Stadsmonitor 2014 Markante vaststellingen per hoofdstuk
Overzicht indicatoren Domein/principe
Aantal indicatoren
Cultuur en vrije tijd
32
Leren en onderwijs
13
Ondernemen en werken
24
Veiligheidszorg
10
Wonen
17
Mobiliteit
14
Zorg en opvang
17
Sociale principes
15
Natuur en milieu
14
Burgerschap en overheid
11
Totaal
167
1 Cultuur en vrije tijd
Toenemend aanbod, iets lagere tevredenheid Het culturele en vrijetijdsaanbod in de steden ligt merkelijk hoger dan elders in Vlaanderen en neemt nog toe. De tevredenheid over het aanbod blijft hoog maar neemt voor alle cultuur- en vrijetijdsvoorzieningen, inclusief horeca en uitgaansmogelijkheden, wel af.
Creatieve steden In de 13 steden zijn gemiddeld ongeveer 130 op 10.000 personen tewerkgesteld in de culturele of creatieve sector. Dit is het dubbele van het gemiddeld aantal tewerkgestelden in deze sectoren in Vlaanderen. Globaal bekeken is er de voorbije jaren wel een lichte daling in deze tewerkstelling. In Brugge, Leuven en Mechelen is er echter een duidelijk stijging.
Stabiele participatiecijfers De centrumsteden scoren over het algemeen goed wat culturele participatie betreft. De participatie ligt voor de meeste sectoren op een vergelijkbaar niveau met 2011. Het bioscoopbezoek gaat er duidelijk op vooruit. Bijna de helft van de stedelingen sport regelmatig. Dit percentage is stabiel ten opzichte van 2011
Meer plekken voor kinderen en jongeren maar tevredenheid afgenomen
Stadsmonitor 2014 2
-
-
De beschikbaarheid van speelruimte in de wijk en overdekte en open ruimtes voor jongeren nemen in heel wat steden toe. Speelruimte in de wijk is wel afgenomen in Brugge, Genk, Oostende en Kortrijk. Tussen de steden zijn er grote verschillen. In Antwerpen en Turnhout kan meer dan 80% van de kinderen terecht op een speelpleintje in de wijk, in Aalst valt dit terug tot een derde. De helft van de kinderen bezocht het voorbije jaar minstens eenmaal een speelplein. De helft van de stedelingen is tevreden over de aanwezigheid van speelvoorzieningen, een globale terugval ten opzichte van 2008 en 2011. De tevredenheid over plekken voor jongeren stagneert.
Winkeloppervlakte neemt toe, maar ook leegstand De beschikbare winkeloppervlakte in de steden is de jongste jaren nog toegenomen. Sterkste stijgingen in Hasselt en Turnhout, wel lichte terugval in Mechelen en Sint-Niklaas. Enkel in Turnhout is de leegstand de voorbije 5 jaar teruggevallen. Antwerpen, Aalst, Kortrijk en Sint-Niklaas kampen met een leegstand boven de 10%.
Meer fierheid over de eigen stad De fierheid over de eigen stad is – na een terugval in 2011 – in vrijwel alle steden toegenomen. Enkel Hasselt volgt deze trend niet. In Brugge, Gent, Hasselt en Leuven is 80% en meer fier over hun stad. In Turnhout de helft.
2 Leren en onderwijs
Het spijbelgedrag neemt toe in de 13 centrumsteden Spijbelgedrag lager onderwijs en voltijds secundair onderwijs stijgt voor het geheel van de 13 steden (2008-2009 t.o.v. 2013-2014). Deze stijging geldt ook voor elke stad afzonderlijk (behalve voor Oostende waar het spijbelgedrag voor het voltijds secundair onderwijs daalt).
Gemiddeld genomen blijft het aandeel leerlingen met schoolse vertraging stabiel voor de 13 centrumsteden (behalve voor het kunstonderwijs is er een daling), maar er zijn veel individuele toenames en afnames op stadsniveau Schoolse vertraging in het lager onderwijs kent de sterkste daling in Antwerpen en Leuven. In Turnhout is ze sinds 2008-2009 gestegen. Voor het ASO is er een stijging in Roeselare, Antwerpen en Turnhout van 3 tot 4 procentpunten. Genk en Mechelen kennen een duidelijke daling. Voor het TSO is er een toename in Oostende, Genk en Sint-Niklaas. Mechelen en Roeselare kennen de sterkste daling (schooljaar 2007-2008 tov schooljaar 2013-2014). Voor het BSO is er een sterke stijging in Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout, in Antwerpen vond er een belangrijke daling plaats (-6 procentpunten). De schoolse vertraging is er wel nog steeds erg hoog (75% van de leerlingen uit het BSO die in Antwerpen wonen hebben schoolse vertraging) (schooljaar 2007-2008 tov schooljaar 2013-2014). De schoolse vertraging in het kunstsecundair onderwijs daalt wel (schooljaar 2007-2008 t.o.v. schooljaar 2013-2014). Enkel Kortrijk en Turnhout gaan tegen deze trend in. De schoolse vertraging is in de centrumsteden hoger dan in het Vlaamse Gewest.
Stadsmonitor 2014 3
-
Voor het schooljaar 2013-2014 is de schoolse vertraging is het laagst in het ASO (15%), gevolgd door het lager onderwijs (24%), het KSO (40%) en het TSO (43%). De hoogste cijfers voor schoolse vertraging zijn terug te vinden in het BSO (67%).
Meer leerlingen in het secundair onderwijs die thuis geen Nederlands spreken Toename van +2 procentpunten (schooljaar 2009-2010 t.o.v. 2012-2013). Sterkere stijging in Antwerpen, Aalst en Oostende (+3 procentpunten).
Daling van de aantrekkingskracht van het secundair onderwijs voor het geheel van de 13 centrumsteden voor de laatste 5 jaar Sterkste daling in Antwerpen, Gent en Turnhout. Stijging in Mechelen, Brugge en Sint-Niklaas
Hoge tevredenheid over onderwijsvoorzieningen in de buurt en in de stad 8 op 10 respondenten zijn tevreden over het aanbod aan kleuter- en lager onderwijs in de buurt en over het aanbod aan onderwijsvoorzieningen in de stad. Tevredenheid over onderwijsvoorzieningen in de stad is wel significant gedaald (-3,6 ppt) (2011 t.o.v. 2014).
In 4 centrumsteden (Mechelen, Antwerpen, Oostende en Turnhout) woont de helft van de 2-11 jarigen op loopafstand (400m) van een lagere school. In de overige centrumsteden schommelt het aandeel tussen 30% en 50%. In Aalst, Genk en Leuven kent men de laagste aandelen.
3 Ondernemen en werken
Grote verschillen in welvaartsproductie en arbeidsproductiviteit De geproduceerde welvaart (toegevoegde waarde per inwoner) ligt in de steden merkelijk hoger dan gemiddeld in Vlaanderen. Tussen de steden zijn er grote verschillen: toppers zijn Gent, Leuven en Turnhout. Aalst zit als enige stad onder het Vlaamse gemiddelde. Steden zijn globaal ook arbeidsproductiever (toegevoegde waarde per werknemer) andermaal met opmerkelijke verschillen: hoger in Antwerpen en Leuven maar in 7 steden lager dan het Vlaamse gemiddelde. Ondernemingsklimaat Een hogere netto-groei van ondernemingen kan wijzen op een beter ondernemingsklimaat in de steden (Leuven spant de kroon), maar aan de andere kant zijn de overlevingsgraden in de 13 steden dan weer gemiddeld iets lager. De tewerkstellingsgraad in kennisintensieve en creatieve sectoren ligt op een hoger peil in de 13 steden (met onderling soms grote verschillen). Centrumfunctie De jobratio (tewerkstelling/15-65- jarigen) ligt in de steden met 95% merkelijk hoger dan in het Vlaamse Gewest (68%). Steden trekken dus heel wat tewerkstelling aan.
Stadsmonitor 2014 4
-
Deze tewerkstelling komt niet altijd de stedelingen zelf ten goede. De inkomende pendel van buiten de stad compenseert dit. Alhoewel zich ook hier grote verschillen voordoen tussen de steden onderling: van 76% in Mechelen tot 58% in Oostende.
Arbeidsparticipatie lager De werkzaamheidsgraad van stedelingen (67%) ligt beduidend onder deze van het Vlaamse Gewest (71,5%). Terwijl de leeftijdskloof op de arbeidsmarkt afkalft, stagneert de herkomstkloof. De langdurige werkloosheid (44,4%) ligt in de steden iets hoger dan in het Vlaamse Gewest (41,8%). De range loopt van 36% in Leuven tot 47% in Antwerpen. De werkloosheidscijfers van de verschillende kansengroepen liggen in de steden iets hoger dan in het Vlaamse Gewest. Vooral de hoge jeugdwerkloosheidsgraden in Antwerpen (28%), Genk (27%) en Gent (25,5%) vallen op. Ook bij de laaggeschoolde werklozen springen sommige steden er uit met aandelen boven 50%: Antwerpen, Aalst, Genk, Oostende, Sint-Niklaas en Turnhout. Een stijgende spanningsratio geeft aan dat het aantal potentiële kandidaten voor beschikbare jobs toeneemt.
4 Veiligheidszorg
Toename onveiligheidsgevoelens en mijdgedrag op stadsniveau, niet in de buurt Het algemeen onveiligheidsgevoel in de buurt is weinig veranderd t.o.v. 2011: laagst in Brugge (3,2%), hoogst in Antwerpen (10,2%). Eenzelfde beeld voor het mijdgedrag in de buurt: laagst in Brugge (3,1%) en hoogst in Antwerpen (11,7%). Het algemeen onveiligheidsgevoel in de stad is in bijna alle steden gestegen: laagste aandeel in Brugge (4,3%), hoogste in Turnhout (23,9%). Ook eenzelfde beeld voor mijdgedrag in de stad: laagste aandeel in Brugge (4,3%), hoogste in Turnhout (27,8%). In bijna alle steden is het mijdgedrag toegenomen, enkel een daling van mijdgedrag in de stad in Antwerpen (-2,7 pp.).
De criminaliteit ligt in de steden hoger dan in het Vlaamse Gewest De criminaliteitsgraden voor autodiefstal (13 =0,90 per 1.000 inw), handtasdiefstal (13 = 0,36 per 1.000 inw) en woninginbraak (13 = 6,43 per 1.000 inw) liggen in 2011-2013 hoger in de 13 steden dan in het Vlaamse Gewest (resp. 0,57, 0,12 en 4,10 per 1.000 inw). In bijna alle steden is ten opzichte van 2000-2001 het aandeel autodiefstallen, handtasdiefstallen en woninginbraken afgenomen. Enkel in Roeselare is het aandeel handtasdiefstallen toegenomen en in Gent, Aalst, Brugge, Genk, Kortrijk en Oostende is het aandeel woninginbraken toegenomen
Globale daling zwaargewonde verkeersslachtoffers, niet voor fietsers Het gemiddeld jaarlijks aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers ligt in 2011-2013 tussen 3,4 (Oostende) en 8,5 (Gent en Kortrijk) per 10.000 inwoners. Tegenover 10 jaar geleden is er een daling in alle steden, behalve in Leuven. Deze evolutie is er ook in het Vlaamse Gewest, het aandeel is er in 2011-2013 even groot als in de 13 steden gemiddeld. Het gemiddeld jaarlijks aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers bij fietsers ligt in 20112013 tussen 0,9 (Aalst) en 2,7 (Roeselare) per 10.000 inwoners. Ten opzichte van 2005-2007 is er weinig evolutie. Ook in het Vlaamse Gewest is er weinig evolutie. Het aandeel ligt er in 2011-2013 wel iets lager dan in de 13 steden gemiddeld.
Minder last van onaangepaste snelheid in het verkeer
Stadsmonitor 2014 5
-
Agressief verkeersgedrag schommelt tussen 15,0% (Leuven) en 27,2% (Antwerpen ) en is stabiel gebleven. Onaangepaste snelheid van het verkeer schommelt tussen 33,5% (Oostende) en 50,3% (Sint-Niklaas) en is in de 13 steden gemiddeld afgenomen tov 2011, met daling in Antwerpen en Mechelen.
Lawaaihinder blijft hoog Lawaaihinder schommelt tussen 32,7% (Oostende) en 45,5% (Sint-Niklaas) en is stabiel gebleven. Lawaaihinder door bedrijven schommelt tussen 2% (Mechelen) en 6,8% (Genk).
In de meeste steden is lastiggevallen worden op straat stabiel gebleven Lastiggevallen worden op straat is in alle steden kleiner dan 5% maar wel toegenomen in Gent, Genk, Leuven en Oostende.
Minder last van hondenpoep Milieuhinder: inwoners hebben het meest last van zwerfvuil (36%), gevolgd door hondenpoep (22,9%), sluikstort (22,7%), ongedierte (15%), trillingen (14,4%), geurhinder(9,4%) en lichthinder (6,2%). Last van hondenpoep is in bijna alle steden gedaald (13 steden t.o.v. 2011 = -5 ppt)
5 Wonen
Steden zetten sterk in om aantrekkelijke woonsteden te zijn: parallelle uitdaging, doch elke stad vanuit eigen context (demografisch, socio-economisch & woningaanbod)
‘De stadsvlucht ‘ is al lang gestopt: steden groeien, winnen inwoners, maar evenwichtige socio-econ mix blijft de uitdaging. Niettegenstaande een afnemend extern migratiesaldo, weegt in de groot- en centrumsteden het totale migratiesaldo nog steeds het zwaarst door op de groei van de bevolking. In alle steden, met uitzondering van Genk, is het migratiesaldo van jongvolwassenen positief. Er komen meer jongvolwassenen in de stad wonen dan dat er vertrekken. Het migratiesaldo is het meest positief in de universiteitssteden Leuven (74‰) en Gent (57‰). Na een doorlooptijd van 10 jaar ongeveer de helft in de vorm van een gezin met kinderen wonen Het migratiesaldo van jonge gezinnen is in de periode 2011-2013 in 8 van de 13 steden positief. Ambitie om jonge gezinnen te houden & aan te trekken blijft! Verhuisintentie bij stadsbewoners groter dan gemiddeld in Vlaanderen. Eén op drie stadsbewoners geeft aan de komende vijf jaar te willen verhuizen. Merendeel kiest er voor om in de stad te blijven wonen, 10% wil mogelijks de stad verlaten. Uitstromers hebben vaak een sterker socio-economisch profiel. Het belang van perceptie over woning, buurt en stad bij ‘mogelijke stadsverlaters’ is groot: ontevredenen over buurt & stad hebben twee maal zoveel kans om stad te verlaten.
Stadsbewoners beoordelen hun wooncomfort positiever dan in 2011.
Er werden een pak meer energiemaatregelen genomen in de woning dan in 2011. Dit zowel in de steden als daarbuiten. 1 op twee stedelingen geeft aan in een woning te leven die energiezuinig is, één op vier in een woning waar energierecuperatie aan de orde is.
Stadsmonitor 2014 6
16% van de inwoners geeft aan in een woning te leven met minstens 1 structureel probleem.
Stadsbewoners zijn bijzonder tevreden over hun woning: vier op vijf inwoners zijn hierover tevreden. De algemene tevredenheid over de stad en de buurt ligt vrij hoog: gemiddeld 3 op vier inwoners is hierover tevreden. Opvallend zijn de grote verschillen tussen de steden onderling bij de tevredenheid over de stad. In Gent, Brugge, Hasselt en Leuven is de tevredenheid over de stad groter dan de tevredenheid over de buurt. In de meeste steden is er een lichte terugval van de tevredenheid over buurt & stad muv de tevredenheid over de stad in Aalst
Gemiddeld is 2 op drie inwoners tevreden over de uitstraling in de buurt. 1 op twee inwoners tevreden over de uitstraling van de stad. Er is een grote range tussen de steden onderling bij uitstraling over de stad. Opvallend is dat Aalst, Mechelen & Turnhout vooruitgang boeken. De minder hoge score voor de uitstraling van de stad, wordt grotendeels bepaald door de lagere score voor de tevredenheid over de aanleg van straten en pleinen.
Ten opzichte van 2003 is de prijs voor een flat verdubbeld in Gent, Mechelen, Aalst en Leuven. In de overige centrumsteden is een flat minstens 1,5 keer duurder geworden. De prijs voor een woonhuis is in 8 op de 13 centrumsteden verdubbeld. De prijs voor een woonhuis is het sterkst gestegen in Antwerpen, Mechelen, Leuven en Gent. Op tien jaar tijd dient er bijna 2,5 keer meer betaald te worden. Ook Aalst, Brugge en Oostende kennen meer dan een verdubbeling.
Eén op 3 afbetalende eigenaars, bijna 1 op 2 huurders spendeert meer dan 1/3 van loon aan huur/afbetaling. Dit aandeel is gestegen tov 2011. De betalingsmoeilijkheden inzake wonen zijn stabiel gebleven: minder dan 1 op tien inwoners geeft aan betalingsmoeilijkheden te hebben.
De sociale huisvesting is een pak meer uitgebouwd in de steden dan gemiddeld in Vlaanderen. De sociale huisvesting is het best uitgebouwd in de grootsteden en Genk. In Genk zijn er bijna 13 sociale woningen per 100 huishoudens, in Gent zijn er 12 sociale woningen en in Antwerpen zijn dit 10 sociale woningen.
6 Zich verplaatsen/mobiliteit
Meer autobezit maar ook meer abonnementen op het openbaar vervoer Autobezit (overal > 87%) en bezit van abonnement openbaar vervoer (53-76%) is in bijna alle steden gestegen. Het autobezit is sterk toegenomen in Antwerpen (+7,5pp) en Oostende (+10,4pp.). Het bezit van abonnementen van het openbaar vervoer is sterk toegenomen in Oostende (+13,8pp.), Sint-Niklaas (+17,4pp.) en Hasselt (+37,2pp.)
Stedelingen verplaatsen zich in hun vrije tijd vooral te voet en als autobestuurder, voornamelijk verplaatsingen te voet zijn toegenomen In de vrije tijd verplaatsen stedelingen zich (meerdere opties mogelijk) te voet (60,2%), als autobestuurder (54,9%), met de fiets (47,1%), als auto passagier (35,8%), met de bus of tram (30,6%), met de trein (10,7%) en met de motor (4,1%).
Stadsmonitor 2014 7
-
Zich te voet (+12,2pp.), met de fiets (+6,3pp.), met de bus of tram (+3pp.) of met de auto (zowel passagier (+4,3pp.) als bestuurder(+3,5pp.) verplaatsen, is in de centrumsteden gemiddeld toegenomen.
Woon/werk verplaatsingen gebeuren voornamelijk als autobestuurder en als fietser Verplaatsingen tussen woonplaats en werk/school gebeuren meestal (meerdere opties mogelijk) als auto bestuurder (48,7%), met de fiets (35%), met de bus of tram (18,6%), te voet (18,4%), met de trein (13,1%), als auto passagier (8,4%) en met de motor (3,6%). De gemiddelde afstand tussen woonplaats en werk/school is in de centrumsteden 19,5km, de gemiddelde verplaatsingstijd is 32,3 minuten en de gemiddelde snelheid is 36,3 km/h.
In 9 van de 13 centrumsteden beschikt meer dan driekwart van de inwoners over basismobiliteit op een weekdag De basismobiliteit (aandeel inwoners die wonen binnen 500m loopafstand van openbaar vervoer met minimumfrequentie) is op een weekdag in alle steden behalve Hasselt (67,1%), Genk (54,2%), Kortrijk (45,8%) en Roeselare (39,4%) groter dan 75%. Op een zaterdag is de basismobiliteit bijna overal iets groter.
De tevredenheid over mobiliteitsmogelijkheden in de steden is afgenomen. De tevredenheid over de veiligheid van de fietspaden en de staat van de wegen is wel toegenomen. De tevredenheid over de aanwezigheid van haltes openbaar vervoer (minimum 69,5% in Roeselare; maximum 91,7% in Oostende) en het aanbod aan bussen en trams (van 64% in Mechelen tot 88% in Leuven) is in de 13 centrumsteden afgenomen. De daling voor beide indicatoren is beduidend groter in Mechelen (resp. -12,3ppt en -16,1ppt) dan in de overige steden. De tevredenheid over het aanbod aan parkeerplaatsen voor bewoners in de buurt schommelt tussen 40,1% in Antwerpen en 64,4% in Genk. De gemiddelde tevredenheid is afgenomen. Fietsvriendelijk karakter van de buurt: het fietsvriendelijk karakter van de buurt schommelt tussen 25,4% in Aalst en 59,3% in Genk. De tevredenheid over de veiligheid van de fietspaden is in de 13 steden gemiddeld gestegen, de tevredenheid over voldoende fietspaden is afgenomen. De tevredenheid over de staat van de wegen schommelt tussen 27,7% in Turnhout en 66,6% in Hasselt en is in bijna elke stad toegenomen; in Genk, Mechelen en Oostende is zelfs met meer dan 10ppt. De tevredenheid over de staat van voet- en fietspaden schommelt tussen 25,7% in Turnhout en 65,4% in Genk en is toegenomen in Antwerpen, Aalst en Turnhout en afgenomen in Brugge.
De hoge tevredenheid over het bereikbaarheid van het centrum is aan het afnemen. De tevredenheid over het bereikbaarheid van het centrum van de stad is in alle steden groter dan 85% maar gemiddeld wel afgenomen ten opzichte van 2011, met de grootste daling in Mechelen (7,7ppt)
De helft van de stedelingen is tevreden over de verkeersveiligheid van de schoolomgeving. Ongeveer de helft van de inwoners is tevreden over de verkeersveiligheid van de schoolomgeving in de buurt en het zich veilig kunnen verplaatsen met de fiets of te voet in de stad. Ongeveer 4 op de 10 inwoners vindt dat kinderen zich veilig en zelfstandig in de buurt kunnen verplaatsen.
Stadsmonitor 2014 8
7 Zorg en opvang
Het aanbod aan residentiële ouderenzorg (woonzorgcentra en serviceflats) ligt in de steden hoger dan in het Vlaamse Gewest. Gemiddeld zijn er 16 plaatsen per 100 75-plussers in de 13 steden, in het Vlaams gewest 14,7; SintNiklaas en Kortrijk kennen het grootste aanbod (meer dan 20 plaatsen per 100 75-plussers).
Gemiddeld is het jaarlijks aantal uren gepresteerde gezinszorg per inwoner in de 13 steden even hoog als in het Vlaamse Gewest. Gemiddeld worden 2,5u gezinszorg per inwoner gepresteerd; in vergelijking met 2005 worden in 2013 in 7 steden meer uren per inwoner gepresteerd (grootste toename in Hasselt), in 6 steden minder; de grootste afname is er in Gent
De capaciteit aan voorschoolse kinderopvang neemt toe doorheen de tijd. Gemiddeld zijn er 37 opvangplaatsen per 100 kinderen van 0 tot 3 jaar. De capaciteit neemt toe doorheen de tijd. Enkel in Sint-Niklaas en Leuven is er een afname ten opzichte van 2009. Brugge, Roeselare, Leuven en Hasselt tellen meer dan 50 voorschoolse opvangplaatsen per 100 kinderen van 0 tot 3 jaar. Zij voldoen daarmee aan de doelstellingen van het pact 2020.
Aantal zorgvragen voor personen met een handicap blijft toenemen in de 13 centrumsteden, maar de toename is minder sterk dan in het Vlaamse Gewest. De 13 steden hebben naar verhouding meer personen met een handicap en zorgvraag dan het Vlaamse Gewest. De zorgvraag blijft toenemen sinds 2006 (Roeselare: x3; Gent en Sint-Niklaas x2,5), maar minder sterk dan in Vlaamse Gewest
De mediaan wachttijd voor personen die nood hebben aan geestelijke gezondheidszorg neemt toe over de jaren zowel in de 13 steden als in de Vlaamse Gemeenschap. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 21 dagen; Roeselare kent een mediaan wachttijd van 9 dagen, Aalst, Kortrijk, Leuven, Sint-Niklaas en Turnhout een wachttijd lager dan het Vlaamse gemiddelde; Gent en Antwerpen een wachttijd van 4 tot 5 weken; algemeen genomen neemt de mediaan wachttijd toe over de jaren
Gemiddeld 1 op 4 inwoners in de 13 steden beschikt over een minder goede gezondheid. Vrouwen, ouderen, lager en midden opgeleiden ervaren de eigen gezondheid over het algemeen minder goed dan mannen, jongeren en hoger opgeleiden; er zijn verschillen tussen de 13 steden: in Oostende 1 op 3; in Leuven 1 op 4.
Steden hebben meer lokale dienstencentra en aanbod aan residentiële ouderenzorg dan de stadsrand, de stadsrand heeft een hoger aanbod aan voorschoolse kinderopvang. Enkel in Roeselare zijn er meer lokale dienstencentra aanwezig in de randgemeenten; in 4 steden zelfs dubbel zoveel als in de rand. Gemiddeld ligt het aanbod aan residentiële ouderenzorg in de steden iets hoger dan in de stadsrand; er is een groot verschil tussen steden: Genk en Sint-Niklaas tellen een hoger aanbod, Aalst en Mechelen een lager aanbod dan in de rand. Ondanks de toename doorheen de tijd in capaciteit in de steden, zijn er gemiddeld genomen in de stadsrand iets meer plaatsen voor kinderopvang per kind dan in de steden; er zijn grote verschillen
Stadsmonitor 2014 9
tussen steden: Hasselt, Leuven en Brugge hebben een groter aanbod dan de rand, in Antwerpen is de situatie net omgekeerd.
Het aanbod aan lokale dienstencentra en voorschoolse kinderopvang op wijkniveau verschilt tussen steden. In Antwerpen en Oostende woont meer dan 93% van de inwoners binnen 1.500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum; in Hasselt, Sint-Niklaas, Aalst en Roeselare tussen 20% en 35%; in de overige centrumsteden tussen 51% en 61%. In alle steden woont 82% van de inwoners binnen 1.000m loopafstand van voorschoolse kinderopvang, in Turnhout en Antwerpen is dit aandeel zelfs groter dan 97%. Het aandeel 0-3 jarigen, dat woont binnen de 1000m van kinderopvang, is groter dan 90%; de verschillen tussen steden zijn iets groter: in Antwerpen is dit bijna 100%, terwijl dit in Kortrijk 73% bedraagt.
Mantelzorg Gemiddeld zorgen 17% van de inwoners in de 13 centrumsteden wekelijks of dagelijks voor een zorgbehoevend familielid, buur of vriend; 12% vangt dagelijks of wekelijks een kind op; 12% helpt wekelijks of dagelijks iemand met huishouden. Er zijn grote verschillen tussen de steden: laagste scores in Gent en Leuven, hoogste in Genk, SintNiklaas en Hasselt.
In alle steden hebben mensen met een slechte gezondheidstoestand meer problemen om gezondheidsuitgaven te betalen. Gemiddeld 7% van de inwoners heeft het voorbije jaar problemen ondervonden om gezondheidsuitgaven tijdig te betalen. De hoogste aandelen inwoners vinden we terug in Antwerpen, Turnhout en Genk, het laagste aandeel in Hasselt. Mensen met een slechte gezondheidstoestand hebben dubbel zoveel betalingsproblemen als gezonde mensen. Dat verschil vinden we terug in alle steden, al zijn er grote verschillen tussen steden: in Genk en Antwerpen 17%, in Hasselt slechts 6%.
Op het aanbod aan zorgvoorzieningen voor ouderen na, neemt de tevredenheid over de voorzieningen af. 91% van de inwoners van de 13 steden is tevreden over het aanbod aan gezondheidsvoorzieningen in de stad. De hoogste aandelen zijn er in Leuven, Oostende en Brugge, de laagste in Sint-Niklaas en Antwerpen. Over de tijd is de tevredenheid afgenomen; dit is zeker het geval in Antwerpen, Gent, Genk en Hasselt. De helft van de inwoners is tevreden over het aanbod aan kinderopvang in de buurt. De hoogste aandelen zijn in Hasselt en Brugge, de laagste in Leuven, Antwerpen, Aalst en Gent. Over de tijd heen neemt de tevredenheid af. 81% van de inwoners van de 13 steden is tevreden over het aantal huisartsen in de buurt; het laagste aandeel in Turnhout (74%), het hoogste in Hasselt, Roeselare, Brugge en Genk (>85%). In vergelijking met 2008 neemt de tevredenheid in alle steden af, t.o.v. 2011 is er in 5 steden een stagnatie. Gemiddeld 67% van de oudere inwoners van de 13 steden is tevreden over het aanbod aan zorgvoorzieningen voor ouderen in de buurt; de hoogste aandelen in Genk, Roeselare, Oostende en Antwerpen, de laagste in Mechelen; de gemiddelde tevredenheid wijzigt niet doorheen de jaren.
Stadsmonitor 2014 10
8 Sociale principes
Diversiteit stadspersoneel Vrouwen oververtegenwoordigd in totaal stadspersoneel (60%), maar oververtegenwoordiging valt weg in hoogste salarisgroep. Vooral groot aandeel vrouwen in OCMW (79%), veel minder bij politie (31%). In Kortrijk opvallend laag aandeel vrouwen, zeker in hoogste salarisgroep. Aandeel ouderen in stadspersoneel komt overeen met aandeel in bevolking. Tegenover 2009 is aandeel in stadspersoneel duidelijk toegenomen. Bij hoogste salarisgroep zijn ouderen duidelijk oververtegenwoordigd. In Roeselare opvallend laag aandeel ouderen. Personen van buitenlandse herkomst duidelijk ondervertegenwoordigd in stadspersoneel (13% tegenover 31% in bevolking), zeker in hoogste salarisgroep (4%). Aandeel is toegenomen tegenover 2009 maar minder sterk dan aandeel in de bevolking. Sterkste vertegenwoordiging bij OCMW (17%), zwakste bij politiediensten (5%). Aandeel bij politie ligt 6 keer lager dan aandeel in de bevolking!
Positieve houding tegenover diversiteit toegenomen De helft van de stedelingen staat min of meer positief tegenover diversiteit (positief t.o.v. minstens 3 voorgelegde stellingen). Hoogste scores in Leuven, Genk, Gent en Antwerpen. Laagste in Aalst. Een vijfde is positief tegenover alle 5 stellingen, een vijfde is negatief tegenover alle stellingen. Tussen 2011 en 2014 is houding algemeen genomen positiever geworden. Ouderen en lager opgeleiden zijn negatiever.
Sociale integratie in de buurt stagneert Ongeveer 6 op de 10 beoordeelt zijn/haar sociale integratie in de buurt als positief (positief t.o.v. minstens 3 voorgelegde stellingen). In de grootsteden en Oostende is de beoordeling minst positief. 27% is positief tegenover alle stellingen, 16% is negatief tegenover alle stellingen. Ouderen en eigenaars zijn positiever. Weinig evolutie ten opzichte van 2011
Armoede hoger in sommige steden Gemiddeld netto belastbaar inkomen ligt in de steden lager dan in het Vlaamse Gewest. In Leuven, Hasselt en Brugge ligt het merkelijk boven dit gemiddelde, in Genk en Antwerpen heel wat lager. Algemeen genomen is belastbaar inkomen voorbije jaren in reële termen nauwelijks gewijzigd. Meer stedelingen (17,8%) genieten in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde (13%) van een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering waarbij de overheid er van uitgaat dat ze ondersteuning nodig hebben voor een toegankelijkheid gezondheidszorg. Antwerpen scoort het hoogst (22,5%) , kort gevolgd door Oostende (20,4%). Brugge (12%), Leuven (12,4%) en Hasselt (13,7%) scoren het laagst. 14% van de inwoners in de 13 steden zegt achterstallige betalingen te hebben gehad het voorbije jaar. Genk en Antwerpen scoren slechtst. Algemeen genomen lichte afname van problemen tegenover 2011. Rekeningen voor nutsvoorzieningen zorgen voor de meeste problemen. 3,5% van de volwassenen staat bij de NBB geregistreerd als wanbetaler voor consumenten- of hypothecair krediet. Ook hier scoren Antwerpen en Genk het hoogst, aangevuld met Oostende. In 2011-2013 vond 1 op de 5 geboorten in de 13 steden volgens Kind en Gezin plaats in een kansarm gezin. In het Vlaamse Gewest gaat het om 11,2% van de kinderen. De kansarmoede-index
Stadsmonitor 2014 11
-
is de jongste jaren duidelijk gestegen. Oostende (27,4%) en Antwerpen (26,1%) scoren slechtst. Ook de onderwijskansarmoede-indicator ligt in de steden merkelijk hoger en neemt toe. 17% van de kinderen in de 13 steden leeft in een gezin zonder inkomen uit arbeid, in het Vlaamse Gewest 11%. In Antwerpen loopt dit op tot bijna een kwart, in Genk en Oostende tot 1 op de 5. Dit in tegenstelling tot Brugge (7%) en Roeselare (9%). Groot verschil naar huishoudtype: bij kinderen in eenoudergezinnen ligt dit op 37%, bij kinderen in tweeoudergezin op 11%.
9 Natuur en milieu
Aandeel oppervlakte voor de woonfunctie is kleiner in de steden dan in het Vlaamse Gewest. Het aandeel oppervlakte voor de economische functie, voor tuinen en parken en voor recreatieterreinen is er proportioneel groter. In 2013-2014 wordt 61,5% van de bebouwde oppervlakte ingenomen door wonen, 26,6% door de economische functie en 10% door welzijn en recreatie. In het Vlaamse Gewest is dit resp. 74,7%, 16% en 6,7%. In de steden is het aandeel oppervlakte voor de economische functie licht afgenomen, aandeel oppervlakte voor wonen neemt licht toe. In 2013-2014 wordt 58,4% van de onbebouwde oppervlakte in de steden ingenomen door akkers en grasland, 10% door bossen en boomgaarden, 4,1% door tuinen en parken en 1,4% door recreatieterreinen. In het Vlaamse Gewest is dit resp. 48,9%, 15%, 2,5% en 0,9%. Deze aandelen zijn relatief stabiel.
Aandeel inwoners dat binnen loopafstand van buurtgroen woont verschilt nog altijd sterk tussen de steden Het aandeel inwoners dat woont binnen 400m loopafstand van bereikbaar openbaar buurtgroen schommelt tussen 46,1% (Mechelen) en 90,6% (Oostende). In 7 van de 13 steden is dit aandeel tov 2011 toegenomen.
Meer dan de helft van de inwoners is tevreden over verschillende groenaspecten maar er zijn sterke verschillen tussen de steden. De tevredenheid over het aanbod aan groen in de stad schommelt tussen 58% (Roeselare) en 85,4% (Brugge). De tevredenheid over voldoende groen in de buurt schommelt tussen 60,2% (Roeselare) en 86,4% (Genk) en is relatief stabiel gebleven. De tevredenheid over zicht op groen schommelt tussen 53,2% (Antwerpen) en 76,6% (Genk).
De indruk van de netheid neemt af op stadsniveau, op buurtniveau is er een lichte toename. De indruk van de netheid in de buurt schommelt tussen 53,2% (Turnhout) en 78,3% (Hasselt) en is in de 13 steden gemiddeld ten opzichte van 2008 toegenomen. De indruk van de netheid in de stad schommelt tussen 37,4% (Turnhout) en 70,6% (Hasselt) en is ten opzichte van 2008 en 2011 in zo goed als alle steden afgenomen.
De mate waarin water wordt gezuiverd neemt toe, net als de tevredenheid over huisvuilvoorzieningen. In alle steden, behalve Hasselt (78%), is de zuiveringsgraad groter dan 80%. Ten opzichte van 2000 is deze overal sterk gestegen. De tevredenheid over de huisvuilvoorzieningen is overal groter dan 70% en is ten opzichte van 2011 toegenomen.
Stadsmonitor 2014 12
Meer dan driekwart van de inwoners gaat met de fiets/te voet voor korte afstanden en een derde koopt bewust biologisch of lokaal geteelde groenten/fruit Milieubewust handelen: in de 13 steden gaat gemiddeld 75,9% van de inwoners te voet of met de fiets voor korte afstanden, 31,3% koopt geregeld bioproducten, lokaal gekweekte groenten of fruit en 52,1% gebruikt nooit chemische bestrijdingsmiddelen.
Het energieverbruik (via EPC) ligt lager in de steden dan in het Vlaamse Gewest Het verbruik in huishoudens van elektriciteit schommelt tussen 3 (Antwerpen) en 5,2 (Genk) MWh/toegangspunt, het verbruik van aardgas tussen 12 (Oostende) en 15,4 (Aalst) MWh/toegangspunt. Het aardgasverbruik is ten opzichte van 2011 toegenomen. Het energieverbruik via EPC is in 2013 gemiddeld 364 kWh/m² in de 13 steden. Dit is lager dan gemiddeld in het Vlaamse Gewest (414 kWh/m²). Het energiepeil van nieuwbouw en verbouwing is in de 13 steden (72,3) in 2013 vergelijkbaar met dat in het Vlaamse Gewest (72). Ten opzichte van 2008 is dit in alle steden afgenomen.
10 Burgerschap en overheid
Vertrouwen stijgt maar niet in stadsbesturen Het vertrouwen in diverse instellingen is de jongste jaren toegenomen. Het vertrouwen in het stadsbestuur volgt dit patroon niet. Wel een stijging in Antwerpen, Mechelen en Aalst maar een daling in Hasselt en Brugge.
Tevredenheid met voorzieningen, informatie en consultatie loopt iets terug De tevredenheidsscores over de voorzieningen in de stad liggen ver uit elkaar. Globaal neemt de tevredenheid vrijwel in alle steden iets af. Zo is er een forse terugval in tevredenheid over loketvoorzieningen in Antwerpen( -15ppt), Hasselt (-10ppt), Sint-Niklaas (-11ppt). Op de informatie over beslissingen na, zijn stedelingen vrij tevreden over de informatie die ze van het stadsbestuur krijgen. In de meeste steden is er wel een lichte terugval. De tevredenheid over de consultatie van bewoners loopt tussen de steden ver uiteen. Op enkele steden na is er ook hier een terugval.
Bereidheid bij burgers om zich in te zetten toegenomen Bijna de helft van de bevolking is bereid om mee te praten over ontwikkelingen in de stad. Deze bereidheid is in vrijwel alle steden toegenomen. Burgers zijn op verschillende manieren actief. Van actief lidmaatschap (38%), over deelname aan buurtactiviteiten (30%) tot vrijwilligerswerk (13%) en actief in de buurt (14%) of een bewonersgroep die het beleid wil beïnvloeden (6%). Van een terugval is geen sprake.
Stadsmonitor 2014 13