Strategis che intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
Hoofdstuk 7
Beschouwingen vanuit de technologische industrie
Wilson De Pril en Freek Couttenier Agoria Vlaanderen Is strategische intelligentie het nieuwe buzzword in innovatieland of wordt strategische intelligentie een doorslaggevende factor in het innovatiebeleid? Het lijkt er in elk geval op dat strategische intelligentie als discussiethema sterk in opgang is. Eigenlijk niet verwonderlijk. De Vlaamse overheid en de private sector hebben in Vlaanderen met het innovatiepact het engagement genomen om de investeringen in O&O en innovatie fors op te trekken tegen 2010. Vandaag zijn de economische resultaten van de bijkomende investeringen te weinig zichtbaar. Deze zogenaamde “innovatieparadox” toont een fundamentele zwakte van ons innovatiebeleid: het richt zich soms te éénzijdig op de 3%-norm. De 3%-norm is echter een zuiver Europese norm, die niet werd verfijnd per lidstaat. De norm is evenmin gebaseerd op een diepgaander inzicht in de werkelijke zwaktes en mogelijkheden van het innovatiegebeuren in Vlaanderen. Agoria Vlaanderen heeft vanuit een gelijkaardige vaststelling in zijn beleidsnota innoveren en groeien (2005) duidelijk gepleit voor het opentrekken van de discussie rond innovatie. Ondernemingen worstelen zelf vaak met de vraag: hoe laat ik mijn innovatie-inspanningen renderen? In elk geval is het zo dat meer investeren niet automatisch leidt tot betere economische resultaten. Innovatie op bedrijfsniveau is niet enkel een zaak van meer investeren maar ook een complex proces van strategische en organisatorische keuzes. In vele gevallen is het zelfs een vernieuwende vorm van ondernemen. Er is dus nood aan een beter inzicht in de vele subprocessen die het omzetten van ideeën in innovatieve en economisch succesvolle producten omhelst. Dit geldt ook voor het innovatiebeleid. De cijfermatige norm waarop het Vlaamse innovatiebeleid is gebouwd, is hoogstens een budgettair disciplinerend instrument. Het verhogen van het innovatiepotentieel
112
IWT-STUDIES 57 Chapter 1 De innovatiestatus ontleed
IWT STUDIE 57.indd 112
13/03/07 15:25:12
�0 1 van een economie is echter een veel complexere uitdaging. Meer strategische intelligentie moet toelaten het fundament van ons innovatiebeleid te versterken.
wat is strategiscHe intelligentie? Onder strategische intelligentie wordt doorgaans verstaan de kennis die de verschillende actoren nodig hebben om op lange termijn de juiste beslissingen te nemen, rekening houdend met opkomende ontwikkelingen. In het managementsdenken wordt verwezen naar strategic intelligence als intelligence provided in support of strategic, as distinguished from tactical, decision making. In the business context, this means providing the highest levels of management information on the competitive, economic, and political environment in which the company operates now and in which it will operate in the future.1 Belangrijk is in elk geval dat een langetermijnperspectief aanwezig moet zijn. De besluitvormingsprocessen op ondernemingsniveau en zeker ook op politiek niveau zijn niet zelden gedreven door kortetermijnresultaten of -factoren. Strategische intelligentie moet zich echter per definitie richten op meer duurzame evoluties. Strategische intelligentie omvat ook competitieve intelligentie. Dit betekent dat strategische intelligentie noodzakelijk de kennis omvat van de directe omgeving en de veranderingen in de concurrentiële omgeving. Vandaag wordt meer dan ooit ook de nood aan differentiatie – zowel op bedrijfsniveau als op niveau van de industriële structuur – aangevoeld. Globalisering zorgt voor een veel dynamischer markt, waarbij competitieve voordelen sneller en efficiënter worden uitgespeeld tussen ondernemingen en tussen regio’s en landen.
1. John J. McGonagle Jr., Carolyn M. Vella; A New Archetype for Competitive Intelligence, Quorum Books, 1996.
11
IWT STUDIE 57.indd 113
13/03/07 15:25:14
Het inzicht in de mogelijkheden tot differentiatie is cruciaal, alsmede de snelheid van dit inzicht. De toenemende informatieflows zorgen dat heel wat informatie globaal beschikbaar is. Dit is dus niet het probleem. Vooral het synthetisch vermogen om binnen de overvloed aan informatie de relevante elementen te identificeren wordt belangrijk. Een eerste oefening zal er in elk geval in bestaan een aantal domeinen te identificeren die voor het innovatiegebeuren in het algemeen en het strategisch denken over innovatie in het bijzonder, van groot belang zijn.
Strategische thema’s voor de toekomst Het is onmogelijk een model uit te werken dat alle externe factoren volledig in rekening brengt. Met andere woorden bepaalde evoluties zullen meer impact hebben dan andere. Er is dus nood aan het definiëren van een reeks kritische strategische thema’s waarvoor het van belang is de nodige strategische informatie op te bouwen. Hierna staan we kort stil op een aantal domeinen die wij vanuit een industrieel perspectief als wezenlijk zien: technologie, businessmodellen, marktkennis, talentontwikkeling en geopolitiek. Technologische evoluties Economische cycli zijn meestal in oorsprong sterk technologiegedreven. Dat was het geval in de eerdere industriële revoluties, en ook in de jaren negentig was het de opkomst van de ICT-technologieën die een nieuwe golf op gang bracht. Het opvolgen van de trends en opportuniteiten in technologieontwikkeling is een absoluut minimum voor een performant innovatiesysteem. Enkel zo kan er tijdig ingespeeld worden op nieuwe economische golven. In een globale economie is het daarenboven steeds moeilijker unieke posities uit te bouwen. Het beschikken over technologische kennis die concurrenten
114
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 7 Strategische intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
IWT STUDIE 57.indd 114
13/03/07 15:25:14
07 niet bezitten, vraagt bewuste keuzes en gerichte investeringen. Goed wetende dat de concurrentiële voorsprong die hieruit gehaald wordt steeds van korte duur is. Nieuwe waardeketens en businessmodellen Typisch voor de technologische evoluties is dat zij ook vaak nieuwe businessmodellen met zich meebrengen. Zo is ook in de jaren negentig de manier waarop ondernemingen zich organiseren drastisch veranderd. De ICT-sector stond mee aan de wieg van deze evolutie. Snel opeenvolgende technologische evoluties en de toenemende internationalisering hebben ervoor gezorgd dat ondernemingen meer en meer werken in innovatieve netwerken – soms gevormd rond een dominante speler. Het opkomen van “open innovatie” heeft de klassieke architectuur van innovatieprocessen en R&D-departementen in heel wat opzichten veranderd. De alliantiecultuur maakt opgang als nieuw businessmodel. De jongste jaren stellen we een verdere fragmentering van de waardeketens vast in zowat alle sectoren. Ondernemingen specialiseren zich in een bepaald onderdeel van het proces van waardecreatie, en schakelen zich in een complex geheel van samenwerkende ondernemingen, kenniscentra en eindgebruikers. De evolutie in de ICT-sector was in oorsprong technologiegedreven maar heeft tegelijk gezorgd voor verschuivingen in de organisatiecultuur, ook buiten de ICT-sectoren. Inzicht in de nieuwe waardeketens en businessmodellen is cruciaal om in deze complexe, gefragmenteerde businessmodellen te kunnen opschuiven naar de segmenten met de hoogste toegevoegde waarde. De waardeketens worden daarbij ook internationaal. Het strategisch inzicht in deze nieuwe businessmodellen is niet enkel voor bedrijven zelf relevant. Ook voor de overheid zou dit consequenties kunnen of zelfs moeten hebben. Agoria Vlaanderen heeft in dit verband bijvoorbeeld steeds gepleit voor meer operationele samenwerking en zelfs een strategisch partnership tussen IWT en FIT, op basis van de trends die zich hier steeds duidelijker aftekenen.
“ D o or de snelle
t e c h n o l o gische evolutie e n t oenemende i n t e r n ationalisering g a a n b edrijven meer e n m e e r in innovatieve n e t w e rken spelen. D e o pkomst van ‘ o p e n i nnovatie’ heeft d e k l a ssieke R&Da rc h i t e ctuur grondig d o o re e ngeschud. De a l l i a n t i e cultuur maakt o p g a ng als nieuw b u s i n essmodel.
”
115
IWT STUDIE 57.indd 115
13/03/07 15:25:15
Marktkennis Een vaak verwaarloosd strategisch thema is de marketing. Hoe zal de consument of de klant reageren op bepaalde evoluties. Vooral technologiegedreven ondernemingen kampen vaak met een commerciële onderbenutting van het innovatief potentieel. Hierbij moet de benadering verder gaan dan loutere beïnvloeding van het gedrag van consumenten. Met zijn boek Democratizing innovation heeft MIT-professor Eric von Hippel ongetwijfeld aangetoond dat er enorme mogelijkheden zijn voor ondernemingen die de eindgebruikers en zogenaamde communities van eindgebruikers een volwaardige plaats kunnen geven in hun eigen innovatieprocessen. Het capteren van informatie uit deze gemeenschappen van “doe-hetzelf”-innovators vereist echter aangepaste tools. Een mooi voorbeeld van zo’n tool is het digitaal gebruikersforum van NOKIA, waar de onderneming heel wat leert over de eigen lead-users. Het systematisch aanwenden van dit soort instrumenten zal in de toekomst ongetwijfeld ook aan belang winnen. Inzicht in talentontwikkeling De internationale schaarste aan kenniswerkers van topniveau is een feit. Europa zou volgens sommige cijfers tegen 2030 zo’n 3.3 miljoen extra onderzoekers nodig hebben om de innovatiemotor op toeren te houden. De demografische uitdaging waar oa. Europa voorstaat, zal deze tekorten verder aanscherpen. Talent is meer en meer een concurrentiefactor op zich, waarbij ondernemingen wereldwijd op zoek gaan naar de gewenste competenties. De kostprijs van het menselijk kapitaal wordt groter. Zorgvuldig de juiste kennis opbouwen en uitspelen is zowel voor ondernemingen als voor overheden een prioritaire uitdaging. Hierbij stelt zich niet enkel een kwantitatieve uitdaging, maar ook een kwalitatieve. Ondernemingen hebben enerzijds nood aan specialistische, technologische kennis en gaan anderzijds op zoek naar mensen met een ruime bagage aan soft skills (vaardigheden
116
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 7 Strategische intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
IWT STUDIE 57.indd 116
13/03/07 15:25:15
07 en houding). Deze elementen spelen een steeds prominentere rol in het innovatieproces. Geopolitieke intelligentie In een sterk internationale context is het onontbeerlijk ook geopolitieke trends als onderdeel van strategische intelligentie mee te nemen. Bedrijven opereren vaker in internationale context waar geen klassiek juridisch kader maar een ingewikkeld geopolitieke interactie de bewegingsruimte van ondernemingen bepaalt. Waar vroeger nationale rechtskaders duidelijke grenzen betekenden, zijn deze vandaag minder relevant door het ontbreken van een internationaal equivalent. Het valt te verwachten dat inzicht in deze geopolitieke verhoudingen en het vermogen tot het uitbouwen van goede internationale politieke netwerken aan belang zullen winnen. Zeker voor de multinationale ondernemingen die hun processen internationaal organiseren. Op dit ogenblik is dit echter nog een onderbelicht gegeven.
Strategische intelligentie: eerste aanzetten in Vlaanderen In Vlaanderen zijn de jongste jaren een aantal inspanningen gedaan om tot strategische intelligentie te komen. In de meeste gevallen blijft dit echter beperkt tot het opvolgen van een aantal meer algemene socio-economische indicatoren. Een schoolvoorbeeld is hier het Lissabonproces, waarbij een aantal Europees gedefinieerde indicatoren worden opgevolgd voor rapportering aan de EU. De achterliggende strategie is echter een Europese strategie, die in hoofdzaak gericht is op het verbeteren van een aantal Europese gemiddelde indicatoren maar relatief onbruikbaar is voor diepgaande strategische oefeningen voor de typische situatie in Vlaanderen. Het grote voordeel van het
117
IWT STUDIE 57.indd 117
13/03/07 15:25:15
Lissabonproces lijkt trouwens te liggen in de politieke disciplinering die eruit voortvloeit, eerder dan in de strategische waarde ervan. Het systematisch werken met literatuurstudies, toekomstverkenningen, roadmaps, technologiescouting (technology watch) en gelijkaardige strategische tools lijkt op beleidsniveau een relatief recent gegeven. Vermeldenswaardig zijn uiteraard de mogelijkheden om met steun van het IWT toekomstverkenningen, roadmaps en allerhande studies te laten uitvoeren. Deze instrumenten zijn echter beperkter van opzet en richten zich vooral op ondernemingen en sectoren. De recente expertgevalideerde prioriteitenstelling van de VRWB is vanuit de overheid een van de eerste grote oefeningen in zijn soort. Het resultaat van de VRWB-oefening is een vrij goed omlijnde omschrijving van 6 strategische clusters met 30 prioriteiten. Opvallend is dat de bevindingen goed overeenkomen met een eerdere, gelijkaardige oefening die Agoria Vlaanderen hierrond reeds heeft gemaakt. De Vlaamse regering heeft er daarnaast bij de hervorming van de eigen administratie terecht voor gekozen om per beleidsdomein een “strategische” adviesraad te voorzien. Dit moet toelaten om de beschikbare knowhow van binnen en buiten de overheid (stakeholders) maximaal in te schakelen bij het aansturen van het beleid. Ondernemingen en sectoren voelen soms veel sneller de ontwikkeling van nieuwe internationale trends op het terrein. Hun input moet daarom ook op beleidsniveau maximaal kunnen spelen. Initiatieven in de technologische industrie Agoria Vlaanderen publiceerde in 2001 technologies for the future: looking a decade ahead. Met deze uitgebreide toekomstverkenning voor de technologische industrie werd getracht een beeld te krijgen van de technologische evoluties waarmee ondernemingen uit de Agoria-sectoren binnen een termijn van 5 tot 10 jaar zullen geconfronteerd worden.
118
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 7 Strategische intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
IWT STUDIE 57.indd 118
13/03/07 15:25:16
07 De studie diende enerzijds als een leidraad voor de strategische inschatting die ondernemingen uit de technologische industrie zelf maken, en anderzijds als basis voor een reeks acties die vanuit de federatie werden genomen. De bevindingen van de technologies for the future hebben Agoria Vlaanderen er trouwens toe aangezet rond knowhow inzake nieuwe materialen een collectief R&Dinitiatief te initiëren in de vorm van het Flanders Materials Centre. Dit centrum is een samenwerkingsverband tussen een aantal toonaangevende Vlaamse ondernemingen die via een unieke collectieve onderzoeksinfrastructuur (high throughput – materiaalonderzoek) de eigen R&D activiteiten kunnen versterken en zo de Vlaamse knowhow rond materialen verder uitbouwen. Het voorbeeld toont aan dat studies effectief en vrij snel tot concrete acties kunnen leiden. Een ander voorbeeld van een strategische oefening die vanuit de technologische industrie werd gestuurd, kadert in de taskforce voertuigindustrie. Dit project werd door de Vlaamse regering opgezet samen met Flanders’ DRIVE en de sector, en heeft als doel via concrete maatregelen de voertuigindustrie in Vlaanderen te versterken. Een van de 12 grote actielijnen uit het project is erop gericht de innovatie-intensiteit van de voertuigindustrie in Vlaanderen op te drijven. Deze betrachting is ingegeven door de vaststelling dat een voor Vlaanderen belangrijke sector weinig verankering heeft in het Vlaamse kennisweefsel, met alle economische risico’s van dien. Op basis van een uitgebreide studie en SWOT-analyse van de sector werden uiteindelijk drie strategische domeinen op het vlak van productontwikkeling geïdentificeerd waarin Vlaanderen zich in de komende jaren zal proberen te differentiëren en voorsprong te nemen: actieve veiligheid, nieuwe lichte materialen en alternatieve aandrijfsystemen. Momenteel worden op basis van de bevindingen operationele samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen en kenniscentra opgezet en een reeks concrete projecten opgestart.
“ M e t ‘Technologies
f o r t h e future ’ (2001) g a f A g o ria Vlaanderen d e p r i l l e aanzet tot de o p r i c h t i n g van ‘Flanders M a t e rial Centre’ al s s a menwerkings v e r b and tussen t o o n aangevende Vlaamse o n d er nemingen v o o r d e collectieve o n t w i k keling van een un i e k e onderzoe k s i n f r a s t ructuur voor m a t e r i a alonderzoek.
”
119
IWT STUDIE 57.indd 119
13/03/07 15:25:16
In het kader van hetzelfde project werd tevens een uitgebreid strategisch onderzoek verricht naar de “factory of the future”, waarbij het ook hier de bedoeling is om via een dieper inzicht in de ontwikkelingen van de manufacturing te komen tot een concurrentieel voordeel voor de Vlaamse productieondernemingen uit de sector. Recent werd ook in het domein van de talentontwikkeling een eerste aanzet tot de opbouw van meer strategische intelligentie gegeven. Onder de noemer “skills for the future” werd bij 140 Agoria lidbedrijven die samen tekenen voor een vierde van de tewerkstelling, een uitgebreide bevraging gedaan naar de kennis en vaardigheden die volgens ondernemingen in 2015 de doorslag zullen geven. Bedoeling is de resultaten de komende jaren verder te verfijnen en meteen ook een reeks concrete acties hieraan te koppelen. Strategische intelligentie wordt eveneens opgebouwd via structurele netwerking en regelmatige informatie-uitwisseling. Specifiek van belang voor de opbouw van knowhow rond innovatie, zijn intensieve contacten met “leading” bedrijven uit de sector, met het beleidsniveau (o.a. Vlaamse regering, IWT, VRWB) en met de onderwijswereld. Ook de deelname in talrijke Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden is hier relevant. Het gaat hier zowel om het uitbouwen van intensieve contacten en samenwerkingsprojecten met de grote strategische onderzoekscentra (IMEC, VITO, IBBT) als het oprichten en aansturen van competentiepolen (Flanders’ DRIVE, Flanders Materials Centre, Flanders Mechatronics, Competentiepool Productontwikkeling en Industrieel Design) en sensibiliseringsprojecten (KMO-IT, Telematics Cluster, Vlaams softwareplatform enz.). De internationalisering van het innovatiegebeuren maakt dat internationale netwerken aan belang winnen. Hier kan onder meer verwezen worden naar de participatie van de federatie in het Industrial Liaison Program van het Massachusetts Institute of Technology (MIT).
120
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 7 Strategische intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
IWT STUDIE 57.indd 120
13/03/07 15:25:17
07 Van strategische intelligentie naar strategisch beleid Zoals gezegd is in Vlaanderen strategische intelligentie een eerder recent gegeven. Zeker wanneer we vergelijken met trendzettende landen als Ierland en Finland, hebben we nog een belangrijke weg af te leggen. Ook rond een aantal strategisch belangrijke domeinen zoals de veranderingen van de businessmodellen en waardeketens, nieuwe inzichten in markttrends en de uitbouw van competenties van medewerkers staan we nog maar aan het begin van de strategische oefening. Niettemin zijn er reeds heel waardevolle instrumenten voorhanden om op een strategische manier aan beleid te doen. In dit verband kunnen zowel initiatieven vanuit de overheid (VRWB) als sectorale acties worden vermeld. Volgende noodzakelijke stap zal zijn om tot synthese van de beschikbare informatie en opvolgende beleidsmaatregelen te komen. Belangrijk hierbij is centrale aansturing van het beleid vanuit een gemeenschappelijk gedragen visie. Vanuit een strategisch inzicht komen tot een strategisch beleid vraagt moedige en volgehouden politieke keuzes. Deze keuzes moeten meerdere politieke legislaturen kunnen overspannen. Daarom is het essentieel om dit strategisch beleid vanuit de voltallige Vlaamse regering aan te sturen. De lancering van het plan “Vlaanderen in actie” biedt hier een unieke opportuniteit voor Vlaanderen om daadwerkelijk tot een breed gedragen en slagkrachtig beleid op langere termijn te komen. De industrie is alvast bereid om mee vorm te geven aan dit project. Bij de invulling van het plan zal het van belang zijn om tot een goede mix van horizontale maatregelen te komen die het weefsel in de breedte kunnen versterken, en anderzijds in een aantal domeinen strategische posities uit te bouwen die ons kunnen onderscheiden op mondiaal vlak. Het spreekt voor zich dat de reeds aanwezige sterktes van onze economie hier mee in rekening moeten genomen worden.
“ R o n d een aantal
s t r a t e g i s che belangrijke d o m e i nen zoals de v e r a n deringen in b u s i n e ssmodellen en w a a rd e ketens, nieuwe i n z i c h t e n in markttrends e n de uitbouw v a n c ompetenties v a n medewerkers s t a a n we nog in de k i n d e rschoenen.
”
121
IWT STUDIE 57.indd 121
13/03/07 15:25:17
Vlaanderen staat op dit ogenblik aan de top in een aantal industriële sectoren, en kan op deze bestaande sterktes verder bouwen. Inzake innovatie maar ook voor bijvoorbeeld milieuprestaties zijn onze industriële ondernemingen nu reeds koplopers. Het zou een cruciale vergissing zijn om in het strategisch beleid niet een prominente plaats te reserveren voor de Vlaamse industrie.
Nu de kans grijpen Strategische intelligentie lijkt dus meer dan het zoveelste nieuwe buzzword. Er is daadwerkelijk nood aan een beter strategisch inzicht in de externe factoren en processen van het eigen innovatiesysteem die op langere termijn het succes van innovatie beïnvloeden of zelfs bepalen. Ook in de technologische industrie wint het thema duidelijk aan belang. Eerste ervaringen hebben trouwens aangetoond dat strategische intelligentie rond technologische trends kan en moet leiden tot concrete initiatieven zoals Flanders Materials Centre (FLAMAC). Strategische intelligentie is ook geen doel op zich, maar moet resulteren in strategisch beleid. “Vlaanderen in actie” biedt hier een unieke opportuniteit om met de strategische intelligentie die voorhanden is te komen tot strategischer beleid. Vanuit de industrie en met Industrie Vlaanderen willen wij deze kans grijpen. In de mondiale economie kan men zich geen gemiste kansen veroorloven.
122
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 7 Strategische intelligentie: nieuwe buzz in innovatieland?
IWT STUDIE 57.indd 122
13/03/07 15:25:18
IWT STUDIE 57.indd 123
13/03/07 15:25:18
Hoofdstuk 8
IWT als matchmaker van h e t V laam se innovatiedenken Eric Sleeckx en Olivier De Cock IWT Meer geld voor innovatie, maar strategische visie hinkt achterop De Vlaamse budgettaire voorzieningen voor Wetenschap & Technologie waren in de begin jaren 90 in volle expansie. Twee miljard oude befjes extra per jaar over de periode ‘95-’99 of 20 miljard BEF extra budgettaire ruimte over 4 jaar was niet niks. Bovendien werd het actieterrein in belangrijke mate verruimd. Het eerder klassieke onderzoeksbeleid werd ingebed in een meer omvattend innovatiebeleid. Naast kennisontwikkeling werd meer en meer aandacht gegeven aan technologieverspreiding en -valorisatie. Het was duidelijk dat technologie met andere kennis moest gecombineerd worden om daadwerkelijke toegevoegde waarde te kunnen leveren. Het Vlaams beleid nam het innovatiedenken van de OESO en van de Europese Commissie actief over in de eigen beleidsintenties. Men kan dus gerust stellen dat Vlaanderen evolueerde naar een volwassen en voldragen technologie- en innovatiebeleid. Ruime financiële middelen en slagkrachtige beheersstructuren waren bij machte dit beleid te onderbouwen. In contrast met deze evolutie moest echter vastgesteld worden dat doorgedreven beleidsonderzoek en -studies naar de kenmerken en naar de dynamiek van het Vlaams Innovatie Systeem in grote mate dode letter bleven. Het beleid werd grotendeels gestoeld op pragmatische inzichten en op “mimetisme” van buitenlandse voorbeelden en acties. Binnen het academisch milieu ontwikkelden zich wel kernen van competenties inzake innovatie-management, macro- en meso-economische analyses van de impact van O&O en innovatie, enz. Ook een aantal enquête-werkzaamheden over O&O en technologiediffusie werden door instanties als STV en het IWT opgezet. De voorloper van EWI het toenmalige AWI legde zich
124
IWT-STUDIES 57 Chapter 1 De innovatiestatus ontleed
IWT STUDIE 57.indd 124
13/03/07 15:25:19
01 08 toe op de bibliometrie van de Vlaamse onderzoeksgroepen, ook m.b.t. wetenschappelijk- technologisch onderzoek. Enz. Maar het ontbrak duidelijk aan coherentie, samenwerking en vooral aan voldoende “kritische massa”. Een schril contrast in vergelijking met buitenlandse inspanningen ter zake, ook in vergelijkbare landen of regio’s.
VTO als voorvechter van het innovatiesysteemdenken Met de opstart van het Vlaams Technologie Observatorium (VTO) in 1996 nam het IWT het initiatief om hier iets aan te doen. Vlaanderen had meer dan ooit nood aan intelligente inzichten in het eigen innovatiesysteem. De doelmatige inzet van mensen en middelen hangt er in toenemende mate vanaf. Het VTO heeft zich nooit willen positioneren naast of in concurrentie met de competenties die reeds tot ontwikkeling kwamen, maar beleed veeleer het concept van een mobiliserend netwerk veeleer dan de creatie van een nieuwe institutie. Het VTO moest in de eerste plaats een geïntegreerd geheel van beleidsindicatoren over het Vlaams Innovatie Systeem helpen verzamelen. Met de VTO-Studies werd dit werk stelselmatig verspreid onder de potentieel geïnteresseerde actoren. De eerste publicatie in de reeks VTO-Studies lichtte nog het werkprogramma toe teneinde de volgende publicaties, met bijdragen van diverse onderzoekers, in een ruimer kader te kunnen situeren. Het innovatiesysteemdenken was hiermee geboren. Het IWT nam hiermee een centrale operationele functie in het Vlaams technologiebeleid in en vervulde tegelijkerheid de belangrijke taak van kenniscentrum voor het nieuwe innovatie- en technologiebeleid. Met het werkprogramma van het VTO werd inzake de verzameling van W&T-indicatoren vooral aansluiting gezocht bij de meer vooruitstrevende landen die werkten aan nieuwe indicatoren voor de kenniseconomie en het nationaal innovatiesysteem. Internationaal was er immers een ‘Keynesiaanse revolutie’ bezig
125
IWT STUDIE 57.indd 125
13/03/07 15:25:20
op het vlak van technologiebeleidsstatistiek. De originele ‘Keynesiaanse revolutie’ van de jaren dertig tot vijftig bracht ons enkel macro-economische statistische aggregaten zoals investeringen, consumptie, overheidsbestedingen, die geen antwoord boden op de toenmalige beleidsdruk voor een meer anti-cyclisch economisch beleid via beïnvloeding van de vraagkant van de economie. De huidige ‘nationale rekeningen’ zijn het product van deze ‘revolutie’, het noodzakelijk instrument van de nationale economische stabilisatiepolitiek. In deze tijd van grote wereldwijde economische transformaties, stond innovatie in het brandpunt van de groeistrategie van bedrijven en regeringen. Een klassiek stabilisatiebeleid voldeed niet langer, een nieuwe structuurpolitiek drong zich op voor de omvorming van de industriële economie naar een kenniseconomie. Hiervoor was beleidsstatistiek nodig die de (nieuwe) immateriële activa en de relationele structuur van de kennisnetwerken in kaart kon brengen. Deze verschuiving ging samen met een paradigmawisseling in de economische wetenschap door de endogenisering van technologie en stijgende meeropbrengsten, van informatie/kennis en onzekerheid, en van de institutionele en organisatorische innovaties die nodig zijn voor de regulering van deze interactieve economie. De historische studie van de nationale innovatiesystemen, hun specifieke kennisstructuur en industriële structuur die over de tijd is opgebouwd, was eveneens een instrument voor het verstaan en gebruiken van de nationale comparatieve voordelen. Het werkprogramma van het VTO legde voor de realisatie van deze innovatieve beleidsstatistiek van meetaf aan sterk de nadruk op netwerking. Het VTO concentreerde zich op de ontwikkeling en integratie van de centrale technologie-indicatoren op basis van de drie bestaande technologieenquêtes over O&O (de zgn. OESOenquête in het kader van het federaal Samenwerkingsakkoord), deze over innovatie (de Community Innovation Survey van Eurostat, beter bekend als CIS), en deze over diffusie (de regionale enquête in
126
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 126
13/03/07 15:25:20
08 opdracht van toenmalig Minister-President Van den Brande). Daarnaast waren er statistische series die van derden konden betrokken worden. Gaande van bedrijfseconomische gegevens van de NBB tot octrooigegevens uit gespecialiseerde databanken. Om de essentiële elementen van het VINS (Vlaams Innovatiesysteem) bij elkaar te brengen werd verder gerekend op een reeks studieopdrachten aan universitaire onderzoeksgroepen. In de eerste plaats door beroep te doen op de aanwending van de bestaande kennisspecialisaties.
Het Vlaams Innovatie Systeem op de meettafel De algemene doelstelling van het VTO was om in de periode 19961999 een permanente organisatie uit te bouwen voor een systematische rapportering van het technologie- en innovatiegebeuren in Vlaanderen met behulp van kwantitatieve beleidsindicatoren. Het Actieplan, goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het IWT van juli 1996, bepaalde een strategie om die doelstelling te realiseren die als volgt kan worden gepreciseerd: Het VTO vertaalt zijn opdracht om een ‘systeem van technologieindicatoren’ uit te werken in de ontwikkeling van ‘indicatoren van het Vlaams Innovatie Systeem’.
“ H e t i n novatiesysteem
s t e l t d at het succes v a n h e t i nnovatieproces n i e t alleen door O & O e n technologie w o rd t bepaald maar o o k d oor een reeks v a n i mmateriële i n s p anningen in o p l e i d i ng, marketing e n m anagement.
”
– Het conceptueel kader was dit van het ‘innovatiesysteem’: dit concept bouwde voort op nieuwe theoretische inzichten die stellen dat het succes van het innovatieproces niet alleen bepaald werd door O&O-inspanningen en niet alleen door technologie maar ook door een aantal andere immateriële investeringen (in opleiding, in management en marketing); dat dit succes ook niet alleen afhankelijk was van de inspanningen van individuele actoren maar van de interactie van de diverse actoren die gezamenlijk een innovatie mogelijk maken, in de eerste plaats de interactie tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen. Het VTO richtte zijn activiteit in het kader
127
IWT STUDIE 57.indd 127
13/03/07 15:25:20
van het IWT vooral op de ondersteuning van het technologiebeleid. Maar het VTO plaatste van meet af aan de centrale technologie-indicatoren in een breder kader van indicatoren waarmee ze gerelateerd zijn, zoals ‘menselijke hulpbronnen’, financiering van innovatie, maatschappelijke acceptatie. Er was ook bijzondere aandacht voor de detectie en karakterisering van innovatieprocessen bij clusters van leveranciers-klanten en netwerken van bedrijven en onderzoeksinstellingen. Dit mondde onder andere uit in het opstellen van een clusterkaart van Vlaanderen waarin de bedrijfsnetwerken tussen leveranciers en klanten als transferkanalen voor technologieverspreiding, en de netwerken tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven als kanalen van kennisverspreiding werden uitgetekend. – Het maatschappelijk kader was dat van de structurele verschuiving van de industriële economie naar een kennisgebaseerde economie, waarbij de bijzondere eigenschappen van kennis als economisch goed dat - stijgende meeropbrengsten in het gebruik - een bijzonder aandacht vereiste van het technologiebeleid voor de promotie van kennisverspreiding en van de kennisverspreidingscapaciteit van de instituties die het innovatieproces conditioneerden. Het VTO werkte mee aan de ontwikkeling van een nieuwe statistiek rond kennisstocks, kennisstromen en procesindicatoren zoals ‘kennisabsorptiecapaciteit’ en ‘kennisverspreidingscapaciteit’. Er was bijzondere aandacht voor de meting van de innovatiecapaciteit van bedrijven, aan de hand van relaties tussen innovatie-karakteristieken en economische performantie. Het was ambitie om voor de KMO’s, als locus van vernieuwing en groei van het economisch weefsel, specifieke instrumenten en analyses te ontwikkelen. Ook de studie van de relatie tussen innovatie en tewerkstelling in verschillende sectoren en activiteiten stond op het programma, evenals de ontwikkeling van indicatoren om dit op te volgen.
128
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 128
13/03/07 15:25:21
08 – Het statistisch kader was datgene dat door de werkzaamheden van OESO en Eurostat als internationale standaard werd ontwikkeld voor ‘nationale innovatiesystemen’ en ‘indicatoren voor de kenniseconomie’. In het bijzonder werd de opbouw van de nieuwe statistische databanken bij de OESO gegroepeerd onder vier pijlers: ‘ANBERD’ met inputindicatoren op basis van O&O-bestedingen (Frascatihandleiding) ‘ANINNOV’ met outputindicatoren op basis van de nieuwe CIS-Innovatieenquête (Oslo handleiding) ‘ANPAT’ met indicatoren op basis van octrooigegevens (voornamelijk afkomstig van EPO en WIPO) ‘ANHRST’ met indicatoren over de stocks en flows aan menselijk kapitaal (‘Human Resources for Science and Technology’), op basis van arbeidsmarkt- volkstellings- en onderwijsstatistieken (Canberra handleiding). De taak van het VTO was om een - in de eerste plaats statistisch instrumentarium te ontwikkelen ten dienste van een vooruitstrevend technologie- en innovatiebeleid. Dit beleid was - zoals in alle industrielanden trouwens - in volle evolutie, als antwoord op de mutatie van de hedendaagse economie en samenleving naar een kennisgebaseerde maatschappij. Dit was een historische structuurverandering met een internationale dimensie waarin zeker een kleine regio met een open economie zoals Vlaanderen genoodzaakt was om opnieuw zijn plaats te definiëren en waarvoor het beleid nieuwe taakstellingen en instrumenten moest ontwikkelen. De uitbouw van een systeem van indicatoren van het innovatiesysteem vormde hiervan een onderdeel. Het was een nieuwe en innovatieve opdracht waarbij een ernstige verantwoording en discussie over de grondslagen van het gekozen statistisch kader noodzakelijk was. Het VTO was primair een intermediatieorganisatie tussen het aanbod van data en analyses en de vraag naar beleidsindicatoren. Het VTO opereerde als een schakel in een netwerk van actoren die een rol speelden in de vernieuwing van het statistisch apparaat, waaronder niet in de laatste plaats de
129
IWT STUDIE 57.indd 129
13/03/07 15:25:21
onderzoeksinstellingen en bedrijven als primaire informatiebronnen en informatiegebruikers.
Het IWT-observatorium, bakermat van het eerste Indicatorenboek Eind 1998 besliste de raad van bestuur om het werkprogramma van het VTO te heroriënteren naar meer onmiddellijk beleidsondersteunend studiewerk, dit in het verlengde van het mandaat dat hiervoor door de voogdijoverheid aan het IWT werd toegekend. Bij die gelegenheid werd ook de naam veranderd in IWT-observatorium. De opdracht van de Vlaamse regering aan het IWT om O&O-indicatoren te verzamelen bleef onverminderd gelden. Het IWT-observatorium volgde hiervoor de werkzaamheden op die op nationaal en internationaal vlak werden georganiseerd. Tevens nam het IWT-observatorium het initiatief tot het samenstellen van een eerste ‘Vlaams Indicatorenboek voor Wetenschap, Innovatie en Technologie’, dat i.s.m. het toenmalige AWI werd uitgegeven. Het IWT-observatorium investeerde ook veel energie in de samenstelling van een unieke innovatie bedrijvendatabank, ter ondersteuning van het Vlaams innovatiesysteem door het IWT en door het innovatiebeleid in het algemeen, waarin gegevens van diverse aard over de innovatie-activiteiten van de Vlaamse bedrijven werden geïntegreerd. Deze databank wordt tot op vandaag verder geactualiseerd.
M&A: van denken, naar monitoren én doen Sinds het voorjaar van 2005 gaat het IWT-Observatorium, dat vooral gekend was voor beleidsondersteunende studies, door het leven als IWTM&A, waarbij M&A staat voor Monitoring&Analyse. De opstart van M&A is het logisch gevolg van de algemene tendens om meer aandacht te schenken aan de efficiëntie én de effectiviteit van innovatieondersteuning. M&A houdt de vinger aan de pols aan het Vlaamse
130
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 130
13/03/07 15:25:22
08 innovatiesysteem door allerhande informatie die onder andere via de opvolging van IWT-projecten, maar ook uit externe bronnen verkregen, adequaat te verwerken, te analyseren en ter beschikking te stellen van de Raad van Bestuur, de directie, intermediairen, …. Met deze uitgebreidere opdracht werd ook de capaciteit van M&A aangepast en werden meteen een aantal specifieke projecten opgestart. Innovatiepotentieel detecteren Met het project Innovatieprofielen ontwikkelde M&A een tool waarmee de innovatie-adviseurs hun diensten aan bedrijven kunnen registreren. Tezelfdertijd maken zij ook een innovatieportret van het bezochte bedrijf en noteren eventuele bijkomende noden van het bedrijf. Op basis hiervan kan dan in de toekomst het aanbod van diensten veel beter afgestemd worden op de specifieke noden van de bedrijven. Nauw hierbij aansluitend is het Segmentatie-project, dat meer inzicht moet helpen verwerven in het innovatiepotentieel van individuele bedrijven om zodoende meer gericht diensten en producten te kunnen aanbieden. IWT wil haar klanten in de toekomst nog beter verzorgen. Om dit te kunnen doen moet ze niet alleen de bestaande klanten beter leren kennen (bijvoorbeeld via de studie over de gedragsadditionaliteit), maar ook de potentiële klanten of doelgroepen van klanten beter in kaart brengen. Daarom introduceerde M&A in overleg met een aantal experten een segmentatiemethode die innovatie-adviseurs en andere innovatiedeskundigen moet toelaten om hun doelgroep van innovatieve en succesvolle bedrijven op een meer efficiënte en gerichte manier af te bakenen en tegelijk een meer aangepast dienstenpakket op maat aan te bieden.
“ S i n d s Monitoring
& A n a lyse aantrad o p I W T is de focus v e r s c h o ven naar datao n t g i n n i ng en evaluatie v i a d e ontwikkeling v a n t ools die het i n n o v a t i epotentieel in V l a a n deren kunnen d e t e c t e ren en nieuwe i n s t r u m enten kunnen h e l p e n ontwikkelen.
”
De doelmatigheid van het Vlaams Innovatie Netwerk (VIN) op de rooster Met het project effectmetingen VIN wil men een beter inzicht krijgen in wat de effecten van de door de innovatie-adviseurs
131
IWT STUDIE 57.indd 131
13/03/07 15:25:22
geleverde diensten zijn. Dit laat het IWT en het management van de uitvoerende organisaties toe om projecten met onvoldoende effecten bij te sturen. IWT wil een dieper inzicht krijgen in de effectiviteit en de efficiëntie van het intermediairen-netwerk. Hiervoor gaat zij de komende maanden een inventaris maken van de huidige VIN-status, een aantal case-studies uitvoeren en onderwerpen aan een effectiviteitsanalyse hierop. Hieruit moeten dan voorstellen en best practices komen ter verbetering van de toekomstige werking van het VIN. Met het Europese project Impactscan benchmarken we vervolgens het Vlaams innovatiesysteem dat sterk steunt op intermediaire organisaties, met innovatiesystemen in andere regio’s. (zie volgende bijdrage) IWT-subsidies maken wel degelijk het verschil Begin dit jaar bracht IWT de gedragsadditionaliteit van het O&Obedrijfssteun in kaart. Het werd een helse rit langsheen 194 IWTgesteunde projecten en nog eens 88 niet IWT-gesteunde projecten en 100 niet-IWT klanten als controlegroep. De resultaten worden uitgebreid toegelicht in IWT-studie nr.56 “A look into the black box”. Dank zij deze – op zich ook innovatieve onderzoeksmethode kregen we inzicht in het verschil dat IWT-steun kan realiseren op zowel project- als bedrijfsniveau. Zo zou vier projecten op tien nooit zijn doorgegaan zonder het IWT, nog eens twee à drie projecten op tien zouden hun budget terugschroeven. De overige projecten gaan desalniettemin door met hetzelfde budget. Deze laatste zijn doorgaans zeer innovatieve bedrijven waar de beslissing om door te gaan met het project afhankelijk is van de leefbaarheid van de business case eerder dan van de eventuele IWT-steun voor het project. Het IWT zet ruim 90% van de gesteunde klanten en zelfs nog 60% van de niet-gesteunde klanten aan om meer regelmatig te innoveren en zich aldus te organiseren. 40% van de projecten zijn echte doorbraakprojecten (technologisch en/of in de markt) die met maar liefst twee derden van de fondsen aan de haal gaan, wat erop wijst dat IWT bedrijven
132
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 132
13/03/07 15:25:22
08 aanzet om hun projecten iets ambitieuzer (meer basisonderzoek met hoger risicoprofiel) in te vullen en iets grootser op te vatten dan ze zelf zouden hebben voorzien. De impact op netwerking dank zij het IWT geeft ook duidelijk aan dat sommigen de steun gebruiken om de partners in het consortium te vergoeden, wat in vele gevallen toelaat om meer basisonderzoek te doen, waardoor de projectambities opnieuw hoger komen te liggen. Dankzij de projectmanagementervaring en de samenwerking met partners verwerven bedrijven extra competenties en soms nieuwe structurele partners. Tot slot leidt IWT-steun ook tot een hogere succesgraad inzake de introductie van nieuwe of vernieuwde producten of processen en is er een duidelijke erkenning van de rol van het IWT voor de ondersteuning op lange termijn van het O&O-gebeuren in Vlaanderen en soms ook het behoud van O&O-activiteiten tout court in Vlaanderen. Service center voor IWT Verder verzorgt M&A de boordtabellen van het IWT, de opvolging van de resultaatsgerichte rapportering van het VIS-Programma en worden specifieke studies uitgevoerd zoals de studie rond gedragsadditionaliteit. Daarnaast vertegenwoordigt M&A het IWT ook in tal van Vlaamse, federale, Europese en internationale fora: de commissie begroting en financiën van de VRWB, de commissie federale samenwerking inzake innovatiestatistieken, de TAFTIEwerkgroep over additionaliteit en de OESO werkgroep over innovatiebeleid (TIP). Naast deze onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, waarbij het IWT de steun krijgt van externe consulenten en academici, is het IWT ook recent gestart met een vormingsreeks op hoog niveau: de IWT-vooruitzichten. Hiermee wil het IWT de gedachtewisseling over beleidsrelevante thema’s voor innovatie, verder helpen aanwakkeren.
133
IWT STUDIE 57.indd 133
13/03/07 15:25:23
M&A-missie en doelstellingen Midden 2006 werd de opdracht van M&A nog scherper gesteld door het uitwerken van een missie. het IWT en zijn stakeholders ondersteunen bij het aantonen en verhogen van de doelmatigheid van hun innovatie-opdrachten Anders geformuleerd: M&A is dienstverlenend en gericht op het aantonen en verhogen van de Return on Innovation Investment (ROI2) van innovatie-ondersteunende activiteiten die met Vlaamse middelen uitgevoerd worden hetzij door IWT, hetzij door stakeholders. - “IWT en zijn stakeholders” betekent dat M&A niet alleen ten dienste staat van IWT maar van alle actoren - gaande van de voogdijminister, het beleid tot alle organisaties die actief meewerken aan de realisatie van het Vlaamse innovatiebeleid. - “Ondersteunen” wil zeggen dat M&A inspeelt op behoeften en vragen van IWT en zijn stakeholders. M&A werkt zowel vraaggedreven als anticiperend op mogelijk komende vragen. Gegevensverzameling en kennisopbouw dienen pro-actief te gebeuren. - “Het aantonen en verhogen van de doelmatigheid” wil zeggen dat de dienstverlening van M&A bestaat uit het ter beschikking stellen van gegevens, analyses, informatie, … binnen de context van de doelstellingen van het Vlaams innovatiebeleid. - “Hun innovatie-opdrachten” zijn die inspanningen of activiteiten die IWT en zijn stakeholders (met overheidsmiddelen) uitvoeren om de doelstellingen van het innovatie-decreet en het innovatiebeleid te realiseren.
134
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 134
13/03/07 15:25:23
08 De drie strategische doelstellingen hebben te maken met het verwerven van inzichten over innovatie en innovatieprocessen, het verwerken en vertalen van deze inzichten om ze bruikbaar te maken voor specifieke toepassingen en tot slot het overdragen hiervan naar die instantie die er behoefte aan heeft.
> communicatie & vorming
Service center voor de stakeholders > vertegenwoordiging van IWT > data-management
concepten uitweerken voor nieuwe producten & diensten
Strategidche intelligentie over innovatie Toegevoegde waarde > netwerking opbouwen creëren > analyse voor IWT en & evaluatie > inzichten in zijn stakeholders innovatië opvolgen en vertalen
> ontwikkelen van tools en methodes voor data-verzameling
Ieder van deze strategische doelstellingen heeft meerdere operationele doelstellingen. SD1 = verwerven van strategische intelligentie over innovatie (SI2) OD1 = netwerking OD2 = data-management OD3 = inzichten mbt innovatie opvolgen en vertalen Gezien de beperkte omvang van M&A is netwerking met andere actoren die delen van deze kennis bezitten een belangrijk middel om inzichten en
135
IWT STUDIE 57.indd 135
13/03/07 15:25:24
kennis te verwerven. Het inventariseren van deze actoren en hun kennis is een eerste operationele doelstelling, vervolgens dient nagegaan hoe de bij hen beschikbare kennis kan ingezet worden voor de doelstellingen van M&A. De beschikbaarheid van relevante data is een cruciaal element voor iedere analyse. In het bijzonder spitst deze doelstelling zich toe op het ontwikkelen van relevante (doelmatigheids)indicatoren, het integreren en beheren van verschillende databronnen (Icaros, Kruispuntbank voor Ondernemingen, Innovatieprofielen, …) om hiervoor waarden te bekomen. M&A zal ook verder expertise ontwikkelen over innovatie in het algemeen met het oog op de identificatie van mogelijk interessante ontwikkelingen (bv. Open Innovatie, Blue ocean strategie), de uitvoering van analyses, de beoordeling en formulering van interne en externe analyses en studie-opdrachten, … Ook hier is het van belang de kennisverwerving te doseren tot die kennis die absoluut noodzakelijk is voor het uitvoeren van de opdracht, duplicatie van reeds bestaande kennis (die niet direct van operationeel belang is) moet absoluut vermeden worden. M&A dient vooral toegevoegde waarde en nieuwe inzichten te creëren door het slim combineren van bestaande kennis. Het is niet de bedoeling om fundamenteel nieuwe kennis te genereren binnen M&A. Het gebruik van bestaande kennis kan uiteraard wel leiden tot nieuwe inzichten om de doelmatigheid van innovatieondersteunende producten en diensten te verhogen. SD2 = creëren van toegevoegde waarde voor IWT en zijn stakeholders OD4 = ontwikkelen van tools en methodes voor dataverzameling en -analyse OD5 = analyse en evaluatie OD6 = concepten uitwerken voor nieuwe producten en diensten De toegevoegde waarde die M&A kan leveren aan IWT en zijn stakeholders situeert zich op drie operationele niveaus. 1. tools en methodes Gezien het cruciale belang van data dient M&A de nodige tools en methodes te ontwikkelen om data te verzamelen of er toegang tot te krijgen, ze te verwerken en te analyseren in zoverre deze tools en methodes niet reeds elders bestaan en toegankelijk zijn voor M&A. Voor die tools en methodes die door (of onder toezicht van) M&A ontwikkeld worden, zal M&A ook
136
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 136
13/03/07 15:25:25
08 de implementatie (incl. opleiding en inhoudelijke ondersteuning) voor zich nemen. Het operationeel gebruik van deze tools is niet noodzakelijk een taak van M&A (bv. de operationele opvolging van de resultaatsgerichte rapportering van VIS-projecten is een taak van de respectievelijke coördinator). 2. analyse en evaluatie Het analyseren van de verzamelde gegevens 3. uitwerken van concepten voor nieuwe/vernieuwde producten en diensten Op basis van (doelmatigheids)analyses kan M&A suggesties voor verbeteringen aan producten en diensten formuleren. Op elk niveau dient M&A de resultaten van haar werk over te dragen naar de actoren die voor de verdere toepassing kunnen zorgen. SD3 = service center voor de stakeholders OD7 = communicatie en vorming OD8 = vertegenwoordiging van IWT M&A is een service-center dat zijn expertise ten dienste stelt van de ‘stakeholders’ die kunnen bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen van het Vlaamse innovatiebeleid. De operationele doelstellingen ‘communicatie en vorming’ hebben te maken met het overdragen van resultaten en kennis via publicaties, vormingsessies, … (voor zover deze ook bijdragen tot de eerste twee strategische doelstellingen) Vertegenwoordiging van IWT heeft dan tot doel als vertegenwoordiger van de IWT-directie op te treden en de standpunten van de directie over te brengen daar waar nodig. Dit gaat bijv. over de CFS-STAT inzake indicatoren over O&O en innovatie, de MOVI-werkgroep voor de beheersovereenkomst, de VRWB voor de commissie begroting en financiën, de IEC-subcommissie staatssteun, de OESO-TIP werkgroep inzake innovatiebeleid, de TAFTIE task force additionaliteit, …
137
IWT STUDIE 57.indd 137
13/03/07 15:25:25
Bijdrage van M&A tot een gedistribueerd SI2-netwerk De evaluatietrein is op gang getrokken
“ M&A w i l g e e n
‘cavalier s e u l’ s p e l e n maar e e rd e r a l s katalysa t o r o p t re d e n om intera c t i e s t u s s e n de innova t i e - a c t o re n t e doen ont s t a a n . M & A stelt zich a l s s e r v i c e center ten d i e n s t e v a n alle stak e h o l d e r s .
”
Nooit te voren ging er zoveel aandacht naar doelmatigheid, effectiviteit, efficiëntie van overheidssteun voor innovatie. In internationale context stellen we vast dat alle innovatieve regio’s uitdrukkelijk op zoek zijn naar de zin of onzin van innovatiesteun en meer nog naar methodes om de performantie van het regionale innovatiesysteem te verhogen. Op dit ogenblik gebeurt dit nog erg ongecoördineerd en impulsief reagerend op ad hoc gebeurtenissen. Binnen de Vlaamse context werd een grondige evaluatie van alle innovatieondersteunende maatregelen aangekondigd, ook in omliggende regio’s merken we een stijgende zenuwachtigheid op dit vlak. Niet in het minst door de nieuwe kaderregeling inzake staatssteun voor O&O en innovatie die de EU recentelijk heeft afgekondigd. De impact van de kaderregeling op regionale innovatiesystemen is op dit ogenblik allesbehalve duidelijk. Optimaliseren van de IWT-producten Een belangrijke rol voor M&A zal het verzamelen en analyseren van data over de huidige werking en rol van de IWT-producten binnen het Vlaams Innovatiesysteem zijn. Op basis van deze analyses zal M&A, binnen het nieuwe EU-kader en rekening houdend met de doorlichting van het Vlaamse Innovatiesysteem, voorstellen tot optimalisering van de IWT producten kunnen aanreiken. Netwerken is de tweede adem van M&A Het spreekt voor zich dat M&A hiervoor in een netwerkverband zal optreden met alle andere actoren betrokken in deze grootschalige en fundamentele oefening. Door zijn directe band met de industrie, ondere andere via de steun aan bedrijfsprojecten, maar ook via het uitgebreide VIN-netwerk, is IWT beter dan wie ook geplaatst om als
138
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 8 IWT als matchmaker van het Vlaamse innovatiedenken
IWT STUDIE 57.indd 138
13/03/07 15:25:25
08 schakelfunctie tussen academische en industriële wereld op te treden. Het is daarom van belang dat M&A zich kan profileren als actieve speler in een netwerk van kennisproducenten en kennisafnemers. De specifieke kracht van M&A is dat het vanop de eerste rij de ‘innovatie’-gevolgen van de interacties tussen deze partijen in kaart kan brengen, kan meten en analyseren, zodat het kennistransferproces snel, quasi online kan geoptimaliseerd worden om een zo hoog mogelijke additionaliteit van de innovatieondersteunende maatregelen op te leveren. Hierdoor wordt een continue vernieuwing gevoed en wordt een verstarring van dit element van het Vlaamse Innovatiesysteem voorkomen. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat M&A hier cavalier seul gaat spelen, eerder zal M&A als katalysator optreden om interacties tussen de actoren van het Vlaams Innovatielandschap te doen ontstaan. M&A zal daarom verder uitgroeien tot een service center ten dienste van alle stakeholders in het Vlaamse Innovatielandschap. Het wordt een belangrijke rol van M&A om opkomende innovatietendenzen vroegtijdig te detecteren en acties te ondernemen zodat deze zo snel en efficiënt mogelijk via het VIN naar de Vlaamse bedrijven worden overgedragen. Anderzijds zal M&A noden die vanuit het VIN gesignaleerd worden overdragen naar de kennispartners om hiervoor gepaste oplossingen uit te werken. Essentieel in zijn rol als katalysator is de creatie van een discusssie- en overlegplatform om de ontwikkeling in innovatieondersteuning met de actoren van beide kanten te bespreken en te evalueren, en zo nodig actieplannen uit te werken. Aansluitend zal M&A deze nieuwe ontwikkelingen van kortbij blijven opvolgen, monitoren en analyseren op hun additionaliteit en performantie.
139
IWT STUDIE 57.indd 139
13/03/07 15:25:26
Hoofdstuk 9
Im pactscan: Eu ropees voorbeeld van SI 2 -cre at i e Marnix Voet IWT De Europese Commissie heeft een analyse gevraagd van de impact van het innovatiebeleid op regionaal vlak. Dit project kreeg de naam Impactscan for Innovation Policy mee. Het behelst een interregionale benchmarking van de diverse systemen van innovatie-intermediëring met het oog op een fundamentele verbetering van de meting van het effect of de impact op (sub-) regionaal vlak. Het transnationaal platform heeft een maximale kruisbestuiving op het oog door de uitwisseling van ervaringen en ‘beste praktijken’. Het project moet uiteindelijk uitmonden in adequate aanbevelingen voor het innovatiebeleid.
Het Vlaams Innovatienetwerk: vloeiende bloei, niet zonder groeipijn VIN als houvast voor bedrijven in een complex innovatielandschap In de huidige concurrentiestrijd volstaat alleen productiviteit niet langer. Het belang van innovatie in deze strijd is niet meer weg te denken. Technologische innovatie vraagt echter vaak enorme inspanningen, veel tijd en het nemen van soms grote financiële risico’s. Dit creëert op zich aanzienlijke drempels, zeker als het bedrijf er helemaal alleen voor staat.Zonder zich al te veel te baseren op een omslachtig marktonderzoek, heeft IWT-Vlaanderen snel ingespeeld op de noden van de bedrijfswereld. Dit gebeurt in de eerste plaats door rechtstreeks steun aan bedrijven te verlenen. Maar daarnaast heeft IWT ook een systeem van dienstverlening uitgebouwd gericht op innovatiestimulering, de ondersteuning van technologieoverdracht en de valorisatie van onderzoeksresultaten. Uit doelmatigheidsover wegingen is geopteerd om deze dienstverlening te decentraliseren via de oprichting van het Vlaams Innovatienetwerk (VIN). Dit VIN is
140
IWT-STUDIES 57 Chapter 1 De innovatiestatus ontleed
IWT STUDIE 57.indd 140
13/03/07 15:25:26
01 09 ondertussen uitgegroeid tot een netwerk van meer dan tachtig actoren met ruim 250 medewerkers in het domein van (technologische) innovatie in Vlaanderen. Het VIN moet de nodige innovatie-impulsen verstrekken alsook doelgroepgericht onderzoek en technologietransfer waar maken. Een ongekende evolutie van clustervorming in Vlaanderen Het VIN vond haar ontstaan in de ad-hoc clusterinitiatieven van weleer. In iets meer dan tien jaar tijd heeft deze clusterpolitiek in Vlaanderen zich weten te ontplooien. Vandaag kenmerkt het zich door een meer gefundeerde benadering binnen een gestructureerd netwerk met een min of meer gestroomlijnde onderbouw aan projecten. Bij de bescheiden start in 1994 vonden eerder losse en spontane netwerkinitiatieven hun oorsprong in een bottom-up erkenning van organisaties. Niettemin werd de nood toen sterk aangevoeld om samenwerkingsverbanden inzake onderzoek, productontwikkeling, technologische innovatie en exportpromotie te kneden tussen de kernspelers in de innovatiegemeenschap. Met deze nieuwe manier van netwerken wou men vooral de verschillende schakels in het innovatienetwerk beter op mekaar helpen afstemmen met het oog op een verhoogd innovatievermogen, betere competitiviteit, marktexpansie, meer ondernemerschap en meer jobs. Amper vijf jaar later groeide dit initiatief uit tot de vorming van zogenaamde “technologie-valleien”, die de positionering van Vlaanderen inzake creativiteit en innovativiteit en de uitstraling op internationaal vlak centraal stellen. De kenniscluster – gedragen door hoogtechnologische bedrijven, kenniscentra en onderwijsinstellingen – komt hierbij op de voorgrond te staan. Een technologievallei moest aan een aantal kritische voorwaarden voldoen: aanwezigheid van een leidende onderzoeksinstelling, beschikbaarheid van hoogtechnologisch personeel, mogelijkheden tot verwerving van risicokapitaal en een goed onderbouwde infrastructuur.
141
IWT STUDIE 57.indd 141
13/03/07 15:25:27
Niet veel later drong zich de behoefte op naar een meer gefundeerde regionaal innovatieondersteunende infrastructuur. Hier werden de fundamenten voor het VIN gelegd. Opvallend is dat de prioriteit hierdoor verschoof van “organisaties” naar “projecten”. Het VIS-programma verkreeg via open oproepen een meer transparante werking op basis van bottom-up initiatieven met een grotere competitie tussen mogelijke projectvoorstellen op gronden van kwaliteit en economische relevantie. De aandacht verschoof tegelijk van een financieel gemotiveerde verificatie van de “input” naar een meer economisch gemotiveerde monitoring van resultaten en “output”. VIN vandaag: grotere verscheidenheid in projecten en actoren Vandaag is het VIN een structureel samenwerkingsverband op ruime schaal tussen Vlaamse bedrijven en kennisinstellingen, gedragen door samenwerkingsprojecten. Deze Vlaamse Innovatiesamenwerkings verbanden stimuleren innovatieactiviteiten door bedrijven en onderzoeksinstellingen dichter bij elkaar te brengen. • Subregionale Innovatiestimulering (RIS) richt zich tot alle bedrijven binnen een bepaald gebied. RIS-adviseurs vervullen een belangrijke rol als front-office: zij dragen de “innovatieboodschap” uit en leveren eerstelijns innovatieondersteunende dienstverlening waarbij doorverwijzing naar kenniscentra voor de hand ligt. • Thematische Innovatiestimulering (TIS) ondersteunt groepen van bedrijven die geconfronteerd worden met een gemeenschappelijke technologische problematiek. Sensibiliseren door collectieve acties en koppelen van bedrijven aan het netwerk van technologische expertise zijn hierbij de betrachtingen. • Bij Technologische Dienstverlening (TD) streeft het kenniscentrum ernaar om specialistische technologische adviezen aan individuele
142
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 142
13/03/07 15:25:27
09 bedrijven aan te reiken. TD’s voeren punctuele interventies uit en brengen resultaten via kennisdiffusie tot bij de bedrijven. • Collectief Onderzoek (CO) helpt om technologische kennis te verwerven, te bundelen en te vertalen tot praktische innovatietoepassingen. Typisch aan deze CO-projecten is dat deze toepassingen bruikbaar moeten zijn voor een ruime groep bedrijven. • Interface-diensten (Ifaces) beogen samenwerking tussen universiteit en bedrijven om aldus de brug te maken tussen kennis en economie. • Competentiepolen leggen zich toe op basis- en collectief onderzoek. Via technologievertaling en kennisoverdracht zorgen ze voor kennisdiffusie en innovatiestimulering. Ze stellen tevens onderzoek- en testfaciliteiten ter beschikking. • TETRA-projecten houden technologisch onderzoek in waarbij zowel collectieve centra als hogescholen betrokken zijn. Vanuit kennisverwerving en -vertaling wenst men hier de technologietransfer voor en met bedrijven te realiseren. • Landbouwonderzoek omvat projecten met collectief karakter gericht op de bevordering van de productiviteit, het concurrentievermogen, de kwaliteit en de duurzaamheid van de land- en tuinbouw. • De Strategische onderzoekscentra zoals IBBT, IMEC, VITO en VIB munten uit door hun internationale wetenschappelijke excellentie dank zij een bundeling van kennis binnen de Vlaamse onderzoeksruimte.
143
IWT STUDIE 57.indd 143
13/03/07 15:25:27
Het VIN en de overige betrokken instanties
TIS RIS Competentiepolen
bedrijven Interface
Bedrijfsfederaties
VIN
TD
CO/TETRA
EFRO-en ESF-gesteunde initiatieven
Overheidsadministraties met gelijkaardige missie
• UNIZO
• EVIO
• KMO-IT
• VOKA
• Prodem
• Kennislink
• BAN
• Agoria
• EDM
• SO2-kwadraat
• EWBL
• Industrie Vlaanderen
•…
• …
• VIZO
•…
• GOM • Export Vlaanderen •…
9
Groeipijnen van het VIN De vlugge groei van het VIN is echter niet zonder groeipijnen verlopen. Het Streven naar synergie en een maximum aan schaalvoordelen zijn de basismotieven van het VIN. Het VIN is voor vele Vlaamse bedrijven en KMO’s in het bijzonder een houvast in hun zoektocht binnen het complexe innovatielandschap. Er is echter nood aan meer afstemming tussen de verschillende innovatie-actoren. Het groot aantal en de diversiteit van de VINactoren en hun verwevenheid in een resem van VIS-projecten leidt inderdaad tot enige bezorgdheid. De groep van te benaderen klanten is sterk heterogeen en het bereik zeer omvangrijk. Daarom moeten
144
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 144
13/03/07 15:25:28
09 schaalvoordelen binnen het VIN optimaal benut worden en moet elke innovatie-actor eveneens de kans krijgen om zich maximaal toe te leggen op zijn eigen kerncompetenties. Tegengaan van versnippering, bevorderen van de onderlinge samenwerking, adequate afstemming van de aangeboden diensten zijn enkele van de meest kritische aandachtspunten. Een synergetische aanpak is noodzakelijk. Er is tevens nood aan meer transparantie voor de bedrijven. Zij moeten sneller en efficiënter de passende expertise vinden en de mogelijkheid hebben tot rechtstreekse interactie. Ook voor de leden van het netwerk is onderlinge transparantie een troef. De rol van IWT-Vlaanderen beperkt zich in deze context niet tot het verlenen van financiële steun aan projecten en initiatieven die vanuit het VIN ontspruiten. Even belangrijk of zelfs belangrijker is hoe IWT erin slaagt om de sterke groei van het VIN in goede banen blijft leiden. De ondersteuning van de netwerkvorming en de organisatie van de coördinatie tussen de verschillende Vlaamse innovatieIntermediairen is cruciaal om een zo groot mogelijk én aantoonbaar innovatiestimuleringseffect bij de Vlaamse bedrijven en inzonderheid de KMO’s, te bereiken. De uitdaging is om te evolueren van een net naar een netwerk dat erin slaagt om op het juiste moment de juiste dienst op de juiste manier door de juiste innovatie-actor aan het bedrijf aan te bieden. Levert het VIN ons voldoende ROI2 op? Beleid is geen doel op zich. Enkel op de concrete resultaten van dit beleid kan worden afgerekend. Naast maatregelen die op korte termijn vruchten afwerpen, mogen ook de perspectieven op lange termijn niet uit het oog verloren worden. Het VIS-programma staat voor aanzienlijke investeringen wat de vraag doet rijzen naar de doelmatigheid van de inzet. IWT-Vlaanderen is verantwoordelijk voor de opvolging van het VIN. Inventarisatie van de inspanningen alsook meting van de effecten en de klantentevredenheid behoren tot het takenpakket van de dienst
“ H o e s laagt IWT erin
o m d e sterke groei v a n h e t VIN in goede b a n e n te blijven l e i d e n ? Tegengaan v a n v ersnippering, b e vorderen v a n onderlinge s a m e nwerking en a d e q u a te afstemming v a n d e aangeboden d i e n s t en zijn hierbij d e m e est kritische a a n d a chtspunten.
”
145
IWT STUDIE 57.indd 145
13/03/07 15:25:28
Monitoring & Analyse. De performantie van het VIN verhogen en de return on investment in innovation (ROI2) van het VIN verantwoorden, vormen hierbij de objectieven. De kernvragen zijn: waar en hoe de grootste toegevoegde waarde kan gecreëerd worden; waar juist die toegevoegde waarde ligt en hoe we die kunnen aantonen.
Het Intermediairenmodel doorgelicht De vraag naar de juiste policy mix Binnen een “governance” structuur stellen we ons de vraag welke beleidsinstrumenten ingezet kunnen worden om dit intermediairenmodel aan te sturen en zo vorm te geven aan het regionaal innovatieprofiel. Het betreft een mix van zowel financiële (subsidies), juridische (ontvankelijkheid) als structurele integratiemechanismen (charter, netwerking, coördinatie). Hoe worden deze beleidsinstrumenten ervaren door de actoren in het intermediairenmodel in termen van efficiëntie, impact en effect? Een verruimd concept van de regionaal innovatieondersteunende infrastructuur gaat uit van zowel de bedrijfsbehoeften, het innovatief gedrag als het innovatiepotentieel. Hiertegenover staat het aanbod van het intermediairenmodel met haar organisaties, hun profiel en dienstenportfolio, de doelgroepen, het instrumentarium en de voorziene activiteiten. Dit laat toe om te zien in welke mate het bestaande intermediairenmodel tegemoet komt aan de noden van de bedrijfswereld en aanbevelingen te formuleren om het intermediairenmodel verder te optimaliseren. Binnen de dienstenportfolio kan dan onder meer de doelmatigheid van de VISprojecten doorgelicht worden. Benchmarken van intermediairenmodellen binnen Europa Binnen de unit Monitoring & Analyse van het IWT werden reeds diverse meetinstrumenten ontwikkeld, zoals de resultaatgerichte
146
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 146
13/03/07 15:25:29
09 rapportering (RAP), de effectmeting van het VIN en de innovatieprofielen. Hiernaast loopt momenteel ook een Europees project van internationale benchmarking onder de naam IMPACTSCAN4INNOPOL (Innovation Policy Impact Assessment at Regional Level) of kortom Impactscan. Dit project moet de doelmatigheid van het Vlaamse intermediairenmodel helpen vergelijken met andere regio’s en de nodige beleidsaanbevelingen formuleren.
IMPACTSCAN: voorbeeld van internationale benchmarking Nood aan systematische impactanalyse De Europese Commissie kwam tot de vaststelling dat er nog te weinig systematische evaluatie gebeurt van de impact van alle projecten die ze financiert. Vandaag worden op grote schaal programma’s opgezet van impactanalyse via formules van interregionale benchmarking. De focus ligt hierbij op het Regionaal Innovatiesyteem (RIS/RITTSprogramma). De EC wil nagaan hoe regionale innovatiepolitieken tot stand komen en ingevuld worden, hoe de (sub)regionale innovatieactoren hierop inspelen en hoe de regionale innovatieperformantie in kaart kan worden gebracht. De Europese Commissie stelde zich daarom de vraag of “RIS/RITTS de meest aangewezen actie was en of het effectief is aangewend geworden om ondersteuning te verlenen aan de regio’s?” Vond er verandering plaats in de regionale innovatieondersteunende infrastructuur en heeft dit geleid tot een verbetering van de innovatiestimulering bij de bedrijven? Een meer diepgaand inzicht in de efficiëntie van specifieke innovatiepolitieken binnen het kader van de regionale situatie drong zich dus op. Daarom gaf de EC het startsein voor de ontwikkeling van een regionaal “self-assessment” instrument voor de identificatie van de sterke en zwakke punten in
147
IWT STUDIE 57.indd 147
13/03/07 15:25:29
“ Impac t s c a n m o e t
helpen om d e re g i o n a l e innovatie p e r f o r m a n t i e in kaart t e b re n g e n en te be n c h m a r k e n en de k r i t i s c h e succe s f a c t o re n in het i n n o v a t i e intermed i a i re n m o d e l te ont c i j f e re n .
”
het regionaal innovatiebeleid. In een later stadium moet dit de interregionale benchmarking mogelijk maken van de diverse regio’s in het consortium. Hiermee wil de EC tegelijk een transnationaal platform creëren dat een forum is voor kruisbestuiving en wederzijds leren. Uiteindelijk moet dit uitmonden in aanbevelingen die de regionaal innovatieondersteunende infrastructuur en systemen helpen verbeteren. Het Consortium IWT-Vlaanderen treedt sinds 1 juni 2005 op als coördinator van dit programma waarin zeven regio’s betrokken zijn. IWT doet als partner ook zelf de nodige analyses binnen Vlaanderen. Andere partners zijn Laag-Oostenrijk, Bretagne, Madrid, Nederlands Limburg, Laag-Silesië (Polen) en Slovenië. Deze regio’s zijn geselecteerd op basis van hun vertrouwdheid en vroegere ervaring met benchmarking, alsook de wens van de EC voor een nauwere samenwerking met de nieuwe lidstaten. Methode en werkprogramma Tijdens de “definitie”-fase werd het netwerk opgezet en de managementstructuur uitgelijnd. Daarna werd de scope vertaald naar een tweeledig systeem voor impactanalyse. Het eerste deel bestaat uit een gevalideerde en meetbare set van indicatoren. Het tweede deel beschrijft de contextuele analyse van de regionale situatie, de regionale typologering, de aanbodzijde en de vraagzijde. Binnen dit model worden de nodige gegevens verzameld via desk-research en field-research met het oog op een regionaal “self-assessment”. Daarna kan via vergelijkend onderzoek van de regio’s de interregionale benchmarking gebeuren, waarbij de verschillen en diversiteit in effectiviteit en performantie tussen de regio’s naar voor zullen komen. Verder verklarend onderzoek zal dan de onderliggende redenen voor deze diversiteit helpen blootleggen. Het beschrijvend model vormt hiervoor de onderbouw. Dit alles moet uiteindelijk
148
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 148
13/03/07 15:25:29
09 uitmonden in een beleidsaanbevelingsplan. In februari 2008 moet het werkprogramma gefinaliseerd zijn. De draagwijdte Binnen het Regionaal Innovatiesysteem gaat de aandacht uit naar het intermediairenmodel. In een top/down-benadering stelt zich de vraag naar de impact van de regionale governance structuur en innovatiepolitieken op het innovatiegebeuren binnen bedrijven. Deze impact kan dan verder vertaald worden in termen van output voor de bedrijven en effect(en) op de regio. In een bottom-up benadering is de vraag dan hoe bewustwording kan gecreëerd worden met als doel de regionale autoriteiten te overtuigen en aan te moedigen om succesvolle innovatiepolitieken te definiëren en concrete acties te nemen ter ondersteuning van innovatie rekening houdend met de gemeten performantie en effectiviteit.
Draagwijdte: cyclus voor impactanalyse
Regionaal effect
Innovatiepolitieken
Bedrijfsresultaten
Intermediairen
Bedrijfsbehoeften
Diensten
149
IWT STUDIE 57.indd 149
13/03/07 15:25:30
De regionale situatie vormt de context waarbinnen beleidsmakers hun innovatiepolitieken en beleidsinstrumenten definiëren die op hun beurt de rol en verantwoordelijkheden van de innovatieintermediairen bepalen. Deze intermediairen ontplooien een dienstverlening ten behoeve van het innovatiegebeuren in bedrijven. Aan de vraagzijde wordt ingegaan op de behoeften van bedrijven naar zogenaamde innovation enablers: dit zijn structurele voorwaarden die noodzakelijk zijn om het innovatiepotentieel mogelijk te maken. Innovatie enablers laten het bedrijf toe om de noodzakelijke innovatie-activa te verwerven en deze om te zetten in concrete innovatieresultaten. Het gaat hier om middelen (geld, kennis, mensen, infrastructuur), fasen in het innovatieproces (ideeëngeneratie, implementatiemechanismen binnen het bedrijf, exploitatie of economische valorisatie), innovatiestrategie, innovatiecultuur, e.d. Einddoel is het bereiken van een impact op de output van bedrijven in termen van groei in omzet, groei in cash-flow, toegevoegde waarde per werknemer, aantal nieuwe producten, marktexpansie, … Via de optelsom van deze bedrijfsresultaten op regionaal vlak krijgt men dan een beeld van het globaal effect op de regionale ontwikkeling. Methode van impactbepaling Het model voor impactanalyse van het regionaal innovatiebeleid heeft de vorm aangenomen van een matrixsysteem. Allereerst worden de innovatiepolitieken geanalyseerd door na te gaan hoe deze ingevuld worden door de innovatie-intermediairen. Vervolgens wordt per intermediairencategorie een overzicht gemaakt van de dienstenportfolio die zij verstrekken. Uiteindelijk bekijkt men hoe deze diensten effect kunnen hebben op de innovatie enablers binnen het bedrijf.
150
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 150
13/03/07 15:25:30
09 Regionale impactanalyse Matrix systeem
Regionaal impactprofiel
Regionale vertaling
Intermediairen
Aanbevelingsplan
Impact 1
Diensten
Impact 6
Impact 2
Impact 5
Impact 3
Regionale disseminatie Impact 4 Innovatie enablers
Sommige regio’s waaronder Vlaanderen gaan in het bijzonder verder na hoe deze innovatie enablers impact hebben op de output van bedrijven om van daaruit te onderzoeken welk effect dit heeft op regionaal vlak. Dit laatste gedeelte is evenwel
151
IWT STUDIE 57.indd 151
13/03/07 15:25:31
optioneel in het onderzoeksprogramma. Vermeldenswaardig hierbij is dat de intermediairencategorieën en zelfs individuele intermediairen het onderwerp kunnen zijn van een evaluatie. Deze evaluatie kan onderdeel vormen van hun eigen missie dan wel extern zijn voorzien. Een externe evaluatie is momenteel opgestart door het IWT met het project VIN-effectmonitoring dat voor de zomer haar beslag moet krijgen. Het matrixsysteem vertrekt van de innovatiepolitieken en eindigt bij het innovatiegebeuren in de bedrijven. Dit laat toe om na te gaan hoe het innovatiebeleid via de dienstverlening verstrekt door de intermediairen aansluiting vindt op de reële bedrijfsnoden. Overlapping, ontbrekende elementen, behoeften tot verandering en verbeteringsopportuniteiten worden in kaart gebracht. Dit alles geeft uiteindelijk een beeld van de regionale performantie met aanduiding van sterke en zwakke punten. Via stroomopwaartse analyse van het matrixsysteem kan dan voor een bepaalde impactcategorie nagegaan worden welke elementen aan de basis liggen van mogelijke hiaten of vebeteringsopportuniteiten. Dit resulteert in een goed gefundeerd aanbevelingsplan. In de interregionale benchmarking wordt tot slot een vergelijkend onderzoek uitgevoerd van de verschillende regio’s ten opzichte van elkaar. Dit betekent dat hier de verschillen en de diversiteit inzake performantie en effectiviteit worden onderzocht. Er wordt nagegaan of dit eventueel in relatie kan gebracht worden met de regionale situatie. Uiteindelijk is het de bedoeling om gemeenschappelijke strategische aangelegenheden te identificeren en te analyseren om te komen tot een gemeenschappelijk aanbevelingsplan en een gezamenlijke organisatie van kennisverspreidende activiteiten. Ondersteuning door een Vlaamse begeleidingsgroep Met een begeleidingsgroep wil het project voldoende betrokkenheid van alle vertegenwoordigers uit de innovatiegemeenschap krijgen. Dit
152
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 152
13/03/07 15:25:31
09 creëert dan een platform voor intraregionale uitwisseling van informatie dat regionale interacties stimuleert en regionale samenwerking in de hand werkt. De suggesties geformuleerd in het aanbevelingsplan kunnen zodoende reeds in een vroegtijdig stadium getoetst worden op haalbaarheid en praktische toepasbaarheid. Ook voor disseminatiedoeleinden is de begeleidingsgroep cruciaal teneinde de projectresultaten te laten doorsijpelen in de regionale politieken.
Meerwaarde voor Vlaanderen? Positionering van de Vlaamse regio De interregionale vergelijking van de Vlaamse regio op basis van het ontwikkelde benchmarkinginstrument biedt zowel kwantitatief als kwalitatief vergelijkend materiaal van de werking en doelmatigheid van Regionale Innovatie Systemen. De governance structuur en de policy instrumenten staan hierbij in het centrum van de belangstelling. (Mis)match van vraag en aanbod De impactanalyse laat toe om te zien of het dienstenaanbod van het intermediairenmodel wel degelijk tegemoet komt aan de noden van de doelgroepen. Bedrijfsbehoeften komen dus centraal te staan. Om na te gaan in welke mate dit dienstenaanbod ook toegevoegde waarde met zich meebrengt voor de bedrijven wordt systematisch in kaart gebracht of dit het innovatiegedrag beïnvloedt, het innovatievermogen verbetert en de transformatie naar een reëel innovatiemanagement waarmaakt. Einddoel is om het VIN verder te verbeteren Doorheen de creatie van een evaluatiecultuur en waar nodig het nemen van maatregelen tot bijsturing draagt Impactscan bij tot de
153
IWT STUDIE 57.indd 153
13/03/07 15:25:32
“ De im p a c t a n a l y s e
laat to e o m h e t dienst e n a a n b o d van de i n n o v a t i e intermedi a i re n b e t e r t e laten aan s l u i t e n o p d e innovatie b e h o e f t e n b i j de doe l g ro e p e n .
”
154
verdere optimalisering van het VIN en andere regionale intermediatiemodellen. Impactscan laat toe om de adequaatheid van het type organisatiestructuur en werkingsmodel in te schatten. Hamvraag is immers of de VIS-projecten in Vlaanderen de juiste diensten aanbieden aan de juiste doelgroep op de juiste manier. Is een meer adequate structuur mogelijk met een meer effectief werkingsmodel dat in lijn ligt met de specifieke regionale situatie? Bijzondere aandacht gaat uit naar voor- en nadelen van alternatieve scenario’s zoals het centraal, het gedecentraliseerd, respectievelijk het gedistribueerd model. Perspectieven voor de toekomst De bevindingen en conclusies moeten resulteren in een degelijk onderbouwd aanbevelingsplan en het opzetten van gerichte verspreiding van de onderzoeksresultaten naar het brede publiek, de “innovatiegemeenschap” en de beleidsmakers in het bijzonder. Het is immers de bedoeling een bewustwordingsproces aan te wakkeren zodat beleidsmakers promoter worden bij het aanmoedigen van succesvolle maatregelen voor een nóg beter innovatiebeleid in Vlaanderen. Dit staat borg voor een positief impact op economisch en sociaal vlak waarbij blijvende ontwikkeling binnen de Vlaamse regio mag verwacht worden.
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 9 Impactscan: Europees voorbeeld van SI2-creatie
IWT STUDIE 57.indd 154
13/03/07 15:25:32
IWT STUDIE 57.indd 155
13/03/07 15:25:32
Hoofdstuk 10
Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid Marc Van Gastel EWI-team Prestatiemeting en Externe Relaties
Vlaanderen heeft zich in het kader van de Lissabonstrategie de ambitie gesteld om in 2010 tot de kopgroep te behoren van dynamische kenniseconomieën in de Europese Unie. Deze ambitie komt voort uit de analyse dat in de 21ste eeuw de nationale welvaart in sterke mate afhankelijk is van de mate waarin het kennis- en innovatieproces in de economie op gang blijft en nieuwe groei-impulsen verschaft. Internationale ontwikkelingen en maatschappelijke trends als de toenemende mondialisering en vergrijzing versterken dit toenemende belang van een forse inzet op innovatie.
Naar een lerende economie die investeert in talent en creativiteit De moderne kenniseconomie is een lerende economie: het vermogen om nieuwe vaardigheden te leren en snel toe te passen is meer en meer van belang. Dat betekent dat voortdurend geïnvesteerd moet worden in de talentontwikkeling van mensen in een dynamische technologische en sociaal-economische omgeving. Innovatieprocessen kenmerken zich daarbij door voortdurende interacties tussen de diverse actoren, zoals bedrijven, kennisinstellingen en intermediaire organisaties. Innovatie is een proces dat niet ‘top-down’ gestuurd kan worden met een centraal plan. Het is typisch iets dat van onderaan komt, gecreëerd door de vernieuwers in alle delen van organisaties. Innovatie steunt op de menselijke creativiteit. In de kern gaat innovatie dus om het maximaal benutten van de mogelijkheden van mensen in alle lagen van de bevolking. Het kennis- en innovatiesysteem, van bedrijfsleven tot universiteiten, moet daarom zo zijn ingericht dat het ruimte biedt aan
156
IWT-STUDIES 57 Chapter 1 De innovatiestatus ontleed
IWT STUDIE 57.indd 156
13/03/07 15:25:33
01 10 en aanzet tot het ontwikkelen, verspreiden en toepassen van kennis. Het gaat erom mensen op alle niveau’s zodanig op te leiden en te faciliteren dat ze in staat worden gesteld naar hun vermogen een bijdrage te leveren aan het functioneren van de samenleving. Tal van indicatoren laten echter zien dat Vlaanderen op dit moment de in de beroepsbevolking aanwezige mogelijkheden onvoldoende benut. Voorbeelden zijn: 1. Nog teveel mensen beschikken over onvoldoende basisvaardigheden om volwaardig te kunnen functioneren in onze samenleving 2. De hoge uitvalpercentages in het beroepsonderwijs 3. De vertragende groei van de productiviteit sinds het begin van de jaren negentig 4. De schijnbare tegenstelling tussen uitstekend onderzoek en het lage aandeel van nieuwe of verbeterde producten in de omzet van bedrijven (de zogenaamde innovatieparadox) 5. Het lage percentage studenten dat overweegt een eigen onderneming te starten(31% ten opzichte van 70% in bijvoorbeeld de VS) 6. Het hoge percentage mensen dat ongemotiveerd naar het werk gaat (circa 75%) 7. Het lage percentage van KMO’s dat zich met innovatie bezighoudt (circa 33%) Tegen deze achtergrond is het beter benutten van de mogelijkheden van mensen de centrale uitdaging voor het realiseren van de hoge ambities. Er zijn evenwel tal van belemmeringen aanwezig die ervoor zorgen dat dit niet of onvoldoende gebeurt.
Over sterktes en zwaktes en trends Het bedrijfsklimaat, ons concurrentievermogen, de aantrekkelijkheid voor hoofdzetels van Amerikaanse ondernemingen, het is maar een greep uit de domeinen waarin we minder uitblinken dan twaalf
157
IWT STUDIE 57.indd 157
13/03/07 15:25:33
maanden geleden. Maar de studies durven elkaar al wel eens tegen te spreken. Zo bleek uit het jongste rapport van het World Economic Forum, dat intussen ook al bijna een jaar oud is, dat ons land is weggezakt van de vijfentwintigste naar de eenendertigste plaats op de concurrentieranglijst waarop 117 landen voorkomen. Op die lijst zijn het vooral macro-economische handicaps die ons land de das omdoen. Zo staat België op de 103de plaats als gekeken wordt naar de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenland product. De lijst wordt aangevoerd door Finland. Het was al het vierde jaar op vijf dat het land die eer te beurt viel. Het wordt gevolgd door de Verenigde Staten, Zweden, Denemarken, Taiwan en Singapore. Ook IJsland en Noorwegen figureren in de top tien. De Scandinavische economieën hebben volgens hoofdeconoom Augusto Lopez-Claros van het Forum met elkaar gemeen dat ze weliswaar gebukt gaan onder een hoge belastingdruk, maar dat daar tegenover een hoge kwaliteit staat van dienstverlening door de overheid. Bovendien heerst er in die landen een ruime consensus over de aanwending van de belastinggelden. In België daarentegen hebben de bedrijfsleiders de indruk dat nogal wat overheidsgeld verspild wordt. Voor dat criterium zakte ons land in één jaar tijd van de 26ste naar de 50ste plaats. Midden vorig jaar bleek uit een enquête van professor Leo Sleuwaegen van de Vlerickmanagementschool dat de perceptie van de bedrijfsleiders niet echt verbeterd is. Toch niet op de regionale hoofdkwartieren van Amerikaanse ondernemingen die in ons land gevestigd zijn. De flexibiliteit van de arbeidsmarkt, de kwaliteit van de infrastructuur en het belastingklimaat zijn volgens de managers achteruit gegaan in vergelijking met de andere landen die in aanmerking kunnen komen als vestigingsplaats voor zo’n hoofdkwartier. Om die regionale hoofdzetels te behouden of er nieuwe aan te trekken, toonde de studie aan, zou ons land de kosten en de administratieve lasten bij het aantrekken en tewerkstellen van buitenlandse managers moeten verlagen, meer jongeren moeten warm maken voor technische opleidingen, de talenkennis opnieuw aanscherpen, de internationale luchtverbindingen verbeteren,... Meer in het
158
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 158
13/03/07 15:25:34
10 algemeen moeten de arbeidskosten omlaag, de arbeidsflexibiliteit omhoog en de vennootschapsbelasting verder omlaag, besloot de studie van Sleuwaegen. De Belgische vennootschapsbelasting werd in 2003 verlaagd tot gemiddeld 34 procent, waarmee ons land van de vierde naar de achtste plaats ,,zakte’’ in de jaarlijkse rangschikking van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Maar, rekende het Institut de recherches économiques et sociales (Ires) van de UCL dit jaar voor, als België de belasting op de ondernemingswinsten nog eens met een kwart zou laten zakken tot 25 procent kan dat meer dan 10 miljard euro buitenlands kapitaal extra aantrekken. Zo’n verlaging zou België precies op het Europees gemiddelde doen belanden. Uit de studie blijkt dat daardoor vooral het kapitaal van Vlaanderen de grens zou oversteken - zo’n 4 miljard euro - naast 2,1 miljard euro uit Frankrijk en 2,3 miljard uit Duitsland. Die buitenlandse investeringen zouden ongeveer 20.000 nieuwe banen opleveren. Bovendien worden dan allicht een vijfduizendtal banen gered die nu dreigen verloren te gaan door de nog steeds (te) hoge vennootschapsbelasting. Investeringen door Belgische bedrijven zouden ook goed zijn voor 25.000 banen. Toch, zo blijkt dan weer uit een studie van het consultantsbedrijf Ernst & Young, heeft België ook troeven. Naast zijn goede ligging en uitstekende logistieke infrastructuur stippen de buitenlandse bedrijfsleiders de levenskwaliteit, de toegang tot kapitaal en de ,,specifieke’’ behandeling van buitenlandse kaderleden en hoofdzetels aan als pluspunten om investeringen aan te trekken. Uit het rapport van Ernst & Young komt ook een opvallend verschil tot uiting tussen het imago van ons land bij managers en ondernemers die nog nooit in ons land actief waren en hun collega’s die wel al ervaring in België opdeden. Dat blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk uit het soort investeringen die ons land (nog) aantrekt. België moet het vooral hebben van expansieinvesteringen: buitenlandse bedrijven die al in ons land aanwezig zijn en die hun vestiging uitbreiden. Nauwelijks 58 procent van de geïnvesteerde bedragen komt van ondernemingen die voordien niet aanwezig waren in ons land, de laagste score in heel Europa.
159
IWT STUDIE 57.indd 159
13/03/07 15:25:34
Kunnen we hieruit nu besluiten dat ons land aan het wegzinken is in een moeras van te hoge fiscale druk en te dure arbeid, overheidsschulden en een te logge administratie? Allicht niet. Is er dan niets aan de hand? Dat wel. De verlaging van de vennootschapsbelasting bijvoorbeeld, met ruim 15 procent, was een erg belangrijke maatregel waarmee België het juiste signaal uitzond. Maar de jongste vijf jaar daalde diezelfde belasting in de dertig Oeso-landen met gemiddeld 13 procent, waardoor het concurrentievoordeel nagenoeg verdwenen is. Veel hangt ook af van de criteria die door studiegroepen of internationale organisaties worden weerhouden. Afhankelijk van de keuzes die daar worden gemaakt komt ons land beter of slechter uit de vergelijking. Typisch in dat verband was begin juni 2006 de studie van Ernst & Young - die aantoonde dat België op drie na het meest aantrekkelijke land in Europa is voor buitenlandse investeerders, met nadruk op de logistieke kwaliteiten van ons land - vier dagen later gevolgd door de studie van Vlerick waar een somber beeld van ons land wordt opgehangen omdat hoofdkwartieren van Amerikaanse bedrijven vooral naar de fiscale behandeling van hun managers kijken. Maar hoe je het ook draait of keert, België handhaaft zich in de selecte groep van het beste kwart van de landen die doorgaans vergeleken worden. België bevindt zich doorgaans in de subtop waar de verschillen tussen de landen erg klein zijn, zeggen specialisten, waardoor je alleszins moet oppassen met het uitvergroten van enkele plaatsen winst of verlies in de rangschikking. Met deze lange opsomming van sterktes en zwaktes van ons land wordt tegelijk aangetoond hoe belangrijk het is om de juiste analyses op het juiste ogenblik te maken en voldoende strategische intelligentie in te winnen teneinde de juiste beslissingen te kunnen nemen.
Innoveren gebeurt in netwerken Innoveren in een moderne kenniseconomie vindt veelal plaats in dynamische netwerken waarin de actoren, vanuit hun rollen en verantwoordelijkheden, elkaar steeds meer nodig hebben. Deze
160
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 160
13/03/07 15:25:35
10 afhankelijkheid van de spelers neemt toe door een aantal elkaar versterkende trends: – de verdergaande internationalisering – de kenniseconomie als lerende economie – het toenemende belang van multidisciplinariteit bij onderzoek en probleemoplossing – veranderingen in het ecosysteem van innovatie bij bedrijven (zogenaamde “open innovatie”) Ten eerste de steeds verdergaande internationalisering. Het blijkt dat veel bedrijven - en dan vooral grotere bedrijven - hun R&D beslissingen nemen op mondiale schaal. Dit proces doet zich niet meer alleen voor in Europa of de VS, maar ook in landen als China, Zuid-Korea en India worden op dit moment indrukwekkende vorderingen gemaakt. Ook in de Vlaamse kennisinfrastructuur, waarin ongeveer 2-3% van de mondiale kennis wordt ontwikkeld, wordt deze toenemende internationalisering steeds meer merkbaar. Studenten en onderzoekers zijn mobieler; de kennishorizon is immers wereldwijd. De meest uitdagende onderzoeksomgeving is vaak doorslaggevend voor de allocatie van kennisintensieve activiteiten. Deze ontwikkelingen vragen om het inzetten op een aantal onderzoekszwaartepunten waar Vlaanderen internationaal top in is. Daarnaast betekent het ook dat op een slimme manier gebruik moet worden gemaakt van de 98% elders aanwezige kennis. Internationale verbindingen zijn dus van cruciaal belang.
“ J u i s t e analyses op
h e t j u i s te moment en v o l d o e n de strategische i n t e l l igentie zijn c r u ciaal om de j u i s t e beslissingen t e k u n nen nemen.
”
Ten tweede de ontwikkeling naar een lerende economie. Om in deze internationale context competitief te blijven, is het opvoeren van onze capaciteit om kennis te ontwikkelen, te absorberen en toe te passen essentieel. De vaardigheden die daar voor nodig zijn worden opgebouwd door het onderwijs. Bovendien is een trend waarneembaar dat kennis steeds sneller veroudert. Dat betekent dat het vermogen om snel nieuwe dingen te
161
IWT STUDIE 57.indd 161
13/03/07 15:25:35
leren en toe te passen van steeds groter belang is. Bij een kortere levenscyclus van kennis zullen onderwijs en het maatschappelijke veld dus voortdurend in samenspel met elkaar moeten zijn; zowel over initiële als post-initiële leertrajecten. Ten derde vraagt de complexiteit van de huidige vraagstukken vaak om de inzet van uiteenlopende disciplines. Het is ook voor grote organisaties vrijwel onmogelijk geworden om alle benodigde kennis in eigen huis te ontwikkelen en te onderhouden. Doorbraken in onderzoek zitten steeds vaker op de kruispunten van verschillende disciplines. Daarbij vervagen de grenzen tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek en vinden spill-overs tussen deze types onderzoek in beide richtingen plaats. Tot slot zijn er duidelijke veranderingen waarneembaar in het waardesysteem van innovatie. Veel bedrijven hebben door de toenemende concurrentie noodgedwongen afstand genomen van verticale integratie en zijn teruggegaan naar hun ‘core’ bedrijfsactiviteiten. Innovatie vindt dus niet meer plaats binnen een verticaal geïntegreerde onderneming die alles zelf in huis heeft. In plaats daarvan wordt een open samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven, onderzoeksinstituten en universiteiten gezien als de meest kansrijke aanpak. In dit nieuwe model van open innnovatie gelden andere principes en zijn open en interactieve netwerken van essentieel belang.
Verbindingen tussen spelers versterken Overal in de kenniseconomie neemt het belang van goede verbindingen tussen publieke en private spelers toe. Die verbindingen zorgen voor de dynamiek en de vonken die de innovatiemotor doen draaien. Het innovatiesysteem is echter nooit in evenwicht, maar voortdurend in beweging. Innovatieprocessen kenmerken zich namelijk door voortdurende interacties tussen de diverse spelers,
162
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 162
13/03/07 15:25:35
10 zoals bedrijven, kennisinstellingen en intermediaire organisaties; er wordt kennis opgebouwd ten behoeve van een innovatie, de omgeving verandert en daarop zal het systeem moeten reageren. Dat systeem moet reageren op de verandering van de omgeving en zo ontstaat weer een nieuwe situatie, die op zijn beurt weer zijn weerslag heeft op de omgeving. Deze verbindingen moeten vorm krijgen op zowel regionaal, nationaal als op internationaal niveau. De verbindingen tussen de verschillende spelers zijn duidelijk voor verbetering vatbaar. Zo is het opvallend dat Vlaamse bedrijven, internationaal bekeken, op het terrein van innovatie wel voldoende samenwerken met de kennisinstellingen, maar op onderlinge samenwerking scoren ze over het algemeen onder het Europese gemiddelde. Een essentieel onderdeel van de inspanningen van innovatieactoren zal zich daarom moeten richten op het versterken van de verbindingen en de samenwerking in het Vlaamse kennis- en innovatiesysteem.
Geen samenwerking zonder monitoring
10
“ I n h e t nieuwe model v a n o pen innovatie g e l den andere s p e l regels en zijn o p e n e n interactieve n e t werken van l e v e nsbelang.
”
Al deze initiatieven dienen uiteraard opgevolgd te worden via een monitoringsysteem. De kennisopbouw die hierdoor tot stand komt maakt een wezenlijk onderdeel uit van het gehele strategische innovatiesysteem. Drie leidende principes verdienen hierbij aanbeveling: – meer nadruk op vraagkant en kennisvalorisatie: het huidige innovatiesysteem is op veel onderdelen tamelijk aanbodgedreven, terwijl meer nadruk op de vraagkant en de valorisatie van kennis nodig is. – meer ruimte nodig voor excellentie: mensen die ambitieus zijn en willen excelleren verdienen extra aanmoediging.
163
IWT STUDIE 57.indd 163
13/03/07 15:25:36
– meer eenvoud: de Vlaamse kenniseconomie moet aan eenvoud winnen. Er is sprake van veel regels, een onoverzichtelijke organisatiestructuur en een sterke neiging om risico’s zoveel mogelijk in te dammen. Dat is niet in balans met de aard van innovatie die flexibiliteit en de bereidheid om risico’s te nemen vergt. Bij het IWT ligt de nadruk thans op het zo efficiënt mogelijk uitvoeren van subsidieregelingen voor het bedrijfsleven. Er is sprake van een strikte scheiding tussen beleid en uitvoering. Een nadeel daarvan is dat degenen die de maatregelen ontwikkelen en aanpassen weinig zicht hebben op hoe de maatregel in de praktijk uitvalt waardoor de uitvoering te weinig flexibel uitvalt. Het is gewenst dat IWT een draai maakt van denken in regelingen naar denken en interpreteren van regelingen vanuit de behoeften van de doelgroep. De invoering van een “omnibusregeling” zoals bij het Finse TEKES zou de mogelijkheden daarvoor kunnen verbeteren. De signalen uit het bedrijfsleven geven aan dat de aandacht voor innovatie groeit. Na een aantal jaren waarin het accent lag op saneren lijken steeds meer ondernemers de blik te richten op de kansen die nieuwe producten en diensten met zich meebrengen. Opvallend is daarbij met name de aandacht van en voor de KMO’s. Uit de statistieken blijkt dat veel kleinere ondernemingen weinig energie besteden aan de vernieuwing van hun producten en diensten. Dat betekent dat er veel onbenut potentieel te vinden moet zijn in deze zeer grote groep ondernemingen. De werkgeversorganisaties zijn zich hiervan bewust en zijn daarom met een aantal voorstellen gekomen om de drempels voor innovatie te verlagen, in het bijzonder voor de KMO’s. Verder is er vanuit het bedrijfsleven het afgelopen jaar veel aandacht geweest voor het vestigingsklimaat van Vlaanderen voor innovatieve bedrijven. Zeer positief is het platform over een aantal initiatieven vanuit de markt om per sector te kijken wat de belangrijkste innovatievelden zijn voor de komende jaren en vervolgens te
164
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 164
13/03/07 15:25:36
10 analyseren welke kennisgebieden er nodig zijn om succesvol de concurrentie aan te kunnen. Op die manier komen via de markt excellentiecentra tot stand. Het belang van een hoogwaardige kenniseconomie wordt ondertussen breed onderschreven en er zijn veel initiatieven van instellingen om de toepassing van hun onderzoek te stimuleren. De intensieve samenwerking en de samenwerkingsverbanden die ontstaan tussen hogescholen en universiteiten in het kader van de academisering zijn zeer beloftevol, maar kennen uiteraard hun uitdagingen en probleemdomeinen. Samengevat is het beeld veelbelovend. Het idee dat de toekomst van Vlaanderen ligt in een krachtige, innovatieve kenniseconomie wordt inmiddels breed gedragen. Ook is er een vrij brede consensus onder de sleutelspelers dat fundamentele veranderingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat Vlaanderen ‘fit’ is voor de 21ste eeuw. Het is de vraag of deze positieve stemming de komende jaren intact blijft als het aankomt op de uitvoering.
Vlaanderen kan niet langer zonder Strategische intelligentie Zonder de daarvoor geëigende instrumenten die de inspanningen terzake in kaart brengen, kan het gevoerde beleid en de uitvoering ervan niet opgevolgd worden. De opbouw van strategische intellegentie hiertoe is daarom een absolute noodzaak. Het beleid dient dus te evolueren naar een prestatie- en resultaatsgerichte benadering, net zoals dit in de privé de laatste tijd ontstaan is rond het thema van ‘business intelligence’. Business intelligence is de generieke term die gebruikt wordt om informatie over de werking van het bedrijf te verzamelen. Het gebruik ervan is dan ook veelomvattend. Heel wat bedrijven wenden BI aan
165
IWT STUDIE 57.indd 165
13/03/07 15:25:36
“ De v e rd e re
ontwik k e l i n g v a n een hoo g w a a rd i g e kennise c o n o m i e i n Vlaand e re n s t a r t met d e o p b o u w van st r a t e g i s c h e intellig e n t i e d o o r een o p t i m a l e samenwe r k i n g t u s s e n alle spe l e r s b i n n e n het dome i n E c o n o m i e , Wetens c h a p p e n e n Innovatie . V i t a l i s e r i n g van het k e n n i s - e n innovati e s y s t e e m i s daarbij h e t d e v i e s .
”
166
om hun eigen rendabiliteit en efficiëntie te onderzoeken en op te volgen. Een bedrijf kan bijvoorbeeld statistieken maken per klant, per regio, per productcategorie en waar nodig bijsturen. Andere bedrijven gebruiken het om het aankoopgedrag van hun klanten te analyseren. Merken ze dat vele klanten van één bepaalde groep interesse hebben voor een bepaald product, dan kunnen ze bijvoorbeeld andere klanten van die groep dat ene product aanbieden. Soms zijn er ook minder voor de hand liggende toepassingen van BI. Zo kan mogelijke fraude worden ontdekt. In een grote organisatie die vele gegevens verwerkt - denk maar aan banken of overheidsinstellingen - kan een BI-tool sommige opmerkelijke datastromen opsporen, zoals verdachte transacties. Niet alleen voor wat de toepassingen maar ook voor wat de gebruikers betreft, is er een grote verscheidenheid. Business intelligence was traditioneel het speelterrein van grotere ondernemingen, maar de analogie met de overheid is snel gemaakt, waar we de terminologie van Strategische intelligentie hanteren. Strategische intelligentie opbouwen start met de overtuiging dat de organisatie impact kan hebben op wat haar toekomst en haar resultaten determineert, ook op haar omgeving. Dat uitgangspunt verplicht elke organisatie zich te bezinnen over haar doelstellingen, haar bereikte resultaten en wat er nodig is om haar effectiviteit te verhogen binnen, maar ook buiten de enge grenzen van de eigen organisatie. Een optimale samenwerking tussen de verschillende entiteiten binnen het domein Economie, Wetenschappen en Innovatie maakt daar in de eerste plaats een wezenlijk onderdeel van uit. Ten tweede zal een goede wisselwerking tussen het politieke en het ambtelijke niveau beide niveaus toelaten beter weet te hebben van elkaars behoeften en wensen. Beide niveaus kunnen dan beslissingen en activiteiten meer en beter op elkaar afstemmen. Dat opent mogelijkheden om (1) een hoger efficiëntieniveau te bereiken en om (2) te vermijden dat middelen door onzorgvuldige, te weinig
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 166
13/03/07 15:25:37
10 overwogen beslissingen (hetzij door de ene, hetzij door de andere partij) worden verspild. Dit veronderstelt wel dat het ambtelijke niveau voldoende handelingsruimte en middelen krijgt om zijn opdrachten tot een goed einde te brengen (en door efficiënt om te gaan met de middelen aantoont dat deze middelenvoorzieningen ook strikt noodzakelijk zijn). Het veronderstelt verder dat het politieke niveau door intensieve contacten met het ambtelijke niveau een beter kader voor efficiëntiemanagement van de uitvoerende publieke organisaties kan scheppen. Zo kan men bijvoorbeeld vandaag toch verwachten dat voor publieke organisaties voldoende mogelijkheden worden geschapen om waar mogelijk en nuttig optimaler gebruik te maken van hedendaagse informatie- en communicatietechnologie bij de (verdere) realisatie van e-government. Er dient dus tussen de politiek en het ambtelijk apparaat een kruisbestuiving plaats te vinden en in het realiseren van deze kruisbestuiving dienen alle partijen, dus ook de publieke organisatie, hun verantwoordelijkheden op te nemen. Het streven naar (het verbeteren van de) efficiëntie moet dan ook in een belangrijke mate de inhoud van de dialoog bepalen die tussen politiek en het ambtelijk apparaat moet worden gevoerd. Dit kan enkel maar geoptimaliseerd worden indien aan de vereiste van transparantie wordt voldaan; dit op zijn beurt is enkel maar mogelijk mits een adequaat meet- en registratiesysteem. Publieke organisaties (1) zijn echter geen ondernemingen, (2) opereren niet (altijd) in een “markt”, zoals private organisaties, en (3) zijn onderworpen aan een aantal dynamieken en fenomenen die het vaststellen, evalueren en verbeteren van effectiviteit en efficiëntie in publieke organisaties op een specifieke wijze “inkleuren”. De toepassing van de begrippen effectiviteit en efficiëntie in publieke organisaties stelt daarom specifieke uitdagingen, en het transponeren van principes en gebruiken vanuit de private wereld naar de publieke
167
IWT STUDIE 57.indd 167
13/03/07 15:25:37
sector dient met de nodige fasering gepaard te gaan. De typische kenmerken en karakteristieken van de publieke organisatie en haar omgeving vanuit een managementperspectief mogen echter geen alibi zijn om mogelijkheden tot effectiviteits- en efficiëntiemanagement als hefbomen voor performantere publieke organisaties te verwaarlozen of te negeren. In elk geval geldt (zowel voor de publieke als voor de private organisatie) dat effectiviteit en efficiëntie in balans moeten worden gebracht met andere parameters en performantiedoelstellingen waarop evenzeer resultaten moeten worden geboekt (zoals kwaliteit van dienstverlening en het beantwoorden aan een aantal wettelijke voorschriften). Dat vormt nu net de uitdaging, en is tevens een zeer sterke motivator om strategische intelligentie op te bouwen. Vitalisering van het kennis- en innovatiesysteem is het devies. Uitgangspunt daarbij is dat het samenspel tussen de verschillende actoren in het beleidsdomein sterk bepalend is voor het uiteindelijke innovatieresultaat.
168
IWT-STUDIES 57 Hoofdstuk 10 Strategische intelligentie: waardemeter voor het innovatieresultaat van de overheid
IWT STUDIE 57.indd 168
13/03/07 15:25:37
IWT STUDIE 57.indd 169
13/03/07 15:25:38
IWT-studies: 56 / A look into the black box. What difference do IWT R&D grants make for their clients? 55 / Research, Development and innovation in Flanders 2004 54/ The impact of public R&D-Funding in flanders 53/ ‘Wie zijn onze klanten? Het innovatieprofiel, bron van inspiratie 52/ ‘Flanders Vegetable Valley’: De Vlaamse diepvriesgroentesector als voorbeeld van een clusteranalyse 51/ Nurturing and Growing Innovative Start-ups: The Role of Policy as Integrator 50/ Linking Innovation Policy and Sustainable Development in Flanders 49/ Towards a ‘Third Generation’ Innovation Policy in Flanders: Policy Profile of the Flemish Innovation System 48/ ‘Making the Difference’. The Evaluation of ‘Behavioural Additionality’ of R&D Subsidies 47/ Patterns of Innovation in the Flemish Business Sector. A multivariate Analysis of CIS-3 firm-level Data 46/ R&D activities of the Business Sector in Flanders: Results of the R&D Surveys in the Context of the 3% Target 45/ Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen: een exploratie van de CIS-3enquête 44/ De intelligente omgeving: de noodzaak van convergerende technologieën en een nieuw businessmode 43/ Subregionale O&O-inspanningen van de bedrijven in Vlaanderen 42/ Research mandates for technology transfer: International policy
41/ Spinning off new ventures: a typology of facilitating services 40/ Innovation policy and sustainable development: can public innovation incentives make a difference? 39/ ICT-Monitor Vlaanderen: Eindrapport van een haalbaarheidsstudie 38/ Technology watch in Europa: een vergelijkende analyse 37/ KMO-innovatiebeleid levert toegevoegde waarde aan Vlaamse bedrijven 36/ Het fenomeen spin-off in België 35/ ICT Clusters in Flanders: Co-operation in Innovation in the New Network Economy 34/ Het innovatiebeleid in Ierland als geïntegreerd element van het ontwikkelingsbeleid: van buitenlandse investeringen naar ‘home spun growth’ 33/ ‘Additionaliteit’- versus ‘substitutie’-effecten van overheidssteun aan O&O in bedrijven in Vlaanderen: een econometrische analyse aangevuld met de resultaten van een kwalitatieve bevraging 32/ ‘Match-mismatch’ in de O&O-bestedingen van Vlaamse en Belgische bedrijven in termen van de evolutie van sectoriële aandelen 31/ Resultaten van de O&O-enquête bij de Vlaamse bedrijven 30/ Clusterbeleid als hefboom tot innovatie 29/ Geïntegreerd innovatiebeleid naar KMO’s toe. Casestudie: Nederland 28/ The flemish innovation system: an external viewpoint … Voor vroegere IWT-studies surf naar www.iwt.be
170
IWT STUDIE 57.indd 170
13/03/07 15:25:38
Wenst zich te abonneren op de iwt-studies: Wenst studie nummer…… te ontvangen: Naam: Voornaam: Organisatie: Adres:
Tel: e-mail:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wenst zich te abonneren op de iwt-studies: Wenst studie nummer…… te ontvangen: Naam: Voornaam: Organisatie: Adres:
Tel: e-mail:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
IWT STUDIE 57.indd 171
13/03/07 15:25:38
De Innovatieprofiel-vragenlijst Deel 1: de basisgegevens. Op basis van het opgegeven BTWnr/ondernemingsnr wordt uit de IO-gegevensbank volgende informatie opgehaald. IWT M&A
Bedrijf
• • • • • •
Bischoffsheimlaan 25
Officiële naam: B-1000 Brussel BTW-Nr: BEAdres van de maatschappelijke zetel: Straat: en Nr: Postcode: Gemeente: Oprichtingsdatum: Leeftijd:
Verder wordt voor de 3 laatste boekjaren volgende informatie getoond, in zoverre deze beschikbaar is in de IO-gegevensbank. Economisch profiel
• • • • • •
Omzet: Werkgelegenheid: Aandeelhouders Is onderneming een KMO? Type economische activiteit (NACE) Kerntechnologie (TII-code)
Kennisontwikkeling (uitgaven voor) • •
IWT STUDIE 57.indd 172
Opleiding o Bestedingen (directe IWTkosten) M&A o Opleidingsuren (indirecte kosten) Bischoffsheimlaan 25 O&O o Zijn er O&O-activiteiten B-1000: Brussel o Zo ja: o Zijn ze: Permanente - Occasionele - Onbekend o O&O-personeel:
13/03/07 15:25:38
Colofon IWT-studies worden uitgegeven door IWT-Vlaanderen in het kader van het werkprogramma van de unit Monitoring & Analyse. De auteurs blijven persoonlijk verantwoordelijk voor de standpunten die worden ingenomen bij de uitwerking van deze studies.
DOORBORING
De nieuwe IWT-unit Monitoring & Analyse ondersteunt de verdere professionalisering en performantieverbetering van het IWT en haar diensten en producten.
Redactie Joeri De Vos (secretariaat) Olivier De Cock (eindredactie) Productie N’lil
IWT M&A Monitoring & Analyse Eric Sleeckx, coördinator Olivier De Cock, beleidsanalyse Donald Carchon, kennismanagement Jan Maes, kennismanagement Annie Renders, impactscan Lieven De Clercq, impactscan Marnix Voet, impactscan Joeri De Vos, secretariaat Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel tel: 02/2090900 fax: 02/2231181 e-mail:
[email protected] website: http://www.iwt.be Depotnummer: D/2006/7037/5 Verschenen in april 2007
door·bo·ren (doorboring, doorboord) 1 in iets doordringen 2 doorgaan met boren 3 gaten maken in
Olivier De Cock
Joeri De Vos
Copyright Reproductie en gebruik is toegestaan mits bronvermelding.
Wa t i s M &A ?
BEWAARDOOS
Meten = weten M&A wil in Vlaanderen voldoende strategische intelligentie ontwikkelen door: - h et evalueren en ondersteunen van het innovatiebeleid - het verzamelen en opvolgen van innovatieindicatoren en het ontwikkelen van een monitoring-apparaat ten behoeve van het IWT en de innovatie-intermediairen - h et vertegenwoordigen van het IWT in Vlaamse, federale en internationale organen of netwerken Return on Innovation Investment M&A organiseert op regelmatige tijd workshops over innovatiethema’s met beleidsrelevantie en publiceert grondige studies van het Vlaams Innovatiesysteem, maar ook kortere analyses en evaluaties van innovatie-programma’s. Dit doet ze op eigen kracht alsook in samenwerking met een netwerk van onderzoeksgroepen en organisaties in binnen- en buitenland. Kortom, M&A onderneemt alle activiteiten die kunnen bijdragen tot het meten en het verhogen van de Return on Innovation Investment (ROI2) in Vlaanderen.
IWT M&A
IWT-Studies 57 - Strategische Intelligentie over Innovatie in Vlaanderen
IWT-Studies
Strategische Intelligentie over Innovatie in Vlaanderen verleden, heden en toekomst
57