Master TEW
Zakenethiek Hoorcolleges
Q 184
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
6.00 EUR
ZAKENETHIEK: HOORCOLLEGE 1 INLEIDING Nota’s zullen volledig anders zijn dan boek, boek moet thuis geleerd worden. x x x
14 maart: gastcollege 18 april: 18u-20.15 gastcollege Mogelijk nog aangevuld met andere gastcolleges
TERUG NAAR HET BEGIN: ACHT CONCEPTEN Het hele verhaal dat hij gaat brengen gaat terug op een verschuiving in de cultuur en de manier waarop de mensen er naar kijken is nogal abstract. Abstracte termen als moraal e.d. zijn vaak niet begrepen. Het is daarom nuttig te begrijpen wat ermee bedoeld wordt, dan in tweede instantie: wat verschuift er in onze wereld? Er is een link tussen waardeverschuivingen en economische verschuivingen en dit heeft impact op de organisatie hoe deze zich gaat moet gedragen. Er zijn verschuivingsprocessen, aantonen dat deze impact hebben op onze waarderingsstructuur en wat daar de impact van is. We zijn op weg naar een duurzamere economie. Dit wordt de grondvoorwaarde waarin business gedaan wordt. Hoe gaan we nu deze begrippen definiëren? Respect bv. is een waarde en geen norm. Norm: concreter, bepaalde goede methoden die je hanteert. Respect is bv. het aanvaarden van verschillen, bv. homohuwelijk. De waarde is het meest fundamentele omdat daaruit de normen voortgroeien: concretiseringen van waarden. Normen: bv. 10 geboden (cfr. online: vader moeder zult gij eren, bovenal bemin 1 god, geen overspel, niet doden, niet liegen, …) Die lijst van 10 normen is zeer fundamenteel en dit speelt zich af (the ten commandments) in de woestijn waar Moses op de berg de geboden krijgt. Het is een Joodse stam met een paar 1000 mensen. Deze stam loopt verloren in de woestijn. Dan is daar een lokale leider Moses die met die geboden afkomt. Wat is dat dan? Dit is een grondwet: fundamentele afspraken die we maken. Het vergelijkbare document vandaag de dag. De grondwet klopt en we leven er naar, daarom dat we ze niet kennen. Wanneer een nieuw land toetreedt tot de EU, dan moet de grondwet van dat land stroken met de richtlijnen van de EU. Dit is de ruggengraat van de samenleving, bepaalt de interactie tussen individuen. De 10 geboden zijn dus een primitieve formulering van een grondwet. Echter de Jood zegt: ik wil dat van het overspel niet naleven. Wat is dan de reactie in een dergelijke samenleving? Als je het zou weigeren als individu, wat stel je dan in vraag? Je stelt
het gezag van God in vraag, dat is niet echt optimaal (vierendelen, in de woestijn sturen etc.). De religie heeft een zeer regulerende rol in de premoderne samenleving. Die dingen komen niet van Moses, maar van God: religie projecteert de bron van uw grondwet buiten het bereik van het individu. Historisch heeft dat heel veel vormen aangenomen, maar de strategie was altijd dezelfde: de bron buiten het bereik van individuen leggen (eigen aan bijna alle premoderne samenlevingen). Dan komen we tot de moderniteit (16de à 17de eeuw in Europa). In essentie kan je zeggen dat God wegvalt. Figuur die hier belangrijk is: Immanuel Kant. Was zelf een religieus persoon maar de bron van moraliteit mag volgens hem niet de religie zijn. Je moet durven te denken en als je goed denkt dan zul je inzien dat je de lijst moraliteit nodig hebt, zonder moraliteit lukt samen leven niet. Met rationaliteit moet je dat inzien. Wanneer men die religieuze omkadering schrapt, heeft dit een impact natuurlijk. Vanaf de moderniteit ligt dit binnen het bereik van het individu. Je kan de lijst nu wel in vraag stellen, nu is er een discussie. Nu wordt het een kwestie van meerderheid vs minderheid: zo denken we elke dag nog na over waarden en normen. De lijst wordt inherent minder stabiel, kan gaan schuiven. Dan schuiven we naar de postmoderne samenleving (onze tijd). Op vele vlakken is dit maar een radicalisering van de moderniteit, een verscherping van de toestand in de moderniteit. Kant e.d. waren de uitzonderingen in de moderniteit (intellectuele elite). Het religieuze kader is het dominante kader in onze samenleving tot zeer recent. Het Vlaanderen van begin jaren 1900 was nog een zeer religieus Vlaanderen. De toestand verandert pas in de jaren 60 zowat waarin we allemaal die setting verwijderen => allemaal binnen ons bereik, daarom worden waarden iets van uzelf en normen worden opgelegd. Zeggen dat waarden iets van uzelf is, is ondenkbaar in een premoderne samenleving. Nu is de religie een persoonlijke keuze. Indien de hypothese klopt, betekent dit dat de lijst van waarden en normen opnieuw inherent instabiel wordt en veel gemakkelijker dan vroeger kan gaan schuiven. Dus kunnen we proberen om even de oefening te maken. Laat ons nadenken over verschuivingen in waarden en normen. Kijk naar vandaag en de samenleving waarin onze ouders functioneren, grootouders e.d. Voorbeelden betreffen: samenwonen vs. huwelijk. De huwelijkscontext is totaal veranderd. Zo ging de prof o.a. naar een divorce party in the US bv. - De samenlevingsvormen zijn fundamenteel veranderd. Een tweede voorbeeld betreft bv. de plaats van de religie. De structuur die de religie gaf, die structuur is weg. Het contrast tussen “Wij de heren van Zichem” (Pastoor Munten: bepaalt goed en fout) en Thuis en Familie nu (geen pastoor). Deze kan nog worden opgevoerd in een pedofilievraagstuk. De religiecontext is dus volledig verdampt. Een derde voorbeeld: de plaats van de vrouw. In de begintijd van de prof waren de meerderheid mannen, nu vrouwen. Het startpunt: gelijke waardering van mannen en vrouwen. Stemrecht bv. pas in 1947-1948.
Vrouw komt op arbeidsmarkt vanaf de jaren ’70. U kon in de jaren ’60 als vrouw een opleiding volgen, maar het moment dat u trouwt dan was u wettelijk verplicht om voor de kinderen te gaan zorgen enz. Wat zijn hiervan de effecten? Wie moet nu voor de kinderen zorgen? Wat is hiervan het effect op gezinsstructuren? Het onderwijs verandert, minder kinderen. De samenstelling verandert. Vrouw wordt onafhankelijker, je kan scheiden. De familiestructuren worden inherent veel instabieler van zodra de vrouw onafhankelijk is. Je krijgt dus een individualiserende samenleving waarin je zelf uw boontjes moet doppen. In Zweden is het 1 ouder gezin de norm. Als u in de US in de ghetto bent, dan is daar ook 1 ouder gezin de norm. De klassieke toestand: vrouw & 4 kinderen, nauwelijks sociale zekerheid zodat vrouw 3 jobs opneemt. De kinderen worden opgevoed op straat. Op straat krijgen die kinderen ook waarden en normen (respect enz. -). Het effect is wel zo dat 1/8 Afroamerican youngsters in de gevangenis zit en 1/3 een strafblad heeft. We zien de criminaliteitscijfers omhoog schieten. Het instituut van opvoeding vervalt. In de jaren ’80 in NYC => vogelvrije buurten, nu wel opgelost. Bijhorend kwamen er dan advocaten, rechters en politie. We vertrekken wel van een zeer eenvoudige gedachte hiervoor, dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn en dat de samenleving op die manier moet worden georganiseerd. Dat is toch frappant dat het zo ver komt uit 1 centrale gedachte. RvB zullen in de toekomst paritair moeten worden opgesteld. We krijgen uit 1 centrale gedachte enorme maatschappelijke verschuivingen. Discriminatie => worstelen bedrijven mee op de werkvloer ook. Een voorbeeld: poortproducent wilt geen zwarten aannemen. Onmiddellijk politieke heisa daarrond, kan je tegenwoordig niet meer zeggen. Uw samenleving is veel gevoeliger geworden. Nog zoiets: het ecologische aspect. In de jaren ’70 geitenwollen sokken, tegenwoordig kan je als politieker het niet meer als irrelevant aanschouwen of toch zeker niet publiek toegeven. In India heb je een minister van bomen. In China zijn er 1000den milieu NGOs. 30 jaar geleden was er geen enkele milieu NGO in China. Wat betekent dit voor bedrijven? Juridische structuren rond ecologie steken de kop op: een resem wetgeving als je nog een vergunning wilt enz. Mensen worden er gek van. Elke nieuwe minister = nieuwe vlaag van wetgeving. Politieke ruimte dringt zich op. Tussen de waarden en normen enerzijds en de wet anderzijds, daartussen ligt de politiek. Politici pikken op welke verschuivingen bezig zijn, dan oriënteren ze zich daar naar. Bv: een groene partij oprichten. Je kan echter ook nieuwe opportuniteiten aangrijpen: ecologische producten. Er zijn gekke consumenten die daar zelfs meer voor willen betalen. Je kan vandaag de dag concurreren en innoveren langs die ecologische dimensie. Als u een ondernemer bent en als u de juiste feeling hebt welke de verschuivingen in de samenleving zijn, dan bent u gegarandeerd rijk want er bestaat een markt rond. Er is dus een negatief verhaal (toegenomen wetgeving) en een positief (je kan er iets mee doen). Met al de waardeverschuivingen kan je iets gaan doen: equal opportunities employer etc.
Als je de oefening maakt, zijn er heel wat zaken verschoven en we zien dat ze impact hebben op de samenleving en bedrijf. We illustreren dit nu empirisch met een Duitse studie.
A HUMAN DEVELOPMENT VIEW ON VALUE CHANGE TRENDS Een soort regelmatig terugkerende survey over landen heen waarin gekeken wordt naar welke waarden en normen aanwezig zijn, hoe deze verdeeld zijn over de groepen enz. De verschuivingen kunnen worden gereduceerd tot twee assen: community (opvatting over de samenvatting) en het individu. In de samenleving wordt een onderscheid gemaakt tussen seculiere en meer traditionele samenlevingen. De individuele as gaat over zelfexpressie: in welke mate vindt het individu zelfexpressie van belang (zelf een identiteit aanmeten)?
WEAK VS STRONG SECULAR RATIONAL VALUES De twee assen zijn verbonden met andere waarden: sterke correlatie tussen as en andere waarden. Sterk seculiere samenleving zal dus minder aandacht besteden aan bv. familie => individualiserende samenleving. Als u een meer traditionele hebt, gaat u dat meer waarderen. Nog zo’n voorbeeld betreft autoriteit is nog zoiets: proffen van de vorige generatie hadden oneindig respect. De vroegere bevelsstructuur (militaristisch) in organisaties is ook aan het verdampen. Mensen die sterk zelfexpressie gericht zijn zullen freedom, expression nonconformity enz. belangrijk vinden.
THE TWO DIMENSIONAL VALUE SPACE IN THEORY Onderaan links zitten sterk premoderne samenlevingen, rechts vanboven postmoderne samenlevingen. Angelsakische wereld zit laag op secular, hoog op expression. Het sterkst seculier is protestants Europa. Een confucianistische cultuur zit ook helemaal vanboven: confucianisme is geen religie. Monotheïstische religies zijn in China en Japan bv. nooit gekend. Onderaan bij de seculiere kant zit bv. Pakistan en Nigeria. De verschillen zijn dus groot in de wereld. Een land als de USA is dus zeker niet zoals Zweden: hard religieus, hard self-expression. Dit is het omgekeerde van China. Intercultureel management vindt hier zijn oorspronkelijk nut.
COHORT DIFFERENCES THROUGHOUT CULTURAL ZONES Onderaan rechts de Angelsakische wereld. Blauwe bolletjes: het onderste bolletje => alle respondenten van voor 1921. De plot geeft een generatieverschuiving weer: een verschuiving van waarden en normen. We verschuiven in de Angelsaksische wereld naar nog meer self expression en iets minder hard religieus. Iedereen verschuift praktisch, alleen Afrika (geen economische groei) stagneert. De verschuivingen komen er telkens wanneer er economische groei is en welvaart komt.
VERVOLG WAARDEN EN NORMEN Er komt nog een tweede dimensie aan het verhaal: wat zijn waarden en normen voor het individu? We vertrekken van veiligheid als waarde. We gaan dit specificeren naar een deelaspect: verkeersveiligheid. Dat is ook een belangrijke waarde. We hebben een aantal regels en dat zijn normen. De meeste van de normen zijn ook wettelijk ondersteund (externalisering van waarden en normen). Hier is zo’n norm: je mag niet sneller dan 120km op de autostrade rijden. Dit is een compleet overbodige wet. Voorstel: morgen schaffen we de wet af aangezien toch niemand ze volgt. Tegenargument tegen het afschaffen: het volledig afschaffen zou helemaal geen limiet meer geven. Toch werkt de wet op de een of andere manier toch. Hoe komt het dat zo’n wet toch werkt? Hoe maakt het dat er toch limieten zijn? Er zijn een aantal mensen die zich houden aan de limiet maar dit is maar partieel. Bovendien zijn er sancties, maar hoe groot is de kans op gepakt te worden? Vrijwel nul. Wanneer reed u sneller dan de maximumsnelheid? En hoeveel tickets al in de bus? In essentie wordt het opgelost door uw geweten, uzelf lost het op. We hebben allemaal leren rijden en rijgewoontes ontwikkeld. U denkt niet na bij het rijden, u doet dat gewoon. Dit gaat over geïnternaliseerde waarden en normen, die zitten onder water. Die waarden en normen determineren uw gedrag dag in dag uit. Er is geen wet die verhindert om van voor in het lokaal te gaan staan, maar we doen het toch niet. Zo krijgen we geïnternaliseerde waarden en normen voor eender wat. Waarom scheurt u bv. de papieren van de stinkende student naast u niet door? Er zijn gedragingen die we niet kunnen stellen: gedragspatronen die meegegeven zijn (niet aangeboren, wel aangeleerd) op lange adem. Voorbeeld kinderen opvoeden: tanden poetsen. Kinderen moeten snel hun tanden leren poetsen, maar kinderen zijn niet geïnteresseerd. Je moet het kunnen aanleren maar argumenteren van “u krijgt caries op LT” werkt niet. Het gaat over zeuren, zagen en klagen (braaf kind, stout kind). Op een dag als je geluk had gaat het kind autonoom zelf zijn tanden poetsen zonder te moeten zeuren. Het kind wordt niet geboren met een tandenborstel. Dat is het internaliseringsproces in actie. Dit proces voltrekt zich met 1000den soorten gedragsvormen. Dit duwt een aantal waarden en normen onder water en maakt ze tot een evidentie, maar dat is ze eigenlijk niet.
Indien waarden en normen niet geïnternaliseerd geraken en het proces niet lukt in onze samenleving, dan krijgen we een crimineel. Criminelen zijn mensen waarbij gedragsnormen mislukken en die niet passen in het geheel van uw samenleving, niet deftig kunnen functioneren. Het vormen van de ijsberg is mislukt (socialiseringsproces). Wij zijn huidig rond andere waarden en normen gesocialiseerd dan mensen van 40 jaar geleden. De ijsbergen zorgen ervoor dat mensen met elkaar kunnen functioneren. Wanneer de ijsbergen, de waarden en normen onder druk staan, dat maakt de interactie tussen mensen moeilijk. Dit is een evolutie waar we in staan in de zin dat de waarden en normen aan het schuiven gaan. Een approach nu: alles meer expliciet reguleren, de normen en waarden boven water brengen. Japan is een uitzondering, maar de meeste samenlevingen hebben deze evolutie als probleem nu. Waarden en normen staan dus gelijk aan gedrag: ze bepalen uw gedrag zonder dat je het soms beseft. Er kunnen daarin grote verschillen. Oscar Wilde (Dorian Gray): Lady Gaga van zijn tijd, moderne figuur. Man was zeer populair en wou zijn poëzie in US gaan voordragen. Op een bepaald moment gaat hij columns schrijven naar Engelse kranten. Hij moet optreden in de saloon en op de piano staat een briefje “do not shoot the pianist, he’s doing his best”. Is dit de manier waarop ze mensen behandelen die poëzie en kunst komen voorbrengen? Wat gaat dat geven? Far West => voor de Engelsman van toen en zelfs van nu is Amerika het land van de barbaren. “Breakfast bullets: who shot whom last night?” prijkt in de Amerikaanse krant, geen probleem. Als je dit verhaal nu zou transponeren naar de samenleving van vandaag, dan impliceert dit het neerschieten van de mens ter plaatse op de Meir die slecht muziek speelt. Dit kan je je niet meer inbeelden. Je denkt niet aan de wetten, maar het is gewoon zuivere horror als dat voor uw ogen gebeurt. De interne waarden en normen worden totaal overtreden. Dingen die buiten de ijsberg liggen: humor (lichtjes erbuiten), horror (verder weg). Humor is spelen met de verwachtingen. Gedragspatronen die normaal ingebakken zijn die ineens doorbroken worden. Je ziet hoe hard de ijsberg gevormd is. De ijsberg is niet evident, ze is bij iedereen aanwezig en tegelijk is die fragiel. Tegenwoordig in Far West rondlopen zou u schokken. Voorbeeld: de taxi nemen in New Delhi = een videogame. De taxi moet vooral een klaxon hebben. Klaxon werkt niet, dus chauffeur voelt zich niet veilig. Degene die het repareert wordt dan afgeslagen met een bamboestok. De conclusie: kastenverschil, hiërarchische relaties. Geld vragen mag niet als je iemand van een hogere kaste helpt, hij moet blij zijn omdat hij iemand hoger mag helpen. Het punt is: de ijsbergen zijn fundamenteel voor het handelen en samenleven van mensen. Waarden en normen die internaliseren, dragen het gedrag van mensen. Wanneer de waarden en normen schuiven, dan zijn dit heel belangrijke uitdagingen. Indien je niet weet
hoe je moet reageren, dan vaak wettelijke structuren als antwoord. Ook in de bedrijfscontext strugglen we daar mee. De verschuivingen gaan een invloed hebben op de omgang met alle stakeholders: anders kijken naar leveranciers en de problemen hierbij, consumenten, werknemers, … dit zijn allemaal hoofdstukken in het handboek. Het gevolg van de verschuivingen = anders omgaan met stakeholders. Twee andere zaken waar we nog aandacht aan besteden: MVO (nieuwe verhouding van bedrijven ten opzichte van de samenleving die aan het ontstaan is). Er is een nieuwe consensus aan het ontstaan. Gastsprekers zullen uit hun eigen ervaring daarover uitleg geven. Slimme bedrijfsleiders zijn zich bewust van de transformatieprocessen. De transformaties zijn allemaal in dezelfde richting (duurzaamheid, MVO, …). Een laatste zaak hierbij: de interne waarden bij bedrijven. Zeker grote bedrijven worstelen met de verschillende ijsbergen, dus ze gaan zelf hun eigen waarden en normen expliciteren (normatieve kern die expliciet wordt gesteld). Elk bedrijf heeft zo’n cultuur. Bij KMOs vooral vroeger vooral de baas die dat aangeeft, vandaag zowel in KMO als in grote: mission statement, code of conducts, … In zo’n code of conduct staan geboden die vast in het arbeidscontract zitten. Je hebt zelfs hele compliance departementen. (Bedrijfsethische revolutie => tegengewicht tegen de verschuivingen).
ZAKENETHIEK: HOORCOLLEGE 2 ENKELE STYLIZED FACTS ABOUT Hiervoor gebruiken we een software pakket: Gap Minder (creatie van Hans Rosling). Hans Rosling’s 200 countries, 200 years, 4 minutes the joy of stats (Youtube).
ECONOMIC GROWTH AND IMPACT Het is vanzelfsprekend dat economische groei een impact heeft. Zo bijvoorbeeld op de populatiedynamiek, ongelijkheid in de maatschappij, de convergentie van quality of living en de opkomst van de welvaartsstaat. Hoe economische structuren inbouwen in maatschappelijke structuren is dan ook de vraag die ons vandaag gaat bezig houden. Indien we kijken naar een citaat van Keynes dan observeren we dat het probleem van schaarste bijna opgelost is. Maar Keynes vraagt zich af: wat als het opgelost geraakt? Wat dan? Een communistische staat als volgende stap (Das Kapital = basis)? Veel materiële welvaart maakt niet gelukkig. Er zijn verschuivingen overal merkbaar, maar de mensen die in een situatie van overvloed terecht komen leiden niet noodzakelijk een makkelijker/beter leven. In het algemeen kunnen we stellen dat de economische groei relatief beperkt is bij het observeren van figuur 5.1. De situatie van de mensen is deze van elke biologische soort: de aanwezige voorraad voedsel kan nooit het ritme van de bevolkingsgroei volgen, wat merkbaar is in het feit dat de populatiecurve boven de welvaartscurve vertoeft. Dit resulteert in een cyclische populatie, met groeien en terugval en dit afhankelijk van het beschikbare voedsel. In essentie vertaalt rijkdom zich aldus in goederen die het ons toelaten te overleven en meer specifiek kunnen we ons hier richten op de urgentie van het verdwijnen van hongersnood in onze samenleving. Bij het verder bestuderen van de grafiek merken we dat de twee curves, de populatiecurve en de welvaartscurve, elkaar snijden en dit rond 1900. De grote populatiegroei wordt bewerkstelligd door de groeiende economische rijkdom (=middelen om de populatie te doen groeien). Met andere woorden: de populatiegroei is maar denkbaar door de enorme groei in economische rijkdom. Meer recent en veel extremer nog kan men stellen dat vanaf 1950 de groei echt op gang kwam. De welvaartscurve stijgt massaal sneller dan de populatiecurve vanaf dit decennium en dit blijft zich doortekenen. Het betreft aldus een recent fenomeen dat de samenlevingen massaal rijkdom verwerven die het toelaten om op een totaal andere manier in het leven te staan. De basiszorgen zoals voedsel, warmte en kleding zijn gewoonweg verdwenen. Deze basisproblemen zijn nog maar aanwezig bij 1/7 van de bevolking. Voor de ganse wereld publiceerde het IMF onlangs een groeicijfer van 3%! De trend die hierboven uitgeschreven staat zal zich dus blijven doorzetten.
PRODUCTIVITEIT 1895-2000 Deze fenomenale groei heeft vanzelfsprekend allerlei neveneffecten. Zo kunnen we bijvoorbeeld een invloed voor arbeidsproductiviteit waarnemen. Een goede indicator die we hiervoor gaan gebruiken betreft de Montgomery Ward Catalog, een catalogus waar vanalles uit besteld kan worden (= een soort post order boek). Uiteindelijk is Montgomery Ward een Amerikaanse department store met een sterke online aanwezigheid die het toelaten om via de cataloog dus allerlei bestellingen te plaatsen. We kijken naar de tabel en merken op dat een fiets maken in 1895 een kwestie van 260 arbeidsuren betrof. In 2000 was dit slechts nog 7.2u! Dit betreft een productiviteitsstijging waar je u kan tegen zeggen. Op die iets meer dan 100 jaar kunnen we dus veel meer doen en veel meer goederen binnen ons bereik halen (= veel meer rijkdom). De enige uitzondering die we dienen op te merken betreft de sterling silver teaspoon. Vanzelfsprekend is deze lepel geen massaproductie wat de rest wel deels is, wat prijsverschillen en dergelijke meer ook meteen kan verklaren. We dienen dus te onderlijnen dat deze extra rijkdom die we kunnen verwerven hebben een totaal nieuwe situatie creëert voor de mens. We onderzoeken vervolgens de effecten van deze economische groei.
STYLIZED POPULATION DYNAMICS Een eerste impact van voorgaande die we bespreken betreft deze op de populatiedynamiek. We beschouwen hiervoor figuur 5.2 waarop we duidelijk een tijdsas aantreffen ingedeeld in drie vlakken: pre economische groei, economische groei en post economische groei. BE kan worden geplaatst in de laatste van deze drie categorieën. In de figuur volgt de blauwe curve het geboortecijfer, de rode staat voor het sterftecijfer. Kenmerkend aan de pre economische groei fase is een hoog geboorte & sterfte cijfer, wat nog kan worden teruggevonden in ontwikkelingslanden vandaag de dag. Ongeveer 50% van de kinderen sterft voor het 3de levensjaar in ontwikkelingslanden, en dit is zo nog steeds. Echter bij (prille) economische groei, van zodra mensen inzake hun basisbehoeften (voeding, elementaire gezondheidszorg, etc.) iets of wat beter af zijn, merken we vaak dat de sterftecijfers eerst naar beneden duiken en kindersterfte aldus ook daalt. Het geboortecijfer blijft echter hoog liggen (relatief stabiel). Indien we dan even de wiskunde doen, dan kunnen we afleiden dat deze economische groeifase gepaard gaat met een populatie explosie fase. Bij ons was dit begin 20ste eeuw voornamelijk, zoals bij vele andere landen is deze fase nu achter de rug (beland in de post economische groei fase). In andere landen is deze trend echter volop aan de gang voor het moment.
Echter is er dan nog iets merkwaardig. Na een tijd van economische groei komen we (vaak) tot de observatie dat het geboortecijfer terug naar beneden zakt. Waarom is dit nu juist? Een objectivering hiervoor vinden is meestaal niet eenvoudig, aangezien een objectieve oorzaak niet meteen gevonden kan worden. Nochtans kunnen we enigszins dit toch afleiden uit wat voor het ogenblik ook in Azië aan de gang is, waar het zelfs nog veel sneller gaat dan bij ons. Waarom is dit nu juist? Het heeft vooral te maken met scholing. De landen met al eventjes economische groei beschikken over de middelen om scholing binnen te brengen, ook aan vrouwen. Scholing aan meisjes verschaffen tussen de 6 tot 12 jaar heeft zeker en vast een impact op geboortecijfers. Het is niet meteen moeilijk om dit in te zien. We verkrijgen andere familiestructuren en tevens een andere blik op “kinderen”. Waar in de eerste fase kinderen vooral nog worden aanzien als kapitaal (= arbeidskracht, dus garantie op verzorging ouderen later en voorziening in behoeften bij schaarste door inkomen kinderen), wordt dit bij economische groei veranderd naar een visie van “investering”. We kunnen in kinderen investeren omdat de kans dat ze sterven (= dalende kindersterftecijfers) veel lager ligt dan vroeger. Immers, een universiteitsstudent bij uitstek betreft een significante investering vanwege de staat. Het wordt (rationeel) haalbaar om te investeren aangezien de investering ook die termijn unief kan overleven, letterlijk dan! Echter, tegelijkertijd, aangezien de investering duur is, zal het aantal kinderen dalen en verkrijgen we aldus als gevolg dat de omvang van een gezin krimpt. Men wilt zo goed mogelijk investeren in de producten. Dit alles leidt tot een significante reductie van de geboortecijfers across the board. Indien we eventjes aan China denken ten slotte, dan merken we hier ook bijzondere maatregelen (bv. one child policy), maar dit zijn vanzelfsprekend uitzonderlijke gevallen. Al dit voorgaande doet ons bewegen naar een stationaire populatie, met een laag sterfte en geboortecijfer. In landen zoals Rusland bv. zakt de populatie zelf met ongeveer 1.1 of 1.2 als geboortecijfer. In België zou men ook dergelijke lage geboortecijfers kunnen aantreffen alhoewel dit niet het geval is wanneer rekening gehouden wordt met migratiepatronen. Immigratie voegt vanzelfsprekend netto nog wel wat toe aan ons geboortecijfer. Tegen 2050 zou er volgens de studie die we bespraken enige mate van stabilisering optreden.
DE LORENZ CURVE EN GINI COËFFICIËNT Wanneer economieën rijker worden, trekt de populatie zich open. Er ontstaat ongelijkheid tussen landen, maar ook binnenin landen. Een klassieke tool die we kunnen gebruiken om dit te illustreren betreft de Lorenz curve en de bijbehorende gini coëfficiënt die weergeeft in welke mate ongelijkheid zich aftekent binnen een land of voor de wereld. Een volledig egalitaire verdeling zou tot een diagonaal leiden, ten opzichte van de welke de Lorenz curve wordt getekend.
Deze diagonaal staat voor: “50% van de bevolking heeft 50% van de rijkdom”. Hoe meer van deze diagonaal wordt afgeweken (hoe krommer de Lorenz curve), hoe ongelijker verdeeld de rijkdom. Indien we dit voor 2000 effectief tekenen, krijgen we zeker en vast een duidelijke kromming te zien; zeker op materieel vlak is de ongelijkheid enorm. Ongelijkheid heeft verder op zich allerlei neveneffecten. Landen met grote ongelijkheid worden getekend door een groot aantal problemen. De economische groei leidt dus in se tot ongelijkheid, maar dit weerhoudt ons er niet van om initiatieven op te zetten om deze ongelijkheid aan te pakken. Zoals we hierboven spraken van de welvaartsstaat als een verschijnsel van economische groei, zo kan men stellen dat de remediëring zichzelf ook aanbiedt bij verdere groei.
REGIONAL HUMAN DEVELOPMENT INDEX (HDI) AVERAGES Kwaliteit van het leven meten is een moeilijk vraagstuk. Enkel meten in termen van inkomen (GDP / capita) is echter wel mogelijk, maar niet meteen de meest geschikte oplossing. We willen liever breder meten, want inkomen is niet breed genoeg om de kwaliteit van het leven volledig te omvatten. Ook factoren zoals onderwijs/scholing (bv. graad analfabetisme), levensverwachting bovenop dat inkomen kunnen klassiek in acht genomen worden. De studie van Rosling die we nu aan het volgen zijn maakt gebruik van de combinatie levensverwachting & inkomen. Een HDI wordt bovendien percentueel gemeten, met 1 (=100%) als goede HDI en 0 een slechte. It’s time for Africa! We kijken even naar Afrika. De HDI nu daar is beter dan de HDI in WestEuropa tijdens de industriële revolutie, hoewel we dit genuanceerd dienen te benaderen. Als we denken aan Afrika, dan komen beelden in volgende trend zich vaak aanbieden: x x
De ganse regio: niet economisch ontwikkeld Congo: notoir land met veel miserie, civiele oorlog en andere problemen
Indien we dan eens kijken naar Zuid-Azië, dan krijgen we het volgende: x x
1913: een average van 0.055 met levensverwachting < 30 jaar, geen tot weinig scholing en 80% van de bevolking in structurele armoede vast 1995: HDI geklommen tot 0.449 gemiddeld. Een enorme sprong vooruit.
Echter kunnen we spreken van een convergentiebeweging. Als je kijkt naar bredere indexen die de Quality of Life proberen te meten, zie je een soort convergentie optreden. Natuurlijk blijven er grote verschillen, maar in bredere indexen is convergentie de norm: zelfde scholing etc. Dus voor alle duidelijkheid: hoe breder de meting, hoe meer convergentie zichtbaar => hier merken we heel duidelijk het effect van economische groei. Een laatste toevoeging die we dienen te maken betreft de rol van de public sector. Met de ontwikkeling van economische structuren, krijg je ook de ontwikkeling van politieke structuren die zich rond deze economische structuren vestigen. De staat ontwikkelt zich en
groeit uit tot een belangrijk instrument via: % BNP toegevoegd door overheid / de differentiële kost van de overheid. In de USA vinden we een overheidsgrootte ten opzichte van het GDP van ongeveer 33 à 34%, in West-Europa en onder meer dus BE krijgen we cijfers van meer dan 50%. Meer dan de helft van de rijkdom in onze streken gaat door overheid. Dus in conclusie kunnen we stellen dat economische groei de staatsstructuur doet groeien en zeker ook zwaarder laat doorwegen.
SOCIAL TRANSFERS Er zijn vier soorten risico’s die je zelf niet meteen kan opvangen en waarbij sociale zekerheid zijn nut vindt: werk, ziekte, oud worden en kinderen. Sociale zekerheid dient dus voor het indekken tegen risico’s in het leven van mensen. Vanaf WOII werd zo voorzien in opvang door verzekeringen en dergelijke meer: de staat haalt geld uit de economie en brengt deze over (= sociale transfer) naar meer behoeftige groepen. Gelijkaardige initiatieven worden nu op benen gezet in ontwikkelingsladen (= sociale ontwikkelingssystemen). In 1880 waren de sociale transfers hier in de ontwikkelde wereld, bv. BE, in termen van GDP vrijwel 0. Er was geen opvang voor de grote risico’s: “als uw boerderij afbrandt, heb je niets.” In straatarme landen geldt dit nog steeds. Vandaag de dag is de omvang van deze sociale transfers vaak enorm, tot de helft van de totale begroting (onderwijs & gezondheidszorg zijn extreem duur). In Azië worden nu ondertussen ook pensioenen gegarandeerd en worden sociale zekerheidsstelsels opgezet om alzo de sociale spanningen in de maatschappij beter te kunnen opvangen.
WAT MET ONZE WAARDEN Waar ligt nu de causaliteit naar onze waarden toe? Het is immers niet dat onze waarden per se veranderen omdat we rijker worden! De causaliteit is complexer dan dat. Rijker worden impliceert immers dat we op andere manieren leven (een nieuwe situatie, anders dan 50j geleden) en op nieuwe manieren met goederen omgaan. Er is dus geen eenvoudig causaal verband. Ze gaan wel samen, maar volgen niet uit elkaar. De postmoderne samenleving is een gevolg van de economische groei, maar werkt op elkaar in: als men rijker wordt => betere scholing enz. => impact op de zaken rondom u => nieuwe stelsels.
GROTE ONDERNEMINGEN - POLANYI Even om te illustreren wat me zoal onder groot kunnen verstaan. Bedrijven als Apple en ExxonMobil hebben een beurswaarde die veel hoger is dan de waarde van de Belgische staat. Een bedrijf als Walmart heeft 2 miljoen werknemers en kan dus ook wel gezien worden als een groot bedrijf. Tenslotte lopen toplonen binnen zulke bedrijven gemakkelijk op tot meer dan $10,000 / hour of uitgerekend voor een vijfdaagse werkweek van 40uur een maandloon van $1,800,000. Enorme spelers kan je ze dus zeker wel noemen!
IMPACT: ECONOMISCHE STRUCTUREN OP SOCIALE STRUCTUREN De kwestie van hoe sociale structuren inwerken op ons economisch systeem en hierin beginnen te ageren kan men kenmerken als een overgang tussen een gift economy en een exchange economy. Dit wordt ook wel eens The Great Transformation genoemd. Een exchange economy betreft in essentie een gewonte markteconomie terwijl een gift economy letterlijk eerder van de orde van een cadeau geven is. Het betreft aldus een vermenging van sociale en economische structuren die je nooit los van elkaar kan zijn. Een klassieke economie is veel meer van de orde van gift dan exchange. We illustreren dit even. De waarde van goederen bij Aristoteles was in belangrijke mate bepaald door de sociale positie van deze persoon. De goederen waren niet per se meer waard, maar het feit dat de persoon hoger op de sociale ladder stond, impliceerde dat de goederen meer waard blijken te zijn. In zo’n gift economie is er dus een duidelijke entiteit tussen economische waardering van goederen en sociale erkenning van personen. Voorbeeld: Kula Trade Ring (=Kula is een jaarlijks terugkerend magisch ritueel waarbij waardevolle voorwerpen in een wijde ring van eilanden in Zuidoost-Melanesië met de klok mee of tegen de klok in volgens een vaste route worden uitgewisseld). Eilanden drijven handel met elkaar en een aantal jaar later kunnen deze verhandelde goederen terug op het begin eiland terecht komen. De goederen zijn eigenlijk een manier om uw appreciatie voor anderen uit te drukken en worden gebruikt voor sociale interactie en om vrede tussen groepen te bewaren. Hoewel het voorbeeld hierboven doet denken aan mensen met maskers die rond een ketel staan te dansen, geldt eenzelfde redenering vandaag de dag bij ons ook nog. Denk maar aan een geschenk bij een verjaardagsfeestje. Stel je koopt een fles wijn als geschenk (= gift). Achter dit zit een economische transactie (belang persoon, het moet passen): uitdrukking van appreciatie voor iemand, misschien disappreciatie. Een persoon met een welbepaalde waardering terugvinden is ook niet moeilijk. Denk maar aan architecten, dokters, advocaten, => “hun goederen zijn meer waard.” Wie onderaan deze ladder zit, zal altijd onbelangrijk blijven. Wie vanboven zit, zal altijd een hoge waardering genieten.
Echter, onze goede vriend Karl Marx had over voorgaande ook iets te zeggen. Hij stelde dat wanneer de economie begint te groeien, de vastgeroeste sociale structuren ineens in beweging komen. Bv. bij gelijke prijzen een sociale verschuiving krijgen leidt tot instabiliteit van de gift economie die gebouwd was op sociale erkenning. Nu komen handel en sociale erkenning met elkaar in botsing en vloeien ze in elkaar over. De sociale interactie wordt op den duur irrelevant en de economische dimensie gaat domineren: je koopt goederen in ruil voor geld, zonder dat er sociale interactie nodig is tussen uzelf en de verkoper. Een economische interactie is immers neutraal. Het economisch systeem komt los te staan van de economische patronen en de markteconomie kan gezien worden als fundamenteel verschillend van alle systemen die hieraan vooraf gaan. Een klein overzichtje vat dit bondig samen: Oude systeem
Groei
Bovenaan – Onderaan => belangrijkheid Vastgeroeste sociale structuren Bv. de goederen van de architect Sociale interactie irrelevant Bv. geen interactie met kassierster bij Aldi Destabilisering van sociale structuren Aristocratie / bourgeoisie minder belangrijk
IMPACT ON… x x x x x
x
Milieu Sociaal kapitaal Criminaliteit: zwaar gestegen sinds de jaren ‘70 General trust: vertrouwensdaling tussen 1970-2000 => individualisering Beschavingsziektes: gevolg van loskoppelen en in beweging brengen van sociale structuren. Wanneer deze instabiel worden, worden we meer geconfronteerd met zaken als zelfmoord, burnouts, enz. Hangt vast aan een rijke(re) samenleving. Mental health: landen die er een policy rond hebben gedefinieerd. Door de economische groei krijg je de evolutie tot het marktsysteem en alzo ook nieuwe problemen.
THE MARKET CHALLENGE De mogelijkheid bestaat ondertussen om door te groeien, de sociale structuren liggen niet langer vast. Er bestaat de mogelijkheid tot een geïnstitutionaliseerd structureel veranderingsproces. Op het sociale vlak kunnen we dus stellen dat in essentie de marktstructuren in beweging gebracht worden en dynamisch van aard zijn. Dit is positief, want in de oude wereld zaten mensen vast in vastgeroeste structuren. Het ontbrak dus aan verticale mobiliteit binnen een dergelijke samenleving.
Voorbeeld 1: Ford Genk. Regio in Limburg die wat onderontwikkeld was maar dan kwam er 50jaar geleden een fabriek. Deze creëerde voor de regio enorme welvaart. Echter, ineens is deze weg. De fabriek was disruptief toen ze aankwam en is nu ook disruptief nu ze verdwijnt. Totaal genomen was de impact dus disruptief voor haar omgeving. Voorbeeld 2: USA heeft een hele mobiele arbeidsmarkt. Als het in een bepaalde stad of regio voor het ogenblik wat minder goed zou gaan, verhuis je gewoon van punt A naar B. In EU is dit een pak moeilijker, maar we willen wel het model van Amerika meer gaan evenaren in de toekomst (arbeidsmarktflexibilisering). De ECTS fiches faciliteren dit. Wanneer dergelijke economische structuren beginnen te overheersen, begint dit allemaal te wegen op de samenleving. Kan de samenleving dit wel aan? In welke mate moet het economisch perspectief dominant zijn? Wie kan er in zo’n wereld nog volgen? Het gaat allemaal niet zo snel om op politiek vlak hierop te reageren (wat gaat er wel snel in politiek?). Voorbeeld economische crisis: kan zich op 2minuten aanbieden, politiek kan niet zo snel volgen. Ook mensen kunnen zich niet zo snel aanpassen aan de snelheid van het leven. Onze generatie kan dit wel al beter dan de vorige.
EMBEDDING THE MARKET EXTERNALLY Negatieve effecten minimaliseren maar hoe? Bv. Renault Vilvoorde die sluit: arbeiders vernemen dit via de radio. Hierrond ontstaat enorme heisa. De politici reageren: wanneer dergelijke beslissingen worden genomen, met zo’n enorme impact, moet er op voorhand gecommuniceerd worden zodat mensen de kans hebben om effectief te kunnen reageren. Dit staat bekend als de Wet Renault. Met deze wet moest een voornemen tot collectief ontslag vooraf meegedeeld worden en moest hier vervolgens over onderhandeld worden. De economische beslissingen die men neemt worden dus ingebed (embedded) in de maatschappelijke omgeving. Men houdt rekening met de impact die men heeft. Dit is niet per se optimaal, maar men tracht alleszins de effecten enigszins op te vangen. Nog een voorbeeld dat dit in verve onderlijnt: bepaalde delen van de markt afschermen. Is het bijvoorbeeld economisch verantwoord een markt in orgaanhandel te organiseren? Nu is er immers een wachtlijst waardoor geld vragen een mogelijke oplossing zou kunnen zijn. In Iran is het zo bijvoorbeeld wettelijk toegestaan om organen te kopen. Echter betreft dit een vraag over de grenzen van de marktstructuur: hoe ver laat je dit komen? Mensen hebben moeite met markten over organen, aangezien we ons lichaam niet meteen als een economisch goed beschouwen. Echter, we evolueren hierin want zo dacht men vroeger ook over grond (sterke band grond en persoon). Nu verhandelen we grond zonder enige scrupules. Nog een ander fenomeen dat onder deze noemer kan geplaatst worden betreft de markt voor huwen: mail order brides. Vroeger: huwelijk is gebaseerd op liefde, nu op zwetende oude venten, credit cards en de Thaise exportmarkt.
EMBEDDING THE MARKET INTERNALLY Vanuit bedrijfsethiek gezien hebben we in zekere zin een veel positievere blik tegenover marktstructuren dan onze collega’s vanuit andere filosofieën. Het disruptief effect van een bedrijf dat sluit wordt minder als dit mee gaat zoeken naar oplossingen = interne embedding. De impact die je hebt internaliseren binnen uw machtsstructuur. Bijvoorbeeld zou zo de vraag gesteld kunnen worden hoe men de impact kan verzachten of zelfs kan anticiperen op een dergelijke impact. Zaken die men in HRM dan aanhaalt zijn typisch ontslagbeleid, life/work balance, outplacement na ontslag, thuiswerk (bv. mobiliteitsproblemen). Er zijn letterlijk 1000den thema’s waar een bedrijf op kan werken om de economische structuur in te bedden in haar omstandigheden (sociale en maatschappelijke structuur). Er zijn bedrijven die hier heel goed in zijn, andere die het volledig negeren. Bedrijven nemen vandaag alleszins wel veel meer verantwoordelijkheid op dan vroeger (het typische MVO verhaal), wat aanleiding geeft tot een betere reputatie.
EMBEDDING THE FIRM Kijken naar de stakeholdersrelaties en hierin kijken hoe je de relaties kan inbedden in je structuur.
ZAKENETHIEK: HOORCOLLEGE 3 ETHIEK VAN DE VRIJE MEDEDINGING We starten met een experiment. Argumenten pro en contra de vrije markt. De les zal dienen als een kader ter discussie welke waarden en normen inherent zijn aan het marktmechanisme en of we deze als goed of slecht ervaren. Argumenten voor: x x x x
Correcte prijs: de consument moet niet te veel betalen voor producten. Transparantie: een eerlijke allocatie met genoeg informatie Innovatie: marktsystemen brengen innovatie teweeg. Efficiëntie: een betere allocatie van middelen
Argumenten tegen: x x x x
Externaliteiten: het gaat niet om een juiste prijs Gebrek aan publieke goederen: worden te weinig voorzien door klassieke markten Ontstaan van ongelijkheid en verschillen: bijvoorbeeld loon Wat definieert marktgrenzen? Referentie naar vorige week: orgaanhandel.
DE MARKT ALS BEDREIGING Twee tradities die tot op de dag van vandaag lopen, die zelfs vandaag nog in de pers worden aangehaald en voorkomen in wetenschappelijke discussies. Er is een oude traditie die haar oorsprong vindt bij onder meer zelfs bij Aristoteles, in het Chinese denken, etc. Marktkrachten worden pas als correct gezien als ze de sociale relaties weerspiegelen. Voor mensen zoals Aristoteles zou een autonome markt een absurditeit zijn. Voor hen: de prijszetting wordt bepaald door sociale relaties tussen mensen. Indien iemand een hogere status heeft, mag je een hogere prijs vragen. Markten worden dus zeer negatief bekeken. De enige juiste economie voor Aristoteles is een soort landbouweconomie die goederen produceert, maar waarin handelaars buiten enkele marges niet echt iets bijbrengen. Voorbeeld: de financiers van de economie vormen een problematiek in Islam bv. De bankiers nemen geen risico’s, doen niets. De vrouw van Mohammed was een belangrijke handelaar en nam wel risico’s. Die handelskaravanen werden dan gefinancierd door de banken: binnen islam is bankieren dus effectief een problematisch iets. Vandaar is er in dit stuk van de wereld de incentive om bankieren in de echte economie te laten werken: financieren van echte projecten, zelf risico opnemen. De afkeer tot de financiële economie heeft dus veel te maken met de oude ideeën van Aristoteles.
Vervolgens halen we er een argument van ten tijde van Adam Smith bij: corrumpering van de ziel die te veel met materiële dingen bezig zijn, welvaart gaat mensen in hun geest aanpassen. Dit wordt vandaag nog teruggevonden in psychologisch onderzoek: studenten economie hebben meer hebzuchtige trekken. Natuurlijk moet je dan wel rekening houden met zelfselectie effecten, niet meteen met opleiding gerelateerd volgens prof. Het idee bestaat echter nog wel altijd. Thomas van Aquino & A. Smith werden dan ook verdacht van een mogelijk bezoekje aan de hel, aangezien zij met geld bezig zijn. De finale aantasting van de sacraliteit is handel in een tempel: sterk negatieve traditie ten opzichte van hebzucht enz. Ten slotte: “markten als vernietiging van natuur & andersglobalisten”. Er zijn hele organisaties die zich verzetten tegen de huidige configuratie. Mensen lanceren nieuwe ideeën en geven de markt de schuld van armoede enz. Echter, Marx zei ook dat kapitalisme een noodzakelijke fase was: creëert gigantische rijkdom. Die heb je nodig om de samenleving te laten draaien. Maar dan: de rijkdommen gaan zich uiteen trekken, dus eigenlijk een splitsing in twee (rijken & proletariaat): daarom eigenlijk race naar the bottom door uitbuiting van de werknemers om op die manier nog winst te kunnen maken. De lonen worden naar beneden geduwd => sterke concentratie van kapitaal. Je hebt een klasse die steeds geconcentreerder raakt en dan een gigantische massa die in steeds slechtere omstandigheden leeft. Volgens Marx wordt dan het contrast ineens zo flagrant, dat een opstand onvermijdelijk wordt. Dan krijg je effectief de revolutie vanuit het proletariaat => communistische revolutie: opstand tegen uitbuiting. De productiemiddelen worden dan toegeëigend aan de staat (na de kapitalistische fase). Alles werd genationaliseerd. Zoals we in de actua aantreffen => nog altijd relevant. Echter Marx zat fout in de redenering dat de lonen altijd maar verder zouden zakken => Bv. Henry Ford: creatie rijke afnemers in consumentenmarkt, dus de lonen stijgen op de lange termijn. Er zijn voortdurend landen waar de lonen laag zijn, maar die blijven dit niet. Wanneer economische groei start, stijgt het loon (interne consumentenklasse => bestendigen verdere economische groei => bv. China / India).
DE MARKT ALS REDDING Je kan hier naar de Wealth of Nations verwijzen van A. Smith: de eerste tekst waarin wordt bestudeerd wat de impact is van markten op samenlevingen (niet echt de eerste, maar soit – Angelsakische dominantie). Hij gaf een aantal elementen aan om de markten te verdedigen. Namelijk: het verhogen van de welvaart, oplossen van armoede, enz. Verhoging van de welvaart heeft veel te maken met de efficiëntiegedachte. De marktsystemen brengen een zekere efficiëntie mee, met bv. de pin factory. Een bedrijfje waar ze naalden maken, met arbeidsverdeling.
Hij maakt een contrast tussen een taak te laten uitvoeren door een persoon volledig op zichzelf of taakspecialisatie met deeltaken: naald wordt stap per stap geproduceerd. Zo wordt de taak omgevormd tot een routineuze handeling: brengt enorme efficiëntie in arbeid mee. Het rechtstreekse contrast spreekt zich duidelijk uit in favour of division of labour. Smith heeft ook een zeer sterk idee van vrijhandel: bv. the Corn Laws => in essentie: is het toegelaten om graan in te voeren vanuit US naar UK? De adel in the UK verzette zich hiertegen. Het invoeren van het graan was een rechtstreekse aanslag op het eigen inkomen van de grootgrondbezitters => protectionisme. Dit is voor A. Smith een ramp, een vrije marktsysteem is open. Dan heb je nog het meest bekende: de analyse van het prijssysteem, met de onzichtbare hand tussen vraag & aanbod. De onzichtbare hand is een interessante gedachte. In essentie betekent dit dat door het prijssysteem het eigenbelang en het gemeenschappelijk zullen samenvallen. Het is niet omwille van altruïsme dat mensen u iets verkopen, maar puur voor een inkomen te verwerven. Dat inkomen kan pas verdiend worden wanneer de goederen worden aangeboden, zodat u tevreden bent en de verkopers zelf ook. Je krijgt eigenbelang aan beide zijden dat domineert, maar het resultaat is het gemeenschappelijk belang. De economische krachten die worden gestuurd door eigenbelang vormen dus geen bedreiging voor de maatschappij, het wordt beweerd dat die zelfs positief zijn. Dit was een breuk met de oude traditie van bv. Aristoteles => “Greed is good”. The invisible hand wordt dan een belangrijk onderwerp binnen de politieke economie. We proberen aan te tonen dat de basisgedachte van Smith fundamenteel klopt. Als we dat kunnen bewijzen, dan liefst nog wel wiskundig. Economie vindt zijn bloeifase. Een ingenieur uit FR: theory of value van Debreu & Kenneth Arrow. Arrow: doctoraat voor algemeen evenwicht in economie. We focussen ons op het eerste theorema van de welvaartseconomie.
EERSTE THEOREMA WELVAARTSECONOMIE Herneming van de Smithsiaanse gedachte maar op een wiskundige manier => noemen we nu algemeen evenwichtsdenken, wat de basis is van moderne economie. Al de modellen die we bestuderen zijn telkens gefocust op krachten die zich vermengen tot een evenwicht. Je hebt twee spelers, 2 partijen in de economie: consumenten en producenten. Er is 1 motivationele structuur (bv. voorbeeld verkoper bij Smith: enige doel is nut maximaliseren voor consumenten, winst bij producenten => self-interest idee). De twee spelers worden in een institutionele omgeving geplaatst. Deze wordt de competitieve markt genoemd. Wanneer is echter een markt competitief? Belangrijke voorwaarden zijn dat iedereen pricetaker is (= niemand heeft voldoende macht om prijs te zetten), markten zijn homogeen, je hebt perfecte informatie (= de consument weet waar te gaan) en geen entry probleem (=
mogelijk om toe te treden door nieuwe concurrenten). De voorwaarden zijn heel streng, maar tegelijkertijd is dat niet zo heel belangrijk. De Forex Foreign Exchange market wijkt in de realiteit zelfs niet eens zo ver af van het ideaal. We leven wel degelijk in competitieve markten. Vandaar dat het idee van het eerste welvaartstheorema een soort experiment is met een regulerend idee: een limietgeval om te bestuderen om van daaruit af te leiden wat voorwaarden zijn voor niet perfecte competitie. Vragen zoals ‘wat is oligopolie’ kunnen dan gesteld worden. We zetten 2 spelers binnen deze competitieve markt en laten eigenbelang maximaliseren. Het resultaat is dan tweeledig: de n markten (n kan heel groot zijn, wel niet oneindig) gaan allemaal in evenwicht zijn en het evenwicht is een pareto optimaal evenwicht.
ALGEMEEN SCHEMA VRAAG - AANBOD We moeten deze resultaten vanuit normatief oogpunt beschouwen. Je hebt een evenwichtsprijs en aanbod. Aan de ene kant krijg je een consumentensurplus door de ligging van de vraagcurve (netto welvaart voor de consument), aan de andere kant producentensurplus (wat kan je verkrijgen?) Wat gebeurt er nu als de markt niet binnen evenwicht is? Dan krijg je welvaartsverlies. De tweede slide maakt dit duidelijk. Als de marktprijs boven de evenwichtsprijs ligt: de producenten halen meer naar zich toe. De consumenten verliezen een deel van hun welvaart, want nu zijn er minder consumenten die het goed kunnen verkrijgen aan de prijs. Wat blijft over? Een geel driehoekje = netto welvaartsverlies. Als de marktprijs niet klopt, verlies je ALTIJD welvaart. Het resultaat hiervan: overproductie = verspilling, efficiëntieverlies. In markten waar de prijs te laag ligt, geeft dit aanleiding tot onderproductie = niet voldaan aan consumentensurplus. Markten in evenwicht is dus een normatief idee. Het is geen kwestie van gewoon een kruising te zoeken, het is een reden om te zoeken naar markten in evenwicht. Als je welvaart wilt maximaliseren, dan streef je naar markten in evenwicht. Als je in een competitieve markt zit met nutsmaximalisatie, dan zullen dus volgens het theorema alle markten in evenwicht zijn. De competitieve markten zijn dus in staat het maximumpunt te bereiken gegeven de middelen die je hebt. Dit kan je best wel een geweldige eigenschap noemen.
NORMATIEVE KRACHT EERSTE THEOREMA Het tweede resultaat, Pareto optimaliteit, moet nog worden uitgelegd. We beginnen met een verdelingsprobleem om het Pareto idee te illustreren. We hebben twee personen:
Sabine & Kenneth en we verdelen 1000 euro tussen deze twee personen. Op de budgetallocatielijn worden alle mogelijke verdelingen van die 1000 euro voorgesteld.
We willen naar regio 1, zeker niet naar regio 2. We zijn enkel geïnteresseerd in self-interest: mensen maximaliseren nut, dus we willen meer. We willen dus in gebied 1 terecht komen. 1 zeker pareto goed, 2 zeker slecht. Een punt B dat in kwadrant 2 gelegen is => Pareto evenwicht: er zijn twee condities. Er moet minstens 1 persoon vooruit gaan en niemand mag achteruit gaan. We spreken dus van Pareto efficiëntie wanneer niemand nog vooruit kan zonder dat iemand achteruit gaat. Pareto is echter voorzichtig, want over zone 3 & 4 wordt geen uitspraak gedaan. Deze zijn van een partiële ordening: we weten het niet. Er zijn winnaars en verliezers, dus uitspraken doen is niet echt aanbevolen. Pareto optimaliteit in de figuur betekent dat je op de budgetgrens terecht komt, i.e. de schaarse middelen volledig gebruiken. Die punten hebben de eigenschap dat je niet meer kan bewegen zonder dat iemand anders achteruit gaat. De 1000 euro wordt bovendien dus volledig gebruikt, je gaat niets verspillen. Met andere woorden, er zit een efficiëntiegedachte achter: als je pareto bereikt, heb je de efficiëntiegedachte ook ingevuld. Op punt C op de budgetlijn kan je terecht komen zonder ruzie te maken, volledig op vrijwillige basis. Pareto => enkel gebieden waarover unanimiteit kan bestaan worden geselecteerd.
Wanneer we dus zeggen dat het theorema zowel geldt inzake n markten maar bovendien ook Pareto is, kunnen we stellen dat het evenwicht rekening houdt met het eigenbelang van iedereen en dat dit evenwicht op vrijwillige basis bereikt kan worden. Je moet de mensen niet dwingen om tot een bepaalde economie transactie te komen. Markten zijn gebaseerd op vrijheid en de vrijheid wordt daardoor verder bewerkstelligd. Hierdoor verschilt de markt van de politiek. Bij politiek: dwang, wet de meerderheid > minderheid, enz. In een marktruimte wordt zo’n punt uitgesloten. In het HB spreken we hierbij over het subsidiariteitsprincipe. Dit zegt: je moet de verantwoordelijkheid toeschuiven naar het laagst mogelijke beslissingsniveau. De realiteit is natuurlijk anders, maar theoretisch zit het volledig ingebakken in markten. Markten zijn gedecentraliseerde beslissingsmechanismen. Je hebt geen Paus boven de markt zweven als Supreme Commander. In markten zijn consumenten soeverein en deze soevereiniteit moet worden aanvaard. Dus implicatie: wanneer competitieve marktstructuren worden losgelaten op de maatschappij zal de maximale welvaart gerealiseerd worden en dit met in achtneming van de maximale vrijheid van het individu. Dit theorema had veel impact, bv. op Friedman met diens focus op het bereiken van vrijheid door markten. Aansluiten bij deze gedachte impliceert dat je je kan vinden in “Privatiseren is de optie!” Zoveel mogelijk vrije markt structuren loslaten daar waar nu overheid zit: maximaliseren van vrijheid => de politieke macht weg krijgen. Een hele sterke liberale impact, met invloed bovendien op: Thatcher & Reagan, ook de Republicans vandaag de dag nog . Bovendien, het tweede argument dat we aanhaalden (transparantie), zit er ook effectief in. Omdat deze samenhangt met welvaart en het bewerkstelligen van gans het idee. Samengevat, de waarden die aan markten inherent zijn: Efficiëntie = welvaart = vrijheid!
VOORWAARDEN Markten opereren echter niet in een vacuüm, je hebt een aantal voorwaarden. 1. Eigendom: eigendomsrechten moeten duidelijk worden afgebakend. Als je terug naar de figuur kijkt en je zet een punt ergens, dan ben je eigendomsrecht aan het toekennen (verdeling van middelen). Stel dat we geen punt hebben, maar een wolk => discussies over wat van u en wat van de andere is. De pareto ruimte (onderhandelingsruimte) tekenen geeft dan nauwelijks overlapping, je krijgt moeilijkere onderhandelingen. Er moet dus consensus zijn: eigendom van elkaar aanvaarden. Vb: u wil een fiets verkopen => de andere moet geloven dat de fiets van u is. Je hebt daarvoor een aantal evoluties nodig, maar vooral:
x
Culturele evolutie: je hebt culturen waar dergelijke rechten geen gegeven zijn. Bv. bij de indianen en de cowboys: de indianen beleefden het land helemaal anders dan de inwijkelingen in Europa. De inwijkelingen dachten in termen van eigendom, de indianen niet. De indianen kregen dan een contract met een bepaalde trade in ruil voor hun grond. Ze vonden het een belachelijk idee dat een bladje papier zo’n transfer kan bewerkstelligen. Je hebt dus een belangrijke culturele evolutie nodig inzake contractrecht. 2. Contracten moeten afdwingbaar zijn: in landen waar er veel corruptie is, zijn er soms wel rechten maar vaak zijn ze niet afdwingbaar. Hoe betrouwbaar is dan een contract? Je hebt geen wettelijke structuur om het te ondersteunen, je krijgt het niet geïmplementeerd. Economie laten draaien wordt dan dus zeker moeilijk. Hier heb je dus een sterke institutionele structuur nodig om erachter te zitten. Zonder sterke instituten kan een markt niet tot ontwikkeling komen: plaatsen waar je afspraken kan maken, stabiele politieke ruimte, een rechtssysteem, … Vaak verlies van welvaart in zo’n ontwikkelingslanden die niet tot economische groei komen omwille van precies deze reden. Sterke politieke structuren zijn een cruciale voorwaarde. Het is dan ook niet toevallig dat wanneer markten groeien, de staat dit ook doet. Het is immers het fundament waarop de markt kan groeien. Terzelfder tijd kan deze ook te ver gaan, en een inperking op marktgroei worden. 3. Competitie: belangrijke voorwaarde die de politieke dimensie moet overzien. Perfecte vrije mededinging is natuurlijk een laboratorium idee, maar over de jaren heen zijn we er steeds dichter bij gekomen met onze politieke structuren. Echter, competitie is lastig voor een individu, dit moet je in het achterhoofd houden. Het belang van competitie kan je ook illustreren in het voorbeeld van Smith: stel je bent de enige bakker, waarom zou je dan uw brood optimaal maken? Dit was de typische situatie in Oost-Europa: kwaliteit wordt super slecht, aangezien er toch geen competitie is. Het probleem dus: individuele bedrijven vermijden competitie, collectief heb je er belang bij dat dit behouden heeft. De competitieve markt gaat zich voortdurend ondergraven. Er zijn voortdurend systemen die proberen de competitie ongedaan te maken: bv. prijsdiscriminatie (= wel grenzen aan nodig!), dumping (= prijs zo laag zetten om de concurrenten uit de markt te duwen). a. Voorbeeld prijsdiscriminatie: ketens zoals Amazon hebben online prijsdiscriminatie. Men gaat uw online identiteit opzoeken en op basis van uw sociale gegevens de prijs aanpassen. b. Hoe ver mag je gaan in prijsdiscriminatie? Een klassiek voorbeeld hierbij is de automarkt: verschillende prijzen op verschillede locaties. Het systeem gaat voortdurend proberen zoeken naar manieren om het ongedaan te maken. c. Andere voorbeelden: voorraadmanipulatie bij De Beers. Men koopt gewoon alle ruwe diamant op en staken deze in een kluis in the States => aandrijven van de ganse markt. Dergelijke manipulatie is een constant gegeven. Een bekend voorbeeld is bovendien de kopermarkt: 1 trader kon via kunstmatige