“Mag ik mijn paarse krokodil terug? Maar hij staat daar!”(1) Commentaar door Fenny Gerrits Geschreven door Veronique Vaarten, SONOR 21 maart 2005 Een mevrouw komt langs op mijn spreekuur. "Wat is de corporatie nu aan het doen? Er woont bij mij op de galerij een mevrouw, die slaapt op de grond en die heeft een paar oude lappen voor de ramen hangen en ze spreekt geen woord Nederlands. Het was hier zo'n keurige flat en nu krijgen we dit. Het moet hier niet nog erger worden.” Rare lappen, op de grond slapen, het zal wel meevallen denk ik maar aan het huisnummer heb ik gezien dat het om een nieuwe bewoonster gaat en ik zeg toe nog die middag even langs te gaan, ter kennismaking Dit bezoekje is het begin van een stroperige tocht door onze mooie Nederlandse bureaucratie. Over die tocht gaat dit verhaal. Gaandeweg wordt mij meerdere malen de vraag gesteld of dit wel opbouwwerk is en ook zelf vraag ik me soms af “waar ben ik mee bezig?” Zelf ben ik van mening dat het hier wel om opbouwwerk gaat. Ik sluit dit verhaal af met mijn overwegingen en mijn antwoord. Die middag: Ik bel aan. Niemand doet open. Ik roep haar naam: "mevrouw Fatima!" Ze opent de deur en geeft mij daarmee zicht op een volledig kale flat waar alleen een stuk tapijt op de betonnen vloer ligt. Ze loopt naar binnen, pakt haar tas, zoekt en vindt een klein stukje papier met daarop een telefoonnummer. Ik ga zitten, op de grond, schoenen uit, pak mijn mobiele telefoon en bel het nummer. Ik krijg een mevrouw aan de lijn aan wie ik de situatie uitleg. We maken een afspraak. Via mijn telefoon sluiten de vrouwen de afspraak kort. Dan wijst ze op de contactpunten voor licht en ik begrijp dat zij 's avonds volledig in het donker zit. Lappen voor de ramen, dat is nog tot daar aan toe. Maar in een flat wonen met enkel een tapijtje op de vloer, zonder stoel, zonder bed, zonder koelkast of fornuis, zonder verlichting en in een flat waar je met niemand kunt praten. In een flat waar je waarschijnlijk heel erg zult voelen: "u hoort hier niet". Het moet inderdaad niet nog gekker worden. 24 maart 2005 Bij de corporatie van wie zij een woning huurt en in dit geval ook opdrachtgever is voor het opbouwwerk (in ouderen woonvoorzieningen) informeer ik naar deze huurster. Het blijkt dat de zorgconsulent hier al mee bezig is geweest. Zij zegt vastgelopen te zijn in deze zaak maar ik kan wel het dossier inzien. Vastgelopen: wanneer loop je vast ? Waarom loop je vast? Of loop je vast wanneer je het niet met de telefoon kunt regelen.
De paarse krokodil uit de commercial voor een verzekeringsmaatschappij (‘maar hij staat hier’) is in korte tijd uitgegroeid tot een symbool voor overbodige bureaucratie en mensonvriendelijke procedures. De mate van reductie van vitale belangen van levende mensen tot bureaucratische vereisten, wordt in deze case wel heel gedetailleerd en feitelijk beschreven. Inderdaad, de feiten spreken voor zich. In de loop van het verhaal vraagt de opbouwwerkster zich af ‘of dit wel opbouwwerk is’ en hoe het komt dat ze in dit geval zelf ‘die voortreffelijke vrijwilliger’ is geworden, waarvan we er bij elke organisatie wel één kunnen vinden. Het antwoord op deze vragen is complexer dan je op het eerste gezicht zou denken. Strikt genomen zou men kunnen redeneren dat het werken met individuele gevallen niet tot de opdracht van het opbouwwerk behoort. In die optiek is hier veeleer sprake van een soort ‘individuele trajectbegeleiding’. En ofschoon opbouwwerkers aan de wieg van de (Helmondse) ‘maatwerk-methode’
1
In het dossier vind ik een getekend huurcontract, een aanvraag voor huursubsidie, er zit een onvolledige aanvraag aan SoZaWe bij en een naam van een medewerkster van het AZC. Die middag spreek ik mevrouw Fatima. Haar vriendin Leila is aanwezig en helpt vertalen. Mevrouw zit ernstig in de problemen: zij huurt een woning, krijgt gas, water en licht maar zij heeft geen inkomen en zij heeft een verlopen identiteitskaart. Zij heeft wel een verblijfsvergunning. Zij krijgt nog haar toelage als vluchteling te weten € 39,00 per week en daar leeft zij van. Ik neem wat gegevens over en zeg dat ik uit ga zoeken wat er aan de hand is. Ik zeg haar dat ik de huismeester zal vragen een paar lichtpunten te maken en dat ik via haar vriendin contact zal houden. Omdat er op 2 april een grote rommelmarkt in het pand is zoek ik contact met de voorzitter van de bewonerscommissie en vervolgens met iemand van de rommelmarktcommissie. Ik vraag om een bed, een tafel en stoel en liefst ook een koelkast en fornuis. Mijn verzoek levert niets op. Het is niet hun probleem en niet hun verantwoordelijkheid. Het probleem ligt bij de corporatie: die kan de hele wereld hier wel binnenhalen. Na aanhouden van mijn kant krijg ik de toezegging dat het toch nog even in de commissie aangekaart zal worden. Niet hun verantwoordelijkheid, Nee het is ook niet mijn verantwoordelijkheid. Wat is je verantwoordelijkheid als je iemand tegenkomt die in de problemen zit? En de corporatie kan hier inderdaad de hele wereld naartoe sturen, we leven hier in Rotterdam: “een wereldstad”. Wat gebeurt er wanneer je zo’n simpele vraag naast je neer kunt leggen en de nood van een ander af kunt houden? Want dit zijn heel aardige mensen met een heel sociale instelling maar voor deze buurvrouw geven zij: "niet thuis". Ergens is een luikje dicht gevallen: hoe werkt dat?
hebben gestaan, moeten we niet vergeten dat deze Helmondse individuele gevallen toch deel uitmaakten van een groep. Daarom rekenen we deze methodiek zeker tot het opbouwwerk. De ‘trajectbegeleiding’ van Veronique leidt niet tot groepsgerichte acties of interventies op groepsniveau. Dat maakt het duidelijk dat er geen sprake is van opbouwwerk, volgens de gangbare opvattingen. Maar als we de presentietheorie van Andries Baart in ogenschouw nemen ontstaat er een ander beeld. Deze immers, is gebaseerd op het presentzijn en aldus ondersteunen van de verdrukte medemens. Gezien de kwalitatief diepgaande aandacht van de presentiewerker voor zijn Vrijdag 25 maart medemens in nood, is een 1-op-1Ik neem contact op met de VOZ (dit is een kerkelijke vrijwilligersgroep die vluchtelingen ondersteunt). Via hen krijg ik contact tussen professional en een aantal aanwijzingen en aandachtspunten om in het achterhoofd te houden. Volgens de man die ik spreek is het hulpvrager noodzakelijk. Een ander een heel lastige klus om dit soort zaken bij de juiste instantie en op het juiste bureau te krijgen. Dat is niet echt relevant aspect van de vrijwilligerswerk meer of je moet een hele goede vrijwilliger hebben en die is op dit ogenblik niet voorhanden. presentietheorie betreft het feit dat “ Later zal ik constateren dat ik zelf die goeie vrijwilliger geworden ben.” de presentiewerker niet VOZ biedt hulp aan om te tolken en kan desgewenst ook bemiddelen bij het aanleveren van voedselpakketten, bij intervenieert, niet hoeft te heel concrete hulp (een bed leveren, meegaan naar een instantie) of om contacten te leggen met een intervenieren teneinde een vrouwenorganisatie waar Arabisch sprekende vrouwen lid zijn . Ik mag altijd terugbellen. Hier maak ik nog enkele gedragsverandering tot stand te malen gebruiken van. Ik word steeds prettig en deskundig te woord gestaan en mijn mails worden snel beantwoord. brengen. In deze case zit eigenlijk ook geen ‘agogisch moment’ in de 28 maart, 1ste Paasdag zin van het veroorzaken van een Ik ben aanwezig tijdens de Paasbrunch die georganiseerd wordt door de activiteitencommissie van het wooncomplex. leereffect voor de betrokkenen.
2
Tijdens dit ontbijt spreek ik de coördinator van de rommelmarkt nog even. Mijn verzoek om spullen te geven aan mevrouw Fatima wordt definitief afgewezen. Ik neem het op dat ogenblik voor kennisgeving aan. Misschien kan ik er later nog eens op terugkomen maar dit is niet het moment. Bij mezelf denk ik "Ook Zalig Pasen" Wat een dubbelheid deze gezamenlijke Paasbrunch en het uitsluiten van deze ene mevrouw. Kleine moeite voor mij om zelf een bed en een stoel te regelen maar is dat niet ver voorbij de grens van het opbouwwerk? Ik besluit die rommelmarkt toch nog een kans te geven maar eerlijk gezegd is dit niet erg reëel. 29 maart 2005 Ik bel met het AZC in ’s Gravendeel waar mevrouw Fatima vandaan komt. De dame die ik spreek is een en al verbazing maar alles moet eenvoudig te regelen zijn, alleen niet door haar. Ze verwijst mij naar Vluchtelingenwerk Rijnmond. Omdat het paspoort in ’s Gravendeel is aangevraagd leg ik deze zaak toch bij haar. Na het nodige aandringen belooft zij hier achteraan te gaan. Ik zeg over een week terug te bellen. Ik bel met SONOR en vraag of wij een contactpersoon bij Vluchtelingenwerk Rijnmond hebben. Ik word gebeld door een bestuurslid van VWR. Volgens hem moet de zaak simpel te regelen zijn. Nee, hij kan mij niet direct helpen en kan mij ook niet een naam geven van iemand die ik kan bellen. Ik moet gewoon VWR bellen, want iedereen kan mij helpen. Simpel te regelen, maar niet door mij. Dat zal ik nog vaak te horen krijgen. Ik bel met VWR. Mevrouw Fatima is daar in februari geweest. Zij hebben haar doorgestuurd naar het bureau van de Sociaal Raadslieden voor ondersteuning en advies, naar het belastingkantoor voor een sofi-nummer. Vervolgens kan zij met haar W-document (=de beschikking) + haar sofinummer bij het CWI een uitkering aanvragen. Ik vraag of VWR ook begeleiding geeft aan mensen als mevrouw Fatima die al boven de 65 is en geen woord Nederlands spreekt. Nee, daarvoor moet ik bij de vrijwilligers van SVOR (=Stichting Vluchtelingen Opvang Rijnmond) zijn. Beter nog kan ik bellen met Inburgering. Ik bel naar Inburgering maar heb een verkeerd nummer. Bel nogmaals op een ander nummer om te horen dat zij niets kunnen doen omdat mevrouw al boven de 65-jaar is en dan hoeft ze niet meer in te burgeren. Ik word doorverwezen naar de Sociale Dienst. 30- 31 maart 2005 Sociale Dienst is gesloten. Sociale Dienst verwijst mij door naar de Sociale Verzekeringsbank. Mevrouw was voor haar 65e in Nederland en moet AOW aanvragen. Ik protesteer en zeg dat zij hooguit 2-4 procent AOW zal ontvangen omdat zij pas zo kort in Nederland is. Mijnheer is het met mij eens maar zo is nu eenmaal de procedure. Ik bel met de Sociale Verzekeringsbank. Zij bevestigen het verhaal en zullen formulieren toesturen.Voor een
Volgens de presentietheorie kan er ook dan nog steeds sprake zijn van opbouwwerk. Hebben we hier dan toch met een echte opbouwwerkcase te maken? Het is de bureaucratische context van mevrouw Fatima die object is van interventie, niet mevrouw Fatima zelf. Op zich kan dat een ordentelijke opbouwwerkstrategie zijn, om de betrokken vertegenwoordigers van ambtelijke en/of hulpverlenende instellingen tot het inzicht te brengen dat ze iets ‘fout’ doen en vervolgens met verbetervoorstellen komen. Deze werkwijze kan dan iets opleveren van de hele populatie van oudere vluchtelingen, die lijden onder het slecht functioneren van de hulpverlening. Maar daartoe vind ik geen aanzetten in deze case. In vroeger tijden fungeerden opbouwwerkers wel vaker als vraagbaak voor mensen die de weg in de bureaucratie kwijt waren geraakt. Opbouwwerkers besteedden daar wel degelijk serieus aandacht aan. Het behoorde tot de signalerende taak, die nog steeds onderdeel is van menige functie omschrijving in het opbouwwerk. Op basis van de waargenomen signalen
3
noodvoorziening word ik terug verwezen naar de Sociale Dienst. Sociale Dienst verbindt mij door met een medewerkster van het ouderenteam. Dan blijkt dat deze medewerkster het dossier al op haar bureau gehad heeft. Maar deze zaak hoort niet bij de Sociale Dienst maar bij Inburgering. Ik zeg dat Inburgering niets kan doen. De medewerkster houdt voet bij stuk en zegt dat het COA hiervan op de hoogte is. Dus bel ik met het COA in ’s Gravendeel. Maar de mevrouw die mw. Fatima begeleid heeft is ziek: voor langere tijd. Het begint mij een beetje te duizelen van alle instellingen die hier een rol in spelen en ik vraag me af hoe iemand die geen Nederlands spreekt ooit haar weg moet vinden in dit doolhof. Het is zaak deze puzzel snel op te lossen want ik zie de ellende al groter worden. Eerdaags stuurt de corporatie een deurwaarder voor de huur of wordt gas en licht afgesloten. Hoe lang blijft de zakgeldregeling van het AZC nog doorlopen, want daar koopt zij haar eten van. 6 april 2005 Met ordner, perforator en nietmachine ga ik naar mevrouw Fatima. Ik orden daar al haar papieren en kom de nodige betalingsherinneringen tegen. Ondertussen is er toch enig meubilair in de flat gekomen. Mevrouw Fatima heeft geld geleend en daarmee alsnog op de rommelmarkt een bed, een tafel en een stoel gekocht en ook een kast. Hiermee heeft ze waarschijnlijk onbedoeld bevestigd dat ze toch wel geld heeft. 7 april 2005 Ik heb contact met een medewerker van de corporatie over de betalingsherinneringen en ik leg hem de zaak voor. Hij schort de huurbetaling op tot 1 juli. Hoera! Voorlopig geen incassobureau, geen deurwaarder en geen rechtszaak. De corporatie hanteert een mild beleid mits er de zekerheid bestaat dat het inkomen en dus ook de huur alsnog komt. Deels op mijn voorspraak wordt de huurbetaling nu opgeschort. Ik bel mevrouw Leila en vertel haar dat mevrouw Fatima zich voorlopig geen zorgen over de huur hoeft te maken. Ik probeer het drie keer opnieuw uit te leggen maar ik vraag me af of ze het bericht wel begrepen heeft. AZC: ik bel nog maar een keer naar het AZC in ’s Gravendeel om te informeren hoe ver het staat met de nieuwe identiteitskaart. De medewerkster is maandag weer bereikbaar. Dan bel ik nog maar een keer naar Inburgering en ook daar blijkt ineens een medewerkster te zijn die deze zaak al eerder op haar bureau gehad heeft. Er is toen met de medewerkster van het AZC (dezelfde die ik op 29 maart gesproken heb) een afspraak gemaakt waarop mevrouw Fatima niet verschenen is. De mevrouw die ik nu spreek heeft de zaak inmiddels wel bekeken en mevrouw Fatima moet bij de Sociale Dienst zijn.
kon dan een vertaling worden gemaakt naar een opbouwwerk doelstelling. In deze case zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn: het bewustmaken van (flat)bewoners en corporatie van de problematiek waar vluchtelingen mee rond kunnen tobben. En dat medebewoners en corporatie verantwoordelijkheid zouden moeten nemen om deze mensen te helpen, aangezien alle partijen toch hetzelfde doel nastreven, namelijk een prettige woonomgeving. Het aangrijpingspunt is ook al aanwezig in deze case: de opbouwwerkster werd in eerste instantie gealarmeerd door een bewoonster die een (overlast)probleem signaleerde. Het is van belang om (flat)bewoners vervolgens via een proces te leren dat het in alle gevallen beter werkt indien men zelf, als groep in contact treedt met de nieuwe bewoner om te vernemen hoe de vork in de steel zit. Dit lijkt me een voortreffelijke taak voor de corporatie in samenwerking met het opbouwwerk.
Mevrouw is niet op de afspraak geweest. Had ze het wel begrepen, kon ze het vinden ….??? Maar waarom heeft de medewerkster van het AZC de zaak hier laten liggen en waarom heeft zij mij hierover niet geïnformeerd?
4
10-11-12-13 april 2005 Sociale Dienst: tot 5 keer toe bel ik de Sociale Dienst waarbij ik telkens verzocht wordt op een andere dag of op een ander tijdstip terug te bellen. De bereikbaarheid is echt goed. Steeds datzelfde inbelmenu. Steeds dat gebedel om aandacht voor deze zaak. Ik heb er helemaal geen zin meer in. De beste houding om het vol te houden lijkt me te doen of het een interessante puzzel is en ik ga die oplossen. Als ik eindelijk de juiste medewerkster aan de lijn heb houdt zij de zaak af: “u moet niet bij mij zijn, het is hier veel te druk en nu valt u mij ook steeds lastig met uw telefoontjes…………..” Maar nu ik haar spreek wil ik dat er iets gebeurt. Als deze zaak hier vastloopt rest mij niets dan het hele verhaal openbaar te maken. Ik laat het er niet bij zitten. Er moet iets gebeuren. En jawel, er komt beweging, zij gaat met Inburgering bellen. En dan blijkt de hele zaak toch bij de Sociale Dienst te horen. Helaas gaat deze medewerkster dit nu niet vanzelfsprekend in behandeling nemen. Ze zal de zaak doorgegeven aan de teamleider die het dan maar aan een van de teamleden moet toewijzen. Ik vraag op de hoogte gehouden te worden, al is het maar om te regelen dat mevrouw Fatima op het juiste ogenblik op de afspraak verschijnt. Ik leg de telefoon neer, diepe zucht, ik ben blij, om me dan haast onmiddellijk te realiseren dat dit verhaal verder gaat. Begin van het volgende hoofdstuk: wie en wanneer gaat de zaak behandelen, komt er alsnog een voorschot, wordt er met terugwerkende kracht uitbetaald? Later die dag bel ik Leila om haar te vertellen dat de zaak van mevrouw Fatima door de Sociale Dienst in behandeling wordt genomen en of zij dit door wil geven. Haar eerste vraag is (logisch) komt er nu dan geld. Ik probeer uit te leggen dat er geld gaat komen van de Sociale Dienst maar dat dit nog wel even kan duren. Ik voel mij hier wat machteloos bij. Mijn blijdschap dat die hele serie telefoontjes ergens toe geleid heeft is niet hun blijdschap. Dan moet er eerst geld op de rekening komen en het verband tussen die twee kan ik niet begrijpelijk uitleggen. Tussendoor bel ik nog met het AZC in ’s Gravendeel. De identiteitskaart ligt klaar bij de vreemdelingendienst. Weer een succesje! Ook heb ik contact met de sociaal raadsvrouw en met het maatschappelijk werk. De raadsvrouw vertelt mij dat ook zij terugkerend vluchtelingen zaken behandelt waar ze niet uitkomt. De maatschappelijk werker belt mij voor overleg nadat mevrouw Fatima zich daar zelf gemeld heeft. We spreken af dat ik nog even de contactpersoon blijf tot dat de zaak bij de Sociale Dienst in behandeling is genomen en er geld binnenkomt bij mevrouw Fatima. Maandag 18 april 2005 's ochtends op mijn spreekuur verschijnt mevrouw Fatima met een briefje van de Sociale Dienst met daarop de naam
5
van een ambtenaar. Zij kan hem bellen voor een afspraak. Fijn dat de Sociale Dienst deze zaak snel in behandeling neemt. Fijn dat de Sociale Dienst mij hierover niet informeert en een brief stuurt aan iemand die geen Nederlands kan lezen. Gelukkig is de schoonmaakster in de buurt. Zij spreekt Arabisch en kan dus tolken. Ik leen een paar minuten van haar tijd. Ik bel ter plekke naar de Sociale Dienst. De genoemde contactpersoon is ziek. Even verlies ik compleet mijn geduld: “Ik wil een afspraak, dan maar met iemand anders maar dat is niet mogelijk. Dan wil ik alvast een afspraak in de agenda van de zieke medewerker boeken maar ook dat is niet mogelijk. Morgen terug bellen”. 19-20-25 april 2005 Pas na een week is de medewerker weer beter. Via mijn telefoontjes heb ik inmiddels wel een zekere status verworven “die mevrouw is weer aan de lijn”. Gelukkig heeft er nog wel iemand begrip voor deze onmogelijke situatie en wordt er nu een voorschot geregeld. Ik bel nog een paar keer om het rekeningnummer van mevrouw Fatima op te vragen. Bel dat door naar de Sociale Dienst en het voorschot wordt nog diezelfde dag overgemaakt. Stel je bent klant, je spreekt geen Nederlands en hebt weinig beltegoed hebt. Hoe kom je dan ooit aan je afspraak? Vrijdag 22 april 2005 De medewerker van de corporatie belt mij op om te vertellen dat VROM huursubsidie toegekend heeft. Geweldig! Er begint er wat schot in de zaak te komen. Maandag 25 april 2005 Mijn contactpersoon bij de Sociale dienst is hersteld en een afspraak is nu snel gemaakt. Aansluitend bel ik via Leila met mevrouw Fatima om de afspraak door te geven en om te vragen of Leila wil tolken: de cliënt moet zelf voor een tolk zorgen. En dat is dat. Ook dit hoofdstuk lijkt er op te zitten Mei 2005 Helemaal gladjes verliep het daarna natuurlijk nog niet. Het voorschot was overgemaakt op de rekening die mw. Fatima via de COA had lopen. Net nu ontdekt de COA dat deze mevrouw ten onrechte niet is uitgeschreven. Terstond wordt de rekening geblokkeerd. Nu heeft ze geld maar kan ze er niet aan. Dit hoor ik van de Sociale Dienst en omdat het niet hun taak is hier iets aan te doen …………Bel ik weer naar de COA, dan naar de administratie in Middelburg, dan naar Leila om het nieuwe gironummer van Fatima op te vragen. Ik bel opnieuw naar Middelburg om het gironummer door te geven maar dan moet het ineens toch schriftelijk maar per mail is ook goed. Binnen een dag heb ik dit geregeld en het geld is binnen 24 uur op de girorekening van Fatima. Dat valt weer alles mee.
6
Aan de pinbonnen van Fatima zie ik dat het voorschot snel op is gegaan. Wellicht heeft zij geld dat ze geleend had terugbetaald Of voelt zij zich nu rijk en besteedt haar geld omdat het haar niet duidelijk is dat zij nog 3 maanden huur en ENECO moet betalen. Dus neem ik contact op met de Sociale Dienst om te vragen of zij ook meteen de betaling van de achterstallige huur en ENECO regelen en de inschrijving in het ziekenfonds. Maar nee, ik krijg de mededeling dat mevrouw zelf de betaling van huur, ENECO en ziekenfonds moet regelen. Dit is haar eigen verantwoordelijkheid. Uiteraard: is dit haar eigen verantwoordelijkheid, toch irriteert het me. Het ouderenteam helpt ouderen om gebruik te maken van voorzieningen waar zij recht op hebben. Een goede zaak, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar waarom dan ook niet een oudere dame helpen om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Valt dat dan ineens buiten de taakstelling? Gaan we dan afwachten tot het misgaat en mevrouw zichzelf in de schulden gewerkt heeft? En u snapt het al, nog eenmaal klim ik in de telefoon, regel een afspraak bij het maatschappelijk werk, bel Leila en druk haar op het hart met mevrouw Fatima op die afspraak te verschijnen. En zo geschiedde. De maatschappelijk werker belt mij een week later nog even om te melden dat alle betalingen nu geregeld zijn. Zij neemt de verdere begeleiding van mevrouw Fatima nu over. Wel of geen opbouwwerk en wat bewoog mij in dit alles? Gaandeweg dit verhaal heb ik me vaker afgevraagd: “waar ben ik mee bezig?” Het is toch niet mijn werk te zorgen dat een vluchteling goed aangemeld wordt. Wiens werk is dat eigenlijk en waarom heb ik dit opgepakt? Een combinatie van redenen kan ik noemen. Deze mevrouw is toevallig op mijn pad gekomen en dat eerste beeld in die kale flat op dat stukje tapijt blijft mij voor ogen. Is het uit schuldgevoel in het geval ik niets zou doen of meer nog uit verontwaardiging: “Dit is een mevrouw met een verblijfsvergunning, zij woont hier legaal en zij wordt gewoon aan haar lot overgelaten”. Deze mevrouw is tussen wal en schip geraakt en is ernstig in de problemen. Wanneer niemand hier iets aan doet wordt het alleen maar erger en vanuit mijn positie als opbouwwerker kan ik hier wat aan doen. Succes uiteraard niet gegarandeerd. Maar is het daarmee ook opbouwwerk of valt het, zoals meerdere mensen menen, onder het presentiemodel? Wat het laatste betreft zie ik dit zelf niet zozeer als een vraag naar de werksoort maar eerder als een methodische kwestie. Als opbouwwerker heb ik gebruik gemaakt van de presentiemethode. Mijn streven was de zaak onder te brengen waar die hoort, ongeacht mijn functie kon ik daar niet omheen. Belangrijker vind ik de overweging dat opbouwwerk vaak begint bij heel concrete problemen die het zicht op een situatie aanscherpen. Dat is ook hier het geval. Bewoners in het gebouw zitten niet te wachten op een Irakese medebewoonster. Hier pik ik een signaal op van problemen die zich in de toekomst aan kunnen gaan dienen. Het is in korte tijd voor de tweede maal dat een
7
allochtone bewoner in dit woongebouw een probleem heeft en dat dit vervolgens leidt tot een probleem met een van de buren. Dit signaal komt niet via de bewonerscommissie of via de woningbouwcorporatie bij mij binnen maar via een klacht van die buren. Het onderzoeken van die klacht geeft mij zicht op de problemen die er spelen. In dit geval niet alleen het concrete probleem van mevrouw Fatima maar ook het problematische beleid van de bewonerscommissie en de rommelmarkt commissie. Daar ligt het opbouwwerk voor het oprapen. Dit probleem stelt ook vragen aan de corporatie. Wat kan er gebeuren wanneer de eerste allochtone bewoners in een ouderencomplex met autochtonen komen. Is een corporatie zich bewust van de problemen die zij hiermee in huis haalt. Bij welke verhouding autochtoon/allochtoon wordt de situatie kritiek? Kunnen corporatie en opbouwwerk hier gezamenlijk een antwoord op ontwikkelen? Ook hier ligt een taak voor het opbouwwerk. Dus hoewel individuele begeleiding niet het doel is van het opbouwwerk kan het er wel deel van uit maken en het gaf mij een scherper zicht op achterliggende (opbouwwerk)problemen.
1)
Het televisiespotje met het meisje dat haar paarse krokodil graag terugwil. Die krokodil staat daar maar zij moet eerst een formulier invullen. Simpel toch. Zo is het ook met deze vluchtelinge die een verblijfsstatus heeft en recht op een uitkering. Maar zij moet eerst een formulier invullen. Simpel toch.
8