Een publicatie van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Het magazine van de vereniging oud studenten economie
Dossier: Consumentengedrag en verzekeringen [ 8 ]
Universiteit Gent
^- Jan Smets ^- gouverneur NBB Een doordeweekse dag bestaat niet, elke dag is anders.
Event in de kijker → Cities of the future → 2 juni 2016
we link economic thinking
---- april – juli 2016 ---- N° 2 ----
VOSEKO magazine
plechtige proclamaties 2 0 1 6 Elk academiejaar levert de faculteit Economie en Bedrijfskunde een nieuwe lichting masters af. De jonge wolven verlaten de schoolbanken en gaan – gewapend met hun economische kennis – een boeiende professionele carrière tegemoet. Afgestudeerden met de beste resultaten krijgen prijzen uitgereikt van verschillende partners en bedrijven.
Mail naar
[email protected] of bel naar 09 264 33 08 voor meer info.
Geeft uw bedrijf economisch talent graag een duwtje in de rug?
Woord vooraf www.UGent.be/eb
INHOUD WOORD VOORAF 3 Prof. dr. Marc De Clercq, decaan ALUMNI 4 Jan Smets, gouverneur NBB ALUMNI 6 Robin Gasthuys en zijn stage bij FIT, New York DOSSIER 8 Consumentengedrag en verzekeringen ONDERZOEK 12 An-Sofie Cottyn en Dr. Mieke Audenaert TERUGBLIK 14 STUDENT Justine Bourgeus, muzikante bij Tsar B 16 DE FACULTEIT EN HAAR ONDERWIJS 18 Double degree-akkoorden STUDENT Slowaakse studente ontdekt de FEB 19 OPINIE 20 Het basisinkomen FEB Faits divers 22 TELEX & ACTIVITEITENKALENDER 23
PARTNERS
COLOFON Viermaandelijks tijdschrift van Universiteit Gent Faculteit Economie en Bedrijfskunde Nr. 2 van jaargang 2016 REDACTIERAAD Brecht Boone, Kenzo De Sutter, Fleur Lievevrouw, Grégory Maes, Brent Meersman, Felix Peeters, Lies Vermeesch EINDREDACTIE Lies Vermeesch Met uitdrukkelijke dank aan Marc De Clercq, Katrien De Kegel. Lay-out -> Marc Popelier - www.cluster-graphics.be Fotografie -> Alexander Popelier (Tsar B) Drukwerk -> Publiprinting Verantwoordelijke uitgever -> Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Lies Vermeesch, Tweekerkenstraat 2, 9000 Gent
[email protected] Overname van artikels is mogelijk mits schriftelijke toestemming van de redactie en bronvermelding. Op de coverfoto -> Jan Smets, gouverneur van de Nationale Bank van België
In dit nummer van het Voseko magazine lees je een exclusief interview met onze ‘alumnus van het jaar’: Jan Smets, de gouverneur van de Nationale Bank. Verder drong een dossier over gedrag en de invloed daarvan op verzekeringen zich op. Menig verzekeraar koppelt o.a. de gezondheid van een individu aan een goedkopere levensverzekering. Professor Gerrit Van Daele diept het onderwerp uit. Professor Dirk Van den Poel praat in dat dossier over zijn Caro-project waarbij aangepast rijgedrag bij Corona wordt beloond met een goedkopere autoverzekering. Uniek is dat de chauffeur de nodige coaching krijgt via de Caro-applicatie. Mieke Audenaert vertelt meer over haar onderzoek rond HRM en leiderschap en An-Sofie Cottyn haalt haar doctoraat rond het EU mededingingsbeleid aan. Ook studenten geven we gaarne een glansrol in dit nummer: Justine Bourgeus vertelt over haar solocarrière Tsar B en haar studies TEW aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde. Verder vinden ook internationale studenten het aangenaam om te verblijven aan onze faculteit: Alexandra Ravingerova uit Bratislava getuigt. Om verder te gaan op onze internationale pijler sloten we ook double degrees af met de universiteiten van Omaha, Göttingen en Luik. In een opiniestuk heeft gastprofessor Walter Van Trier het over het basisinkomen. Tot slot houden we jullie op de hoogte van de kleine belangrijke – en minder belangrijke – berichten aan de FEB. Prof. dr. Marc De Clercq, decaan
------- alumni -----------------------
Alumnus van het jaar: Jan Smets, gouverneur van de Nationale Bank van België
De ‘Alumnus van het Jaar 2016’- award gaat naar Jan Smets, gouverneur van de Nationale Bank van België (NBB) en lid van de Raad van Bestuur en van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank. Jan Smets neemt de award persoonlijk in ontvangst op 12 mei 2016 op de faculteit Economie en Bedrijfskunde. Voseko magazine had alvast een interessant gesprek over zijn carrière en de huidige economische toestand. In 1972 studeerde u af in de Economische Wetenschappen aan de UGent. Welke belangrijke zaken leerde u op de FEB en past u nog steeds toe? Toen heette de richting nog algemene of zuivere economie. De basisbeginselen van de macro-economie waren natuurlijk essentieel tijdens de opleiding. Ik denk vooral aan nationale rekeningen, het werkinstrument van een macro-econoom, maar ook aan financiële economie en statistiek. De UGent gaf me een denkkader en de nodige technische bagage om macro-economische relaties te bekijken. Daarnaast heb ik mooie herinneringen aan die tijd overgehouden en bleef ik bijleren. Hoe begon uw carrière aan de NBB? Ik was 21 jaar en groen achter de oren. Op aanraden van mijn vader solliciteerde ik bij de twee grootste banken van toen: de grote commerciële Generale Bank en de NBB. Bij de Generale Bank kon ik na enkele weken beginnen, maar als macro-econoom vond ik de NBB veel interessanter. Ik deed mee aan de toelatingsproeven voor de studiedienst, die enkel zuivere economen aanwierf. Ik legde er een schriftelijke, mondelinge en psychologische test af. Er
4
VOSEKO magazine
waren slechts twee personen geslaagd: Luc Coene, mijn voorganger, en ikzelf. Vanaf 1973 werkte ik bij de NBB. Luc Coene en ik namen jaren samen de trein vanuit Gent naar Brussel. Had je toen gezegd dat we beiden gouverneur zouden worden, gingen we eens goed lachen. Hoe ziet een doordeweekse dag eruit als gouverneur van de NBB? Een doordeweekse dag bestaat niet, elke dag is anders. Een dag begint vroeg, eindigt laat en zit meestal vol vergaderingen. Dat zijn zowel interne briefings met mijn diensten over beleidskwesties als externe vergaderingen met bankiers en verzekeraars. Daarnaast heb ik als gouverneur ook een representatieve functie in het binnen- en buitenland. Zo moet ik meer dan vroeger naar Frankfurt, Bazel of Washington, maar moet ik ook het jaarverslag toelichten voor de Kamercommissie Financiën en Begroting. De momenten dat ik een uurtje in mijn kantoor rustig iets kan bekijken, zijn schaars. U heeft een waslijst aan lopende mandaten en functies met een grote verantwoordelijkheid. Hoe groot is de druk? Als gouverneur ben je de spreekbuis van de NBB, maar ook CEO van een bedrijf waar 1700 mensen zullen werken in 2020. Zoals elk bedrijf heeft de NBB ook zijn eigen organisatie en interne problemen. Ik houd mij niet persoonlijk bezig met àlles, maar er zijn wel zaken die op je af komen omdat je eindverantwoordelijke bent. Ik kan uiteraard rekenen op een uitstekend team van professionals die steeds een hoge kwaliteit afleveren. Dat creëert een zekere druk, maar als je aan honderd mensen
zou vragen wat ze over mij denken, zouden 98 mensen zeggen dat ik een rustig persoon ben. Wat zijn de voornaamste functies van de NBB nu de bankentoezichtstaken en de regelgeving gedeeld worden met de ECB? Er zijn vier grote domeinen. Ten eerste is er het monetair beleid. De NBB heeft zelf geen beslissingsbevoegdheid meer omdat we geïntegreerd zijn in het Eurosysteem, een federaal systeem met de ECB als centraal beslissingsorgaan. De uitvoering ervan blijft wel gedecentraliseerd. Zo koopt de NBB Belgisch overheidspapier op. Het tweede domein is het toezicht dat uit drie grote sectoren bestaat: banken, verzekeringsmaatschappijen en betaalinfrastructuren. Het toezicht van de grote banken valt onder de bevoegdheid van de ECB. Het toezicht van de kleinere banken (bv: Crelan, VDK, etc.) valt nog steeds onder de bevoegdheid van de NBB, onder het toeziend oog van de ECB. Het derde domein bestaat uit een aantal functies van algemeen belang die normaal niet behoren tot het takenpakket van een nationale bank, maar door het beperkte budget van de overheid zijn overgedragen aan de NBB. Zo verzamelt en verwerkt de balanscentrale de jaarrekeningen van bijna alle in België actieve rechtspersonen en stelt ze publiek beschikbaar. In de eurozone zal je weinig andere nationale banken vinden die zoveel soortgelijke taken uitvoert. Tot slot is de NBB een informatiecentrum dat statistische gegevens beschikbaar stelt, economische analyses maakt en aanbevelingen formuleert.
Luc Coene en ik namen jaren samen de trein vanuit Gent naar Brussel. Had je toen gezegd dat we beiden gouverneur zouden worden, gingen we eens goed lachen.
Op 19 februari 2016 stelde u het jaarverslag van de NBB voor. Had het Belgisch macroeconomisch beleid van 2015 een impact op de economische ontwikkelingen in België en wat moet de komende jaren de belangrijkste doelstelling zijn van de overheid? De concurrentiepositie van België is behoorlijk verbeterd. De loonbevriezing, indexsprong en taxshift, waardoor de lasten op de bedrijven verminderd zijn, hebben effect. Door de pensioenhervorming is er ook een impact te zien op de arbeidsmarkt. Mensen moeten daardoor langer werken, zodat de werkzaamheidsgraad van 55-plussers zal stijgen, wat absoluut noodzakelijk was. Daarnaast zien we een grotere inspanning tot besparingen op de overheidsuitgaven. Op die drie vlakken kan ik zeggen: goed werk, we hebben dit ook steeds aanbevolen. In welke richting moet het verder evolueren? Het is belangrijk om de winst aan concurrentiekracht niet prijs te geven. We zien dat onze inflatie ontspoort in vergelijking met de rest van Europa. Dat komt door de verhoogde indirecte belastingen, maar ook door de hoge diensteninflatie. Dat kan leiden tot een daling van de concurrentiekracht. Ook de prijzen moeten concurrentieel blijven, hoewel competitiviteit niet alleen afhangt van prijzen, maar ook van innovatie, technologie en ontwikkeling. Verder zien we een lagere werkgelegenheidsgraad, niet alleen bij 55-plussers, maar ook bij bv. jongeren, mensen met een beperkte scholing en mensen van niet-Europese origine. Ten slotte zakte het begrotingstekort onder de 3%, maar het is nog steeds ver verwijderd van het ideale. De overheid kan de Belgische economie nu niet steunen. De voorbije jaren bouwde de
overheid een schuld op die eerst moet weggewerkt worden. Daarvoor moet het begrotingstekort meer dalen dan het in 2015 deed. Hebben de geopolitieke spanningen en de groeivertraging van ontwikkelingslanden een invloed op de Europese economie en financiële markten? De markten zijn per definitie volatiel en nerveus, maar ik denk wel dat ze overreageren. De groei van ontwikkelingslanden vertraagt en dat moeten we aanvaarden. Landen zoals Brazilië en Rusland komen in moeilijkheden door een daling van de grondstofprijzen en hogere schulden. Dat maakt de markten zenuwachtig, maar de rechtstreekse impact op onze economie is bescheiden. Onze handel met China is marginaal en ook de financiële exposure is beperkt. Maar we leven in een wereld waarin alles en iedereen met elkaar verbonden is, wat wel leidt tot vertrouwenseffecten en reacties op de financiële markten. Dat kan ons parten spelen. Zo hadden de problemen in het relatief kleine Griekenland een enorme impact op de hele eurozone. We zitten sowieso steviger in het zadel dan pakweg 10 jaar geleden. De banksystemen zijn gezonder en er is meer evenwicht. De toegenomen nervositeit stemt in zekere zin dus niet helemaal overeen met de realiteit. Is de toenemende internationale stroom van potentiële arbeid positief voor de Europese welvaart en economie op de lange termijn? De gevolgen van de vluchtelingenstroom zijn voor alle landen verschillend, aangezien niet alle landen evenveel vluchtelingen ontvangen. De grootste stroom gaat naar Duitsland,
Zweden en Oostenrijk. Op korte termijn veroorzaken de vluchtelingen een budgettaire kost (opvang, scholing, medische zorg, etc.). Voor een land met surplus zoals Duitsland is dat budgettair meer draagbaar dan voor anderen. Op lange termijn kan er structurele groei zijn als je die mensen maximaal kan inzetten op de arbeidsmarkt. Dat is geen makkelijke opdracht, want het opleidingsniveau speelt daarin een grote rol. We zien ook dat de vluchtelingenproblematiek spanningen creëert binnen Europa. Merkel wil de immigranten wel ontvangen, terwijl anderen hun grenzen willen sluiten. Europa beleeft nu een groot moment van stress. Ondanks alles is Europa toch altijd met horten en stoten vooruit gegaan. Toch: als we nu niet opletten, kan er een moment komen van achteruitgang. U mag dit jaar de award van ‘alumnus van het jaar’ in ontvangst nemen. Hoe staat u t.o.v. dit evenement en hoe voelt u zich bij deze award? Ik voel mij zeer vereerd. Ik had nooit durven denken als student dat ik die eer zou krijgen. Ik ben geboren en getogen Gentenaar en dat maakt deze award van de UGent des te mooier. Van je eigen faculteit Economie deze award krijgen, is buitengewoon. Ik zal dat ook zeker tijdens de alumnusviering op 12 mei vermelden. Brent Meersman
VOSEKO magazine
5
------- alumni -----------------------
Robin Gasthuys startte na zijn stage bij Flanders Investment & Trade in New York
Robin Gasthuys studeerde Handelswetenschappen (n.v.d.r. voor de integratie met Universiteit Gent aan de Hogeschool Gent). Hij werkte twee jaar in New York na een succesvolle stage bij Flanders Investment & Trade (FIT). Momenteel reist hij rond in Zuid-Amerika.
De noodzakelijke zelfstandigheid en de culturele verschillen zijn goed voor je persoonlijke ontplooiing. Je wordt uit je ‘comfort zone’ gehaald en bent volledig op jezelf aangewezen.
Waarom wilde je stage lopen bij FIT? Ik studeerde Handelswetenschappen en koos daar voor de master Marketing Management omdat Sales me boeide. Het werd me snel duidelijk dat een buitenlandse stage me meer voldoening zou geven dan een stage in België. Initieel mikte ik op een stageplaats in Londen, maar dat liep niet van een leien dakje. Vanuit de faculteit moesten we onze stageplaats op voorhand vastleggen. Omdat Londen me geen zekerheid bood, keek ik uit naar mogelijke stages in andere grootsteden. Zo kwam ik bij Flanders Investment & Trade terecht in New York. Deze overheidsinstelling begeleidt ondernemingen met hun internationale expansie. New York is een zeer dynamische en bruisende stad waar verschillende culturen met elkaar in contact komen. Ik was ervan overtuigd dat dit een extra meerwaarde zou bieden, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak. Je moet indruk gemaakt hebben, want je bent daarna bij FIT beginnen werken. Tijdens mijn stage was ik volledig gepassioneerd door het werk dat ik deed en de stad waarin ik verbleef. Na die periode hield ik contact met mijn collega’s. Ik gaf hen mee dat ik zeker interesse had in een vaste betrekking indien er een vacature zou vrijkomen. In België solliciteerde ik ondertussen voor andere posities en kon ik snel aan de slag als vertegenwoordiger van een kleine start-up. Diezelfde dag kreeg ik bericht vanuit de Verenigde Staten dat er een vacature was vrijgekomen bij
bio Naam -> Robin Gasthuys Leeftijd -> 25 Opleiding -> Handelswetenschappen: Marketing Management Huidige Positie -> Trade & Investment Officer Hobby’s -> Hardlopen, kunstgalerijen bezoeken, muziek
6
VOSEKO magazine
Flanders Investment & Trade. Ik zou voor acht maanden aan de slag kunnen in New York. Op dat moment twijfelde ik even, maar uiteindelijk ging ik in op zo’n buitenkans. Twee weken later verhuisde ik weer naar Manhattan en zette ik mijn internationaal avontuur verder. Wat hield je job in? De hoofdtaken van het kantoor zijn: buitenlandse investeringen aantrekken en Vlaamse ondernemingen begeleiden met hun internationale expansie. FIT krijgt ook geregeld de vraag om een afsprakenprogramma op maat te maken voor een economische delegatie of een minister. Mijn functie bij Flanders Investment & Trade varieerde van dag tot dag. Omdat ik het vertrouwen won van mijn huidige baas, werd ik snel verantwoordelijk voor tal van projecten. Hierdoor haalde ik veel voldoening uit mijn werk en de afwisseling was uiteraard ook mooi meegenomen. Wat viel je op aan de Amerikaanse mentaliteit in een businessomgeving? Je kan stellen dat wij Belgen zeer bescheiden zijn ten opzichte van de gemiddelde Amerikaan. Dit uit zich sterk in een professionele context. Amerikaanse ondernemers zijn van mening dat hun product uitmuntend is en dat ze daarmee de wereld zullen veroveren, terwijl Belgische ondernemers eerder geneigd zijn om niet al te hoog van de toren te blazen. Tijdens mijn eerste netwerkevenement merkte ik meteen dat Amerikanen over het algemeen zeer vlotte mensen zijn. Ze nemen niet snel een blad voor de mond. De ‘elevator pitch’ wordt er effectief toegepast. ‘Time is money’, daar leken ze in New York allemaal rotsvast van overtuigd.
Wat spookte je zoal uit in New York in jouw vrije tijd? In New York is er veel te doen en net dat maakt de stad zo aantrekkelijk. Je kan er kunstgalerijen bezoeken, muziekoptredens bijwonen of joggen met vrienden in Central Park. Ik probeerde zoveel mogelijk nieuwe dingen te ontdekken en dat zorgde er voor dat ik een redelijk druk en hectisch leven leidde. Ik houd er niet van om mijn dagen op voorhand te plannen. Dat maakt dat mijn weekplanning er nooit hetzelfde uitzag en vaak last minute wijzigde. New York is een soort van ‘overgangsbestemming’ waar veel jonge professionelen slechts voor een korte periode verblijven. Daardoor krijg je de kans om veel verschillende mensen te ontmoeten en nieuwe vriendschappen op te bouwen. Kan je een stage in het buitenland aanbevelen aan studenten of pas-afgestudeerden? Een buitenlandse stage zou ik aan elke student aanraden. Ik ben van mening dat een buitenlandse werk- of studie-ervaring een interessant leerproces is. De noodzakelijke zelfstandigheid en de culturele verschillen zijn nodig voor de persoonlijke ontwikkeling. Je wordt uit je ‘comfort zone’ gehaald en bent volledig op jezelf aangewezen. Dit is heel spannend, maar je leert op korte tijd veel bij. Wanneer je met andere culturen geconfronteerd wordt, biedt dit nieuwe inzichten die vooroordelen bijstellen. Dit zijn dingen die je niet leert in een academische context.
evident om iedereen achter te laten en een nieuw leven op te bouwen in het buitenland. Tot op heden heb ik nog geen spijt gehad van de beslissingen die ik maakte. Via Skype lukte het me om wekelijks contact te houden met familie en dichte vrienden, al is dat niet altijd evident gezien het uurverschil. Hoe ziet de toekomst eruit? Zou je nog naar België terugkeren of ga je nu voluit voor de internationale carrière? Ik ben klaar voor een nieuw avontuur. Momenteel maak ik een rondreis door Zuid-Amerika. Deze reis combineer ik met vrijwilligerswerk. Wat ik hierna ga doen, weet ik voorlopig nog niet. De kans is groot dat ik opnieuw zal solliciteren voor een job in het buitenland. Het zal afhangen van de opportuniteiten die zich op dat moment voordoen.
New York is een zeer dynamische en bruisende stad waarin verschillende culturen met elkaar in contact komen. Ik was ervan overtuigd dat dit een extra meerwaarde zou bieden, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak.
Niet iedereen zou de stap durven zetten … Ik ben eerder impulsief ingesteld en drijf mezelf graag tot het uiterste. Daarom was het voor mij niet echt een moeilijke beslissing om naar het buitenland te trekken. Ik probeer zoveel mogelijk kansen te grijpen zodat ik achteraf geen spijt heb. Natuurlijk is het niet
VOSEKO magazine
7
------- dossier -----------------------
Consumentengedrag en verzekeringen Levensverzekeringen en autoverzekeringen worden steeds dynamischer. En dat heeft gevolgen voor de consument. In dit dossier nemen we de invloed van consumentengedrag op verzekeringen onder de loep. Krijg hierbij tips over hoe je een gunstige verzekering afdwingt. Professor Gerrit Van Daele diept de premiezetting in de levensverzekering uit. Professor Dirk Van den Poel stampte – samen met Corona Direct – het Caro-project uit de grond. Daarbij zal de Caro-applicatie het rijgedrag van de chauffeurs monitoren én bijsturen indien nodig. Dat resulteert in een goedkopere autoverzekering en een persoonlijke coaching van het rijgedrag.
Gedrag als determinant voor premiezetting in de levensverzekering Een levensverzekering kan twee waarborgen omvatten: een uitkering wanneer de verzekerde op de eindvervaldag nog in leven is of een uitkering wanneer de verzekerde vóór die eindvervaldag overlijdt. Of beide, wat de meest voorkomende vorm van een levensverzekering is. De focus ligt hier op de levensverzekering die een uitkering bij vroegtijdig overlijden voorziet. Dat overlijden bepaalt het onzeker karakter van de verzekering, waardoor meteen de eerste vereiste van de wet op de verzekeringen vervuld is. In het jargon van verzekeraars is dit de tijdelijke verzekering overlijden en die verzekeringsvorm is in beginsel erg eenvoudig : • De verzekeringnemer of verzekerde betaalt de premie die de verzekeraar voorstelde. Die wordt op jaarlijkse basis of éénmalig betaald. Het risico op vroegtijdig overlijden wordt zo met één premie afgelost. • Als tegenprestatie voor de premiebetaling zal bij overlijden van de verzekerde vóór de eindvervaldag een op voorhand bepaald kapitaal uitgekeerd worden aan de begunstigde bij overlijden. Die begunstigde wordt door de verzekeringnemer gekozen en die laatste kan die begunstiging altijd wijzigen. Het verzekerd kapitaal bij overlijden, wordt op twee manieren bepaald: ofwel is er een vast bedrag, dat gedurende de hele looptijd van het contract ongewijzigd blijft. Of het verzekerd kapitaal daalt tijdens de looptijd van het contract, om op de eindvervaldag 0 te worden. Een stijgend kapitaal komt zelden voor. Dit komt doordat de behoefte aan een uitkering bij overlijden in de loop der jaren daalt. Schuldsaldoverzekering De tijdelijke overlijdensverzekering met een dalend kapitaal noemt men in de volksmond ‘schuldsaldoverzekering’. Het klopt dat een schuldsaldoverzekering een verzekering overlijden met dalend kapitaal is. Alleen is niet iedere verzekering met dalend kapitaal een schuldsaldoverzekering. Bij een schuldsaldoverzekering is het verzekerd kapitaal gelinkt aan een openstaande schuld: de schuld bij een kredietverstrekker. Die uitstaande schuld daalt in functie van de kapitaalaflossing die in het kredietcontract is bepaald. Bij vroegtijdig overlijden wordt dan – op voorwaarde dat de
8
VOSEKO magazine
polis correct werd opgesteld – een kapitaal uitgekeerd dat volstaat om de uitstaande schuld te vereffenen. Een tijdelijke verzekering bij overlijden kan evenwel op gelijk welke manier dalend zijn. Hier gaan we uit van een schuldsaldoverzekering. Bij een tijdelijke verzekering overlijden zal de verzekeraar een premie voorstellen aan haar klant. Die premie bestaat uit meerdere componenten: een zuivere premie, veiligheidstoeslag, beheerkosten, distributiekosten, commerciële kortingen, eventuele taksen en lasten. Welke factoren bepalen de premie? De zuivere premie berekent de verzekeraar op basis van verschillende elementen. Op sommige zaken heeft het gedrag van de verzekerde een impact, op andere niet. Algemeen bepalen volgende risico-elementen de premie: het verzekerd kapitaal, leeftijd en geslacht, woonplaats, algemene gezondheidstoestand: gewicht en cholesterol, bestaande aandoeningen, medisch verleden, het beroep en opleidingsniveau, de looptijd van de verzekering en tot slot het gedrag van de verzekerde. Hiermee bedoelen we gedrag dat gekoppeld is aan de levensstijl: rookgedrag, eetgewoontes, gebruik van alcohol en medicatie, sporten, reisgewoontes … Maar is segmentatie en tariefdifferentiatie op basis van gedrag voor een overlijdensverzekering wel toegelaten? Beide begrippen liggen namelijk dicht bij discriminatie. Het antwoord is klaar en duidelijk: ja. De wet van 4 april 2014 op de verzekeringen, artikels 42 tot en met 46, laat segmentatie niet alleen toe, er is zelfs geen beperking voorzien. Wel moet de verzekeraar haar segmentatiepolitiek duidelijk communiceren aan de klant. Die segmentatie moet ook objectief zijn, een legitiem doel hebben en dat doel bereiken via middelen die passend en noodzakelijk zijn. Die beperking ligt volledig in de lijn van de antidiscriminatiewetgeving. Het tariefelement leeftijd past perfect in die filosofie. Leeftijd is een objectief element, het beïnvloedt het risico en dus de premie en is aldus passend. Leeftijd is noodzakelijk als tariefdeterminant. Als een verzekeraar eenzelfde tarief aan de klant moet aanbieden, ongeacht de leeftijd, kan haar solvabiliteit in het gedrang komen. Dan wordt een overlijdensverzekering onbetaalbaar: de premie wordt dan op het hoogste risico berekend, waarbij de kans op overlijden binnen het jaar bijna 100% is. De premie zou bijna 100% van het verzekerd kapitaal én bijkomende kosten inhouden.
Leeftijd is overigens niet alleen een element dat de premie bepaalt, maar ook de acceptatie. Vanaf een bepaalde leeftijd wordt het risico op overlijden dusdanig groot, dat verzekeraars de kandidaat-verzekerden geen polis meer voorstellen. Anderzijds verbiedt de verzekeringswet het verzekeren van heel jonge kinderen tot 5 jaar. Tariferen en discrimineren op basis van leeftijd is dus toegelaten. Leeftijd, geslacht, (erfelijke) medische aandoeningen zijn factoren waar de consument geen invloed op heeft. Maar sommige tariefelementen kan de verzekerde met zijn of haar gedrag bijsturen. Welke tariefelementen kan de consument beïnvloeden? Hoe hoger het verzekerd kapitaal, hoe hoger de premie en hoe lastiger de acceptatie door de verzekeraar. Met de keuze van het verzekerd bedrag beïnvloedt de consument dus zijn premie. Het risicoprofiel van de consument speelt hier een rol. 100% of 50%? Bankiers willen hun kredieten verzekerd zien tegen het overlijdensrisico voor de volle 100%. Maar heel wat consumenten durven hier risico nemen en kiezen voor een verzekerd bedrag van 50%. Doorgaans is de ratio hierachter dat de partner ook voor 50 % verzekerd is, en omdat die voor 50% mee het krediet draagt, volstaat een dekking voor de helft. Meteen halveert de premie voor de schuldsaldoverzekering. Of dit risicogedrag een goede keuze is, valt te betwijfelen. Na overlijden blijft de helft van het krediet openstaan en het is de vraag of de langstlevende wel in staat is om die kost te dragen, uitsluitend met het eigen inkomen. Het omgekeerde kan ook: er zijn verzekeringsnemers die geen enkel eigen risico wensen te lopen en het verzekerd kapitaal berekenen in functie van de uitstaande schuld én de fiscale gevolgen van een uitkering. Want vaak wordt een schuldsaldoverzekering fiscaal in mindering gebracht, waardoor op de uitkering belasting verschuldigd is. En de uitkering valt doorgaans in de successie waarop men erfbelasting moet betalen. De begunstigde riskeert dus over onvoldoende middelen te beschikken om die fiscale last te dragen. Daarom kan de verzekeringnemer ervoor kiezen een hoger verzekerd kapitaal te verzekeren. Met een hogere premie als gevolg. Medische keuring De medische keuring kan de verzekeringsconsument ook beïnvloeden. Verzekeraars beperken de medische keuring tot een vragenlijst die de verzekerde moet invullen, althans binnen bepaalde grenzen van
leeftijd en verzekerd kapitaal. Meestal volstaat een vragenlijst voor een verzekerd kapitaal tot 250.000 euro. Het feit dat tot dat bedrag de kandidaat-verzekerde niet bij de dokter langs moet, stimuleert heel wat consumenten om hun kredietrisico maar tot 249.999 euro in te dekken. Woonplaats Een element dat de sterftequotiënt kan bepalen is de woonplaats en de verblijfplaats in het algemeen. Zo leeft een Vlaming 2,5 jaar langer dan een Waal. Verzekeraars kunnen dus hun premie in functie van de woonplaats berekenen. In België is dit bijzonder ongebruikelijk, in het Verenigd Koninkrijk daarentegen is de premie voor een inwoner van London een stuk lager dan een Schot in het hoge noorden. De ratio achter het premieverschil is dat bij medische problemen de Londenaar sneller medische zorgen kan krijgen en daardoor een verhoogde overlevingskans heeft. De verblijfplaats zal in België eerder een rol spelen bij de acceptatie. Verzekeraars willen niemand verzekeren die in het buitenland woont. Zelfs de grens tussen België en Nederland is hier al onoverkomelijk. Overgewicht, roken, drinken en cholesterol Het gewicht bepaalt de overlevingskans sterk. Zo verhoogt overgewicht de kans op cardiovasculaire aandoeningen, kanker en autoimmuunziekten zoals diabetes. Verzekeraars gebruiken de omstreden body mass index om overgewicht en de eventuele bijpremie voor een overlijdensverzekering te berekenen. Niet-rokers krijgen een premievoordeel van 30%. Een te hoge cholesterol in combinatie met factoren zoals roken en overgewicht levert ook een bijpremie op. Door het cholesterolgehalte te doen dalen, kan de consument een positieve invloed uitoefenen op de overlijdensverzekering. Het gebruik van alcohol en medicatie zal op zich geen aanleiding geven tot een hogere of lagere premie. Maar medicatie kan aanleiding geven tot een hogere premie als het wijst op een chronische aandoening. Alcoholmisbruik kan leiden tot leverproblemen en een bijpremie. Sport Sport kan twee kanten uit. Verzekeraars zien hun klanten graag sporten, want beweging verhoogt de overlevingskans. Enkele verzekeraars gaan zelfs een stap verder en bieden 10% korting aan wanneer hun klant aantoont dat hij of zij lid is van een sport- of fitnessclub. De meeste verzekeraars zijn niet zo genereus, omdat veel klanten – wanneer de motivatie daalt – hun lidmaatschap stopzetten of de deelname beperken tot een bezoek aan de clubkantine …
VOSEKO magazine
9
------- dossier -----------------------
Recreatief sporten kan de premie van een schuldsaldoverzekering positief beïnvloeden. Anderzijds zullen verzekeraars hun tariefzetting aanpassen wanneer hun klant voor een gevaarlijke sport kiest: skydiven, motorrijden, duiken, alpinisme. Een beroepssporter wordt ook mogelijk met een hogere premie geconfronteerd omdat hij of zij vaker risico loopt. Reisgewoontes en beroepskeuze Reisgewoontes hebben een invloed op de premie: iemand die regelmatig of voor een langere periode naar risicogebieden reist, kan een bijpremie verwachten. Maar ook de beroepskeuze bepaalt de premie van een overlijdensverzekering. Brandweerlui en olifantenverzorgers lopen meer risico dan pakweg een dirigent van een orkest. Scholingsgraad In België houdt geen enkele verzekeraar rekening met de socio-economische achtergrond van de klant. De graad van scholing is dat wel, of dat was toch het geval bij één verzekeraar die zich intussen van de Belgische markt terugtrok. Looptijd van de polis De kans op overlijden ligt hoger bij een polis die 20 jaar loopt dan een polis van 5 jaar. De consument kan vrij de looptijd van zijn polis en de premiehoogte kiezen. De looptijd van de polis is in theorie identiek aan de looptijd van het krediet. Dit is geen verplichting, de consument kan dit vrij kiezen. Marktanalyse van de Belgische verzekeringsmarkt: Tariefelement Impact op acceptatie Impact op tarificatie Leeftijd ja ja Gezondheidstoestand ja ja Sportactiviteit ja ja Rookgedrag nee ja Woonplaats ja nee Beroep ja ja
De meeste Belgische verzekeraars zitten op dezelfde lijn. Individuele gedragskeuzes zoals roken of sporten hebben een invloed op acceptatie en tarificatie van de schuldsaldoverzekering. Die invloed kan tot 30% van de premie bedragen. De consument stapt dus beter geïnformeerd naar een verzekeraar. Fraude als gedragsvorm Verzekeringsfraude is een plaag die ook bij de schuldsaldoverzekering voorkomt. De consument kan liegen over zijn gedrag en zich bv. als niet-roker registreren. Daarom kan de verzekeraar contractueel bepalen om bij het overlijden de doodsoorzaak te vernemen en indien nodig de uitkering beperken of zelfs weigeren wanneer opzettelijke verzwijging kan worden bewezen. Ook de verkoper van de schuldsaldoverzekering kan een rol spelen bij de verzwijging van negatieve elementen. Doorgaans kent de verzekeringstussenpersoon de kandidaat-verzekeringsnemer voldoende goed om
10
VOSEKO magazine
weet te hebben van bezwarende feiten. Niets belet de tussenpersoon om die feiten te verzwijgen, om op die wijze de polis op te stellen en de verloning die eraan vasthangt te incasseren. De gevolgen van een frauduleuze verklaring zijn in eerste instantie voor de begunstigde. Maar als die de deelname van de tussenpersoon in de fraude kan aantonen, riskeert deze laatste een schadevergoeding aan de benadeelde begunstigde te moeten betalen. Een verzekeringstussenpersoon kan ook een positieve rol spelen: hij of zij kan de klant op de negatieve gevolgen van een verzwijging wijzen en op die manier moeilijkheden bij een uitkering vermijden. Conclusie Het gedrag van de verzekeringsconsument heeft een invloed op de premie van de overlijdensverzekering. Dat blijkt onder meer uit de bij premie die rokers moeten betalen, of de korting die recreatieve sporters krijgen. De grootste impact heeft de consument met zijn keuzes inzake de intrinsieke kenmerken van de overlijdensverzekering: looptijd en verzekerd kapitaal. Het is daarom zaak voor de consument om, net zoals voor alle andere verzekeringen, zich af te vragen welke verzekering er precies nodig is en alleen dié verzekering dan ook te onderschrijven. ->->->
Het Caro-project: voorbeeldige chauffeurs krijgen goedkopere autoverzekering the internet of things is misschien wel hét buzzwoord van de laatste decennia. Semi-intelligente apparaten die verbonden zijn met het internet zijn hierdoor in staat om data verzamelen en te communiceren met personen en andere objecten. Deze smart devices nemen in veel gevallen autonome beslissingen. Ook de Caro-applicatie van autoverzekeraar Corona Direct (een onderdeel van Belfius) situeert zich binnen the internet of things. De applicatie zal het rijgedrag van 5000 testpersonen in kaart brengen die samen zo’n 50 000 000 kilometer rijden in één jaar. Die resultaten koppelt de applicatie aan de hoogte van de autoverzekeringspremie. Uniek daarbij is dat de chauffeurs ook coaching krijgen via de app. Analyse gebruikersdata Het Data Analytics Team, de onderzoeksgroep van professor Dirk Van den Poel, is gespecialiseerd in Big Data, predictieve en prescriptieve analyses. Deze onderzoeksgroep, verbonden aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde, zal de aangeleverde informatie van de Caro-applicatie wetenschappelijk analyseren. Dit gaat over de analyse van een langetermijnmeting omdat er minimum één jaar aan gebruikersdata beschikbaar zal zijn.
Waarom meewerken? • Maak deel uit van een grootschalig onderzoeksproject over rijstijl en rijveiligheid. Hierdoor kan de correlatie tussen een veilige rijstijl en het aantal ongevallen of schadegevallen eindelijk onderzocht worden. • Dankzij de coaching en tips wordt de rijstijl van de testpersoon beter. Na 9 maanden is er nauwkeurige, persoonlijke feedback over het rijgedrag beschikbaar. • Het project gaat negatief gedrag niet afstraffen, maar enkel positief gedrag belonen. Wanneer een testpersoon meedoet aan het project, krijgt deze een voordelige Corona Direct-autoverzekering. Wie deelneemt aan de coaching, verdient punten die omzetbaar zijn in brandstof via een Caro-tankkaart. • De app is erg gebruiksvriendelijk en geeft duidelijke informatie. Je hoeft enkel de applicatie te downloaden. • De privacy van elke testpersoon wordt gerespecteerd. De rijgegevens worden enkel door de onderzoekspartners (Corona Direct, UGent, Sentiance, Drivolution) gebruikt. Elke deelnemer heeft het recht om zijn gegevens te laten vernietigen.
De data wordt verzameld via smartphonetechnologie. De ingebouwde functionaliteiten zoals de gps, gyroscoop en accelerometer in combinatie met de Caro-app definiëren vijf verschillende rijstijl-parameters: remmen, optrekken, bochten, telefoongebruik, toegelaten snelheid. De Caro-link, een beacon die in de auto ligt, herkent de applicatie en zorgt ervoor enkel de ritten van de testpersoon worden geregistreerd. Doel Caro-project Het doel van het Caro-project is dat Corona Direct na de analyse een Usage Based Insurance voor iedereen lanceert. Deze gaat uit van het solidariteitsprincipe, maar de eigen rijstijl geeft toch de doorslag voor de premieberekening. Op die manier gaat het niet meer om de woonplaats, het schadeverleden of aantal jaren rijervaring in de verzekeringswereld, maar over de werkelijke rijstijl. Iedereen blijft verzekerbaar, maar de premie zal eerlijker zijn. Het project wil vooral een duurzame gedragsverandering realiseren bij de chauffeur. Gerrit Van Daele, Dirk Van den Poel, Lies Vermeesch
VOSEKO magazine
11
------- onderzoek -----------------------
Doctorandus in de kijker Bio An-Sofie Cottyn + Diploma’s -> Licentiaat in de Economische Wetenschappen, major Economisch Beleid (UGent, 2004) + Master in de EUstudies, major Gespecialiseerde EU-vraagstukken (UGent, 2010) + Doctoraat -> The more (than) economic approach in EU merger policy (Promotor: Prof. dr. Frank Naert) + Positie -> Assistent Onderneming en Overheid, Economie van de Europese integratie, European integration, International economics (FEB, UGent)
Het EU mededingingsbeleid Ik sta op en ga slapen met het mededingingsbeleid. En op een manier doet u dat ook: het mededingingsbeleid bepaalt wat u koopt, hoeveel u koopt en wat u betaalt. Gezonde concurrentie zorgt ervoor dat u kan kiezen tussen een breed scala aan kwaliteitsvolle, innovatieve producten tegen een lage prijs. A horse never runs so fast as when he has other horses to catch up and outpace. Maar het concurrentiebeleid betekent meer dan materiële welvaart. Om de analogie met een sportwedstrijd door de trekken: u vindt het van intrinsiek belang dat de wedstrijd fair verloopt, dat de hardste werker of de meest getalenteerde de grootste kans maakt op glorie, dat een spannende nieuwkomer ook een kans krijgt. In een handboek prijstheorie is ‘vrije concurrentie’ dan wel positief en eenduidig gedefinieerd; in een beleidscontext is het een waardegeladen en dus tijds- en plaatsgebonden begrip. De cyclische interpretatie van het concept ‘concurrentie’ wordt duidelijk geïllustreerd in het Europees mededingingsbeleid. Veertig jaar lang werd dit beleid sterk beïnvloed door het ordoliberalisme dat ontstond in het Duitsland van de jaren ‘30. Geconfronteerd met economische, sociale en politieke chaos na het instorten van de Weimarrepubliek, focuste de school zich op het vermijden van economische en politieke machtsconcentraties. Vrije concurrentie of rivaliteit stond synoniem voor de economische en politieke vrijheid van het individu omdat het de macht
12
VOSEKO magazine
versplintert. Ordoliberalen pleitten evenwel niet voor laissez-faire. Een vrije samenleving is gestoeld op duidelijke spelregels die gebaseerd zijn op het in stand houden van het schoolvoorbeeld van een competitieve marktstructuur. Lange tijd bestond de rol van de Commissie – de EU mededingingsautoriteit – dus uit het vormelijk aftoetsen van ondernemerspraktijken aan de wet. In de jaren ’90 kwam er felle kritiek op deze legalistische, marktvorm-gebaseerde benadering van concurrentie. Als repliek introduceerde de Commissie haar ‘meer economische aanpak’. Voortaan worden mededingingszaken – naar het voorbeeld van de Chicago School – exclusief in termen van hun effect op de consumentenwelvaart beoordeeld. Concurrentie wordt niet meer benaderd als een proces van rivaliteit, maar als een eindresultaat: efficiëntie. In mijn doctoraatsonderzoek ga ik na wat de grenzen zijn van de economische aanpak binnen een EU-context. Inzichten uit economie, recht en historisch-institutionalisme tonen aan dat er ruimte is voor hervorming. Het oude normatieve kader blijft echter nazinderen. De hardnekkigheid is deels toe te schrijven aan de unieke doelstelling van het EU concurrentiebeleid: het behoud van de interne markt. Tot op vandaag is deze laatste niet volgroeid. Het Hof, hoeder van de Verdragen, is duidelijk: economische integratie moet een prioriteit blijven. Het ontkent stellig dat het mededingingsrecht enkel van toepassing is als de consumentenwelvaart bedreigd wordt. De focus op integratie staat een puur economische benadering in de weg.
Een andere oorzaak is de typisch Europese houding tegenover zowel markten als overheden. Europeanen hebben minder vertrouwen in de markt dan Amerikanen. Ze verwachten dat de overheid economische macht aanstuurt en de vruchten van de marktwerking herverdeelt. De meeste politieke krachten in Europa plaatsen stabiele productie en werkgelegenheid boven efficiëntie. Mijn voorspellingsmodel dat rekening houdt met politieke factoren blijkt effectief beter in staat de beslissingen van de Commissie te verklaren dan het model dat enkel opgebouwd is uit economische variabelen – zowel voor als na de hervorming. Het debat naar de intensiteit van overheidsingrepen in de markt woedt opnieuw in alle hevigheid. Ik voorspel dat de slinger voor een stuk zal terugkeren en dat de interpretatie van concurrentie als een publiek goed opnieuw aan belang zal winnen. Dat concurrentie staat voor pluralisme, keuzevrijheid, fairheid is in Europa nog altijd een belangrijke legitimatie voor het concurrentiebeleid. Het is overigens interessant om te zien dat ook de publieke opinie in de VS zich zorgen begint te maken over het ‘democratisch deficit’ van hun, traditioneel minder interveniërende, antitrustbeleid. Voor het eerst lijkt er geen sprake te zijn van een convergentie van het Europese beleid richting het Amerikaanse model, maar omgekeerd. Wij, economen, zijn getraind om te denken in termen van efficiëntie. Dat levert ons “nette” tools op om de marktwerking te analyseren. Industriële economie – de tak van economie die de theorie aanlevert voor het mededingingsbeleid – is dan ook sterk ontwikkeld. De vertaling ervan naar de werkelijkheid loopt een pak chaotischer. ‘Ik vind het een heerlijke uitdaging om na te denken over de manier waarop de verschillende gezichten van concurrentie op een “nette” manier geanalyseerd en afgewogen kunnen worden.’ Tenslotte wil zelfs een econoom niet moeten kiezen tussen libertijnse waarden en materiële welvaart.
Onderzoeker aan het woord Bio Dr. Mieke Audenaert + Diploma’s -> Doctor in de Toegepaste Economische Wetenschappen (UGent, 2014); -> Licentiaat Politieke en Sociale Wetenschappen (UGent, 1999). + Professioneel -> Doctor-assistent Personeels- en Organisatiemanagement -> Ervaring in HRM consultancy
HRM én leidinggevende: cruciaal voor welzijn op het werk Human Resource Management (HRM) beïnvloedt prestaties van medewerkers. Dat is de voorbije twee decennia ruimschoots bewezen door vele onderzoekers. De beste effecten krijgen we als uitdagende jobvereisten gepaard gaan met een sterke investering in menselijk kapitaal. Op die manier kan HRM waarde toevoegen voor de organisatie, en dus haar legitimiteit verdienen. Voor die legitimiteit is het echter steeds belangrijker om prestaties op een gebalanceerde manier te benaderen. Ook de volgende afweging is nu aan de orde: ‘Is HRM positief voor welzijn op het werk’ of ‘Zorgt HRM voor hogere prestaties ten koste van de medewerkers’? Zo blijkt dat HRM met uitdagende jobvereisten mensen intrinsiek motiveert. Het verschaft mensen ‘goesting’ in hun werk en verhoogt zo hun jobtevredenheid. Tegelijkertijd echter leiden dezelfde uitdagende jobvereisten mogelijks tot burn-out. In recent onderzoek bekijken we hoe HRM en de leidinggevende welzijn op het werk beïnvloeden. Daartoe deden we een time-lagged studie van meer dan 1000 medewerkers in een 80-tal verschillende jobs. Werkrelatie met leidinggevende Wat we vonden is relevant: HRM is van belang voor welzijn op het werk, maar de positieve uitwerking hangt af van de individuele werkrelatie met de leidinggevende. Leidinggevenden ontwikkelen een verschillende werkrelatie met hun medewerkers. Net zoals we in ons privéleven gunstige en minder gunstige relaties
Vergelijk het met een ladder beklimmen: elke trede naar omhoog symboliseert een versterkte vertrouwensrelatie door wederzijdse bijdragen.
aangaan met anderen, is dat ook zo op het werk. Als medewerker kunnen we gezegend zijn met een constructieve werkrelatie met onze leidinggevende, gebaseerd op professioneel respect en vertrouwen. Vergelijk het met een ladder beklimmen: elke trede naar omhoog symboliseert een versterkte vertrouwensrelatie door wederzijdse bijdragen. Deze constructieve werkrelatie is cruciaal voor welzijn op het werk.
job. In de context van uitdagende jobvereisten verleent de constructieve werkrelatie medewerkers meer toegang tot de schaarse investeringsmogelijkheden van de job. Dit werkt intrinsiek motiverend, wat jobtevredenheid bevordert en kansen op een burn-out verlaagt. Deze bevindingen impliceren dat er grote verschillen zijn op het vlak van welzijn tussen collega’s afhankelijk van hun werkrelatie met de leidinggevende.
De beste effecten voor medewerkerswelzijn worden behaald als HRM en de werkrelatie allebei ‘het investeren in de medewerker’ beklemtonen. De medewerker kan erop vertrouwen dat de organisatie op lange termijn in de medewerker zal investeren. HRM signaleert dit door tal van investeringsmogelijkheden aan te bieden aan de medewerker, zoals loopbaanmanagement, opleiding en participatie. Voor medewerkers met een constructieve werkrelatie, rijmen deze signalen van HRM met wat hun leidinggevende hen voorhoudt. Doordat HRM en de leidinggevende investeren in de medewerker, voelt de medewerker zich aan zet om uitdagende jobvereisten met succes te vervullen. Dit komt ten goede aan welzijn op het werk.
Voor HR managers betekent dit dat HR programma’s voor welzijn op het werk niet voldoende zijn. Ook is het cruciaal om leidinggevenden bewust te maken van hun rol op dit vlak. Dat HRM én de leidinggevende een gezamenlijke rol spelen voor medewerkers is iets waar vaak wordt vanuit gegaan. Ons onderzoek draagt bij aan het begrip hoe deze gezamenlijke rol in elkaar zit. In ander onderzoek, focussen we op deze gezamenlijke rol voor andere uitkomsten zoals creativiteit en innovatie.
Ook blijkt dat een constructieve werkrelatie sterk compenseert voor een HRM met weinig investeringen in de medewerkers. Schaarse investeringsmogelijkheden zorgen ervoor dat medewerkers nog meer de opportuniteiten van een constructieve werkrelatie waarderen. De leidinggevende geeft waar mogelijk kansen en steun ondanks beperkingen van de
VOSEKO magazine
13
------- terugblik -----------------------
(1) ---- HIGH HEELS, HIGH FUNCTIONS Topvrouwen over genderdiversiteit op de werkvloer Op 8 december organiseerde Voseko een evenement om enkele vrouwelijke captains of industry in de kijker te zetten: ‘High heels, high functions’. Op het evenement verklaarden deze vrouwen hoe ze carrière maakten, en ze deelden hun ervaringen als vrouw in de hoogste regionen van de maatschappij. Het debat werd gemodereerd door Mia Doornaert, gerenommeerd journaliste bij De Standaard. De inleiding werd voorzien door prof. Mirjam Knockaert, die de problematiek van doorstroming van vrouwen naar topfuncties duidde aan de hand van een recente studie. Hieruit bleek dat mannen dubbel zoveel kans maken om tot het middle management te behoren en vijf keer zoveel voor de positie van CEO.
Françoise Roels startte haar carrière bij Loyens, en na carrière gemaakt te hebben bij JP Morgan en Belgacom werd ze lid van de raad van bestuur van Cofinimmo. Als medeoprichtster van ‘Women on Board’ voorziet ze een platform met vrouwelijke topprofielen. Er moet – volgens haar – nog veel gebeuren vooraleer vrouwen representatief vertegenwoordigd zijn aan de top. Ze beklemtoont dat vrouwen zich vaak focussen op de jobinhoud en hierin willen uitblinken. Aan netwerken doen ze te weinig, wat een belangrijke stap is om sponsors te vinden of carrière te maken. Net als Anne De Paepe wees ze op het belang van de vrouwelijke leiderschapskenmerken: ‘wees een vrouw, blijf een vrouw’.
Anne de Paepe werd in 2013 de eerste vrouwelijke rector aan de UGent. Haar ervaringen in de academische wereld bevestigden wat in de studie ook naar voor kwam: vooral bij de doorstroming naar middle management haken veel vrouwen af. Ze waarschuwde ook dat perfecte gendergelijkheid niet het streefdoel is, maar wel genderdiversiteit: een beleid gebaseerd op de complementariteit van vrouwelijke en mannelijke leiderschapskenmerken. Ze gaf ook een tip mee voor de vrouwelijke studenten in de zaal: vrouwen moeten minder van zichzelf eisen en meer ondersteuning inschakelen, onder meer van de partner. Het is onmogelijk om de perfecte werknemer te zijn én een vlekkeloos huishouden te hebben. Over haar persoonlijk carrièrepad getuigde Anne de Paepe dat niets gepland was. ‘Kansen moet je met beide handen grijpen, de concrete planning komt later wel.’ Ze getuigde ook over de voorbeeldfunctie van een moeder en het belang van de opvoeding, met echte quality time.
Lutgart Van den Berghe werd vier jaar op rij tot machtigste zakenvrouw van Nederland verkozen. Ze verklaarde dat het glazen plafond niet in de raad van bestuur zit, maar lager. De verhoogde vertegenwoordiging van vrouwen in de raad van bestuur zou ook niet de verhoopte trickle-downeffecten naar het middle management opleveren. Ze pleit voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in het middle management: mannen zijn meer risico-gericht en denken op korte termijn, daar bieden vrouwen een tegengewicht omdat ze op langere termijn denken en minder snel risico’s nemen. Het ouderschap is volgens haar het zwaarste glazen plafond. Dat houdt in dat je als vrouw belangrijke knopen moet doorhakken waarbij een goed partnership essentieel is. Geef je als werkgever een vrouw flexibiliteit, dan krijg je loyaliteit terug.
14
VOSEKO magazine
Evelien Putman werd na haar loopbaan bij Citi en Flanders Investment & Trade als crisismanager aangesteld bij Tailormade Logistics. In enkele jaren slaagde ze er met een gezonde dosis lef en inzicht in om het sterk verlieslatende bedrijf terug op de rails te krijgen waarvoor ze in 2012 meerdere prijzen won. Haar ervaring in Finland leerde haar dat gelijkheid ook té ver kan doorslaan. Mannen en vrouwen zijn inherent anders, het is belangrijk om je eigenheid te behouden. Ze gaf als tip mee dat vrouwen zich niet voor zichzelf moeten excuseren en moeten durven complimenten te ontvangen. Mia Doornaert deelde als moderator ook haar eigen ervaringen. Een work-lifebalans mag tijdelijk uit balans zijn, dat is op zich geen probleem. ‘Spring op de trein als hij langskomt, want hij komt geen twee keer.’ Ze gaf een concreet voorbeeld van cultureel ingewortelde vooroordelen: een vrouwelijke medereiziger van Yves Leterme werd meteen als secretaresse gezien. Het debat eindigde met een vragenronde. Men concludeerde het volgende: er heerst momenteel nog een grote ongelijkheid, maar het is slechts een kwestie van tijd voor de mentaliteit zal wijzigen.
Op 25 februari kreeg Voseko de kans om een kijkje te nemen achter de schermen van Volvo Trucks te Oostakker. De Volvo Trucks Group is een van ’s werelds meest toonaangevende fabrikanten van vrachtwagens, bussen, bouwmachines en scheeps- en industriële motoren. De EMEA fabriek in Gent is de grootste vrachtwagenfabriek van de Group en stelt ongeveer 4000 mensen tewerk. Naast de eindassemblage worden de cabines aangekleed in de Cab Trim en de banden op de wielen geplaatst in het Fitting Center. Verder was de fabriek, dankzij de bouw van windturbines en de installatie van een nieuw verwarmingssysteem op basis van biomassa, in 2007 de eerste CO2-neutrale onderneming in België. Na een korte presentatie over de historiek en de groei van de site, kreeg Voseko in de fabriekshal een impressie van de werking van zowel de assemblage als het onderdelencentrum. Twee ploegen, gespreid over de dag, zorgen ervoor dat er dagelijks maar liefst 200 vrachtwagens van de band rollen. Het bedrijfsbezoek werd afgesloten met een receptie.
foto’s © Volvo
VOSEKO magazine
15
------- terugblik -----------------------
(2) ---- Voseko bezoekt Volvo Trucks
foto’s © alexander popelier
------- studenten -----------------------
Interview met Justine Bourgeus: muzikante bij Tsar B én FEB-studente Het grote publiek kent Justine Bourgeus (22) vooral als violiste bij ‘School is Cool’, maar anno 2016 draait haar soloproject Tsar B op volle toeren. Naast haar succesvolle muziekcarrière studeert Justine ook aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent. Ze combineert haar derde jaar Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) met Tsar B. Op het eerste zicht geen evidente opdracht. ‘Ik ben heel ambitieus en heb die tegenpolen nodig om geboeid te blijven’, verklaart ze. Waarom de keuze om met Tsar B een solocarrière te beginnen? Ik ben al altijd muzikante geweest en starten met een solocarrière was geen bewuste keuze. Ik raakte steeds meer geïnteresseerd in producen, kocht een eigen programma – Logic Pro X – waarmee ik begon te experimenteren en kreeg de smaak te pakken. Mijn vrienden waren mijn klankbord en gaven feedback op de nummers dat ik zelf producete. Vorige zomer besloot ik iets te doen met de vier nummers waar ik enthousiast over was. Begin september komen die uit op EP. Het eerste wapenfeit van Tsar B was de cover ‘Back to Black’ van Amy Winehouse. Je zong dat nummer samen in met ‘Oscar And The Wolf’. Hoe kijk je terug op die ervaring? Ik sta 100% achter elk nummer dat ik uitbreng of waar ik aan meewerk. De cover met Max (Colombie, frontman van ‘Oscar And The Wolf’, n.v.d.r.) nam ik in een paar uur op en het was enorm leuk om te doen. Ik trad samen met ‘Oscar And The Wolf’ op in het Sportpaleis en dat was meteen dé grote vuurdoop van Tsar B. Op welk Tsar B-nummer ben je heel trots? Met elk nummer probeer ik een nieuw stuk van mezelf vrij te geven. ‘Myth’ en ‘Escalate’ zijn voorlopig de enige twee nummers die uit zijn. De andere nummers op de EP brengen dan weer een ander aspect van mezelf naar boven. Eén van die nieuwe nummers wordt het meest toegankelijke, toch voor wie mijn muziek weet te appreciëren (lacht).
en genres net los te laten wanneer ik een nummer maak. Mijn muziek is misschien nog het meest een speciale vorm van R&B. Naar indiegroepen die ik goed vind, probeer ik niet te veel te luisteren zodat het mijn werk niet beïnvloedt. Speel je liever voor een groot publiek of voor een kleine zaal? Met ‘School is Cool’ stond ik heel graag op de grote festivals. De concerten op Pukkelpop waren een onvergetelijke, muzikale ervaring en ik vond het heel cool om voor zo’n groot publiek te spelen. De muziek van Tsar B vraagt meer om een kleine zaal die een donkere, mysterieuze sfeer geeft. Bij het ter perse gaan, kijkt Justine daarom erg uit naar haar eerste soloshow in de AB op 4 mei. Met welke (internationale) artiest ambieer je nog een samenwerking? Met Kendrick Lamar. Hij is cool, veelzijdig, zijn teksten zijn geniaal en hij is ook ontzettend slim en doordacht.
Je omschrijft de muziek als ‘dark blue oriental R&B’ en de inspiratie voor de Oosterse klanken van ‘Escalate’ haal je uit de Disney-film Alladin. Wie is op muzikaal vlak hét grote voorbeeld van Tsar B? Ik haal mijn inspiratie uit verschillende muziekgenres. Soms uit klassieke muziek van Handel of Bach, maar ook uit de nummers van Rihanna of Beyoncé … Af en toe kan een beeld me ook inspireren.
Je zit nu in je derde jaar TEW aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent. Hoe valt Tsar B te combineren met je studies? Die combinatie werkt perfect voor mij. Ik begon bij ‘School is Cool’ toen ik 17 à 18 jaar oud was en dat gaf voor mij ook de doorslag om iets te studeren wat er totaal niet bij aanleunde. Ik koos voor een economische opleiding omdat ik tegenpolen nodig heb om geboeid te blijven. Dat paradoxale zit blijkbaar vervat in mijn persoonlijkheid, lacht Justine. Ik heb dat veelzijdige nodig.
Je wordt vaak de ‘indiequeen van 2016’ genoemd, soms lezen we ook ‘de nieuwste R&B-relevatie’. Welke term dekt volgens jou de lading het meest? Ik hoor niet echt thuis binnen één hokje, denk ik. Ik probeer alle regels
Wanneer ik een lange periode op tour ben, kijk ik ernaar uit om mij te focussen op mijn economische studies. Maar dat geldt ook omgekeerd: na een examenperiode ben ik blij dat ik me weer mag uitleven met Tsar B. Dat lukt me tot nu toe aardig, want ik ben heel ambitieus in alles wat
16
VOSEKO magazine
Ik koos net voor een economische opleiding omdat het lijnrecht tegenover mijn muzikale carrière staat. ik doe. Ik slaag erin om snel van mindset te switchen en de ene periode voluit voor mijn studies te gaan en dan weer voor Tsar B. Door Tsar B kan ik weinig naar de les komen, dus doe ik mijn examens vooral op basis van zelfstudie. In de blokperiode ben ik erg gemotiveerd en concentreer ik me volledig op de leerstof. Ik leer vooral de essentie en verspil geen tijd aan details. Ik houd ook van het logische van economie, het past bij mijn manier van denken. Waarom heb je ooit voor TEW gekozen en houdt de opleiding in wat je verwacht had? Al had ik het nogal voor wetenschapsvakken (wat je vooral in de opleiding Handelsingenieur hebt, n.v.d.r.), wist ik vrij snel dat ik TEW wou studeren omdat de opleiding het meest ‘sociale vakken’ heeft zoals bv. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Personeelsbeleid. De richting houdt in wat ik ervan verwachtte en ik ben ook heel blij met de faculteit Economie op zich. De mensen bij de studentenadministratie,
het decanaat en de proffen zijn heel begripvol als het over mijn muzikale carrière gaat en maken er nooit een probleem van als ik iets moet verplaatsen door een agendaprobleem. Als je ooit moet kiezen tussen je succesvolle solocarrière of een topfunctie in de bedrijfswereld … Mijn solocarrière zit nu in een stroomversnelling, daarom ga ik nu op die kansen in. Een goede job in de bedrijfswereld sla ik zeker niet af éénmaal ik mijn diploma heb. Veel hangt uiteraard af van hoe het blijft evolueren met Tsar B. Ik sta altijd open voor nieuwe uitdagingen, want touren lijkt gemakkelijk, maar is het niet altijd. Het kan heel vermoeiend zijn. Waar zie je jezelf binnen vijf jaar? Ik wil graag producen en liedjes schrijven voor andere artiesten. Ik kijk ernaar uit om mijn skills als producer naar een hoger niveau te tillen. Mijn economisch inzicht kan misschien helpen om het allemaal rendabel te houden (knipoogt). Lies Vermeesch
Op woensdag 4 mei treedt Tsar B op in de AB : www.abconcerts.be
VOSEKO magazine
17
---- De faculteit en haar onderwijs ------------
Double degree-akkoorden met Omaha, Göttingen en Luik De faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent sloot met drie andere universiteiten samenwerkingsakkoorden voor vijf jaar in het kader van een ‘double degree’-programma. In zo’n programma is er een gemeenschappelijk opleidingstraject, maar de betrokken instellingen reiken een apart diploma uit. Voor het traject vertrekt men vanuit de bestaande opleiding van beide onderwijsinstellingen.
Dit initiatief heeft een enorme meerwaarde voor studenten: ze behalen twee masterdiploma’s en doen ervaring op in het buitenland. Studenten moeten minstens één derde van de omvang van de opleiding – uitgedrukt in studiepunten – verwerven aan de partneruniversiteit. In de praktijk spenderen studenten de helft van de duurtijd van de masteropleiding aan de FEB en de overige tijd aan de andere universiteit. Gedetailleerde afspraken rond het studieprogramma, de evaluatie, registratieprocedure … worden beschreven in de eigenlijke overeenkomst.
De double degree-akkoorden leiden tot deze diploma’s: Universiteit Gent ‘faculteit Economie en Bedrijfskunde’ & ‘College of Business Administration’ aan de University of Nebraska (Omaha): • Master in Business Administration (Omaha) • Master of Science in Business Economics – Main Subject ‘Accountancy’, ‘Corporate Finance’ of ‘Marketing’ (UGent) • Master of Science in Business Engineering – Main subject ‘Operations Management’, ‘Data Analytics’ of ‘Finance’ (UGent) • Master of Science in Economics Universiteit Gent ‘faculteit Economie en Bedrijfskunde’ & ‘HEC-école de gestion’ de l’ Université de Liège: • Master en Ingénieur de gestion à finalité spécialisée en Supply Chain Management and Business Analytics (ULg) • Master of Science in Business Engineering – Main subject: Operations Management (UGent) Universiteit Gent ‘faculteit Economie en Bedrijfskunde’ & Georg-August Universität Göttingen: • Master of Science in Business Economics (UGent) • Master Studiengang in Finanzen Rechnungswesen Steuern (Göttingen)
18
VOSEKO magazine
Mail voor meer info rond deze double degrees naar
[email protected]
Waarom koos je ervoor om je Erasmusavontuur in Gent te beleven? Dat liep toevallig zo. Ik wist zeker dat ik in de Benelux wilde terechtkomen omdat je daar veel mooie steden hebt op een kleine afstand van elkaar. Ook de kwaliteit van de universiteiten speelde een rol in mijn beslissing. Erasmus zag ik zeker niet als vrijkaartje om een paar maand te gaan feesten in het buitenland. Ik zorgde ervoor dat de vakken ongeveer overeenstemden met mijn lessenpakket van thuis. Uiteindelijk ging het nog tussen de UGent en de Universiteit van Groningen in Nederland. Stiekem ben ik erg blij dat het Gent geworden is: een vriendin werd ook geselecteerd, dus we keken samen uit naar onze buitenlandse ervaring. Gaat het er aan de UGent anders aan toe dan aan de Comenius Universiteit in Bratislava? Het grootste verschil is dat ik in Bratislava aan de faculteit Wiskunde studeer. In Gent kwam ik terecht op de faculteit Economie en Bedrijfskunde. Het viel me op dat de leerstof op een andere manier wordt gedoceerd aan de UGent. De proffen starten vanuit een globaal concept en de details krijgen we pas later mee zodat we ze kunnen toepassen op een project of taak. Aan de Comenius Universiteit is dat helemaal andersom, ik vond de afwisseling wel verfrissend. Verder was ik aangenaam verrast door de bekwaamheid van de professoren. Omdat het mensen zijn die zelf in het bedrijfsleven staan, was het interessanter om naar hun ervaringen te luisteren. Ik merkte veel professionele individuen op in Gent. Ook de studenten waren zeer gedreven, ze nemen de opleiding heel serieus. Ik was een meer informele omgang gewoon.
Heeft je ervaring aan de FEB een invloed gehad op je carrièrekeuze? Op dit moment weet ik nog niet wat ik wil doen, maar gelukkig heb ik nog tijd om daar over na te denken. Ik leerde wel veel bij van mijn ervaringen in België. Mijn fiets werd gestolen in Gent en bij mijn terugkeer naar Bratislava stond ik te wachten aan de verkeerde luchthaven. Dergelijke blunders maak je niet mee als je niets onderneemt. Je leert het hoofd koel te houden en zoekt actief naar een oplossing. Dat leer je niet in een aula aan de universiteit. Studeren in het buitenland was erg leerzaam voor mij (lacht). Verschilt België op cultureel vlak met Bratislava? Buiten het fietsen, merkte ik in het dagelijkse leven niet veel verschil. Ik heb veel gefietst in Gent … In Slowakije is dat helemaal niet zo gebruikelijk, maar ik vond het geweldig. Op korte tijd bezocht ik een tiental Belgische steden. De culturele rijkdom in de oude stadscentra is verbluffend, maar ook de moderne architectuur in België mag gezien worden. De Belgen waren ook enorm vriendelijk en beleefd. Zelfs wanneer ze aan het werk zijn, dat is in Slowakije enigszins anders. Ik dacht net dat je Bratislava een aanrader vond als studiebestemming? Natuurlijk! Het onderwijs is er goed en je kan heel goedkoop op café (lacht). Maar er is nog meer. Zelf ben ik verzot op de traditionele Slowaakse keuken: zuurkoolsoep, gnocchi, strudel, ... De oude stad van Bratislava is erg mooi. Je kan er wandelingen maken en er zijn regelmatig openluchtconcerten. In de kerstperiode worden de pleintjes versierd en geniet je er
van traditionele muziek. In de zomer wordt de stad elke vrijdag overspoeld door jongeren op rollerskates. Waaghalzen springen met een touw van een brug. Bovendien kan je hier goed uitgaan en betaal je minder dan een avondje stappen in Gent. Dat klinkt goed, maar ik hou meer van de natuur. Is Bratislava dan wel iets voor mij? Ja hoor, de Slowaakse grotten en kastelen zijn best indrukwekkend. Ik maak graag lange wandelingen in een van de vele bossen in de buurt. Als je stil bent kom je vaak inheemse dieren tegen, zoals lynxen en marmotten. Met de boot ben je trouwens in een mum van tijd in Wenen. Als je meer tijd hebt kan je ook Budapest en Praag bezoeken. Maar je gaat liever in Bratislava blijven, geloof me. Felix Peeters
‘De professoren van de FEB staan vaak zelf in het bedrijfsleven en dat maakt het extra interessant om naar hen te luisteren.’ foto 2016 © Patrik Dillinger
De Slowaakse Alexandra Ravingerová studeerde in 2015 een semester aan de UGent op de faculteit Economie en Bedrijfskunde. Ze vertelt Voseko hoe ze dit avontuur ervaren heeft en overtuigt ons op haar beurt hoe fantastisch Bratislava is als Erasmus-bestemming voor Gentse studenten.
------- studenten -----------------------
Slowaakse studente ontdekt de FEB
bio Naam -> Alexandra Ravingerová Leeftijd -> 22 Opleiding -> Financiële Wiskunde en Mathematisch Modelleren Hobby’s -> Dans, indoor klimmen, presenteren studentenradio
VOSEKO magazine
19
------- opinie -----------------------
Professor Walter Van Trier
Het basisinkomen ‘Gratis geld voor iedereen.’ Al is het slechts één van de vijf grote ideeën, die de Nederlandse publicist Rutger Bregman in zijn gelijknamige boek aanprijst om de wereld te veranderen, toch is het vooral zijn pleidooi voor de invoering van een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen dat tot de verbeelding spreekt en dat ook in Vlaanderen uitvoerig de pers haalde. Het boek van Bregman is trouwens niet het enige dat de idee van een basisinkomen recent terug in de belangstelling bracht. Zwitserland organiseert in juni een referendum over de invoering ervan. De Finse regering bestelde een haalbaarheidsstudie die tegen 2017 moet nagaan hoe men een experiment kan opzetten om de effecten van een basisinkomen te bestuderen en de werkbaarheid ervan te evalueren. En ook in Nederland overwegen een aantal steden de invoering ervan of plannen ze, zoals in Utrecht, experimenten. Onvoorwaardelijk Bij dit type voorstellen staat het basisinkomen voor een uitkering op regelmatige basis waarop iedereen onvoorwaardelijk recht heeft. Iedereen en onvoorwaardelijk, dat betekent dus geen middelen- of inkomenstest (zoals bij het huidige leefloon); geen vereiste van voorafgaande bijdragen (zoals bij de huidige sociale verzekeringen) en ook geen verplichting tot werkbereidheid (zoals in toenemende mate het geval is in het huidige activeringsbeleid). Kortom, de invoering van een basisinkomen zou ons doen terechtkomen in wat men een ‘twee-inkomensstromenland’ kan noemen. De eerste inkomensstroom bestaat uit het (gelijke) bedrag dat iedereen van rechtswege onvoorwaardelijk toekomt; de tweede inkomensstroom is het conglomeraat van alle andere vormen van inkomen, gaande van de verschillende soorten marktinkomens die we nu kennen tot een aantal voorwaardelijke uitkeringen die nog blijven bestaan. Eenvoudig idee dus, zegt men dikwijls, met erg veel recente aandacht. Maar ook – en misschien wel daardoor – een groot risico op erg veel misverstanden.
20
VOSEKO magazine
Geen nieuw begrip Hoewel van een georganiseerde en wereldwijde discussie over het basisinkomen pas echt sprake is vanaf midden de jaren tachtig van de vorige eeuw, onder impuls van het baanbrekend werk van de Louvain-la-Neuve filosoof Philippe Van Parijs, is het basisinkomen niet nieuw. Een uitgewerkte ethische verantwoording en een rudimentair voorstel tot invoering ervan vindt men reeds terug op het einde van 18e eeuw in het werk van Thomas Paine, één van de belangrijkste inspiratoren van de Amerikaanse revolutie en grondlegger van de mensrechten. Sindsdien steekt het basisinkomen met een grote regelmaat terug de kop op. Enkel de periode na de Tweede Wereldoorlog overschouwend telt men onder de voorstanders oud-EEG-commissarissen (Sicco Mansholt, Ralf Dahrendorf), een ex-adjunct hoofdredacteur van The Financial Time (Samuel Brittan), politieke filosofen gelieerd aan de Occupy-beweging (Toni Negri, Slavoj Zizek) en minstens vijf Nobelprijswinnaars Economie (Jan Tinbergen, James Meade, Milton Friedman, James Tobin, Herbert Simon). Naast principiële ethische argumenten, waarvan de meest uitgesproken en consistente versie zonder twijfel te vinden is in Philippe Van Parijs’ Real Freedom for All (Oxford University Press, 1995), doen voorstanders ook beroep op een veelheid van pragmatische argumenten. Een basisinkomen, zo stelt men, zou niet enkel een grondige harmonisering van rationalisering van het huidige uitkeringsstelsel mogelijk maken en zo zorgen voor meer transparantie en minder bureaucratie. Maar het zou ook helpen bij de preventie van (financiële) armoede of het bestrijden ervan alleszins vergemakkelijken. Daarnaast zou het een gunstig effect hebben op de werking van de arbeidsmarkt door het wegwerken van de werkloosheidsval én vooral ook fungeren als een loonsubsidie voor het lagere einde van de arbeidsmarkt, waardoor minder gekwalificeerde werknemers relatief betere perspectieven op jobs krijgen. Omdat men een onvoorwaardelijke en universele uitkering ook kan beschouwen als een subsidiering van vrije tijd of van een minder productieve of meer ambachtelijke
activiteit verwachten sommige voorstanders van een basisinkomen ook een stimulans voor een meer ecologische wijze van produceren. De tegenargumenten vormen meestal een spiegelbeeld van het voorgaande. ‘Iets geven voor niets’ is moreel onaanvaardbaar, zullen tegenstanders benadrukken en bovendien zullen ze erop wijzen dat er meer effectieve en efficiënte manieren zijn om armoede uit te bannen of werkloosheid te bestrijden dan uitkeringen die ook toevloeien aan wie ze niet nodig heeft. Voorstanders, zo luidt een ander tegenargument, maken zich trouwens grote begoochelingen wat betreft de betaalbaarheid van het systeem. De argumenten van voor- en tegenstanders wijzen op een tweede belangrijke misvatting, die veelal opduikt in discussies over het basisinkomen. Door vooral, zo niet uitsluitend de nadruk te leggen op de uitkeringskant van het systeem – onvoorwaardelijk uitgekeerd aan iedereen ofwel ‘gratis geld’, nietwaar – veronachtzamen vele deelnemers aan het debat dat een basisinkomen altijd en onvermijdelijk deel moet uitmaken van een breder pakket aan maatregelen. Minimaal gaat het om een pakket dat naast de beslissing over de vorm die de uitkering aanneemt – welk bedrag? hoe geadministreerd? wie heeft er recht op? – minstens ook iets moet zeggen over hoe men de middelen vergaart om deze uitgave te financieren. Minimaal, want in de meeste realistische voorstellen zal zo’n pakket ook moeten voorzien wat er na de invoering van een basisinkomen moet gebeuren met de bestaande uitkeringen. Vervangt het geheel of ten dele het leefloon, de kinderbijslagen, de werkloosheidsuitkeringen, de pensioenen, … of doet het dat niet? En wat met mogelijk interfererende regelgeving in aangrenzende percelen, zoals de fiscaliteit of het arbeidsrecht. Wat is na de invoering van een basisinkomen, bijvoorbeeld, de rol van het minimumloon? Of van de bestaande loonsubsidies? Bovendien zal een realistisch voorstel ook moeten voorzien in een tijdspad waarlangs men het basisinkomen uitrolt. Want al kan men zich de invoering via een Big Bang scenario theoretisch wel voorstellen – geef iedereen een bankrekening en stort daar automatisch
Simpel idee? Misschien wel. Simpelweg in te voeren? Zeker niet dus. Maar betekent deze waslijst van praktische problemen nu dat men de idee best afvoert en ze als ‘utopisch’ (in de slechtste betekenis van dat woord) terzijde schuift? Toch niet lijkt mij. Invoering Een belangrijk argument om voorstellen voor de invoering van een basisinkomen ernstig te nemen vind ik in de vaststelling dat onze huidige vormen van sociale bescherming zowel als onze huidige vormen van arbeidsmarktregelgeving minstens voor wat betreft bepaalde onderdelen vandaag al sterk onder druk staan omwille van een aantal belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Druk die men niet enkel kan afdoen als het resultaat van wat critici typeren als een door marktfundamentalisme gedreven neo-liberaal offensief. (Even terzijde: wie nog altijd deze laatste stelling huldigt, zou beter enige tijd besteden aan de ontnuchterende lectuur van het recentste boek van James Galbraith, The End of Normal, Simon & Schuster, 2014.) Inderdaad, zelfs als men de toekomst erg rooskleurig bekijkt en, zoals Erik Brynolfsson en Andrew Mcaffee in The Second Machine Age (W.W. Norton and Co, 2014), niet verwacht dat een doorgedreven robotisering zal leiden tot ‘technologische werkloosheid’, is het waarschijnlijk dat de toekomstige jobs er erg anders gaan uitzien. Ze zullen zich bevinden in andere sectoren en andere beroepen, met andere kwalificatievereisten en andere loopbaankarakteristieken en, vooral ook, met een ander ‘job format’. In een recente bijdrage wijst de Britse econoom en vroegere directeur van het ILO Decent Work programma, Guy Standing, op studies die verwachten dat in het volgende decennium een groot deel van
de arbeidstransacties ‘online’ zullen gebeuren als onderdeel van een zogeheten ‘on-demand economy’. ‘Taskers’ noemt hij de werkers die in dit groeiende segment van de arbeidsmarkt actief zullen zijn. De belangrijke vraag, die deze ontwikkelingen oproepen, is of en hoe onze huidige vormen van sociale bescherming en arbeidsmarktregulering, die nog altijd in hoge mate uitgaan van het model van het vroegere dominante job format in de industrie (vast contract bij dezelfde werkgever voor langere tijd, gekoppeld aan een kostwinnersmodel) in de toekomst zullen blijven voldoen. Meer jobs in de zorgsector brengt wellicht mee dat werknemers omwille van de emotionele belasting nood hebben aan een systeem dat toelaat om regelmatig ‘bij te tanken’. Meer jobs in sectoren die onderhevig zijn aan piekmomenten of grote seizoenschommelingen vergen systemen die meer flexibiliteit toelaten. Meer jobs in sectoren gekenmerkt door een snelle kennisontwikkeling nopen tot systemen die periodes van herbronning, herscholing en bijscholing toelaten. In elk van deze gevallen, is de vraag hoe dit soort ontwikkelingen geïncorporeerd kan worden in het bestaande bestel zonder maatschappelijk zinvolle, want productieve ontwikkelingen af te remmen én zonder in te boeten op het huidige niveau van bescherming tegen risico’s. En dan spreken we nog niet over nog moeilijker integreerbare praktijken zoals afroepcontracten of mini-jobs en evenmin over het risico dat deze ontwikkelingen leiden tot een toenemende ongelijkheid. Pogingen om de nadelige gevolgen van dit soort ontwikkelingen op te vangen binnen de huidige structuren, zoals men bijvoorbeeld tracht te doen met flexi-jobs, berusten veelal op ad hoc beslissingen die nauwelijks rekening houden met het bredere kader of gebaseerd zijn op een coherente globale hervormingsstrategie. Precies op dat punt kan het basisinkomen erg nuttig blijken. Zelfs voor wie de idee omwille van morele of praktische bezwaren niet genegen is, kan het een goed ‘heuristisch’ instrument zijn dat toelaat om binnen een meeromvattend kader na te gaan
welke cruciale problemen zich stellen eens men een hervorming van de huidige regelgeving onderneemt. Experimenten in Nederland en Finland Als slotbeschouwing kom ik nog even terug op de experimenten die men aankondigt in Nederland en Finland. In de meeste gevallen gaat het om experimenten waarbij men uitkeringsgerechtigden die beroep doen op de bestaande systemen van gegarandeerde inkomens – zoiets als bij ons het leefloon dus – wil ‘bevrijden’ van de voorwaarden, inzake o.a. werkbereidheid, die er nu aan gekoppeld zijn. De hoofdbedoeling van deze experimenten is om na te gaan of het ‘onvoorwaardelijk’ maken van het gegarandeerde inkomen met de voorwaardelijkheid samenhangende zogeheten ‘employment disincentives’ wegneemt en al dan niet (en zo ja in welke mate) een positief effect heeft op het arbeidsgedrag en de tewerkstelling van uitkeringsgerechtigden. In die zin zijn ze vergelijkbaar met de uitgebreide experimenten met de negatieve inkomensbelasting die men in de jaren 1970 uitvoerde in de Verenigde Staten en Canada. Nuttig en leerrijk, dat wel. Maar spijtig genoeg slechts in erg beperkte mate inzicht gevend in de mogelijke gevolgen en de betekenis van de invoering van een basisinkomen. Zeker als men het basisinkomen, zoals in de bovenstaande redenering, beschouwt als de sokkel die een grondige vernieuwing toelaat van de bestaande vormen van sociale bescherming en ze aanpast aan de ‘nieuwe industriële’ omgeving van de ‘second machine age’. Professor Walter Van Trier
VOSEKO magazine
21
------- opinie -----------------------
met regelmaat een bedrag op, bijvoorbeeld – echt realistisch lijkt een dergelijk plan dat gebruik maakt van ‘helikoptergeld’ niet, zowel omwille van de te verwachten economische complicaties als door de institutionele inertie en de tijd die de verschillende actoren nodig hebben om hun gedrag aan te passen.
FEB Faits Divers Cities of the future: 2 juni 2016 Op donderdag 2 juni organiseert Voseko, in samenwerking met Siemens en de stad Roeselare, een evenement rond de Stad van de toekomst. Siemens geeft een overzicht van verschillende Smart City-toepassingen in transport, energie en infrastructuur die onze manier van leven aanzienlijk zullen veranderen. Siemens heeft veel ervaring bij het uittekenen en ontwikkelen van Slimme Steden. Zo richtte het bedrijf in 2012 ‘The Crystal’ op, een centrale denktank voor de ontwikkeling van een ecologische samenleving met de focus op technologie en innovatie. Roeselare is dan weer de allereerste Smart City van België. De stad kwam onlangs met een Smart City-applicatie op de proppen om de handel in Roeselare te stimuleren. Het is een eerste stap richting de digitale steden van de toekomst. We krijgen ook te zien hoe ver België staat in het algemeen. Welke eigenschappen definieert een Smart City? Hoe zien die steden er binnen 30 jaar uit? Kom het te weten op 2 juni op de faculteit Economie en Bedrijfskunde. Houd www.voseko.be in de gaten voor meer info! Kenzo De Sutter
<- International Study Trip: New York en Londen Vakoverschrijdend keuzevak voor 3de bachelor Handelswetenschappen Lectoren Sofie Hondeghem en Stephanie Calewaert richtten de NY-LON studiereis op om tegemoet te komen aan de groeiende vraag van de faculteit en de studenten naar korte internationale initiatieven. In de intersemestriële week bezochten 40 studenten New York en van 16 maart tot 20 maart bezochten 40 andere studenten Londen, die andere financiële grootstad. Met deze reizen krijgen de studenten de kans om hun grenzen te verleggen en toe te passen wat ze in voorgaande jaren leerden. Eerst waren er negen voorbereidende sessies waar studenten in het Engels presenteerden en debatteerden. Dan was het eindelijk zo ver. Voor de studenten die naar New York gingen, stonden o.a. een online training sessie aan het Baruch College, een marketing sessie in Macy’s en een bezoek aan de Federal Reserve Bank op de agenda. In Londen bezochten de studenten o.m. Coca-cola, Lloyd’s en Westminster Business School. De eerste edities waren alvast een groot succes en krijgen zeker een vervolg. Wie ook zijn of haar Business English wil opkrikken, moet zeker de volgende Facebook-pagina volgen: www.facebook.com/BusinessAcademicEnglish. Kenzo De Sutter
<-
22
VOSEKO magazine
Telex
Activiteitenkalender
De faculteit Economie en Bedrijfskunde is één van de vier winnaars van het overkoepelend UGent-project ‘Innoversity Challenge’. Het project ‘Gamified learning: het plezier om te leren’ is één van de vier winnaars van de Innoversity Challenge. De proclamatie vond plaats op 3 maart. De teamleden zijn professor Patricia Everaert, Jeroen Neckebrouck, Elke Minnaert en Evelien Opdecam, allen van de vakgroep EB05. Proficiat!
12 mei 2016
VOSEKO
Alumnus van het jaar (nieuwe datum!) VOSEKO
17 mei 2016
Master BBQ VOSEKO
2 juni 2016
Cities of the future Bart Larivière, Arne De Keyser en hun internationale co-auteurs wonnen de ‘Outstanding Paper of the Year Award’ van the Journal of Service Management voor hun paper ‘Perceptions are relative: an examination of the relationship between relative satisfaction metrics and share of wallet’.
UGENT
8 juni 2016
TAD Conference 2016: how to increase the legitimacy of government in times of crisis? UGENT
25 juni 2016 De paper van Michaël Verdonck, Frederik Gailly en Geert Poels viel in de prijzen. In het kader van ‘10 years of Applied Ontology’ reikte IOS press een award uit voor de paper ‘Ontology-driven conceptual modeling: a systematic literature mapping and review’.
Infodag faculteit Economie en Bedrijfskunde
Wat velen vermoedden, is nu ook wetenschappelijk bewezen: werkgevers screenen jobkandidaten via Facebook. Sterker nog: je Facebookprofielfoto beïnvloedt de aanwervingskansen ongeveer even sterk als de foto op de cv. Dat bleek uit onderzoek van Prof. dr. Stijn Baert. De kandidaat met de meest gunstige Facebook-profielfoto kreeg ongeveer 21% meer positieve reacties op zijn sollicitaties in vergelijking met de kandidaat met de minst gunstige profielfoto. Het verschil in de kans op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek bedroeg zelfs bijna 40%.
Wil u adverteren in het Voseko magazine en zo invloedrijke alumni, bedrijven en personeelsleden van de faculteit bereiken? Mail voor meer info naar
[email protected] VOSEKO magazine
23
De School voor Social Profit en Publiek Management [ sspm ] biedt twee postgraduaten aan: de postgraduaat ‘Cultuur- en kunstmanagement’ en de postgraduaat ‘Social Profit en Publiek Management’. Daarnaast kan u er ook terecht voor permanente vormingen en dienstverlening.
Meer info
[email protected] — 09 243 29 05
www.sspm.be