Markante bedrijven Binckhorst uitgekozen bedrijven deel uitmaken van sectoren, die al gedurende decennia beeldbepalend zijn geweest voor de Haagse industrie, zoals de metaal-, de elektrotechnische, de grafische en de tabakindustrie en uiteraard de bouwnijverheid. Op Van der Heem na zijn het allemaal bedrijven die in de jaren 50 de Binckhorst kozen voor hun ‘doorgroei’ en de uitstraling van die jaren in zich meedroegen in hun voortvarende ontwikkeling die er volgde. De al eerder aangehaalde gemeentelijke publicatie Zo werkt Den Haag uit 1958 ademt juist deze bruisende ontwikkeling van het hernieuwde Haagse bedrijfsleven van vlak na de oorlog. Het is niet verwonderlijk dat aan de helft van het aantal hier geselecteerde bedrijven ook in deze publicatie aandacht werd besteed. Het waren toen al toonaangevende industrieën, die nu nog steeds tot de verbeelding spreken. Is het niet om hun product, dan wel om de innovatieve ondernemersgeest, hun bedrijfsvestiging of de uitstraling in bijvoorbeeld de reclame.
Van der Heem Omslag van het eerste nummer van de serie Zo werkt Den Haag uit 1958.
In het voorgaande zijn al veel Haagse bekende en minder bekende bedrijven de revue gepasseerd. De Binckhorst heeft een grote diversiteit gekend aan ambachtelijke, grote en middelgrote industriële bedrijven. De echte ‘smaakmakers’ uit de vroege periode zijn al ter sprake gekomen, maar de ontwikkeling in de Binckhorst na de jaren 50 werd nog niet besproken. Een industriegebied geeft zoals de naam al aanduidt ruimte voor de industrie. Binnen deze sector ligt het accent vaak op grotere bedrijven. Tot vrij recent waren er ook in de Binckhorst geheel conform de verwachtingen grote industriële firma’s te vinden. De belangrijkste hiervan zullen hieronder chronologisch aan de orde komen. Het zijn of waren bijzondere Haagse bedrijven van enige omvang en enkele zijn ook nog volledig operationeel. Historisch gezien zijn ze ook interessant. Soms hebben de bedrijven al een lange voorgeschiedenis elders in de stad en groeiden ze in de Binckhorst uit en maakten hier een bloeiperiode door. Sommige bedrijven mogen, zoals een hofstad betaamt, zelfs het predikaat koninklijk voeren. Opvallend is ook dat de voor dit overzicht Affiche voor Autopalace, bij Smulders gedrukt en ontworpen door J. Lavies, 1951.
In 1939 was de firma Van der Heem het eerste grote, industriële bedrijf, dat in de Binckhorst na een kleinschalige start elders, aan de Maanweg de sprong naar het industriële grootbedrijf waar maakte. In de eerste naoorlogse jaren maakte de firma een stormachtige ontwikkeling door en wist zich van een louter radioproducerend bedrijf met enkele nevenproducten uit te bouwen tot een industrieel grootbedrijf op het terrein van elektrotechnische apparatuur. Vooral in de huishoudelijke markt had de firma een belangrijk marktaandeel weten op te bouwen onder de merknaam Erres. Maar ook de radioproductie was in diversiteit verbreed. Er werden tientallen verschillende types gefabriceerd naar prijsklasse, voedingsbron (wisselstroom, gelijkstroom of batterij), afzetgebied (tropentoestellen), gebruik (tafelmodellen, radiomeubels, portables, klokradio, autoradio) en ook bredere toepassingen zoals in radiogrammofoons en platenspelers, die ook weer in diverse uitvoeringen leverbaar waren. Men ging ook steeds meer luisteren naar de wens van de consument wat onder meer ook in de vormgeving tot uiting kwam1. Van der Heem had in het begin van de jaren 50 duidelijk een achterstand opgelopen wat dit betreft op de directe concurrenten Ruton en Holland Electro. De huishoudelijke apparaten bestonden uit diverse type stofzuigers, zowel huishoudelijke als industriestofzuigers, maar ook uit vloerwrijvers, vloerboenders, ventilatoren en elektrische dekens. Grote bekendheid kreeg men in die 165
De Solex zoals deze bij Van der Heem geproduceerd werd. (Verzameling SHIE)
Reclame in moderne vormgeving voor Erres (Van der Heem) stofzuigers en vloerboenders. (Uit: The Way Ahead, 1950)
periode met de elektrische handboormachine, dan nog de enige in Nederland, die aanvankelijk onder de naam Van der Heem op de markt werd gebracht. Deze boormachine was een product dat in eigen beheer werd ontwikkeld. Begin jaren 60, toen de doe-het-zelf markt in opkomst was, werd dit product ook onder naam Erres aangeboden. Naast deze elektrotechnische productie betrad Van der Heem in 1948 ook een geheel andere markt, namelijk het rijwiel. Het leek of er een totaal nieuwe weg werd ingeslagen, maar doordat in de oorlog de Nederlandse Kroonrijwielen Fabriek van Stokvis al onder directie van de firma was gekomen, was het wel te verklaren2. “De in 1948 aan de markt gekomen bromfiets, het RijwielSolex, moge op het eerste gezicht voor een elektrotechnische fabriek een vreemde eend in de bijt schijnen, een ‘lelijk eendje’ is het allerminst. Het tegendeel is het geval; hoezeer ook door talloze andere merken gevolgd, is en blijft de Solex de meest populaire brommer”3. Stokvis had in die tijd ook al enkele importeurschappen van auto’s en motoren en wilde ook een motorisch aangedreven rijwiel op de markt brengen. Hiervoor kocht de firma een productielicentie van het Franse Velosolex. In de fabriek van Van der Heem aan de Maanweg werden de Solexmotoren vervaardigd en in de voormalige Rademakerfabriek aan de Laakweg vond de productie van het rijwiel plaats en de uiteindelijke montage. Dit was een zelfstandig bedrijf, de Eerste Nederlandse Autorijwiel Fabriek (ENAF) waarvan de aandelen voor 100% in handen waren bij Van 166
der Heem. De term autorijwiel stamde nog uit het tijdperk dat de naam bromfiets nog niet bestond. Volgens een krantenartikel uit de tijd was de term bromfiets een ‘rake benaming’. Het product verbonden aan het ideaal ‘fietsen zonder trappen’ werd voor het bedrijf een groot succes. In 1954 was de 100.000ste Solex al van de band gelopen en het jaar daarop volgde het 150.000ste exemplaar4. Ook binnen het bedrijf was het vervoermiddel populair. Personeelsleden konden met een voordeelregeling, waarvan de betalingen op het salaris werden ingehouden, een Solex aanschaffen. Jaarlijks werd door het personeel een bromfietsrally georganiseerd waarvan de lustrumrit in 1954, waaraan 150 personeelsleden deelnamen, zelfs de krant haalde5. Het 50 km lange traject ”kenmerkte zich door listig opgezette valkuilen, die vele brommers strafpunten bezorgden”. Van der Heem was vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van een belangrijk nieuw product, de televisie. Verschillende modellen, in diverse prijsklassen en grootte kwamen onder de merknaam Erres op de markt. In dit product had de firma ook weer veel eigen ontwikkelwerk gestoken. Merkbaar in die tijd was ook dat de prestaties op telecommunicatieapparatuur steeds belangrijker werden. Zo werd een groot aandeel geleverd in het beveiligingssysteem, een radarsysteem, voor de Nieuwe Waterweg. Hiervoor werd onder meer de communicatieapparatuur geleverd. Op het terrein van de fabriek had de enorme groei vanzelfsprekend ook zijn sporen nagelaten. Uitbreidingen en nieuwe onderdelen werden bijgebouwd. Zo verrees in 1952 een groot opgezet laboratorium en een fraai ontspanningsgebouw waarin een recreatiezaal voor 1000 personen werd ingericht. Dit gebouw werd geplaatst op het achterterrein aan de Saturnusstraat en omvatte onder meer een zaal van 800 m², die nog eens uit te breiden was met 200 m² en plaats bood aan een groot toneel, decors, een filmcabine en hieronder een ruimte met 40 douches. De sociale aspecten van het bedrijf waren in de
De tv-productielijn in de Van der Heemfabriek aan de Maanweg, ca. 1965. (Verzameling SHIE)
loop van de tijd een belangrijke rol gaan spelen en niet onbegrijpelijk door de sterke groei van het personeelsbestand en de aandacht in die tijd voor een sociale cohesie. Het personeelsbeleid creëerde allerlei voorzieningen, zoals een eigen spaarfonds, een ondersteuningsfonds, een pensioenfonds, een studiefonds, een eigen medische dienst, ontspanningsavonden, voordrachten en lezingen, een personeelsorgaan (het VDH-tje), vakantievoorlichting, een bedrijfsschool met interne vakopleiding, gratis
Overzicht van de fabriek vanaf de Saturnusstraat gezien, ca. 1960. (Verzameling SHIE)
werkkleding en diverse ruime kantines. Het personeelsbestand dat hiervan gebruik kon maken was ook behoorlijk toegenomen. Het eerder geciteerde Zo werkt Den Haag vermeldde over het bedrijf, dat er in maart 1957 al 1920 werknemers actief waren. Dit is maar liefst 8,2% van alle werkzame personen in de Haagse industrie, van bedrijven met meer dan tien werknemers. Overigens was dit cijfer inclusief de dochtermaatschappij de ENAF.
Daarmee was het bedrijf in die periode zeker één van de grootse industriële bedrijven van Den Haag. Ook in de bedrijfsruimten was de enorme groei waar te nemen. In 1954 werd naar aanleiding van de toename van de export een veemgebouw ingericht in de dan nog als gereedschapsmakerij functionerende fabrieksruimte, zodat de grote voorraden gereedgekomen producten konden worden opgeslagen. Dit werd kort erop gevolgd door een nieuwe gereedschapsmakerij annex bedrijfsschool, ook ontworpen door de architect W.S. van der Erve. In 1957 werd hier een hypermoderne fabriek voor houten radio- en televisiekasten aan toegevoegd met een fineerderij, een zagerij, een slijperij, een politoerderij en een hal voor de stofzuigerproductie. De verschillende afdelingen werden verbonden door een grote kettingtransporteur. Dit bedrijfsgedeelte strekte zich uit van de Maanweg tot aan de Saturnusstraat. Op dat moment besloeg het fabrieksvloeroppervlak van de firma zo’n 5½ hectare (vergelijk: Malieveld ca. 7 ha). Inmiddels had het bedrijf zijn vleugels ook elders uitgeslagen. Sinds 1946 had het ook een vestiging in Utrecht aan de Abstederdijk en in 1956 volgde een tweede vestiging in Utrecht aan de Keulsekade. Ondanks deze spectaculaire groei vertoonde het succes ook enige haarscheurtjes. Zo werd in 1959 een eerste coalitie aangegaan met Philips. Dit had tot gevolgd dat de stofzuigerproductie werd gestaakt en gezamenlijk opnieuw werd opgezet met de firma Blik (Ruton), dat toen ook al onder de vleugels van Philips functioneerde6. Ondanks deze tegenslag bleek de productie en de daarmee gepaard gaande arbeidscapaciteit niet geheel 167
Schematisch overzicht van het Van der Heemcomplex aan de Maanweg, situatie jaren 60. (bron: www.vanderheem.com)
meer op elkaar af te stemmen en werd er gezocht naar nieuwe werknemers in andere landen. In 1964 werden de eerste gastarbeiders uit Perzië aangetrokken7. De kandidaten werden in Teheran geselecteerd en gekeurd. Vervolgens kregen ze een proeftijd op een assemblageafdeling in een fabriek in Teheran. Wanneer dit succesvol was afgesloten, kon men naar Nederland afreizen. In Den Haag werd het personeel intussen voorbereid op de komst van de buitenlandse nieuwelingen met een aantal voorlichtingsbijeenkomsten over Perzië. De werknemers kregen informatie over de leefgewoonten van de nieuwe collega’s en over hun islamitische godsdienst. Het jaar daarop werd al weer en nieuwe groep buitenlandse werknemers binnengehaald8. Dit keer betrof het Antillianen, die in de ENAF-fabriek aan de Laakkade, bij de tv-montage in de kastenfabriek en op het telecommunicatielaboratorium aan de Maanweg te werk werden gesteld. Ondertussen had de firma Van der Heem aanzienlijk marktaandeel verloren op de landelijke elektrotechnische
markt door de opmars van de firma Philips, die zich steeds meer op een brede stroom van elektrische consumentenproducten ging richten. Het kon dan ook niet uitblijven dat na eerdere deelname van Philips in de firma Van der Heem in 1966 het bedrijf in zijn geheel werd overgenomen. In eerste instantie leek dit voor de Haagse vestigingen van het bedrijf weinig consequenties te hebben. Van der Heem kreeg zelfs nieuwe ontwikkelkansen door deelname aan de levering van apparatuur voor de eerste Europese raket9. In 1967 werd wel duidelijk dat er een einde aan de groei was en het personeelbestand danig moest inkrimpen door concentratie en rationalisatie, die binnen het Philipsconcern de boventoon voerde10. Het personeelsbestand van Van der Heem in Den Haag was toen al afgenomen van 2.200 naar 1.400. Ondanks deze malaise dienden zich nog wel nieuwe producten aan, zoals in 1968 de kleuren TV. In het kader van de hergroepering van de activiteiten verrees in 1968 een nieuw kantoorgebouw van zes etages aan de Regulusweg. Hier vonden onder meer de ontwikkelingslaboratoria voor perifere apparatuur voor computers hun plaats met 300 medewerkers. Ook de staf en de directie namen hun intrek in dit gebouw. Bij de onthulling van de eerste steen gaf F.J. Philips te kennen dat er binnen vijf jaar 7.000 mensen bij van der Heem zouden werken[!]11. Op dat moment werkten er 3.500 mensen bij zowel Philips (Fruitweg) en Van der Heem (Maanweg) samen. Twee jaar later vielen de eerste ontslagen waarbij de kranten fijntjes herinnerden aan de eerdere optimistische uitspraken van meneer Philips12. Het inkrimpingsproces zou zich de volgende jaren verder voortzetten en uiteindelijk sloot in 1994 de voormalige vestiging van Van der Heem aan de Maanweg haar deuren. In 1998 werden, na sloop van diverse onderdelen, met veel publiciteit de laatste resten van het grootse fabriekscomplex met dynamiet opgeblazen. Het kantoor uit 1968 en de fabrieksschoorsteen zegen onder grote publieke belangstelling met veel stof ineen. Het stond misschien wel symbool voor het verdwijnen van de laatste grootschalige maakindustrie van Den Haag. Op het leeg gekomen terrein werd het nieuwe hoofdkantoor van KPN gebouwd.
Noten 1
T. de Rijk, Het elektrische huis. Vormgeving en acceptatie van elektrische huishoudelijke apparaten in Nederland, Rotterdam 1998, p. 204 e.v.
5 6 7
Nieuwe Haagsche Courant, 23 augustus 1954, p.7. Het Binnenhof, 30 augustus 1959, p.3. Haagsche Courant, 28 februari 1964.
2
T. de Rijk, o.c., Rotterdam 1998, p.193.
3
“Van der Heem n.v.. Eens een hobby, nu het grootste be-
9
4
Haagsche Courant, 14 april 1954, p.3 en Nieuwe Haag-
11 Haagsche Courant, 3 september 1969.
168
drijf”, in: Zo werkt Den Haag, Den Haag 1958, p. 50. sche Courant, 14 juni 1955, p.9.
8
Haagsche Courant, 11 januari 1965.
Nieuwe Haagsche Courant, 23 december 1964.
10 Haagsche Courant, 6 april 1967.
12 Haagsche Courant, 22 januari 1971.
Escher De metaalindustrie kent een lange traditie binnen het Haagse industriële verleden. In de 19de eeuw startte die met ijzergieterijen als L.I. Enthoven & Co en De Prins van Oranje. In de loop van de jaren voegden zich daar keer op keer nieuwe bedrijven aan toe met nog nagalmende namen, zoals de firma J.B. van Heijst en in 1925 het metaalconstructiebedrijf van ir. Anne Escher. Aanvankelijk startte de jonge Escher in 1922 als bedrijfsingenieur bij de grote bakkerij van de firma Hus. Zijn technische kennis hier opgedaan in de ovenbouw trachtte hij vervolgens uit te baten in een eigen bedrijf aan de Rozenburgstraat1. Erg vlot liep dit niet, pas nadat hij een omschakeling had gemaakt naar meer eenvoudig metaalwerk voor
Gravure van M.C. Escher, neef van directeur A. Escher, die als uitgangspunt diende van het eerste bedrijfslogo, ca. 1935. (Verzameling SHIE)
De voetgangersbrug over de Trekvliet bij de gasfabriek in aanleg door de firma Escher, ca. 1930. (Verzameling Escher)
de bouw, zoals binten, balkonhekken en muurankers kwam het bedrijf tot ontwikkeling. In de Laakhaven verrees in 1926 een fabriek waar aanvankelijk 25 mensen hun werk vonden2. Hier ontwikkelde de firma zich tot een gerenommeerd constructiebedrijf voor aller handen bouwwerken. Daarnaast produceerde Escher ook technische apparatuur, zoals ‘draagbare’ bandtransporteurs, die konden worden aangesloten op een diesel-motor en zo overal ingezet worden, zoals in havens, bij expeditiebedrijven, in de wegenbouw en in warenhuizen. Later kwam er een elektromotor op de band, die daardoor niet meer ‘draagbaar’ was, maar toch nog lang een succesproduct van de firma zou blijven en waarvan tot 1965 maar liefst 3.600 exemplaren werden afgeleverd3. In 1930 had Escher een primeur in Den Haag met de introductie van het elektrisch lassen. Nog steeds is de voetgangersboogbrug over de Trekvliet, bij de voormalige gasfabriek, een fraaie herinnering aan het eerste product dat met deze techniek tot stand kwam. Het zou niet bij deze innovatie blijven. Escher zou zich meer en meer specialiseren
Voorbeeld van de mogelijkheden van de transportbanden die bij Escher werden vervaardigd. (Uit: Escher Klok, 21ste jrg. December 1968, p.15)
Bouw Escherhal, 1956. (Fotograaf J.G.C. Schmitz, Rijswijk) 169
Achterzijde fabriekshal Escher in aanbouw met doorlopende kraanbaan tot de kade, 1957. (Fotograaf J.G.C. Schmitz, Rijswijk)
in staalbouw met skeletten en tanks, drukvaten en stalen schoorstenen voor Nederlandse industriële bedrijven en voor overheidsgebouwen. In 1943 werd een machinefabriek in gebruik genomen aan de Waldorpstraat en werd de firmanaam gewijzigd in Ir. Escher’s Constructiewerkplaatsen en Machinefabriek NV. Escher zelf en zijn neef J. Mulder waren de aandeelhouders. Kort na de oorlog kwam de productie weer op gang met tenderbakken en wielspanningen voor de NS, staalconstructies voor onderstations van het GEB in Den Haag en ook de eerste drukvaten voor de Staatsmijnen en BPM werden geleverd. Vanaf 1947 startte men met de export van de standaard bandtransporteurs en werden ook naar overzeese gebieden installaties voor de Nederlandse olie-industrie geleverd. Door de steeds groter wordende
producten zoals drukvaten en andere apparaten werd de noodzaak aan een grotere fabriekshal nijpender. Al in de oorlogsjaren had Escher ruimte laten reserveren in de dan nog aan te leggen Binckhorsthaven ter hoogte van de Zonweg - Planeetkade. In 1957 kwam het uiteindelijk zover dat hier een grote bedrijfshal met dienstgebouw ging verrijzen naar ontwerp van de architect C.J.Ph. Reinerie. Het was een grote hal van ruim 5.000 m², 80 meter lang, met een vrije overspanning van 50 m en werd in staal uitgevoerd4. De hal werd voorzien van diverse kraanbanen voor halfportaalkranen, zwenkkranen en een loopkraan waarvoor maar liefst 97 elektromotoren met een gezamenlijk vermogen van 46,4 PK nodig waren. Tegen de lange zijde (Planeetkade) verrees een twee verdiepingen hoge voorbouw met de ingangspartij, een tekenkamer op de etage, verzorgende dienstenruimten en het magazijn. De firma trad zelf als hoofdaannemer op en vervaardigde veel in eigen beheer waardoor behoorlijk op de kosten kon worden bespaard. Het complex, dat in één jaar tijd was gebouwd, was in die tijd de grootste fabriekshal in Den Haag5. Door een druk op de knop, waardoor de fabriekssirene ging loeien en de machines automatisch in beweging kwamen, zette burgemeester Kolfschoten op 19 juni 1957 de fabriek in werking6. Het was een veelbetekende start van de nieuwe burgemeester in Den Haag waarvoor het zijn “… eerste officiële aanraking met de industriële bedrijvigheid in deze gemeente” was. Kolfschoten memoreerde dat hij elders al de industrie had leren kennen als ‘bron voor bloei en welvaart’ en dat deze de laatste tien jaar ook in Den Haag een belangrijke ontwikkeling had doorgemaakt. De burgemeester
Entreepartij met de markante kap, 1957. (Fotograaf J.G.C. Schmitz, Rijswijk) 170
Een oplegger met distillatiekolom voor petrochemische industrie vóór de fabriekshal van Escher, ca. 1960. (Verzameling SHIE)
zou zich de volgende jaren al dan niet vergezeld van wethouders en/of collega’s uit de regio, nog regelmatig in de Binckhorst vertonen bij feestelijkheden rondom openingen van diverse bedrijven. Directeur Escher hield bij de opening een warm pleidooi voor staalbouw versus betonbouw, dat volgens hem ook veel onderhoud vergde, “…wij zullen meewerken aan het reveil van de staalconstructies als ruggegraat van de grote bouwwerken.” De nieuwe fabriek vormde een uitbreiding van de bestaande bedrijfsgebouwen. Aan de 2de van der Kunstraat bleef de productie van transportmiddelen en klein constructiewerk gewoon doordraaien. Wel werd op deze locatie in de Laakhaven nog een bedrijfsschool ingericht. Het jaar 1957 was zonder meer een succesvol jaar voor het bedrijf met een grote opdracht van de Iranese regering voor een complete transportinstallatie voor de grootste Iranese cementfabriek: Rey Cement in Teheran7. Dit betekende een opdracht voor 500 meter transportbanen en tunnels, afwerpwagens, doseerapparaten, automatische weeginstallaties en een transportsysteem voor de eigen kolencentrale van dit bedrijf. Hetzelfde jaar leverde men ook nog een complete installatie voor een kunstmestfabriek in Ierland. Voor dergelijke installaties werd een aparte handelsmaatschappij opgericht, die zich ging toeleggen op intern transport bij bedrijven. Hiervoor zocht men samenwerking met Amerikaanse firma’s waar de onderdelen werden geproduceerd en waarvan vervolgens in Den Haag de assemblage kon plaatsvinden. Inmiddels was het bedrijf fors uitgegroeid en had het een personeelsbestand van 350 werknemers. De jaren 50 en 60 waren zonder meer de succesvolste jaren en in die tijd haalde het bedrijf ook regelmatig de krant met een bijzonder product of opvallende productiecijfers. Zo werd in 1964 gewag gemaakt van een nieuwe walserij met een drierollenplatenwals, een project van maar liefst ƒ 600.000,-8. De wals werd gebruikt voor het walsen van de grote ronde en conische platen voor rompdelen van ketels. Een jaar later werd de bouw van het TH Elektro gebouw aangekondigd, het dan hoogste
Gebouw Elektrotechniek van de Technische Hogeschool Delft in aanbouw, met staalconstructie van de firma Escher, 1967. (Uit: Escher Klok, 20ste jrg. December 1967, p.11)
gebouw (95 m) in staal in Nederland9. Kort daarvoor was al de metaalconstructie voor het kantoorgebouw van de Nillmij in Den Haag geproduceerd, een kolos van 45 m hoog. Escher wist in die tijd ook de BIM(Shell) voor zich te winnen en langs die weg vele opdrachten binnen te slepen voor de apparatenbouw in Pernis en Europoort. Het staal hiervoor werd steeds over water aangevoerd en de gereedgekomen producten of onderdelen hiervan gingen meestal ook via het water de Binckhorsthaven uit. De afmetingen van dergelijke apparaten konden tot 60 m hoog en een diameter van 5 m belopen; die werden dan horizontaal op dekschuiten vanuit de Binckhorsthaven afgevoerd. Escher behoorde in die jaren tot de tien grootste bedrijven op dit gebied in Nederland. Haagse producten waren onder meer de constructie van de HTM garage aan de Dynamostraat, de lichtmasten van het ADO-stadion en de constructie van het Nederlands Congresgebouw. Daarnaast produceerde de apparatenbouw voor firma’s als de BIPM, Esso, Dupont, Gulf Oil, Shell en de Staatsmijnen. Eind jaren 60 ging het door de staalcrisis ook met de firma Escher slechter, men maakte zware verliezen waardoor er drastisch afgeslankt moest worden. In 1976 werkten er bij het bedrijf nog maar 200 werknemers en was alleen de fabriek aan de Zonweg nog in bedrijf. In hetzelfde 171
drukvaten voor raffinaderijen en de petrochemische industrie en complete aardgas- en olie-installaties. De divisie staalbouw kreeg vooral opdrachten in de sfeer van constructiewerk, licht- en reclamemasten, luchtbruggen, boortorens en fakkeltorens. De kleinere divisie transporttechniek kon nog steeds verschillende transportsystemen leveren voor magazijnen en voor de distributiebranche. In dat jaar was het aantal werknemers al verder afgenomen tot 135 personen11. In 1988 verhuisde de firma Escher naar Fijnaart en ging verder onder de naam Escher Holland BV, als onderdeel van Koninklijke Nederlandse Machinefabriek Begemann Groep. Het fabriekscomplex bleef behouden en na enige tijd leegstand is het al weer enkele jaren in gebruik bij de firma De Zwart containers, gespecialiseerd in afvalinzameling, recycling en transport. In het kader van de herontwikkeling van de Binckhorst heeft een architectenbureau gekeken naar de herbestemmingmogelijkheden. Door de inmiddels opgetreden ‘windstilte’ in het gebied wat herontwikkeling betreft zal in de verdere planvorming rond deze formidabele bedrijfshal waarschijnlijk voorlopig weinig beweging komen. Reclamebrochure firma Escher, ca. 1965.
jaar maakte men nog opzien met vloeistofscheiders voor de olieraffinaderijen, die ontwikkeld waren door twee mensen van Escher: R.H.J. van Ulft en J. Westerink10. Het eerste type was al in 1956 voor Shell gemaakt. In de loop van de tijd waren hier verdere verbeteringen op aangebracht voor het scheiden van vloeistoffen door middel van ‘rotating disc contactors’. Zelfs wist Escher hiervoor een zesjarige licentie van Shell te bemachtigen. Met deze innovatieve ontwikkelingen wist men tot de wereldtop door te dringen waar op dit gebied slechts vier concurrenten waren. De apparatenbouw was daarmee tot het belangrijkste onderdeel van het bedrijf gaan behoren. In 1986 vervaardigde de divisie apparatenbouw onder meer
De voormalige Escher fabriekshal aan de Zonweg in gebruik als puinoverslag en puinsorteercentrum van de firma De Zwart Containers, 2012. (Verzameling SHIE)
Noten 1
drs. M.J. Cok-Escher, “Metaalbedrijf Escher in Den Haag,
name van de hal schrijven hier in het geheel niet over.
1925-1988”, in: Industriële Archeologie, 1990, nr.35,
5
Het Vaderland, 18 juni 1957, p.7.
Haagsche Courant, 20 juni 1957.
p.58-68.
6
2
“Ir. Escher’s Constructiewerkplaatsen en Machinefabriek
7
3
Het Vaderland, 23 september 1965, p.9.
4
Mogelijk is het een hergebruikte vliegtuighangaar, die naar
10 Het Vaderland, 13 juli 1976.
de verhalen die rond gaan, afkomstig zou zijn uit Duitsland.
11 Lijst inschrijving in het handelsregister Kamer van Koop-
N.V.”, in: Zo werkt Den Haag, Den Haag 1958, p. 117.
De kranten die berichten over de bouw en de ingebruik172
8 9
Het Vaderland, 10 januari 1957, p.7.
Het Vaderland, 20 november 1964, p.23. Haagsche Courant, 23 september 1965.
handel 1986.
Grafische bedrijven Eén van de oudste bedrijfstradities, die de regeringsstad Den Haag rijk is, is het grafisch bedrijf. Ook in de Binckhorst waren er vanaf de jaren 50 diverse grafische ondernemingen, die hier hun bedrijf opzetten. Een aantal is in het voorafgaande al terloops ter sprake gekomen. In deze paragraaf staan de meest markante en bekendste Haagse ondernemers op dit gebied centraal. Drukkerij Smulders is zo’n bekende naam. Het was een bedrijf met een lange historie, die begon in 1844 aan het Spui met een winkel voor kantoor-, teken- en schrijfbehoeften1. Smulders was graveur van zijn vak en in dienst bij het Bureau Militaire Zaken en Verkenningen van het Departement van Oorlog als specialist voor de topografische kaarten. In 1857 verhuisde de firma J. Smulders & Co naar de Spuistraat en ging het bedrijf zich meer toeleggen op het vervaardigen van landkaarten. Eén van de eerste bekende series, die het jaar daarop verscheen, was de Historische Atlas van
Affiche gedrukt bij Smulders en ontworpen door J. Lavies, 1947.
Het voormalige complex van drukkerij Smulders aan de
Edisonstraat-Laan van Meerdervoort-Fahrenheitstraat, 2002. (Verzameling SHIE)
de Gehele Wereld. Hierbij werd gebruik gemaakt van de techniek van de lithografie, waarmee Smulders zijn faam zou opbouwen. Hij bood zelfs enige tijd ruimte aan Koning Willem III, die als fanatieke amateur lithograaf veel vrije uren in de drukkerij van Smulders doorbracht. Later liet hij Smulders bij paleis Het Loo een privé lithografische werkplaats inrichten. In 1917 was het bedrijf uit zijn krappe binnenstadsbehuizing gegroeid en verhuisde de drukkerij naar het fabriekscomplex van de voormalige rijwielfabriek de Vierkleur aan de Edisonstraat – Laan van Meerdervoort - Fahrenheitstraat. Hier maakte de firma een onstuimige groei door. In 1929 werd de eerste offset pers aangeschaft; een tweetoeren pers op het grootste formaat dat
toen verkrijgbaar was (91,5 x 124 cm). De offset techniek stond in Nederland in die tijd nog in de kinderschoenen. In 1936 volgde de eerste machine voor vouwkartonnage. De kartonnageafdeling werd vanaf die tijd een steeds belangrijker bedrijfsonderdeel, mede door de sterk groeiende verpakkingsindustrie. In 1940 werd al weer een nieuwe machine in het fabriekspand geïnstalleerd, de grootste tweekleurenpers die toen in de handel was met een drukformaat van 100 x 140 cm. Een pers die een jaar later door de Duitsers werd gevorderd omdat Smulders weigerde er stafkaarten van Engels grondgebied voor de bezetter op te drukken. De pers werd gedemonteerd en naar Duitsland afgevoerd. Smulders zou kort na het einde van de oorlog in Duitsland zelf zijn pers opsporen en terug naar Den Haag brengen. Het familiebedrijf had zich in de jaren 30 steeds meer toegelegd op het drukken van affiches, folders en etiketten. Smulders had veel contacten met grafisch ontwerpers en via hen wist hij grote orders van belangrijke bedrijven binnen te halen. Eén van de bekendste ontwerpers uit de ‘Smulders-stal’ was de Hagenaar Jan Lavies (1902-2005). Al in de jaren 30 was de samenwerking tussen beiden tot stand gekomen via directeur C.J.J. Jacobs van de Laurenssigarettenfabriek aan de Rijswijkseweg. Lavies ontwierp zijn eerste affiche voor deze firma voor het sigarettenmerk ‘Laurens No 10’, die bij Smulders werd gedrukt2. Lavies was met 173
name in de jaren 50 en 60 een toonaangevend vormgever in de reclamewereld. Hij leverde ontwerpen voor allerhande drukwerk, zoals folders, verpakkingen en affiches, die veelal bij Smulders werden gedrukt. Eén van de opdrachtgevers was de Holland Amerika Lijn (HAL) waarvoor hij in de huisstijl menu’s, wijnkaarten en programma’s voor de passagiers op de HAL-schepen ontwierp. Verder waren het veel Haagse bedrijven, die tot de kring van opdrachtgevers van Lavies en Smulders behoorden. Ook de hoofdkantoren van Shell en Esso behoorden hiertoe evenals bekende firma’s uit de Binckhorst. Zo leverde Lavies het ontwerp voor drie affiches voor Autopalace in 1951: voor Steyr tractors, en de automerken Skoda en Tatra. Vooral de laatste twee typeren de stijl van Lavies. Ze stralen het plezier en het comfort van de auto’s uit en stellen de consument centraal, een tendens die in de jaren 50 duidelijk opgang maakte. Ook de Laurens reclames uit die tijd stralen een sprankelende sfeer uit. Soms is het zelfs een wat zwoele sfeer met echte femmes fatales, die het roken aantrekkelijk maken. Het is zeker niet het beeld dat tegenwoordig overheerst als men over de jaren 50 spreekt. De firma Smulders is dan al verhuisd naar de Binckhorst. Aan de Orionstraat 2, in één van de industrieflats, werd de kartonnagefabriek ondergebracht en iets verderop op de hoek van de Binckhorstlaan, Polluxstraat en de huidige Mercuriusweg, verrees de grote boek- en steendrukkerij en de boekbinderij van Smulders3. Dit pand is nog steeds intact en markant aanwezig op dit drukke kruispunt, zij het dat het er inmiddels wel verminkt bij staat door aanpassingen van de huidige gebruiker, de firma Karwei Bouwmarkt. Daarbij zijn alle raampartijen dichtgetimmerd en de bakstenen gevels door een dikke
Affiche voor Golden Fiction, één van de succesvolle merken van de Laurens sigarettenfabriek. Ontwerp J. Lavies, ca. 1955.
laag witte verf uit het zicht verdwenen. Beide bedrijfshallen van Smulders stonden vol met machines, die aangedreven werden door elektromotoren (51 en 195 PK). In de kartonnagefabriek waren het vooral stans-, vouw-, buig- en hechtmachines en in de drukkerij diverse soorten persen, waaronder twee snelpersen en vier Planeta
Drukkerij Smulders aan de Binckhorstlaan, hoek Mercuriusweg, begin jaren 50. (Verzameling HGA) 174
Jubileumpuzzel van Smulders uit de eigen drukkerij, die tevens is afgebeeld, 1969. (Verzameling SHIE)
Drukkerij Smulders gepresenteerd in de jubileumuitgave
Zo gaat dat bij Smulders ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan in 1969. (Verzameling HGA)
Het voormalige pand van drukkerij Smulders, nu in de verf gezet door Karwei, 2012. (Verzameling SHIE)
offset persen, en snijmachines. De plattegrond van de drukkerij laat centraal een grote drukkerijzaal zien met langs de randen, aan de straatzijde, kleinere lokalen, zoals een tekenlokaal, een directiekamer, kantoren en het archief. De architect van het complex was C.J.Ph. Reinerie, die enkele jaren later voor de firma Escher ook het fabriekscomplex ontwierp. Smulders kreeg met deze nieuwe vestigingen meer ruimte, die in het complex aan de Edisonstraat steeds schaarser was geworden. Met 80 mensen aan het werk was het daar toch wel erg krap. In de Binckhorst zou het bedrijf verder uitgroeien tot een werknemersbestand van rond de 120 personen. Dit aantal werd gehaald in het jubileumjaar 1969 toen de firma 125 jaar bestond4. Smulders beschikte sinds 1961 over een vierkleuren offsetpers en er zouden er enkele jaren later nog twee volgen. Op deze persen werd in die jaren veel reclame- en verpakkingsdrukwerk gedrukt voor onder meer King pepermunt, labels voor Caballero, Golden Fiction en ander drukwerk voor de twee grote Haagse sigarettenfabrikanten: Batschari en Laurens. Hiervoor werd ook kartonnagewerk verricht voor grootverpakkingen. Er werden twee handelsondernemingen gestart, Omnium en Centrolpool, die een eigen marktsegment gingen bedienen. Omnium verkocht de serie Kompaskaarten en Centrolpool exporteerde kleurboeken en puzzels. In het verrassingspakket voor kinderen dat ter gelegenheid van het jubileum werd geproduceerd ontbraken deze producten dan ook niet. Naast kleurboeken met zowel viltstiften als waterverfkleurtjes zaten er vier bouwplaten in het pakket en een aankleedpop en een cijferpuzzeltje. Ondanks deze feestelijke gebeurtenis was de tijd van groei wel voorbij. Eind jaren 50 had men al moeten constateren dat er gesaneerd moest worden en was het bedrijf langs de afgrond gegaan. De concurrentie in het verpakkingswerk was sterk toegenomen en er moesten jaarcontracten met de opdrachtgevers worden afgesloten. Dit hield in dat er forse voorraden door de drukker moesten worden aangehouden om direct te kunnen leveren. Deze voorraden moesten wel voorgefinancierd worden en dat bleek niet haalbaar voor Smulders. Hierdoor verloor men ook een eerste grote klant, Albert Heijn. Door het inzakken van de rokersmarkt ten gevolge van de anti-rook campagne van de overheid nam ook de omvang van opdrachten uit deze sector sterk af. In het jaar 1975 besloot de enig aandeelhouder Piet Smulders met het bedrijf te stoppen en het te ontmantelen. De persen werden verkocht aan drukkerij Mortelmans in de Plaspoelpolder. Ook deze drukkerij drukte al jaren voor de firma Laurens. Ook aan de Mercuriusweg, op nummer 37, vestigde zich kort na Smulders in 1953 drukkerij Luctor et Emergo5. Dit middelgrote bedrijf met 47 werknemers was voor de oorlog gevestigd aan de Amalia van Solmsstraat, maar 175
Aankondiging van de nieuwe start van drukkerij Luctor et Emergo aan de Laakweg (nu Mercuriusweg), 1952. (Verzameling HGA, bnr. 1426, inv.nr. 5102)
werd door het Engelse bombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945 totaal verwoest6. Na de oorlog trok de firma in een kleine drukkerij aan de Nunspeetlaan. Het gebouw en de machines waren geconfisqueerd van een drukker, die fout was geweest in de oorlog. Luctor et Emergo, waarvoor voorlopig geen nieuwe huisvesting beschikbaar was, kreeg er de beschikking over. Veel van het drukwerk van het uitgebreide klantenbestand dat de firma bezat moest door de beperkte capaciteit worden
uitbesteed. In de Binckhorst kon men weer enigszins op verhaal komen. Men leverde onder meer drukwerk aan de Landsdrukkerij, het centraal distributiekantoor, diverse semi-overheidsinstellingen en diverse periodieken, zoals de Haagsche Post, De Nieuwe Gids en ook werk voor bedrijven als BPM en Bruynzeel. Erg succesvol was het bedrijf niet meer en het werd al snel overgenomen door de Koninklijke Drukkerijen Lankhout-Immig, die op zijn beurt in 1979 werd overgenomen door Nijgh & Van Ditmar. In het fabriekscomplex, dat naar ontwerp van de architecten Ouburg en van der Weegen was gebouwd, trok in 1967 drukkerij La Rivière Voorhoeve in. Ook dit was slechts van korte duur. Deze drukkerij werd in 1970 samengevoegd met de drukkerij van Blommendaal aan de Rijnstraat. Uiteraard hadden al deze overnames ook van alles te maken met de enorme ontwikkeling, die de grafische industrie in de naoorlogse jaren doormaakte; van lood naar offset, om vervolgens in de jaren 80 over te schakelen op digitaal geproduceerd drukwerk. De nieuwe ondernemer die het pand betrok was drukkerij ANDO7. De oorsprong van dit bedrijf lag aan de Nieuwe Haven waar in 1929 Fokko Tamminga sr. met twee compagnons een nieuwe drukkerij startte: de NV Algemeene Nederlandsche Drukkerij Onderneming ANDO. De twee andere eigenaren werden al snel uitgekocht en Tamminga ging alleen verder. Het was een
Het begin van drukkerij ANDO aan de Nieuwe Haven, pentekening B. Weihs, 1943. 176
Gedrukt en uitgegeven bij ANDO, een overzicht van de
Haagse grafici 1940-1998, waarvan drukkerij ANDO zelf het kloppende hart vormt.
standaard drukker die alles aanpakte wat er te drukken viel, maar wel met grote interesse voor het vak en voor de typografie. Er werd in de loop van de tijd een nauwe relatie opgebouwd met veel grafische vormgevers. In de
oorlogsjaren wist ANDO ondanks veel tegenwerking nog lang te blijven draaien en was tegelijk ook actief in de illegale drukkerspraktijken. In 1970 maakte ANDO de sprong naar de Binckhorst en betrok het pand van drukkerij Luctor et Emergo aan de Mercuriusweg. Vanaf 1973 kwam de zoon van Tamminga, Fokko jr., in de zaak en wist na een moeizame inwerkperiode het bedrijf weer op de rails te krijgen. Er werden veel contacten gelegd met grafische ontwerpers en er was oog voor actuele technische ontwikkelingen in de drukkerswereld. De offset drukkerij kwam tot volledige ontplooiing en er werd al vroeg een overgang gemaakt naar het fotografische zetwerk. Kwaliteit werd weer een eerste vereiste. Zo betrad de drukkerij de markt van de kunstcatalogi voor belangrijke musea als Kröller Müller, het Gemeentemuseum en het Mauritshuis. Ook voor de gemeente Den Haag werd veel drukwerk verzorgd, totdat in 1980 de gemeenteraad besliste dat al het gemeentelijk drukwerk voortaan bij de gemeentedrukker moest worden uitgevoerd. Daarmee verloor ANDO van de een op de andere dag een kwart van zijn omzet! De drukkerij zette al vroeg in op de nieuwe ontwikkeling van Desktop publishing (DTP) en het machinepark werd uitgebreid met een vijfkleurenpers van het formaat 70 -100 cm. De komst van de nieuwe pers maakte een verbouwing noodzakelijk. Men was er net op tijd achter gekomen, dat de vloer een dergelijk gewicht niet aankon. Bij nader onderzoek bleek dat de vloer al bijzonder slecht was. Binnen de muren van het oude pand verrees in 1981 een totaal vernieuwde drukkerij: het huidige roze gebouw van twee verdiepingen, met een magazijn en een daktuin. ANDO ontwikkelde
Repro Van der Kamp aan de Wegastraat, 2012. (verzameling SHIE) 177