Marktonderzoek naar de sector Zorg en Welzijn “Onderzoek in het kader van een nieuw vorm te geven afdeling Zorg en Welzijn binnen de SWB groep”
Versie: 1.0 29 september 2009 Opgesteld door: Marcel Krumm, adviseur ConfioWerkt
Inhoudsopgave 1 Inleiding.......................................................................................................................................3 1.1 Aanpak .................................................................................................................................3 2 Marktontwikkeling ....................................................................................................................4 2.1 Vraag naar zorgpersoneel ..............................................................................................4 2.2 Aanbod .................................................................................................................................5 3 Hoe ziet de markt er uit? .......................................................................................................6 3.1 De systeemwereld ............................................................................................................6 3.1.1 Ziekenhuizen ..............................................................................................................7 3.1.2 Thuiszorg .....................................................................................................................8 3.1.3 Geestelijke gezondheidszorg .................................................................................9 3.1.4 Gehandicaptenzorg ...................................................................................................9 3.1.4 Jeugdzorg .................................................................................................................. 10 3.1.5 Ouderenzorg ............................................................................................................. 10 3.1.6 Kinderopvang ........................................................................................................... 11 3.1.7. Maatschappelijk opvang ...................................................................................... 12 3.1.7 Preventief jeugdbeleid ........................................................................................... 12 3.2 De leefwereld ................................................................................................................... 13 4.
Hoe de kansen benut?................................................................................................... 15 4.1 Intramurale ouderenzorg ......................................................................................... 15 4.2 Thuiszorg ....................................................................................................................... 16 4.3 Niet geïndiceerde zorg (wijkservicepunt) ............................................................ 16 4.4 Inpassing marktkansen in de SWB ........................................................................ 18
5.
Vervolg ............................................................................................................................... 20
1 Inleiding Naar aanleiding van de Strategienota 2008-2013, waarin aangegeven wordt dat de SWB haar organisatie wil inrichten naar vier sectoren, heb ik de opdracht gekregen een (markt)onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor de SWB in de zorg- en welzijnsector. Doel van het onderzoek is een gedegen rapport over de volgende vragen:
Hoe zie de markt eruit, wat is de omvang en wie zijn de spelers op de markt?
Hoe is de branche georganiseerd?
Wat (welke werksoorten) valt precies onder Zorg en Welzijn. Zijn er naast zorg en dienstverlening ook andere taken in deze sector?
Hoe passen onze doelgroepen bij deze werksoorten?
Hoe te komen tot samenwerkingsverbanden?
1.1 Aanpak Deze rapportage is tot stand gekomen via het houden van interviews met de volgende organisaties: Gemeente Hengelo, Werkgeversvereniging zorg en Welzijn Oost Nederland, Calibris, Mee Twente, ‟t Genseler, Carint Reggelandgroep, Twentse zorgcentra, Scala, Jarabee, Ziekenhuisgroep Twente en Catalpa. Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van de rapporten:
“Regionale arbeidsverkenning Twente 2009” opgesteld door de Werkgeversvereniging Zorg en Welzijn Oost Nederland
“Regiomarge, De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen 2009-2013” opgesteld door Prismant
“Cijfers en trends” van de Rabobank.
2 Marktontwikkeling Tot voor kort klonken er alarmbellen over het toekomstig tekort aan personeel in de zorg. De laatste maanden hebben echter wel een nieuwe wending gegeven. De economische crisis maakt dat weer veel mensen werkzoekend worden en het potentieel om in de zorg te gaan werken neemt dan ook weer toe. Ook is de trend van een arbeidstekort op termijn een tegenstelling van wat huidige instellingen momenteel ervaren. Dit omdat de middelen die zij kunnen verwerven in de nieuwe financieringssystemen juist onder druk staan. Ook fusies en organisatiewijzigingen maken dat managers op afdelingen wel kennisnemen van het mogelijke toekomstige tekort aan personeel op lange termijn, maar daar in het nu weinig mee kunnen. Gesprekken met beleid- en P&O- afdelingen bieden vaak meer openingen voor projecten voor nieuwe personeelsinstroom dan later in de praktijk ook daadwerkelijk te implementeren is. Ook is de nieuwe regelgeving en de daarbij behorende financieringsystematiek en marktwerking voor een individuele instelling factoren waarvan zij geen duidelijk beeld hebben van de consequenties op de lange termijn. Hierdoor kunnen zij geen duidelijke analyse maken van de personeelsbehoefte over enkele jaren.
2.1 Vraag naar zorgpersoneel Vanaf 2012 wordt een start van de krimp van beschikbaar personeel verwacht. Door de vergrijzing gaan er meer mensen uit dan er beschikbaar komen voor vervanging. Daarnaast neemt, eveneens door de vergrijzing, de vraag naar zorg toe. Ook andere ontwikkelingen maken dat er straks meer zorgvraag komt dan men aan kan. Dit heeft dan voornamelijk te maken met de rekening voor onvoldoende preventief beleid en de steeds complexere wordende wereld waarin wij leven. Hierdoor komen er meer mensen in de problemen, waardoor de behoefte aan zorg toeneemt. Er zijn veel scenario‟s waarin de toekomstige tekorten worden berekend. Het meest concrete voor Twente op middellange termijn is een tabel uit de ”Arbeidsmarktrapportage” van de Werkgeversvereniging Zorg (WGZ). Hierin staat dat in 2012 een tekort gaat ontstaan van ongeveer 1615 personen. De verdeling hiervan is: 110 personen voor de functie van zorghulp op niveau 1 (7%)
280 helpenden in de zorg op niveau 2 (17%)
500 verzorgenden op niveau 3 (31%)
405 sociaal pedagogisch werkers op niveau 3 (25%)
320 verpleegkundigen op niveau 4 (20%)
Momenteel (eind 2008) is de beroepsbevolking in Twente 267.900 mensen en hiervan werken 43.204 mensen in de zorg. Dit is 17% van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking in Hengelo bedraagt 36.500 personen, Hof van Twente 14.300 personen en Borne 10.200 personen. Doorvertaald betekent dit dat er in
Hengelo 6.205, Hof van Twente 2.431 en in Borne 1.734 personen in de zorg werken, of wel in totaal een kleine 10.000 mensen. Dit cijfer is handig als reken eenheid als er gesproken wordt over percentage tekort. De verschillende scenario‟s gaan uit van groei van de vraag naar de zorg van 1 (minimum scenario) tot 4 procent (maximum scenario) per jaar. Of wel, op basis van deze 10.000, een behoefte tussen de 100 en 400 mensen per jaar. Wanneer we dit vergelijken met verdeling naar functies gaat het om een tekort van per jaar van:
7 tot 28 personen op niveau 1
17 tot 68 personen op niveau 2
56 tot 224 personen op niveau 3
20 tot 80 personen op niveau 4
Oplossingen die men momenteel nog voor handen heeft om dit tekort op te vangen is het ophogen van de werkuren (part-time werk is erg populair in deze sector, 60% werkt parttime, mede ook veroorzaakt door het gegeven dat bijna 80% vrouw is) en het efficiënter gaan werken. Onderzoeken naar verbetering van planningsmethoden en verbeteren van werkprocessen worden momenteel veel gedaan. Conclusie is dat het tekort aan personeel met een lager opleidingsniveau niet om grote aantallen gaat.
2.2 Aanbod 45 % van de instroom in de zorgsector komt vanuit de opleiding BBL en Bol via het ROC, 19% wordt vervult via mobiliteit, 7% via Promotie en 9% uit overig aanbod. Hiermee blijft 20% over dat niet in te vullen is en dat het oplopende tekort laat ontstaan. Calibris (Kenniscentrum Zorg en Welzijn) geeft aan dat zij lokaal veel studenten heeft die momenteel niet geplaatst kunnen worden op een praktijkleerplek. Dit geldt voornamelijk voor studenten op niveau 2. In Hengelo alleen al zijn dit 80 studenten. Wat daarnaast opvalt is dat momenteel 12% van de geregistreerde werkzoekenden ervaring heeft met werk in de zorgsector maar nu dus geen werk heeft. Dat geeft aan dat in de verschillende instroomkanalen (opleiding en zijinstromers) nog een groot potentieel zit. Conclusie is dat het potentieel om in de zorg te gaan werken nog behoorlijk aanwezig is.
3 Hoe ziet de markt er uit? Allereerst is het belangrijk een onderscheid te maken in de formele wereld en de wereld in de praktijk. De formele wereld wordt met name bepaald door de geldstromen. Deze geldstromen bepalen welke zorg ook daadwerkelijk geleverd kan worden, omdat hier dan ook middelen (bestaansrecht) voor de uit te voeren organisaties tegenover staan. Doormiddel van de gelden worden ook voorwaarden aan de uitvoering gesteld, waardoor er een systeemwereld ontstaat die gelabeld kan worden als de zorg. De praktijk is de vraag die ontstaat door ontwikkelingen in de maatschappij, de vraag van de burger, de wensen van de politiek en signalen die de verschillende organisaties ervaren zoals wachtlijsten, verandering van type problemen, vergrijzing, nieuwe ziektebeelden, probleemwijken etc. Deze praktijk is de leefwereld van de zorg en is vele malen complexer dan de systeemwereld. Om de (on)mogelijkheden van de organisaties die betrokken zijn in de zorg en in welke mate zij kunnen reageren op vragen uit de leefwereld te bekijken is het goed de systeemwereld nader te onderzoeken (3.1) Een andere manier om hetzelfde verschil tussen systeemwereld en leefwereld te benoemen is het verschil tussen bestaansrecht en bestaansgrond. Bestaansgrond is de vraag naar zorg, maar het bestaansrecht wordt gegeven door het kunnen verwerven van de juiste middelen die de uitvoering mogelijk maken.
3.1 De systeemwereld Zoals gezegd wordt het bestaansrecht bepaald door het kunnen verwerven van de juiste en dan ook voldoende middelen om de uitvoering mogelijk te maken. In deze wereld van de beschikbare middelen zijn veel verschillende geldstromen; zo worden er middelen beschikbaar gesteld via: AWBZ, WMO, provincie en gemeenten. Trends die binnen al deze middelen spelen zijn: 1. Vraaggericht beschikbaar, dit betekent dat de middelen via een indicatie per persoon beschikbaar worden gesteld 2. Scheiding tussen de indicatiesteller en de uitvoerder. 3. Bij de indicatie wordt altijd beoordeeld of de zorg zelf kan worden opgelost, dat anderen de zorg kunnen uitvoeren en tenslotte of er professionele hulp nodig is. 4. De uitvoering wordt steeds meer overgelaten aan marktpartijen die aangestuurd worden via kwaliteit- en uitvoeringeisen gesteld bij het beschikbaar stellen van de middelen. Hiermee wordt bereikt dat zorg alleen daar gegeven wordt waar nodig en probeert met ook de kwaliteit van de zorg aan te passen aan de gevraagde
zorg. In de praktijk betekent dit dat men efficiënter en kostenbewuster de zorg gaat organiseren. De systeemwereld gaat uit van de volgende zorgvelden:
Ziekenhuizen
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Jeugdzorg
Ouderenzorg (verpleeg en thuiszorg)
De SWB is het Sociaal Werkleer Bedrijf voor de gemeente Hengelo, Hof van Twente en Borne. Vele instellingen kennen een andere gebiedsindeling. Vooral door fusies zijn de huidige organisatie zo groot geworden dat het grondgebied waar zij hun diensten aanbieden groter is dat het verzorgingsgebied van de SWB. Voor elk zorgveld heb ik interviews gehouden met een organisatie die zorg aanbieden binnen de gebiedsgrenzen van de SWB. In de volgende paragrafen wordt het resultaat van deze interviews per zorgveld weergegeven. 3.1.1 Ziekenhuizen Het ziekenhuis is recent overgestapt naar een nieuw financieringssysteem. Ze zijn overgegaan van diagnosebehandelcombinaties naar zorgproducten. In deze zorgproducten wordt meer precies aangegeven welke zorg geboden gaat worden en dat maakt de uiteindelijke facturen transparanter. Ziekenhuisgroep Twente is het resultaat van een fusie tussen het ziekenhuis in Hengelo en Almelo. Het ziekenhuis kent meerdere resultaatgerichte eenheden. Hierbij is “facilitair en transport” een aparte eenheid. Ik heb gesproken met de eenheid verantwoordelijk voor de directe zorg aan de patiënten. Het functiegebouw kent aan de onderkant nog een aantal banen van afdelingsassistenten en voedingsassistenten. Deze banen stammen uit de tijd dat er veel I/D banen in het ziekenhuis waren. Nu worden op dit niveau geen mensen meer aangenomen. Van de huidige medewerkers zijn de meesten geschoold naar het niveau van zorgassistent op niveau 2. Deze personen hebben veel moeten doen om op dit niveau te komen en hebben ook door het CAO systeem een goed salaris. De verwachting is dan ook dat niet veel van deze personen zullen gaan doorstromen naar andere banen. Hierdoor is de instroombehoefte voor deze functie nog hoogstens 3 tot 5 personen per jaar. Deze mensen zijn voor het ziekenhuis altijd gemakkelijk te vinden. Zeker omdat zij aangesloten zijn bij zorgselect waar alle mobiliteitskandidaten uit andere instellingen ook bemiddeld worden. Conclusie is dat de ziekenhuizen in de primaire processen geen belang hebben bij instroom van lager opgeleid personeel.
3.1.2 Thuiszorg De thuiszorg wordt via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) aanbesteed via de gemeente. Doel hiervan is dat gemeente meer op maat en naar lokale behoefte thuiszorg kan inkopen. Ook wordt het mogelijk gemaakt om thuiszorg door niet traditionele partijen (schoonmaakbranche, sw-bedrijf) te laten uitvoeren. Mooi effect hiervan is een thuiszorgorganisatie voor islamitische gezinnen. Nadelen zijn er nu ook, alleen in Hengelo al worden er via de aanbesteding 450.000 uur aan thuiszorg weggezet om zorg te geven aan 3300 geïndiceerden. Dit gaat om een groot stuk werkgelegenheid die per aanbesteding kan verschuiven naar telkens nieuwe organisaties. Huidige uitvoerders zijn hiermee onzeker wat het moeilijk maakt om afspraken met hen te maken. Voorbeeld is dat toen ik begon met het onderzoek Carint er van uitging dat zij deze thuiszorg opdracht uit zou gaan voeren en daarmee met grote interesse met de SWB in gesprek wilde. Nu blijkt dat zij het niet met de voorwaarde van de aanbesteding eens zijn (met name het tarief dat door de gemeente is vastgesteld komt niet overeen met hun wens om het kwalitatief uit te kunnen voeren) en zij daarom helemaal niet meedoen met de aanbesteding. Het perspectief wijzigt hiermee van een personeelstekort op korte termijn naar een personeelsoverschot (de huidige uitvoerders van thuiszorg van de lopende opdracht tot maart 2010). Wat ook een gevolg van de WMO is dat de regels omtrent het krijgen van een indicatie tot thuiszorg is gewijzigd. Deze indicatie wordt afgegeven door het CIZ (zorgverzekeraars) en kent meerdere categorieën. Hierbij wordt eenvoudige thuiszorg (schoonmaakhulp) gescheiden van verzorgende hulp. Alleen waar zorghulp ook nodig is worden tarieven afgegeven dat verplegend personeel toelaat. Huishoudelijke hulp zal dan ook goedkoper moeten worden vormgegeven. Dit is dan ook de reden dat schoonmaakbedrijven met een lagere CAO nu concurrerend gaan optreden in deze markt. Een ander item op deze markt is een nieuwe wet die per 1 januari van kracht wordt. Die houdt in dat het inzetten van alfahulpen door uitvoeringsinstellingen (die nu werken als zzpr‟s, zelfstandigen zonder personeel) niet meer wordt toegestaan zonder dat de zorgvrager daar specifiek om vraagt. De wetgever vindt het niet meer toelaatbaar dat zoveel zzp‟r met minder rechten en secundaire arbeidsvoorwaarden dan een reguliere werknemer op deze manier worden ingezet. Daarom is de instelling nu verplicht om het personeel in dienst te nemen. Indien een opdracht later via een nieuwe aanbesteding aan een andere uitvoerder wordt gegund zijn er regels dat deze eerst moet proberen dit personeel van de oude uitvoerder over te nemen. Ten slotte biedt de WMO ook de mogelijkheid om bij de aanbesteding nadere voorwaarden te stellen. Zo kan de gemeente eisen stellen om minimaal 5% van het personeel te betrekken uit doelgroepen waar de gemeente een specifiek belang heeft zoals personen uit de bijstand. Deze voorwaarde kan dus gebruikt worden om arbeidsmarktbeleid mee te voeren. De uitvoerder wordt verplicht een plan te presenteren hoe zij instroom vanuit de bepaalde doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt regelt.
Partijen die nu in de thuiszorg actief zijn zijn :
Carint
Thuiszorg Twente
Trivium
Instanties die meegedaan hebben met de aanbesteding voor de komende periode. Het is wel de verwachting dat Asito deel uitmaakt van deze nieuwe groep. Zij hebben een eigen onderdeel TSN (thuiszorgservice Nederland).
Conclusie is dat de thuiszorg een interessante werksoort is omdat het ruimte geeft aan nieuw soort lager opgeleid personeel (schoonmaak) en omdat via de WMO voorwaarden kunnen worden gesteld om arbeidsmarktinitiatieven te betrekken bij het verwerven van personeel. 3.1.3 Geestelijke gezondheidszorg In de sector GGZ wordt eveneens gewerkt met een nieuw financieringssysteem. Het gaat hier om zorg zwaarte pakketten (ZZP) en de Diagnose Behandel Combinatie (DBC). Ook dit leidt ertoe dat zorgvuldiger gekeken wordt wie tegen welke kosten ingezet kan worden. Consequenties hiervan is functiedifferentiatie en meer ambulante (thuis) hulp. De functies zijn in deze sector voornamelijk verzorgende op niveau 3, verpleegkundigen en sociaal pedagogisch werker op niveau 4. Belangrijke uitvoerders zijn Mediant en Mee Twente, maar er komen steeds meer nieuwe aanbieders zoals bijvoorbeeld de HSKgroep. Conclusie is dat er geen instroombehoefte is in binnen de GGZ van lager opgeleiden. 3.1.4 Gehandicaptenzorg Deze zorg wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Via een indicatie bij het CIZ wordt de zorg aangeboden. Dit betreft zorgpakketten waarin begeleiding, wonen en activering worden afgestemd op de behoefte. Ook worden indicaties afgegeven van licht, middel en zwaar. Recent is de zorgmogelijkheid voor lichte gevallen ernstig beperkt. Hierdoor komt ongeveer 25% van de huidige zorg en activering te vervallen. De zorg bestaat dus uit woonvormen, begeleiding en activeringsprojecten. Hiervoor zijn zowel verpleegkundigen als pedagogische begeleiders nodig. Daarnaast zijn er natuurlijk specialisten zoals psychologen en staffunctionarissen. Functies op een lager opleidingsniveau zijn hier niet in het functiegebouw.
Organisaties die actief zijn binnen geestelijke gezondheidszorg zijn:
Aveleijn (wonen, zorg, dagbesteding)
Tactus (verslavingszorg)
Leger des Heils (wonen, dagbesteding, maatschappelijke ondersteuning)
RIBW (Regionaal instituut voor begeleid wonen)
Conclusie is dat instroom op lager niveau niet aan de orde is maar dat het wel een interessante partner kan zijn, omdat zij (dag)activiteiten organiseren in de vorm van werk. Hier ligt een samenwerkingsmogelijkheid. 3.1.4 Jeugdzorg Deze zorg wordt via de provincie gefinancierd en de indicatie verloopt via Bureau Jeugdzorg. Ook hier geldt dat de zorg steeds meer gegeven wordt binnen de maatschappij, dus in dit geval binnen het gezin. Deze hulp wordt verleend door Hbo opgeleide mensen met een pedagogisch of agogisch richting. Ook zijn er instellingen waar de jeugd intramuraal gevestigd is. Hier is het minimum opleidingsniveau 3 en is er een streven om dit op te hogen naar 4. De helpende medewerker op niveau 2 wordt steeds minder ingezet. Instanties die zich richten op jeugdzorg zijn:
Jarabee
Commujon
Rekken
Conclusie: ook hier is geen instroommogelijkheid op lager niveau. 3.1.5 Ouderenzorg In de ouderenzorg krijgt men steeds meer te maken met grotere organisaties. Door fusies ontstaan organisaties van duizenden medewerkers. Doordat ook de vraag naar type dienstverlening (naar kleinschalige woonvormen) verandert en (net zoals bij alle andere zorgvelden) de financieringsstructuur, kan gerust gesteld worden dat de P&O afdelingen in een hectische tijd zitten. De ouderen zorg wordt gefinancierd via de AWBZ en de indicatie wordt gedaan door het CIZ. Ook hier wordt gewerkt met Zorg Zwaarte Pakketten (ZZP) wat effecten heeft op het aanstellingsbeleid. Soms verschuift het functiegebouw qua gewicht naar een mengfunctie van SPW (pedagogisch) en V&V (verzorging) op niveau 2; anderen werken naar een V&V op niveau 3 ondersteund door niveau 1 en 2 mensen.
Ook de behoefte aan steeds flexibeler personeel neemt toe om met personeel te kunnen schuiven tussen woonvormen en verschillende instellingen. Het tekort aan personeel op de functie zorghulp op niveau 1 en helpende in de zorg op niveau 2 in 2012 wordt voornamelijk bepaald door deze vorm van zorg. Natuurlijk zal door de vergrijzing deze zorg ook alleen maar toenemen. Instanties die deze zorg bieden zijn:
Trivium Meulenbelt
Carinth
Conclusie: de ouderenzorg is een interessante partner met instroommogelijkheden door tekorten in toekomst. Gunstig is dat de uitvoering slechts door twee grote partijen wordt geschiedt. Moeilijkheid is om tot afspraken te komen die ook gedragen worden door de uitvoerende afdelingen. 3.1.6 Kinderopvang Kinderopvang valt onder welzijn en niet meer onder zorg. Het is een werkveld waar ook veel ontwikkelingen zijn. In principe kan iedereen kinderopvang vragen en zijn de spelregels bepaald bij de werkgever en via de fiscus. Wel zorgt de gemeente via haar lokale beleid voor het ondersteunen van keuzes en voor het bieden van kinderopvang voor personen met een uitkering. Iedereen mag ook kinderopvang aanbieden mits gehouden aan strenge regels. Zo gelden regels voor de benodigde huisvesting, het hebben van een methodiek van opvang, de diplomering van het aanwezige personeel etc. De financiële marges zijn meestal klein en het voldoen aan alle voorwaarden is complex. Dit is ook de reden dat de huidige aanbieders steeds grootschaliger worden. Een project van Calibris (kenniscentrum zorg en welzijn), t Genseler en Catalpa om lager opgeleiden in te zetten bij kinderopvang ter ontlasting van de vakkrachten is geen overweldigend succes geworden. Ondanks een grote inspanning van het opzetten van een nieuwe opleiding „assistent in de kinderopvang‟ op niveau 1 zijn er maar 5 personen uiteindelijk daadwerkelijk aan de slag gegaan. Het is niet bekend of deze 5 personen nu nog steeds werken. Er is nog steeds een groot aantal organisaties die kinderopvang in de vorm van dagopvang (tot 4 jaar) en buitenschoolse opvang voor schoolgaande kinderen organiseren. Instanties die momenteel kinderopvang aanbieden zijn:
Stichting Kinderopvang Hengelo
Catalpa
Vele kleinere organisaties.
Conclusie: kinderopvang is een lastige werksoort om met lager opgeleiden aan het werk te gaan. 3.1.7. Maatschappelijk opvang Maatschappelijk opvang is een gemeentelijk taak. Hengelo heeft deze taak in zijn geheel bij Humanitas gelegd. Naast begeleiding en huisvesting valt hieronder ook het organiseren van dagactiviteiten. De begeleiding is meestal werk van sociaal pedagogen vanaf niveau 3. Het eenvoudige werk wordt vaak gedaan met behulp van vrijwilligers die ook zelf als cliënt verbonden zijn aan de organisatie. Uitvoerder van maatschappelijke opvang is Humanitas onder dak. Conclusie: voor lager opgeleiden is hier geen werk. Wel is dit veld interessant omdat de gemeente regisseur is van de gelden die in dit kader worden uitgegeven. Hierdoor zijn er misschien betere afspraken te maken voor samenwerkingsprojecten. 3.1.7 Preventief jeugdbeleid Dit werkveld valt ook onder het gemeentelijk beleidsveld jeugd en welzijn. De gemeente financiert met name Scala voor het vormgeven van de uitvoering. Zij organiseert bij gezinnen thuis en bij activiteiten in de wijk begeleiding gericht op de welzijn van jeugd. Dit gebeurt vaak in samenwerking met andere partijen zoals de woningcorporaties en de politie. Hiervoor werken in de regio 170 medewerkers. Zij hebben voornamelijk een HBO niveau richting pedagogisch hulpverlening. De wijkgebouwen van waaruit veel georganiseerd wordt zijn geen eigendom van Scala maar deze vallen onder de vereniging wijk welzijnsvoorziening die eveneens per gebouw door de gemeente wordt gefinancierd. Conclusie is dat in dit veld geen werk is voor lager opgeleiden. Maar ook hier geldt dat (Scala) voor 80% gefinancierd wordt door de gemeente en dat net als met maatschappelijke ondersteuning er goede afspraken te maken zijn voor samenwerking.
3.2 De leefwereld In de leefwereld ziet men dat de vraag naar zorg toeneemt, burgers organiseren steeds meer zelf, er zijn veel wijkinitiatieven die ook gesteund worden door het maatschappelijke middenveld en onderwerpen over zorg en welzijn staan hoog op de (lokale) politieke agenda. De politiek ondersteunt ook graag nieuwe initiatieven. Ook andere partijen die vroeger aan de zijlijn stonden stappen nu in deze wereld. Denk hierbij aan de woningcorporaties die in hun missie naast wonen nu ook welzijn en zorg als speerpunten van hun beleid hebben. Dit vanuit het belang dat stabiliteit in de wijken zorgt voor een betere waarde, en minder mutaties in gebruik, van hun vastgoed. Aangezien het gaat om veelal grote instanties (na vele fusies) met veel bezit, gaat het ook om substantiële bedragen die zij hiervoor ter beschikking hebben. Ook is er een verschuiving van zorginstellingen richting welzijn. Door te bevorderen dat personen langer onafhankelijk zelfstandig kunnen wonen hebben zij minder instroom in de intramurale zorg dat veel kostbaarder is. De jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg wordt steeds meer in samenspraak met de politie, woningcorporaties en welzijnswerk preventief en ambulant vormgegeven. Ook streeft men naar zoveel mogelijk participatie van alle mensen in de maatschappij. Dit maakt dat woonvormen (begeleid wonen, gehandicaptenzorg) steeds meer tussen de mensen in de wijken worden vormgegeven. Op deze wijze komen vele belangen samen in een wijk en worden de verschillende systeemgrenzen doorbroken. De mens met zijn vraag staat centraal. Het verplegend, agogisch en welzijnswerk wordt met elkaar vermengd. De opleidingen (ROC) signaleren dit al, en welzijn en verzorgingsopleidingen groeien naar elkaar toe. Nu dit samensmelt komen ook andere initiatieven die ook het zelfde doel dienen maar waar geen systeem van financiering achter, zit in beeld. Het ondersteunen van mensen met persoonlijke dienstverlening/gemaksdiensten kan ook bijdragen aan doelen binnen de zorg en welzijn. Deze verbreding maakt dat alle partijen, elk vanuit hun eigen systeem, geïnteresseerd zijn in samenwerkingsprojecten. Vraag is hoe dat te verenigen is vanuit hun oorspronkelijke karakter en hun institutionele vorm van denken. Wat ook een grote rol speelt binnen de leefwereld is een groot aantal vrijwilligers die binnen deze sector aan het werk zijn. Zij spelen een zeer grote rol in het tot stand komen van individuele hulp en wijkinitiatieven. Wat hier ook een rol speelt is dat deze mensen veelal niet opgeleid zijn om dit uit te voeren conform de hoge eisen die hierbij vaak gevraagd worden. Het systeem eist steeds meer (objectief vast stellen) kwaliteit. Uitvoerders vragen hierdoor naar steeds hoger opgeleid personeel. Interessant is dat tussen deze hoog opgeleide (en dure) professionals en de handen in het vrijwilligerswerk een steeds groter gat zit qua kennis en kwaliteit. Naast het verschil in kennis wordt de samenwerking tussen vrijwilligers en professionals bemoeilijkt doordat de mentaliteit van de
vrijwilliger veranderd. De jeugd heeft een andere kijk op vrijwilligerswerk dan de vorige generatie. Zij wil wel bijdragen maar dan in concrete en kortdurende acties. Dit betekent dat het stabiel wegzetten van zorg en welzijnstaken bij vrijwilligers steeds moeilijker te organiseren is. Een geweldige mogelijkheid is om arbeidsmarktbeleid/middelen in te zetten in dit gat. Door met alle betrokken partijen, elk vanuit hun eigen belang, arbeidsmarktprojecten op maat toe te voegen kan een tussenlaag worden gecreëerd tussen de professionals en de vrijwilligers. Door de zorg en welzijn te zien als een totaalpakket van aandacht voor de mens in de wijk kunnen vele initiatieven met elkaar verbonden worden.
4. Hoe de kansen benut? Uit de marktanalyse blijkt dat de SWB kansen heeft bij de intramurale ouderenzorg en bij de thuiszorg. Bij de eerste kan men inspelen op een daadwerkelijke groei op de arbeidsmarkt en bij de laatste gaat het dan om vervanging op de arbeidsmarkt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om actoren(maatschappelijk middenveld) met overlappende belangen in de leefwereld van de zorg en welzijn samen te bundelen in een nieuwe markt van niet geïndiceerde zorg die leidt naar preventie voor geïndiceerde zorg of indirect bijdraagt aan de geïndiceerde zorg. Bij alle kansen kan gekeken worden naar de wijze waarop hierop ingespeeld wordt. Een belangrijke keuze hierbij is, zelf uitvoeren, uitvoering via een sociale joint venture of bijdragen via externe plaatsing bij marktpartijen. Natuurlijk hangt deze keuze af van de strategie die de SWB groep nastreeft. De SWB wil een mensontwikkelorganisatie zijn die mensen passend werk biedt, in of zo dichtbij mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt. Indien nodig vangen zij mensen op in hun eigen infrastructuur. Ook stellen zij zich open voor andere doelgroepen dan de SW populatie zoals voor re-integratie van WWB cliënten. Het primaire proces is: diagnose – werkend leren – werken. Hiervoor heeft de SWB een diagnose afdeling, interne en externe werkleerplekken en een netwerk in de markt voor het benutten van uitstroommogelijkheden. Het werkleren wordt steeds meer geformaliseerd en herkenbaar gemaakt door aan te sluiten bij erkende beroepsopleidingen. Zo kan de SWB iedere werknemer een basis opleiding Algemeen Kwalificerend Assistent (AKA) aanbieden en heeft zij in de verschillende beroepsrichtingen en opleidingsmogelijkheden in samenwerking met het ROC en het AOC. De marktkansen zullen in deze context een plek moeten krijgen. 4.1 Intramurale ouderenzorg Het is uitgesloten dat deze zorg door de SWB intern uitgevoerd gaat worden. Hiermee is het een uitstroommogelijkheid waar in het traject naartoe gewerkt kan worden. De diagnoseafdeling kan in samenwerking met Calibris kijken naar testmogelijkheden om nulmetingen te doen omtrent het huidige en toekomstig haalbare niveau van een werklerende en daarbij proberen in beeld te krijgen wat nodig is om dit beoogde niveau te bereiken. Op de interne werkleerplekken kunnen de benodigde competenties op de basisniveau‟s worden getraind. Catering en schoonmaak zijn afdelingen die qua benodigde in te zetten competenties het dichtste bij komen. Ook kan de AKA opleiding ingezet worden om de eerste stap te maken. Gunstig voor de samenwerking is dat deze markt bestaat uit maar twee grote partijen Trivium en Carint. Carint heeft in ieder geval aangegeven de intentie te hebben om tot samenwerking te komen (zie bijlage). Hierbij kan ook gekeken worden naar de mogelijkheid om bij deze organisatie externe werkplekken in te zetten als tussenstap voor het werken in de zorg in bijvoorbeeld de thuiszorg en in de kinderopvang. In een projectgroep kunnen afspraken gemaakt worden over criteria van instroom, wijze van begeleiden en mogelijkheden van doorstroom. Aangezien het gaat om een ontwikkeltraject kunnen bij dit overleg ook opleidingspartijen zoals het ROC en t Genseler worden betrokken.
Het is goed om te weten dat het hier gaat om hooguit enkele 10-tallen per jaar. 4.2 Thuiszorg Deze zorg (en ook kinderopvang) zou de SWB ook zelf kunnen organiseren ware het niet dat zij zich dan als concurrent van marktpartijen gaat opstellen en daarmee kansen op samenwerking moeilijker maakt. Ook is het uitvoeren van deze zorg lastig omdat de regels en de benodigde organisatie complex zijn. Bij kinderopvang gaat het om eisen ten aanzien van huisvesting, aanwezig vakkundig personeel, ouderparticipatie en het voeren van een gedegen administratie/registratie. Bij de thuiszorg ligt de complexiteit in de planning, komen tot een kwalitatief product dat zeer efficiënt uitgevoerd wordt. Bij beiden geldt ook dat de marges niet groot zijn en misschien nog wel belangrijker, dat verandering van de vraag/regelgeving en de concurrentie maakt dat het een instabiel product is voor de toekomst. Beter zou zijn om met deze (wisselende) marktpartijen samenwerking te zoeken. Door wisselingen van uitvoerders ontstaat er meerdere malen een plotselinge vraag naar productiekracht. Hoe gemakkelijker de SWB te benaderen is voor deze partijen en hoe transparanter de SWB kan maken wat zij kan betekenen, des te beter zal dit verlopen. Hierbij is het goed dat de SBW in sector Zorg en Welzijn te allen tijde zicht heeft op beschikbaar personeel. De SWB kan haar kansen in de thuiszorg ook vergroten door bij de aanbesteding voorwaarden die door die gemeente gesteld worden zo gunstig mogelijk te maken. De totale thuiszorg bedraagt meer dan 500 Fte aan uitvoering. Het is mogelijk om bijvoorbeeld 10 of 20% na te streven dat uitgevoerd wordt door de doelgroep van de SWB. Hier gaat het dan om een groep tussen de 50 en 100 personen. 4.3 Niet geïndiceerde zorg (wijkservicepunt) Deze vraag is moeilijk te kwantificeren en het gevaar zit hem dan ook in het feit dat je hier kan verdrinken in prachtige plannen die het dan net weer niet redden. Ik raad dan ook aan hier te werken met partijen die hun belang ook om kunnen zetten naar een financieel belang en deze bedragen samenvoegen tot een beschikbaar budget. Partijen die hierbij betrokken kunnen worden zijn velen: de gemeente, de coöperatie, het ROC/Calibris en eigenlijk alle zorg en welzijnspartijen. Deze hoeveelheid van partijen maakt echter ook dat het moeilijk te organiseren is. Tot nu toe is er ook niemand wiens belang zo groot is dat zij de lead wil nemen. Dit blijkt met name uit het de ervaring van Calibris die bij het oprichten van een wijkservicepunt geen partij kon vinden die de benodigde stichting wilde beheren. Nu kan dit anders worden als de SWB als nieuwe partij wel de lead wil nemen en aan het idee middelen toevoegt van de WWB en de SW. Het oprichten van een wijkservicepunt kan de ontbrekende schakel worden die het geheel met elkaar gaat verbinden. Alle partijen kunnen hun vraag/behoefte hier kwijt. Nogmaals, voorwaarde is dan wel dat zij deze
vraag/behoefte kunnen vertalen naar financiële middelen. Het ROC/Calibris kan dit, doordat zij een behoeft heeft liggen voor werkleerplekken van 80 studenten op het niveau 2. Carint weet de behoefte doordat zij zelf nu Carint+ heeft waar zij persoonlijke dienstverlening aanbiedt welke zij onder zou kunnen brengen bij het wijkservicepunt. Maatschappelijke zorg en preventief jeugdbeleid kunnen worden ingezet omdat deze bij Humanitas onder dak en bij Scala door de gemeente wordt weggezet en het dus mogelijk is om belangen in deze velden samen met deze partijen te benoemen en te kwantificeren. Ook hiervan geldt dat bestaande delen bij dit servicepunt dan kunnen worden ondergebracht. Het is bekend dat de coöperatie belang heeft bij een stabiele wijk en hier ook budgetten voor vrijmaakt. Blijven nog de particulieren die voor bepaalde diensten geld over hebben. Hiervan is ook een marktanalyse per wijk te maken dat beeld geeft naar deze vraag en mogelijke opbrengsten. Het totaalplaatje zal vertaald kunnen worden naar een bedrijfsplan. Hierbij is van belang een goede beschrijving van producten die geleverd kunnen worden en die aansluiten bij de vraag. Het is moeilijk om aan te geven hoe groot dit wijkservicepunt kan worden. Het ROC wil 80 studenten kwijt, misschien is het goed voor de verhouding om ook te streven naar ongeveer 100 tot 200 personen die werkzaam zijn in een wijkservicepunt. Zowel voor de studenten als voor veel personen die hier gaan werken kan het wijkservicepunt een tussenschakel vormen naar reguliere arbeid. Ook door ook het ROC en Calibris te betrekken kan het wijkservicepunt ingericht worden als erkend leerwerkbedrijf voor niveau 1 en 2. Hierdoor wordt het servicepunt een kweekvijver waar marktpartijen uit kunnen vissen.
4.4 Inpassing marktkansen in de SWB In onderstaande twee modellen zijn alle marktkansen gepositioneerd in het primair proces van de SWB. Figuur 1: zorg en welzijn in het sectorenmodel van de SWB
Figuur 2: Zorg en Welzijn in combinatie met het primair proces van de SWB
In het bovenstaande figuur zijn de marktkansen gekoppeld aan het primair proces. Hierbij wordt bij stap 1 de Diagnose, de afdeling catering en schoonmaak en de AKA ingezet om geschikte personen te selecteren voor het
vervolgproces. In Stap 2 wordt in een Wijkservicedienst opgezet in de vorm van een Social Joint Venture met betrokken partijen uit het maatschappelijk middenveld. Deze stap kan ingezet worden als eindstation voor “werkenden” en ook ingezet worden als werkleerplek voor werklerenden op niveau 1. Indien niveau 2 in beeld komt kan stap 3 ingezet waarbij werkenden gedetacheerd worden bij externe organisatie. Dit zal met name gebeuren in de ouderenzorg en in de thuiszorg. Enkelen kunnen plekken vinden bij het Ziekenhuis en bij de kinderopvang. De totale sector Zorg en Welzijn van de SWB zou een grootte kunnen krijgen van 150 tot 300 250 personen.
5. Vervolg Er zijn enkele interessante lopende initiatieven waaraan de SWB kan deelnemen om de marktkansen meer inhoud te gaan geven. Hieronder een kort overzicht van mogelijkheden.
Carint heeft aangeven dat zij wil deelnemen aan een project dat vanaf januari kijkt naar samenwerkingsmogelijkheden. Dit heeft zij in een brief aan de SWB bevestigd.
T Genseler, Calibris en enkele marktpartijen organiseren 6 oktober een heidag waarin zij de mogelijkheid om een nieuw te ontwikkelen (erkende) opleiding in voor het praktijkonderwijs op niveau 0 tot 1 wil vormgeven. De SWB is hierbij uitgenodigd.
Trivium, Mee twente hebben een project bij een verzorgingstehuis in Borne waarbij zij onderzoek gaan doen naar de Jobcarving methode in de ouderenzorg. Doel hiervan is éénvoudige taken te splitsen van de taken waar meer opleidingsniveau voor gevraagd wordt en hier een functiebeschrijving van te maken. Ook Carint heeft een nieuwe functiebeschrijving gemaakt op het niveau 0.
Aveleijn, Mee twente hebben een buurtsuper in Twente waarbij personen vanuit de dagbesteding worden ingezet als personeel. Hierbij is een idee om de dienstverlening uit te breiden met een servicepunt voor het melden van vragen naar persoonlijke dienstverlening en een informatiepunt voor toeristen.
Calibris zet momenteel landelijk wijkservicepunten op. In Den Haag en Tilburg is dit al een succes. In Hengelo is dit samen met de lokale partijen niet gelukt. Calibris is geïnteresseerd om hier een pilot te starten waarbij het servicepunt ook gecombineerd wordt met zijinstroomactiveiten. Hiervoor heeft zij middelen voor de eerste ontwikkelingen en een projectcoördinator beschikbaar.
SWB (Arno) heeft al overleg met organisaties zoals Scala en de woningcorporatie. Hierbij is aangegeven dat er meer eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid moet komen bij de organisaties in het maatschappelijk middenveld. Het verticale toezicht (vanuit de overheid gestuurd) zou meer vervangen moeten worden door horizontaal toezicht. Hierbij gaan instellingen meer naar elkaar kijken om problemen te signaleren.
Tenslotte is de gemeente bezig met de problematiek rond de aanbestedingen. Met de gemeente kan gekeken worden naar mogelijke oplossingen. Ook is de gemeente een gesprekspartner als beleidsmaker en budgetgever voor Scala en Humanitas.
Op basis van de richtingen die aangegeven zijn in dit rapport en de verbindingen die in de sector kunnen worden gelegd is het mogelijk om een bedrijfsplan op te stellen op welke wijze de SWB de zorg en welzijnssector gaat inrichten.
Conclusie De sector Zorg en Welzijn van de SWB kan ontwikkelt worden door gebruik te maken van lopende initiatieven en deze om te buigen naar een basis voor een bedrijfsplan van deze nieuwe sector binnen de SWB. Door deelname aan het initiatief binnen het praktijkonderwijs kan informatie worden verkregen over welke competenties binnen de zorg relevant zijn en op welke wijze kunnen worden ingezet bij diagnose en op leerwerkplekken. Door samen met Calibris te onderzoeken te doen naar de mogelijkheid om een wijkservicedienst op te zetten kan een inventarisatie gedaan worden welke partijen concreet welke producten willen gaan afnemen en welke budgetten zij hiervoor vrij willen maken. De uitwerking van een dergelijk centrum zou goed kunnen via het huidige overleg dat Arno heeft met o.a. Scala en Welbeyond. Natuurlijk kan samen met Calibris en het ROC het werkleren binnen deze wijkservicedienst worden uitgewerkt. Uitstroommogelijkheden richting de ouderenzorg kan in een deelproject met Carinth worden opgepakt Tenslotte is het goed met de huidige partijen die de aanbesteding in de thuiszorg hebben gewonnen om tafel te gaan om de kweekvijver (wijkservicecentrum) te benutten om de ontwikkeling die hier plaatsvindt zoveel mogelijk af te stemmen op hun wensen zodat de doorstroom hierdoor bevorderd wordt.