Het magazine van de vereniging oud studenten economie
Wilson De Pril, FEB-alumnus 2015 [ 4–6 ]
Universiteit Gent
Wie vandaag een analfabeet is op technologisch vlak, isoleert zichzelf.
Event in de kijker → “Workshop Personal Tax” → Juni 2015
we link economic thinking
---- mei – augustus 2015 ---- N° 2 ----
VOSEKO magazine
Ben jij als oud-student ook nog steeds fan van de UGent? Word dan snel lid van onze alumnivereniging. Zo blijf je op de hoogte van wat er reilt en zeilt, kom je opnieuw in contact met je vroegere studiegenoten en ontvang je een uitnodiging voor alle UGent alumni-activiteiten. Als betalend lid kan je bovendien rekenen op een alumnikaart die je tal van voordelen biedt.
Lid worden is trouwens eenvoudig: je surft naar www.UGent.be/alumni en vult je gegevens in. Doen: dan zit die voordelenkaart binnenkort in je brievenbus.
Woord vooraf www.voseko.be
INHOUD WOORD VOORAF 3 Door Arne De Keyser ALUMNI 4 Wilson De Pril, FEB-alumnus 2015 TERUGBLIK 7 VOSEKO activiteiten ONDERNEMERSCHAP 9 Wiet Vande Velde - Eerste bedrijf op zestien ONDERWIJS 11 Buitenlandse stage ONDERZOEK 12 Elien Vandenbroucke - Joris Voets Grassroots innovatie 15 STUDENT Tiesj, tussen Vlaanderen en Roubaix in 14 Winnaars VOSEKO-prijzen 16 VEK Career Day 17 DE FACULTEIT EN HAAR ONDERWIJS Nieuw aan de Faculteit 18 International Entrepreneurial Seminar OPINIE Arco, bom onder de regering 20 Meer en langer werken… 21 ACTIVITEITENKALENDER 22 FEB Faits divers & TELEX 23
Link tussen academische wereld en maatschappelijke stakeholders
PARTNERS
COLOFON Viermaandelijks tijdschrift van VOSEKO vzw Nr. 2 van jaargang 2015 REDACTIERAAD Axel Baeyens, Brecht Boone, Myriam De Bruyne, Arne De Keyser, Jürgen Hanssens, Grégory Maes, Ward Noppe, Ine Paeleman, Len Vandenheede, Yasmin Van Landschoot, Vincent Van Peteghem. EINDREDACTIE Myriam De Bruyne Met uitdrukkelijke dank aan Marc De Clercq, Katrien De Kegel. Lay-out -> Marc Popelier - www.cluster-graphics.be drukwerk -> Publiprinting Verantwoordelijke uitgever -> VOSEKO vzw,
[email protected] en www.voseko.be
In het streven naar beleidsrelevantie in onderwijs en onderzoek, vormt VOSEKO één van de kanalen van de faculteit die contacten leggen tussen de academische wereld en z’n diverse maatschappelijke stakeholders. In dat kader organiseerde de alumnivereniging een debatavond rond de toekomst van de Vlaamse industrie waarbij drie belangrijke partijen rond de tafel verenigd werden: industrie, overheid en universiteit. De conclusie van de avond was duidelijk: de wisselwerking tussen de drie protagonisten is van cruciaal belang voor Vlaanderen, zowel voor de verdere ontwikkeling, alsook om als regio een belangrijke speler te blijven op het economische wereldtoneel. Een voortdurend streven naar innovatie middels basis- en toegepast onderzoek, een betere opleiding middels ‘duaal leren’ en een slimme overheid die ondernemen stimuleert en gunstige randvoorwaarden creëert, staan hierbij centraal. Ook de FEB speelt een belangrijk rol in dit proces. Straks levert de faculteit opnieuw een duizendtal alumni af die hun steentje bijdragen aan ons economisch weefsel. Via haar activiteiten probeert VOSEKO deze beleidsmakers van de toekomst te stimuleren en hun kritische geest verder aan te wakkeren. Het voorliggende magazine, dat reflecteert op een aantal maatschappelijke trends, wil derhalve een brug vormen tussen de faculteit en haar talrijke alumni.
Overname van artikels is mogelijk mits schriftelijke toestemming van de redactie en bronvermelding. Dankzij uw steun is VOSEKO vzw de bloeiende vereniging die ze nu is. Hartelijk dank namens alle alumni van
Ik wens u alvast een inspirerende leeservaring toe! Tot één van onze volgende activiteiten.
de Faculteit Economie en Bedrijfskunde! Wenst u VOSEKO vzw (verder) te steunen? Zie dan www.voseko.be foto cover -> © Nic Vermeulen Op de coverfoto staan Baron Julien De Wilde, Wilson De Pril, Serge Van Herck, Filip Van Hool en Michaël Van Droogenbroeck
Arne De Keyser Voorzitter Dagelijks Bestuur VOSEKO Doctorandus Vakgroep Innovatie, Ondernemerschap en Dienstenmanagement
------- alumni -----------------------
Wilson De Pril, FEB-alumnus 2015: ‘Het meest nuttige van een economische opleiding? De combinatie van macro- en micro-economie.’ Op 10 maart gingen vier topspelers met elkaar in debat. Eén van hen, FEB-alumnus en directeur-generaal van Agoria Vlaanderen, Wilson De Pril, liet vooraf in zijn ziel kijken. We hingen ons gesprek op aan vijf tweets die –van ver of van dichtbij– gerelateerd zijn aan onze gespreksonderwerpen: de toekomst van de Vlaamse industrie en de verkiezing tot alumnus van het jaar.
Wilson De Pril “Fabriek van de toekomst; positieve en toekomstgerichte aanpak voor de maakindustrie in Vlaanderen. Meedoen!!”
Een enthousiaste tweet van uzelf om te beginnen. Het project ‘Fabriek van de Toekomst’ past in het door de Vlaamse Regering opgezette ‘Nieuw Industrieel Ondernemen’. Waarom moeten we zo hard inzetten op onze industrie? Vlaanderen is uiteraard geen goedkope omgeving. De ondernemingskosten zijn hier hoog en dat zal op korte termijn niet drastisch veranderen. Maar wie weet dat 40% van onze welvaart gecreëerd wordt door de industrie, begrijpt onmiddellijk dan we in onze regio moeten durven inzetten op het industrieel beleid. Europa heeft dit ook begrepen en zet daarom hard in op ‘advanced manufacturing’ met ‘the factory of the future’. Bij ons in Vlaanderen betekent dit dat
we niet alleen producten moeten ontwikkelen, maar dat we ook moeten blijven produceren. En om die doelstelling te halen, moeten een aantal voorwaarden gerealiseerd worden. Vandaar het project ‘Fabriek van de Toekomst’? Inderdaad. Wie op termijn in Vlaanderen wil blijven produceren, moet onder andere bijzonder flexibel zijn. Traditioneel produceer je bijvoorbeeld in series van 100 of 1.000, maar eigenlijk zou je –om concurrentieel te blijven– moeten kunnen produceren per eenheid, zonder dat je eenheidskostprijs daarvoor moet wijzigen, dus onafhankelijk van je productieniveau. Die manier van werken vereist dat je je snel kan aanpassen aan de wensen van de klant, zowel wat betreft productspecificatie als qua aantallen. Dergelijke wendbare industrie geeft ons een enorm voordeel ten opzichte van lagekostenlanden. Zit daar de toegevoegde waarde van de Vlaamse en bij uitbreiding de Europese industrie? Vernieuwde concepten qua manufacturing van producten in kleinere series mét een hoog kennisgehalte, zou de sterkte moeten zijn van de industrie in Vlaanderen. En dit in een continu, maar steeds sneller evoluerend proces waarbij natuurlijke grondstoffen, energie en milieu maximaal worden gespaard. De nieuwe industrielanden kunnen dat allemaal samen
bio Wilson De Pril Leeftijd -> 63 (Gent, 23 december 1951) Studies -> licentiaat economische wetenschappen (FEB) en aanvullende programma’s Vlerick Professionele activiteit -> directeur-generaal AGORIA Vlaanderen Onderscheiding -> VOSEKO-alumnus van het Jaar 2015
4
VOSEKO magazine
nog niet aan, maar ook zij zijn natuurlijk snel aan het evolueren en wij willen hen uiteraard een stap voor blijven. Vandaar het project van Agoria met SIRRIS ‘Made Different’ dat bedrijven begeleidt naar de ‘Factory of the Future.’ Dus, we moeten er voor zorgen dat we hen voorblijven? Absoluut. Dat moet onze ultieme uitdaging blijven. De industrie in ons land staat voor 80% van onze export en voor meer dan 80% van het privébudget voor 0nderzoek en 0ntwikkeling. Twee cruciale factoren voor onze welvaart! Daarom ook is het zo belangrijk dat we hier niet alleen ontwikkelen, maar ook blijven produceren. Die twee elementen gaan hand in hand. Als de productie hier weggaat, dan volgt 0&0 op termijn. Net zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Duitsland, moeten wij nu volop inzetten op die versnelde transformatie van onze industrie.
Fab. vd Toekomst Vl. regering geeft subsidie van 2 miljoen € om 1.000 bedrijven enthousiast te maken vr # Made Different # Agoria # Sirris
Met ‘Made Different’ probeert u die voorsprong te behouden? Zeker! Met ‘Made Different’ hebben we een uniek proces opgezet om dergelijke omschakelingen te begeleiden. Wat doen we? We nemen eerst een scan van de onderneming en dat aan de hand van zeven transformatiedomeinen, bijvoorbeeld World Class Production, de graad van digitalisatie, de milieu-en energievriendelijkheid, de betrokkenheid van de medewerkers... Vervolgens gaat een reeks specialisten met de resultaten van die audit aan de slag, teneinde het bedrijf te begeleiden op weg naar een Factory of the Future, wat meestal een paar jaar duurt.
Geert Bourgeois en Wilson De pril
Wie er in slaagt zijn processen te digitaliseren, bereidt zich terdege voor op de toekomst.
Op welke vlakken kan een bedrijf dan een transformatie ondergaan? Die transformaties zijn allesomvattend en moeten geïntegreerd toegepast worden. Zo is het openbreken van de ‘geslotenheid’ van een bedrijf vaak een topic. Gezien het onmogelijk is geworden om alle technologische kennis in huis te hebben, de operaties zeer snel moeten verlopen en de kosten zeer scherp onder controle moeten zijn, is het zeer vaak aangewezen om met andere bedrijven, maar ook met researchinstellingen en universiteiten samen te werken. Een ander thema, dat steeds belangrijker wordt, is het kritisch evalueren van het business model. Op die manier kan men kwantumsprongen maken. Hoe kunnen we dit realiseren? Vlaanderen is sterk in het consolideren en samenbrengen van technologieën, zoals bijvoorbeeld in ‘mechatronica’, waarbij mechanica, software en elektronica geïntegreerd zijn. In de voertuigindustrie dienen tal van nieuwe materialen verbonden te worden, ook worden er massa’s elektronica aangewend, onder andere bij de nieuwe aandrijfsystemen. Technologieën komen meer en meer samen en daaruit ontstaan vaak nieuwe marktopportuniteiten. Nu weer biedt ‘internet of things’ ontzaglijke mogelijkheden. Als Vlaanderen ter zake de gigantische opportuniteiten benut, kan de regio op een aantal domeinen tot de wereldtop blijven behoren. Daartoe zijn ingenieurs nodig? Dat is inderdaad een belangrijke voorwaarde. Agoria wil daarom zoveel mogelijk jongeren sensibiliseren om een technologische opleiding te volgen. Ingenieurs staan echt aan het begin van het vernieuwingsproces. Ik hoop dat het aan gang zijnde transformatieproces opnieuw de jeugd bekoort en dat de jongeren
beseffen dat ze op die manier meewerken aan het fundamenteel oplossen van maatschappelijke uitdagingen op het vlak van bijvoorbeeld energie, milieu, gezondheidszorg.
Alain Wayenberg Nieuwe naam van SOC-maakindustrie is FLANDERS’ MAKE succes met dit prachtig initiatief
Met ‘Flanders Make’ heeft de Vlaamse industrie ook een strategisch onderzoekscentrum opgestart om haar doelstellingen te realiseren? Absoluut! Hiermee proberen we echt aan basisonderzoek te doen, teneinde de transformaties die we via ‘Made Different’ opzetten, nog meer body te geven. We volgen niet alleen de evoluties binnen de Vlaamse bedrijven, maar we gaan ook na wat in andere landen gebeurt. Op die manier bevoorraadt Flanders Make’ ‘Made Different’ met nieuwe ideeën, die ‘Made Different’ dan in de praktijk kan brengen. Is dat vergelijkbaar met het onderzoek dat Imec verricht inzake nano-elektronica en nanotechnologie? IMEC opereert op een heel hoog niveau met nog meer pre-competitief onderzoek. De ingenieurs van het onderzoekscentrum zijn top-level en werken voor internationale klanten. Relatief weinig van hun kennis stroomt door naar de lokale Vlaamse bedrijven waarvan slechts weinige erin slagen het technologisch vooraanstaand onderzoek om te zetten in innovatie. Met ‘Flanders Make’ voeren we onderzoek uit dat dichter bij de markt staat en moeten we er in slagen om via ‘Made Different’ en andere valorisatiepartners dat vertaalwerk naar de praktijk wél te realiseren.
Een concreet voorbeeld? Het Toyota productiesysteem heeft de industrie destijds helemaal op haar kop gezet, maar sinds zijn invoering is het systeem enkel incrementeel verbeterd. Mochten we er in slagen om een totaal nieuw concept te ontwikkelen, dat bijvoorbeeld de samenwerking tussen bedrijven en toeleveranciers nog vlugger en/of beter doet verlopen, dan is de uitdaging om die mooie theorie naar de praktijk te vertalen.
Jonathan Holslag “Mijn gedacht: Uplace is alles wat Vlaanderen niet moet zijn”
Om even een hot topic aan te raken: rijmen projecten als Uplace met de doelstellingen van het Nieuw Industrieel Ondernemen? Op zich hoeft dit niet onverzoenbaar te zijn. Vaak zijn combinaties van activiteiten in een bepaalde streek of regio aangewezen. Daarom is het ook niet vreemd dat sommige industrieën zich middenin een stedelijke omgeving ontwikkelen. Op die manier krijg je een osmose waardoor verschillende werelden met elkaar in aanraking komen. Los daarvan blijft het wel belangrijk dat we meer belang hechten aan ruimtelijke ordening. Het is evident dat er iets moest gebeuren met de lege plek in Vilvoorde. U was dus geen voorstander om daar industrie te zien verrijzen? Er zijn betere plaatsen om grote industriële activiteiten op te starten. Daar zouden ze vlug zijn ingesloten. Betere alternatieven zijn onder meer de terreinen van Ford Genk en van General Motors in Antwerpen. De nabijheid van waterwegen is tegenwoordig dikwijls een
VOSEKO magazine
5
WILSON DE PRIL MET onderscheiding
Economie is geen exacte wetenschap maar de rekeningen moeten wel kloppen.
pluspunt. Ook de haven van Gent heeft nog terreinen. Bovendien is er ook veel leegstand op de bestaande industrieterreinen. Laat ons eerst de beschikbare ruimtes invullen alvorens grote nieuwe industriële terreinen te ontwikkelen. Welke zijn dan de kritische succesfactoren om het Nieuwe Industriële Ondernemen te doen slagen? Elk land, elke regio zou een visie en strategie moeten hebben voor het realiseren van zoveel mogelijk welvaart en welzijn voor de burgers. Als blijkt dat die er grotendeels komen door industriële activiteiten, dan moeten we die koesteren. Het is van kapitaal belang om een offensief en continu industriebeleid te voeren met als slagwoorden ‘ondernemen, innoveren en internationaliseren’. Het is de taak van de overheden om daarvoor omkadering te voorzien, zoals infrastructuur, de afbouw van regels en reglementen, de verlaging van ondernemingskosten; verder dienen zij een aantal zaken te faciliteren, door onder meer onze bedrijven assertief bij te staan op de verre, maar groeiende exportmarkten. Het professioneel aanprijzen van onze regio in het buitenland op basis van onze technologische sterktes, zou ook helpen om kennisactiviteiten en -medewerkers aan te trekken en alzo ons industrieel weefsel te versterken. U pleit dus voor een gedeelde verantwoordelijkheid tussen bedrijven en overheid? De overheid moet faciliteren, maar de ondernemingen moeten het uiteraard ook waarmaken. Als de overheid zorgt voor lagere loonlasten, vlottere mobiliteit of beter onderwijs, dan moeten ondernemingen daarmee aan de slag en ondernemen, innoveren en internationaliseren. Een mooi voorbeeld van zo’n samenwerking is de zogenaamde triple helix, waar overheid, bedrijfswereld en universiteiten
6
VOSEKO magazine
samenwerken. Neem bijvoorbeeld de regio rond Eindhoven, op een boogschoot van de Vlaamse grens, waar de drie actoren een tandje bijgestoken hebben. De positieve spiraal die daar heerst, is fenomenaal. Mensen komen van ver om er te mogen werken of er aan onderzoek te doen. Diezelfde stimulerende en positieve houding hebben wij ook in Vlaanderen nodig!
VOSEKO Proficiat aan de alumnus van het jaar ! @wilsondepril!
Wat doet dat met een mens, verkozen worden tot alumnus van het jaar? Och, je zit natuurlijk even met je hoofd in de wolken, maar direct daarna sta je weer met beide voetjes op de grond. Het is natuurlijk een hele eer, die toont dat men apprecieert wat je doet. En bovenal: die onderscheiding versterkt nog mijn verbondenheid met de faculteit. Mijn roots liggen hier en dat zal altijd zo blijven. Wat herinnert u zich nog uit uw tijd aan onze faculteit? Je staat er natuurlijk wel even bij stil. Wat mij vooral verbaast, is hoezeer sommige economische principes van toen vandaag soms miskend worden. ‘Je moet eerst de economische taart bakken, alvorens je ze kan verdelen’, is er zo één van. Vandaag hoor je af en toe aan vakbondszijde dat je eerst de taart moet verdelen en dan pas hoeft te kijken wie ze zal bakken. Zo hebben we toentertijd steeds gehoord dat de bankencrisis van 1929 een éénmalig gegeven was. Het tegendeel is ondertussen toch ook maar mooi bewezen. Of ook nog: de manier waarop de waarde van een onderneming bepaald wordt. Sinds begin deze eeuw lijkt het bij een bepaald type van bedrijven alsof hoe meer verlies ze maken, hoe meer waarde ze hebben… Maar dergelijke bedrijven zorgen toch dikwijls voor vooruitgang? Soms wel maar het speelveld wordt daardoor zeer volatiel en onvoorspelbaar, ook voor de belegger. Economie is geen exacte
wetenschap maar de rekeningen moeten wel kloppen! Door het gebruik van nieuwe technologieën worden creatieve concepten realiseerbaar. Maar daaraan is niet altijd een duurzaam business model gekoppeld. Dergelijke bedrijven worden soms snel naar de beurs gebracht, waar ze initieel hoge toppen scheren, maar nadien bijzonder veel waarde verliezen, omdat ze grotendeels op drijfzand zijn gebouwd. Een mooi voorbeeld daartegenover is Google, dat wel is blijven investeren en innoveren… ook in nieuwe toepassingen zoals de autonome wagen. Hoe bent u als economist terechtgekomen bij AGORIA, de Belgische federatie van de technologische industrie? Gedeeltelijk door omstandigheden, maar het is vooral ook een omgeving die me enorm interesseert. Je kan er niet omheen dat zowat alles bepaald zal worden door technologie. Wie vandaag een analfabeet is op technologisch vlak, isoleert zichzelf. Denk maar aan de talloze mogelijkheden die er zijn, niet alleen in de professionele omgeving, maar ook privé… Ik probeer voor onze bedrijven de synthese te vormen van wat ik hoor, zie, weet en denk. Naar het beleid toe geef ik op basis van mijn permanente dialoog met de bedrijfsleiding geargumenteerde input. En daartoe is economie de beste opleiding? Ongetwijfeld! Wat mij nog het meest nuttig lijkt van mijn economische opleiding, is de combinatie van macro- en micro-economie. Macro-economie helpt ons na te denken over hoe onze welvaart tot stand komt en microeconomie leert ons welke elementen meespelen bij het managen van een bedrijf. Een combinatie die me tot op vandaag helpt bij mijn job! Overgoten met een sausje technologie is dat het ideale recept! Voor ons zit dus een fiere VOSEKO Alumnus van het Jaar? Zeker weten! Vincent Van Peteghem
De westerse industrie krijgt klappen. Ons industriële model – produceren met zo weinig mogelijk mensen omwille van de hoge ondernemingskosten – moet dringend worden herdacht. Om te blijven meespelen moeten onze industriële bedrijven zich ontpoppen tot fabrieken van de toekomst, maar hoe? VOSEKO onderzocht het probleem tijdens een kopstukkendebat op 10 maart. Vlaams minister-president Geert Bourgeois voegde er een politieke invalshoek aan toe. Rector Anne De Paepe was één van de honderden geboeide toeschouwers. Onder leiding van VRT-journalist Michaël Van Droogenbroeck debatteerden Baron Julien De Wilde (Agfa-Gevaert, Nyrstar), Filip Van Hool (Van Hool), Serge Van Herck (Newtec) en kersvers FEB Alumnus van het jaar’Wilson De Pril (directeur-generaal Agoria Vlaanderen) over de ingrediënten van een toekomstgericht industriebeleid. ‘Voor 40% van onze toegevoegde waarde zijn we rechtstreeks en onrechtstreeks afhankelijk van de industrie’, leidt prof. dr. ir. Derrick Gosselin het panelgesprek in. ‘Wie de industrie afbouwt, brengt bijgevolg onze welvaart in gevaar.’ Om de desindustrialisatie een halt toe te roepen, is een geïntegreerd industrieel beleid een absolute must volgens de hoogleraar: ‘en slimme specialisatiestrategie, bijvoorbeeld, stelt bedrijven, onderwijsinstellingen en de overheid in staat om de krachten te bundelen rond bepaalde specialisaties, waarin Vlaanderen als regio wil uitblinken.’
Prof. dr. Derrick Gosselin
Baron Julien De Wilde en Wilson De Pril
Toegevoegde waarde Busbouwer Filip Van Hool legt de vinger op de wonde: ‘Tien jaar geleden waren 80.000 mensen actief in de Belgische autoproductie, vandaag nog 35.000. Enkele jaren geleden verhuisden wij een groot deel van onze –erg arbeidsintensieve– productie naar Macedonië, waar de loonkosten veel lager zijn. In eigen land gingen flink wat arbeidsplaatsen verloren. Ons beslissingscentrum, de engineering- en R&D-activiteiten en de productie van kleine series met hoge toegevoegde waarde, blijven wel in Vlaanderen.’ ‘Dankzij doorgedreven automatisatie produceren wij onze folies hier goedkoper dan waar ook ter wereld’, schetst Julien De Wilde de situatie bij Agfa. ‘Vooral laaggeschoolden zijn de dupe van zo’n scenario, want het betekent dat bedrijven vooral nog nood hebben aan ingenieurs en andere specialisten. De hamvraag is wat we het meest op peil willen houden: onze productiviteit of onze werkgelegenheid?’ “Een deel van je productie naar het buitenland overbrengen maakt je vaak competitiever en stelt je juist in staat om te investeren in eigen land’, nuanceert Wilson De Pril. ‘In productontwikkeling én in productie van kleinere series die een hoge toegevoegde waarde hebben. Natuurlijk spelen hoge kosten en de opkomst van de groeilanden ons parten, maar onze industrie kan ook veel troeven uitspelen. De evolutie naar een volwaardige ‘fabriek van de toekomst’, bijvoorbeeld, op basis van de allernieuwste concepten en technologieën. Om die transitie te maken is een permanent, offensief industrieel beleid met een internationale focus echter een absolute noodzaak.”
Geert Bourgeois, rector en decaan
VOSEKO magazine
7
------- terugblik -----------------------
(1) ---- Kopstukkendebat over industrie van de toekomst: “Nood aan een permanent, offensief industrieel beleid met internationale focus”
Serge Van Herck en Filip Van Hool
Geert Bourgeois
Ivoren toren
Knopen doorhakken
Productie met hoge toegevoegde waarde staat of valt met innovatie. ‘Om op dat vlak snelheid te maken, moeten de academische wereld en het bedrijfsleven intensiever samenwerken’, vervolgt Wilson De Pril. ‘Met researchprojecten die nieuwe inzichten opleveren voor de industrie en waarvan onze economie snel de vruchten kan plukken.’ Julien De Wilde houdt echter ook een vurig pleidooi voor basisonderzoek. ‘Vandaag wordt basic research afgedaan als ivoren torenonderzoek, maar we vergeten dat we met ons toegepast onderzoek ruim een halve eeuw hebben geteerd op fundamenteel onderzoek uit de jaren 50 en 60. We moeten dus dringend nieuwe fundamenten leggen.’
Vlaams minister-president Geert Bourgeois benadrukt dat zijn regering knopen wil doorhakken. ‘Al behoren onze strategische onderzoekscentra tot de wereldtop, al ligt onze arbeidsproductiviteit boven het Europese gemiddelde en al prijken we met ons onderwijs in de top tien van de PISA-ranking, er zijn pijnpunten die dringend actie vereisen’, aldus de minister-president. ‘Het mobiliteitsprobleem, de 3%-norm voor onderzoek en ontwikkeling, de lage groeicijfers, de lage participatie van oudere werknemers, de loonhandicap …’ Om het onderwijs beter op het bedrijfsleven af te stemmen, keurde de Vlaamse regering in februari de conceptnota ‘Duaal Leren’ goed, wat een belangrijke stap is in de richting van een intensievere samenwerking tussen onderwijs en bedrijfswereld. Volgens Geert Bourgeois zit de toekomst van de Vlaamse industrie in clustering van de betrokken actoren en in een ‘slimme overheid’: ‘Ik geloof niet in een betuttelende overheid, maar in een bestuur dat inspeelt op concrete vragen van ondernemers en hen vertrouwen geeft.’ Afsluiten doet hij met een oproep tot optimisme: ‘We hebben alles in huis om groei te realiseren, laat ons samen de kansen grijpen om te investeren en te innoveren. Veel bedrijven timmeren al aan hun fabriek 4.0. Laat ons die successen meer in de verf zetten en trots zijn op ons ondernemerschap.’
Rolmodel Duitsland Voor de Vlaamse maakindustrie blijft Duitsland een belangrijke referentie. Onder meer het concept van duaal leren geniet veel bijval. ‘Ik ben een grote voorstander van een systeem waarbij leerlingen hun opleiding deels op school en deels op de werkvloer krijgen’, stipt Serge Van Herck aan. ‘Op voorwaarde dat we het niet verengen tot een remedie voor schoolmoeheid in het technisch en beroepsonderwijs. Ook universiteiten en hogescholen hebben baat bij een nauwere wisselwerking met het bedrijfsleven. Onze faculteiten leveren ingenieurs van wereldniveau af, maar ze mogen niet op hun lauweren rusten.’ Wilson De Pril voegt toe dat de interesse voor technologie en innovatie al kan worden aangewakkerd vanaf het lager onderwijs. ‘Alleen zo kunnen we een aanzuigeffect creëren naar technologische en technische richtingen en het structureel tekort aan technische skills in de bedrijfswereld aanpakken. De fabrieken van de toekomst hebben immers ook nood aan technische skills op alle niveaus.’
Wilson De Pril ‘FEB Alumnus van het jaar’ Na het debat benoemde prof. dr. Marc De Clercq, decaan van de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, Wilson De Pril tot ‘FEB Alumnus van het jaar’. ‘Hij is een vurig ambassadeur van de Vlaamse industrie en met zijn veelzijdige carrière een inspirerend voorbeeld voor onze huidige economiestudenten’, aldus de decaan. Wilson De Pril studeerde economie aan de UGent van 1969 tot 1973.
8
VOSEKO magazine
In 2010 richtte de jonge volbloedondernemer de RED Group op, die vijf bedrijven overkoepelt waar innovatie, passie, kwaliteit, service en duurzaamheid centraal staan. Zo ook bij Palletkraft dat kartonnen paletten, een ecologisch alternatief voor de traditionele houten exemplaren, produceert. Een andere van Wiets doelstellingen is ambitieuze en talentvolle jongeren te stimuleren in succesvol ondernemen. Hoog tijd voor een interview!
Het is de plicht van het onderwijs en de onderwijsinstelling om een basis van informatie te voorzien die een jonge starter in staat stelt een juiste keuze te maken.
Wat direct opvalt, is de ecologische focus van uw bedrijven. Was dat een bewuste keuze of is die eerder spontaan tot stand gekomen? Dit was vanaf meet af aan een bewuste keuze. De idee dat we zorg moeten dragen voor de aarde en het milieu, leeft sterk bij mij. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties er ook nog kunnen van genieten. De erfenis die we van vorige generaties kregen, verplicht ons bewust om te gaan met het milieu. Op dat vlak wil ik echt een verschil maken. Bijvoorbeeld: hoewel onze paletten minstens even sterk zijn als houten exemplaren, is de ecologische impact van kartonnen paletten zoals wij die bij Palletkraft produceren, veel kleiner, omdat ze honderd procent recycleerbaar zijn. Alleen springt het gros van de bedrijven momenteel nog niet mee op de kar en dat is bijzonder frustrerend. Wat is het grote verschil tussen kartonnen en traditionele paletten? Behalve de lagere ecologische impact, zijn er nog andere verschillen. Zo speelt ook de invloed van de exportregelgeving. Vooraleer hout kan geëxporteerd worden, moet het verhit worden om het kiemvrij te krijgen. Omdat karton niet onder deze ISPM15-norm valt, moeten onze paletten geen dergelijke behandeling ondergaan. Daarnaast is ook het gewicht veel lager dan dat van de traditionele houten
exemplaren, wat ze minder log en gemakkelijker hanteerbaar maakt. Een ander voordeel is dat we het formaat kunnen laten variëren naargelang de specifieke noden van de klant. Palletkraft gebruikt ook minder materialen dan andere producenten van kartonnen paletten, wat ons in staat stelt om competitief te blijven. Een tijdje terug was u te gast op een VOSEKOevenement over financiering van jonge ondernemingen. Hoe hebt u zelf de beginjaren ervaren? We zitten er nog middenin. We zijn nog volop onze weg aan het zoeken, al denk ik dat we goed bezig zijn. Maar de kosten lopen toch hoger op dan we vooraf hadden ingeschat. De productielijn bijvoorbeeld is veel duurder dan initieel begroot. Een jonge starter die nog geen groot kapitaal ter beschikking heeft, hangt af van externe financiering en investeerders. En dat betekent een aanhoudend gevecht. Ik ben voortdurend in de weer met het verdedigen van mijn project en het zoeken naar en aantrekken van investeerders. Ook is het kwestie om te proberen iedereen tevreden te houden. Het is niet eenvoudig om het evenwicht tussen de verschillende belangen te vinden. Zat ondernemen van jongs af aan in uw bloed? Vanaf heel jonge leeftijd heb ik altijd het idee gehad dat ik ‘iets’ moest doen. Alleen wist ik
bio Wiet Vande Velde Leeftijd -> 32 (03-05-’83) Studies -> burgerlijk ingenieur (KULeuven) Professioneel -> CEO van Falco NV (2003), Red Technics (2009), Maro (2012), Palletkraft (2014), Warmtepompkoning (2014), Sister Bean, overgenomen in 2014 Privé -> samenwonend Hobby’s -> duiken, skiën, joggen, zwemmen
VOSEKO magazine
9
------- ondernemerschap -----------------------
Wiet Vande Velde Eerste bedrijf op zestien, vijf ondernemingen zestien jaar later…
medewerkster Maité, CEO Wiet en interviewer Brecht
toen nog niet goed wat. Ondertussen heb ik meerdere zaken opgestart waarin ik nog actief ben. Naarmate je ouder wordt, besef je beter waar je effectief naar toe wilt. Belangrijk is dat je intussen iets bijdraagt in de goede richting. Dat je vanaf dag één niet direct staat waar je zou willen staan, is niet erg, maar het is wel belangrijk dat je ondertussen reeds in de juiste richting werkt. Anders sta je na vijf of vijftig jaar nog nergens. En dat is het moeilijkste. Hoe belangrijk is het stimuleren van ondernemerschap bij jonge alumni, zoals deze van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde? Heel erg belangrijk. Ik ben actief in Netwerk Ondernemen en om de werking daarvan te stimuleren heb ik, met de Hogeschool en Universiteit Antwerpen, een project opgezet in samenwerking met VOKA: de Antwerp Entrepreneur Academy. De Academy richt een aantal seminaries in teneinde ondernemerschap te laten opnemen in het lessenpakket én sterk te stimuleren bij jongeren. Ik heb sowieso de indruk dat we evolueren naar een samenleving met meer zelfstandigen. Mensen moeten goed geïnformeerd worden over wat mogelijk is. Hoe kan je een keuze maken tussen twee mogelijkheden als je niet weet wat de tweede inhoudt? Ik geef ook lezingen over de voor- en nadelen van ondernemen. Wat kan je zelf doen? Wat is er mogelijk? Hoe begin je eraan? De meeste pas afgestudeerden kunnen zich hierover nog geen idee vormen. Het is de plicht van het onderwijs en de onderwijsinstelling om een basis van informatie te voorzien die een jonge starter in staat stelt een juiste keuze te maken. Het informeren zet u automatisch aan om erover na te denken. Dit vind ik erg belangrijk.
10
VOSEKO magazine
Worden er maatregelen getroffen of initiatieven genomen, hetzij door de overheid, hetzij door academische of private instanties om jonge ondernemers te ondersteunen? Zoals ik daarnet aanhaalde, begint het bij het tonen van en informeren over de mogelijke opties. Ten tweede is een stabiel en eenvoudig legaal kader erg belangrijk. De wirwar aan regels maakt het soms gecompliceerd, maar voor vele bedrijven telt eigenlijk ‘less is more’. Ten derde is voldoende financiering onontbeerlijk. Het is behoorlijk frustrerend te ervaren dat de Belgen een recordbedrag op spaarboekjes parkeren, omdat een wettelijk kader ontbreekt om centen in bedrijven te investeren. Waar ziet u uzelf of uw bedrijf te staan over vijf à tien jaar? Voor mezelf hoop ik dan dat we van Palletkraft, waar ik het grootste deel van mijn tijd aan besteed, een wereldbedrijf kunnen maken, waarmee we echte impact hebben. Ik besef dat ik behoorlijk ambitieus klink, maar ik geloof rotsvast dat we er het potentieel voor hebben. Ik wil kunnen zeggen: ‘kartonnen paletten, daarmee zijn we begonnen. Die zaak hebben wij vanaf nul opgebouwd’. En dan hoop ik uiteraard ook dat het financieel iets heeft opgebracht, zodat ik jonge ondernemers kan ondersteunen bij het realiseren van hun droom. Het beroert mij om jonge mensen boven zichzelf te zien uitstijgen.
Hebt u nog tips voor masterstudenten van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde die overwegen om ondernemer te worden? Ten eerste, zoek een goeie mentor, iemand bij wie je met je vragen terecht kan. Ten tweede, aarzel niet om de stap te zetten als je weet dat je wil ondernemen, maar nog geen idee hebt wat je exact wil doen. Doe het –zo goed als mogelijk, uiteraard– gedurende een periode van vijf jaar. Als je 27 à 28 jaar bent, is de kans veel groter dat je wél weet wat je wil. In die beginjaren heb je ook het minst te verliezen omdat je nog niet veel hebt. Zelf heb ik enorm veel opgestoken tijdens die ‘leerjaren’. Na tien jaar wéét ik wat ik wil. En ten derde, zorg dat je financieel rondkomt. Maar zorg vooral dat je die lastige startfase doorkomt. Je hebt de rest van je leven vóór jou om een mooi inkomen te verdienen. Sommigen verspillen de belangrijkste fase van hun leven omdat ze net dan kiezen om een beetje meer geld te verdienen in plaats van voor hun ideaal te gaan. En dat vind ik enorm jammer. Brecht Boone
Het beroert mij om jonge mensen boven zichzelf te zien uitstijgen.
------- onderwijs -----------------------
Buitenlandse stage Geen bagger bij De Nul Colombia Op het curriculum van Handelswetenschappen staat ‘stage’ ingeschreven. In het tweede semester van het masterjaar –helemaal aan het eind van de opleiding dus– maken de studenten een twaalf weken durende ‘leertijd’ door. Terwijl velen bij de keuze van het bedrijf of de instelling op veilig spelen en putten uit de jarenlange contacten van de Universiteit-Hogeschool met het bedrijfsleven, zijn er jaarlijks enkele witte raven die de lat iets hoger leggen. Of misschien avontuurlijker zijn aangelegd?
Uitdaging Sommigen gaan net dat beetje verder. Omdat ze beseffen dat ze via die eerste werkervaring een mooi visitekaartje voor later meekrijgen. Ze gaan aankloppen bij het bedrijf waar ze willen terechtkomen, de onderneming waarnaar ze opkijken. Dat de stage mogelijks ook in het buitenland loopt, is mooi meegenomen. Dat was althans de mening van Detlev Hessel, afstudeerrichting Accountancy – Fiscaliteit. Detlev trok zijn stoute schoenen aan en ging aankloppen bij Jan De Nul Group, zowat de grootste speler in bagger- en landwinningsprojecten wereldwijd. Een onderneming waarmee hij absoluut wou kennismaken omwille van de jarenlange fascinatie voor de baggersector. Het was een uitdaging die hij niet uit de weg wou gaan. Begin maart vertrok hij richting Colombia om er als financieel assistent een kleiner project te trekken in Cartagena, een toeristische havenstad aan de Carïbische kust.
Obstakels overwinnen via teamspirit Alhoewel zijn theoretische kennis hem van pas komt, is het niet steeds evident om mee te draaien. Hij komt vaak in contact met de ingewikkelde fiscale wetgeving van Colombia, waar zijn kennis van de Belgische fiscale wetgeving hem weinig vooruithelpt. Daarnaast speelt de taal zo nu en dan voor spelbreker. Het keuzevak Spaans, dat hij tijdens zijn opleiding handelswetenschappen volgde, vormt een goede basis voor dagdagelijkse gesprekken, maar de taal gebruiken in een professionele context is momenteel nog niet aan de orde. In zijn team –een tiental medewerkers sterk- wordt intensief samengewerkt, zes dagen op zeven en dat makkelijk twaalf uur per dag. Iedereen geeft zich voor de volle honderd procent. Het team is samengesteld uit een mix van ingenieurs, milieuverantwoordelijken, accountants en logistieke medewerkers, die focussen op import. Detlev is uiteraard vooral nauw betrokken bij het werk van de accountant. Via de collega’s leert hij ook meer van de ins en outs van het project. Door de goede team spirit lukt hem dat ook om met alle aspecten kennis te maken.
Toekomst
zijn intrek heeft genomen, is binnenste buiten gekeerd, want op die ene vrije dag per week ging hij telkens iets nieuws ontdekken. En de keuze is immens, want wat Detlev betreft heeft Colombia werkelijk alles te bieden: cultuur, natuur, gezellige pleintjes met terrasjes en vooral ook zon, zee en strand. Nu het afstuderen dichterbij komt, denkt hij ook aan de toekomst. Het is nog een te vroeg stadium van de stage (begin april) om met zekerheid te zeggen dat zijn huidige functie de Job van zijn leven is. Het bedrijf blijft hem intrigeren. Hij is wel vragende partij om op termijn er ook als vast werknemer aan de slag te gaan. Hij wil graag in een financiële of een managementfunctie terechtkomen, en sinds deze ervaring, zijn buitenlandse mogelijkheden absoluut een must! Door zijn inzet krijgt hij bij het ter perse gaan van deze editie de mogelijkheid om ook kennis te maken met een ander project van Jan de Nul. Waarheen het avontuur hem zal brengen, is nog niet bepaald, maar Detlev ziet het alvast volledig zitten! Yasmin Van Landschoot
Sommigen gaan net dat beetje verder. Omdat ze beseffen dat ze via die eerste werkervaring een mooi visitekaartje voor later meekrijgen.
Behalve met het opdoen van werkervaring, houdt hij zich ook onledig met het verkennen van het gastland. Niet alleen Cartagena, waar hij
VOSEKO magazine
11
------- onderzoek -----------------------
Doctorandi in de kijker Bio Elien Vandenbroucke + Leeftijd -> 27 jaar + Diploma -> Master in de toegepaste economische wetenschappen: handelsingenieur (UGent, 2010) + Doctoraat ->The role of external board members in high tech start-ups: A resource dependency and board capital perspective. (2015) (Promotor: Prof. dr. Mirjam Knockaert) + Professioneel ->postdoctoraal medewerker bij de vakgroep Innovatie, Ondernemerschap en Dienstenmanagement (sinds 2015)
Corporate governance: nood aan specifieke aanpak en ondersteuning hightech starters O.m. door een aantal bedrijfsschandalen wereldwijd, is de interesse in corporate governance de laatste jaren sterk gestegen. Denk bijvoorbeeld maar aan Enron in de Verenigde Staten, Parmalat in Italië en Lernout & Hauspie hier bij ons… Binnen dit grotere corporate governance verhaal werd vooral de aandacht gevestigd op de impact van de raad van bestuur, aangezien die één van de belangrijkste interne bestuursmechanismen is van het bedrijf. Ondanks de verscherpte aandacht, bestaat er echter nog steeds erg weinig empirische duidelijkheid over wat de betrokkenheid en doeltreffendheid van raden van bestuur beïnvloedt, laat staan wat hun effect is op bedrijfsprestaties. Bovendien wordt er vooral gefocust op de controlerende taak, terwijl dit bestuursorgaan ook op andere vlakken de bedrijfswerking kan ondersteunen en verbeteren. Raad van bestuur in hightech start-ups De externe bestuurders kunnen nieuwe en complementaire kennis toevoegen, toegang verschaffen tot belangrijke bedrijfsmiddelen, hun netwerk ter beschikking stellen en ook de reputatie van het bedrijf verhogen door hun aanwezigheid. Dit takenpakket – ook wel de service rol genoemd – verdient meer aandacht, zeker bij jonge hoogtechnologische bedrijven. Ook al hebben deze ondernemende start-ups het potentieel om aanzienlijk bij te dragen tot innovatie-ontwikkeling, werkgelegenheid
12
VOSEKO magazine
en regionale ontplooiing, toch worden ze geconfronteerd met de nadelen inherent aan nieuwe en kleine ondernemingen. Daarnaast bestaat het top management team vaak uit managers die uit hetzelfde netwerk komen, wat resulteert in homogene kennis in termen van opleiding, ervaring en vaardigheden. In deze context zijn externe bestuurders via hun engagement in de service rol uiterst waardevol. Doctoraatsopzet De belangrijkste doelstelling is een duidelijk inzicht te verwerven in de service rol van de externe leden van de raad van bestuur van hightech start-ups. Tijdens bezoeken aan een honderdtal Belgische bedrijven, werden de CEO’s geïnterviewd. De leden van de raad van bestuur en het top management team werden bevraagd via een online vragenlijst, teneinde vanuit verschillende invalshoeken een duidelijk inzicht te krijgen op onze onderzoeksvragen. De eerste studie onderzoekt hoe conflicten tussen de externe bestuurders en de leden van het top management team de betrokkenheid van de raad van bestuur in hun service rol kunnen beïnvloeden. De resultaten tonen aan dat taak-gerelateerde discussies een positief effect hebben en dat persoonlijke meningsverschillen nefast zijn, alsook dat taak-gerelateerd conflict kan leiden tot relationeel conflict, wat indirect een negatieve invloed heeft op de betrokkenheid in de service rol.
De tweede studie focust op de determinanten die de doeltreffendheid van de service rol beïnvloeden. Het is belangrijk dat het top management team over een bepaald absorptievermogen beschikt, waardoor de managers het advies van de raad van bestuur kunnen begrijpen. Vervolgens is het een must om voldoende meetings te organiseren, omdat kennis het meest efficiënt wordt overgedragen via rechtstreekse contacten. Tenslotte toont deze studie aan dat zowel structurele als contextuele factoren belangrijk zijn om het engagement van de raad van bestuur te verhogen. De derde studie licht uit hoe het human capital van de externe bestuurders een sterke meerwaarde kan bieden, alsook in welke mate hun competenties, ervaring en kennis de prestaties van de hoogtechnologische starter beïnvloeden. De resultaten tonen aan dat bedrijven die een technologiestrategie nastreven, er baat bij hebben om hun raad van bestuur anders te structureren in vergelijking met bedrijven die een marktstrategie volgen. We zien dat de specifieke ervaring, diversiteit en mandaatperiode van de externe bestuurders belangrijke determinanten zijn van de bedrijfsprestaties bij jonge hoogtechnologische starters. Praktische implicaties van de service rol Dit doctoraatsonderzoek roept op om meer aandacht te besteden aan de samenstelling van de raad van bestuur, aangezien de externe
De belangrijkste doelstelling is een duidelijk inzicht te verwerven in de service rol van de externe leden van de raad van bestuur van hightech start-ups. bestuursleden het potentieel hebben om waarde toe te voegen, niet alleen door hun controlerende functie, maar ook door het uitoefenen van hun service rol. Het afstemmen van de raad van bestuur op de bedrijfsstrategie, het aantrekken van ervaren bestuursleden en het in rekening brengen van de competenties van het top management team, zijn belangrijke succesfactoren. Ook stellen we vast dat het aanmoedigen van interacties en discussies tussen de raad van bestuur en het top management team cruciaal is: zo worden de externe bestuursleden geïnformeerd over de bedrijfsspecifieke behoeften én wordt er een grotere betrokkenheid gecreëerd, waardoor ze sterker participeren in hun service rol. Specifieke noden van hightech starters Mede dankzij de overheidsinspanningen om corporate governance codes op te stellen, worden bedrijven zich bewust van het belang om de aanbevelingen te integreren en toe te passen. Echter, aanvullende maatregelen zijn nodig om goede – of zelfs betere – corporate governance te bereiken en om de bestuursleden in staat te stellen waarde te creëren voor het bedrijf. De Code Buysse bijvoorbeeld, een Corporate Governance Code voor niet-beursgenoteerde ondernemingen, geeft nog steeds erg algemene aanbevelingen, waardoor ze niet tegemoet komt aan de noden van de verschillende types niet-beursgenoteerde bedrijven. Hoewel er pogingen ondernomen worden om bedrijven bij te staan in de zoektocht naar de juiste externe bestuursleden, benadrukt dit doctoraat het belang van een meer specifieke aanpak bij de ondersteuning van hightech starters.
Onderzoeker aan het woord Bio Joris Voets + Diploma’s -> Licentiaat in de politieke wetenschappen (KULeuven, 1999), European master in public administration (KULeuven, 2000), Doctor in de sociale wetenschappen (KULeuven, 2008) + Professioneel -> sinds 1 oktober 2012 docent publiek management bij de FEB (UGent)
Publieke organisaties vandaag en morgen: samenwerken en bestuurskrachtig handelen Credo moderne organisaties: samenwerken Mijn onderzoek focust voornamelijk op het organiseren, managen en presteren van samenwerking tussen organisaties in de publieke en de social profit sector. Om complexe beleidsproblemen zoals radicalisering, duurzame ontwikkeling, criminaliteit, … op te lossen of allerhande dienstverlening zoals integrale jeugdhulp en geïntegreerde ouderenzorg te organiseren, wordt samenwerking tussen organisaties in de publieke (maar ook in de private) sector immers steeds belangrijker. Hoewel samenwerking meestal moeilijk verloopt en experts zelfs afraden om samen te werken indien problemen of uitdagingen op een andere manier kunnen opgelost worden, lijkt er voor moderne organisaties geen andere weg: het is ‘samenwerken of verdwijnen’. Succesvolle organisaties zijn die welke een gunstig ecosysteem van partners en stakeholders kunnen uitbouwen. Case Gent Het opzet van mijn doctoraatsstudie was om, bij middel van twee cases in het Gentse, te analyseren hoe complexe vraagstukken opgenomen worden via samenwerking tussen zowel publieke als private actoren. Het project Gentse Kanaalzone (http://www.gentsekanaalzone.be/) is een netwerk dat ondertussen al 20 jaar het stimuleren van de ontwikkeling en de groei van de Gentse haven nastreeft, zonder daarbij de verbetering van de leefomgeving
(mobiliteit, milieukwaliteit, wonen) en de ruimtelijke ordening uit het oog te verliezen. In het Parkbos Gent (http://www.parkbos.be/) gaat het om de uitbouw van een multifunctionele groenpool van ongeveer 1.200 ha ten zuiden van Gent. Uit de kwalitatieve netwerkanalyse –conceptueel gevoed door organisatie-, beleids- en politieke wetenschappen– bleek onder meer de complexiteit van het managen van dergelijke netwerken (o.m. het deactiveren van actoren, beïnvloeden van percepties). Ook werden diverse managementrollen of -functies zoals trekkers, creatieve denkers, … onderscheiden, evenals factoren zoals politieke macht, eerdere interacties tussen deelnemende organisaties, personeelswissels, … die meebepalend zijn voor de uiteindelijke resultaten. Multi-actorstelsels Ondertussen bouw ik verder op deze inzichten onder verschillende vlaggen, namelijk ‘collaborative governance’ en ‘collaborative public management’, ‘network governance’ of ‘new public governance’. In essentie zijn die allemaal gericht op het begrijpen en verklaren van de wijze waarop multi-actorstelsels -netwerken, publiek-private samenwerking, allianties, arrangementen, … vorm krijgen, functioneren en bepaalde resultaten bereiken… of niet. Er zijn immers veel meer voorbeelden van mislukte
VOSEKO magazine
13
dan van geslaagde netwerken. Met betrekking tot vormgeving en aansturing moeten overheden uitmaken hoe ze gewenste interacties tussen allerlei autonome spelers kunnen opzetten. Ook moeten ze nagaan of wat er in dergelijke stelsels gebeurt, voldoende transparant en democratisch verloopt, want als het om maatschappelijke doelen of belastinggeld gaat, is ‘accountability’ immers cruciaal. De vraag die hier rijst is hoe de overheid als een zogenaamde ‘meta-governor’ optreedt door o.m. het beïnvloeden van discoursen (‘framing’), het wettelijk opzetten en vormgeven van bepaalde netwerkformules (‘designing’), het operationeel aansturen van dergelijke netwerken (‘managing’) en het zelf deelnemen als één van de actoren rond de tafel (‘participating’). Gemeentelijke bestuurskracht Naast een aantal andere thema’s, ben ik ook sterk geïnteresseerd in onze lokale besturen die tenslotte een cruciale rol spelen in onze bestuurlijke organisatie en ook het dichtst bij de burger staan. Concreet voer ik onderzoek naar de gemeentelijke bestuurskracht, dat is de verhouding tussen de gemeentelijke opdrachten of taken enerzijds en de daarvoor beschikbare capaciteit anderzijds. Meer specifiek ga ik na hoe die te meten valt en verbeterd kan worden. Verder onderzoek ik de beslissingen die gemeenten tegenwoordig onder invloed van de budgettaire crisis nemen –welke diensten ze afstoten, geheel of gedeeltelijk uitbesteden, via samenwerking met andere gemeenten aanbieden of nog zelf verlenen– alsook welke afwegingscriteria daarbij een rol spelen. De verklaringen zijn divers en hebben te maken met o.m. het meer landelijke of stedelijke karakter van de gemeente, de politieke gevoeligheid van de dienst in kwestie, maar ook met lokale contextfactoren, zoals een gemeenteschool die nog ooit door een schepen werd opgericht en daarom in de ogen van het bestuur niet kan afgeschaft worden. Het is fascinerend om dergelijke praktijken en ontwikkelingen te onderzoeken en te begrijpen, maar evenzeer om die inzichten ook actief weer in te brengen in de praktijk via o.m. opleidingen en dienstverlening. Maar nu terug aan het werk… Joris Voets
14
VOSEKO magazine
Tiesj, tussen Vlaanderen en Roubaix in Enkele maanden terug was hij nog een nobele onbekende, maar sinds de 99ste Ronde van Vlaanderen, heeft Vlaanderen Tiesj Benoot in het wielerhart gesloten. Tussen dé twee wielermonumenten in, stal hij de tijd om, tegen de ploegorders in, enkele vragen te beantwoorden. 5de worden in de Ronde van Vlaanderen op je 21ste. Het strafste debuut in 30 jaar. Hoe doe je dat? In een klassieker is het van groot belang om, gelet op de enorme afstand, zo lang mogelijk energie te sparen. Dat kan o.m. door je goed weg te steken in het peloton en veel te eten en te drinken. Daarnaast heb je een superdag nodig én het geluk om geen pech te hebben (op cruciale momenten). Hoe slaag je erin om topsport met topstudies te combineren? Omdat ik het topsportstatuut heb, kan ik examens verplaatsen, ook buiten de examenperiodes. Dit op voorwaarde dat de prof ermee akkoord gaat, maar dat is bijna altijd het geval. Ik mag ook alternatieve ondervragingsvormen aanvragen, zoals bv. om een groepswerk te vervangen door een individuele taak. Daarnaast is het ook toegelaten om practica te missen, maar dat laatste is niet echt van toepassing bij TEW. Vanzelfsprekend moet ik steeds kunnen bewijzen dat mijn sport de reden is van mijn afwezigheid. Om het doenbaar te houden, neem ik dit academiejaar slechts 31 studiepunten op. Het eerste jaar waren dat er 50 en tweede jaar 44. Voor deze laatste regeling kunnen echter ook ‘normale’ studenten opteren. Klopt het dat topsporters zich beter kunnen concentreren dan gewone stervelingen? Goh, moeilijke vraag. Vergeleken bij mijn vrienden, kon ik mij vroeger in de les vaak niet goed concentreren. Nu ik geen lessen meer bijwoon en ik alle leerstof verwerk via zelfstudie, win ik veel tijd, omdat ik blijkbaar als ik individueel studeer, veel beter geconcentreerd ben. Tussen 13 februari, de dag van het laatste examen
dat ik aflegde en vorige zondag (n.v.d.r.: 5 april, de dag dat de Ronde van Vlaanderen verreden werd), heb ik zo goed als niks gepresteerd voor school, wat ook, gelet de vele wedstrijden, quasi onhaalbaar is. Na Roubaix begin ik weer met het verwerken van nieuwe leerstof. Momenteel studeer ik dus echt in periodes. Welke zijn je verwachtingen op sportief vlak en op studiegebied? Sportief heb ik niet echt een planning, ik wil blijven stappen vooruit zetten en dit liefst zo lang mogelijk in de tijd. Op studiegebied zou ik graag een tempo van 30 studiepunten per jaar aanhouden. Als ik daarin slaag, dan zal ik einde academiejaar 2016-2017 mijn bachelor afgewerkt hebben. Daarmee zou ik al zeer tevreden zijn! Uiteindelijk is wielrennen momenteel mijn job en die komt zeker op de eerste plaats. Van waar komt je ongewone voornaam? Uitleg van mijn moeder: “Jouw naam is gebaseerd op de tex-mexzangeres ‘Tish Hinojosa’. We vonden niet alleen haar muziek, maar ook haar naam heel mooi, zowel voor een jongen als voor een meisje. We hebben de naam vervlaamst omdat hij anders een synoniem is van het Duitse ‘tafel’. ‘Ties’ zonder ‘j’ komt ook voor in Noord-Nederland en is afgeleid van ‘Matties’ of Mathijs.” Aldus mijn ma. Als de media het over Tiesj Benoot hebben, vliegen de superlatieven in het rond: nieuwe Vlaamse diamant, de nieuwe Museeuw… Je blijft er altijd even rustig bij? Omdat ik weet dat ik, vergeleken bij de renners waarmee ik in één adem genoemd word, in de verste verte nog niets gepresteerd heb. Daarenboven besef ik dat wielrennen een zeer eindig en relatief gegeven is. Als je meegaat in al die superlatieven en je bakt er uiteindelijk niks van, dan kan je ook des te dieper vallen, want iedere topsporter heeft meerdere mindere momenten in zijn carrière. Myriam De Bruyne
Innovatie in het DNA van ondernemingen: van de job van enkelingen, naar de verantwoordelijkheid van velen Bedrijven die succesvoller willen zijn, moeten een innovatiecultuur adopteren waarbij de medewerkers actiever betrokken worden. Prof. dr. Stefan Stremersch bewijst dat het inwerken van het grassroots innovatiemodel in het DNA van de onderneming tot duurzame innovatie-inspanningen leidt. gevestigde ondernemingen worden in toenemende mate en snelheid uitgedaagd door nieuwe bedrijfsmodellen. Zij hebben het erg moeilijk om dergelijke uitdaging met innovatie te counteren. Enkele frappante voorbeelden zijn: hoe AirBNB de hotelindustrie uitdaagt, hoe Uber het taxibedrijf provoceert of hoe Tesla de automobielindustrie uitdaagt. om die uitdaging te counteren, moeten ze een grote groep werknemers betrekken bij innovatie. Alleen door dergelijke werkwijze te hanteren, verandert de innovatiecultuur van de organisatie; wordt met andere woorden innovatie in het DNA van de organisatie ingewerkt, worden innovatie-inspanningen duurzaam en krijgt innovatie op het juiste moment aansluiting met de klant. Het betrekken van grote aantallen medewerkers bij innovatiegeneratie en het uitbouwen van hun eigen ideeën tot een duurzaam bedrijfsmodel, noemt Stremersch “grassroots innovatie”. Hij toont aan dat bedrijven als Merck, Michelin, KLM en Google, die dat innovatiemodel adopteren, succesvoller zijn, mede omdat hun innovaties meer klantgericht zijn. succesvolle bedrijven geven innovatieve werknemers heel veel autonomie. Als men een medewerker zegt wat hij moet doen, gedraagt die zich anders dan als je hem vraagt wat hij zou willen doen. Autonomie scherpt de creativiteit van de medewerkers aan, maakt ze meer vastberaden, geeft ze een
groter doorzettingsvermogen en doet ze sneller besluiten nemen. Dit zijn stuk voor stuk belangrijke troeven bij innovatie. Mede om deze redenen, heeft ook Starbucks de jongste jaren de autonomie van haar medewerkers verhoogd. De keerzijde van de medaille is dat het gedrag van ‘de baas’ anders moet. Die dient zich meer ondersteunend dan controlerend op te stellen om de autonomie maximaal te laten spelen. Ook teamvorming gebeurt op een andere manier. Eerder dan teams hiërarchisch samen te stellen, stellen die zichzelf samen over functies heen. Deze ingrepen maken het werk van de medewerker zinvoller, waardoor die ook gelukkiger is. organisaties kunnen innovatief gedrag aanleren aan hun medewerkers. Enerzijds zijn grassroots innovatiecampagnes gebaseerd op de principes van crowdsourcing. Door het aanspreken van een grote groep medewerkers, krijg je een grote diversiteit aan nieuwe ideeën, die zich ook buiten de klassieke denklijnen situeren. Anderzijds kunnen innovativiteit en creativiteit aangeleerd worden, ook in teamverband. Reeds meermaals is aangetoond dat het verstrekken van de juiste tools innovatiekracht bij mensen en teams ondersteunt. Het bedrijfsmodel van Ideo, bijvoorbeeld, is op dit principe gestoeld.
Autonomie scherpt de creativiteit van de medewerkers aan.
Omwille van zijn excellerend onderzoek inzake marketing en innovatie bekleedt Stefan Stremersch, gewoon hoogleraar Bedrijfseconomie (Erasmus Universiteit Rotterdam) en Marketing (IESE Business School Barcelona), de internationale Francqui-Leerstoel 2015 aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde (UGent). Op 26 maart jl. gaf hij zijn inaugurale rede en ontving hij de eremedaille uit handen van rector Anne De Paepe.
Meer over de Francqui Leerstoel en prof. dr. Stefan Stremersch Jaarlijks kent de Francqui-Stichting enkele internationale Francqui-Leerstoelen toe aan hoogleraren, verbonden aan een buitenlandse instelling, die een reeks van tien lesuren doceren waaronder een inaugurale rede. Het doel is het bevorderen van de interuniversitaire samenwerking, de ontwikkeling van het hoger onderwijs en het stimuleren van het wetenschappelijke onderzoek in België.
VOSEKO magazine
15
------- onderzoek -----------------------
Grassroots innovatie als voedingsbodem voor duurzaam succes
------- studenten -----------------------
Ine Boone
Elise Feryn
Winnaars VOSEKO-prijzen promotie 2014 stellen masterproef voor Op de plechtige proclamaties 2014 gingen de VOSEKO-prijzen voor beste masterproeven naar Ine Boone en Elise Feryn. De beide auteurs lichten hun eindwerk toe.
De wraakzuchtige consument. Neemt de consument, geconfronteerd met een stockout, wraak of blijft het bij een intentie? Stel, je gaat naar de winkel om jouw lievelingschips te kopen, maar het betreffende winkelrek is leeg. Het is al de derde maal in een maand tijd dat je dit meemaakt. Wat zou jij in deze situatie willen doen en wat zou je effectief doen? Stock-out Je werd geconfronteerd met een stock-out, een situatie waarin een item uit het vaste winkelassortiment niet beschikbaar is. Het SDL-model Het SDL-model brengt de mogelijke consumentenreacties onder in één van de volgende categorieën: Substitution, Delay en Leave. Omdat niet alle reacties van consumenten, geconfronteerd met een stock-out, binnen het SDL-model passen, stel ik voor het uit te breiden met een vierde mogelijke reactie: Wraak. Consumentenwraak Toen je zag dat je lievelingschips uitgeput waren, wou je je misschien agressief opstellen ten opzichte van de winkel die jouw keuzevrijheid inperkte. Consumentenwraak is een vorm van agressief gedrag, waarbij consumenten opzettelijk schade toebrengen aan de winkel. Intentie-gedragskloof Misschien wou jij wraak nemen door je negatieve ervaring met anderen te delen met de bedoeling de winkel te schaden, maar besloot je om dit toch niet te doen. Wanneer intenties niet omgezet worden in gedrag, ontstaat een intentie-gedragskloof.
16
VOSEKO magazine
Onderzoek Via een enquête werd nagegaan of het aantal consumenten met wraakintentie groter is dan met wraakgedrag. De respondenten lazen een stock-out scenario en werden bevraagd over hun wraakintentie of -gedrag. De enquête focuste op één specifieke vorm van consumentenwraak: het delen van negatieve ervaringen via het internet met de bedoeling de winkel te schaden. In tegenstelling tot wat verwacht werd, is het aantal consumenten met wraakintentie kleiner dan dat met wraakgedrag. Er is dus een atypische intentie-gedragskloof. Conclusie Op basis van het grote aantal consumenten dat effectief wraak nam, stelt deze paper voor om het SDL-model uit te breiden met Wraak. Bij confrontatie met een stock-out, bestaat er een reële kans dat je wraak neemt op de winkel. Deze kans vergroot als je een man bent of tussen 15 en 20 jaar. Als ik je vraag of je wraak wil nemen op de bewuste winkel, zeg je waarschijnlijk ‘neen’, tenzij je tussen 40 en 60 jaar bent. Als je tot die leeftijdscategorie behoort, is het waarschijnlijk dat je wraak neemt, alhoewel je ‘neen’ gezegd hebt. Ben jij wraakzuchtiger dan je denkt of wil toegeven? Ine Boone, master in de Toegepaste Economische Wetenschappen, Marketing
Een innovatief business model voor triatlon Vanuit mijn passie voor triatlon, mijn kennis en ervaring omtrent de specifieke trainingsleer en mijn interesse in ondernemerschap en innovatie, ontstond het verlangen om mijn activiteiten als trainer in de toekomst professioneel uit te voeren. Project Na samenspraak met Prof. dr. Bart Clarysse, besloot ik een businessplan op te stellen ter voorbereiding van de opstart van mijn eigen onderneming: een project dat na het afronden van mijn studies effectief kon worden uitgevoerd.
Aangewende methodes Het ontwerpen van een innovatief businessplan gebeurde volgens de transformationele benadering, waarbij aangenomen wordt dat de toekomstige omgevingsfactoren onvoorspelbaar zijn omdat ze afhangen van menselijk gedrag. Het begrijpen van en het tegemoet komen aan de menselijke behoefte is onderzocht via de design research methode. Daarvoor werd een persona gecreëerd die een weergave vormt van de doelen en het gedrag van een potentiële groep gebruikers. Vervolgens werd op basis van deze gegevens een value proposition opgesteld, m.a.w. ‘wat is het aanbod aan de klant en welk voordeel biedt het bedrijf?’. Zonder al te veel prijs te geven, ligt de focus op een combinatie van trainings-, voedings- en wedstrijdbegeleiding voor triatleten, specifiek gericht naar een bepaald evenement en passend in de levensstijl van elk individu. Uit verdere toelichting van de organisatorische en de financiële aspecten, bleek dat de onderneming potentieel heeft om succesvol te zijn. Vanuit het perspectief van de oprichter, komen tenslotte de diverse aspecten waarmee een eenmansorganisatie rekening moet houden. De evolutie van de onderneming is afhankelijk van de respons van de markt en de toetreding van nieuwe stakeholders. Waarom toch in loondienst Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om mijn professionele carrière te starten bij Decathlon Belgium. De visie van Decathlon focust op passie voor sport, werken in team, innovatie en groei; elementen die perfect aansluiten bij mijn persoonlijkheid. Daardoor krijg ik de ruimte om mezelf verder te ontwikkelen als ondernemer én als triatleet. Bovendien kan ik ter voorbereiding van de opstart van mijn eigen onderneming nog meer de menselijke behoeften in kaart brengen en zijn anderen bezig met het verder marktrijp maken van dit project. Elise Feryn, master in de Bedrijfseconomie
uitstroom in cijfers 1 op 5
in 2014 afgestudeerde ugent studenten heeft een diploma economie op zak
VEK Career Day
6,7 %
van de vlaamse schoolverlaters komt uit de feb
95 %
van de feb-alumni heeft werk 1 jaar na afstuderen
Op 18 februari werd het Gentse ICC ingepalmd door de VEK Career Day, hét event om een carrière te lanceren. Al voor het zesde jaar op rij gingen tal van studenten van de FEB en ook van andere faculteiten er op zoek naar de job van hun leven. Op deze topeditie met vijftig deelnemende bedrijven en meer dan duizend studenten, ontvingen de bezoekers een gratis jobgids met de profielen van de bedrijven waarmee ze contactgegevens uitwisselden. Broodjes en drankjes kregen ze er gratis bovenop. De Breakout Room stoomde het jonge geweld klaar voor de toekomstige carrières. Ook enkele alumni gaven het beste van zichzelf tijdens een panelgesprek of als ‘recruiter’ (zie infra). Julie De Backer, Klaas Seynaeve en Matthias Wallaeys, VEK Recruitment Team
‘Voor een Consultant Accounting & Finance bij het internationaal rekrutering- en selectiekantoor Hays, is een evenement als de VEK Career Day de uitgelezen kans om de ‘High Potentials’ onder de pas afgestudeerden te ontmoeten én –uiteraard- te rekruteren. Wij hopen voor elk van de 200 studenten die we er kort gescreend hebben een job te vinden, hetzij bij één van onze klanten, hetzij als consultant bij Hays. Ook voor ons was de VEK Career Day een succes!’ Yasmin Van Landschoot, Consultant Accounting & Finance, Hays en oud-studente Bestuurskunde en Publiek Management
de studiegebieden ‘handelswetenschappen en bedrijfskunde’ en ‘economische en toegepaste economische wetenschappen’ scoren boven het vlaamse gemiddelde op het vlak ‘werkzekerheid’
1.028
BPM EW Bedrijfseconomie Andere TEW HAWE HIR
bezoekers VEK Career day 2015
VOSEKO magazine
17
------- de faculteit --en haar onderwijs ----
Nieuw aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde ‘Doctor in de bestuurskunde en het publiek management’ Ingevolge het integratiedecreet werd onder andere het studiegebied Bestuurskunde in 2013-2014 overgedragen van de Hogeschool Gent naar de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) van de Universiteit Gent (UGent). Via de ‘Master of Science in het Management van Overheidsorganisaties’ heeft de FEB sinds 2002-2003 ervaring met de discipline van overheidsmanagement. Met ingang van 2014-2015 zijn de beide opleidingen geïntegreerd. Voortaan vormen ze de vernieuwde ‘Master of Science in de bestuurskunde en het publiek management’. Daarom ook wordt vanaf 2014-2015 het diploma ‘Doctor (PhD) in de bestuurskunde en het publiek management’ - ‘Doctor of Public Administration and Management’ ingericht. Masters in de bestuurskunde en het publiek management, maar ook masters in de politieke, (toegepaste) economische wetenschappen, rechten, criminologie, enz. krijgen toegang tot dit doctoraal traject in bestuurskunde, overheids- en social profit management. Op die manier verruimt de FEB haar reikwijdte en weet ze de geconvergeerde masters overheidsmanagement en bestuurskunde niet alleen te integreren, maar ook naar het hoger niveau van doctoraat te tillen.
Daarenboven creëert de FEB een wetenschappelijke, multiperspectieve kruisbestuiving met de reeds bestaande disciplines van ‘doctor in de economische wetenschappen’ en ‘doctor in de toegepaste economische wetenschappen’. De Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent is immers één van de weinige (inter)nationale universiteiten die deze drie domeinen heeft geïntegreerd. Door het creëren van de nieuwe graad kan de UGent zich verder onderscheiden als een zeer belangrijk wetenschappelijk centrum voor het domein van bestuurskunde en publiek management in Vlaanderen. De UGent biedt immers als enige Vlaamse instelling zowel een bachelor als een master en tevens een doctoraat in de bestuurskunde en het publiek management aan. De UGent kan zich ook internationaal verder profileren bij buitenlandse studenten die geïnteresseerd zijn in een PhD; tevens worden op termijn nieuwe mogelijkheden tot samenwerking met buitenlandse instellingen gecreëerd (bv. gedeelde doctoraten, samenwerking in het kader van doctoraatsopleiding, enz.). Ten slotte kadert deze specifieke doctorsgraad ook in de verdere uitbouw van de onderzoeksagenda en de onderzoekslijnen in de studiedomeinen: bestuur, beleid, management en economie. Johan Christiaens en Bram Verschuere
International Entrepreneurial Seminar studenten bewust maken van hun ondernemerschapskwaliteiten Bij het Int(ernational) Ent(repreneurial) Sem(inar), een zes dagen durend seminarie met zes teams van zes studenten uit vijf verschillende landen, bestaat de opdracht in het opstellen van een business plan rond een maatschappelijk probleem. Daartoe geven docenten uit de betrokken naties workshops en lezingen rond groepsdynamica, creativiteit, interculturele verschillen, teambuilding, presentatietechnieken, financiële inzichten, marketing en marketing communicatie, ... De voertaal is het Engels. Op dag zes presenteert elk team zijn business model.
18
VOSEKO magazine
Deelnemers 2015 Het seminarie is aan de vijfde editie toe. Tecnocampus Mataro (Spanje), Jade University of Wilhelmshaven (Duitsland), University of Oldenburg (Duitsland), Université de Lille (Frankrijk), Université de Dunkerque (Frankrijk), University of Canterbury (Verenigd Koninkrijk) en UGent vaardigen deelnemers af. Toegevoegde waarde Het belangrijkste opzet is studenten aan te zetten tot ondernemerschap en hen internationale ervaring te laten opdoen. Andere
doelstellingen zijn: het bevorderen van efficiënte communicatie, zelfvertrouwen opdoen, creativiteit laten ontbolsteren en duurzame contacten leggen. Verschillen met gelijkaardige programma’s Het credo is ‘learning by doing’; met andere woorden niet al te diep ingaan op de theorie, maar proberen de studenten te ‘teasen’ om creatieve antwoorden te bedenken voor de problemen die zich aandienen. Tijdens of na elke workshop krijgen zij de tijd om hun eigen case verder uit te werken. Daarbij kunnen ze
Tecnocampus Mataro
het advies inwinnen van ‘facilitators’, die full time ter beschikking staan van de teams. IntEntSem is een soort zonnesysteem van docenten die de ondernemerschapsgeest doorheen het Europees hoger onderwijs verspreiden via een jaarlijkse zomerschool die didactisch gestoeld is op de Design Thinking benadering. Het seminarie ondersteunt intercultureel peer learning door het uitwisselen van bestaande praktijken en het zoeken naar manieren om de vernieuwende onderwijsmethoden m.b.t. ondernemerschap te introduceren in het hoger onderwijs. Nut voor studenten zonder directe ondernemersplannen Er worden vaardigheden bijgebracht die nuttig zijn bij de carrièreplanning. De eerste bekommernis is eerder ‘impact’ te creëren dan ‘output’; dit onafgezien van het feit dat reeds meerdere studenten uit de voorbije lichtingen een eigen bedrijf hebben opgestart. Studenten bewust maken van hun ondernemerschapscapaciteiten is belangrijker dan hen daadwerkelijk tot start-ups aan te zetten, want ‘Those could be dead in a year. But, a settled
entrepreneurial intention will survive as a seed for the realization of opportunities’. Gerealiseerde projecten De vroegere studenten worden gevolgd op de facebookalumnipagina’s. Elke lichting heeft ondernemers voortgebracht die fier zijn op hun project. Sommigen daarvan zetten het bedrijf van hun ouders verder, anderen hebben een eigen onderneming opgestart. Een Portugese docent bv. liet de academische wereld achter zich om een detailhandel te beginnen met één van de deelnemende studenten. Een FEB student, Maxim Sergeant, richtte de ondertussen goed beklante, in meerdere landen opererende online besteldienst bakkers- en slagersonline op. Afgelopen zomer was hij ook geselecteerd om samen met een andere IntEntSem-alumnus Adriaan Theys in de US deel te nemen aan de VTKW Global Student Business Concept Challenge. De toekomst Het team achter IntEntSem wil het seminarie graag meerdere keren per jaar organiseren, zodat meer studenten kunnen deelnemen.
Daarnaast is het de bedoeling om een autoriteit te worden in ‘learning by doing’ ondernemerschap. Op die manier kan dit interessante project ook aan andere continenten aangeboden worden. Er worden samenwerkingsplannen gesmeed met Amerikaanse universiteiten in Florida en Nebraska. Uiteraard is het niet steeds eenvoudig om voldoende fondsen te vinden om de seminaries te bekostigen, maar aangezien we ondernemend zijn, proberen we altijd oplossingen te bedenken om ons doel te bereiken (1). (1) Vlak voor het ter perse gaan van dit magazine kende Flanders Knowledge Area IntEntSem een financiering toe van € 14.924. Davy Vercruysse, lector ondernemersvaardigheden
IntEntSem is een soort zonnesysteem van docenten die de ondernemerschapsgeest doorheen het Europees hoger onderwijs verspreiden.
bio Davy Vercruysse Leeftijd -> 36 Geboren in -> Torhout Studies -> Master Handelswetenschappen (Marketing management), Specifieke Lerarenopleiding Professionele activiteit -> lector FEB, UGent ondernemersvaardigheden, vakdidactiek en onderzoeksmethoden, managing partner in Building Between Bridges (consultancybedrijf) en medeuitbater B&B Launcelot Privé -> Gehuwd, 4 kinderen, woont in Zarren (Kortemark) Hobby’s -> Fitness, fietsen, muziek beluisteren, andere culturen verkennen Aversie -> anti-teamgerichtheid en kortzichtigheid
VOSEKO magazine
19
------- opinie -----------------------
Arcopar Actie Joost Van Elsuwé aan de megafoon
Arco, bom onder de regering Een bom onder de regering. Dat predicaat krijgt Arco al eens toegedicht. Het debacle sleept al zeven jaar aan en ondertussen neemt de druk toe op minister van Financiën Van Overtveldt om dringend met een oplossing op de proppen te komen. Toen Groep Arco in 2011 over de kop ging, besloot de financiële poot van het ACW om in vereffening te gaan. Financiële producten, die aan meer dan 780.000 coöperanten als een veilige belegging waren verkocht, werden op slag waardeloos. Intussen is duidelijk dat niets meer zal overschieten van het kapitaal. De regering kende een staatswaarborg toe. Het bedrag dat Groep Arco zelf niet kon ophoesten, zou de staat bijpassen. Meerdere partijen, gaande van de Vlaamse Federatie voor Beleggers tot de gemeente Schaarbeek, dienden echter klacht in bij de Raad van State. Ook de Europese Commissie besliste om de waarborg voor Arco te klasseren als ‘illegale staatssteun’. 780.000 coöperanten dreigen na zeven jaar met lege handen achter te blijven. Twee jaar geleden richtte ik met andere enthousiastelingen het Arcopar Actieteam op. Uit pure noodzaak, want er was simpelweg geen enkel aanspreekpunt voor de 780.000 coöperanten. De afwikkeling van de zaak speelde zich af boven het hoofd van de gedupeerden, die geen enkele vorm van inspraak hadden. Het was de hoogste tijd om proactief actie te ondernemen. Het Actieteam startte met het informeren van coöperanten, fungeerde als aanspreekpunt en zette druk op de diverse betrokken partijen. Ondertussen zijn wij geëvolueerd naar een efficiënt team dat wekelijks tot honderd emails beantwoordt en infomomenten organiseert in elke provincie. Het doel is proberen zoveel mogelijk coöperanten een stem te geven; momenteel bereiken we 40.000 à 50.000
coöperanten. Als belangenvereniging krijgen we een stem in de media en trekken we het debat verder op gang. Op die manier staan we eindelijk mee aan het roer. Onze belangrijkste verwezenlijking is de juridische procedure die wij hebben aangespannen in samenwerking met Deminor, een internationaal advocatenkantoor dat gespecialiseerd is in het recupereren van verliezen door fraude en misleiding. Omdat wij erin slaagden om voldoende coöperanten te groeperen, was het voor dit bureau economisch rendabel om ons dossier op te nemen. Coöperanten kunnen zich zonder enig risico tegen een lage kost inschrijven. Daartegen zijn de kosten om als individu een advocaat met de juiste expertise onder de arm te nemen, enorm. Zonder onze acties hadden vele gedupeerden dergelijke kans niet gekregen. Door de recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof, blijft het poortje van de staatswaarborg voorlopig gesloten. Daardoor wordt onze juridische procedure nog relevanter. Omdat er uiteindelijk slechts 2.000 coöperanten een contract hebben aangegaan met Deminor, moeten we een oplossing blijven eisen van de regering. Onder grote druk van onze acties hebben alle Vlaamse regeringspartijen ons, bij aanloop naar de verkiezingen, die belofte gegeven. De Staat kan geen waarborg uitschrijven om een paniekreactie en een bankrun te vermijden, om daarna, als door stillere waters gevaren wordt, dit vertrouwen te schenden. Om een voldoende groot draagvlak te creëren voor deze waarborg, zal men echter Belfius en het ACW moeten wijzen op hun verantwoordelijkheid. In december jl. hebben wij met beide partijen rond de tafel gezeten en momenteel lijkt vooral het ACW dwars te blijven liggen. Hoewel de koepel zich tot voor kort profileerde
als de grote drijvende kracht achter Arco, heeft hij zich als Beweging.net volledig gedistantieerd van de zaak. Aan de onderhandelingstafel is letterlijk gezegd dat het ACW geen invloed meer heeft op Arco. Als je weet dat die organisatie de vereffenaars heeft aangesteld die allen tot voor kort een zitje hadden in de raad van bestuur, dan besef je dat deze zeer hypocriete en laakbare houding daarenboven een harde klap is in het gezicht van de vele vrijwilligers die er zich voor inzetten. Ondertussen hebben we wel door dat het een marathon wordt in plaats van een sprint. Daar waar actie en enthousiasme aanvankelijk de sleutelwoorden waren, is vandaag vooral volharding aan de orde. Wat men ook in de media beweert, de weg naar compensatie is lang en onzeker. Niettemin heeft het actieteam zich kunnen ontplooien tot een volwaardige pion in de procedure. Wij hopen uiteindelijk, als deze calvarietocht achter de rug is, te kunnen zeggen dat ook wij ons steentje hebben bijgedragen. Joost Van Elsuwé, voorzitter Arcopar Actieteam en student Toegepaste Economische Wetenschappen
Financiële producten die aan meer dan 780.000 coöperanten als een veilige belegging waren verkocht, werden op slag waardeloos.
20
VOSEKO magazine
freddy heylen © foto Dries Luyten
De regering Michel verhoogde de leeftijd waarop een ontslagen werknemer op brugpensioen kan gaan van 60 naar 62 jaar. Ook voor brugpensioen na een zwaar beroep en bij ondernemingen in herstructurering, zal de toegangsleeftijd geleidelijk stijgen naar 60 jaar. Brugpensioen op 55 of zelfs vroeger verdwijnt. Tegelijk stelde de regering dat nieuwe SWT-ers tot hun 65ste actief beschikbaar moeten blijven voor werk. De sociale partners zagen dit begin maart evenwel anders. In logische voortzetting van het verleden, waarbij ook voor de werkgevers het systeem van brugpensioen vaak goed uitkwam, zwakten zij deze beschikbaarheidsvereiste af tot een passieve beschikbaarheid: de verplichting om enkel in te gaan op het aanbod van passend werk, zonder actief te moeten solliciteren of begeleid te worden. Het was goed dat de regering dit sociaal akkoord niet aanvaardde, en activiteit als doel blijft vooropstellen. Nauwelijks 42% van de 55 tot 64 jarigen in België werken. Een vergelijking met andere landen laat geen enkele ruimte voor discussie: 42% is ronduit slecht.
De regels veranderen, zoals de regering dat ook deed voor de (minimum)pensioenleeftijd, is een belangrijke stap. Maar hij volstaat niet. Ten eerste komt het er nu op aan de nodige incentives uit te werken zodat 55-plussers en werkgevers hun gedrag navenant aanpassen. De bereidheid tot langer werken moet groeien en werkbare jobs moeten worden gecreëerd. Ten tweede is complementair beleid nodig zodat de verhoging van het aanbod van oudere werknemers niet ten koste gaat van andere leeftijdsgroepen en zwakkere werknemers.
periode van zwakke groei sinds 2008 zien we zelfs een positieve correlatie. In België waren eind 2014 ongeveer 160.000 55-plussers meer Werk creëert werk… aan het werk dan eind 2008. Tegelijk waren er echter bijna 50.000 jongeren minder aan het Ik weet het wel. In landen waar meer 55-plus- werk, en 120.000 laaggeschoolden van 25 tot sers aan het werk zijn, werken ook meer jonge- 54 jaar. De werkloosheidsgraad onder jongeren ren en is de jeugdwerkloosheid lager. Een cau- steeg van bijna 18% naar meer dan 22%, die onsale relatie is hiermee niet bewezen, maar gewerkte ze der uren laaggeschoolde 2013 Werkgelegenheidsgraad per jaar per 25-54 jarigen van 11% naar 45-54creëert jaar werk. 55-64Zo jaar werkende kan best bestaan. Werk draagt meer(alle dan leeftijden) 15%. Werk creëert werk? Ja, maar niet België 78% 42% 1570 een beperking van het brugpensioen noodzakelijk binnen de 10 jaar. Denemarken 83% 62%–net zo1411 alsDuitsland andere maatregelen arbeids84% van actief 64% 1388 Frankrijk 82% 46% 1489 marktbeleid– bij tot een meer verantwoorde, Belastingen en uitkeringen bij niet-werken Nederland 81% 60% 1380 gematigder loonvorming. Dit creëert ruimte Zweden 87% 74% 1607 voor is veel te laag meer banen. Meer ouderen aan het werk Het aantal werkende 55-plussers Bron: OECD, Labour Force statistics. zetten, verlicht ook het overheidsbudget. De in ons land. Willen we 60% van hen aan het belasting op arbeid kan dan worden verlaagd, werk, dan vraagt dit 240.000 extra banen. Pa enzovoort. Toch moeten we realistisch blijven. rallel mag dit niet ten koste gaan van werk voor Op korte en middellange termijn kan de wer- jongeren en laaggeschoolden. Integendeel. kelijkheid veel minder rooskleurig zijn, zeker wanneer de economische groei zwak is. Onder- In de vakgroep Sociale Economie hebben we staande figuren illustreren. In elk van de 14 lan- veel onderzoek gedaan naar optimaal begro den steeg de werkgelegenheid onder 55-plus- tingsbeleid en pensioenbeleid, d.w.z. beleid dat sers sinds 2000. In bijna elk land steeg deze ook de werkgelegenheid en de economische groei sindsD2008. Tegelijk was bijna overal Ede jeugd- KUNNEN maximaal bevordert zonder uit te monden in ALS E TWEE FIGUREN NAAST LKAAR (Liefst) werkloosheid in 2013 hoger dan in 2000. In de grotere ongelijkheid. O.a. resulteerde dit in de
21
Wijziging Wijziging w werkloosheidsgraad erkloosheidsgraad 15-‐24 15-‐24 jjarigen arigen ((in in % %-‐punt) -‐punt)
Hervorming brugpensioen (SWT) en het sociaal akkoord
15 9
2013
Werkgelegenheidsgraad gewerkte uren per jaar per 45-54 jaar 55-64 jaar werkende (alle leeftijden) België 78% 42% 1570 Denemarken 83% 62% 1411 Duitsland 84% 64% 1388 Frankrijk 82% 46% 1489 Nederland 81% 60% 1380 Zweden 87% 74% 1607
Bron: OECD, Labour Force statistics.
In ons land waren eind 2014 ongeveer 160.000 55-plussers meer aan het werk dan eind 2008. Tegelijk waren er evenwel bijna 50.000 jongeren minder aan het werk.
De nood aan complementair beleid
De regering heeft de sociale partners –alvast gedeeltelijk– getrotseerd in hun poging tot afzwakking van de geplande hervorming van het brugpensioen, het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Als onderdeel van een noodzakelijk programma gericht op meer en langer werken in België, is dit een belangrijke stap. Minstens zo belangrijk is evenwel het beleid dat nu complementair aan de aanbodzijde en de vraagzijde van de economie wordt gevoerd om van meer en langer werken ook een succes te maken.
------- opinie -----------------------
Meer en langer werken…
2008-‐2013
Ita
15 9
2000-‐2013
Zwe VK
Den Zwi
Ita
Bel
Oos Fra
Ned Ned VK Den 3 Fin Zwe Fra Ca 3 Dui VS Norw Zwi Oos Fin Jap Ca Dui Jap -‐3 -‐3 0 5 15 20 25 30 10 -‐2 0 2 4 6 8 10 Wijziging werkgelegenheidsgraad Wijziging werkgelegenheidsgraad 55-‐64 jarigen (in %-‐punt) 55-‐64 jarigen (in %-‐punt) Bel
Bron: OECD, Labour Force Statistics.
VS
Bron van de tabel en beide figuren: OECD, Labour Force Statistics.
VOSEKO magazine
21
doctoraten van Tim Buyse en Renaat Van de Kerckhove. Voor het pensioenbeleid verwijzen we graag naar het Durf Denken magazine van oktober 2014. De bevindingen m.b.t. het begrotingsbeleid vatten we hier samen: • Een drastische verlaging van de belasting op arbeid is prioritair. Cruciaal is dat deze belastingverlaging gericht is op oudere werknemers en alle laaggeschoolden. Ze moet finaal zowel de bedrijven (goedkopere arbeid) als de werknemers (hoger nettoloon) ten goede komen, zowel de vragers van arbeid als de aanbieders. De geplande RSZ-korting voor 55-plussers in het vooropgestelde doelgroepenbeleid van de Vlaamse regering, is daarom een goede zaak. De korting voor laaggeschoolden is dat ook. De beperking van deze korting tot jongeren is dat niet. Voor laaggeschoolden die net 25 of iets ouder zijn, ziet het er dan slecht uit. • Parallel is een verlaging in de toekomst wenselijk van uitkeringen bij langdurig nietwerken (inclusief brugpensioen). In die zin zijn we voorstander van een sterkere degressiviteit van de uitkeringen voor toekomstige
werklozen. Het financieel voordeel van werken versus niet-werken is in België veel te laag, zoals ook het recente verslag van de Nationale Bank toont. • Verlaging van uitkeringen bij langdurig nietwerken kan een klein deel van de verlaging van de belasting op arbeid financieren. Voor andere financieringsbronnen denken we in de eerste plaats aan belastingen die het milieu ten goede komen en belastingen op vastgoed (behalve de eerste eigen woning). • Ook een tax shift van arbeid naar btw is gunstig, al is dit effect beperkt. Eigen onderzoek bevestigt de projectie die Gert Peersman en Koen Schoors maakten op basis van simulaties van het Planbureau. Een algemene verlaging van de belasting op arbeid met 1,5 miljard euro, gecompenseerd door een verhoging van de btw, kan op termijn ongeveer 15.000 banen creëren. Elke baan is welkom, maar in verhouding tot de noden is dit aantal eerder klein, zelfs als men de actie verviervoudigt. De reden is dat een hogere btw het extra financieel voordeel van werken meteen ook weer verkleint, en bovendien
weegt op de koopkracht van wie toch geen werk vindt. Als men grotere effecten wil, zal men de verlaging van de belasting op arbeid anders moeten financieren, en ze moeten richten op ouderen en laaggeschoolden. De vraag naar goederen en diensten: Macroeconomie, paragraaf 14.2.3. Van Voseko-leden mogen we verwachten dat ze deze paragraaf nog kennen. Hij omvat een laatste cruciale voorwaarde voor succesvol complementair beleid. Hoe goedkoop arbeid ook is, hoeveel goed opgeleide en gemotiveerde werknemers er ook zijn, bedrijven zullen slechts aanwerven indien ze de productie van nieuwe werknemers ook verkocht krijgen. Een voldoende hoge vraag naar goederen is noodzakelijk. De voorbije vijf jaar was die er evenwel niet. Ongenuanceerd publiek besparingsbeleid hield Europa in aanslepende laagconjunctuur… Wanneer komt eindelijk dat zo noodzakelijke programma van overheidsinvesteringen? Freddy Heylen
Activiteitenkalender voseko
mei 2015
ugent
juni 2015
Bachelor Barbecue
Alumni toptalent: Wouter De Geest ugent
22 en 23 mei 2015
voseko
oktober 2015
Flanders Fields, eindbestemming Poperinge
Schaliegas. Revolutie op de energiemarkt? voseko
voseko
juni 2015
december 2015
Workshop personenbelasting
Vrouwelijke topmanagers aan de macht!
-> Word FEB-partner
Arcelor-Mittal, Beyaert Fonds, CERISE, Ernst & Young, Devreker Fonds, Europabank, ING België, InSites Consulting, Intersentia nv, KBC, McKinsey & Company, Meesters in Masters vzw, PMI Belgium Chapter, SAP Belux, Schelstraete Delacourt Associates, Trust Fund J. Van Acker - J. De Rycke, VDK bank en Walters People. Contacteer Grégory Maes om toe te treden als partner van de faculteit Economie en Bedrijfskunde -
[email protected] of 09 264 33 08.
22
VOSEKO magazine
FEB Faits Divers
Weet u welke schatten de faculteitsbibliotheek bewaart in haar magazijn? Sinds de oprichting in 1896 van het ‘licentiaat handels- en consulaire wetenschappen’ (Faculteit Rechten) hebben onderzoekers en docenten een collectieboek verzameld dat op de FEB bewaard wordt. Maar in de archiefruimte in de kelder ’rusten’ nog oudere boeken. Het alleroudste exemplaar dat de medewerkers van de bibliotheek tot nu toe hebben opgespoord is… een handboek dubbel boekhouden. Het “Traité des parties doubles ou méthode aisée pour apprendre à tenir en Parties Doubles les livres du Commerce et des Finances’ is gepubliceerd in het jaar 1721 ‘Avec Aprobation & Privilege du Roy’. Dat handboek is dus 294 jaar oud. Blijkbaar was de opleiding accountancy toen al populair, want ook de boekentoren heeft nog een exemplaar in zijn collectie.
Hebt u zich al eens afgevraagd wat de bibliotheekmedewerkers zoals tussen de boeken terugvinden? Iedereen heeft wel eens een postkaart of een rekening gebruikt als bladwijzer. En het gebeurt al wel eens meer dat kaartjes of (bij voorkeur betaalde) rekeningen achtergelaten worden in bibliotheekboeken. Sinds de medewerkers van de faculteitsbibliotheek de oude boeken catalogeren (zie http://lib.ugent.be), hebben ze er allerhande ‘bladwijzers’ in aangetroffen. Enkele voorbeelden? Een toegangskaart voor het Galabal Economie uit 1988, publiciteit uit de jaren ‘20 voor een verzekeringsmaatschappij, een verzekeringspolis uit 1909, afgesloten door de eerste decaan van onze faculteit R. Miry. Kan iemand ons vertellen welke professor op deze doodle werd vereeuwigd? Inge Rutsaert, bibliotheekmedewerker
Telex In 2014 behaalden 5.197 studenten een diploma aan de UGent. 976 onder hen –bijna één vijfde– studeerden af aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Op 21 december 2014 won handelsingenieur Sabien Windels de vierde editie van de AVS wedstrijd ‘Ondernemer van het jaar’. Met Roof Food (cfr. VOSEKO Magazine januari 2015) haalde zij het van vier andere vrouwelijke startende ondernemers uit de grote regio rond Gent. Behalve naambekendheid hield ze er 2.500 euro aan Dell toebehoren aan over. Sedert 1 januari is Bénédicte Buylen OCMW-secretaris van Wachtebeke. Tot dan was de oud-studente Master in de Bedrijfseconomie, afstudeerrichting management van overheidsorganisaties, assistente bij de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Prof. dr. Derrick Gosselin, buitengewoon hoogleraar bij de FEB, is de enige Belg in de Global Strategic Foresight Council. In deze invloedrijke adviesraad, die werd opgericht door het Wereld Economisch Forum, zetelen een dertigtal experten die stuk voor stuk tot de wereldtop inzake strategisch denken en toekomstverkenning behoren.
Prof. dr. Steve Muylle (FEB en Vlerick Business School) won, samen met een collega, de prestigieuze prijs Outstanding Case Writer: Hot topic ‘Digital Transformation’ in de Case Centre Awards & Competition 2015. Als reactie op een wijzigende marktsituatie bestudeert hun case ‘Hello bank! The Birth of a Mobile Bank’ de lancering van een 100% digitale bank binnen de schoot van een gerenommeerde onderneming. Op 19 maart werden de jaarlijks PMI Belgium Student Award en de bijhorende € 500 uitgereikt aan zes studenten handelsingenieur. Zij behaalden de onderscheiding voor hun groepswerk ‘Building Ghent as a wireless city’, dat kadert binnen het opleidingsonderdeel Project Management van prof. dr. Mario Vanhoucke. In het kader van de Robert Johnston Awards 2014 werd ‘A longitudinal examination of customer commitment and loyalty’ (Journal of Service Management) van prof. dr. Bart Larivière, e.a. bekroond met de Outstanding Paper of the Year Award.
VOSEKO magazine
23
KEEP CALM AND
JOIN VOSEKO