een ernstige tekortkoming blijken aan de beroepsdeontologie van de job.
2.1.2.2. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent-mobiele bewaking.
Na het slagen voor het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent kunnen nog verdere gespecialiseerde opleidingen gevolgd worden. Een eerste opleiding die men bijkomend kan volgen is het attest mobiele bewaking. Een definitie van mobiele bewaking vinden we terug in het KB van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking: “Bewakingsactiviteit zoals bedoeld in artikel 1, paragraaf 1, lid 1, 1e van de wet van 10 april 1990, waarbij de bewakingsagent zich op de openbare weg verplaatst van goed naar goed om er toezicht uit te oefenen, met inbegrip van interventie na alarm.52” Mobiele bewaking wordt het meest gebruikt bij „toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen‟ en „toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen‟. Een voorbeeld bij de eerste categorie is nachtbewaking op een site van een bedrijf. Dit uit preventieve overwegingen om diefstallen te voorkomen of vast te stellen. Een voorbeeld bij de tweede categorie is de controle ter preventie van diefstal aan de uitgang van een fabriek.53
Dit attest kan behaald worden na het met goed gevolg volgen van een opleiding die 40 lesuren in beslag neemt.54 Volgende vakken komen aan bod:
52
-
wetgeving alarmbeheer en mobiele bewaking (8u);
-
kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking (8u);
-
veilig rijgedrag (8u);
-
risico-inschatting (4u);
-
toegepaste ontwijkingtechnieken (4u);
-
interventiemethodes- en procedures (8u)
Art.1§3Koninklijk Besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, zoals gewijzigd door de K.B‟s van 30 oktober 2003 en 9 januari 2006. 53 APEG-BVBO, Praktische gids selectie bewakingsdiensten,, 2008, p.6. 54 Art.13, K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
2.1.2.3. Bekwaamheidsattest bewakingsagent - winkelinspecteur
Dit attest is vereist voor de uitoefening van de activiteit winkelinspecteur / winkelinspectrice. Het doel van deze activiteit is het voorkomen van diefstallen in commerciële centra (warenhuizen, electrozaken en dergelijke meer). Dit via het uitoefenen van controle op het gedrag van de klanten.55 De opleiding van winkelinspecteur duurt 45 lesuren. Volgende vakken komen aan bod gedurende de opleiding:
-
filosofie en doelstellingen (3u);
-
reglementering van de activiteit winkelinspectie en de specifieke bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewakingsagent met de nadruk op toepassingen uit het strafrecht, de deontologie van de bewakingsagent (12u);
-
subculturele fenomenen, diversiteit en technieken in de omgang met groepen met inbegrip van afweertechnieken en technieken van geweldbeheersing (12u);
-
beroepsspecifieke interventiemethodes met inbegrip van productkennis (9u);
-
rapportering (6u);
-
projecteringsoefeningen (3u)
2.1.2.4. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – café en dansgelegenheden Dit bekwaamheidsattest is nodig voor bewakingsagenten die de specifieke bewakingsactiviteiten willen uitvoeren op werkposten die aan een café of dansgelegenheid toebehoren. Portiers moeten dus deze opleiding gevolgd hebben. Ze duurt 32 lesuren en behandelt volgende thema‟s56:
-
specifieke risico‟s op wetsovertreding (8u);
-
specifieke veiligheidsrisico‟s in een uitgaansomgeving (12u);
-
geweldloze bewakingsmethoden in een uitgaansomgeving (12u)
2.1.2.5. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – bescherming van personen
55
Art. 1§ 5, K.B.van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, zoals gewijzigd door de K.B.‟s van 30 oktober 2003 en 9 januari 2006. 56 Art.15 , K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
Deze bewakingsactiviteit is beter bekend onder de term bodyguarding. De bewakingsagent beschermt zijn klant tegen mogelijke gevaren door deze persoon af te schermen voor ongewenste toenaderingen. De opleiding duurt 51 lesuren, bestaande uit57:
-
veiligheidsanalyse en opbouw van de beveiliging (16u);
-
formaties en procedures bij bescherming van personen (12u);
-
persoonsbescherming met wagens (12u);
-
afschermingtechnieken (8u);
-
organisatie van de politiediensten (3u)
2.1.2.6. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – beveiligd vervoer Een bewakingsagent die toezicht wil uitvoeren op het vervoer en bescherming van waarden dient in het bezit te zijn van een attest beveiligd vervoer. Deze opleiding duurt 69 lesuren en bespreekt volgende onderwerpen58:
-
organisatie en soorten beveiligd vervoer (3u);
-
wetgeving van het beveiligd waardevervoer (15u);
-
rijtechnieken, defensieve rij- en rammingstechnieken (16u);
-
technieken van beveiligd vervoer (10u);
-
voertuigen voor beveiligd vervoer (3u);
-
toegepaste analoge en digitale communicatietechnieken (3u);
-
risicobeheer en omgaan met crisissituaties (16u);
-
toegepaste kennis van politie- en de overheidsdiensten (4u)
2.1.2.7. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – operator alarmcentrale Dit bekwaamheidsattest is vereist voor het uitoefenen van de specifieke bewakingsactiviteit „beheer van alarmcentrales‟. Deze opleiding duurt 70 lesuren, bestaande uit volgende vakken59:
57
wetgeving alarmbeheer, beheer volgsystemen en interventie na alarm (12u);
Art.16 , K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 58 Art.17, Ibid. 59 Art.18, Ibid.
-
kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking (18u);
-
telefonische communicatievaardigheden en probleemoplossend handelen (24u);
-
toegepaste analoge en digitale communicatietechnieken (6u);
-
methoden van technische alarmverificatie en alarmprocedures (8u);
-
organisatie van de interventiediensten (2u)
2.1.2.8. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – vaststelling materiële feiten Deze opleiding wordt gedoceerd in 24 lesuren met volgende lesonderdelen60:
-
toegepaste wetgeving betreffende parkeren (4u);
-
toegepaste wetgeving betreffende de bevoegdheden van de bewakingsagent (4u);
-
vaststellingen en vaststellingsmethodes (8u);
-
risicobeheersing en conflictbeheersing (8u)
2.1.2.9. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – verkeersbegeleiding De wet van 10 april 1990 laat de bewakingsagenten toe om ook taken uit te voeren in het kader van verkeersbegeleiding. Het kan hier gaan om taken van wegkapiteins (personen die wielertoeristen begeleiden), gemachtigde opzichters (personen die groepen scholieren begeleiden na school), signaalgevers (tijdens een wielerwedstrijd), groepsleiders (personen die ruiters begeleiden) of werfopzichters (begeleiden de voertuigen die de werf verlaten). De weggebruikers moeten de aanwijzingen van die bewakingsagenten dan ook naleven. Deze opleiding is een korte van 20 lesuren, gaande over61:
-
verkeersveiligheid (20u);
-
toegepaste verkeersreglementering (8u);
-
taakuitvoering en technieken (8u)
2.1.2.10. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – erfgoedbewaker
60
Art.19 , K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 61 Art.20, Ibid.
Indien een „permanente instelling van publiek recht die cultureel erfgoed beheert‟ een interne bewakingsdienst wil oprichten, moeten de suppoosten een bekwaamheidsattest bewakingsagent erfgoedbewaker behalen. Deze opleiding is vrij recent opgericht. De opleiding erfgoedbewaker is er een van 72 lesuren met volgende vakken62:
-
studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent (20u);
-
toegepaste preventie en interventie in permanente instellingen die cultureel erfgoed beheren (12u);
-
cultuurinzicht en omgaan met diversiteit (12u);
-
observatie en rapportering (12u);
-
psychologische conflicthantering (16u)
2.1.2.11. Het bekwaamheidsattest bewakingsagent – gewapende opdrachten Indien men als bewakingsagent met een wapen wil patrouilleren, dan dient men in het bezit te zijn van dit attest. Deze opleiding duurt 42 lesuren en volgende vakken komen aan bod63:
-
toegepaste wetgeving aangaande wapenwetgeving, wettige verdediging en het gewapenderwijs uitvoeren van bewakingsactiviteiten (12u);
-
toegepaste wapenkennis (6u);
-
toegepaste veiligheidstechnieken bij het hanteren van een wapen (12u);
-
schietoefeningen (12u)
2.1.2.12. Opleiding veiligheidsagent
62
Art.21, Ibid. Art.22, K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. 63
Wie werkzaam wil zijn in een veiligheidsdienst van een openbare vervoersmaatschappij in België dient naast het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent ook een opleiding veiligheidsagent te volgen. Dit omwille van de specifieke werkomgeving van de veiligheidsagent en de bevoegdheden die ook iets groter zijn dan die van een bewakingsagent. Deze vervolgopleiding is opgedeeld in 36 lesuren en leert volgende zaken aan de cursisten64:
-
verplichtingen en bevoegdheden van de veiligheidsagent en de door hem te volgen procedures (16u);
-
herkennen van gevaarsituaties in de openbare vervoersomgeving en de benaderingstechnieken gericht op het voorkomen van geweldsituaties (8u);
-
technieken bij het gebruik van handboeien (3u);
-
technieken bij het gebruik van spuitbussen en ontsmetting (6u);
-
technieken bij vatting en veiligheidscontroles (3u)
2.1.3. Opleidingsinstellingen Beveiliging in België
Men kan door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken erkend worden als opleidingsinstelling voor de opleidingen in de beveiligingssector indien men voldoet aan enkele voorwaarden65:
-
een rechtspersoonlijkheid hebben
-
het lessenprogramma verstrekken dat goedgekeurd is in het K.B van 17 december 1990;
-
lesgevers tewerkstellen die voldoen aan volgende voorwaarden: o geen
strafrechtelijke
veroordelingen,
administratieve
geldboeten,
schorsing of intrekking van een toelating of erkenning in toepassing van de wet hebben opgelopen; 64
Art.8, K.B. van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen. 65 Art.12, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen.
o niet veroordeeld zijn geweest tot een gevangenisstraf van ten minsten zes maanden wegens enig misdrijf -
beschikken over voldoende accommodatie om zowel de theoretische als praktische opleidingsonderdelen te kunnen verstrekken;
-
zich onderwerpen aan inspectie van de Minister van Binnenlandse Zaken
2.1.4. Veiligheidsopleidingen Beveiliging
Ook wie werkzaam wil zijn in de beveiligingsactiviteiten moet allereerst een opleiding volgen. Hier wordt ook een onderscheid gemaakt in opleidingen voor leidinggevend en opleidingen voor uitvoerend personeel. Voor het uitvoerend personeel is er één opleiding. Uitvoerend personeel heeft keuze uit twee verschillende opleidingsmodules, afhankelijk van de activiteit die men uitvoert bij de beveiligingsondernemingen: „de conceptie van alarmsystemen‟ en „de installatie en onderhoud van alarmsystemen.‟66
Opleidingen rond beveiliging zijn geregeld via een andere wetgeving dan de opleidingen rond bewaking. Alle regelgeving betreffende opleiden in beveiliging is terug te vinden in het K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen, gewijzigd door het K.B. van 28 oktober 1996.
2.1.4.1. Leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming Om als leidinggevende van een beveiligingsonderneming erkend te worden dien je in het bezit te zijn van een certificaat van opleiding van leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming. Dit verkrijg je na het volgen van een opleiding van 45 lesuren waar volgende vakken aan bod komen67: -
algemene
beveiligingsfilosofie
en
risicomanagement:
beveiliging,
beveiligingsmethoden en –technieken, beveiligingsindustrie (15u, waarvan 6u praktische oefeningen);
66
VIGILIS, Opleidingsinstellingen beveiliging, https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=beveiliging/opleidingsinstelling/opleiding/introductie [WWW], [5 februari 2010]. 67 Art.3, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen.
-
recht: reglementering van de sector, onderhoudscontracten, verzekeringen, aansprakelijkheid, lokale reglementeringen (12u waarvan 3u praktische oefeningen);
-
personeelsselectie (3u);
-
projecteringsoefeningen (12u);
-
deontologie, rechten en plichten (3u)
Bovendien dient de persoon te slagen in een proef waaruit de beroepskennis blijkt.
2.1.4.2. Opleiding betreffende conceptie van alarmsystemen en -centrales
Uitvoerend personeel die zich bezig houdt met de conceptie van alarmsystemen en alarmcentrales dienen in het bezit te zijn van een certificaat van kwalificatie en opleiding betreffende conceptie van alarmsystemen en –centrales. Men behaalt dit attest na het volgen van een opleiding van 45 lesuren. Volgende zaken worden behandeld68: -
algemene vakken: 21 uren onderverdeeld als volgt: o Beveiligingsfilosofie (3u); o Verzekeringen (3u); o Risico-analyse: beveiligingstheorie (3u); o Lokale reglementeringen (3u); o Reglementeringen van de sector (3u); o Risico-beheersplan (3u); o Risico-praktijk (3u)
-
organisatorische en bouwkundige beveiliging (6u);
-
elektronische beveiliging:, meer bepaald inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking, projecteringsoefeningen (9u);
-
voorstelling van beveiligingsmateriaal (9u)
2.1.4.3. Opleiding betreffende installatie en onderhoud van alarmsystemen
68
Art.5, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen
Ook het uitvoerend personeel die werkzaam is in de installatie en het onderhoud van de alarmsystemen dient een opleiding te volgen van 45 lesuren. Deze opleiding geeft recht op het certificaat van kwalificatie en opleiding betreffende installatie en onderhoud van alarmsystemen. Hier worden wel andere vakken behandeld dan in de opleiding voor uitvoerend personeel die zich bezig houdt met de conceptie van de systemen, namelijk69: -
wetgeving, rechten en plichten, deontologie (6u);
-
organisatorische en bouwkundige beveiliging (3u);
-
elektronische beveiliging met onder meer. inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking,
projecteringsoefeningen,
voorstelling
van
beveiligingsmateriaal (24u); -
praktische oefeningen: installatie en onderhoud van alarmsystemen en – centrales (12u)
2.1.4.4. Algemene principes opleidingen beveiliging
De certificaten die verleend worden na het slagen van één van de beveiligingsopleidingen zijn geldig voor een periode van vijf jaar. Zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsdatum van het certificaat moet de persoon in kwestie een bijscholingscursus volgen bij één van de erkende opleidingsinstellingen.70 Men heeft de keuze uit een bijscholingscursus van zes uur en een cursus van twaalf uur.71
Bij het niet slagen van een examen (minimum 50%voor alle vakken apart met een totaal van minimum 60%) heeft men nog kans op een herexamen. Bij het opnieuw niet slagen van dit examen kan men nog een maal het examen afleggen, na het opnieuw volgen van de opleiding. Ook hier is weer mogelijkheid tot herexamen.72
2.1.5. Opleidingsinstellingen Opsporing in België
69
Art.6, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen. 70 Art.8bis§1, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen. 71 Art.8bis §2 en 3, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen. 72 Art.10§1, K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen.
Om als opleidingsinstelling erkend te worden door de FOD Binnenlandse Zaken moet men een aanvraag indienen bij deze overheidsinstantie. De instelling die deze aanvraag indient moet voldoen aan volgende voorwaarden73:
-
een rechtspersoonlijkheid hebben;
-
het lessenprogramma verstrekken dat goedgekeurd is in het K.B. van 10 februari 2008;
-
lesgevers tewerkstellen die voldoen aan volgende voorwaarden: o geen
strafrechtelijke
veroordelingen,
administratieve
geldboeten,
schorsing of intrekking van de vergunning van privé-detective hebben opgelopen; o niet veroordeeld zijn geweest tot een gevangenisstraf van ten minsten 6 maanden wegens enig misdrijf; o geen feiten hebben gepleegd die een tekortkoming kunnen uitmaken op de beroepsdeontologie van de privé-detective; o voor het vak dat men zal doceren kunnen aantonen dat men over voldoende beroepservaring beschikt -
beschikken over voldoende accommodatie om de opleiding te laten doorgaan;
-
een voltijdse cursuscoördinator aanstellen;
-
geen opleiding organiseren per correspondentie
2.1.6. Veiligheidsopleidingen Opsporing
De opleiding in het luik opsporing is beter bekend als de opleiding tot privé-detective. Wettelijke basis voor de opleiding vinden we terug in het K.B. van 10 februari 2008 betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de opleidingen. Als privédetective dient men in het bezit te zijn van een bekwaamheidsattest privé-detective. Deze opleiding omvat 250 lesuren die verspreid worden over een duur van twee jaar. De opleiding bestaat uit74: 73
Art.12§1, K.B. van 10 februari 2008 betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de opleidingen. 74 Art.6§1, K.B. van 10 februari 2008 betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de opleidingen.
-
een juridische vorming, bestaande uit grondwettelijk recht, burgerlijk recht, strafrecht, gerechtelijk recht en de wetgeving toepasselijk op de privé-detectives (60u);
-
sociopsychologische vorming bestaande uit psychologie, criminologie en plichtenleer (30u);
-
een
beroepstechnische
vorming,
bestaande
uit
detectivetechnieken,
informatieverwerking en rapportering (60u); -
praktische oefeningen (100u)
Ook bij deze opleiding geldt dat men om te slagen op het examen minimum 50% moet behalen per vak en minimum 60% op het totaal van alle vakken. Zelfde principe hier rond het aantal deelnames aan examens. De student heeft maximaal vier maal de kans om het examen goed af te leggen, twee maal als gewoon examen en twee maal als herexamen.
2.1.7. Veiligheidsopleidingen Veiligheidsadvies
In de sector van het Veiligheidsadvies zijn er geen concrete opleidingen bij wet geregeld. Om diensten te verstrekken aan derden betreffende veiligheidsadvies moet men wel over een erkenning van de FOD Binnenlandse Zaken beschikken.
2.2. Een vernieuwde vorm van Basisopleiding bewakingsagent in België: de opleidingen Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen nader bekeken
2.2.1. Het zevende Specialisatiejaar Integrale Veiligheid (TSO) en Veiligheidsberoepen (BSO)
2.2.1.1. Historiek
De laatste decennia is het veiligheidsprobleem niet meer exclusief toe te schrijven aan de publieke politie. Er is momenteel sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid tussen publieke en private partners. De private sector kreeg de kans om een deel van het veiligheidsterrein in te vullen die de politie niet langer als één van hun hoofdtaken zagen. Deze verschuiving zorgde echter wel voor een boom aan nieuwe veiligheidsberoepen. Niet enkel doken er stewards op, ook stadswachten, parkeerwachters en dergelijke meer verschenen in het stadsbeeld, naast de private bewakingsagenten. Al snel kon men uit deze wildgroei aan veiligheidsberoepen concluderen dat er
tussen deze verschillende beroepen weinig coherentie en uniformiteit heerste. Vooral op vlak van opleiding bestaan er grote verschillen.75 Daarom besloot de FOD Binnenlandse Zaken in 2006 een project op te starten, genaamd „Een opleiding voor veiligheid. Integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel private als openbare veiligheidsberoepen.‟ Het onderzoek dat in handen was van de Algemene Directie Private Veiligheid- en Preventiebeleid werd uitbesteed aan drie onderwijsinstellingen, de Academische Lerarenopleiding Criminologische Wetenschappen aan de KUL, het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid van de KATHO en l‟école de Criminologie van de UCL.76
Doel van het onderzoek was het opstellen van een inventaris van de op dat moment bestaande opleidingen binnen zowel de publieke als private sector. Dit gebeurde door middel van de bevraging van sleutelfiguren actief binnen veiligheidsfuncties en hun opleiding. Daarnaast werd er ook geopteerd om een documentanalyse uit te voeren. In de resultaten kwam naar voor dat de verschillende opleidingen zeer divers zijn en er nauwelijks sprake is van gelijkheid tussen deze opleidingen. Tijdens het onderzoek bleek er enkel uniformiteit te bestaan in de opleidingssector van
de
private
veiligheid.
Reden
hiervoor
is
het
wettelijke
kader
voor
private
veiligheidsopleidingen.77
In de tweede fase van het onderzoek werd nagegaan via een uitgebreide literatuurstudie die de relevantie en wenselijkheid was van een geïntegreerde en gestandaardiseerde opleiding. Het grote gevaar dat schuilt achter de oprichting van eer dergelijke opleiding is de mogelijke toename aan controle en repressie in de samenleving.Veiligheid moet immers gezien worden vanuit een breder maatschappelijk kader.78
In een derde en laatste fase van het onderzoek werden op basis van de twee eerdere fases twee mogelijke opleidingen ontwikkeld. Aan de ene kant een opleiding aangeboden in het secundair onderwijs
en
aan
de
andere
kant
een
modulair
systeem
in
een
centrum
voor
volwassenenonderwijs. Beide opleidingen richten zich op vier veiligheidsfuncties. Het gaat hier 75
DE PAUW E., Een opleiding voor veiligheid. Integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel private als openbare veiligheidsberoepen. Tijdschrift voor Veiligheid, 2008, nr.1, p.47. 76 Ibid, p.48. 77 Ibid, p.49. 78 Ibid.
om de gemeenschapswachten, de bewakingsagenten, de parkeerwachters en voetbalstewards. De inhoud van beide opleidingen is min of meer dezelfde. Het grote verschil tussen beide is de organisatie van de opleiding. Het volwassenenonderwijs bestaat uit twee modules. Een eerste module wordt door iedereen gevolgd en behandeld algemene vaardigheden. In een tweede module kiest men één van de vier veiligheidsfuncties waarin men een specifieke opleiding zal volgen. De opleiding in het secundair onderwijs bestaat uit een éénjarige opleiding die algemene en praktische vaardigheden van de vier veiligheidsberoepen omvat.79 De resultaten uit deze studie werden effectief gebruikt en op 4 maart 2009 werd een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de minister van Binnenlandse Zaken, GUIDO DE PADT, en de minister van Onderwijs, FRANK VANDENBROUCKE, tot oprichting van een specialisatiejaar „Veiligheid‟. Het Departement Onderwijs speelt hier in op een thema waarbinnen het nog niet actief was. Bedoeling van deze opleiding is het optimaal voorbereiden van geïnteresseerde jongeren op een job als politieagent, brandweerman of bewakingsagent. 15 scholen zullen uiteindelijk op 1 september 2009 starten met een zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid
in
het
Technisch
Secundair
Onderwijs
en
een
zevende
specialisatiejaar
Veiligheidsberoepen in het Beroeps Secundair Onderwijs. Het inrichten van het specialisatiejaar “Veiligheid” is een antwoord op een aantal verzuchtingen uit de veiligheidssector, met name uit de hoek van politie, brandweer en bewakingssector:
-
er is duidelijk nood aan een goede voorbereiding voor mogelijke rekruten bij de politie. In 2008 bleek slechts 16% van de kandidaten te slagen in de selectieproeven.
Het
specialisatiejaar
Veiligheid
moet
jongeren
beter
voorbereiden om de proeven aan te vatten; -
momenteel heerst er bij de brandweer een tekort aan jonge brandweermannen. Een specialisatiejaar Veiligheid zou er voor moeten zorgen dat een aantal afgestudeerden doorstromen naar een brandweerkorps. Dit zorgt voor een permanente stroom van geschikte, jonge kandidaten die een stap zetten bij de brandweer;
-
als een bewakingsfirma momenteel een jonge rekruut aanwerft, moet dat nieuwe personeelslid eerst een opleiding volgen aan een erkende instelling, zoals hierboven reeds beschreven. Deze opleiding duurt een tijdje en
79
Ibid, p.50.
bewakingsfirma‟s hebben echter vaak gelegenheidscontracten (bijvoorbeeld op festivals) waarvoor ze op korte termijn veel personeel nodig hebben en die mensen meteen moeten kunnen inzetten. Wie het specialisatiejaar Veiligheid gevolgd heeft, zal meteen na aanwerving door een bewakingsfirma aan de slag kunnen als bewakingsagent.
Personen die het specialisatiejaar veiligheid gevolgd hebben, zullen afhankelijk van de gevolgde modules en zonder het afleggen van een examen, meteen aan de slag als:
-
bewakingsagent;
-
voetbalsteward;
-
operationeel leidinggevende in de private veiligheid (enkel personen uit IV);
-
gemeenschapswacht (enkel personen uit IV);
-
divisiechef (voetbal) en hoofdsteward (enkel personen uit IV)
Daarnaast genieten afgestudeerden uit het zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid van vrijstellingen voor bepaalde toelatingsproeven bij brandweer en politie. Zo wordt men rechtstreeks toegelaten tot een stage van brandweerman. Men is dus vrijgesteld van het behalen van het brevet van brandweerman. Men is echter niet vrijgesteld van de selectieproeven. Afgestudeerden die zich bij de politie willen aansluiten krijgen een vrijstelling voor de proeven in de selectieprocedure voor agent of inspecteur van politie. Het gaat hier om de kennisproef, de sportproef en het gesprek met de selectiecommissie. Deze proeven worden immers afgenomen tijdens het volgen van het specialisatiejaar Integrale Veiligheid.
IV
VB
Bewakingsagent
X
X
Leidinggevende bewaking
X
/
Gemeenschapswacht
/
X
Voetbalsteward
X
X
Divisiechef en hoofdsteward
X
/
Rechtstreekse toegang stage brandweer
X
/
Vrijstelling 3 proeven politie
X
/
EHBO-attest
X
X
Tabel 1: overzicht van de afstudeermodaliteiten bij een zevende specialisatiejaar IV of VB
2.2.1.2. De twee opleidingen vandaag In september 2009 startten uiteindelijk 15 scholen met een zevende specialisatiejaar TSO integrale veiligheid en een zevende specialisatiejaar BSO Veiligheidsberoepen. De scholen die de opleidingen aanbieden worden nauwgezet gevolgd door de FOD Binnenlandse Zaken, dit om de kwaliteit van de docenten en de cursussen te kunnen garanderen. Zo moeten de scholen alle cursussen eerst ter goedkeuring voorleggen aan de FOD Binnenlandse Zaken. Daarnaast moeten de leerkrachten tewerkgesteld in de opleidingen een blanco strafregister kunnen voorleggen. Een laatste kwaliteitseis is dat enkele specifieke vakken uitsluitend door specialisten in het vakgebied gegeven mogen worden80. De FOD Binnenlandse Zaken hecht een groot belang aan de kwaliteit van de opleiding omdat de studenten immers na afstuderen rechtstreeks toegang krijgen tot enkele jobs in de private veiligheidssector. Volgende scholen kregen uiteindelijk de goedkeuring om de specialisatiejaren in te richten81:
School
Specialisatiejaar TSO
Specialisatiejaar BSO
K.T.A. Vilvoorde K.T.A. II Genk K.A. Roeselare K.A. II Gent K.A. Geraardsbergen KTA Wollemarkt Mechelen
x x x x x /
x x x x x x
P.I. Sint-Godelieve Antwerpen
x
x
x
x
x x
x x
Sint-Guido-instituut Anderlecht Sint-Norbertusinstituut Antwerpen Heilig-Grafinstituut Turnhout
80
AERTS B., Specialisatiejaren „Veiligheidsberoepen‟ onverwacht groot succes, Private Veiligheid, december 2009, nr. 43, p29. 81 ONDERWIJS VLAANDEREN, Zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen, http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2009/.../0318-veiligheid.xls [WWW], [24 november 2009].
Sint-Franciscuscollege Heusden-Zolder T.I.Sint-Vicentius Torhout T.I. Sint-Carolus Sint-Niklaas Stedelijk Handelsinstituut Merksem Technische Scholen Mechelen
x x x
x x x
x
x
x
/
Tabel 2: lijst van erkende scholen zevende specialisatiejaar IV of VB
Volgens de laatste cijfers volgen er dit schooljaar 123 leerlingen het zevende specialisatiejaar Veiligheidsberoepen in het BSO. In het zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid zijn er 423 leerlingen ingeschreven, wat een totaal maakt van 546 leerlingen over de 15 scholen verdeeld. 82 Leerlingen die één van beide opleidingen willen starten moeten bij aanvang van het schooljaar wettelijk voldoen aan volgende toelatingsvoorwaarden.83 De leerling dient: -
in het bezit te zijn van een diploma secundair onderwijs;
-
vooraf te slagen voor een test afgenomen door Selor. Het gaat hier om dezelfde psychotechnische test die kandidaat-bewakingsagenten dienen af te leggen. Men dient dus ook aan dezelfde voorwaarden te voldoen om de test te kunnen afleggen;
-
18 jaar oud te zijn;
-
medisch geschikt te zijn door de huisarts. Bijzondere vereiste is dat de leerling 1.60 meter groot is;
-
in het bezit te zijn van een bewijs van goed gedrag en zeden84
De FOD Binnenlandse Zaken en het Departement Onderwijs raden de scholen ook aan een toelatingsproef te organiseren die bestaat uit een motivatiegesprek en sportproeven. De sportproef
82
AERTS B., Specialisatiejaren „Veiligheidsberoepen‟ onverwacht groot succes, Private Veiligheid, december 2009, nr. 43, p27. 83 Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van sommige besluiten van de Vlaamse Regering betreffende het voltijds secundair onderwijs, 16 januari 2009. 84 ONDERWIJS VLAANDEREN, Studiekiezer 2009, p.26.
wil de algemene fysieke conditie nagaan via een zwem– en een loopproef. Scholen zijn hier echter niet toe verplicht.85 De lessentabellen variëren van school tot school. De vakken zijn min of meer gelijklopend bij alle scholen, maar het aantal uur per vak kan verschillen. Het lessenrooster Integrale Veiligheid (TSO) ziet er in het Sint-Norbertusinstituut te Antwerpen bijvoorbeeld als volgt uit86:
Engels Frans Godsdienst Lichamelijke Opvoeding Nederlands Recht Veiligheidstechnieken Veiligheidstechnieken Politie Veiligheidstechnieken Brandweer Veiligheidstechnieken Private Veiligheid Werkplekleren
2 2 2 6 2 4 5 2 4 2 4
In de opleiding Veiligheidsberoepen (BSO) krijgt men in dezelfde school de volgende vakken voorgeschoteld: Engels Frans Godsdienst Lichamelijke Opvoeding Nederlands PAV Recht Stages veiligheidstechnieken Veiligheid- en bewakingstechnieken
85
2 2 2 4 2 4 4 4 7
MS KA ROESELARE, Zevende specialisatiejaar Integrale veiligheid, http://www.mskaroeselare.be/index.php?option=com_content&view=article&id=19:7tso&catid=4&Itemid=23 [WWW], [3 maart 2010]. 86 SINT-NORBERTUS, Veiligheidsopleidingen, http://sint-norbertus.be/veiligheid/index.htm [WWW], [14 april 2010].
Na rondvraag bij enkele erkende scholen blijken de meeste leerlingen afkomstig te zijn uit het Technisch Secundair Onderwijs of het Beroeps Secundair Onderwijs. Ongeveer 5% van de leerlingen komt uit het Algemeen Secundair Onderwijs. Slechts een paar enkelingen komen uit het hoger onderwijs of hebben reeds wat werkervaring. De personen die uit het werkveld komen zijn allen leerlingen die in de private veiligheidssector hebben gewerkt. De meeste scholen geven ook aan dat de leerlingen bijna allemaal tussen de 18 en 21 jaar oud zijn.
Wat me opmerkt aan de antwoorden van de scholen is de latere beroepsinteresse van de leerlingen. In het specialisatiejaar Integrale Veiligheidskunde gaat de grootste interesse naar politie. Na verloop van tijd is wel in de scholen gebleken dat er een verhoogde interesse is voor een job bij de brandweer. Een job als bewakingsagent is het minst in trek bij de leerlingen uit het TSO. In het specialisatiejaar Veiligheidsberoepen zien we natuurlijk een totaal ander beeld. Alle scholen die geantwoord hebben op mijn bevraging geven aan dat hun studenten later een job als bewakingsagent willen uitoefenen. Er is slechts één student die aan de school heeft laten weten dat hij volgend jaar verder wil studeren, namelijk het specialisatiejaar Integrale Veiligheidskunde.Dit verschil is natuurlijk te verklaren doordat leerlingen VB niet over de mogelijkheid beschikken om vrijstellingen te verkrijgen bij de selectieproeven van de politie en ook geen rechtstreekse toegang hebben tot de stage van de brandweer. Voor een diepere analyse naar het profiel van de studenten die een zevende specialisatiejaar IV of VB volgen, verwijs ik naar de Masterproef van mijn collega-student TOM VANDICHEL.87
87
VANDICHEL T., De impact van de opleiding op de maatschappelijke visies van private bewakingsagenten: het onderzoeksdesign van een cohortestudie. Veiligheidsopleidingen en hun cursisten: een wereld van verschil? Masterproef Criminologie, Gent, 2010.
2.3. Een vergelijkende studie naar
organisatie, werking, inhoud en
loopbaanperspectieven tussen een opleiding aan een erkende instelling en het zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen Het lijkt me interessant om eens de voordelen en nadelen van de basisopleiding bewakingsagent en het zevende specialisatiejaar IV en VB naast elkaar te leggen. Met andere woorden tracht ik de gelijkenissen en verschilpunten van beide opleidingen op een rijtje te zetten.
Een eerste punt dat ik wou vergelijken tussen beide opleidingen is de cursus die ment dient te verwerken. Bij de basisopleiding bewakingsagent neem ik alle vakken uit Blok 1, de rechtsvakken samen met de vakken uit Blok 2. Deze worden vergeleken met de cursus Veiligheidstechnieken uit de zevende specialisatiejaren. Deze cursus richt zich specifiek op de private bewakingssector. Uit gesprek met één van de scholen die een zevende specialisatiejaar inrichten blijkt dat deze cursus uniform is voor alle scholen. De leerstof uit de cursus werd door de overheid volledig in handen gegeven van de BVBO, dit tot ongenoegen van de scholen zelf. Wanneer we nu de behandelde vakken uit beide opleidingen naast mekaar leggen blijkt er nagenoeg geen verschil te zijn qua inhoud. De basisopleiding bewakingsagent telt één thema extra ten aanzien van een zevende specialisatiejaar, namelijk het attest bedrijfseerstehulpverlener, een thema waaraan men 20 lesuren besteed. Voor de rest zien we dezelfde thema‟s voorkomen, namelijk88:
88
APEG-BVBO, Opleiding tot het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent, opgesteld in het akkoord voor het 7de specialisatiejaar tussen VOSO en BVBO ter beschikking van het Departement Onderwijs, Basisopleiding voor het zevende jaar secundair onderwijs, augustus 2009.
-
organisatie van de bewakingssector en hun activiteiten (6u – 6u);
-
studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent (20u – 20u);
-
toegepaste gemeenrechtelijke rechten en verplichtingen (8u – 8u);
-
communicatietechnieken (8u – 8u);
-
analoge en digitale communicatie (4u – 4u);
-
cultuurinzicht en omgaan met diversiteit (6u – 12u);
-
observatie en rapportering (12u – 12u);
-
psychologische conflicthantering (16u – 16u);
-
fysieke ontwijkingstechnieken (8u – 8u);
-
gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen (12u – 12u);
-
sociale verhoudingen in de bewakingssector (6u – 6u)
Er zijn enkel verschillen waar te nemen in het aantal lesuren die besteed wordt per thema. Naast de vakken zie je tussen haakjes eerst het aantal lesuren dat men aan het thema besteed in één van de opleidingen op TSO of BSO niveau. Het tweede aantal uren slaat op het aantal uren dat men aan het thema wijdt in een basisopleiding bewakingsagent aan een erkende opleidingsinstelling. Het thema in het grijs is het thema waar er een verschil bestaat in het aantal lesuren. In totaal krijgen de studenten in een erkende opleidingsinstelling een lessenpakket van 132 lesuren, terwijl de studenten die een specialisatiejaar volgen een lessenpakket krijgen van 106 lesuren.
Een ander interessant verschilpunt tussen beide opleidingen is de kostprijs. De basisopleiding bewakingsagent aan een erkende opleidingsinstelling es een dure aangelegenheid. Vaak moeten de cursisten deze opleiding uit eigen zak betalen, wat een grote financiële kost is. Om dit aan te tonen vindt u hieronder een overzicht van de kostprijs bij Group 4 Securicor89 en Syntra West90, de twee opleidingsinstellingen die later in deze Masterproef nog aan bod komen. Tussen beide opleidingsinstellingen is er zelfs een groot verschil in prijs waar te nemen. Dit verschil komt onder andere door een verschil aan cursusprijzen, het al dan niet voorzien van vervoer naar Selor,…
Group 4
89
Syntra West
GROUP 4 SECURICOR, Basisopleiding bewakingsagent, http://www.g4s.be/nlbe/What%20we%20do/Services/Training/Legal%20training/TRTB/ [WWW], [24 november 2009]. 90 SYNTRA WEST, Opleidingen Bewaking, http://www.syntrawest.be/CURSUS/cursus.aspx?aanbod=open§or=BWO&subafdel=BEW&indeling=ZRG [WWW], [25 februari 2010].
Psychotechnisch onderzoek Blok 1 Blok 2
133,10 € 544,50 € 1.061,17 €
160 € 500 € 690 €
Totaal
1.738,77 €
1.350 €
Tabel 3: kosten opleiding basisbewaking bij Syntra West en Group 4 Securicor
Wie een zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid of Veiligheidsberoepen volgt, heeft deze kosten natuurlijk niet. Dit lijkt me een groot voordeel voor net afgestudeerden. Deze studenten worden in principe enkel met de kost voor het psychotechnisch onderzoek geconfronteerd. Dit onderzoek kost 110€ exclusief BTW (133,10€ incl. BTW) maar dit bedrag wordt integraal gedragen door de FOD Binnenlandse Zaken.91
Bij de kostprijs van de opleiding aan een erkende instelling moeten we wel opmerken dat de mogelijkheid ook bestaat om dit gratis te volgen. Niet werkende werkzoekenden bij de VDAB kunnen in samenwerking met Group 4 Securicor gratis de basisopleiding volgen. Indien men slaagt in de opleiding, zal men binnen het jaar na slagen een jobaanbieding krijgen van minstens drie maanden. Daarnaast is het nog mogelijk de opleiding gratis te volgen via een andere weg. Sommige bewakingsbedrijven werven werknemers aan die nog niet beschikken over een algemeen bekwaamheidsattest. Deze bedrijven staan dan in voor de kosten van de opleiding. In dit geval kunnen de personen in kwestie al na het slagen van Blok 1 beschikken over een tijdelijke identificatiekaart.
Een ander voordeel die me aanspreekt aan het zevende specialisatiejaar is de volgende: een jongere van 18 jaar is vaak nog niet in staat om een belangrijke keuze te maken omtrent het latere beroep dat hij/zij wil uitoefenen. Indien men wel al weet heeft van wat men later wil worden bestaat de mogelijkheid nog steeds dat de jongere tijdens de opleiding merkt dat dit beroep helemaal niets voor hem/haar is. Welnu, dit zevende specialisatiejaar komt tegemoet aan deze mogelijke problemen. De opleiding richt zich nu op dusdanig op één beroep in het specifiek. De leerling kan zijn beroepskeuze nog een jaartje uitstellen en bovendien maakt hij kennis met beroepen in diverse veiligheidssectoren. Wie bijvoorbeeld initieel van plan was later bij de politie te gaan, kan gaandeweg de opleiding misschien een grotere interesse gaan vertonen voor een job 91
SINT-REMBERT, Zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen, http://tisvweb.sintrembert.be/whoWeAre/veiligheid.php [WWW], [2 december 2009].
als bewakingsagent. Wie een basisopleiding bewakingsagent volgt aan een erkende opleidingsinstelling heeft dit voordeel niet. Indien de opleiding niet is wat je verwacht had blijf je achter met lege handen. Het zal je bovendien ook een flinke cent gekost hebben.
Wie snel op de arbeidsmarkt terecht wil komen moet dan weer kiezen voor een opleiding aan een erkende instelling. Blok 1 duurt een werkweek. Het examen bij Selor volgt dan de woensdag nadien. Eventueel herexamen is de zaterdag. In het slechtste geval duurt Blok 1 dus om en bij de twee weken. Blok 2 duurt om en bij de drie weken, examen in de opleidingsinstelling meegerekend. Hoe veel tijd er nu tussen de start van een opleiding zit en het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent hangt af van de periode na het slagen van Blok 1. Men kan meestal niet meteen beginnen aan Blok 2 aangezien er niet elke week een nieuwe klas aangevat wordt. Wie geluk heeft kan na twee maanden slagen, wie minder geluk heeft kan er wat langer over doen. Voor leerlingen uit een zevende specialisatiejaar is er wel meer zekerheid omtrent de einddatum van hun opleiding. Zoals alle andere studierichtingen op Secundair niveau begint de opleiding op 1 september en eindigt men op 31 juli, eventueel met een herexamen in augustus. Hun opleiding duurt dus in het beste geval 10 maanden. In het slechtste geval doet men er een klein jaar over.
2.4. De basiscursus bewakingsagent in Europa In 2004 verscheen er een Europees handboek voor de basisberoepsopleiding bewaking en beveiliging. Dit handboek kwam tot stand op initiatief van CoESS. Men is, samen met de sociale partners uit alle landen die deel uit maken van CoESS, ervan overtuigd dat het essentieel is voor het handhaven van de normen en het vergroten van de professionaliteit dat het Europees basisopleidinghandboek voor bewaking en beveiliging de minimumnormen bevat voor de beroepsopleiding voor bewakings- en beveiligingsmedewerker in Europa.
Ze zijn eveneens van mening dat de verspreiding van deze informatie, door vakmensen die zijn opgeleid als trainers in de private veiligheidssector, ervoor zal zorgen dat de uitgangspunten en de methodiek van de professionele kennis het belang dienen van de bewakings- en
beveiligingsmedewerkers, de leverancier van private veiligheidsdiensten en de sociale partners in de diverse landen. Hierdoor zullen de resultaten van de sociale dialoog die door de partners op Europees niveau tot een goed einde is gebracht, worden overgebracht. 92
De beroepskwalificaties voor bewaking en beveiliging vormen het startpunt voor het formuleren van professionele normen voor de private veiligheidssector. Er bestaan grote verschillen in de wijze waarop de particuliere bewakings- en beveiligingsbedrijven hun werk uitvoeren en wat hierover bij wet is geregeld in de diverse Europese lidstaten. Voor wat betreft onderwijs en opleiding variëren deze verschillen per land, naar gelang professionele scholing er verplicht is voor iedere werknemer in de particuliere bewakings en beveiliging of dat er geen enkele regelgeving hieromtrent bestaat. Een van de voornaamste doelstellingen van het de basishandleiding is het vaststellen van een opleidingsstructuur op Europese schaal om zo de mate van professionaliteit en het imago van de sector te kunnen controleren.
Hoewel dit handboek niet tot doel heeft het nationaal opleidingssysteem per land te wijzigen, zal het toch een effect uitoefenen op de nationale opleidingen. Het eerste doel is een algemene opleidingsstructuur op te zetten waarover op nationaal niveau kan worden onderhandeld en die op redelijk korte termijn kan worden opgenomen in de nationale wetgeving als minimumniveau. Een van de basisprincipes is dat de minimale opleidingsvoorwaarden bepalend zullen zijn voor alle personen die werkzaam zijn in de sector.
Het opleidingshandboek van de CoESS verklaart en inventariseert de vaardigheden die de cursisten zouden moeten verworven hebben op het einde van de opleiding en waar dus naar gepeild wordt in het examen. De Europese basisopleidingmodule bewaking en beveiliging bevat 16 hoofdstukken. Ze behandelt de grote lijnen die aan bod zouden moeten komen van een opleiding in de bewakings- en beveiligingssector. Een groot deel van de invulling van deze richtlijnen zal op nationaal vlak moeten bepaald worden. Bepaalde hoofdstukken uit het handboek zullen bijvoorbeeld per land aangepast moeten worden aan de nationale wetgeving. Zo is het ook mogelijk dat een bepaald land een zeer uiteenlopende karakteristiek bevat ten opzichte van de andere CoESS-leden inzake bewaking en beveiliging. Ook in deze situatie zullen aanpassingen nodig zijn aan de richtlijnen van het Europese handboek. Dergelijke aanpassingen dienen op nationaal niveau te worden vastgesteld door de sociale partners (in België is dit de BVBO), in
92
CoESS, Europees handboek voor de basisopleiding bewaking en beveiliging,, 2004, p.2.
nauwe
samenwerking
met
de
nationale
overheid
en
met
de
erkende
nationale
opleidingsinstellingen.
De hoofdstukken die volgens het Europese handboek aan bod moeten komen zijn:
-
de private veiligheidssector (geschiedenis, sectoren, normen, wetgeving,…);
-
de
bewakings-
en
beveiligingsmedewerker
(profiel,
kwaliteitscriteria,
vaardigheden,…); -
bewakings- en beveiligingsmateriaal (dienstuitrusting, elektronische systemen,…);
-
praktische beveiligingsprocedures (bewakingssurveillance, functies meldkamer,…);
-
instructies voor noodgevallen;
-
het recht en de bewakings- en beveiligingsmedewerker ;
-
brandbeveiliging;
-
gezondheid en veiligheid ;
-
eerste hulp;
-
serviceverlening en kwaliteit;
-
communicatie;
-
arbeidsverhoudingen;
-
regelgeving van het arbeidsrecht;
-
evaluatiecriteria;
-
prestatiecriteria;
-
beoordeling;
Per hoofdstuk wordt er in het handboek een aantal onderdelen geformuleerd die men het nodig acht om te behandelen in een opleiding binnen de private veiligheidssector. De landen zijn hier vrij om deze onderwerpen in te vullen naar eigen behoefte en wens. Het komt er dus op neer dat de CoESS via dit handboek een leidraad wil vormen voor de opleidingen van haar leden. Ze biedt een kader waar de nationale overheden hun eigen accenten kunnen leggen. Groot voordeel van dit systeem is dat er binnen Europa een zekere mate van uniformiteit zal komen bij de opleidingen bewaking en beveiliging. Ander voordeel is dat de nationale overheden nog voldoende ruimte krijgen om hun eigen, specifieke accenten te leggen in de opleiding.
2.5. Naar een vernieuwde opleiding voor bewakingsagenten? De laatste tijd gaan er steeds meer stemmen op om ook de opleiding tot bewakingsagent in te passen in de Bologna-hervorming die het hoger onderwijs heeft gekend. Deze hervorming wil het hoger onderwijs op internationaal vlak vereenvormen met als voordeel hierdoor gelijke diploma‟s af te leveren in diverse landen. Dit zorgt er voor dat men makkelijker zal kunnen tewerkgesteld worden met een diploma uit een ander land. Het invoeren van de opleiding tot bewakingsagent in een Bachelor-Mastersysteem kent enkele voordelen en nadelen.93 Hieronder worden deze kort besproken.
Een eerste voordeel ligt in het feit dat de opleiding inhoudelijk een kwaliteitsverhoging zou kennen. In een dergelijk systeem wordt er gewerkt met competenties waarover men dient te beschikken. Wanneer in een opleiding tot bewakingsagent met dergelijke competenties gewerkt zou worden, zou dit de kwaliteit van de opleiding ten goede komen. Er zou immers meer sprake 93
COOLS M., VAN DER BURGHT S., Opleiding voor bewakingsagenten op weg naar Bologna?, Private Veiligheid, maart 2009, nr. 40, p.19-26.
zijn van een psychologische en praktijkgerichte benadering. Naast het verhogen van de kwaliteit van de opleiding zou op zijn beurt ook de kwaliteit van het bewakingswerk verhogen.
Een tweede voordeel situeert zich op het vlak van mobiliteit binnen de bewakingssector. Doordat de arbeidsmarkt in de bewakingssector vergroot wordt (het diploma wordt in meerdere landen erkend), zou een bewakingsagent sneller tewerkgesteld kunnen worden. Bovendien kunnen personen uit andere sectoren die over een Bachelor of Masterdiploma beschikken ook eenvoudig doorstromen naar de bewakingssector.
Een volgend voordeel is dat men in de huidige opleiding geen rekening houdt met voorgaande opleidingen in andere sectoren. Er kunnen met andere woorden dus geen vrijstellingen verkregen worden wanneer men een opleiding tot bewakingsagent wil volgen. Het Bolognaprincipe veegt dit probleem echter van de baan doordat er een afstemming komt tussen opleidingen die zich in verschillende sectoren kunnen bevinden.
Binnen het Bolognasysteem werkt men ook met credits. Dit maakt het voor de student mogelijk een aantal vakken te kiezen die binnen zijn interesseveld vallen. Tot op heden is dit niet mogelijk in de opleidingen. Bovendien komt in dit systeem de student ook volledig in het middelpunt te staan. Het is niet langer meer enkel gericht luisteren naar de docent. Ook andere vormen van onderwijs komen aan bod. Dit kan ten goede komen voor de studenten in de opleiding tot bewakingsagent. Deze vertonen vaak een grote diversiteit in samenstelling van groep. Via deze nieuwe werkvormen kan iedereen op zijn eigen tempo zijn opleiding volgen.
Een nadeel van een mogelijke inbedding in het Bolognaprincipe is dat de opleiding veel langer zou duren dan dat vandaag het geval is. Dit brengt echter wel weer een voordeel met zich mee dat er meer vakken en meer variatie in deze vakken aan bod kunnen komen. Deze langere duur van de opleiding is vooral negatief voor de bewakingsondernemingen. Die hebben nog steeds een commercieel doeleinde (groot verschilpunt met de publieke politie) en zien het liefst zo snel mogelijk hun rekruten op het werkveld.
Mits verdere uitwerking van een voorstel om de basisopleiding bewaking binnen het Bolognaakkoord in te werken kan dit een goede zaak zijn voor de kwaliteit van de bewakingssector. Er zal wel een goede evenwichtsoefening moeten komen tussen een korte opleiding zoals die nu is en een té lange opleiding (die minder winstgevend zal zijn voor de beveiligingsbedrijven).
Deel 3: Een longitudinale cohortestudie naar de impact van de opleiding op de maatschappelijke visie van private bewakingsagenten 3.1. Inleiding Dit onderdeel van de Masterproef kadert in een Europees longitudinaal project over rekrutering, opleiding en carrière in de private veiligheidssector. Meer in het algemeen betreft het een Europees vergelijkend onderzoek onder leiding van de Noorse professor Tore Bjorgo. Naast België en Noorwegen hebben ook Nederland, IJsland Slovenië, Finland en Zweden zich geëngageerd deel te nemen aan deze studie. Oorspronkelijk was dit project enkel op publieke politie gericht, maar gaandeweg leek het ook interessant dit door te trekken naar private politie.
3.2. Private bewaking België -Noorwegen vergeleken Het lijkt interessant binnen deze studie om de private veiligheidssector in België te vergelijken met die van Noorwegen, het thuisland van professor Tore Bjorgo, bezieler van het Europees onderzoek naar de impact van opleidingen op de visie van bepaalde beroepengroepen. Private veiligheid in Noorwegen wordt geregeld via de wet van 1 mei 2001 betreffende de bewakingsactiviteiten. De wet voorziet in vier activiteiten namelijk bodyguarding, bescherming van goederen, elektronische surveillance en waardetransport.
Het land telt om en bij de 4,5 miljoen inwoners. Het land telt 8185 politiemensen, goed voor 1 agent per 567 inwoners. Daarnaast beschikt het land ook over 12000 bewakingsagenten, ofwel één bewakingsagent per 387 inwoners. Hier merken we toch een opmerkelijk verschil met België, waar het aantal politieagenten procentueel gezien veel groter is dan het aantal bewakingsagenten. Bovendien kent Noorwegen ook een groter aantal veiligheidsbedrijven dan in België. 257 bedrijven goed voor 12000 werknemers ten opzichte van 196 bedrijven, goed voor 12673 werknemers.94 Dit zijn toch wel opmerkelijke verschillen tussen beide landen als men bedenkt dat Noorwegen de helft minder inwoners telt dan België.
Een ander opmerkelijk verschil tussen beide landen is de inbedding van de private veiligheidssector in de nationale overheidsstructuur. Terwijl private veiligheid in ons land een materie is die onder de FOD Binnenlandse Zaken valt, zien we in Noorwegen dat deze sector onder Justitie valt. Bovendien staat een Noorse bewakingsonderneming onder gezag van de politieautoriteiten waar de onderneming zijn hoofdkwartier heeft gevestigd.
De toelatingsvoorwaarden om bewakingsagent te worden zijn min of meer dezelfde in beide landen. Om een opleiding aan te vatten tot bewakingsagent moet men minimum 18 jaar oud zijn en inwoner zijn van de Europese Unie. Qua opleiding (opleiding basisbewaking) is er wel een verschil waar te nemen. In Noorwegen zijn er drie modules voorzien in de opleiding. Om te beginnen is er een theoretisch blok van 15 lesuren, gevolgd door een tweede, praktisch luik van 30 lesuren. Het laatste luik van de opleiding bestaat opnieuw uit een theoretisch luik van 50 lesuren, gevolgd door een examen.95 Tot zover een kort overzicht van de situatie in België en Noorwegen.
94 95
CoESS, Statistics: CoESS members 2008, http://www.coess.org/stats.htm [WWW], [17 februari 2010]. CoESS, Private Security: Facts and Figures, 2008.
3.3. Onderzoeksopzet Nu ga ik graag wat dieper in op het onderzoek van professor Tore Bjorgo. Het onderzoek naar de impact van de opleiding op de maatschappelijke visie van private bewakingsagenten focust op vier kerndoelstellingen:
1. Het project wil een profiel opstellen van de bewakingsagent in spé met betrekking tot sociodemografische kenmerken, werkervaring, waarden en attitudes. 2. Het project ambieert inzicht te krijgen in de invloed van de basis- en bijkomende opleidingen
op
de
waarden,
attitudes,
motivaties
en
verwachtingen
van
de
bewakingsagenten in spé. Hier ligt de nadruk op de persoonlijke verandering die zij doormaken tijdens hun opleidingstraject. 3. Het onderzoek stelt eveneens voorop de bewakingsagenten te volgen tijdens hun loopbaan, zodat inzicht kan verkregen worden in de invloed van ervaring op hun waarden, attitudes, motivaties en verwachtingen. Op die manier komt de klemtoon te liggen op de persoonlijke verandering die bewakingsagenten doormaken naarmate zij meer ervaring opdoen tijdens het bewakingswerk. 4. De grootschalige Europese aanpak van het onderzoek maakt het tot slot mogelijk verschillen en gelijkenissen vast te stellen tussen landen die een ander opleidingssysteem kennen. De resultaten kunnen op die manier bijdragen tot een verdere optimalisering van de opleiding.
De vragenlijst die werd gebruikt om de bewakingsagenten in spé te bevragen werd ontwikkeld in Noorwegen en is geïnspireerd op een bestaand meetinstrument, de StudData vragenlijst. Dit is een vragenlijst die men in Noorwegen al enkele jaren gebruikt en die wordt afgenomen bij verschillende beroepsopleidingen, gaande van politie tot ziekenhuispersoneel.
Om deze dataverzameling naar de toekomst toe zo optimaal mogelijk te laten verlopen, trachten we via deze Masterproef een pretest op te zetten van deze vragenlijst. Dit om de vragenlijst en het onderzoek in het algemeen te optimaliseren, zodanig dat er in de toekomst, bij de uiteindelijke start van het onderzoek, geen onverwachte problemen opduiken. Het betreft een kleinschalige afname van de vragenlijst bij personen die een basisopleiding bewakingsagent volgen bij ofwel Syntra West, ofwel Group 4 Securicor . Deze pretest zal ons, naast de sterktes en zwaktes van de survey en de gebruikte onderzoeksmethodes, ook een beeld geven over de cursisten die een opleiding basisbewaking aanvatten. In dit geval spreken we dan over, waarden, normen, sociodemografische kenmerken, … Dit komt overeen met de eerste doelstelling die het uiteindelijk onderzoek wil bereiken.
Na de optimalisatie van het onderzoek en de vragenlijst is het de bedoeling om in oktober 2010 effectief te starten met het onderzoek. Concreet houdt dit in dat bij de start van een opleiding een cohorte studenten geselecteerd zal worden waarbij de vragenlijst een eerste maal wordt afgenomen. Op het einde van de opleiding wordt deze vragenlijst een tweede maal afgenomen. Dit moet al een beeld geven of de studenten effectief onderhevig zijn aan invloeden van buitenaf. Ten slotte wordt de vragenlijst twee jaar na het afstuderen van de studenten nog een derde maal afgenomen.
Voor de bevraging zal in overleg met de scholen een systeem opgesteld worden waarbij een maximale anonimiteit van de bewakingsagenten wordt nagestreefd. Aangezien het voor het onderzoek wel belangrijk is de evolutie van individuele bewakingsagenten te volgen, zal een elektronisch identificatiesysteem gebruikt worden. De verworven gegevens van de elektronisch ingevulde vragenlijsten worden rechtstreeks naar de onderzoekers gestuurd, niet naar de directeurs van de scholen. De data zullen volledig geanonimiseerd in het comparatieve databestand komen, en nadien ook in het databestand van de StudData, zodat vergelijkingen tussen landen en tussen beroepsgroepen gemaakt kunnen worden. Hiervoor zal het onderzoeksteam aangifte doen bij de Commissie ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
De resultaten van de vragenlijst worden achteraf enkel als samenvatting openbaar gemaakt. Die samenvatting zal zo worden opgesteld dat het onmogelijk is individuele medewerkers te identificeren.
3.4. Theorieën rond beïnvloeding
Een belangrijk onderdeel in het onderzoek is beïnvloeding. Zo is het de opzet van het onderzoek om na te gaan of de cursisten na het volgen van de opleiding, beinvloed zijn geweest op gebied van waarden, normen en percepties allerhande. Dit kan gaan om percepties omtrent de veiligheidssector, percepties omtrent diversiteit en dergelijke meer. Binnen de pretest die uitgevoerd werd was het onmogelijk om hier al een beeld van te krijgen, aangezien de afname maar op 1 moment plaatsvond, bij de start van de opleiding.
Maar toch speelde beïnvloeding ook een rol in de analyses die wel al konden uitgevoerd worden na een eenmalige afname. Zo werd gepeild naar beïnvloeding door derden (familie, vrienden, partner,…) bij de keuze van de opleiding. Hieronder volgt een overzicht van enkele theorieën die verklaren hoe beïnvloeding door derden kan plaats vinden.
3.4.1. De Elaboration Likelihood Method
Een theorie die een antwoord kan bieden op hoe visies en attitudes kunnen wijzigen is het Elaboration Likelihood Model (PETTY EN CACIOPPO (1979)). Dit model beschrijft de manier waarop attitudes kunnen wijzigen doorheen een leerproces. Dit is dus een ideale theorie die gebruikt kan worden voor het verklaren van de wijziging van percepties na het volgen van een veiligheidsopleiding. Er worden twee types van beïnvloeding onderscheiden.
Een eerste type is de centrale route. Beïnvloeding via de centrale route vindt plaats als de ontvanger van de boodschap gemotiveerd is om de boodschap te verwerken. De ontvanger beoordeelt de verschillende argumenten zeer grondig. Als de ontvanger al hoger is opgeleid zal beïnvloeding eerder via de centrale route plaats vinden.96
Het tweede type beïnvloeding is de perifere route. Beïnvloeding via de perifere route vindt plaats als de ontvanger totaal niet gemotiveerd is om argumenten af te wegen. Beïnvloeding vindt dan plaats door een zogenaamd 'perifeer' kenmerk. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan een overtuigende
docent
(die
expert
zegt
het,
dus
zal
het
wel
waar
zijn).
Beïnvloeding via de perifere route is minder standvastig dan beïnvloeding via de centrale route.
96
PETTY R. , CACIOPPO J., Advances in experimental social psychologie vol.19. Academic Press, 1986, p.123-162.
Tabel 4: Beïnvloeding via Elaboration Likelihood Method
3.4.2. De Cognitieve Dissonantietheorie In de cognitieve dissonantietheorie van FESSTINGER97 spelen drie factoren spelen een cruciale rol bij wijzigingen van percepties, namelijk:
-
de beginattitude van de ontvanger over een welbepaald thema;
-
de visie van de zender over een welbepaald thema, waargenomen door de ontvanger;
-
de mate van appreciatie van de zender door de ontvanger
In een consonante situatie zijn deze drie factoren in evenwicht. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de visie van zender en ontvanger gelijk zijn. Dissonante situaties doen zich voor wanneer deze drie factoren niet op elkaar afgestemd zijn. Volgens FESTINGER zal het individu dit onevenwicht trachten te herstellen. Een van de manieren om dit te doen is de eigen visie, attitude te wijzigen. Er zijn nog twee andere manieren om dit evenwicht te herstellen, maar zijn in de context van deze Masterproef niet relevant.
Een gelijkenis met de ELM ligt in het feit dat ook deze theorie er een is op microniveau. Daarnaast geven beide theorieën aan hoe belangrijk de rol van de zender (docent) is. Wanneer hij overtuigend uit de hoek komt en kan boeien, zal hij meer geapprecieerd worden en zullen cursisten sneller geneigd zijn hun attitude, visie te wijzigen. Bij de ELM komt dit tot uiting via de perifere route. De cursist is niet zo geïnteresseerd in het onderwerp en laat zijn visie leiden door de „expert‟.
97
KLANDERMANS B., Overtuigen en activeren, Assen, Van Gorcum, 2000, p.1-30.
Een verschil met deze theorie ligt in het feit dat FESTINGER daarenboven aantoont dat de cursist niet steeds zal overgaan tot een wijziging van zijn eigen attitude. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de cursist de docent zal trachten te overtuigen om zijn visie aan te passen. Dit om de dissonante situatie op te lossen. In onze theorie is er geen sprake van dergelijke mechanismen, met name beïnvloeding van ontvanger op zender.
3.4.3. De Sociale Beoordelingstheorie SHERIF en HOVLAND (1961) veronderstellen in hun Sociale Beoordelingstheorie 98 dat een attitudeverandering afhankelijk is van de manier waarop de ontvanger de inhoud van een boodschap evalueert. Iedereen beschikt over een beoordelingsschaal over bepaalde thema‟s. Wanneer een thema aangekaart wordt, zal men een positie bepalen op de beoordelingsschaal die gaat van een negatieve tot een positieve visie. Er zijn drie mechanismen die meespelen op de beoordelingsschaal om de visie te ontwikkelen:
-
acceptatiegebied: de attitude rond een welbepaald thema leunt sterk aan bij de attitude van de zender;
-
verwerpinggebied: de attitude rond een welbepaald thema staat lijnrecht tegenover de attitude van de zender;
-
neutraal gebied: bevat uitspraken over een welbepaald thema waarover men niet echt een uitgesproken mening heeft
Wanneer de ontvanger een grote interesse heeft in het thema waarover de zender het heeft (egoinvolvement), zal het verwerpinggebied een grotere positie innemen in zijn beoordelingsschaal. Hoe lager de interesse in een thema, hoe groter het neutrale gebied. SHERIF en HOVLAND stellen dat wanneer je standpunt rond een bepaald thema (vb.: pro cameratoezicht in het openbaar) in het verwerpinggebied ligt, het zeer moeilijk zal zijn om je attitude te veranderen. Mensen die geen uitgesproken mening hebben over dit issue zullen zich makkelijker laten overhalen om de genoemde standpunten over te nemen.
98
VAN WOERKUM C., VAN MEEGEREN P., Basisboek communicatie en verandering, Amsterdam, Uitgeverij Boom, p.83-94, 2000.
De gelijkenis met ELM ligt hier in het feit dat interesses van de cursist een grote rol spelen in beïnvloeding door de docent. Uit beide theorieën kan afgeleid worden dat wanneer men sterk geïnteresseerd is in een thema, het moeilijk zal zijn om de attitude gewijzigd te zien. In de theorie van SHERIF en HOVLAND uit zich dit in een grote verwerpingszone. Bij de ELM zal de cursist pas overgaan tot een attitudewijziging na een grondige beoordeling van de argumenten van de docent.
3.5. Verloop onderzoek
De start van de pretest werd gegeven halverwege oktober 2009. Een eerste stap was de enquête, die ons werd overgemaakt vanuit Noorwegen, te vertalen van het Engels naar het Nederlands. De survey werd zo strikt mogelijk vertaald, dit om vergelijking in het uiteindelijk latere onderzoek mogelijk te maken tussen de verschillende Europese landen. Om een goede vertaling te krijgen kozen we er voor om met de vier studenten die aan dit project meewerkten (Tom Vandichel, Kasper Blomme, Sara Steels en mezelf) de survey elk apart te vertalen en daarna een synthese te maken van wat we samen de beste vertaling vonden. Na veel puzzelwerk werd een compromis gevonden. Vooraleer we met de uiteindelijke afname van de survey konden beginnen, was het nodig dat Tom Vandichel en ikzelf de survey controleerden op haalbaarheid bij bewakingsagenten. De originele survey was immers opgesteld met als doel politieagenten te bevragen. Enkele vragen uit de originele survey werden verwijderd wegens niet van toepassing op bewakingsagenten. Anderzijds werden nieuwe vragen toegevoegd omwille van de bredere sector die de private veiligheid behelst dan de publieke sector. Halverwege december was de uiteindelijke versie van de survey klaar.
Bij het uitvoeren van de pretest werden uiteindelijk twee van de vier erkende Vlaamse opleidingscentra geselecteerd om de vragenlijst af te nemen. Er werd gekozen om studenten bij Syntra West en studenten bij Group 4 Securicor te bevragen. De keuze voor deze scholen ligt in het feit dat Group4 voornamelijk studenten heeft die later ook bij hen tewerkgesteld zullen worden, terwijl men bij Syntra West voornamelijk studenten hebben die de opleiding zelf bekostigen en pas later op zoek gaan naar een bewakingsfirma die hen in dienst wil nemen.
In een eerste fase namen we contact op met de opleidingsverantwoordelijken van deze twee opleidingsinstellingen. Deze kennismaking vond plaats eind oktober. Met beiden werd al vlug een kort overleg afgesproken om het onderzoek bekend te maken. Beide instellingen toonden zich zeer positief en waren bereid mee te werken. Een brief met korte inhoud omtrent opzet en bedoeling van het onderzoek werd via de opleidingsinstellingen rond gestuurd naar de bewakingsbedrijven die cursisten hadden ingeschreven voor de geselecteerde klassen.
Na akkoord van beide opleidingsinstellingen werden uiteindelijk in beide instellingen in totaal vijf klassen bevraagd. Er vonden drie afnames plaats bij Syntra West (5 en 13 januari en 1 februari). Bij Group 4 Securicor vonden twee afnames plaats op 1 februari. Het ging telkens om afnamen bij het begin van de opleiding (de eerste of de tweede dag van de opleiding). Samen waren de klassen goed voor 70 respondenten. Uiteindelijk konden er 61 van deze 70 vragenlijsten gebruikt worden voor analyse. De overige negen vragenlijsten waren uitval, omwille van onvolledigheid of moedwillige sabotage.
De volgende stap in het onderzoek was het invoeren van de data in SPSS. Na het opkuisen van onze data en verwijderen van foute gegevens was deze dataset klaar voor analyse. Enkele hypothesen werden opgesteld betreffende bewakingswerk en deze werden aan de hand van de data getest. In het volgende onderdeel is een resultaat van deze hypothesen terug te vinden.
3.6. Uitwerken van hypothesen Bij de analyse van de resultaten moeten we wel opmerken dat sommige van de vragen uit de vragenlijst geen echte meerwaarde bieden bij een eerste bevraging. Bij deze vragen wordt er vooral gepeild naar ervaringen die men opdoet in het werkveld van de private veiligheidssector. Aangezien het bij de eerste opname gaat om studenten die een basisopleiding volgen, en dus een eerste stap zetten in de bewakingswereld, kunnen deze respondenten er niet adequaat op antwoorden en zijn de gegevens dus onbruikbaar voor analyse. Er kan bij deze vragen dus ook niet getest worden of de respondenten deze vragen goed begrijpen.
Door middel van het onderzoek trachten we een antwoord te bieden op diverse hypothesen. Hiervoor hebben we een vragenlijst ontwikkeld op basis van de survey van Professor Töre Bjorgo uit Noorwegen, aangevuld met vragen uit de veiligheidsmonitor die peilen naar de sociaal demografische achtergrondkenmerken van de respondenten. De vragenlijst kan uiteindelijk opgedeeld worden in negen verschillende thema‟s:
-
beroepskeuze (Vragen bij onderdelen A, B, C, D en E);
-
invloed van de job op de levensstijl en visies (Vragen bij onderdeel F);
-
verwachtingen met betrekking tot werksituatie binnen 10 jaar (Vragen bij onderdeel G);
-
perceptie op de private veiligheidssector (Vragen bij onderdeel H);
-
taken van een bewakingsagent (Vragen bij onderdeel J);
-
perceptie rond een job als bewakingsagent (Vragen bij onderdelen I en K);
-
perceptie rond de relatie private bewakingssector en de samenleving (Vragen bij onderdeel L);
-
perceptie rond waarden, normen en problemen eigen aan een Westerse samenleving (Vragen bij onderdeel M);
-
sociaaldemografische kenmerken (Vragen bij onderdeel N)
Binnen ieder thema hebben we getracht een hypothese te formuleren die we dan toetsen aan onze verkregen data. Zoals hierboven reeds vermeld was het bij sommige onderdelen van deze survey niet mogelijk al een hypothese te testen omdat deze thema‟s reeds enige werkervaring als bewakingsagent vereisen. Dit is het geval bijvoorbeeld het geval bij het thema „Perceptie rond de relatie private bewakingssector en de samenleving‟.
Bij de analyse van onze resultaten gaan we bij de testing van iedere hypothese als volgt te werk. In de survey gaan we op zoek naar de vragen die ons een antwoord kunnen bieden op de desbetreffende hypothese. Om na te gaan of deze vragen effectief nuttig kunnen zijn als schaal voeren we een factoranalyse uit. Factoranalyse is de familie van technieken die gebruikt wordt om schalen te analyseren op hun dimensionaliteit.99 Factoranalyse geeft dus aan of de geselecteerde vragen peilen naar eenzelfde dimensie. Deze analyse toont het aantal dimensies waarnaar de vragen peilen. Bij iedere dimensie geeft ze ook een waarde aan betreffende de sterkte bij deze dimensie. Vragen die hoger scoren dan 0.4 wijzen er op dat deze vragen bij elkaar passen in een schaal.
Wanneer de factoranalyse aangeeft dat de vragen naar eenzelfde dimensie peilen kunnen we verder gaan door Cronbach‟s alfa te berekenen van deze mogelijke schaal. Deze maat gaat na in welke mate de vragen intern consistent zijn in de vragenlijst. Dit wil zeggen dat men op zoek gaat of de vragen hetzelfde meten. Men kan stellen dat een waarde van 0.7 of hoger er op wijst dat deze schaal gebruikt kan worden.
Wanneer we samenhang willen berekenen tussen twee variabelen werd er een correlatiecoëfficiënt berekend. Samenhang werd vastgesteld wanneer er een significantie is van 0,05 tot 0,01. Dit wil zeggen dat in 95% van de gevallen we mogen aannemen dat er effectief samenhang zal zijn tussen de variabelen. De correlatiecoëfficiënt geeft aan in welke richting deze samenhang is en hoe sterk ze is.
99
MORTELMANS D., DEHERTOGH B., Factoranalsye, Leuven, Acco, 2008, p.73.
3.7. Resultaten 3.7.1. Beroepskeuze
Hypothese 1: jongeren hun keuze om een opleiding te volgen hangt in grote mate samen met beïnvloeding door derden. Dit kan te wijten zijn aan druk van de ouders om een bepaalde richting te volgen, maar het kan even goed gaan om beïnvloeding door een vriend die ook deze opleiding gaat volgen. Cursisten die de opleiding basisbewaking starten maar die rees al enkele jaren werkervaring hebben zullen minder onderhevig zijn aan invloeden van buitenaf bij de keuze om een basisopleiding bewaking te volgen. Hoe jonger, hoe meer beïnvloeding met andere woorden. Hoe processen van beïnvloeding verlopen is hierboven reeds beschreven.
Om deze hypothese te testen werd een schaal opgemaakt die de mate van beïnvloeding door derden weergeeft. Uiteindelijk werden 13 vragen geselecteerd (A1 en alle vragen uit onderdeel B en C). Na factoranalyse bleken de vragen naar dezelfde dimensie te peilen. Ook na het berekenen van Cronbach‟s Alfa (0,82) bleek onze schaal gepast te zijn om de mate van beïnvloeding weer te geven. Theoretisch konden de schaal per respondent variëren van 13 (zeer sterke invloed door zowel ouders, partner, familieleden en vrienden) tot 65 (helemaal geen invloed). In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de schaal „mate van beïnvloeding‟ terug te vinden.
mediaan modus gemiddelde standaardafwijking variantie
variabele: mate van beïnvloeding 60 61 56,8 7,31 53,46
minimum maximum reikwijdte geldig missing
35 65 30 41 20
Mate van beïnvloeding Aantal Valide 35 1 38 1 41 1 43 1 47 1 49 1 51 1 52 1 53 2 54 2 55 2 57 2 59 4 60 1 61 13 62 2 63 1 64 1 65 3 Totaal 41 Ontbrekend 20 Totaal 61
% 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 3,3 3,3 3,3 3,3 6,6 1,6 21,3 3,3 1,6 1,6 4,9 67,2 32,8 100
Valide % 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 4,9 4,9 4,9 4,9 9,8 2,4 31,7 4,9 2,4 2,4 7,3 100
Cumulatief % 2,4 4,9 7,3 9,8 12,2 14,6 17,1 19,5 24,4 29,3 34,1 39 48,8 51,2 82,9 87,8 90,2 92,7 100
Tabel 6: Mate van beïnvloeding door derden bij het nemen van opleidingskeuze
Hieruit kunnen we concluderen dat geen enkele van onze respondenten een zeer sterke invloed hebben ondergaan bij de keuze voor deze opleiding. Daarentegen zijn er wel drie respondenten die aangeven helemaal geen invloed te hebben gevoeld en deze keuze dus bewust zelfstandig hebben genomen. 92,7% van onze respondenten geeft wel aan enige vorm van beïnvloeding te hebben gehad bij de keuze van de opleiding maar bij de meeste is deze heel miniem en terug te voeren tot 1 persoon die deze keuze heeft beïnvloed. Slechts 4,9% kende een grote tot zeer grote invloed van derden bij de keuze. Om na te gaan of de mate van beïnvloeding nu samenhangt met de leeftijd werd er een correlatie berekend tussen de schaal „mate van beïnvloeding‟ en het geboortejaar van onze respondenten.
Volgens onze hypothese zou het geboortejaar positief moeten correleren met de mate van beïnvloeding, immers hoe later geboren hoe meer invloed men kent door derden. De resultaten van de correlatie spreken deze hypothese echter tegen. Er is in onze survey zoals verwacht samenhang tussen de variabele „geboortejaar‟ en de variabele „mate van beïnvloeding door derden bij de beroepskeuze‟. Er is immers een significantie van 0,024. Er is dus significantie op het 0,05 niveau. Minstens in 95% van de gevallen zal een dergelijke samenhang gevonden worden tussen mate van beïnvloeding en geboortejaar. Wat echter wel verassend is is dat deze correlatie niet in de positieve richting is, maar in de negatieve. Er is een correlatiecoëfficiënt verkregen van –0,36. Hieruit moeten we dus concluderen dat in ons onderzoek de oudere cursisten een grotere mate van beïnvloeding hebben gehad bij de beroepskeuze dan de jongere. Hoe vroeger men geboren is, hoe meer beïnvloeding men gehad heeft.
Hypothese 2: de leeftijd zal ook een samenhang vertonen met de motieven tot de keuze van het beroep bewakingsagent. Jongeren zullen zich aangetrokken voelen door arbeidsvoorwaarden zoals een hoog inkomen, veel vrije tijd en actie op het werk.100 De iets oudere personen die een opleiding aanvatten tot bewakingsagent zullen meer gedreven zijn door de morele voldoening die dergelijke job hen oplevert. Ze zijn minder geïnteresseerd in actie, veel vrije tijd, …
Om deze hypothese te testen werden 2 verschillende analyses uitgevoerd. Ten eerste werd er een samenhang berekend tussen leeftijd en de aangename arbeidsvoorwaarden (veel vrije tijd, hoog inkomen, doorgroeimogelijkheden en veel actie op het werk Deze schaal bevat uiteindelijk vijf vragen uit de survey (E38, E45, E50, E53 en E60). Ook deze schaal scoort goed na factoranalyse en het berekenen van Cronbach‟s Alfa. Om de samenhang tussen beide variabelen na te gaan werd opnieuw een correlatietest uitgevoerd, maar deze bleek negatief te zijn. De samenhang tussen de leeftijd en de aangename arbeidsvoorwaarden is niet significant. Met andere woorden, er is geen verband tussen hoe oud je bent en hoe hoog je aangename arbeidsvoorwaarden bij een job apprecieert. De stelling dat jongere mensen dus meer kiezen voor een job als bewakingsagent dan oudere personen kan dus verworpen worden in onze afname.
100
X, Jongeren en Werk, De Standaard, http://193.191.210.44/studies/ac1013_nl.pdf [WWW], [19/2/2010].
De tweede stap bij de test van deze hypothese was nagaan of er een verband bestaat tussen de variabele „leeftijd‟ en de variabele „morele voldoening van de job‟. Om deze laatste variabele te kennen werd er een schaal ontwikkeld van vier vragen in de survey (E43, E44, E47 en E48). In deze vragen gaat het om hoe belangrijk de respondent het respect dat je krijgt vindt, hoe belangrijk je het vindt om anderen te helpen,… Ook deze schaal doorstond de factoranalyse en haalde een score van 0,7 op Cronbach‟s Alfa. Opnieuw een goede schaal dus.
Binnen het kader van deze hypothese moesten we dus een positieve correlatie verkrijgen. Hoe ouder men is, hoe belangrijker men de morele voldoening (die bij de job hoort) vindt bij de keuze van een job. Na het berekenen van de correlatie tussen beide variabelen blijkt er opnieuw geen sprake van enige vorm van samenhang tussen beide variabelen. De significantie bedroeg immers 0,5. Veel te lage score dus om enige vorm van samenhang te aanvaarden. De leeftijd van de respondent hangt dus niet samen met de keuze om bewakingsagent te worden vanwege de morele voldoening die men bij de job krijgt.
We kunnen dus deze hypothese in zijn geheel verwerpen bij onze respondenten.
3.7.2. Invloeden van de job op levensstijl & gedachten respondent Hypothese: de personen die de opleiding volgen gaan er van uit dat de opleiding een groot effect zal hebben op hun visie op de maatschappij en op de visie op de private veiligheidssector in het algemeen. Ze gaan er met andere woorden vanuit dat een job als bewakingsagent en grote impact zal hebben op hoe ze kijken naar de samenleving en de veiligheidssector.
Om deze hypothese te testen werden zes vragen samengevoegd in één schaal (F61, F62, F63, F64, F166 en F167). Er werd hier bij iedere vraag een hogere score behaald dan 0,4. Ook Cronbach‟s Alfa wees uit dat we over een goede schaal beschikten (0,87). variabele: invloed gekozen beroep op visie samenleving en private veiligheid mediaan 15 minimum 6 modus 12 maximum 30 gemiddelde 16,5 reikwijdte 24 standaardafwijking 5,95 geldig 59 variantie 35,39 missing 2
Valide
Ontbrekend Totaal
Invloed 6
Aantal 2
% 3,3
Valide % 3,4
Cumulatief % 3,4
8
2
3,3
3,4
6,8
9 10 11 12 13 14 15 17 18 19 20 22 23 25 26 28 30 Totaal
1 1 4 9 4 1 6 4 8 3 2 3 1 1 3 1 3 59 2 61
1,6 1,6 6,6 14,8 6,6 1,6 9,8 6,6 13,1 4,9 3,3 4,9 1,6 1,6 4,9 1,6 4,9 96,7 3,3 100
1,7 1,7 6,8 15,3 6,8 1,7 10,2 6,8 13,6 5,1 3,4 5,1 1,7 1,7 5,1 1,7 5,1 100
8,5 10,2 16,9 32,2 39 40,7 50,8 57,6 71,2 76,3 79,7 84,7 86,4 88,1 93,2 94,9 100
Tabel 7: Invloed van een job als bewakingsagent op de visie rond samenleving en private veiligheid
Figuur 1: grafiek invloed van een job als bewakingsagent op de visie rond de samenleving en private veiligheid
Deze grafiek geeft mooi de spreiding terug van in welke mate de respondenten denken beïnvloed te worden door de job, op het vlak van visies ten opzichte van private veiligheid en maatschappij. Ze toont mooi aan dat de meeste respondenten denken een grote tot matige invloed te zullen ondervinden (alle scores kleiner of gelijk aan 18). Dat kunnen we ook terug vinden in de cumulatieve percentages. 57.6% van de respondenten denken dat het gekozen beroep een grote tot zeer grote invloed zal hebben op hun levensstijl en gedachten. Dit zijn de respondenten die op de schaal tussen 6 en 17 scoren. 28,8% denkt bijna geen tot absoluut geen invloed te zullen ondervinden. Binnen dit percentage hoort 5,1% van de respondenten die denken helemaal geen invloed te zullen voelen. Dit zijn de respondenten die 30 scoren op de schaal.
3.7.3. Verwachting met betrekking tot werksituatie binnen tien jaar
Hypothese: personen die bij de keuze van de opleiding weinig of geen beïnvloeding hebben gehad van derden en dus zeer bewust gekozen hebben voor deze opleiding, zullen bijgevolg ook meer nagedacht hebben over hun toekomst in de private veiligheidssector. Veel van deze respondenten zien het basisbewakingswerk niet als een eindpunt in de private veiligheidssector en denken nog een verdere veiligheidsopleiding te volgen.
Hierboven werd reeds de schaal rond beïnvloeding door derden bij de studiekeuze besproken. Om bovenstaande hypothese te testen maken we opnieuw gebruik van deze schaal. Deze schaal zullen we testen op samenhang met vraag G168. Deze vraag peilt bij de respondenten hoe waarschijnlijk het is dat men binnen 10 jaar nog een bijkomende opleiding heeft gevolgd binnen de private veiligheidssector. Als we de hypothese hierboven volgen zou er een negatieve correlatie moeten zijn tussen beide variabelen. Hoe minder beïnvloeding men heeft gekend door derden bij de keuze van de opleiding, hoe waarschijnlijker het is dat men nog een vervolgopleiding in de sector heeft gevolgd. Na analyse blijkt er echter geen samenhang te zijn tussen beide variabelen. De significantie bedroeg 0,621, veel te laag dus. De correlatiecoëfficiënt bedraagt -0.
3.7.4. Perceptie op de private veiligheidssector
Dit thema peilt naar visies rond de private veiligheidssector. Zo wordt gepeild naar in hoeverre de sector een echte mannenwereld is. Hier hebben de respondenten nog geen zicht goed zicht op. Analyses uitvoeren binnen dit thema zou ons tot verkeerde resultaten leiden. Of de sector een echte mannenwereld is kan verder in deze Masterproef nog aangetoond worden door het een overzicht te geven van het geslacht van onze respondenten. Andere percepties die bevraagd worden in dit onderdeel zijn onder andere hoe men de sector beoordeelt, of men nog een opleiding bewaking zou starten indien men kon terug gaan in de tijd,….
3.7.5. Taken van een bewakingsagent
Hypothese: de taken die een bewakingsagent dient te vervullen acht men meer op repressie gericht dan op preventie en administratie. De geschiedenis van de private veiligheidssector leert
ons dat men steeds meer taken van private politie zal overnemen omdat deze niet meer passen in de basispolitiezorg. De wetten passen zich ook aan bij deze tendens waardoor bewakingsagenten steeds verdergaande bevoegdheden krijgen, ook op het repressieve vlak. Denken we bijvoorbeeld aan het gebruik van spuitbussen bij veiligheidsagenten van openbare vervoersmaatschappijen. De oorspronkelijke taak rond preventie is wat op de achtergrond verzeild geraakt.
Ook deze hypothese zullen we via twee statistische analyses trachten te bewijzen of te ontkrachten. In een eerste fase zijn we zoek gegaan naar vragen in de survey die de respondenten bevragen over hoe belangrijk ze repressieve taken vinden bij een job als bewakingsagent. twee vragen in de survey beantwoorden hieraan (J166 en J117). Deze vragen peilen naar de mate van belangrijkheid van ordehandhaving en opsporingswerk bij bewakingswerk.
variabele: mate van belangrijkheid van repressieve taken voor bewakingsagent mediaan 6 minimum 2 modus 6 maximum 10 gemiddelde 5,55 reikwijdte 8 standaardafwijking 2,18 geldig 58 variantie 4,74 missing 3
Valide
Belangrijkheid van repressieve taken Aantal 2 9 3 4 5 6 7 8 10 Totaal
Ontbrekend Totaal
2 3 13 14 7 6 4 58 3 61
% 14,8
Valide % 15,5
3,3 4,9 21,3 23 11,5 9,8 6,6 95,1 4,9 100
3,4 5,2 22,4 24,1 12,1 10,3 6,9 100
Tabel 8: Mate van belangrijkheid repressieve taken voor een bewakingsagent
Cumulatief % 15,5 19 24,1 46,6 70,7 82,8 93,1 100
Figuur 2: grafiek belangrijkheid repressieve taken voor een bewakingsagent
46.6 % van onze respondenten vindt opsporingswerk en ordehandhaving tot het takenpakket behoren van een bewakingsagent. Daarentegen zijn er 29.3% van de respondenten die vinden dat dit geen taken van een bewakingsagent kunnen zijn.
De tweede variabele die we zullen bekijken om deze hypothese te testen is een schaal die de mate van belangrijkheid aangeeft van de oorspronkelijke taken van een bewakingsagent, namelijk preventie en de daarbij horende administratieve taken. Ook in deze schaal worden opnieuw twee vragen uit de survey opgenomen (J112 en J114).
variabele: mate van belangrijkheid van preventieve taken voor bewakingsagent mediaan 4 minimum 2 modus 4 maximum 9 gemiddelde 4,17 reikwijdte 7 standaardafwijking 1,64 geldig 59 variantie 2,7 missing 2
Valide
Ontbrekend Totaal
Belangrijkheid van repressieve taken Aantal 2 13
% 21,3
Valide % 22
Cumulatief % 22
3
7
11,5
11,9
33,9
4 5 6 7 8 9 Totaal
14 13 9 1 1 1 59 2 61
23 21,3 14,8 1,6 1,6 1,6 96,7 3,3 100
23,7 22 15,3 1,7 1,7 1,7 100
57,6 79,7 94,9 96,6 98,3 100
Tabel 9: mate van belangrijkheid van preventieve taken voor een bewakingsagent
Figuur 3: grafiek mate van belangrijkheid van preventieve taken voor een bewakingsagent
79.9% van de respondenten vindt criminaliteitspreventie en rapportering enkele kernvoorbeelden van basisbewaking. 5.1% van de respondenten vindt dit geen onderdeel van basisbewaking.
We kunnen deze hypothese gedeeltelijk ontkrachten. De respondenten geven aan zowel repressieve taken als preventieve taken te aanschouwen als kernvoorbeelden van basisbewaking. De respondenten geven zijn het er wel in grotere getale over eens dat preventieve taken tot hun werkpakket behoren, namelijk een goede 80%. Bij de repressieve taken is 50% van de respondenten het er over eens dat dit tot hun werk behoort. De stelling dat bewakingsagenten dus repressieve taken de dag van vandaag belangrijker gaan zien dan hun oorspronkelijke preventieve taken kan dus niet bevestigd worden.
3.7.6. Perceptie rond een job als bewakingsagent
Dit onderdeel van de survey peilt naar de mate dat men het eens of oneens is met enkele uitspraken over het beroep van bewakingsagent. Zo wordt er bevraagd of men akkoord is dat bewakingswerk gevaarlijk is, dat bewakingswerk veel schrijfwerk inhoudt of dat carrière maken in de sector makkelijker is voor mannen dan voor vrouwen. De respondenten mochten dit luik van de survey invullen, maar de resultaten zijn onbruikbaar aangezien men in heel veel gevallen nog geen ervaring heeft in de sector. De meeste respondenten hebben dit luik dan ook automatisch niet
ingevuld. Vragen die hier gesteld werden zijn nder andere: „bewakingswerk houdt veel schrijfwerk in‟, bewakingswerk is een stressvolle job‟ en „bewakingswerk is gevaarlijk werk‟. 3.7.7. Perceptie rond relatie bewakingssector – samenleving Bij dit onderdeel kan dezelfde opmerking gemaakt worden als de opmerking hierboven. Wegens vaak nog geen ervaring in de sector zijn uitspraken omtrent de relatie tussen de bewakingssector en de samenleving niet betrouwbaar in de survey. Zo werd er bevraagd of men al dan niet akkoord gaat met stellingen als: „burgers hebben een slechte attitude ten aanzien van bewakingsagenten‟, „de burgers hebben geen respect meer voor bewakingsagenten‟,… Ook op dergelijke uitspraken kan men moeilijk een getrouwe uitspraak doen zonder enige ervaring. Indien men toch een uitspraak doet op deze stellingen stoelt de mening vaak op hoe men denkt dat de verhouding is.
3.7.8. Perceptie rond waarden, normen en problemen eigen aan een Westerse samenleving
Dit thema peilt vooral naar hoe rechts men denkt. Dit komt verder nog aan bod wanneer we bij de sociaaldemografische kenmerken spreken over de positionering op het politieke spectrum. Bij dit thema is het interessant om eens te kijken naar censuur van meningen op radio en televisie.
Valide
Ontbrekend Totaal
Censuur in media Aantal Helemaal eens 26
% 6.6
Valide % 7.3
Cumulatief % 7.3
Eens
19
9.8
10.9
18.2
Noch eens, noch oneens Oneens Helemaal oneens Totaal
7
26.2
29.1
47.3
6 1 55 6 61
19.7 27.9 90.2 9.8 100
21.8 30.9 100
69.1 100
Tabel 10: Mening rond censuur van opnies in media
Figuur 4: Grafiek mening rond censuur van opinies in media
Meer dan de helft van de respondenten geven aan toch voorstander te zijn om geen censuur in te voeren op opinies die geuit worden in de media. Men is dus voor de vrije meningsuiting. Slechts 18.2% van de respondenten is te vinden voor een dergelijke censuur. Een verklaring voor deze uitslag is dat de respondenten vrij rechtsgezind zijn (cfr.infra) en dus via deze manier voorstander zijn van vrije meningsuiting in media. 3.7.9. Sociaaldemografische kenmerken
In dit onderdeel wordt geen hypothese vooropgesteld en getoetst, maar wordt er dieper ingegaan op de achtergrondkenmerken van de respondenten. Zo krijgt men een beter zicht op welke personen een opleiding basisbewaking starten. Er wordt dieper ingegaan op de leeftijd van de respondenten, het geslacht, de afkomst, de vooropleiding, het opleidingsniveau van de ouders en de situering van de respondent op het politieke spectrum.
3.7.9.1. Leeftijd De groep respondenten kende een grote variatie. De jongste student werd dit jaar 19, de oudste student was al 56 jaar. Wanneer we dieper ingaan op de leeftijd blijkt de groep van respondenten gemiddeld 28 jaar en een half te zijn. Logischerwijs zijn er dus veel respondenten die al reeds
werkervaring hebben. Dit komt ook naar boven in onze resultaten. Het grootste aandeel respondenten is tussen de 20 en 30 jaar oud. De verklaring voor een vrij hoog leeftijdsgemiddelde is terug te brengen op enkele hoge uitschieters in leeftijd (respondenten van 51, 52 en 56 jaar). Dit is mooi waar te nemen in een grafiek.
In onderstaande tabel kan men de resultaten van de analyse terug vinden. variabele: leeftijd mediaan
25
minimum
19
modus
24
maximum
56
gemiddelde
28,6
reikwijdte
37
standaardafwijking
9,45
geldig
59
variantie
89,33
missing
2
Valide
Leeftijdscategorie Aantal 18-24 26
% 42,6
Valide % 44
Cumulatief % 44
25-34
19
31,1
32,2
76,2
35-44 45-54 >55 Totaal
7 6 1 59 2 61
11,5 9,8 1,6 96,7 3,3 100
11,9 10,2 1,7 100
88,1 98,3 100
Ontbrekend Totaal
Tabel 11: Leeftijd van de respondenten
Figuur 5: grafiek leeftijd van respondenten
3.7.9.2. Opleidingsniveau
De respondenten die we bevraagd hebben bezitten voornamelijk hoogstens een diploma uit het Technisch Secundair Onderwijs. Ongeveer 86% van de respondenten hebben dus Secundair Technisch Onderwijs genoten of lager. De meeste respondenten komen uit het TSO en bezitten dus een diploma A2, 43,9%. Er is zelfs 1 persoon die aangeeft niet over enig diploma te beschikken. Zeven procent heeft als hoogste diploma één op ASO-niveau. Ook mensen die een opleiding genoten hebben aan een hoge school of universiteit komen blijkbaar in een basisopleiding bewakingsagent terecht. Vier van de 57 valide respondenten, ofwel 3,6% bezitten immers een hoger diploma.
variabele: opleidingsachtergrond respondent mediaan
hoger middelbaar TSO
geldig
57
modus
hoger middelbaar TSO
missing
4
Valide
Diploma Geen
Aantal 1
% 1,6
Valide % 1,8
Cumulatief % 1,8
Lager onderwijs
2
3,3
3,5
5,3
Lager middelbaar beroepsonderwijs Lager middelbaar technisch onderwijs (A3) Hoger middelbaar beroepsonderwijs Hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) Hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Academische master Totaal
3
4,9
5,3
10,6
3
24,6
5,3
15,9
15
41
26,3
42,2
25
14,6
43,9
86,1
4
6,6
7
93,1
2
3,3
3,3
96,4
1
1,6
1,8
98,2
1
1,6
1,8
100
57 4 61
93,4 6,6 100
100
Ontbrekend Totaal
Tabel 12: opleidingsachtergrond respondenten
Figuur 6: grafiek opleidingsachtergrond respondenten
3.7.9.3. Opleidingsniveau ouders
Hypothese: we gaan er van uit dat er een verband zou bestaan tussen het opleidingsniveau van de respondent en het opleidingsniveau die de ouders van de respondenten genomen hebben. Vroegere onderzoeken hebben een dergelijke samenhang al aangetoond. Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is „family backgrounds and childrens schooling outcome‟ van DE HAAN M.101
Er is blijkbaar een verband tussen het diploma van de ouders en de hoogste opleiding die de respondent genoten heeft. Dit kunnen we al afleiden uit de onderstaande tabel die de modus en mediaan aangeeft van hoogst genoten opleiding met diploma bij zowel de respondent zelf, zijn moeder en zijn vader. De mediaan en modus bij de drie partijen is steeds dezelfde, namelijk een diploma op het huidige TSO-niveau.
101
DE HAAN M., Family backgrounds and childrens schooling outcome, http://dare.uva.nl/document/119597 [WWW], [21/3/2010].
mediaan modus geldig missing
respondent hoger middelbaar TSO hoger middelbaar TSO 57 4
Valide
Opleidingsachtergrond vader hoger middelbaar TSO hoger middelbaar TSO 51 10
moeder hoger middelbaar TSO hoger middelbaar TSO 52 9
Diploma moeder Aantal Geen 7
% 11,5
Valide % 13,5
Cumulatief % 13,5
Lager onderwijs
3
4,9
5,8
19,3
Lager middelbaar beroepsonderwijs Lager middelbaar technisch onderwijs (A3) Hoger middelbaar beroepsonderwijs Hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) Hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Academische master Totaal
8
13,1
15,4
34,7
4
6,5
7,7
42,4
6
9,8
11,5
53,9
13
21,3
25
78,9
3
4,9
5,8
84,7
5
8,2
9,6
94,3
1
1,6
1,9
96,2
2
3,3
3,8
100
52 9 61
85,2 14,8 100
100
Ontbrekend Totaal
Tabel 13: opleidingsachtergrond moeder respondent
Figuur 7: grafiek opleidingsachtergrond moeder respondent
Valide
Diploma Geen
Aantal 8
% 13,1
Valide % 15,7
Cumulatief % 15,7
Lager onderwijs
4
6,6
7,8
23,5
Lager middelbaar technisch onderwijs (A3) Lager middelbaar algemeen vormend onderwijs Hoger middelbaar beroepsonderwijs Hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) Hoger middelbaar
7
11,5
13,7
37,2
1
1,6
2
39,2
2
3,3
3,9
43,1
17
27,9
33,3
76,4
3
4,9
5,9
82,3
algemeen vormend onderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Academische master Totaal Ontbrekend Totaal
6
9,8
11,8
94,1
1
1,6
2
96,1
2
3,3
3,9
100
57 10 51
83,6 16,4 100
100
Tabel 14: opleidingsachtergrond vader respondent
Figuur 8: grafiek opleidingsachtergrond vader respondent
Wanneer we de resultaten naast elkaar leggen zijn er toch grote gelijkenissen waar te nemen tussen het diploma van de ouders en de respondenten. Zowel bij de respondenten, hun moeders en hun vaders heeft de grote meerderheid hoogstens een TSO-diploma. Bij de ouders van de respondenten beschikt zo‟n 75 à 80% over een diploma op TSO-niveau of lager. Dit is een grote vijf procent lager dan de respondenten. Bij de ouders is wel waar te nemen dat er meer een hogere opleiding genoten hebben dan bij de kinderen. 9 vaders en 8 moeders hebben een diploma bereikt op een hoge school of universiteit, ten opzichte van 4 respondenten.
3.7.9.4. Nationaliteit
De respondenten zijn voornamelijk Belgen. Een kleine acht procent van de ondervraagden heeft aan niet over de Belgische nationaliteit te beschikken. Bij de verwerking van de gegevens is er gekozen om geen onderscheid te maken tussen de resultaten verkregen in Syntra West en de resultaten verkregen bij Group 4 securicor. Dit omdat de dataset te klein ging zijn om correcte uitspraken te kunnen doen. Het is slechts voor 1 item dat er toch een vergelijking is gemaakt omdat deze vrij opvallend is en dat is omtrent de nationaliteit. Alle respondenten die aangeven niet over de Belgische nationaliteit te beschikken zijn cursisten bij Group 4 Securicor. Deze opleidingsinstelling bevindt zich in Asse, nabij Brussel. Terwijl SyntraWest zich in het zuiden van West-Vlaanderen bevindt. Wellicht is de hoofdreden voor het verschil in nationaliteit te situeren binnen de geografische ligging. Brussel kent meer diverse nationaliteiten dan West-Vlaanderen. Tijdens het gesprek met Hendrik Parmentier, opleidingscoordinator bij Group 4 Securicor, kwam ook ter sprake dat ze een heel hoog percentage cursisten tellen van allochtone origine, meer dan in de andere Vlaamse opleidingsinstellingen.
De 5 respondenten die aangeven niet over de Belgische nationaliteit te beschikken zijn een Nederlander, een Duitser, een Turk en een Marokkaan. Van één respondent is de nationaliteit niet gekend.
Valide
Belgische nationaliteit Ja
Aantal 56
% 91,8
Nee Totaal
5 61
8,2 100
Cumulatief % 91,8 100
Tabel 15: aandeel respondenten met Belgische nationaliteit
3.7.9.5. Geslacht
Hypothese: de bewakingswereld is een echte mannenwereld. Vrouwen vinden nauwelijks toegang tot de private veiligheidssector. Ook het aantal vrouwelijke cursisten die een bewakingsopleiding volgen is laag.
Uit onderzoek blijkt dat de positie op de arbeidsmarkt van vrouwen aan het vergroten is. De arbeidskloof tussen mannen en vrouwen is kleiner aan het worden. Steeds meer vrouwen gaan in vergelijking met vroeger werken en bovendien zijn het vooral mannen die hun job verliezen onder invloed van de economische crisis.102 Wanneer we echter specifiek kijken naar bewakingsagenten zien we niet dat de kloof tussen mannen en vrouwen gedicht wordt. Er is zelfs spraken van een vergroting van de kloof, al is deze wel zeer miniem van omvang. Het NIS stelt tweejaarlijks een lijst op met het aantal beoefenaars van 100 beroepen. In deze statistiek wordt een opdeling
102
VDAB, De genderkloof gedicht? De positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, http://vdab.be/trends/maandverslag/topic0301.pdf [WWW], [27 maart 2010].
gemaakt naar geslacht.103 In de periode tussen 2004 en 2008 kende het aantal vrouwelijke bewakingsagenten een terugval van om en bij de zes procent. Waar ze in 2004 nog goed waren voor één vijfde van de arbeidsmarkt bewakingsagenten is dat in 2008 nauwelijks nog één zevende. In 2008 was zo‟n 86% van de bewakingsagenten van het mannelijke geslacht.
Totaal Aantal 21.402 23.510 21.077
Jaar 2004 2006 2008
Vrouwen Aantal % 4.333 20,2 3.988 17,0 2.973 14,1
Mannen Aantal % 17.069 79,8 19.521 83 18.104 85,9
Tabel 16: geslacht bewakingsagenten België 2004-2008
We vinden een gelijkaardige verdeling terug bij de respondenten van onze survey. 90% is van het mannelijke geslacht. Vreemd genoeg was er één respondent die zijn/haar geslacht niet heeft ingevuld. Dit kan te wijten zijn aan een mindere motivatie bij het invullen van de survey (cfr.infra).
Valide
Geslacht Man
Aantal 54
% 88,5
Valide % 90
Vrouw Totaal
6 60 1 61
9,8 98,4 1,6 100
10 100
Ontbrekend Totaal
Cumulatief % 90 100
Tabel 17: geslacht respondenten
3.7.9.6. Positionering op politiek spectrum
Een laatste sociaaldemografisch kenmerk dat interessant is om eens van naderbij te bekijken is de politie voorkeur van de respondenten. In de survey werd gepeild naar hun positie op het politie
103
FOD ECONOMIE, Beroepen in Belgie volgens geslacht, http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/Top_100_beroepen.jsp [WWW], [19 maart 2010].
spectrum. Men kon zich positioneren op een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 extreem links voorstel en 10 extreem rechts. De waarden 0 en 1 werden samengevoegd tot extreem links, de waarden 2, 3 en 4 tot gematigd links, de waarde 5 tot centrumkiezer, de waarden 6, 7 en 8 tot gematigd rechts en de waarden 9 en 10 tot extreem rechts. Uit de gegevens hieronder blijkt dat onze ondervraagden voornamelijk centrumkiezers zijn. Meer dan de helft van de respondenten geeft aan tot deze categorie te behoren. Opvallend is dat de rest van de respondenten, op 3 uitzonderingen na, allemaal gematigd rechts tot extreem rechts gezind is.
mediaan modus
Valide
Ontbrekend Totaal
variabele(n): politieke voorkeur centrumkiezer geldig centrumkiezer missing
45 16
Diploma Aantal Extreem rechts 2
% 3,3
Valide % 4,4
Cumulatief % 4,4
Gematigd rechts
16
26,2
35,5
39,9
Centrumkiezer Gematigd links Extreem links Totaal
24 3 0 45 16 61
39,3 4,9 0 73,8 26,2 100
53,3 6,7 0 100
93,3 100 100
Tabel 18: positionering van respondenten op politieke spectrum
Figuur 9: grafiek positionering respondenten op politieke spectrum
3.8. Conclusie
Bedoeling van deze pretest was enerzijds de mogelijke problemen en de pluspunten op te sporen in de survey en onderzoeksmethode zoals die nu gebruikt werd. We bespreken hier kort de 3 grote aandachtspunten die men zou moeten in acht houden wanneer men overgaat tot de uiteindelijke uitvoering van de Europese cohortestudie. We kunnen een drietal aandachtspunten naar voren schuiven, met name hoe men het best de cohorte bereikt, hoe en deze cohorte kan motiveren om te blijven deelnemen, zelfs na enkele jaren en te slotte hoe belangrijk de medewerking van de opleidingsinstellingen is voor het slagen van het onderzoek. Een tweede doelstelling die deze pretest vooropstelde was een schets van het profiel van de cursisten. Op basis van de resultaten uit bovenstaande analyses wordt een korte schets gemaakt van de cursisten.
3.8.1. Haalbaarheid onderzoek in de toekomst
We kunnen stellen dat er drie aandachtspunten zijn die niet uit het oog mogen worden verloren later tijdens het uiteindelijke onderzoek.. Ten eerste zal men een systeem moeten uitwerken die het mogelijk maakt om de respondenten uit de cohorte op te volgen in tijd en ruimte. Een tweede punt waar werk van gemaakt moet worden is het motiveren van de respondenten uit de cohorte om te blijven participeren in het project. Een laatste aandachtspunt, die tevens een belangrijke factor is in de opstarting van de studie, is de medewerking van de erkende opleidingsinstellingen in België die de basisopleiding Bewakingsagent inrichten.
3.8.1.1. Bereiken van cohorte
Om de non-respons op lange termijn (uitval) wegens verhuis, nieuwe werkgever, … te beperken is de meest voor de hand liggende oplossing de surveygegevens te koppelen aan administratieve gegevens van de respondent. Deze oplossing ligt echter wat gevoelig daar respondenten hierdoor hun medewerking kunnen weigeren omdat men het gevoel heeft dat hun recht op privacy in het gedrang komt. Daarenboven is het niet vanzelfsprekend omdat je voor de koppeling deze van gegevens voorafgaande toestemming nodig hebt van de Privacycommissie. Na bespreking met Hendrik Parmentier en Leen Bonne, de opleidingsverantwoordelijken Bewaking bij respectievelijk Group 4 securicor en Syntra West, blijkt dit bijna de enige oplossing. Ze zien dus de toestemming van de Privacycommissie noodzakelijk. De bereidheid tot medewerking van de mogelijke respondenten zal hierdoor weliswaar lager liggen dan de respons tijdens onze testcase (die anoniem verliep). Oplossing hiervoor is het hanteren van oversampling. Dit door middel van grotere steekproeftrekkingen dan in de voorafname.
3.8.1.2. Motiveren van cohorte Bij de start van het onderzoek zal het motiveren van de respondenten geen al te grote problemen met zich mee brengen. Er is een licht vorm van groepsdruk en dwang vanuit de opleidingsinstelling aanwezig bij de respondenten waardoor de motivatie om de enquête in te vullen vrij hoog zal zijn. Problemen doen zich echter voor na verloop van tijd, wanneer de cohorte opnieuw bevraagd wordt. De respondenten zullen immers al tewerkgesteld zijn in de private veiligheidssector of deze sector reeds verlaten hebben voor een andere job. Bij mensen die nog steeds tewerkgesteld zijn in de private veiligheidssector kunnen we aannemen dat de uitval kleiner zal zijn dan bij mensen die er niet meer werkzaam zijn. Dit door de interne motivatie die men nog
heeft. Als iemand nauw betrokken is bij het onderwerp waarover het onderzoek handelt, kan men aannemen dat de kans op medewerking groter is.
Een andere bepalende factor die de motivatie tot medewerking beïnvloed is de tijd die de survey in beslag neemt. Wordt een uitgebreide tijdsinvestering verwacht van de respondent, dan neemt de motivatie om deel te nemen af. Daarom zien wij dus de noodzaak in om in de toekomst de survey nog te vereenvoudigen. Tijdens de preselectie bleek immers dat de huidige survey een hoge tijdsinvestering vraagt.104 De tijdspanne waarin men de survey volledig kon invullen varieerde van minimaal 30 minuten tot maximaal 60 minuten.
Om te kijken of de respondenten bij het invullen van de survey gemotiveerd bleven om alle vragen in te vullen, werd er op zoek gegaan in de vragenlijst naar vragen die peilen naar dezelfde waarde. Er werd telkens een vraag die meer in het begin van de survey staat, vergeleken met een vraag die meer op het einde terug te vinden is. Indien de respondenten steeds gemotiveerd blijven bij het invullen van de survey zou er een positieve correlatie moeten zijn tussen de vragen die aan elkaar gelinkt werden. Dit bleek echter niet zo na analyse van enkele vragen. Er bleek steeds geen significantie en dus geen samenhang te zijn tussen de vragen.
Zo werden bijvoorbeeld de vraag D34 vooraan de survey, die peilt naar hoe belangrijk men de eigenschap „tolerant zijn‟ acht, gekoppeld aan de een schaal die peilt naar tolerantie omtrent mensen met een andere etnische achtergrond (M176; M177, M178 en M187). Deze schaal bevindt zich meer achteraan in de vragenlijst. Na testen op Cronbach‟s Alfa bleek dit een goede schaal te zijn (score van 0,706). Bij het berekenen van de correlatie werd een significantie bereikt van 0,746. We kunnen hier dus niet besluiten dat er enige samenhang is tussen de variabelen. Indien we er van uitgaan dat de respondenten eerlijk antwoorden, zou er een positieve samenhang moeten zijn. Hoe belangrijker men de eigenschap „tolerant zijn‟ acht, hoe meer men moet scoren op de schaal rond tolerantie betreffende allochtonen.
Een ander voorbeeld die hier kan aangehaald worden is de visie omtrent een tweede kans geven aan criminelen. Opnieuw zijn er 2 vragen in de vragenlijst die peilen naar de visie op deze stelling. De vraag „Personen die regelmatig een misdrijf plegen moeten een tweede kans krijgen‟ werd gelinkt met de vraag „iedereen zou gelijk behandeld moeten worden, ongeacht het gaat om een 104 X, Motiveren van respondenten,, http://www.bmooo.nl/index.php?option=content&task=view&id=218 [WWW], [23 april 2010].
gewone burger of een gekende misdadiger‟. Wanneer de samenhang tussen beide vragen onderzocht wordt, zou er ook hier een positieve samenhang moeten zijn. Na analyse blijkt er echter geen samenhang te zijn. Met een significantie van 0,591 kan er is geen enkel geval gesproken worden over samenhang.
Hieruit kan min of meer besloten worden dat de eerlijkheid bij het invullen van de vragen niet echt sterk is. Een voor de hand liggende oorzaak hiervan is dat naarmate het invullen van de survey langer duurt men een verminderde motivatie kent en dus lukraak antwoorden zal aankruisen.
Hiernaast kan men ook gebruik maken van een elektronische enquête die verspreid wordt via het Internet. Hiermee spelen we in op de evoluties in de maatschappij. Respondenten zullen dit ook minder ervaren als een last daar ze de rompslomp van een schriftelijke enquête niet meer hoeven uit te voeren (voorbeeld opsturen vragenlijst). Bovendien gaan de respondenten bij de start van de cohorte voornamelijk jongeren zijn die vertrouwd zijn met dit medium.
Een laatste oplossing om de motivatie hoog te houden tot deelname is een degelijke introductie van de survey bij de respondenten. Herkenning door het gebruik van een logo kan hier een voorbeeld van zijn. Daarnaast is het ook noodzakelijk te voorzien in een persoonlijke brief die de survey vergezeld en een woordje uitleg geeft. 3.8.1.3. Medewerking erkende opleidingsinstellingen Zoals hierboven aangehaald werd, is de tijdspanne waarin de vragenlijst ingevuld dient te worden veel te lang. Tijdens de afnames in de opleidingsinstellingen was duidelijk te merken dat dit voor de lesgevers van de cursus negatief ervaren werd, ook al stonden zij vrij positief tegenover het onderzoek. Om verdere medewerking te garanderen dient de enquête best ingekort te worden.
Een ander belangrijk punt die kan aangehaald worden rond de opleidingsinstellingen is dat men vóór de start van het onderzoek best eens een persoonlijk gesprek voert met de verantwoordelijke van de instelling. Dit project kan immers maar slagen wanneer er een wederzijds respect en vertouwen is tussen beide partijen. Dit respect en vertrouwen kan het best bereikt worden door transparant te werk te gaan omtrent het onderzoek.
3.8.2. Profiel van de cursisten basisopleiding bewaking
Kort samengevat ziet het profiel van onze respondenten er als volgt uit. De overgrote meerderheid van cursisten zijn duidelijk mannen. Slechts heel weinig vrouwen vinden voorlopig de weg naar een job als bewakingsagente. De cursisten hebben voornamelijk een korte opleiding genoten, meestal binnen het Technisch Secundair Onderwijs. Er zijn slechts een paar hoger opgeleide mensen die zich aangetrokken voelen tot de job. Wat ook op te merken is rond het diplomaniveau is dat er min of meer een verband is tussen het diploma van de ouders en het diploma van de cursist. Ook het grootste deel van de ouders van de respondenten genoot maximaal een opleiding die recht geeft op een A2-diploma. Een laatste opmerkelijke vaststelling rond het sociaaldemografische profiel van de respondenten is dat men vrij rechtsgezind is en dus voorstander van een harder optreden van de overheid. Iets meer dan de helft van de respondenten geeft aan voor een centrumpartij te kiezen. De rest is bijna allemaal rechtsgezind.
Bibliografie LITERATUUR
-
AERTS B., Specialisatiejaren „Veiligheidsberoepen‟ onverwacht groot succes, Private Veiligheid, december 2009, nr. 43, p29-32.
-
APEG-BVBO, Praktische gids selectie bewakingsdiensten, 2008, 96p.
-
APEG-BVBO, Opleiding tot het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent, opgesteld in het akkoord voor het 7de specialisatiejaar tussen VOSO en BVBO ter beschikking van het Departement Onderwijs,
Persbericht Kabinet Vlaams
minister van Onderwijs en Vorming, 18 maart 2009. -
APEG-BVBO, Opleiding tot het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent, opgesteld in het akkoord voor het 7de specialisatiejaar tussen VOSO en BVBO ter beschikking van het Departement Onderwijs, Basisopleiding voor het zevende jaar secundair onderwijs, augustus 2009.
-
BUTTON M, Private Policing, X, Willian Publishing, 2002, 176p.
-
CAPELLE J., Het labyrint: private milities en politiewezen doorgelicht, Brussel, SEVI, 1982, 231p.
-
CoEES, Europees handboek voor de basisopleiding bewaking en beveiliging, 2004, 89p.
-
CoESS, Private Security: Facts and Figures, 2008.
-
COOLS M., Evoluties in de Belgische sector van private politie, bewaking en beveiliging, Beveiligingsjaarboek, Deventer, 1997, 50 p.
-
COOLS M., BURGELMAN L. Private veiligheid, Brussel, Larcier, 2009, 237p.
-
COOLS M., HAELTERMAN H. Nieuwe sporen, Diegem, Kluwer, 235p.
-
COOLS M., VAN DER BURGHT S., Opleiding voor bewakingsagenten op weg naar Bologna?, Private Veiligheid, maart 2009, nr. 40, p.19-26.
-
COOLS M., VERBEIREN K., „Outsourcing‟ en publiek-private samenwerking op het terrein van de veiligheid, Private Veiligheid, mei 2004, nr.20, p.14-16.
-
DECORTE T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010, 124p.
-
DE PAUW E., Een opleiding voor veiligheid. Integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel private als openbare veiligheidsberoepen. Tijdschrift voor Veiligheid, 2008, nr.1, p.47-49.
-
ELIAERTS C., De Commissie Wyninckx : een herwaardering van de controlefunctie van het parlement of een storm in een glas water ?, Panopticon, 1981, 532p.
-
FOD BINNENLANDSE ZAKEN, Activiteitenrapport 2008.
-
FOD JUSTITIE, Kadernota Integrale Veiligheid 2004.
-
FRANKEN R., 100 vragen over beveiliging, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2009, 81p.
-
GEERTS R., BOEKHOORN P., Criminaliteitsbeheersing, de wenselijkheid van publiekprivate samenwerking, Arnhem, Gouda Quint, 1990, 116p.
-
KLANDERMANS B., Overtuigen en activeren, Assen, Van Gorcum, 2000, 280p.
-
LUYXKX T., PLATEL M., Politieke geschiedenis van België van 1944-1985, Antwerpen, Kluwer, 593p.
-
MORRE L., KEPPENS F., Ontwerp van de wet houdende verscheidene maatregelen ter verhoging van de veiligheid van de burger, Politieofficier, 1988, p.12-18.
-
MORTELMANS D., DEHERTOGH B., Factoranalsye, Leuven, Acco, 2008, 192p.
-
MULKERS J., Privé-detectives: theorie en praktijk van de private opsporing, Antwerpen, Maklu, 2001, 146p.
-
MULLER E.R., Veiligheid, studies over inhoud, organisatie en maatregelen,. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2004, 860p.
-
ONDERWIJS VLAANDEREN, Studiekiezer 2009, 48p.
-
PAUWELS L., HARDYNS W., Measuring Community (dis)Organizational Process trough Key Informant Analysis, In: European Journal of Criminology, 2009, p. 401-417.
-
PETTY R. en CACIOPPO J., Advances in experimental social psychologie vol.19. Academic Press, 1986, p.123-162.
-
STERCKX G., De beveiligingsorganisatie in België, licentiaatscriptie, KUL, 1981, 97p.
-
THONISSEN A., Constitution belge annotée, Brussel, 1879, p.371-373.
-
VAN BEEK B., De evolutie van de private bewaking en opsporing in België vanaf 1830, licentiaatscriptie, Gent, 85p.
-
VANDERBORGHT J, VANACKER J, MAES E., Criminologie: de wetenschap, de mens, Brussel, Politea, 2000, 273p.
-
VANDICHEL T., De impact van de opleiding op de maatschappelijke visies van private bewakingsagenten: het onderzoeksdesign van een cohortestudie. Veiligheidsopleidingen en hun cursisten: een wereld van verschil,? Masterproef Criminologie, Gent, 2010, x p.
-
VAN LAETHEM W., DECORTE T. en BAS R., Private politiezorg en grondrechten, Leuven, Universitaire Pers, 1995, 357p.
-
VAN OUTRIVE L., CARTUYVELS Y., PONSAERS P., Sire, ik ben ongerust : geschiedenis van de Belgische politie 1794-1991, Leuven, Kritak, 1992, 367p.
-
VAN WOERKUM C. en VAN MEEGEREN P., Basisboek communicatie en verandering, Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2000, 306p.
-
X, Selectie en rekrutering van bewakingsagenten: bewakingsagent wordt je niet zomaar, Private Veiligheid, maart 2010, nr..44, p.17-19.
-
X, Veiligheid in Europa, Private Veiligheid, maart 2010, nr. 44, p.39-41.
WETGEVING
-
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
-
K.B. van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen.
-
Wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective.
-
K.B. van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, zoals gewijzigd door de K.B‟s van 30 oktober 2003 en 9 januari 2006.
-
K.B. van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen.
-
K.B van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een
leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. -
K.B. van 10 februari 2008 betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privédetective en de erkenning van de opleidingen.
-
K.B. van 18 juli 2008 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
-
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 tot wijziging van sommige besluiten van de Vlaamse Regering betreffende het voltijds secundair onderwijs.
WEBSITES:
-
APEB-BVBO, Private veiligheid in dienst van het algemeen belang, http://www.apegbvbo.be/_Uploads/dbsAttachedFiles/36.bijdrage-bmr-nl.pdf [WWW], [11 februari 2010].
-
APEG-BVBO,
Activiteitenverslag
2006-2007,
http://www.apeg-
bvbo.be/_Uploads/dbsAttachedFiles/BVBO_verslag_NL(1).pdf [WWW], [3 maart 2010]. -
X,
Motiveren
van
respondenten,,
http://www.bmooo.nl/index.php?option=content&task=view&id=218 [WWW], [23 april 2010]. -
CoESS,
Training
manual,
http://www.coess.org/documents/training_manual_nl.pdf
[WWW], [26 maart 2010]. -
CoESS, Objectives, http://www.coess.org/objectives.htm [WWW], [7 februari 2010].
-
CoESS, Statistics: CoESS members 2008, http://www.coess.org/stats.htm [WWW], [17 februari 2010].
-
DE
HAAN
M.,
Family
backgrounds
http://dare.uva.nl/document/119597 ZAKEN,
Algemene
and
[WWW],
Directie
childrens
schooling
[21/3/2010].FOD Veiligheid
outcome,
BINNENLANDSE en
Preventie,
http://www.ibz.be/code/nl/loc/secuprev.shtml [WWW], [18 maart 2010]. -
FOD
ECONOMIE,
Beroepen
in
Belgie
volgens
geslacht,
http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandighe den/Top_100_beroepen.jsp [WWW], [19 maart 2010].
-
GROUP
4
SECURICOR,
Basisopleiding
bewakingsagent,
http://www.g4s.be/nl-
be/What%20we%20do/Services/Training/Legal%20training/TRTB/
[WWW],
[24
november 2009]. -
MS
KA
ROESELARE,
Zevende
specialisatiejaar
Integrale
veiligheid,
http://www.mskaroeselare.be/index.php?option=com_content&view=article&id=19:7tso& catid=4&Itemid=23 [WWW], [3 maart 2010]. -
ONDERWIJS VLAANDEREN, Zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen,
http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2009/.../0318-veiligheid.xls
[WWW], [24 november 2009]. -
SINT-NORBERTUS, Veiligheidsopleidingen, http://sint-norbertus.be/veiligheid/index.htm [WWW], [14 april 2010].
-
SINT-REMBERT, Zevende specialisatiejaar Integrale Veiligheid en Veiligheidsberoepen, http://tisvweb.sint-rembert.be/whoWeAre/veiligheid.php [WWW], [2 december 2009].
-
SINT-REMBERT,
Psychotechnisch
odnerzoek
voor
bewakingsagenten,
http://tisvweb.sint-rembert.be/whoWeAre/veiligheid.php#Psychotechnischonderzoek [WWW], [28 maart 2010]. -
SYNTRA
WEST,
Opleidingen
Bewaking,
http://www.syntrawest.be/CURSUS/cursus.aspx?aanbod=open§or=BWO&subafdel= BEW&indeling=ZRG [WWW], [25 februari 2010]. -
VDAB, De genderkloof gedicht? De positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, http://vdab.be/trends/maandverslag/topic0301.pdf [WWW], [27 maart 2010].
-
VIGILIS,
Beveiliging,
https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=beveiliging/burger [WWW], [5 februari 2010]. -
VIGILIS,
Opsporing,
https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=opsporing/burger/watis [WWW], [5 februari 2010]. -
VIGILIS,
Opleidingsinstellingen
beveiliging,
https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=beveiliging/opleidingsinstelling /opleiding/introductie [WWW], [5 februari 2010]. -
VIGILIS,
Veiligheidsadvies,
https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=veiligheidsadvies/burger [WWW], [5 februari 2010].
-
X, Jongeren en Werk, De Standaard, http://193.191.210.44/studies/ac1013_nl.pdf [WWW], [19/2/2010].
Bijlagen Bijlage 1: Survey rond waarden, normen, percepties en sociaaldemografische kenmerken bij kandidaat-bewakingsagenten.
Bijlage 2: Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
Bijlage 3: Koninklijk Besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
Bijlage 4: Opleidingsinstellingen Bewaking.
Bijlage 5: Opleidingsinstellingen Beveiliging.
BIJLAGE 1: Survey rond waarden, normen, percepties en sociaaldemografische kenmerken bij kandidaat-bewakingsagenten. Vragenlijst bewakingsagenten pretest januari tot maart 2010 Vul alle antwoorden naar waarheid in aub. Uw eigen mening is belangrijk NIET datgene wat u denkt te moeten antwoorden. Alle antwoorden worden ANONIEM verwerkt, we kunnen en zullen NIET nagaan wie wat geantwoord heeft. Gelieve een kruisje te zetten aan die vragen waarvan u vindt dat ze niet duidelijk, dubbelzinnig of moeilijk geformuleerd zijn. Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst! Groeten, Stefanie, Thomas en Tom. (UGent)
A. In welke mate hebben de onderstaande uitspraken betrekking op jouw opleidingskeuze?
4. Ik ben er zeker van dat ik de juiste opleiding gekozen heb 5. Ik wil in deze stad/plaats studeren 6. Ik kon even goed een andere opleiding gekozen hebben
Geen mening
3. Het was belangrijk voor mij een eerder korte opleiding te kiezen
Helemaal oneens
Helemaal eens
1. Ik heb deze opleiding gekozen omdat ik een specifiek beroep wil uitoefenen 2. Ik weet al enkele jaren dat ik deze opleiding wou volgen
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
B. In welke mate hebben anderen je aangemoedigd om de opleiding te kiezen waarvoor je bent ingeschreven?
8. Vader 9. Broers en/of zussen 10. Vrienden 11. Leerkracht of studieadviseur 192. Partner
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
Geen mening
Geen invloed
Sterke nvloed
7. Moeder
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
C. In welke mate hebben anderen je aangemoedigd een andere opleiding te kiezen?
13. Vader 14. Broers en/of zussen 15. Vrienden 16. Leerkracht of studieadviseur 193. Partner
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
Geen mening
Geen invloed
Sterke nvloed
12. Moeder
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
D. In welke mate zouden de onderstaande aspecten benadrukt moeten worden in de opleiding om van jou een goede bewakingsagent te kunnen maken? Niet noodzakelijk
Geen mening
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
Erg noodzakelijk
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
17. Brede, algemene kennis 18. Beroepsspecifieke kennis 19. Kennis over planning en organisatie 20. Begrijpen van regels en wetgeving 21. De vaardigheid om over het eigen werk kritisch te reflecteren en te evalueren
22. De vaardigheid om open te staan voor nieuwe denkwijzen 23. De vaardigheid om onder druk te werken 24. Praktische vaardigheden 25. De vaardigheid om zelfstandig te werken 26. De vaardigheid om samen te werken 27. De vaardigheid om initiatief te nemen 28. Verbale communicatievaardigheden 29. Schriftelijke comunicatievaardigheden 30. Tolerantie, de vaardigheid om verschillende standpunten te waarderen 31. De vaardigheid om leiding te nemen 32. De vaardigheid om verantwoordelijkheid op te nemen en beslissingen te nemen 33. De vaardigheid om etisch verantwoorde beslissingen te nemen 34. De vaardigheid om zich te kunnen inleven in de situatie van anderen 35. Theoretische kennis 36. Waarden en attitudes
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
E. Hoe belangrijk acht je de onderstaande arbeidsvoorwaarden met betrekking tot een job? Niet belangrijk
Geen mening
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
Zeer belangrijk
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
37. Werkzekerheid 38. Goede doorgroeimogelijkheden 39. Een job waar je jouw vaardigheden en kennis kan benutten 40. Een job waar je jouw gezond verstand kan gebruiken 41. Een interessante job 42. Een job die je toelaat om zelfstandig te werken 43. Een job waar de meesten naar opkijken en die ze respecteren 44. Een job waarbij de resultaten van je daden waarneembaar zijn 45. Een hoog inkomen 46. Een job waarbij wat je geleerd hebt, niet te snel verouderd geraakt 47. Een job die je toelaat anderen te helpen 48. Een job die nuttig is voor de samenleving 49. Een job die de mogelijkheid biedt om zelf te beslissen over werkuren en –dagen 50. Een job die je veel vrije tijd biedt
51. Een job waar je nieuwe dingen en vaardigheden kunt leren 52. Een job die je toelaat contact te hebben met andere mensen 53. Een job die je extra tijd laat om andere dingen te doen 54. Een job die je de mogelijkheid biedt om deeltijds te werken 55. Een job die je toelaat om deel te nemen in het nemen van beslissingen 56. Een job met uitdagende en veeleisende taken 57. Een job met voordelige pensioenregelingen 58. Een job waar je creatief en inventief kunt zijn 59. Een job die je toelaat nieuwe vrienden te maken 60. Een job met mogelijkheid tot actie en spanning
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
F. Hoe waarschijnlijk is het dat je gekozen beroep een effect zal hebben op ...?
Jouw ontspanningsinteresses
62. Jouw kijk op de samenleving 63. Hoe je je gedraagt als individu in je privésfeer 64. Jouw visie op het gekozen beroep 166. Jouw visie op de private veiligheidssector 167. Jouw visie op de gevolgde veiligheidsopleiding
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
Geen mening
Geen invloed
Veel invloed
61.
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
G. Wanneer je je probeert in te beelden hoe je leven er zal uitzien binnen 10 jaar, hoe waarschijnlijk is het dat de volgende uitspraken dan van toepassing zullen zijn op jouw situatie?
67. Werk is een belangrijk deel van mijn leven 68. Ik spendeer veel tijd met familie en kinderen 69. Ik heb een verdere studie afgemaakt, die los staat van mijn beroep in de veiligheidssector 168. Ik heb nog een bijkomende opleiding gevolgd in de private veiligheidssector 70. Ik beschik over een goede fysieke conditie 71. Ik doe operationeel bewakingswerk 75. Ik doe administratief werk 76. Ik werk in een gespecialiseerde setting bv. Diamantsector 169. Ik werk in de beveiligingssector 170. Ik werk als privé detective 171. Ik werk als veiligheidsadviseur 172. Ik werk in aanvullende diensten (bv. training) 173. Ik behoor tot het management 76. Ik ben niet meer werkzaam in de private veiligheidssector
Geen mening
66. Ik heb verantwoordelijkheid als leidinggevende
Onwaarschijnlijk
Heel waarschijnlijk
65. Ik ben vermoeid en werk te veel
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
H. In welke mate ben je het eens of oneens met de volgende uitspraken die betrekking hebben op een job in de private veiligheid en je relatie met dit beroep? Geen mening
92. Bewakingsagenten moeten eerste en vooral ten dienste staan
Helemaal oneens
Helemaal eens
79. Ik kanvoor mezelf geen ander beroep inbeelden dan één in de private veiligheidssector 80. Ik voel weinig betrokkenheid tot een job in de private veiligheid 82. Ik ben trots om anderen te vertellen dat ik beslist heb om een bewakingsagent te worden 83. Enkel degenen die zelf een opleiding tot bewakingsagent hebben genoten, kunnen oordelen of een bewakingsagent zijn werk doet of niet 85. Als ik van voor af aan kon beginnen, zou ik geen opleiding in de private veiligheid meer volgen 86. Indien ik beroepen zou rangschikken naar sociaal nut, dan zou ik een job in de private veiligheid dicht in de top rangschikken 87. Personen die regelmatig een misdrijf plegen, moeten een nieuwe kans krijgen 88. Een persoon die ooit eens voor een criminele levensstijl gekozen heeft, zal waarschijnlijk een crimineel blijven 89. Twijfelachtig gedrag van bewakingsagenten zou eerder opgelost dienen te worden onder collega’s in plaats van klacht in te dienen bij de politie 96. Vrouwen en mannen moeten aan dezelfde beroepsvereisten voldoen om taken van private veiligheid uit te voeren 97. Mannelijke bewakingsagenten zijn beter geschikt dan vrouwelijke collega‟s om met gewelddadige situaties om te gaan 98. Vrouwelijke bewakingsagenten zijn in de professionele context beter in het voorzien van zorg voor vrouw en kind dan mannelijke 99. Vrouwelijke bewakingsagenten communiceren beter dan mannen 100. Het in dienst hebben van bewakingsagenten uit een etnische minderheidsgroep is een vereiste voor de bewakingssector om haar taken op een goede manier te kunnen uitvoeren 101. Bewakingsagenten uit een minderheidsgroep zijn beter geschikt om problemen met leden van minderheidsgroepen op te lossen 78. Ik lees regelmatig in tijdschriften en kranten over private veiligheid 81. Het is voor mij van zelfsprekend dat ik lid zou moeten zijn van een vakbond 84. Het is belangrijk dat bewakingsagenten hun vakbonden steunen
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
van de burger 93. Private veiligheid zou eerst en vooral de zwakkeren in de samenleving moeten beschermen, bv. diegene met beperkte sociale en economische mogelijkheden 91. De bewakingsagent zou in de eerste plaats de veiligheid van zijn opdrachtgever moeten vrijwaren 94. Het is belangrijker criminaliteit te voorkomen dan op de reeds gepleegde inbreuken te moeten reageren
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
I. In welke mate ben je het eens/oneens met volgende uitspraken over hoe bewakingswerk zou moeten worden uitgevoerd? Geen mening
Helemaal oneens
Helemaal eens
103. Iedereen zou gelijk behandeld moeten worden, ongeacht het gaat om een gewone burger of een gekende crimineel 104. De aandacht richten op bepaalde personen op basis van hun uiterlijk of origine tijdens de uitoefening van je job is onlosmakelijk verbonden met bewakingswerk 105. Bewakingsagenten zouden personen die zich misdragen moeten disciplineren, zelfs als deze geen specifiek misdrijf of schending van een huisregel plegen 106. In gevallen waar de wet ontoereikend is, zou de bewakingsagent diegene die duidelijk schuldig zijn, moeten kunnen straffen/santioneren 107. Diegene die ruzie maken en moeilijk doen wanneer zij gecontroleerd worden door de bewakingsagenten, zouden strenger moeten worden aangepakt dan zij die meewerken 108. Diegene die zich slecht gedragen tegenover bewakingsagenten zouden op dezelfde manier behandeld moeten worden 109. Het werk van de bewakingsagent zou in grote mate door analyse moeten worden gestuurd, die op wetenschappelijke methodes berust 110. Gezond verstand zou altijd de interpretatie en aanpassing van wetten en reglementen moeten bepalen 111. Een bewakingsagent zou zijn/haar professionele overtuiging moeten volgen zelfs als deze schadelijk is voor de efficiëntie 102. Bij het uitvoeren van bewakingsactiviteiten is het belangrijker om resultaten te boeken dan om nauwgezet de regels na te leven
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
J. In welke mate beschouw je de volgende taken als voorbeelden van echt bewakingswerk?
114.
Rapportering
117. Opsporingswerk 116. Ordehandhaving 118. Tussenbeide komen op het moment dat een feit nog aan de gang is bv. tijdens een woninginbraak 174. Samenwerking met politiediensten of andere veiligheidsactoren 119. Het verlagen van onveiligheidsgevoelens
Geen mening
Criminaliteitspreventie
Helemaal oneens
Helemaal eens
112.
1 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
2 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
3 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
4 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
5 88 ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
K. In welke mate ben je het eens/oneens met de volgende uitspraken over het beroep van bewakingsagent?
128. Bewakingswerk is een stressvolle job
Geen mening
127. Het werk van een bewakingsagent is fysiek zwaar
Helemaal oneens
Helemaal eens
120. Er is een beperkte ruimte voor uiteenlopende zienswijzen binnen de bewakingssector 121. De leidinggevenden hebben een juist inzicht over het werk van een bewakingsagent 122. Het werk van de bewakingsagent is in grote mate gebaseerd op ervaring, je leert de job in de praktijk, eerder dan op de schoolbanken 123. Bewakingswerk is gevaarlijk 124. Carrière maken binnen de sector is makkelijker voor mannen dan voor vrouwen 125. Carrière maken is moeilijker voor bewakingsagenten afkomstig uit een minderheidsgroep 126. Bewakingswerk houd veel schrijfwerk in
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ ᴼ
L. Hieronder volgen enkele uitspraken over de bewakingssector en de samenleving. In welke mate ben je het eens/oneens met volgende uitspraken? (indien je denkt over onvoldoende kennis te beschikken om deze vragen te beantwoorden, vragen we je om toch te antwoorden wat jij denkt) Geen mening
Helemaal oneens
Helemaal eens
131. De privédetective moet het recht hebben om telefoongesprekken af te luisteren en op te nemen, wanneer zij denken dat dit nodig is. 133. Veel burgers hebben een slechte attitude ten opzichte van bewakingsagenten 134. In de voorbije jaren is het respect van burgers tegenover bewakingsagenten verminderd 135. De burgers lijken de laatste jaren een meer uitdagende houding aan te nemen dan voorheen 129. Nieuwe veranderingen en hervormingen versterken de autoriteit van bewakingsagenten 130. Justitie heeft overtreders zoveel rechten toegekend dat het praktisch onmogelijk is om adequaat op te treden
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
M. In welke mate ben je het eens/oneens met volgende uitspraken? Geen mening
Helemaal oneens
Helemaal eens
137. We zouden eerst de problemen in eigen land moeten oplossen voor we geld gaan uitgeven om mensen te helpen in andere landen 138. Wij hebben nog steeds industriële uitbreiding nodig om onze economische groei te verzekeren, zelfs als dit in conflict komt met milieubelangen 139. Ik zal me altijd engageren om een gezonde levensstijl en een goede fysieke conditie te houden 140. Mannen en vrouwen zouden gelijke verantwoordelijkheden moeten hebben in het huishouden en de opvoeding van kinderen 141. Privéscholen en -ziekenhuizen zijn een goed idee. Zij die een betere onderwijs en gezondheidszorg willen, kunnen dit dan krijgen door er extra voor te betalen 142. Ik mis een aantal materiële goederen om te leven zoals ik wil 143. Een hoog belastingsniveau is noodzakelijk om in belangrijke openbare diensten te kunnen blijven voorzien
1
2
3
4
5
88
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
144. De vele mogelijkheden die het stadsleven biedt, betekenen meer voor mij dan de natuur en frisse lucht 145. Veel opinies zouden nooit aan bod mogen komen op radio en televisie 146. Soms houd ik ervan om gevaarlijke en/of verboden dingen te doen, enkel omdat deze opwindend en risicovol zijn 147. Ik ben bereid om goederen en diensten op te geven die ik regelmatig gebruik, als dit tot het behoud van onze natuurlijke bronnen kan bijdragen 175. Het uitvoeren van een bewakingsopdracht wordt sterk bemoeilijkt als je als bewakingsagent een andere etnischculturele achtergrond hebt dan de Belgische 176. Het is onaanvaardbaar om in het openbaar racistische uitspraken te doen 177. Personen die doelbewust, tijdens de uitvoering van hun job, racistische uitspraken doen moeten worden vervolgd door het gerecht 178. Om helemaal aanvaard te kunnen worden door de Belgische samenleving moeten personen afkomstig uit een etnische minderheidsgroep afstand doen van hun cultuur en zich volledig aanpassen aan de Belgische 187. Om helemaal aanvaard te kunnen worden door de Belgische samenleving moeten personen afkomstig uit een etnische minderheidsgroep zich op bepaalde aspecten aanpassen aan de Belgische bv. taal 179. Ik zou niet graag samenwerken met een collega die hetzelfde geslacht heeft als ik, wanneer ik vermoed dat hij/zij seksueel ook op dat geslacht valt 180. Vrouwelijke bewakingsagenten worden vaak bekeken als mannen in een vrouwelijk lichaam 188. Dat iemand die zich aangetrokken voelt tot iemand van hetzelfde geslacht, is tegennatuurlijk. 181. Ik betrap me erop dat ik me soms stoor aan gedragingen van homoseksuelen in het openbaar 182. Bewakingsagenten die een zekere leeftijd hebben bereikt zouden beter administratieve taken gaan doen in plaats van operationeel werk 189. Ik zou er niet mee akkoord gaan dat mijn kind zou trouwen met iemand van een andere origine 190. Ik zou niet kunnen werken voor een baas met een andere origine 191. Ik zou niet graag wonen naast iemand met een andere origine
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
ᴼ ᴼ
148. In de politiek praten mensen soms over “links” en “rechts”. Gelieve jezelf op onderstaande schaal te plaatsen: 0 betekent links en 10 betekent rechts. 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
120
149. In het algemeen, hoe tevreden ben je met de manier waarop de democratie werkt in België? Gelieve jezelf op onderstaande schaal te plaatsen, waarop 0 erg ontevreden betekent en 10 erg tevreden?
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
150. Zou je in het algemeen zeggen dat de meeste mensen te vertrouwen zijn, of dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met mensen? Gelieve jezelf op onderstaande schaal te plaatsen, waarop 0 betekent “dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn” en 10 “dat je de meeste mensen kunt vertrouwen”.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
N. Onderstaande vragen peilen naar enkele relevante persoonskenmerken van jou en je gezin. 186.
Momenteel ben ik ingeschreven in de opleiding o Basiscursus bewakingsagent o Leidinggevend personeel type A o Leidinggevend personeel type B o Mobiele bewaking o Operator alarmcentrale o Winkelinspecteur o Beveiligd vervoer o Bescherming van personen o Veiligheidsagent o Prive-detective
195. Wat is uw geboortejaar ? 19 __|__|
196.Wat is uw geslacht? o o
man vrouw
197. Bent u in België geboren? o o
Ja
Nee
121
198. In welk land bent u geboren? o o o o o o o o o o o
Engeland Duitsland Frankrijk Italië Marokko Nederland Spanje Turkije andere: .... weet niet geen antwoord
199. Wanneer bent u naar België gekomen? (indien u zich het precieze jaartal niet meer herinnert, geef uw vermoedelijke leeftijd op dat moment aan) Jaar .... OF Ik was ongeveer ... jaar oud
200. In welk land is je moeder geboren? o o o o o o o o o o o o
België Engeland Duitsland Frankrijk Italië Marokko Nederland Spanje Turkije andere: .... weet niet geen antwoord
201. In welk land is je vader geboren? o o o o o o o o o o
België Engeland Duitsland Frankrijk Italië Marokko Nederland Spanje Turkije andere: ....
122
o o
weet niet geen antwoord
202. Wat is uw nationaliteit ? o o o o o o o o o o o o o o
Belgisch Brits Duits Frans Italiaans Marokkaans Nederlands Spaans Turks verschillende (dubbele) nationaliteiten waaronder de Belgische verschillende (dubbele) nationaliteiten maar niet de Belgische andere: … weet niet geen antwoord
203. Wat is uw hoogst behaalde diploma ? Is dit …? o o o o o o o o o o o o o o
geen diploma, geen opleiding genoten lager onderwijs lager middelbaar beroepsonderwijs lager middelbaar technisch onderwijs (A3) lager middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger middelbaar beroepsonderwijs hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger niet-universitair onderwijs op bachelorniveau (professionele bachelor) hoger niet-universitair onderwijs op masterniveau (professionele master) universitair onderwijs op bachelorniveau (academische bachelor) universitair onderwijs op masterniveau (academische master) weet niet geen antwoord
204. Wat is het hoogst behaalde diploma van je moeder ? Is dit … ? o o o o o o o o o
geen diploma, geen opleiding genoten lager onderwijs lager middelbaar beroepsonderwijs lager middelbaar technisch onderwijs (A3) lager middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger middelbaar beroepsonderwijs hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger niet-universitair onderwijs op bachelorniveau (professionele bachelor)
123
o o o o o
hoger niet-universitair onderwijs op masterniveau (professionele master) universitair onderwijs op bachelorniveau (academische bachelor) universitair onderwijs op masterniveau (academische master) weet niet geen antwoord
205. Wat is het hoogst behaalde diploma van het je vader ? Is dit … ? o o o o o o o o o o o o o o
geen diploma, geen opleiding genoten lager onderwijs lager middelbaar beroepsonderwijs lager middelbaar technisch onderwijs (A3) lager middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger middelbaar beroepsonderwijs hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger niet-universitair onderwijs op bachelorniveau (professionele bachelor) hoger niet-universitair onderwijs op masterniveau (professionele master) universitair onderwijs op bachelorniveau (academische bachelor) universitair onderwijs op masterniveau (academische master) weet niet geen antwoord
206. Was je ooit doorlopend aan het werk gesteld voor meer dan 1 jaar? o Ja o Nee
207. Zoja, hoelang? ........ jaar
208. Heeft u reeds in de private veiligheidssector gewerkt? o o
Ja Nee
209. Wat was uw toenmalige functie? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) o o o
toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, statische bewaking toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, mobiele bewaking, patrouille toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, mobiele bewaking, interventie na alarm
124
o o o o o o o o o o
o
o
o
bescherming van personen toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden beheer van alarmcentrales beheer van alarmcentrales, beheer van volgsystemen toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, winkelinspectie toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, portiers (milieu?) toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, cinemacomplex, winkelgalerij toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, pretpark toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, events zoals concerten, fuiven, bals,… Verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie, in het kader van de GAS wetgeving Verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie, in het kader van een concessie bv. betaalparkings begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid
210. Heeft u al een idee wat uw toekomstige functie zal zijn? o o
Ja Nee
211. In de nabije toekomst zal ik werken in ... o o o o o o o o o
toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, statische bewaking toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, mobiele bewaking, patrouille toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen, mobiele bewaking, interventie na alarm bescherming van personen toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden beheer van alarmcentrales beheer van alarmcentrales, beheer van volgsystemen toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, winkelinspectie
125
o o o o
o
o
o
toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, portiers (milieu?) toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, cinemacomplex, winkelgalerij toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, pretpark toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet toegankelijke plaatsen, events zoals concerten, fuiven, bals,… Verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie, in het kader van de GAS wetgeving Verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie, in het kader van een concessie bv. betaalparkings begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid
212. Wat is of zal uw statuut zijn? Is dit …? o o o o o o o o o o
ongeschoolde arbeider geschoolde arbeider technicus bediende lager kader bediende middenkader bediende hoger kader bediende directiepersoneel andere weet niet geen antwoord
213. Wat is of zal de aard van uw tewerkstelling zijn? Is dit … ? o o o o o o
interim-werknemer, stagiair contract van bepaalde of tijdelijke duur (seizoensarbeid, freelance) contract van onbepaalde duur andere weet niet geen antwoord
214. Hoe vindt u uw arbeidssituatie ? Vindt u dit … ? o o o o o o
zeer stabiel tamelijk stabiel weinig stabiel helemaal niet stabiel weet niet geen antwoord
126
215. Welke van de volgende omschrijvingen stemt het best overeen met uw woonsituatie ? Woont u … ? o o o o o o o o o o o o o o o
alleen met een partner (gehuwd of niet) met een partner en kinderen zonder partner maar met kinderen met uw ouders met uw ouders en partner met uw ouders, partner en kinderen met uw ouders en kinderen maar zonder partner bij grootouders met andere familieleden met vrienden met studenten op kot gemeenschapshuis met andere dan voornoemde personen, specifieer …. geen antwoord
216. Hoeveel inwonende kinderen heb je ten laste? o o o o o
Geen 1 kind 2 kinderen 3 kinderen Meer dan 3 kinderen
217. Hoe oud is het jongste kind? Het jongste kind is
...... maanden OF ...... jaar
218. Bent u het gezinshoofd ? o ja o neen o geen antwoord
219. Wat is het hoogst behaalde diploma van het gezinshoofd ? Is dit … ? o o o o o
geen diploma, geen opleiding genoten lager onderwijs lager middelbaar beroepsonderwijs lager middelbaar technisch onderwijs (A3) lager middelbaar algemeen vormend onderwijs
127
o o o o o o o o o
hoger middelbaar beroepsonderwijs hoger middelbaar technisch onderwijs (A2) hoger middelbaar algemeen vormend onderwijs hoger niet-universitair onderwijs op bachelorniveau (professionele bachelor) hoger niet-universitair onderwijs op masterniveau (professionele master) universitair onderwijs op bachelorniveau (academische bachelor) universitair onderwijs op masterniveau (academische master) weet niet geen antwoord
220. Is het gezinshoofd beroepsactief ? o ja o neen o geen antwoord
221. Werkt het gezinshoofd in de overheidssector, de privé-sector of als zelfstandige ? o o o o o
overheidssector (of parastataal) privé-sector zelfstandige weet niet geen antwoord
222. Wat is het statuut van het gezinshoofd in de overheidssector? Is dit … ? o o o o o o o o o o o o o o o
technisch personeel (arbeider) bediende niveau 3 of 4 (niveau lagere school of lager secundair onderwijs) bediende niveau 2 of 2+ (niveau hoger secundair onderwijs of hogeschool korte type) bediende niveau 1 (niveau universitair of hogeschool lange type) directiepersoneel andere weet niet geen antwoord bediende onbepaald onderwijs militair, brandweer, politie, douane ziekenhuis andere: … weet niet geen antwoord
223. Wat is de aard van de tewerkstelling van het gezinshoofd bij de overheid? Is dit … ? o o o
interim-werknemer, stagiair contract van bepaalde of tijdelijke duur (seizoensarbeid, freelance) contract van onbepaalde duur
128
o o o o
vastbenoemd (ambtenaar) andere: … weet niet geen antwoord
224. Wat is het statuut van het gezinshoofd in de privé sector? Is dit … ? o o o o o o o o o o
ongeschoolde arbeider geschoolde arbeider technicus bediende lager kader bediende middenkader bediende hoger kader bediende directiepersoneel andere: … weet niet geen antwoord
225. Wat is de aard van de tewerkstelling van het gezinshoofd in de private sector? Is dit …? o o o o o o
interim-werknemer, stagiair contract van bepaalde of tijdelijke duur (seizoensarbeid, freelance) contract van onbepaalde duur andere: … weet niet] geen antwoord
226. Wat is het statuut van het gezinshoofd als zelfstandige? Is dit … ? o o o o o o o
kleine zelfstandige landbouwer, visser, … aannemer, groothandelaar vrij beroep andere: … weet niet geen antwoord
227. Wat is zijn/haar statuut ? Is dit … ? o o
gepensioneerd (ook brugpensioen) werkloos
129
o o o o o o
arbeidsongeschikt (ziekte, invaliditeit) scholier / student huisvrouw / huisman andere, bv. loopbaanonderbreking: … weet niet geen antwoord
228. Bedraagt het maandelijks netto-inkomen van uw huishouden, rekening houdend met alle verschillende soorten van inkomens van alle leden van uw huishouden samen: o o o o o o o o
minder dan 999 euro (40.000 BEF) tussen de 1.000 en de 1.499 euro (40.000 EN 60.000 BEF) tussen de 1.500 en de 1.999 euro (60.000 en 80.000 BEF) tussen de 2.000 en de 2.499 euro (80.000 en de 100.000 BEF) tussen de 2.500 en 2.999 euro (100.000 en 120.000 BEF) meer dan 3000 euro (120.000 BEF) weet niet geen antwoord
229. Waar groeide je hoofdzakelijk op? o o o o o o
Afgelegen plattelandsgebied Dorp, dunbevolkt gebied Stad of dikbevolkt gebied, stadsrand Stad of dikbevolkt gebied, centraal gedeelte Grote stad, stadsrand/buitenwijk Grote stad, centrum
230. In wat voor soort woning woont u nu? Is dat een ... ? o o o o o o o
open bebouwing / vrijstaande woning half open bebouwing (met 1 zijde vast aan andere huis/gebouw) rijwoning studio of appartement in een gebouw met maximum vijf verdiepingen studio of appartement in een gebouw met méér dan vijf verdiepingen kamerbewoning weet niet
231. Bent u eigenaar of huurt u uw woning ? o o o
eigendom / bezit huur andere
232. Hoelang woont u al in de buurt waar u momenteel woont ?
130
o o o o o
minder dan een jaar meer dan een jaar maar minder dan 5 jaar meer dan 5 jaar maar minder dan 10 jaar meer dan 10 jaar weet niet
233. Hoe vindt u dat uw buurt eruit ziet ? Is dit … ? o o o o o
heel verzorgd eerder verzorgd eerder onverzorgd heel onverzorgd weet niet
234. Hoeveel auto‟s heeft u? Ik heb .... wagens
235. Van welk merk is/zijn deze auto/s? (meerdere antwoorden mogelijk indien u meerdere wagens heeft) o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Peugeot Citroên Mercedes Saab Audi BMW VW Lancia Opel Hyundai Nissan Honda Fiat Volvo Porsche Jaguar Kia Skoda Renault Toyota Mazda Ford Andere: ....
236. Hoe oud is deze wagen?
131
o o o o o o
< 1 jaar Tussen 1 en 3 jaar oud Tussen 3 en 6 jaar oud Tussen 6 en 9 jaar oud Tussen 9 en 12 jaar oud > 12 jaar oud
Bedankt voor jouw hulp!
132
BIJLAGE 2: Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
133
BIJLAGE 3: Koninklijk Besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
134
BIJLAGE 4: Opleidingsinstellingen Bewaking.
135
BIJLAGE 5: Opleidingsinstellingen beveiliging.
136
BIJLAGE 6: Opleidingsinstellingen Opsporing.
137