2de bach rechten
Strafprocesrecht Prof. Meese
Q R15
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
9.50 EUR
www.quickprintershop.be
Online samenvattingen kopen via
Nieuw!!!
STRAFPROCESRECHT Prof. dr. J. Meese
Universiteit Antwerpen Academiejaar 2013-2014
Algemene beginselen strafprocesrecht Deel I
Definitie
Hoofdstuk 1
Begrip
het geheel der rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechtiging van personen die ervan verdacht worden een misdrijf gepleegd te hebben -
synoniemen: formeel strafrecht, strafrechtspleging, strafvordering
-
de praktische toepassing van het materieel strafrecht, nl. de berechtiging en evt. bestraffing vd dader(s) van een misdrijf, kan slechts via het strafprocesrecht bewerkstelligd worden
-
bronnen: o
Wetboek van strafvordering (1808)
o
Gerechtelijk Wetboek
o
Wet op de voorlopige hechtenis (1990)
o
EVRM
Hoofdstuk 2
Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht
A. Personen tot wie de regels gericht zijn -
MSR: gericht tegen tot de gehele bevolking: burgers én overheid
-
SPR: in de eerste plaats gericht tot de overheid o
= de personen die met de toepassing vh SPR belast zijn: politie en magistratuur
o
door inquisitoir karakter: strafproces = proces tss de gemeenschap (vertegenwoordigd door het OM) en de verdachte, eerder dan een proces tss partijen (slachtoffer of “staat” vs. verdachte)
o
UITZONDERLIJK ook gericht tegen de burger:
wanneer hijzelf verdacht wordt als (mede)dader van een misdrijf
wanneer hij als getuige in een strafzaak optreedt
wanneer tegen hem een strafrechtelijke dwang-/onderzoeksmaatregel wordt uitgevoerd (bv. huiszoeking, telefoontap)
wanneer hij het slachtoffer van een misdrijf is
B. Inhoud van deze regels -
MSR: hebben zekere vanzelfsprekendheid, want beschermt een reeks fundamentele waarden
-
SPR: hebben niet de ‘vanzelfsprekendheid’ van het MSR o
diffuse inhoud, bediscussieerbaar, gemakkelijk voor verandering vatbaar, want “spelregels” worden niet aan intrinsieke waarden gekoppeld
o
beschermde waarden vinden hun grondslag niet in de bescherming van algemene rechtsgoederen zoals het leven, de eigendom, fysieke integriteit, … maar berusten op een belangenafweging (waarheidsvinding vs. bescherming van grondrechten waaronder de rechten van verdediging)
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Definitie
1
C. Sanctionering van schendingen -
MSR: eenvoudig algemeen principe: op elk misdrijf staat een straf
-
SPR: geen sprake in de zin van MSR (geen vrijwillige “leedtoevoeging” aan de dader); de precieze processuele sanctie varieert naargelang de norm en is veelal niet op voorhand bij wet bepaald (het Belgische Wetboek van Strafvordering bevat geen regeling betreffende de sanctionering v vormverzuimen) o
soms nietigheid (van de proceshandeling of van de hele procedure – wanneer in vergevorderd stadium) bv. niet-gedagtekende dagvaarding
o
soms gevolgen op het niveau van de bewijsvoering bv. de rechter mag in sommige gevallen geen acht slaan op een onrechtmatig verkregen bewijsstuk (bv. een bekentenis die werd verkregen met miskenning vd rechten van verdediging), ook al beantwoordt dit bewijsstuk inhoudelijk aan de waarheid; niet alle onrechtmatig verkregen bewijsstukken worden echter uitgesloten (Antigoonrechtspraak)
o
soms onontvankelijkheid van de strafvordering bv. wanneer het OM er niet in slaagt heel het strafproces binnen de verjaringstermijn te doen afwikkelen, zal de strafvordering na verloop vd verjaringstermijn, onontvankelijk zijn
o
soms geen sanctionering: wanneer Cass. oordeelt dat de betrokken voorschriften niet op straffe van nietigheid voorgeschreven zijn
o
vaak onzeker bv. (vroeger) art. 6 EVRM m.b.t. de overschrijding vd “redelijke termijn”; de onderzoeksrechter is verplicht de persoon t.a.v. wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan formeel in verdenking te stellen (art. 61bis Sv.), de wet bepaalt echter niet wat er gebeurt indien de OR nalaat dit te doen
Hoofdstuk 3 -
Doelstellingen van het strafproces
in het strafproces staan verschillende belangen tegenover elkaar: het belang vd gemeenschap (bestraffing vd criminaliteit) en dat van de verdachte (eerlijk proces)
-
hoewel het strafproces in principe de ontdekking vd waarheid tot doel heeft, mag deze waarheidsvinding echter niet tot stand komen met miskenning vd individuele grondrechten Æ dubbele finaliteit
A. Waarheidsvinding -
strafrecht = publiek recht: het conflict dat ontstaat ten gevolge vh plegen ve strafbaar feit wordt gezien als een conflict tss de gemeenschap en de dader, niet als een conflict tss dader en slachtoffer
-
verklaart invalshoek: regels zijn voornamelijk opgesteld vanuit het openbaar belang Æ waarheidsvinding Î de procedurele scenario’s die in het Wetboek van Strafvordering zijn uitgewerkt strekken er hoofdzakelijk toe te bepalen op welke wijze de bewijzen tegen de vermoedelijke daders ve misdrijf moeten w vergaard en hoe de rechtscolleges o.g.v. tot een evt. veroordeling kunnen komen
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Definitie
2
B. Bescherming van de individuele grondrechten -
eerbied voor de individuele grondrechten staat vaak recht tegenover de finaliteit van waarheidsvinding: in het kader vd waarheidsvinding w aan de overheid belangrijke bevoegdheden toegekend die een verregaande beperking van bep grondrechten kunnen inhouden bv. schending van de privacy (huiszoeking, observatie met technische hulpmiddelen), schending vh briefgeheim, van het telefoongeheim en van het eigendomsrecht (inbeslagneming)
-
ruimer dan de loutere “rechten van verdediging”: deze bevoegdheden bestaan niet enkel t.a.v. personen die ervan verdacht w een misdrijf te hebben gepleegd, maar teven t.a.v. derden deze rechten gelden dus niet enkel t.v.v. de verdachten, maar t.v.v. eenieder
-
“rechten van verdediging” o
= verzamelnaam v complex v grondrechten die persoon, die vervolgd wordt wegens een misdrijf, geniet
o
geen systematische regeling in het Belgisch strafprocesrecht
o
voornaamste rechtsbronnen: art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR (bv. recht op toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig rechter, recht op eerlijke bewijsvoering, recht op bijstand v raadsman)
C. Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten -
oorspronkelijk (ten tijde vd opstelling van het Sv. en gedurende de 19e-eerste helft 20e eeuw): o
waarheidsvinding stond centraal
o
alleen wettelijkheidsvereiste van het overheidsoptreden: de beperking van grondrechten moest steeds op wettelijke basis berusten en het overheidsoptreden tegen de burger is door deze wettelijke bepalingen gebonden (geen inhoudelijke vereisten)
-
sinds EVRM: ook inhoudelijke vereisten o
het volstaat niet meer dat het overheidsoptreden op wettelijke basis berust, de wet moet in vele gevallen zekere vw. vervullen opdat de inbreuk op de individuele grondrechten geoorloofd zou zijn
o
de belangen van de burger en de verdachte wegen meer door, het belang van de waarheidsvinding zal hiervoor in bepaalde gevallen moeten wijken (bv. onrechtmatig verkregen bewijs)
o -
concrete afweging moet gebeuren door de RS; wet en EVRM geven vaak slechts alg richtsnoeren
slingerbeweging o
> WO II: waarheidsvinding
o
jaren ’60: belang vd bescherming vd grondrechten (o.i.v. internationale ontwikkeling v MR)
o
vandaag: grondrechten op overdreven wijze geaccentueerd + overprocessualisering? Æ reeds tegenreactie: Antigoonrechtspraak van Cass. waardoor onrechtmatig bewijs slechts in 3 hypothesen buiten beschouwing mag worden gelaten Æ versoepeling om nieuwe vormen van criminaliteit te bestrijden
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Definitie
3
Deel II
Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
Hoofdstuk 1 -
Principe
accusatoire rechtspleging o
horizontale processtructuur:
de aanklager en de verdediging staan op gelijke voet en vechten met “gelijke wapens” (equality of arms)
de beklaagde is niet object vh onderzoek, maar volwaardige procespartij
partijen hebben het volledig in handen, bepalen welke onderzoeksverrichtingen zullen plaats vinden en op welke wijze
o
alle onderzoeksverrichtingen geschieden tegensprekelijk
passieve rol van de rechter: hoofdzakelijk erop toezien dat de procedure correct verloopt en dat de partijen het proces fair spelen
o -
volledige openbaarheid vh proces: zowel t.a.v. de partijen als t.a.v. het publiek
inquisitoire rechtspleging o
verticale processtructuur:
de overheid bepaalt het procesverloop
de procesvoering wordt niet aan de partijen overgelaten, maar er is een openbare aanklager, die niet namens het slachtoffer, maar ambtshalve, namens de gemeenschap optreedt
de verdachte is het ‘object’ van de rechtspleging
o
actieve rol van de rechter: verregaande bevoegdheden om de “waarheid” ontdekken
o
geheim en niet-tegensprekelijk karakter: gevoerd achter gesloten deuren Æ noch de verdachte, noch het publiek zijn op de hoogte vh verloop vh onderzoek
Hoofdstuk 2
Praktijk
-
zuiver accusatoire of inquisitoire procedures komen vrijwel nergens (meer) voor
-
vaststelling: de strafrechtspleging in landen vh common law (Angelsaksische landen) is grotendeels accusatoir, terwijl de processtructuren van continentaal-Europese landen meer inquisitoir zijn
A. Common law-landen meestal accusatoir: -
de rechter heeft niet tot taak zelf de waarheid te vinden, maar moet enkel beslissen over de vraag of de tenlastelegging voldoende bewezen is; het onderzoek wordt verricht door de politie
-
politie (eiser) en verdachte (verweerder) staan tijdens het proces als twee gelijk partijen tegenover elkaar
-
beide partijen moeten elk voor de verzameling en de presentatie vh bewijs zorgen Î vanuit het oogpunt vd verdachte veronderstelt dit een solide systeem van rechtsbijstand: de verdediging moet immers niet enkel haar juridisch verweer verzorgen, maar tevens bewijzen à décharge aandragen (veelvuldig gebruik van privédetectives en privédeskundigen
-
de zaak wordt door een advocaat gepleit, niet door een magistratelijk staatsorgaan, zoals het OM
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
4
-
verschilt niet wezenlijk van een burgerlijk geding: o
over de schuld wordt door de jury beslist; de beroepsrechter heeft enkel als taak erop toe te zien dat de bewijsvoering overeenkomstig de regels wordt verricht
o
voornaamste verschil: bewijslast van de vervolgende partij
strafprocedure: vermoeden van onschuld weerleggen met bewijs beyond reasonble doubt
burgerlijke procedure: zgn. balance of probabilities volstaat
B. Continentale landen meestal inquisitoir, maar niet meer in de zuivere vorm -
-
Fase 1: vooronderzoek (inquisitoir) o
het onderzoek is schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk
o
o.l.v. het openbaar ministerie; onderzoeksrechter bevoegd voor dwangmaatregelen
o
verdachte wordt niet beschouwd als procespartij
Fase 2: fase ter terechtzitting (accusatoir) o
rechtspleging is openbaar, mondeling en tegensprekelijk
o
rechter speelt een meer passieve rol dan in het vooronderzoek
o
de equality of arms is in ruime mate verzekerd
toch vertoont het onderzoek ter terechtzitting nog inquisitoire trekken o
steunt in ruime mate op onderzoeksverrichtingen die tijdens het vooronderzoek (inquisitoir) zijn geschied en die gebundeld zijn in het strafdossier
o
rechter heeft dit al doorgenomen en kan evt. bepalen welke bijkomende onderzoeksverrichtingen hij nog wenst: hierdoor wegen de onderzoeksgegevens, die op inquisitoire gegevens verkregen zijn, zeer sterk door bij het onderzoek ten gronde
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
5
Deel III -
Verloop van het strafproces
2 fasen: vooronderzoek en onderzoek ten gronde
Hoofdstuk 1
Vooronderzoek
-
doel: de verdachte identificeren en nagaan of er voldoende bezwaren tegen hem bestaan
-
nog geen uitspraak over grond van de zaak (enkel bevoegdheid van vonnisgerechten) Î onderzoeksverrichtingen die tijdens het vooronderzoek gedaan w zijn “voorlopig”: moeten in principe tijdens het onderzoek ten gronde overgedaan w en w dan pas “ten gronde” beoordeeld
-
indien tijdens het vooronderzoek onvoldoende bezwaren kunnen w gevonden, of als de verdachte niet kan w vereenzelvigd, w het onderzoek stopgezet en w het onderzoek ten gronde, niet aangevat
-
2 scenario’s:
A. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek
misdrijf
opsporingsonderzoek -
-
gerechtelijk onderzoek
opsporingsonderzoek (90%) o
= het onderzoek dat wordt gevoerd door de PdK en zijn hulpofficieren, zonder tussenkomst vd OR
o
geen tussenkomst vd onderzoeksgerechten vereist
o
kan aanleiding geven tot:
beslissing tot niet-vervolging (rangschikking zonder gevolg)
rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht
buitengerechtelijke afdoening: minnelijke schikking (art. 216bis Sv.) of bemiddeling (art. 216ter Sv.)
gerechtelijk onderzoek (10%) o
= het onderzoek dat gevoerd wordt door de onderzoeksrechter op vordering vd PdK praktijk: slechts wanneer er dwangmaatregelen moeten w bevolen waarover de PdK zelf niet kan beslissen, maar die door een rechter moeten w genomen (aanhoudingsbevel, huiszoeking, telefoontap)
o
sinds de Wet Franchimont van 12 maart 1998 w aan de verdachte en het slachtoffer de mogelijkheid geboden om het gerechtelijk onderzoek mee te sturen, indien zij dat wensen
o
onder controle vd onderzoeksgerechten, nl. de kamer van inbeschuldigingstelling (art. 136 Sv.)
o
kan aanleiding geven tot verwijzing door de raadkramer (regeling der rechtspleging)
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
6
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
7
B. Kenmerken van het vooronderzoek 1.
Het geheim karakter van het vooronderzoek
-
wettelijke grondslag: artikelen 28quinquies §1 en 57 §1 Sv.
-
doel: o
onderzoek mag niet gedwarsboomd worden
o
vermijden van onnodige publiciteit, wat nadelig zou kunnen zijn voor de verdachte a)
-
Draagwijdte
t.a.v. verdachte en slachtoffer: o
in principe niet betrokken bij de onderzoeksverrichtingen (behalve bij deze die op die persoon zelf betrekking hebben)
-
o
resultaat van deze onderzoeksverrichtingen wordt niet meegedeeld (geen inzage in het strafdossier)
o
UITZONDERINGEN:
gratis kopie PV van ondervraging (art. 28quinquies §2 en 57 §2 Sv.)
recht op verzoek tot inzage in het strafdossier (art. 61ter Sv.)
bij vrijheidsberoving: automatisch inzage in het strafdossier (art. 21-22 Voorlopige Hechteniswet)
op het einde vh gerechtelijk onderzoek: automatisch inzage in het strafdossier (art. 127 Sv.)
t.a.v. het publiek: o
in principe vinden alle onderzoeksverrichtingen en procedurehandelingen in het geheim plaats, achter gesloten deuren (zonder dat het publiek wordt toegelaten) bv. handhaving vd voorlopige hechtenis, regeling der rechtspleging, controle vd bijzondere opsporingsmethoden, …
o
UITZONDERINGEN:
persmededelingen door PdK, indien vereist door openbaar belang (art. 28quinquies §3 en 57 §2 Sv.)
ook advocaat kan mededelingen doen aan de pers (ibid. §4)
voor zover mogelijk moet de identiteit van de betrokken partijen achtergehouden worden b) Sanctionering
-
algemeen: leidt niet tot de nietigheid van het gehele onderzoek, maar kan wel de nietigheid van bep opsporingshandelingen tot gevolg hebben (art. 57 §1 Sv.) bv. reality-tv (“Het leven zoals het is: de politie”, “Patrouille”, “Zware Voet”) politierechters beslissen soms tot nietigheid vd gefilmde onderzoekshandelingen en het daaruit verkregen bewijsmateriaal wegens schending van de privacy en van het geheim van het onderzoek
-
schending van het beroepsgeheim door magistraten en politiemensen is een strafbaar feit (art. 458 Sw.) o
art. 28quinquies §1 en art. 57 §1 Sv.: eenieder die beroepshalve zijn medewerking verleent aan het onderzoek is tot geheimhouding verplicht
o
geldt ook t.a.v. personen en bedrijven uit de privésector (particulieren) die gehouden zijn gevolg te geven aan bepaalde vorderingen vd overheid (bv. de operator bij telefoontap)
o
geldt ook voor de advocaat die bijstand verleent bij het verhoor
o
kan aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
8
-
misbruik inzagerecht door de verdachte (inverdenkinggestelde) of de burgerlijke partij: art. 460ter Sw.
-
schending van het geheim van het onderzoek door de pers? o
delicaat probleem
o
journalisten zijn niet gebonden door het beroepsgeheim of het geheim vh onderzoek
o
onafhankelijke gerechtsverslaggeving is essentieel in een democratie
o
journalisten beschikken over een bronnengeheim
wet 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen
er mogen geen opsporings- of onderzoeksmaatregelen zoals fouilleringen, huiszoekingen, inbeslagnemingen en het afluisteren v telefoongesprekken worden gesteld om de informatiebronnen vd journalist te weten te komen, behoudens wanneer op die manier ernstige aantastingen vd fysieke integriteit van personen kunnen worden voorkomen 2.
-
Niet-tegensprekelijk karakter en sturing van het vooronderzoek
de verdachte heeft tijdens het vooronderzoek in principe niet het recht de tegen hem verzamelde bezwaren te weerleggen en verweermiddelen aan te spreken
-
t.a.v. opsporingsonderzoeken: absoluut o
de verdachte en het slachtoffer hebben geen enkele inspraak in het opsporingsonderzoek
o
men kan wel vragen dat een opsporingshandeling wordt verricht of dat een bepaald verhoor wordt afgenomen (art. 47bis Sv.), maar er is geen rechtsmiddel tegen een weigering hierover
-
t.a.v. het gerechtelijk onderzoek: afgezwakt o
er kan bijkomend onderzoek gevraagd worden door de verdachte en de BP (art. 61quinquies Sv.) bij weigering of stilzitten vd OR kan de verzoeker beroep aantekenen bij de KI Æ debat over de opportuniteit vd gevraagde onderzoeksmaatregel (zekere vorm v tegenspraak)
o
bij DNA-onderzoeken kan een tegenexpertise gevraagd worden (art. 44ter §4 Sv.)
o
men kan zich tot de KI wenden bij langdurige onderzoeken (art. 136 Sv.)
o
bij een reconstructie kunnen de partijen samen met hun advocaat aanwezig zijn (art. 62, 3 e lid Sv.)
o
bij een verhoor tijdens de arrestatietermijn is er steeds bijstand van een advocaat (art. 2bis WVH) 3.
-
Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek
alle verrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn schriftelijk: o
van elke onderzoeksverrichting wordt een geschrift opgemaakt (PV)
o
wordt toegevoegd aan het strafdossier, dat later de basis zal vormen voor de behandeling vd zaak ten gronde
-
nauwelijks wettelijke bepalingen over het opstellen van proces-verbalen o
geen algemene wettelijke regeling
o
bij het opnemen van PV’s van verhoren: art. 47bis Sv.
o
PV’s inzake telefoonbewaking/telefoontap: art. 90quater e.v. Sv.
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
9
Hoofdstuk 2
Onderzoek ten gronde
de onderzoeksfase waarin uitspraak gedaan wordt over de grond van de zaak, m.n. over de vraag of de feiten lastens de beklaagde bewezen zijn en, voor zover deze vraag bevestigend wordt beantwoord, over de straf -
verloopt voor de vonnisgerechten
-
in principe moeten de onderzoeksverrichtingen die tijdens het vooronderzoek zijn geschied (ondervraging verdachte, getuigenverhoren, …) indien mogelijk worden overgedaan in aanwezigheid vd beklaagde, die nu de mogelijkheid heeft de vervolgende partij (het OM) “tegen te spreken”
-
algemene kenmerken: het onderzoek ten gronde is openbaar, tegensprekelijk en mondeling
A. Openbaarheid van terechtzitting en uitspraak -
alle verrichtingen vinden plaats in aanwezigheid van zowel de beklaagde als van het publiek
-
m.b.t. uitspraak: absoluut (art. 149 Gw.)
-
m.b.t. terechtzitting: in principe openbaar, maar UITZONDERINGEN (art. 148 Gw.) Î gelden enkel t.a.v. het publiek, de beklaagde heeft steeds het recht de terechtzitting bij te wonen o
art. 148 Gw.: zitting met gesloten deuren, indien de openbaarheid vd debatten gevaar oplevert voor de openbare orde en de goede zeden (wordt door de rechtbank bij vonnis verklaard)
o
art. 6.1 EVRM: ook andere afwijkingen mogelijk o.m. in het belang vd bescherming vh privéleven vd partijen
o
in sommige gevallen voorziet de wet uitdrukkelijk in de mogelijkheid tot het sluiten vd deuren als één van de partijen erom vraagt
-
openbaarheid geldt enkel t.a.v. de vonnisgerechten, NIET t.a.v. de onderzoeksgerechten! o
doen in principe geen uitspraak over de grond van de zaak
o
UITZONDERING: wanneer de raadkamer of de KI zich wel over de grond van de zaak uitspreken
wanneer zij de internering of de opschorting vd veroordeling bevelen (art. 9 WBM, art. 6 Probatiewet)
zitting met gesloten deuren, maar uitspraak is openbaar
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
10
-
interne en externe openbaarheid o
interne openbaarheid: de beklaagde heeft automatisch inzage in het strafdossier
noodzakelijk om zich naar behoren te kunnen verdedigen tegen de aanklacht van het OM
in principe moeten de bewijzen die in het vooronderzoek werden verzameld, nu in aanwezigheid vd beklaagde aan de vonnisrechter w voorgelegd, zodat de beklaagde de mogelijkheid krijgt tot tegenspraak
o
externe openbaarheid: controlefunctie ten behoeve van de openbare opinie (pers en media)
het publiek kan op deze wijze, via de pers, toezicht uitoefenen op de strafrechtspleging
de minister van Justitie is politiek verantwoordelijk
B. Tegensprekelijk karakter van de procedure -
-
de essentie van het recht op verdediging: o
a debat tussen de vervolgende en de verdedigende partij
o
de beklaagde kan heir zijn argumenten ontwikkelen en evt. tegenbewijzen voorleggen
o
geen verplichting: beklaagde kan ook zwijgen of zelfs verstek laten gaan
equality of arms: voor de vonnisgerechten staan het OM en de beklaagde op gelijke voet bv. gelijke toegang tot het strafdossier, gelijke mogelijkheid om bewijzen voor te leggen, gelijke rechtsmiddelen, … praktisch gezien blijven sommige ongelijkheden echter bestaan! bv. plaats in de zaal: EHRM 31/05/2012 DIRIOZ t. Turkije
-
in de praktijk: afbreuk aan principieel tegensprekelijk karakter vd rechtspleging door het grote gewicht dat aan het strafdossier wordt verleend o
bewijsvoering steunt vnl. op het strafdossier, d.w.z. op bewijzen die tijdens het vooronderzoek op niet-tegensprekelijke wijze vergaard zijn enkel in zoverre de rechter het nodig of nuttig acht de onderzoeksverrichtingen uit het vooronderzoek te herhalen, zal hij hiertoe bevel verlenen
o
rechter is meer ‘verificatierechter’
C. Mondeling karakter van de rechtspleging -
alle verrichtingen gebeuren mondeling: het OM vordert mondeling, onderzoeksverrichtingen (ondervraging verdachte, getuigenverhoor) gebeuren mondeling, ook de pleidooien zijn in principe mondeling, maar advocaten kunnen wel schriftelijke conclusies neerleggen
-
er wordt wel een zittingsblad opgesteld o
= proces-verbaal van de terechtzitting; schriftelijk verslag van de rechtspleging ter terechtzitting
o
inhoud, geschreven door griffier:
uiteenzetting algemeen verloop vd procedure en vermelding vd voornaamste verklaringen vd ondervraagde getuigen (art. 155, 190ter en 372 Sv.)
vermelding welke personen in de betrokken zaak het ambt van zetelend en staand magistraat h waargenomen en welke personen (partijen, getuigen, deskundigen, …) verder verschenen zijn
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Verloop van het strafproces
11
Deel IV
Actoren in het strafproces
Hoofdstuk 1
De verdachte
A. Situering de persoon die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd -
het proces draait volledig rond de verdachte: het strafrechtelijk onderzoek strekt ertoe na te gaan of er voldoende bewijzen zijn tegen de verdachte om hem voor de strafrechter te brengen met het oog op een veroordeling
B. De verschillende statuten van verdachte -
verdachte s.l. = de verzamelnaam voor alle categorieën van personen tegen wie een strafzaak in de brede betekenis loopt
-
tijdens het vooronderzoek: o
o
verdachte
= de persoon tegen wie een strafrechtelijk onderzoek loopt (opsporings-/gerechtelijk onderzoek)
vaak zal de verdachte bij het begin vh onderzoek een onbekende zijn
inverdenkinggestelde
= de verdachte tegen wie een formele aanklacht werd geformuleerd (art. 61bis Sv.)
automatisch wanneer het GO op naam ve welbepaalde verdachte werd gevorderd
kan ook in de loop vh onderzoek gebeuren wanneer de OR tegen een verdachte ernstige aanwijzingen van schuld heeft gevonden (verplicht)
o
inbeschuldiginggestelde
= de verdachte die door de KI naar het hof van assisen is verwezen
inbeschuldigingstelling = de formele aanklacht die wordt geformuleerd op het einde vh onderzoek, als alle onderzoeksverrichtingen achter de rug zijn en de bewijzen aan de rechter kunnen worden voorgelegd
-
tijdens het onderzoek ter terechtzitting (fase ten gronde): o
beklaagde = de persoon die naar de politie- of naar de correctionele rb werd verwezen als vermeende dader
o
beschuldigde = de persoon die voor het hof van assisen moet terechtstaan als vermeende dader
o
veroordeelde = de persoon die door het vonnisgerecht schuldig werd bevonden aan het hem ten laste gelegde feit en tegen wie een in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken
-
weerslag van statuut op rechten: o
verdachte: zeer beperkte rechten, maar is nu wel rechtstreeks belanghebbende
o
inverdenkinggestelde: kan vragen om
inzage in het strafdossier te verkrijgen of een afschrift ervan (ook rechtstreeks belanghebbende heeft dat recht!!)
bijkomende onderzoeken te vorderen
onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen aan te brengen bij de KI
het dossier te ‘zuiveren’ van procedurefouten
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
12
o
beklaagde en inbeschuldiginggestelde: beschikken over alle rechten van een volwaardige procespartij
automatisch inzage in het dossier
mogen hun verdediging ten volle voeren op de terechtzitting, waarbij alle in art. 6 EVRM opgesomde rechten gegarandeerd zijn
o
-
veroordeelde: rechten situeren zich binnen het raam van het strafuitvoeringsrecht
vermoeden van onschuld geldt niet langer
art. 6 EVRM is niet langer toepasselijk
lasthebber ad hoc o
vroeger kon de strafvordering enkel tegen natuurlijke personen worden ingesteld en konden rechtspersonen nooit als verdachte, beklaagde of beschuldigde in een strafproces optreden Ù Wet Strafrechtelijke Verantwoordelijkheid Rechtspersonen: assimilatie RP met NP
o
wanneer de rechtspersoon samen met de natuurlijke personen die haar vertegenwoordigen, wordt vervolgd voor dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rb, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc aan om de rechtspersoon te vertegenwoordigen (art. 2bis V.T.Sv.) o kunnen immers tegenstrijdige belangen hebben
o
aangesteld door de rechter: meestal een advocaat
o
vanaf zijn aanstelling is enkel de lasthebber ad hoc bevoegd om de RP in het strafgeding te vertegenwoordigen
o
kan ook reeds tijdens het vooronderzoek gebeuren: wie moet deze aanwijzen tijdens het opsporingsonderzoek wanneer er nog geen rechter bij de zaak betrokken is?
C. De advocaat -
verdachte s.l. en advocaat vormen samen de verdediging
-
de confidentialiteit tussen de verdachte en zijn advocaat is wettelijk beschermd:
-
o
wettelijke bepalingen, bv. het beroepsgeheim
o
deontologische regels vd balie (voorschriften betreffende publiciteit, briefwisseling met confraters)
voor de toepassing van de rechten vd verdediging vormt de verdediging één geheel: het zal soms volstaan indien bepaalde verdedigingsrechten door de advocaat, en niet door de verdachte persoonlijk uitgeoefend w
Hoofdstuk 2 -
De rechtstreeks belanghebbende
art. 21bis Sv. (sedert 10 februari 2013) o
de inverdenkinggestelde
o
degene tegen wie de strafvordering is ingesteld in geval van GO
o
de verdachte
o
de burgerrechtelijk aansprakelijke partij
o
degene die een verklaring van benadeelde persoon heeft afgelegd
o
degene die gesubrogeerd zijn in hun rechten of die hen als lasthebber ad hoc, curator, voorlopig bewindvoerder, voogd (ad hoc) vertegenwoordigen
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
13
Hoofdstuk 3
Het slachtoffer
A. Situering -
jaren ’90: toename aandacht voor het slachtoffer in het strafproces in binnen- en buitenland Î België: hoogtepunt met parlementaire onderzoekscommissies Dutroux-Nihoul en de Tweede Bendecommissie
-
reeks wetswijzigingen m.o.o. een betere opvang en bescherming van slachtoffers van misdrijven o
verplichting tot correcte bejegening van slachtoffers (art. 3bis V.T.Sv.)
o
ook benadeelden van misdrijven kunnen bep rechten laten gelden (ook al niet BP gesteld) (art. 5bis V.T.Sv.)
o
burgerlijke partijstelling blijft behouden + rechtspositie tijdens het GO is aanzienlijk verbeterd
B. De verschillende statuten van “slachtoffer” -
slachtoffer is geen noodzakelijke partij in het strafproces: een misdrijf veronderstelt niet steeds de schending ve particulier belang en er zijn veel misdrijven zonder rechtstreeks benadeelde
-
Wet van 12 maart 1998 o
voorheen: slechts één slachtofferstatuut: de burgerlijke partij
o
nu: verschillende slachtofferstatuten 1.
Het slachtoffer in het algemeen a)
Slachtoffervriendelijke bejegening
-
art. 3bis V.T.Sv.: slachtoffers moeten zorgvuldig en correct worden bejegend
-
justitieassistent slachtofferonthaal: onthaal-, ondersteunings- en informatiefunctie o
binnen het gerechtsgebouw:
ondersteuning van slachtoffers organiseren bij verhoren en bij de inzage in het strafdossier door de slachtoffers of hun verwanten
o
informeren over de praktische gegevens inzake de terechtzitting (bv. weg wijzen)
evt. met akkoord van de voorzitter de zitting bijwonen
buiten het gerechtsgebouw:
zorgen voor de materiële en emotionele begeleiding van slachtoffers en hun verwanten bij reconstructies, autopsies, …
in geen geval mag de justitieassistent zelf onderzoeksdaden verrichten of zich in de plaats stellen van de advocaat of therapeut, maar heeft hiervoor een doorverwijzingsfunctie
-
de PdK moet ‘alle gekende slachtoffers’ oproepen voor de openbare terechtzitting in geval de zaak aanhangig w gemaakt door rechtstreekse dagvaarding of oproeping bij PV (art. 182 en 216quater §1 Sv.) o
nagaan wie in het strafdossier als ‘slachtoffer’ naar voor komt en deze tijdig verwittigen
o
slachtoffer komt niet opdagen op de terechtzitting: de strafrechter is verplicht de burgerlijke belangen ambtshalve aan te houden (art. 4 V.T.Sv.)
van zodra de mogelijkheid bestaat dat het misdrijf schade heeft berokkend aan een derde
het slachtoffer kan dan zijn eis tot SV aanhangig maken bij de burgerlijke of strafrechter
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
14
-
verhoor van minderjarige slachtoffers o
slachtoffer van seksueel misdrijf: mag zich tijdens elk verhoor laten bijstaan door een vertrouwenspersoon (= een meerderjarige persoon naar keuze (art. 91bis Sv.))
o
PdK en OR kunnen de audiovisuele opname van het verhoor bevelen o vermijden dat de minderjarige meer dan 1x verhoord moet worden
o
de PV’s vh verhoor en de cassettes vd opname w overgelegd aan het onderzoeks- en vonnisgerecht i.p.v. de persoonlijke verschijning van de minderjarige (art. 100 Sv.) de rechter ten gronde kan, indien hij de verschijning vd minderjarige noodzakelijk acht om de waarheid aan de dag te brengen, zijn verschijning bevelen in een met redenen omklede beschikking
-
Slachtofferhulpfonds (1985): slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en hun nabestaanden die niet via normale kanalen SV kunnen verkrijgen kunnen zich hiertoe wenden
-
indien de vonnisrechter een effectieve vrijheidsstraf oplegt, moet hij de BP inlichten over de mogelijkheid deel te nemen aan de debatten van de strafuitvoeringsrechtbank b) Herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer
-
art. 3ter V.T.Sv.: definitie
-
aan alle personen die een direct belang hebben wordt sinds 2006 de mogelijkheid geboden om beroep te doen op bemiddeling
-
= herstelbemiddeling, buiten de strafprocedure om, die de dader en het slachtoffer toelaat elkaar te ontmoeten in aanwezigheid ve neutrale bemiddelaar ve erkende bemiddelingsdienst (cf. art. 554 Sv.)
-
z bemiddeling in strafzaken (art. 216ter Sv.)
-
speelt zich in principe volledig buiten het strafproces af; het OM, de OR, de onderzoeksgerechten of de rechter kunnen de partijen wel voorstellen aan herstelbemiddeling te doen en de partijen over deze mogelijkheid informeren (art. 553 §2 Sv.), maar beslissing wordt volledig aan de partijen zelf overgelaten
-
mogelijk in elke fase van de strafprocedure, zelfs nog tijdens de fase vd strafuitvoering
-
alle gesprekken en documenten die bij de bemiddeling gebruikt worden, zijn vertrouwelijk, zodat de partijen vrijuit kunnen spreken o
kunnen niet worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, arbitrale, … procedure
o
niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis
o
rechter moet deze ambtshalve uit de debatten weren
o
als alle betrokken partijen akkoord gaan, kunnen bepaalde elementen vd bemiddeling ter kennis gebracht worden vd gerechtelijke instanties (art. 555 Sv.)
de rechter vermeldt dit in zijn vonnis
de rechter kan hiermee rekening houden bij de straftoemeting of bij de schaderegeling 2.
-
De benadeelde persoon
vroeger: indien slachtoffer zich niet BP stelde, kon het geen enkel recht uitoefenen in de strafprocedure en werd hij niet ingelicht over de verdere behandeling van de zaak
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
15
-
art. 5bis V.T.Sv.: de hoedanigheid van benadeelde persoon w toegekend aan degene die verklaart schade te hebben geleden door een misdrijf (verklaring afleggen op het secretariaat vh OM of bij de politie)
-
recht op bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat
-
geen partij in het strafproces: vnl. rechten m.b.t. het krijgen en geven van informatie o
informatie geven: recht om ieder document dat hij nuttig acht te doen toevoegen aan het dossier
o
informatie krijgen: recht om te worden ingelicht over het verder verloop van de zaak (de PdK moet zijn sepotbeslissing meedelen aan de geregistreerde benadeelde persoon; registratie als benadeelde is niet meer nodig om informatie te krijgen over het proces ten gronde) 3.
-
De burgerlijke partij
rechtstreeks slachtoffer (of de rechtsopvolgers) kan zelf het initiatief nemen om een volwaardige procespartij te worden
-
heeft enkel de vergoeding van de schade tot voorwerp en dus niet de strafvordering
-
heeft dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde: kan vragen om o
inzage in het strafdossier (art. 61ter Sv.)
o
de opheffing van bepaalde maatregelen (art. 61quater Sv.)
o
bijkomende onderzoeksdaden (art. 61quinquies Sv.)
o
onderzoeken die <1j aanslepen bij de KI te brengen om ze weer vlot te doen trekken (art. 136, lid 1 Sv.)
o
beroep aantekenen tegen de beschikkingen van de raadkamer waarbij de regeling vd rechtspleging wordt geregeld (art. 135 §2 Sv.)
-
de BP die ongelijk haalt, wordt niet meer veroordeeld tot betaling ve SV (oud art. 136 Sv.), maar wordt wel veroordeeld tot de gerechtskosten, zeker als ze zelf de zaak op gang heeft gebracht (art. 62 Sv.)
C. Naar een actio popularis? -
de burgerlijke vordering kan in principe enkel door het rechtstreekse slachtoffer w uitgeoefend onrechtstreekse slachtoffers hebben in België geen zeg in het strafproces: zij kunnen, behalve in enkele uitzonderlijke gevallen, de strafvordering niet op gang brengen en kunnen geen SV vragen Î uitgangspunt: het OM moet het monopolie hebben over de strafvordering, particulieren of particuliere instellingen hoeven hierin principieel niet tussen te komen Î dit principe is op de helling komen te staan door de Wet Racisme en Xenofobie (1981), die een vorderingsrecht aan bepaalde verenigingen heeft toegekend (talrijke wetten hebben dit vb. gevolgd)
-
is de uitbreiding of zelfs veralgemening van het vorderingsrecht voor verenigingen wenselijk? o
PRO
nuttig voor misdrijven waarvoor slachtoffers zelf weinig aangiftebereid zijn en terughoudend zijn om als getuige op te treden (zedenzaken, kindermishandeling, verkrachting)
o
voor sommige misdrijven is de vervolgingsbereidheid van de parketten gering
CONTRA
privatisering van justitie wordt in de hand gewerkt: de belangen van de verenigingen stroken niet noodzakelijk met het algemeen belang
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
16
mogelijk sturing van het onderzoek door de BP: het slachtoffer dat zich BP heeft gesteld kan niet enkel het strafdossier inkijken (art. 61ter Sv.), maar ook al tijdens het vooronderzoek vorderingen instellen (art. 61quinquies Sv.)
in de praktijk stelt men vast dat verenigingen die nu over een vorderingsrecht beschikken, dit recht uitoefenen met het oog op de toepassing van de strafwet, en zich niet beperken tot de behartiging van de burgerlijke belangen, wat normaal de finaliteit vd burgerlijke vordering is zij gaan zich hierdoor de facto opstellen als een soort openbaar ministerie = goede evolutie???
Hoofdstuk 4 -
De burgerlijk aansprakelijke partij
in een strafzaak kan, naast over de vordering tot toepassing vd strafwet (de strafvordering), ook uitspraak gedaan worden over de vordering tot schadevergoeding (de burgerlijke vordering)
-
de burgerlijke vordering is in principe gericht tegen de beklaagde/beschuldigde, maar kan tevens gericht worden tegen de persoon die, krachtens de regels vh aquiliaanse aansprakelijkheidsrecht, burgerlijk a art. 1384 BW) aansprakelijk is voor de door de beklaagde/beschuldigde veroorzaakte schade (a
-
geen noodzakelijke partij in het strafproces UITZONDERING: de ouders van een minderjarige verdachte die door de jeugdrechter ‘uit handen wordt gegeven’ (art. 57bis JBW) o
de ouders worden opgeroepen om voor de strafrechter toelichting te geven op het gedrag van hun kind en zich te verdedigen tegen eisen tot SV, al dan niet bijgestaan door hun familiale verzekeraar
o
geen toegang tot de stukken over de persoonlijkheid en leefsituatie vd minderjarige (art. 31 V.T.Sv.)
Hoofdstuk 5
De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij
-
derden kunnen in principe geen partij zijn in het strafproces
-
de RS aanvaardt dat derden vrijwillig in het strafproces kunnen tussenkomen, wanneer de wet aan de strafrechter toelaat om, tezelfdertijd met de beslissing over de strafvordering lastens de beklaagde, een sanctie of maatregel lastens een derde uit te spreken bv. bij de confiscatie van zaken die aan een derde toebehoren (art. 42 Sw.): die derde moet op de hoogte gebracht worden van de rechtsdag (art. 5ter V.T.Sv.)
-
bepaalde wetten voorzien ook in de mogelijkheid voor derden om hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen tussen te komen in een strafzaak bv. de tussenkomst van de verzekeraar
Hoofdstuk 6
De politie
A. Situering -
vroeger: tal van politiekorpsen met bevoegdheden die elkaar gedeeltelijk overlapten Î versnippering: politieoorlogen en niet-doorgeven van beschikbare informatie, ….
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
17
Î duidelijk disfunctioneren van de politiediensten, waardoor aangedrongen werd om deze politiediensten te hervormen -
Wet Geïntegreerde Politiedienst van 7 december 1998: omvorming tot geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus, een lokaal en een federaal niveau + algemeen nationale gegevensbank waartoe alle leden vd politiediensten toegang hebben
B. Taken van de politie 1.
Daden van bestuurlijke politie
politieopdrachten die zich situeren binnen het preventieve toezicht dat door de politie w uitgeoefend -
art. 14 Wet Politieambt (WPA)
-
preventief: o
ordehandhaving
o
toezicht op de naleving vd politiewetten en –verordeningen
o
voorkoming van misdrijven
o
bescherming van personen en goederen 2.
Daden van gerechtelijke politie
politieopdrachten die ertoe strekken misdrijven op te sporen en vast te stellen en hierbij bewijzen te verzamelen die evt. later aan de rechter kunnen worden voorgelegd -
art. 15 WPA
-
repressief: o
reactief: politieofficieren zijn verplicht misdrijven op te sporen, vast te stellen (art. 8 Sv.) en ze ter kennis te brengen van het OM
o
proactief: ze moeten proactief optreden om misdrijven te verijdelen (nog te plegen misdrijven) o bv. bijzondere opsporingsmethoden, geregeld in Sv. (infiltratie, gebruik van informanten, …)
-
onder leiding en gezag van de PdK (art. 28bis §1 in fine Sv.) en van de OR, indien de zaak het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek; politieambtenaren hebben louter uitvoerende taak
-
officieren van de gerechtelijke politie o
de wet bepaalt uitdrukkelijk dat de operaties die nodig zijn voor de uitvoering vd vorderingen van GP uitgevoerd worden o.l.v. politieambtenaren die de hoedanigheid van officier van GP hebben
o
ambtenaren die door de wet met opsporingsopdrachten werden belast, zonder deze hoedanigheid, hebben in principe slechts administratieve bevoegdheden en kunnen dus geen misdrijven opsporen en vaststellen; vroeger konden ze geen PV opstellen, maar de WG schijnt dit beginsel te verlaten
-
hulpofficieren van de procureur des Konings o
in principe enkel de politieambtenaren met de graad van officier; de Koning kan deze hoedanigheid ook verlenen aan politieambtenaren die bepaalde anciënniteits- en opleidingsvoorwaarden vervullen
o
dezelfde bevoegdheden als de PdK i.g.v. betrapping op heterdaad: enkel hulpofficieren kunnen op bevel vd OR huiszoekingen en inbeslagnemingen uitvoeren en vorderingen uitvoeren m.b.t. het afluisteren van privécommunicatie en telecommunicatie
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
18
C. Statuut van de politie: de nieuwe politiestructuur a) -
Basisbeginselen
Wet Geïntegreerde Politiedienst (1998): geïntegreerde politiedienst met 2 niveaus (lokaal en federaal), die autonoom functioneren en afhangen van z bestuurlijke overheden
-
eenheidsstatuut qua rekrutering, selectie, bezoldiging, pensioen, opleiding, …
-
mobiliteitsprincipe garandeert de mobiliteit tussen de z lokale politiediensten en tussen deze diensten en de federale politie
-
mandaatsysteem voor korpsoversten (eenmaal hernieuwbare periode van 5 jaar)
-
politiediensten bestaan uit een: o
operationeel kader: verantwoordelijk voor de uitvoering vd opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie waarvoor vooral politieambtenaren bevoegd zijn
o
administratief en logistiek kader: personeelsleden zonder bevoegdheid inzake gerechtelijke of bestuurlijke politie b) De lokale politie
-
verantwoordelijk voor de basispolitiezorg (community policing)
-
grondgebied ingedeeld in politiezones die uit één of meer gemeenten bestaan
-
o
meergemeentezones: politieraad en politiecollege
o
ééngemeentezones: gemeenteraad en college van burgemeester en schepenen blijven bevoegd
zonale veiligheidsraad: o
organisatie van systematisch overleg tussen de burgemeesters, de PdK, de korpschef vd lokale politie en de bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie of zijn afgevaardigde
o
taken: bespreekt het zonaal veiligheidsplan, bevordert de optimale coördinatie vh optreden vd lokale politiediensten en evalueert de uitoefening vh plan
-
organisatie: o
geleid door korpschef: uitvoerende functie (staat in voor de uitvoering vh lokaal politiebeleid)
o
opsporingsdienst, geleid door politieambtenaar: staat in voor de uitvoering vd gerechtelijke taken
o
politieraad, politiecollege of burgemeester: gezag en leiding over de lokale politiedienst c)
-
De federale politie
verantwoordelijk voor de gespecialiseerde en bovenlokale politiezorg nationaal veiligheidsplan: voorbereiden en bijdragen tot de uitvoering ervan
-
-
samenstelling: o
commissaris-generaal
o
algemene directies
o
gedeconcentreerde diensten
gedeconcentreerde coördinatie- en steundienst, geleid door bestuurlijke directeur-coördinator (dirco)
gerechtelijke gedeconcentreerde dienst, geleid door de gerechtelijke directeur (dirju)
gezag en leiding: ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
19
-
bevoegdheid: o
bevoegd voor het hele grondgebied van het Rijk
o
geen strikte inhoudelijke afbakening tussen de federale en de lokale politie o functionele aangelegenheid: de meerwaarde van een federale politiedienst is vooral gelegen in de beheersing vd supralokale fenomenen en de technische ondersteuning van de lokale politie bij de beheersing vd lokale fenomenen
o
beginselen van specialiteit en subsidiariteit: wanneer het gaat om problemen van lokale aard, treedt de federale politie alleen op als dit een meerwaarde oplevert (bv. de inzet van wetenschappelijke politie of toepassing van bijzondere opsporingstechnieken)
o
verdere afbakening is overgelaten aan de minister van Justitie (ministeriële richtlijnen) d) Gespecialiseerde opsporingsdiensten
-
talrijke opsporingsambtenaren die door de bijzondere wetten met bestuurlijke en gerechtelijke opsporingsopdrachten zijn belast
-
maken geen deel uit van de geïntegreerde politiedienst
-
bv. douanebeambten (douanen en accijnzen), allerhande inspecties (bv. eetwareninspectie) e)
-
Internationale politiediensten
Interpol o
= een internationaal verbindingsnet tss de z nationale politiediensten die erbij zijn aangesloten
o
doel: het doorgeven van inlichtingen, zowel preventief als repressief, en de verspreiding van internationale opsporingsberichten, o.a. met het oog op de uitlevering
-
Europol o
= een Europees samenwerkingsverband dat binnen een louter intergouvernementeel kader functioneert (z supranationaal Europees kader)
-
OLAF (Office de lutte anti-fraude) o
= antifraudedienst van de Europese Commissie
o
bevoegdheden: prefiguratie van supranationale opsporingsbevoegdheden OLAF-inspecteurs hebben het recht plaatsbezoeken te verrichten met het oog op de opsporing en de vaststelling van administratieve inbreuken op de EG-verordeningen inzake fraude
D. Toezicht op de politiediensten 1.
Intern toezicht
-
parket (PG of federaal procureur): toezicht op gerechtelijke opdrachten
-
bestuurlijk toezicht: toezicht op bestuurlijke opdrachten
-
Algemene Inspectie van de Federale en de Lokale Politie: onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
20
2.
Extern toezicht
Vast Comité P -
vervangt het bestaande bestuurlijke en gerechtelijke toezicht op de politiediensten niet
-
treedt op
-
o
ofwel uit eigen beweging
o
ofwel op verzoek van de Kamer, van de Senaat, vd bevoegde minister of vd bevoegde overheid
stelt onderzoeken in o
naar de activiteiten en de werkwijze van de politiediensten
o
naar hun interne reglementen en richtlijnen
o
naar alle documenten die de handelwijze van de leden van de politiediensten regelen (met UITZONDERING van de richtlijnen inzake opsporings- en vervolgingsbeleid en inzake het beleid m.b.t. de bestuurlijke politie)
Hoofdstuk 7
Het Openbaar Ministerie
het orgaan in de strafrechtspleging dat belast is met de toepassing van de strafwet parket, magistraat, procureur des Konings, staande magistratuur
A. Situering -
tot midden jaren ’90: de parketten stonden vrijwel los vd uitvoerende macht en voerden op bijna autonome wijze hun opsporings- en vervolgingsbeleid Î kritiek: het beleid verschilde sterk van parket tot parket en vaak was het zo ondoorzichtig dat moeilijk ve beleid gesproken kon worden
-
hervormingen: o
1997: institutionalisering van het college van PG + invoering van nationaal magistraten
o
1998: OM-Wet van 22 december 1998: zgn. “horizontale” en “verticale” integratie vd parketten + introductie van het statuut van de federale procureur + Hoge Raad voor Justitie
Î kritiek: uiteindelijk slechts gedeeltelijk gerealiseerd + gebrek aan cohesie
B. Taken van het OM -
leiding van het onderzoek in strafzaken o
opsporingsonderzoek verricht onder het gezag en de leiding vd PdK, die er de verantwoordelijkheid voor draagt (art. 28bis §1 Sv.); PdK heeft algemene opsporingsplicht en algemeen opsporingsrecht, dat blijft voortbestaan nadat de strafvordering is ingesteld (art. 28ter §1-quater Sv.)
o
enkel wanneer het onderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, berust de leiding en de verantwoordelijkheid bij de OR (art. 55 Sv.); zelfs als het onderzoek in handen vd OR is, heeft de PdK een vorderingsrecht: hij kan de OR vragen bep onderzoeksverrichtingen te stellen, en bij weigering kan hij hoger beroep aantekenen bij de KI
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
21
o
in zaken met minderjarige verdachten is de PdK verantwoordelijk voor het onderzoek naar de strafbare feiten
de jeugdrechter is geen officier van gerechtelijke politie en mag geen onderzoeksdaden stellen, behalve als het gaat om informatie over de persoon vd minderjarige
de OR kan in jeugdzaken enkel in uitzonderlijke omstandigheden w gevorderd om bewijsmateriaal te verzamelen
-
de uitoefening van de strafvordering o
de adiëring vd strafrechter met het oog op de toepassing vd strafwet (= de zaak aanhangig maken)
o
monopolie vd strafvordering (art. 1 en 3 V.T.Sv.): de strafvordering kan enkel door het OM uitgeoefend worden, niet door de BP
o
moet de zaak ook “pleiten” ter terechtzitting en evt. rechtsmiddelen aanwenden tegen beslissingen vd rechter die nadelig zijn voor de openbare vordering
-
de buitengerechtelijke afhandeling o
de wet voorziet in de mogelijkheid om zaken van geringe ernst buiten de rechter af te handelen d.m.v. de zgn. “minnelijke schikking” en door de bemiddeling in strafzaken (art. 216bis-ter Sv.)
o -
de PdK is de spilfiguur bij de toepassing van deze buitengerechtelijke procedures
de bewijsvoering voor de strafgerechten o
bewijzen verzamelen en voorleggen aan de rechter, want de beklaagde geniet het vermoeden van onschuld: hij hoeft zijn onschuld niet te bewijzen
o
draagt het bewijsrisico: slaagt het er niet in het bewijs te leveren, en bestaan er twijfels over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen zijn, dan wordt de beklaagde vrijgesproken (in dubio pro reo)
-
de tenuitvoerlegging van straffen o
belast met het initiatief tot de tenuitvoerlegging van de straffen
o
speelt grote rol bij de niet-uitvoering van bep straffen en bij bepaalde uitvoeringsmodaliteiten (bv. het weekendarrest en de beperkte hechtenis)
C. Statuut van het OM 1. -
Algemeen: benoeming vs. aanwijzing
leden van het OM worden door de Koning benoemd én afgezet (art. 153 Gw.) Î afzetbaar en verplaatsbaar + maken deel uit v hiërarchisch korps = minder onafhankelijk dan rechters (+ zijn verplicht de bevelen en instructies van de minister van Justitie op te volgen)
-
korpsoversten (PdK, PG): o
vroeger: voor onbepaalde tijd aangesteld Æ behielden hun positie de facto tot aan hun pensioen
o
nieuw art. 151 Gw.: onderscheid tussen benoemingen en aanwijzingen van magistraten
parketmagistraten worden, net als voorheen, benoemd en afgezet door de Koning (art. 153 Gw.)
korpsoversten w in hun functie aangewezen volgens een mandatensysteem (art. 151 §3, 2° Gw.): zij worden slechts voor een beperkte duur aangewezen
Strafprocesrecht | Prof. dr. J. Meese | Algemene beginselen strafprocesrecht | Actoren in het strafproces
22