Master Rechten
Insolventierecht Vanmeenen
Q R42
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
7.00 EUR
SAMENVATTING LESNOTA'S INSOLVENTIERECHT INLEIDING: INSOLVENTIERECHT NADER BEKEKEN… DEEL I. HET VERMOGEN EN ZIJN VEREFFENING HOOFDSTUK I. HET VERMOGEN AFDELING 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE HET VERMOGEN § 1. DEFINITIE EN SITUERING § 2. OVERDRACHT VAN VERMOGEN § 3. HET BESTUUR VAN HET VERMOGEN DOOR EEN BEWINDVOERDER AFDELING 2. JURIDISCHE FUNCTIE VAN HET VERMOGEN § 1. WETTELIJKE GRONDSLAG § 2. HET VERMOGEN ALS GEMEENSCHAPPELIJK ONDERPAND § 3. HET VERHAALSRECHT VAN DE SCHULDEISERS AFDELING 3. HET VERMOGEN ALS VERHAALSOBJECT § 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE DE WIJZE WAAROP HET VERHAALSRECHT WORDT UITGEOEFEND § 2. ONVERDEELDHEID EN GEMEENSCHAP § 3. GOEDEREN VAN DERDEN AFDELING 4. OVERDRACHT VAN GOEDEREN EN PUBLICITEIT § 1. OVERZICHT VAN DE ALGEMENE REGELS § 2. DE HYPOTHECAIRE INRICHTING – HYPOTHEEKREGISTERS HOOFDSTUK II. SAMENLOOP AFDELING 1 BEGRIP EN GEVOLGEN §1. HET BEGRIP SAMENLOOP § 2. DE BASISPRINCIPES VAN SAMENLOOP AFDELING 2. SOORTEN SAMENLOOP AFDELING 3. SAMENLOOP BIJ INSOLVENTIEPROCEDURES § 1. FAILLISSEMENT § 2. BESLAG § 3. GERECHTELIJKE REORGANISATIE § 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING § 5. ONTBINDING EN VEREFFENING VAN VENNOOTSCHAPPEN AFDELING 4. OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP
1
DEEL II. ZEKERHEIDSRECHTEN HOOFDSTUK I. TOELICHTING BIJ HET BEGRIP ZEKERHEIDSRECHTEN AFDELING 1. DEFINITIE, DOEL EN KENMERKEN AFDELING 2. TYPOLOGIE § 1. VOORSTEL TOT CATALOGERING § 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN § 3. ZAKELIJKE ZEKERHEDEN § 4. ZEKERHEIDSMECHANISMEN MET ZAKELIJKE WERKING § 5. EIGENDOM TOT ZEKERHEID § 6. DE FINANCIËLE ZEKERHEIDSOVEREENKOMST: EEN BUITENBEENTJE? AFDELING 3. DE GELDIGHEID VAN ZEKERHEIDSRECHTEN § 1. DE INTERNE GELDIGHEID § 2. DE EXTERNE WERKING HOOFDSTUK II. DE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN AFDELING 1. BIJZONDERE REGIMES DIE GELDEN VOOR ALLE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN § 1. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN BIJ CONSUMENTENKREDIET § 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN IN HET INSOLVENTIERECHT A. Bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller in het faillissementsrecht B. Bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller in de collectieve schuldenregeling AFDELING 2. BORGTOCHT § 1. BORGTOCHT NAAR GEMEEN RECHT A. Begrip, kenmerken en soorten B. Geldigheid van de borgtocht C. Totstandkoming van de borgtocht D. Tegenstelbaarheid en bewijs van de borgtocht E. Tenietgaan van de borgtocht F. Rechten van de verschillende partijen - gevolgen van de borgtocht G. De borg naar gemeen recht in het insolventierecht § 2. KOSTELOZE BORGTOCHT A. Kosteloze borg in het Burgerlijk Wetboek B. Kosteloze borg in het insolventierecht AFDELING 3. GARANTIE §1. GARANTIEOVEREENKOMST § 2. BANKGARANTIE OP EERSTE VERZOEK AFDELING 4. AVAL AFDELING 5. SOLIDARITEIT AFDELING 6. STERKMAKING AFDELING 7. PATRONAATSVERKLARINGEN
2
HOOFDSTUK III. DE ZAKELIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN AFDELING 1. DE HYPOTHEEK § 1. BEGRIP, KENMERKEN EN SOORTEN § 2. GELDIGHEID VAN DE HYPOTHEEK § 3. TOTSTANDKOMING VAN DE HYPOTHEEK § 4. TEGENSTELBAARHEID EN BEWIJS VAN DE HYPOTHEEK § 5. TENIETGAAN VAN DE HYPOTHEEK § 6. DE RECHTEN VAN DE HYPOTHEEKHOUDER § 7. DE HYPOTHEEK IN HET INSOLVENTIERECHT AFDELING 2. HET PAND § 1. INPANDGEVING VAN ROERENDE GOEDEREN – GEMEEN RECHT A. Burgerlijk pand I. Begrip en kenmerken II. Geldigheid van de pandovereenkomst III. Totstandkoming van de pandovereenkomst IV. Tegenstelbaarheid en bewijs van de pandovereenkomst V. Tenietgaan van het pandrecht VI. Rechten van de pandhouder B. Handelspand I. Begrip II. Geldigheid van de pandovereenkomst III. Totstandkoming van de pandovereenkomst IV. Tegenstelbaarheid en bewijs van de pandovereenkomst V. Tenietgaan van de pandovereenkomst VI. Rechten van de pandhouder § 2. SPECIFIEKE REGELS VOOR INPANDGEVING VAN BEPAALDE GOEDEREN A. Inpandgeving van schuldvorderingen (zelfde indeling als hierboven) B. Pand op de handelszaak (zelfde indeling) C. Inpandgeving van contracten, bankvorderingen en financiele instrumenten (zelfde indeling) D. De warrant (zelfde indeling) E. Andere pandrechten (pro memorie) § 3. DE PANDHOUDER IN HET INSOLVENTIERECHT AFDELING 3. DE VOORRECHTEN § 1. ALGEMENE REGELS INZAKE VOORRECHTEN § 2. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE EN ONROERENDE GOEDEREN § 3. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN § 4. BIJZONDERE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN
A. Voorrecht mbt kosten tot behoud van de zaak
B. Voorrecht van de niet betaalde verhuurder C. D. E. F. G. H. I.
Voorrechten ter bescherming van schuldvorderingen inzake landbouw Voorrecht van de pandhouder Voorrecht van de hotelhouder Voorrecht van de vervoerder Voorrecht en bescherming van de niet-betaalde verkoper Voorrecht van de onderaannemer Voorrecht van de verzekeraar
3
§ 5. BIJZONDERE VOORRECHTEN OP ONROERENDE GOEDEREN A. Het voorrecht van de niet-betaalde verkoper van een onroerend goed B. Andere onroerende voorrechten uit art. 27 Hyp.W. AFDELING 4. SYSTEMATIEK VAN DE ZAKELIJKE ZEKERHEDEN
AFDELING 5. RANGREGELING
HOOFDSTUK IV. ZEKERHEIDSMECHANISMEN MET ZAKELIJKE WERKING AFDELING 1. HET RETENTIERECHT § 1. BEGRIP § 2. GELDIGHEID § 3. TOTSTANDKOMING § 4. TEGENSTELBAARHEID AFDELING 2. DE COMPENSATIE § 1. BEGRIP § 2. GELDIGHEID § 3. TOTSTANDKOMING § 4. TEGENSTELBAARHEID § 5. TOEPASSINGSGEVALLEN VAN CONVENTIONELE SCHULDVERGELIJKING AFDELING 3. DE DELEGATIE AFDELING 4. DE RECHTSTREEKSE VORDERING § 1. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE RECHTSTREEKSE VORDERING § 2. DE RECHTSTREEKSE VORDERING VAN DE ONDERAANNEMER A. Begrip B. Geldigheid C. Totstandkoming D. Tegenstelbaarheid AFDELING 5. HET KANTONNEMENT
HOOFDSTUK V. EIGENDOM TOT ZEKERHEID AFDELING 1. BETALING VAN EEN GELDSOM TOT ZEKERHEID AFDELING 2. EIGENDOMSVOORBEHOUD § 1. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE RECHTSTREEKSE VORDERING A. Algemene principes inzake eigendomsvoorbehoud B. Eigendomsvoorbehoud en samenloop C. Toepassingsgebied D. Geldigheidsvereisten E. Gevolgen van het eigendomsvoorbehoud F. Uitoefening van het eigendomsvoorbehoud G. Eigendomsvoorbehoud en concurrente rechten van derden H. Verhouding met voorrecht niet-betaalde verkoper
4
§ 2. LEASING A. Algemene principes inzake roerende leasing B. Uitoefening van het eigendomsvoorbehoud C. Het eigendomsvoorbehoud van de leasinggever en concurrente rechten van derden AFDELING 3. FIDUCIAIRE EIGENDOM TOT ZEKERHEID § 1. ALGEMENE TOELICHTING § 2. WET FINANCIËLE ZEKERHEDEN
5
DEEL III. INSOLVENTIEPROCEDURES IN RUIME ZIN HOOFDSTUK I. BESLAG AFDELING 1. INLEIDING A. Situering van het beslagrecht B. Het beslag C. Het eigendomsvoorbehoud van de leasinggever en concurrente rechten van derden AFDELING 2. BESLAGBAARHEID § 1. BESLAGBAARHEID VAN GOEDEREN IN MEDE-EIGENDOM § 2. BESLAG EN ANDERE VORMEN VAN SAMENLOOP § 3. NIET-BESLAGBARE GOEDEREN AFDELING 3. BEWAREND BESLAG § 1. BEGRIP EN GEVOLGEN § 2. VOORWAARDEN § 3. PROCEDURE § 4. BIJZONDERE VORMEN § 5. OMZETTING BEWAREND BESLAG IN UITVOEREND BESLAG AFDELING 4. UITVOEREND BESLAG § 1. BEGRIP EN GEVOLGEN § 2. VOORWAARDEN § 3. PROCEDURE AFDELING 5. DERDENBESLAG § 1. BEGRIP § 2. BEWAREND DERDENBESLAG § 3. UITVOEREND DERDENBESLAG
HOOFDSTUK II. DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING AFDELING 1. SITUERING VAN DE PROCEDURE VAN COLLECTIEVE SCHULDENREGELING AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE COLLECTIEVEN SCHULDENREGELING AFDELING 3. PROCEDURE § 1. DE ACTOREN § 2. VERLOOP VAN DE PROCEDURE AFDELING 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING EN VERMOGEN AFDELING 5. BEVRIJDENDE KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER
6
HOOFDSTUK III. DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE AFDELING 1. SITUERING VAN DE PROCEDURE VAN GERECHTELIJKE REORGANISATIE AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE AFDELING 3. PROCEDURE § 1. DE ACTOREN § 2. INLEIDING VAN DE PROCEDURE § 3. OPSCHORTING VAN BETALING § 4. DE HERSTELSCHEMA’S AFDELING 4. GERECHTELIJKE REORGANISATIE EN VERMOGEN AFDELING 5. BEVRIJDING KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER EN VERSCHOONBAARHEID
HOOFDSTUK IV. FAILLISSEMNT AFDELING 1. SITUERING VAN DE FAILLISSEMENTSPROCEDURE AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VAN DE FAILLISSEMENTSPROCEDURE AFDELING 3. PROCEDURE § 1. DE ACTOREN § 2. DE PROCEDURE VAN PREVENTIEVE ONTZETTING UIT HET BEHEER § 3. FAILLIETVERKLARING § 4. AANGIFTE EN VERIFICATIE VAN SCHULDVORDERINGEN § 5. BEHEER VAN DE BOEDEL DOOR CURATOR § 6. SLUITING VAN HET FAILLISSEMENT AFDELING 4. FAILLISSEMENT EN VERMOGEN § 1. POSITIE VAN DE SCHULDENAAR § 2. RECHTEN VAN DE SCHULDEISERS § 3. LOPENDE OVEREENKOMSTEN § 4. RECHTSHANDELINGEN GESTELD DOOR DE GEFAILLEERDE § 5. DE BOEDEL AFDELING 5. BEVRIJDING KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER EN VERSCHOONBAARHEID § 1. WAT VOORAFGING – EVOLUTIE VAN DE REGELS § 2. VERSCHOONBAARHEID VAN DE GEFAILLEERDE § 3. AUTOMATISCHE BEVRIJDING ECHTGENOOT VAN DE VERSCHOONBAARVERKLAARDE GEFAILLEERDE § 4. BEVRIJDING VAN DE KOSTELOZE PERSOONLIJKE ZEKERHEIDSSTELLER
7
HOOFDSTUK IV. FAILLISSEMNT AFDELING 1. SITUERING VAN DE VEREFFENINGSPROCEDURE AFDELING 2. GRONDVOORWAARDEN VOOR DE ONTBINDING EN VEREFFENING AFDELING 3. PROCEDURE § 1. DE ACTOREN § 2. DE ONTBINDING VAN DE RECHTSPERSOON § 3. BEPALEN VAN DE WIJZE VAN VEREFFENING EN DE AANSTELLING VAN DE VEREFFENAAR § 4. VEREFFENING EN VERDELING § 5. SLUITING VAN DE VEREFFENING AFDELING 4. VEREFFENING EN VERMOGEN § 1. BEHOUD VAN RECHTSPERSOONLIJKHEID EN AFGESCHEIDEN VERMOGEN § 2. RECHTEN VAN DE SCHULDEISERS § 3. LOPENDE OVEREENKOMSTEN § 4. DE BOEDEL AFDELING 5. VEREFFENING EN FAILLISSEMENT
8
DEEL IV. INSOLVENTIE IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF HOOFDSTUK I. INLEIDING HOOFDSTUK II. DE EUROPESE INSOLVENTIEVERORDENING AFDELING 1. TOEPASSINGSGEBIED AFDELING 2. ALGEMENE SYSTEMATIEK: HOOFDPROCEDURE EN TERRITORIALE PROCEDURE § 1. HOOFDPROCEDURES § 2. TERRITORIALE PROCEDURES § 3. COÖRDINATIE TUSSEN HOOFDPROCEDURE EN TERRITORIALE PROCEDURE AFDELING 3. HET TOEPASSELIJK RECHT AFDELING 4. SPECIFIEKE REGELS INZAKE DE AFWIKKELING VAN HET FAILLISSEMENT AFDELING 5. DE POSITIE VAN DE SCHULDEISERS
HOOFDSTUK III. GRENSOVERSCHRIJDENDE INSOLVENTIE NAAR BELGISCH RECHT AFDELING 1. ARTIKEL 3 FAILL.W. AFDELING 2. WIPR
9
INLEIDING: INSOLVENTIERECHT NADER BEKEKEN (Les 1) Insolventierecht: het geheel van rechtsregels die de positie beheersen van de debiteur in financiële moeilijkheden. Het centrale thema is (dis)continuïteit. 3 kernbegrippen: - Vermogen: het geheel van in geld waardeerbare goederen, rechten en verplichtingen dat aan een bepaald rechtssubject toebehoort - Zekerheidsrechten: alle juridische mechanismen die erop gericht zijn de betaling van de schuldvordering van de schuldeiser veilig te stellen, ongeacht hun aard of hun doelstelling - Samenloop: verschillende aanspraken van schuldeisers op hetzelfde vermogen Deel I VERMOGEN
Deel II BESCHERMING VIA ZEKERHEDEN SE
SA
Art. 7 Hyp.W. Alle goederen als verhaalsobject van de schuldeisers Art. 8 Hyp.W. Verdeling tussen de schuldeisers naar evenredigheid tenzij wettige redenen van voorrang
Deel I en Deel III INSOLVENTIE Verschillende vormen van samenloop Individueel
Persoonlijke zekerheden
Bewarend beslag
Collectief Particulieren Handelaars Collectieve schulden regeling
Zakelijke zekerheden Zekerheidsmechanismen met zakelijke werking
Uitvoerend beslag
Eigendom tot zekerheid
Gerechtelijke Reorganisatie (GEEN samenloop) Faillissement + Enkel rechtspersonen Vereffening
Deel IV Insolventie in internationaal perspectief
10
DEEL I. HET VERMOGEN EN ZIJN VEREFFENING HOOFDSTUK I. HET VERMOGEN De centrale vraag is: wie kan verhaal uitoefenen op het vermogen en welke beperkingen zijn hieraan verbonden? AFDELING 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE HET VERMOGEN § 1. DEFINITIE EN SITUERING Vermogen. Vaak maakt men bij het vermogen een onderscheid tussen de activa (de goederen van de schuldenaar in de ruime zin) en de passiva (de schulden van de schuldenaar). Definitie: het geheel (= alles, zowel huidige als toekomstige goederen) van in geld waardeerbare (dus geen morele waarde) goederen, rechten en verplichtingen dat aan een bepaald rechtssubject (= uiting klassieke theorie van het vermogensbegrip: vermogen hangt noodzakelijk vast aan een rechtssubject, dus natuurlijk- of rechtspersoon) toebehoort. Ö -
3 basisregels: alle rechtssubjecten hebben een vermogen een rechtssubject heeft slechts één vermogen (eenheid of ondeelbaarheid) alleen rechtssubjecten hebben een vermogen
De belangrijkste afwijking is de mogelijkheid om deelvermogens te creëren (doel staat centraal). Deelvermogens: twee voorwaarden (vb. huwelijksgemeenschap) - een belang - noodzakelijke publiciteit: de vermogensplitsing moet bekend zijn aan de schuldeisers Is een louter contractuele splitsing van het vermogen mogelijk? Dit is de problematiek van de fiduciaire eigendom (vb. rekening kleinkinderen). Het betekent dat er een splitsing bestaat tussen de juridische eigendom en de economische eigendom. Het uitgangspunt is dat dergelijke afsplitsing onmogelijk is. Op de principiële onmogelijkheid van vermogenssplitsing bestaan echter uitzonderingen. 1) Wet Financiële Zekerheden 2) Kwaliteitsrekening (een bankrekening waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rekening wordt gehouden in een bepaalde kwaliteit) (vb. derdenrekening van advocaat). Werd eerst aanvaard, maar in arrest 27 januari 2011 niet meer doordat er geen wettelijke grondslag is. § 2. OVERDRACHT VAN VERMOGEN Rechtsopvolging onder algemene titel en onder bijzondere titel. Het vermogen behoort in beginsel levenslang toe aan een rechtssubject. Toch kan het vermogen overgaan naar ander rechtssubject: onderscheid rechtsopvolging onder algemene en onder bijzondere titel: -
Rechtsopvolging onder algemene titel: wanneer het vermogen in zijn totaliteit (of een onverdeeld aandeel) wordt overgedragen. Krachtens één enkele titel, zonder rekening houden met de samenstelling van het vermogen. (vb. tegenstelbaarheid van huis) Zowel de activa als de passiva.
11
Bij natuurlijke personen enkel door overlijden, bij rechtspersonen door fusie of splitsing. -
Rechtsopvolging onder bijzondere titel: wanneer een welbepaald goed wordt overgedragen. Op welke wijze is dit gebeurd?
§ 3. HET BESTUUR VAN HET VERMOGEN DOOR EEN BEWINDVOERDER De bewindvoerder. Het bestuur van een vermogen betekent dat men de bevoegdheid heeft om handelingen van beheer, bewaring en beschikking te stellen. Wanneer een vermogen wordt bestuurd door een derde, spreekt men van bewind. De bewindvoerder moet het vermogen besturen in naam en voor rekening van de rechthebbende(n). De bevoegdheid van de bewindvoerder wordt bepaald door de wet. Deze kunnen worden aangevuld met de zogenaamde “impliciete bevoegdheden" (= alle bevoegdheden die de bewindvoerder nodig heeft om zijn wettelijke opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren). Vb. curator (art. 40 faill.w.) Neutraal of naamloos bewind: Wanneer er sprake is van een onpartijdige bewindvoerder die verschillende tegenstrijdige aanspraken op het vermogen met elkaar moet verzoenen (vb. schuldenaar en schuldeisers; erfgenamen en schuldeisers). Hij treedt dus niet uitsluitend in naam van de schuldenaar of de schuldeiser, maar handelt in belang van het vermogen en het doel. Aanzuiveringsbewind vs. vereffeningsbewind: onderscheid naargelang het doel: - Aanzuiveringsbewind: gericht op het saneren van de financiële positie van de schuldenaar door het verlenen van betalingsuitstel of een gedeeltelijke kwijtschelding (continuïteit). - Vereffeningsbewind: beoogt de loutere vereffening van de activa en de verdeling van opbrengst onder de schuldeisers (discontinuïteit). Het is van belang om erop te wijzen dat een insolventieprocedure een combinatie kan vormen van aanzuiveren en vereffenen (vb gerechtelijke kwijtschelding in collectieve schuldenregeling, vb. overdracht onder gerechtelijk gezag bij gerechtelijke reorganisatie). In dergelijke hypothese kijkt men naar het hoofddoel van de procedure om te bepalen om welk soort bewindvoering het gaat.
12
Doel
AANZUIVERINGSBEWIND
VEREFFENINGSBEWIND
De financiële positie van de schuldenaar herstellen door het verlenen van betalingsuitstel of gedeeltelijke kwijtschelding
Het vermogen van de schuldenaar vereffenen en de opbrengst ervan verdelen onder diens schuldeisers
Toepassing op Collectieve schuldenregeling = de insolventie- schuldbemiddelaar procedures + bewindvoerder Gerechtelijke reorganisatie : hier is er sprake van aanzuivering, maar er is in beginsel GEEN bewindvoerder (uitz. voorlopig bewindvoerder art. 28 W.C.O.)
PARTIEEL vereffeningsbewind Beslag roerend goed = gerechtsdeurwaarder Beslag onroerend goed = notaris ALGEMEEN vereffeningsbewind Faillissement = curator Ontbinding = vereffenaar Onbeheerde nalatenschap = curator Beneficiaire aanvaarding van nalatenschap = erfgenaam
Initiatief
Collectieve schuldenregeling: enkel SA Beslag : SE Gerechtelijke reorganisatie: enkel SA, Faillissement: SA, SE, OM maar uitzonderlijk initiatief van SE, OM of belanghebbende derde (art. 59 Ontbinding : SA – aandeelhouders W.C.O.) (soms ook elke belanghebbende en OM) Onbeheerde nalatenschap: rechtbank 1e aanleg
Bevoegdheid schuldenaar
De schuldenaar behoudt in beginsel zijn bestuursbevoegdheid, maar wordt (soms) onder toezicht geplaatst van een door de rechtbank aangesteld bewindvoerder
Bevoegdheid Wettelijke regels aan te passen door bewindvoerder de rechtbank naar gelang het geval
Beneficiaire aanvaarding van nalatenschap: erfgenaam De schuldenaar wordt geheel of gedeeltelijk beschikkingsonbevoegd Respectievelijk algemeen vs. partieel vereffeningsbewind
Wettelijke bevoegdheid + impliciete bevoegdheid
13
AFDELING 2. JURIDISCHE FUNCTIE VAN HET VERMOGEN § 1. WETTELIJKE GRONDSLAG Juridische functie van het vermogen: Art. 7 en 8 Hyp.W. Ö 3 beginselen - De goederen van de schuldenaar zijn het gemeenschappelijk onderpand van alle schuldeisers - Alle goederen van de schuldenaar dienen als waarborg voor zijn verbintenissen - Schuldeisers worden op gelijke wijze behandeld bij de verdeling, tenzij er wettelijke redenen van voorrang bestaan § 2. HET VERMOGEN ALS GEMEENSCHAPPELIJK ONDERPAND Persoonlijke gehoudenheid en gehoudenheid “propter rem”. Artikel 7 Hyp.W. Een uitzondering op deze algemene regel is de gehoudenheid “propter rem”. Een schuldenaar kan ook gehouden zijn “tot een welbepaalde zaak” in plaats van zich te verbinden met zijn hele vermogen. Dit impliceert dat een schuldeiser in dat geval zijn verhaalsrecht enkel kan uitoefenen op de specifieke zaak waarop de verbintenis betrekking heeft (Vb. verbintenis van een zakelijke borg of de gehoudenheid van de derde bezitter van een gehypothekeerd onroerend goed). Beperkingen aan het verhaalsrecht van de schuldeisers: een bepaald deel van het vermogen wordt uitgesloten van het algemeen verhaalsrecht van de schuldeisers. Dit is mogelijk en hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen wettelijke beperkingen en contractuele beperkingen. - Wettelijke beperkingen (goederen onbeslagbaar verklaren): art. 1408 Ger.W., art. 16 Faill.W. - Contractuele beperkingen: bepaalde voorwaarden of bepaalde periode. Geldig maar door relativiteit verbintenissen verbindt dit enkel de partijen. Maar opgelet: Wat de schuldeiser niet is toegestaan, kan ook niet worden toegestaan aan zijn eigen schuldeisers of zijn rechtsverkrijgers. § 3. HET VERHAALSRECHT VAN DE SCHULDEISERS Aard van het verhaalsrecht: Het vermogen dient als gemeenschappelijk onderpand voor de schuldeisers. De term “gemeenschappelijk onderpand” verwijst naar een “pandrecht”. De schuldeiser heeft geen zakelijk recht op het vermogen van zijn schuldeiser. Toch krijgt het verhaalsrecht een zakenrechtelijke dimensie, eenmaal het verhaalsrecht wordt uitgeoefend. (= 'sluimerend' pandrecht). Hoe wordt het verhaalsrecht uitgeoefend? Er bestaan verschillende mogelijkheden om zijn verhaalsrecht uit te oefenen. Deze mogelijkheden verschillen naargelang men al dan niet beschikt over een bepaalde zekerheid. Hierna volgt bij wijze van voorbeeld een opsomming van een aantal mogelijkheden die later in de cursus uitgebreid aan bod komen: - beslag (bewarend – uitvoerend beslag); - faillissement (collectief beslag ten behoeve van alle schuldeisers); - pandverzilvering (een pandhouder kan zijn pand ten gelde maken); - uitoefening rechtstreekse vordering (vb. onderaannemer – bouwheer) AFDELING 3. HET VERMOGEN ALS VERHAALSOBJECT § 1. BASISPRINCIPES BETREFFENDE DE WIJZE WAAROP HET VERHAALSRECHT WORDT UITGEOEFEND Welk vermogen dient als verhaalsobject voor de schuldeisers? De schuldeiser kan slechts zijn verhaalsrecht uitoefenen op het vermogen zoals dat bestaat op het ogenblik van de uitoefening van
14
het verhaalsrecht. Dan wordt het vermogen immers gefixeerd. Het vermogen is immers niet statisch, er is sprake van een wisselende onbeperkte zakelijke subrogatie. Schuldeisers zijn in beginsel gebonden door deze wijzigingen in het vermogen van de schuldenaar. Dit op voorwaarde dat deze tegenwerpelijk zijn en dat er geen sprake is van bedrieglijke benadeling. Schuldeisers moeten het vermogen nemen in de staat waarin het zich bevindt: ze moeten alle zakelijke rechten die hierop zijn gevestigd, alle modaliteiten verbonden aan het eigendomsrecht van de schuldenaar en alle voorwaarden verbonden aan de schuldvorderingen die de schuldenaar zelf heeft, respecteren. Bescherming van het vermogen. Schuldeisers kunnen in bepaalde omstandigheden wel maatregelen nemen om het wisselend karakter van het vermogen te beperken. -
-
Preventieve maatregelen zorgen ervoor dat het vermogen behouden wordt in een bepaalde toestand. Deze maatregelen zijn erop gericht om (tijdelijk) vermogensveranderingen te beperken. Bv. bewarende maatregelen zoals bewarend beslag of contractuele beperkingen Curatieve maatregelen zijn maatregelen die een schuldeiser kan nemen om het vermogen van de schuldenaar waarop hij verhaal kan uitoefenen, te vergroten. Hierna bespreken we twee toepassingen: de zijdelingse vordering en de pauliaanse vordering.
De zijdelingse vordering wordt geregeld in art. 1166 B.W. De schuldeiser handelt in eigen naam, maar wel voor rekening van zijn schuldenaar. Dit betekent ook dat de opbrengst van de zijdelingse vordering in beginsel in het vermogen van de schuldenaar terechtkomt, en niet naar de vorderende schuldeiser gaat. De vorderende schuldeiser heeft ook geen voorrangsrecht op deze opbrengst. De pauliaanse vordering (actio pauliana) wordt geregeld in art. 1167 B.W. Er bestaat tevens een variant, de faillissementspauliana (zie verder). Voor de gemeenrechtelijke pauliaanse vordering is vereist dat - de schuldvordering van de schuldeiser dateert van voor het ogenblik waarop de aangevochten handeling werd gesteld; - de schuldvordering van de schuldeiser in beginsel opeisbaar is op het ogenblik dat hij de pauliaanse vordering instelt; - het vermogen van de schuldenaar verminderd is (verarming) - er sprake is van een bedrieglijke handeling door de schuldenaar en de eventuele derde partij die betrokken is bij de aangevochten rechtshandeling op voorwaarde dat deze in hoofde van de derde ten bezwarende titel gebeurde. Wanneer de pauliaanse vordering slaagt, zal de aangevochten rechtshandeling niet tegenstelbaar zijn aan de vorderende schuldeiser (de rechtshandeling is dus wel geldig). De pauliaanse vordering heeft slechts relatieve werking (gevolg kan enkel worden ingeroepen door de vorderende schuldeiser) Misbruik bij de uitoefening van verhaalsrechten en zekerheidsrechten. 1. In de verhouding tot de schuldenaar Hier speelt de vraag of een schuldeiser een onroerend goed (waarde 100.000 euro) in beslag mag nemen en laten verkopen om een schuldvordering van 5.000 euro te voldoen. Het uitgangspunt is dat de schuldeiser de vrije keuze heeft over de goederen die hij wenst uit te winnen en welke zekerheidsrechten hij wil aanwenden. Maar het wordt begrensd door de theorie van het rechtsmisbruik, (= wanneer de keuze van de schuldeiser een onevenredig nadeel berokkent aan de schuldenaar of de zekerheidsteller in vergelijking met het voordeel van de schuldeiser). Het mag ook nooit een verrijking opleveren voor de schuldeiser.
15
2. In verhouding tot derden Hier speelt vooral de vraag of de schuldeiser de belangen van andere schuldeisers moet voorop stellen bij het uitoefenen van zijn verhaalsrecht. Deze problematiek wordt beheerst door de zorgvuldigheidsnorm (art. 1382 BW). Dus steeds kiezen voor de meest voordelige manier. § 2. ONVERDEELDHEID EN GEMEENSCHAP Het is mogelijk dat een schuldenaar mede-eigenaar of deelgenoot is. Wanneer er sprake is van eenvoudige onverdeeldheid, kan de schuldeiser steeds beslag leggen op het aandeel van de schuldenaar in de onverdeeldheid. De verdere uitwinning kan echter slechts plaatsvinden nadat het goed verdeeld is. Zie ook artikel 815 B.W. Wanneer er sprake is van een gemeenschappelijk vermogen, is een verdeling op vordering van de schuldeisers niet mogelijk. Vb. huwelijksgemeenschap en de maatschap. Hier kunnen verhaalsrechten slechts uitgeoefend worden op het ogenblik dat de gemeenschap wordt ontbonden. § 3. GOEDEREN VAN DERDEN De goederen behoren schijnbaar toe aan de schuldenaar, maar in werkelijkheid is iemand anders eigenaar van deze goederen. Zij maken geen deel uit van het vermogen van de schuldenaar en behoren bijgevolg niet tot het gemeenschappelijk onderpand van de schuldeisers. Voor lichamelijke roerende goederen: zie art. 2279 BW. Kan immers ingeroepen worden als bewijsregel. Goederen van de schuldenaar die zich bij derden bevinden, behoren uiteraard wel tot het vermogen van de schuldenaar, zodat verhaal hierop mogelijk is (zie art. 1503 Ger.W.). AFDELING 4. OVERDRACHT VAN GOEDEREN EN PUBLICITEIT (LES 2) § 1. OVERZICHT VAN DE ALGEMENE REGELS A. De overdracht van lichamelijk roerende goederen Totstandkoming: overdracht door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen Tegenstelbaarheid: tegenstelbaar door wilsovereenstemming MAAR ‘bezit geldt als titel’ (art. 2279 BW) We kunnen stellen dat bezit geldt als publiciteit, indien de derde te goeder trouw is. B. De overdracht van schuldvorderingen (= cessie van schuldvordering)
Totstandkoming: door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen Tegenstelbaarheid: door de wilsovereenstemming is deze overdracht in beginsel tegenstelbaar aan derden - zie art. 1690, § 1, lid 1 B.W. = vormvrije cessie Hierop bestaat echter een uitzondering: art. 1690, § 1, lid 2-4 B.W.: op de hoogte brengen (gecedeerde SA en bepaalde derden met concurrerende rechten) Regel: datum van kennisgeving aan schuldenaar of erkenning door schuldenaar (van recht van derde)
16
Bij conflicten tussen derden met een concurrent recht geldt de anterioriteitsregel (voorwaarde van de ter goeder trouw). Ook toepasselijk op andere gevallen? Discussie maar best wel per analogie.
SE A overdrager cedent
schuldvordering
SA B gecedeerde SA
Cessie = overdracht eigendom schuldvordering
C = nieuwe SE overnemer cessionaris C. De overdracht van onroerende goederen Totstandkoming: overdracht door wilsovereenstemming tussen de betrokken partijen Tegenstelbaarheid: publiciteitsvereiste => Art. 1 Hyp.W.: overschrijving in hypotheekregister De overschrijving nader bekeken.: 1. Rechtsgevolg: de overschrijving maakt de overgeschreven akte tegenwerpelijk aan alle derden die een conflicterend recht (tav koper:zakelijk (zekerheids)recht of gerealiseerd vorderingsrecht) hebben, maar te goeder trouw zijn 2. Welke akten worden overgeschreven? Art. 1 Hyp.W. 3. Vorm van de over te schrijven «akten»? Art. 2 Hyp.W. § 2. DE HYPOTHECAIRE INRICHTING – HYPOTHEEKREGISTERS De hypotheekregisters verschaffen informatie m.b.t. transacties betreffende onroerende goederen. Kenmerken van hypothecair systeem: - Persoonsgebonden: opzoeking op naam van eigenaar - Negatief systeem: enkel registratie, geen geldigheid - Lacuneus systeem: niet voor overdrachten na erfopvolging Drie vormen van hypothecaire publiciteit 1. Overschrijving: art. 1 en 2 Hyp.W. – overdracht van zakelijke onroerende rechten 2. Inschrijving: onroerende voorrechten (art. 27-40 Hyp.W.) en hypotheken (art. 82-91 Hyp.W.) Goede trouw-begrip speelt hier niet.Beperkt in tijd geldig: 30 jaar. 3. Kant- of randmelding: art. 3-5 en art. 84 e.v. Hyp.W.: actualisering
17
HOOFDSTUK II. SAMENLOOP In dit hoofdstuk wordt het begrip samenloop toegelicht en geïllustreerd aan de hand van verschillende insolventieprocedures. AFDELING 1 BEGRIP EN GEVOLGEN §1. HET BEGRIP SAMENLOOP In essentie verwijst samenloop naar een situatie die ontstaat wanneer meerdere schuldeisers gelijktijdig aanspraken doen gelden op het vermogen (of een gedeelte ervan) van hun gemeenschappelijke schuldenaar. Samenloop ontstaat dus niet louter door het bestaan van concurrerende schuldvorderingen, maar wel door gelijktijdige executie ervan. Het speelt geen rol of het vermogen van de SA al dan niet toereikend is voor de verschillende aanspraken. § 2. DE BASISPRINCIPES VAN SAMENLOOP Er gelden twee basisprincipes in een situatie van samenloop: 1) Gelijkheidsbeginsel: (="paritas creditorum”): art. 8 Hyp.W. Dit wordt toegepast zodra samenloop ontstaat. Vóór een situatie van samenloop kan een schuldenaar dus zonder probleem zijn schuldeisers ongelijk behandelen. Dit is een belangrijk beschermingsmechanisme voor de schuldeisers. Het werd als één van de fundamenten beschouwd van het insolventierecht. Er bestaan echter veel uitzonderingen op door de toename van allerlei zekerheidsrechten. Vaak zal de gelijke behandeling van de schuldeisers dus de facto slechts residuair worden toegepast. Tegenwoordig niet meer van OO geacht. Je kan je eigen positie als schuldeiser achterstellen tav anderen (toegelaten) of je eigen positie als schuldeiser verbeteren (conventionele zekerheidsmechanismen: discussie) 2) Fixatiebeginsel: De rechten van de schuldeisers worden in hun onderlinge verhouding onherroepelijk vastgelegd ("gefixeerd"), d.w.z. dat een schuldeiser zijn (zekerheids)positie niet meer op een aan anderen tegenstelbare wijze mag versterken. ! Het fixatiebeginsel geldt tav de rechten van de SE’s, niet het vermogen van de schuldenaar. AFDELING 2. SOORTEN SAMENLOOP Er is sprake van feitelijke samenloop wanneer er gelijktijdig concurrente aanspraken worden geformuleerd door meerdere schuldeisers (Bv. beslagprocedure(s) met verschillende SE’s) In bepaalde gevallen ontstaat samenloop van rechtswege, wanneer een bepaalde procedure wordt ingeleid. Slechts feitelijke samenloop wanneer er effectief verschillende schuldeisers opkomen. (Bv. Faillissement) Kleine samenloop: wann de bewindvoerder de verplichting heeft om actief bepaalde categorieën schuldeisers op te sporen om de kans te geven tussen te komen in procedure (Bv. Art. 1627 GerW) Grote samenloop: wanneer de bewindvoerder de verplichting heeft om actief alle potentiële schuldeisers op te sporen om de kans te geven tussen te komen in de procedure (Bv. Faillissement)
18
AFDELING 3. SAMENLOOP BIJ INSOLVENTIEPROCEDURES Hoewel er bij de meeste insolventieprocedures sprake is van samenloop, bestaan er onderlinge verschillen tussen de insolventieprocedures. § 1. FAILLISSEMENT Wat: een collectief beslag ten voordele van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar met het oog op de betaling van de schulden op voet van gelijkheid van de schuldeisers (zie Faill.W.) Samenloop: op uur nul van de dag waarop faillissement werd uitgesproken Wie: -
Bewindvoerder: Curator Samenlopende of concurrente schuldeisers: schuldeisers die betrokken zijn in de samenloop Separatisten: schuldeisers met hypotheek, pand of bijzonder voorrecht Eigenaars kunnen hun goed in beginsel revindiceren (vw!) Schuldeisers IN de boedel: schuldeisers met een algemeen voorrecht en gewone schuldeisers Schuldeisers VAN de boedel: boedelschulden
Vermogen: buitenbezitstelling van het vermogen van de schuldenaar (art. 16 Faill.W.) Kenmerken: - Executiemaatregelen opgeschort (tijdelijk tav de separatisten (art. 24-26 en 100 Faill.W.) - Interesten houden op te lopen: art. 23 Faill.W. - Termijnschulden worden opeisbaar: art. 22 Faill.W.
SCHEMA FAILLISSEMENTSBOEDEL Actief boedel
Passief boedel SE’s IN de boedel = Algemeen bevoorrechte SE’s
Subboedel separatisten - Hyp. SE - Pandhoudende SE - Bijz. bevoorrechte SE
gewone of chirografaire SE’s
Eigenaars van goederen die zich bij SA bevinden
SE’s VAN de boedel 19
§ 2. BESLAG (DEEL V GER.W.) Wat: Een ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder waarin hij aan de schuldenaar aanzegt en aanwijst welke vermogensbestanddelen van de schuldenaar zullen dienen tot delging van de schuld Samenloop ontstaat wanneer meerdere schuldeisers beslag leggen of verzet doen tegen beslag Let wel: beslag creëert geen voorrang ! Wie: - Beslag op roerend goed = evenredige verdeling. Art. 1627 e.v. Ger.W. - Beslag op onroerend goed = rangregeling door een notaris. Art. 1639 e.v. Ger.W. Vermogen: (relatieve) buitenbezitstelling van één of meer welbepaalde goederen Kenmerken: - Executierechten niet opgeschort - Interest niet opgeschort - In beginsel enkel beslag mogelijk, indien schuldvordering opeisbaar is (art. 1415 Ger.W.) § 3. GERECHTELIJKE REORGANISATIE (WCO) Wat: een procedure gericht op het herstel van de financiële moeilijkheden van een onderneming. Samenloop: in beginsel GEEN samenloop door opening van de procedure MAAR art. 66 W.C.O. Wie: In beginsel geen bewindvoerder, uitzondering art. 28 W.C.O. & art. 60 W.C.O. Vermogen: geen buitenbezitstelling (uitz. art. 28 W.C.O. en overdracht onder gerechtelijk gezag) Kenmerken: - Executierechten opgeschort: zie art. 2 en art. 30 W.C.O. - Interest niet opgeschort - Termijnschulden worden niet opeisbaar § 4. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING Wat: Een procedure voor particulieren die financiële problemen hebben en hun schulden niet langer kunnen betalen. (Zie art. 1675/2 tot 1675/19 Ger.W.) Samenloop: de beschikking van de rechter (art. 1675/7 § 1 Ger.W.) Wie: bewindvoerder = schuldbemiddelaar Vermogen: Alle handelingen van normaal vermogensbeheer blijven mogelijk (art. 1675/7 § 3 Ger.W.) Kenmerken: - Executierechten opgeschort (art. 1675/7, §1 en § 2 Ger.W.) - Interest opgeschort voor ALLE schuldeisers (art. 1675/7, § 1 Ger.W.) - Termijnschulden worden niet opeisbaar
20
§ 5. ONTBINDING EN VEREFFENING VAN VENNOOTSCHAPPEN Wat: door ontbinding en vereffening wordt een einde gesteld aan de venn. ( art. 182-196 W. Venn.) Samenloop: ogenblik van het ontbindingsbesluit (cassatierechtspraak op basis van art. 190 W.Venn.) Wie: bewindvoerder = vereffenaar Vermogen: buitenbezitstelling - doelgebonden vermogen gericht op de vereffening Kenmerken: - Executierechten niet opgeschort, tenzij schending gelijkheidsbeginsel - Interest opgeschort - Termijnschulden worden niet opeisbaar PROCEDURE
Faillissement
Beslag
Gerechtelijke reorganisatie Collectieve schuldenregeling Vereffening vennootschap
KENMERKEN Executierechten van de schuldeisers Interest Opeisbaarheid termijnschulden 1. 2. 3. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 1. 2. 3.
Executierechten (tijdelijk) opgeschort Interest opgeschort t.a.v. de boedel Opeisbaarheid termijnschulden Executierechten niet opgeschort Interest niet opgeschort In beginsel enkel beslag mogelijk op grond van opeisbare schuldvordering Executierechten opgeschort voor alle schuldeisers in de opschorting Interest niet opgeschort Termijnschulden niet opeisbaar Executierechten opgeschort Interest opgeschort Termijnschulden niet opeisbaar Executierechten niet opgeschort, mits respect voor gelijkheidsbeginsel Interest opgeschort t.a.v. de boedel Termijnschulden niet opeisbaar
AFDELING 4. OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP Het is mogelijk dat er verschillende situaties van samenloop elkaar opvolgen. We kunnen twee pistes onderscheiden: 1) Kleine samenloop gevolgd door grote samenloop. Bv. beslag gevolgd door een faillissement of een collectieve schuldenregeling. Indien de beslagprocedure volledig voltooid is, zal deze geen effect meer kunnen hebben op de daaropvolgende grote samenloop. Wanneer het beslag niet voltooid is voor de grote samenloop, zullen de gevolgen van het beslag wel doorwerken:
21
-
relativiteit van onbeschikbaarheid door beslag: het beslag geldt enkel ten voordele van de schuldeisers die beslag hebben gelegd of verzet hebben de niet-verdeelde opbrengst uit de beslagprocedure zal moeten worden overgedragen naar de grote samenloop (zie derdenbeslag gevolgd door faillissement - Cass. 23 april 2010)
2) Grote samenloop gevolgd door grote samenloop Bv. een vereffening van een vennootschap gevolgd door het faillissement van deze vennootschap. In deze situatie speelt het fixatiebeginsel vanaf het ogenblik van de eerste situatie van samenloop, de rechten van de schuldeisers worden vastgelegd en die kunnen niet meer worden aangetast. Het is wel van belang om steeds de verschillende vormen van samenloop te onderscheiden, want vaak gelden er binnen elke procedure van samenloop technisch andere regels (vb. stel vereffening gevolgd door faillissement: boedelschulden binnen de vereffening, worden niet noodzakelijk boedelschulden binnen het faillissement. Maar let op: art. 37 WCO is uitzondering)
22
DEEL II. ZEKERHEIDSRECHTEN (Les 3) HOOFDSTUK I. TOELICHTING BIJ HET BEGRIP ZEKERHEIDSRECHTEN AFDELING 1. DEFINITIE, DOEL EN KENMERKEN Definitie: Zekerheidsrechten zijn alle juridische mechanismen die erop gericht zijn om de betaling van de schuldvordering van de schuldeiser veilig te stellen, ongeacht hun aard of hun doelstelling Doel: ontsnappen aan één of meerdere nadelige gevolgen van de art. 7 en 8 Hyp.W., hetzij door de samenloop te vermijden, hetzij in geval van samenloop een bevoorrechte positie te verwerven, hetzij door in te grijpen in de bestuursbevoegdheid van de debiteur Zekerheidsrechten kunnen voortvloeien uit de wet of uit een overeenkomst. Let op: onderscheid met - “zekerheidsrechten geregeld in de wet”: d.w.z. alle zekerheidsrechten die een wettelijke regeling hebben “nieuwe” zekerheidsrechten": d.w.z. alle zekerheidsrechten die niet geregeld zijn bij wet en ontstaan door overeenkomsten die partijen hebben gesloten Kenmerken zekerheidsovereenkomsten: - Accessoire of bijkomende overeenkomst - hangt af van hoofdovereenkomst - Ondergeschikte of subsidiaire overeenkomst - krijgt slechts uitwerking wanneer hoofdovereenkomst niet wordt voldaan - Publiciteit - omwille van de tegenstelbaarheid en de derdenbescherming - Eenzijdige overeenkomst (of eenzijdige wilsverklaring) - prestatie van zekerheidssteller AFDELING 2. TYPOLOGIE § 1. VOORSTEL TOT CATALOGERING Klassieke tweedeling tussen zakelijke (tav zaak, bv. pand) en persoonlijke (tav persoon, bv. borg) zekerheidsrechten Explosie van nieuwe zekerheidsrechten > Uiterst versnipperd beeld > rechtsonzekerheid Bevoegdheid van partijen om op grond van het beginsel van de wilsautonomie naar believen nieuwe zekerheidsrechten te creëren - hoever kan men hierin gaan? § 2. PERSOONLIJKE ZEKERHEDEN Bij persoonlijke zekerheden gaat het steeds om de "persoonlijke gehoudenheid" als zekerheid
Twee soorten 1. Positie van schuldeiser wordt versterkt door aan de samenloop te ontsnappen via mogelijkheid om vermogen van een derde aan te spreken. Vb. borgtocht, garantie, solidariteit Er bestaan verschillende gradaties in verbondenheid van de derde. Meestal contractueel, soms wettelijk. (vb. rechtstreekse vordering)
23