De omgevallen fiets
geschreven door Jeroen Verkroost
Tijdens zijn ochtendronde was het de wijkagent misschien niet eens direct opgevallen als er geen groepje opgewonden buurtbewoners bij had gestaan. Misschien, achteraf bezien, was hij zijn gewoonlijke scherpte even kwijtgeraakt doordat hij al te zeer genoot van het aangenaam stralende ochtendzonnetje op zijn huid, maar dit mag natuurlijk niet als excuus dienen. Want, zoals hij zelf met graagte zei: “aan de details herkent men de meester”. En de details, dat waren zijn specialiteit. Maar dit ogenschijnlijk kleine detail zou de wijkagent de komende dagen nog in grote problemen zou brengen.
De wijkagent kende de omstanders allemaal: daar was de lokale dorpsgek, de in een stad als deze even onvermijdelijke als onverbeterlijke zatlap; de zoon van de fietsenmaker die, zo bedacht de wijkagent zich, toch eigenlijk op school zou moeten zitten; en nog een drietal eerbiedwaardige medeburgers. Één van die brave burgers, degene die zich het meest zat op te winden, kwam net van de bakker af, zo constateerde de wijkagent aan het nog dampende brood in zijn hand. ‘Goedemorgen, beste mensen, wat is hier aan de hand?’ mengde hij zich zonder aarzeling in het gesprek, en zich plots fel wendend tot de fietsenmakerszoon: ‘Bij mijn weten is het nog geen schoolvakantie, toch?’ Hij keek de jongen scherp aan om de uitwerking van zijn woorden te meten. De fietsenmakerszoon keek betrapt.
‘Ik was naar de dokter, agent, maar ik ga zo verder.’
1 / 20
De omgevallen fiets
‘Laat die jongen toch met rust’, bemoeide de dorpsgek zich ermee. De oppassende burger met het nog nadampende brood keek hem monsterend aan.
‘Opdat hij net als jou eindigt zeker?’ zei hij minzaam. Deze beste man woonde verderop op nummer 25, zo wist de wijkagent, zoals hij van iederéén in de wijk wist waar hij of zij woonde. Dit waren van die details die hij fanatiek bijhield. Een kwestie van beroepseer én, zoals de commandant hem vaak had voorgehouden, uiteindelijk ook een zaak van leven of dood. Het was immers zíjn taak in de wijk alles in de gaten te houden en ongeregeldheden in goede banen te leiden, opdat de brave burgers er veilig en met genoegen konden wonen. Daar betaalden ze uiteindelijk ook belasting voor. En als hij niet tot in de kleinste details zijn wijk en haar inwoners zou kennen, hoe wilde hij dan alles in de gaten kunnen houden? Hoe kon hij dan weten of er vreemde dingen hadden plaatsgevonden? Dus zorgde de wijkagent altijd van alles op de hoogte te zijn.
De wijkagent keek uit zijn ooghoeken nog eens argwanend naar de dorpsgek. Deze kon soms onverwacht scherp uit de hoek komen, én, zo had hij het ernstige vermoeden, nam hem niet altijd even serieus. En dat kon feitelijk als een ondermijning van het gezag worden beschouwd, van wie hij toch de lokale vertegenwoordiger was. Desondanks twijfelde hij bij hem of hij kwaad moest worden of eigenlijk medelijden moest hebben. Ze hadden de dorpsgek vaak genoeg op laten nemen in de kliniek voor een deprogrammeringsprogramma, maar op één of andere manier misten de verfijnde methodes die de heren doktoren toepasten hun uitwerking op deze zonderling en zoop hij na elke bezoek aan de kliniek alleen maar meer.
2 / 20
De omgevallen fiets
‘Bemoei je een keer met je eigen zaken’, zei de dorpsgek tegen de vermetele burger, of tegen de wijkagent, maar dat was niet helemaal duidelijk. De dorpsgek had de gewoonte bij het praten zijn mondinhoud in het rond te spetteren als een stotterende Spanjaard, en om zijn gezicht en fijnzinnige maag te ontzien had de wijkagent zich aangeleerd hem op enige afstand te houden en hem maar half aan te kijken. Maar voor hij zich kon bedenken of hij de brutale opmerking zou negeren dan wel handelend op zou gaan treden draaide de dorpsgek zich al om en liep in de richting van de supermarkt. ‘Die ouwe zuiplap heeft zeker een droge mond gekregen’, merkte één van de brave burgers op, wat een schamper lachje aan de anderen ontlokte. Deze beste man droeg altijd een stropdas, en altijd dezelfde stropdas, zodat de wijkagent zich wel eens had afgevraagd of de stropdas vastgegroeid zat.
‘Alles goed en wel, maar nu is me nog steeds niet duidelijk waar al deze ophef goed voor is’, zo probeerde de wijkagent klaarheid te brengen in de zaak.
‘Het is die fiets, agent’, zei de fietsenmakerszoon, ‘die heeft iemand zomaar op de grond gegooid’. ‘De wijkagent keek naar de grond, en inderdaad lag daar een fiets, een mooie ook, met zeker tweehonderd-vier-en-twintig computergestuurde versnellingen, zo stelde de wijkagent vol bewondering vast. Hij lag daar een beetje treurig, met een verdraaid stuur en onder de modder.
‘Dat kan toch niet zomaar’, bracht de stropdas opgewonden in.
3 / 20
De omgevallen fiets
‘Maak je toch niet zo druk’, dacht de wijkagent in zichzelf, en hij voelde even aan zijn hoofd. Dit was weliswaar niet zo’n grote rimpeling in de vijver van rust die de wijk normaal was onder zijn wakend oog, maar hij kreeg het gevoel alsof iemand door steeds harder te slaan met een steeds grotere en scherpere beitel probeerde via de binnenkant van zijn slapen naar buiten te breken, en dat maakte zijn humeur er niet beter op. Hij had er al spijt van dat hij vanmorgen ondanks de hoofdpijn was opgestaan. Eerst wende hij zich boos tot de fietsenmakerszoon: ‘Hoepel jij gauw op naar school, voor ik je vader erbij roep.’ De jongen haalde gelaten zijn schouders op en ging ervandoor. Nu kon hij aan het serieuze werk beginnen. ‘Goed, de fiets is dus waarschijnlijk zonder rede grond op de grond beland. Heeft iemand gezien wat er gebeurd is?’ De drie overgebleven burgers haalden hun schouders op.
De stropdas begon zich weer op te winden. ‘Dit soort dingen kunnen toch niet zomaar gebeuren? Het is geen hier geen Afrika toch zeker? We hebben ook al die alcoholist in onze buurt wonen. Voor je het weet wordt het hier helemaal een rotzooitje. Kan het gezag zich niet eens een keer laten gelden hier?’ De anderen knikten instemmend en wilde ook hun mening gaan geven. Daar had de wijkagent geen behoefte aan. Eigenlijk vond hij dat de stropdas een nogal aanmatigende toon aansloeg, en hij ervoer zijn laatste opmerking ergens als een persoonlijke belediging, hoewel hij er niet precies de vinger op kon leggen waarom, en daarbij, er waren nu belangrijker zaken. Hij zou de stropdas vanaf nu maar wat beter in de gaten gaan houden.
De wijkagent haalde met een gewichtige blik zijn zakcomputer tevoorschijn. ‘Juist. Niemand heeft dus iets gezien. Waarschijnlijk kunnen we nog terughalen wat er gebeurd is met behulp van de camera’s. Maar laten we niks overslaan.’ Hij haalde de zakcomputer over het frame heen om te zien wie de eigenaar was, maar de zakcomputer gaf niet thuis. ‘Heeft iemand enig idee van wie die fiets is?’ probeerde de wijkagent vervolgens. Weer haalden de brave burgers de schouders op. ‘Dat is jouw werk, hoe moeten wij dat nou weten. Doet dat computertje van je het soms niet?’ Een felle steek achter de slapen kondigde aan dat er een nieuwe beitel was gevonden. De wijkagent keek uit zijn ooghoeken even opzij om te zien wat hij er nu van moest denken, maar de stropdas keek uiterst serieus. De wijkagent had zo zijn bedenkingen bij dit antwoord, dat van een wel erg passieve houding van de burger blijk gaf. Was het niet aan de oplettende burgers om de handhavers van de openbare orde bij te staan? En daarbij besefte hij zich maar al te goed dat dit soort lamlendigheid van de kant van de burgerij de werkdruk maar nodeloos zou vergroten. ‘Bij het handhaven van de wet heeft iedere burger zijn plicht’, zo
4 / 20
De omgevallen fiets
citeerde hij de stropdas streng aankijkend de laatste campagne van het Ministerie van Veiligheid en Volksgezondheid. ‘Iemand?’ Weer haalden de oppassende burgers hun schouders op.
Dit zou nergens toe leiden, zo had de wijkagent al door. Hij maakte een foto van de ongelukkige fiets en zette hem met een soepele beweging overeind. ‘Nu is het mooi geweest. Als ieder zijn weegs gaat, dan kan de dag de draad van haar normale verloop weer oppakken.’ Met een zekere trots merkte hij op dat zijn woorden hun uitwerking niet hadden gemist, de brave burgers draaiden zich om en vervolgden hun pad. Welsprekendheid vond hij belangrijk voor iemand in zijn functie, die met mensen van allerlei slag moest kunnen omgaan en altijd gezag moest uitstralen. Een juist woordengebruik en de juiste toon droegen daaraan bij. Tevreden stelde hij vast dat ook tussen zijn slapen de rust indaalde.
De camera bood geen uitkomst. De dienstdoende Officier Openbare Ruimte Surveillance had niks vreemds waargenomen omdat fiets buiten beeld was omgevallen. De camera bleek bij inspectie scheef op zijn sokkeltje te staan. Dit was eigenlijk een grove fout aangezien de camera’s werden verondersteld elk hoekje en gaatje in de openbare ruimte te dekken, en automatisch te alarmeren als er ongewone dingen plaatsvonden. Of het door sabotage kwam of dat er een meer onschuldige oorzaak aan ten grondslag lag, kon de wijkagent niet vaststellen. Gelukkig was dit maar een klein incident. De OORs en de wijkagent hadden nog even oncollegiale woorden laten vallen over wiens verantwoordelijkheid dit was. Volgens het reglement was de wijkagent er verantwoordelijk voor dat de camera’s allemaal correct hingen, maar de Officier was er verantwoordelijk voor dat de hele openbare ruimte bestreken werd. Hier kwamen ze vooralsnog niet uit, hoewel beiden zich voornamen het niet hierbij te laten.
Dus was de wijkagent in overleg met de commandant maar weer de wijk ingegaan, om de omwonenden te ondervragen. De wijkagent had, zoals beschreven in het Handboek Beheersing Kleinere Incidenten, netjes alle buren die binnen een straal van vijfenvijftig meter van de
5 / 20
De omgevallen fiets
omgevallen fiets woonden gevraagd of ze iets hadden gezien, dan wel of ze de eigenaar van de fiets kenden. Bij velen was de verontwaardiging groot en sommigen raakten zelfs danig verontrust en wensten de wijkagent driftig succes met zijn onderzoek. Het onderzoek liep echter op niets uit, terwijl er aan het eind van de ochtend alweer een onwelkom incident was. Er kwam de wijkagent een man tegemoet die hij niet kende, met enigszins sjofele kledij en een geringschattende blik die de wijkagent niet aanstond. De wijkagent was meteen op zijn hoede, maar aangezien de man recht op hem afkwam vermoedde hij dat de man óf geen kwaads in de zin had, ofwel erg brutaal was. Met een vermetel ‘Goedemiddag heer dienaar van de wet, alles wel met u vandaag?’ opende de vreemdeling het gesprek.
‘Met mij is het altijd wel goed, al was het maar omdat ik het gezag vertegenwoordig. Of was u van mening dat er met het gezag iets niet in orde was? Misschien weet u meer dan ik?’ vroeg de wijkagent op zijn hoede.
‘Nee, natuurlijk niet, ik doelde op u persoonlijk natuurlijk’, zei de vreemdeling snel, iets té snel naar de mening van de wijkagent.
‘Juist. Maar goed, waarmee kan ik u van dienst zijn? En voor we verder gaan op dit glibberige paadje waarvan het eindpunt zich vooralsnog in een dikke mist hult, mag ik eerst uw identiteitspapieren even inzien?’ Het zou de wijkagent niet snel gebeuren dat hij de noodzakelijke procedures uit het oog zou verliezen. Toen hij de papieren inzag kwam de beitel scherp terug, een felle steek achter zijn ogen verstoorde zijn innerlijke evenwicht. Een journalist van de plaatselijke krant! Gezien het feit dat dit een vrij land was mochten óók de dienaren van het vrije woord zich overal begeven, in ieder geval zolang ze de openbare orde niet verstoorden, maar hij had persoonlijk bijzonder weinig op met deze nieuwsgierige betweters. Voor de zekerheid verstuurde hij met zijn zakcomputertje een verzoek naar het wijkbureau om de man na te laten trekken.
6 / 20
De omgevallen fiets
‘Ik heb gehoord dat hier vanmorgen een incident met een omgevallen fiets heeft plaatsgevonden dat zich aan de oren en ogen van het gezag heeft kunnen onttrekken, weet u daar toevallig iets van?’ De agent schrok weer en was nu zelfs even van zijn gebruikelijke standvastigheid gebracht. Hoe was dat nieuws zover verspreid? En als híj het al wist, dat onbeduidende journalistje, wie zou het dan nog meer weten? Hier was voorzichtig opereren het devies. Hij keek de man nog eens geringschattend aan.
‘Waar heeft u gehoord dat hier een fiets zou zijn omgevallen? En waarom interesseert u dat?’
‘Ach, heer agent, mijn bronnen bevinden zich overal en nergens. De taak van een goede journalist is om álles te weten, zelfs als hij in verband met ons aller veiligheid niet over alles kan schrijven. En u weet toch dat de betrokken burgers van deze stad geïnformeerd willen worden over álle onregelmatigheden die zich voordoen? En zomaar ongemerkt een kostbare fiets omgooien, dat is ook niet niks natuurlijk. Maar u weet er vanaf dus? Heeft u al een dader op het oog?’
De wijkagent vroeg zich ongerust af of hij soms onbedoeld en ongemerkt iets had losgelaten, en aan wie dat zou kunnen zijn. Maar hij kon niks bedenken. En als om de rekbaarheid van zijn normaal toch grenzeloze geduld uit te testen kwam ook al de dorpsgek aangelopen, die aan zijn brede gang en glimlach te zien zijn eerste fles troost inmiddels naar binnen had gewerkt. Beter was het om niet meer om het onvermijdelijke heen te blijven draaien, al was het maar omdat hij nu bijna scheel zag van de hoofdpijn, wat het kritische denkvermogen niet bevorderde. Hij keek
7 / 20
De omgevallen fiets
even waarschuwend naar de dorpsgek, die nieuwsgierig stil was blijven staan. ‘Nu, het is een feit dat er vanmorgen inderdaad geconstateerd is door de dienstdoende beambte dat er een fiets was omgevallen, en wel dáár.’ De journalist keek geïnteresseerd naar de plek waar de fiets nog stond. ‘Het onderzoek loopt nog, over de oorzaak en mogelijke daders mag en kan ik u derhalve nog niks vertellen‘. De journalist pakte nu een camera en begon foto’s te maken, waar de agent zenuwachtig van werd. ‘Zoals u kunt zien is de fiets niet of nauwelijks beschadigd’, corrigeerde hij snel toen de journalist zijn camera richtte op het verdraaide stuur. Die had hij verdomd vergeten weer recht te zetten!
‘En hij zit ook onder de modder, dáár, ziet u wel.’ Kwaad keek de wijkagent naar de dorpsgek.
‘Loop jij nu maar gauw door, anders zal ik zo je bloed eens laten natrekken. Zat over straat gaan is nog altijd verboden bij mijn weten!’ De dorpsgek keek even of hij het meende, maar het leek hem beter geen risico te nemen. In de draai zei hij zachtjes in de richting van de journalist: ‘En ze weten niet eens van wie die fiets is,’ en ging er snel vandoor. ‘Jou krijg ik nog wel’, dacht de wijkagent, terwijl hij stil in zichzelf lachend de naar zijn zin al te nieuwsgierige journalist een zakdoekje over het gezicht zag halen. Dat was zijn straf! Voor nu leek het hem verstandiger de journalist die hij met stijgend chagrijn aantekeningen zag maken met zachte hand de wijk uit te werken.
‘Mag ik nog een foto van ú maken?’ De wijkagent keek de journalist misprijzend aan. ‘Je kán te ver gaan’, dacht hij bij zichzelf.
8 / 20
De omgevallen fiets
‘In verband met mijn functie en privéleven acht ik het te prefereren niet met mijn gezicht in de krant te verschijnen.’
‘Dat kan ik begrijpen’, zei de journalist gelaten. ‘Hoe kan het eigenlijk dat het incident niet op de camera is geregistreerd? Waar hangt de boosdoener eigenlijk, is het die soms?’ vroeg hij onverhoeds. De agent schrok even, maar herstelde zich snel.
‘Zoals gezegd kan ik in het verband met het lopende onderzoek hier niks over zeggen.’ De journalist maakte snel een foto met de camera. De wijkagent keek hem nu dreigend aan, wat zijn uitwerking niet miste. De journalist zei snel: ‘Bedankt voor uw medewerking’, en ging ervandoor.
De wijkagent keek even naar zijn zakcomputertje, waar de gevraagde gegevens over de journalist waren verschenen. ‘Geen gevaar voor de openbare orde, kan desalniettemin al te nieuwsgierig zijn, oppassen is geboden’. ‘Dat zit wel goed’, dacht de agent. ‘Ik heb toch niks bruikbaars voor die rat losgelaten.’ Zijn hoofdpijn was weer verdwenen, en hij zette zich met zwierige en mannelijke pas op weg naar het bureau. Dat loopje had hij zich als trotse dienaar van de wet eigen gemaakt om op de soms al te eigenwijze en weerbarstige burgers een goede indruk te maken. Een trotse en zelfverzekerde houding diende niet alleen om respect af te dwingen, maar ook om de burgers vertrouwen te geven ín, en zich trots te laten voelen óp het gezag en haar waakzame dienders. Zoals zovele schijnbaar onbelangrijke details stond ook dit beschreven in het Handboek Preventie Kleine Incidenten.
9 / 20
De omgevallen fiets
’s Avonds las de wijkagent met rap stijgende verbazing en irritatie de krant. ‘In de Bloemenwijk werd vanmorgen bij het ochtendgloren een omgevallen fiets gevonden. Het stuur was krom en de fiets zat onder de modder. De daartoe alom opgestelde straatcamera’s hebben om tot dusver onopgehelderde redenen het incident niet geregistreerd. Het plaatselijk gezag, dat toch verantwoordelijk is voor de orde op straat, heeft mede hierdoor tot heden noch de identiteit van de dader(s) kunnen achterhalen, noch zelfs de eigenaar van de fiets. De verantwoordelijke wetshandhaver ter plaatse verklaarde dat aangezien het onderzoek nog loopt hij “over de oorzaak en mogelijke daders derhalve nog niks mag en kan vertellen”. De buurt, die ook al enkele jaren geplaagd wordt door een onverbeterlijke alcoholist waarvoor maar geen definitieve oplossing wordt gevonden, reageerde ontzet. “Gaat het nu hier ook al beginnen”, en “Het begint nu toch werkelijk de spuigaten uit te lopen” waren twee van de meer vriendelijke reacties die uw reporter ter plaatse van onthutste buurtgenoten wist op te vangen. In het licht van dit incident kan men zich weer eens afvragen of het gezag ter plaatse altijd wel naar algehele tevredenheid wordt vertegenwoordigt en of de veiligheid van de onschuldige belastingbetalende burgers afdoende kan worden gegarandeerd.’
‘De brutaliteit van die klootzak’ bracht de wijkagent sissend uit, terwijl hij naar de keuken snelde om een handjevol aspirientjes weg te spoelen. Zijn vrouw sprong geschrokken op en riep hem na dadelijk zijn mond met zeep te gaan spoelen, en daarna het kopje koffie op te ruimen dat ze in de schrik had omgegooid.
De volgende morgen werd de wijkagent direct bij de commandant ontboden om opheldering te verschaffen. De wijkagent had al aangevoeld dat hij iets te horen zou krijgen naar aanleiding van het krantenbericht, maar was verbaasd over de hoge toon waarop de commandant hem aansprak. ‘Hoe, eh, bedoelt u van die fiets enzo?’ probeerde hij nog wat tijd te rekken.
‘Die fiets, die fiets, natuurlijk, wat denk jij dan! Heb je het nieuws nog niet gezien dan?’ Achter zijn slapen begon het waarschuwend te kloppen en de wijkagent vermoedde dat er iets gaande
10 / 20
De omgevallen fiets
was waarover hij liever in het ongewisse zou blijven. Van het nieuws had hij verder niks meegekregen omdat hij zich gisteren na het lezen van de krant had teruggetrokken op zolder om met zijn treintjes spelen, een favoriete bezigheid als hij gespannen was. ‘De commissaris heeft vanmorgen gebeld dat we zo snel mogelijk die fietsengooier opsporen. Journalisten van het lokale TV-station hebben de persvoorlichter gisteren om opheldering gevraagd over deze zaak, in het bijzonder hoe die fiets omgegooid kon worden zonder dat iemand het door had en zonder dat dit door enige camera is geregistreerd. Of we dit maar zo snel mogelijk willen oplossen, voor het vuurtje zich verspreidt.’ De wijkagent stond stijf in de houding, zich koortsachtig afvragend hoe hij zich hier uit zou redden. De commissaris zelf bemoeide zich ermee! Hoe was hij hier in godsnaam in verzeild geraakt? Hij vervloekte zichzelf dat hij zich gisteren niet ziek had gemeld, zoals hij van plan was geweest. Het kloppen zwol nu hinderlijk aan en zijn rug werd langzaam nat van het zweet.
‘Nu, sta daar niet als een kind te dralen, ik wacht!’ De wijkagent haalde even diep adem.
‘Zoals ik gisteren al had gemeld, de camera stond scheef op zijn sokkel en kon dus niet afdoende waarnemen. De verantwoordelijke OORs is ook niks opgevallen’, voegde hij gemelijk toe.
‘Met de OORs heb ik vanmorgen al gesproken. Hij snapt ook niet hoe dit heeft kunnen gebeuren, maar volgens hem valt dit onder jouw verantwoordelijkheid. Dus?’
11 / 20
De omgevallen fiets
‘Die onbetrouwbare rat’, dacht de wijkagent, ‘die is zeker op zoek naar promotie’. Hij pakt zijn zakcomputer. ‘Kijk, volgens de Reglementenbepaling Inzake Camerasurveillance in de Openbare Ruimte, Artikel 6:16 Paragraaf 5.1, ik citeer: ‘De OORs is de eerste verantwoordelijke waar het betreft de volledige bezetting van de openbare ruimte door de camera.’ Hij zorgde ervoor zorgde de woorden ‘OORS’ en ‘volledige bezetting’ langzaam en met nadruk uit te spreken maar dit maakte geen indruk op de commandant.
‘En jíj’, brulde deze, ‘dient ervoor zorg te dragen dat alle camera’s recht en juist hangen, artikel 4:45 artikel 6.2 van voornoemde boekwerk én artikel 4:15 Paragraaf 1.4 van het Handboek Wijkagent. Dus?’ De wijkagent weifelde even, nu kwam het erop aan.
‘Hoe kan ik nou weten dat die camera’s niet registreren wat ze horen te registreren. Ik kan toch niet zien of die dingen een millimeter uit het lood hangen? En daarbij, ík zit toch niet achter die schermen?’ De wijkagent ontspande enigszins toen hij merkte dat deze scherpe redenering enig effect leek te sorteren. Zij was hem gisteravond boven zijn treintjes te binnen geschoten toen hij de woordenwisseling met de OORs eindeloos als een vergeten kauwgumpje nakauwde. En dan durfde zijn vrouw te beweren dat zijn treintjes nutteloze kinderspeelgoed dingen waren! Hoewel het chagrijn van de commandant minder bedreigend voor hem werd, bevond hij zich nog steeds in de gevarenzone. De commandant zat er duidelijk mee in zijn maag dat deze zaak tot zulke proporties was uitgegroeid en hij had helemaal geen zin alle last op zijn schouders te nemen. Beheersing was nu eerste prioriteit, van de situatie én van de commandant!
‘Misschien kunnen we zeggen dat de camera toevallig kapot was?’ stelde hij voorzichtig voor.
12 / 20
De omgevallen fiets
‘Daar kan ik niet mee aankomen natuurlijk’, brulde de commandant. ‘Zorg dat vanaf nu de camera’s álles bestrijken, samen met de OORs. En hoe was je ondertussen van plan de onverlaat te vinden? We moeten die bloedhonden van de pers ook tevreden stellen, die hebben nu al genoeg aanleiding gevonden om te stoken.’ De wijkagent haalde zijn schouders op, opgelucht nu de aandacht van zijn aandeel in deze ellendige situatie werd afgeleid.
‘Ik heb geen idee. We zouden misschien een DNA-profiel kunnen nemen op die fiets en in het bestand naar de dader zoeken. Maar is dat niet wat overdreven voor een omgevallen fiets?’ De commandant snoof.
‘Als de commissaris een zuchtje voelt, stormt het bij mij en waai jij om, begrepen! En bovendien is de wet er om de burgers te beschermen. En de burgers maken zich zorgen om hun veiligheid als dit soort dingen zomaar gebeuren. Dus doe wat nodig is, iedereen staat in dat bestand, die ongelukkige onverlaat vinden we wel. En de onschuldige burgers zullen heus niet klagen, zij hebben niks te vrezen immers.’ De wijkagent knikte gedwee.
Hoewel zijn hoofdpijn nog op een draaglijk niveau was gebleven, slikte de wijkagent uit voorzorg alvast een strip aspirientjes. Want gerustgesteld op een goede afloop was hij in het geheel niet. Een uur later had de wijkagent de fiets naar het bureau meegenomen en een proef naar het Centrale Recherche Laboratorium opgestuurd. Er bleken twee DNA-profielen op te zitten. Eentje was van hemzelf, de ander bleek van een burger uit de nabijgelegen Bloemenwijk te zijn. Toen de wijkagent met ondersteuning van zijn lokale collega-wijkagent bij de eigenaar van het DNA-profiel langsging bleek deze eveneens de rechtmatige eigenaar van de fiets te zijn. Deze schrok behoorlijk toen hem verteld werd over de commotie die zijn fiets had veroorzaakt. De wijkagent sommeerde hem onmiddellijk zijn fiets van het bureau op te halen waarop de ongelukkige gehoorzaam zijn jas aantrok, zich ondertussen zo uitvoerig
13 / 20
De omgevallen fiets
verontschuldigend dat het de wijkagent te gortig werd en hem ruw moest onderbreken. Uiteindelijk had de man het niet met opzet gedaan.
Vervolgens ging de wijkagent naar de commandant om hem in te lichten over de gemaakte vorderingen. ‘Jou moet ik net hebben. De burgervader zelver heeft gebeld of er al vorderingen zijn gemaakt in het onderzoek. In de gemeenteraad worden er vanmiddag vragen gesteld of de veiligheid van de hardwerkende burgers nog wel gegarandeerd kan worden. Ik heb gezegd dat het onderzoek hopelijk voor het middaguur kan worden afgerond. Nu, en?’ De wijkagent voelde de haren in zijn nek overeind komen. Toen hij vertelde dat op de fiets geen andere sporen waren aangetroffen dan die van hemzelf en de eigenaar begonnen er rode vlekken te verschijnen in het gezicht van de commandant. De wijkagent zag ongerust hoe de commandant steeds sneller en driftiger begon te ademen. ‘En wat nu? Hoe ga ik dat de burgervader uitleggen? Die denkt dat de zaak bijkans al beklonken is, dus verzin snel iets beters!’ De commandant begon, net als de dorpsgek, onwillekeurig zijn slijm om zich heen te verspreiden, alleen kon de wijkagent nu niet de andere kant op kijken. Hij bleef zwijgen en voelde met walging hoe een spetter die onder zijn ooglid terecht was gekomen en langzaam naar beneden zakte. ‘Er hebben al verschillende journalisten gebeld, waaronder één van het TV-journaal. Ze willen allemaal weten hoe iets zó onbenulligs aan onze aandacht kon ontsnappen. Dit wild om zich heen slaande virus moet onmiddellijk bestreden worden, met alle middelen die ons ter beschikking staan, begrijp je dat?’ De wijkagent knikte en voelde ongerust dat de aspirientjes uitgewerkt raakten.
’s Middags werden er serieuze vragen gesteld in de gemeenteraad. ‘Hoe kan het dat deze fiets ongezien omgegooid werd? Is er geen controle meer over wat er op straat gebeurd? Wie was er verantwoordelijk voor dat dit ongezien kon gebeuren, en zal deze persoon ter verantwoording worden geroepen? Waarvoor betaalde de burgers belasting voor, als het gezag niet eens hun veiligheid kon garanderen?’ De burgemeester verzekerde dat het allemaal niet zo rampzalig was als de pers het had doen voorkomen, het was immers maar een klein incident geweest waarbij niemand gewond was geraakt, maar hij begreep dat het tot terechte verontrusting had geleid bij de bevolking en hij zou alles tot de bodem uit laten zoeken. Dus hing hij even later weer woedend aan de lijn van de commandant om tekst en uitleg te vragen.
14 / 20
De omgevallen fiets
De commandant hield niet van dit soort onrust. Hij wist dat uiteindelijk híj ervoor verantwoordelijk zou worden gehouden dat zijn manschappen iets was ontglipt. Hij ervoer dat als hoogst onaangenaam en in zekere zin onrechtvaardig. Hij kon ze toch niet elk moment van de dag achter de vodden aanzitten? Hij had genoeg te doen. Bovendien had hij het ook niet voor het kiezen, hij kreeg zijn dienders ook maar toegewezen, vaak recht van de politieschool. Met een beetje geluk dan, want soms kreeg hij er eentje van een andere wijk, en die waren vaak al verpest. Hoewel er nog zo op werd gehamerd dat overal dezelfde procedures moesten worden gevolgd hadden veel commandanten in de loop der tijd zo hun eigen invulling daarvan ontwikkeld. Deze ervaren dienders kon hij nog zó vaak instrueren, maar dingen doen zoals hij dat voor ogen had deden ze toch niet meer. Alleen deze keer zat iets behoorlijk dwars bij de commandant, zo erg zelfs dat hij jeuk op zijn rug had gekregen, op een plek waar hij niet bij kon. Dat gebeurde heel zelden als hij onder grote spanning stond. Deze keer had hij het onaangename gevoel dat hij iets niet in de hand had, dat er ergens iets goed mis liep te gaan, maar hoelang hij er ook op liep te broeden, hij kon er niet bij. En daar werd hij zeer humeurig van, wat ten eerste de verantwoordelijke manschappen hadden mogen ervaren. Nee, het zag er niet best uit, zo voorvoelde de commandant onrustig. Crisisbeheersing was op de politie-academie nooit zijn favoriete vak geweest. En dat allemaal vanwege een omgevallen fiets…
Na de gemeenteraadsvergadering belde het journaal voor een interview. Daar had je het al. Hij kon ze nu met goed fatsoen niet meer afwimpelen, dat zou alleen maar tot meer problemen leiden. Dus nodigde hij ze uit. Daarna belden nog andere programma’s en kranten, waarop zijn humeur snel richting een nieuw dieptepunt afgleed. Hij kreeg het onaangename gevoel alsof hij een in vrije val in een gletsjer naar beneden aan het glijden was, s’ nachts en zonder zicht op de onafwendbare diepe kloof die hij onder hem vermoedde. Hij besloot in overleg met de commissaris en de burgervader om in de vroege avond een persconferentie te beleggen, om alle onrust direct en hardhandig de kop in te drukken. Dat was mooi vlak voor het avondjournaal en tegen beter weten in hoopte hij thuis met een bord op schoot de volledige overwinning te kunnen aanschouwen.
Voor de persconferentie had de commandant een gedegen uiteenzetting van de gebeurtenissen voorbereid, zoals hij had geleerd op een van de vele communicatie-cursussen
15 / 20
De omgevallen fiets
die hem op zijn zware taak als wijkpolitiecommandant hadden voorbereid. Hierin had hij de informatie zoals die volgens hem aan de journalisten bekend was op een zodanige wijze vermengd met wat hij zag als een correcte én veilige interpretatie van de feiten, dat de opgestoken storm snel weer zou gaan liggen. De commandant had besloten, na tot op het laatste draadje alle varianten te hebben afgekloven, het missen van het voorval te wijten aan technisch onderhoud, zoals de wijkagent had voorgesteld. Een andere plausibele oorzaak waar hij mee weg zou kunnen komen wilde niet te binnen schieten. Hij wenste alleen dat die verwenste jeuk op zijn rug eens ophield, maar die leek tot zijn ergernis alleen maar erger te worden. Hij schuurde even met zijn rug langs de stoel, maar dat had geen beklijvend effect.
De persconferentie werd drukker bezocht dan de commandant had verwacht. Er waren zeker vijfendertig journalisten aanwezig, waarmee ruim de capaciteiten van het zaaltje werden benut. Enkele laatkomers zaten aan de rand van de zaal, hun rekordertjes klaar in de hand. ‘Het lijkt wel of iemand dood vlees heeft uitgestrooid voor die aasgieren’, zei de commandant stilletjes in zichzelf. Eerst wilde hij deze gevatte opmerking bij de burgemeester plaatsen, maar toen hij zag hoe grauw deze was geworden bij het aangezicht van een zaal vol journalisten besloot hij dat het nu niet het moment was om diens gevoel voor humor uit te testen.
De commandant luisterde maar half naar de inleidende woorden van de burgervader. Met zijn handen stevig om het papier geklemd en zijn rug langzaam heen en weer schurend tegen de stoel om de jeuk te koelen nam hij zijn gedeelte van de toespraak nogmaals door op mogelijke onvolkomenheden en verkeerd te interpreteren uitspraken, die de camera’s genadeloos zouden registreren. Nadat de burgemeester stilviel en hem verwachtingsvol aankeek beschreef hij eerst het incident en vertelde vervolgens dat er toevallig technisch onderhoud was gepleegd ten tijde van het gebeurde. Hij probeerde onnadrukkelijk de nadruk te leggen op de onbetekendheid van het incident.
De wijkagent zat thuis met zijn eten op schoot naar het journaal te kijken. Met instemming zat
16 / 20
De omgevallen fiets
hij naar de uitleg van de commandant te kijken. Een journalist stond op en vroeg hoe lang zo’n onderhoudsbeurt dan wel mocht duren. De commandant dacht even na, schijnbaar op zijn hoede. ‘Nu, het moet toch af en toe gebeuren. De camerastand moet worden gecontroleerd, of hij nog goed verdachte bewegingen waarneemt en er correct op reageert. Het is uiterst gevoelige apparatuur, weet u. Dus nemen de monteurs de camera een middagje mee. Onderhoud gebeurt maar één á twee keer per jaar’, zei hij naar waarheid.
Toen stond een journalist op die de wijkagent dadelijk herkende als de muskiet die eerder hém had lastigvallen. ‘Maar er hangen vele duizenden camera’s door de hele openbare ruimte heen. Betekent dit dan niet dat de burgers feitelijk regelmatig onbeschermd over straat gaan?’ De wijkagent verslikte zich nu zowat in een hap soep. De commandant keek even zenuwachtig opzij naar de commissaris.
‘Het lijkt natuurlijk heel wat, maar ik verzeker u dat de afwezigheid van cameratoezicht tot het minimum wordt beperkt’, zei de commissaris vol overtuiging. ‘Dit betekent natuurlijk niet dat de burger onbeschermd is, want er wordt natuurlijk extra opgelet als de camera’s worden gecontroleerd’.
‘Maar de dienstdoende wijkagent wist van niks. Hoe zit dat dan?’ pareerde de journalist in de hoogste versnelling. De wijkagent begon nu zijn persoon werd genoemd zich zodanig tegen zijn vrouw op te winden dat zijn etensresten tussen zijn tanden door bij haar op schoot belandden. Ook een andere journalist begon op dreef te raken: ‘Als er extra wordt opgelet, hoe kan het dan gebeuren dat er vanmorgen een fiets ongemerkt is “omgevallen” en beschadigt? En wellicht zijn er nog meer gevallen waarin camera’s uitvallen en niemand van iets weet?’ De burgemeester en de commissaris probeerden de aanwezige journalisten weer voor zich in te winnen, maar dat wilde niet meer lukken tot ze hadden beloofd een onderzoek in te stellen. De commandant zat er verslagen bij.
17 / 20
De omgevallen fiets
De wijkagent had na het zien van de uitzending besloten zich de volgende dag ziek te melden. Het leek hem beter de commandant een paar daagjes niet onder ogen te komen. De verontruste burgers van de stad namen echter geen genoegen met de uitkomst van de persconferentie en kwamen die dag voor het stadhuis demonstreren. Ze eisten direct duidelijkheid over wat er voorgevallen was en scandeerden: ‘Wij eisen onze veiligheid’. Het was duidelijk dat ze zich met een aantal maanden durend onderzoek niet af zouden laten schepen. Nadat de burgemeester beloofd had persoonlijk de verantwoordelijken te straffen gingen de demonstranten uiteen. Daarop belde de burgemeester ziedend de commandant op met de mededeling direct en met terugwerkende kracht orde op zaken te stellen. De eerst schuldige die de commandant kon bedenken was de wijkagent, die hij vervolgens op non-actief stelde. De wijkagent begon ernstig te hyperventileren toen hij dit hoorde. Hij was altijd een trouwe en volgzame handhaver van de wet geweest die zich nooit met politiek had willen inlaten, maar hij besefte dat hij desondanks de pineut was. Hij trok zich schielijks terug op zolder tussen zijn treintjes waar hij de komende maanden niet meer zou vertrekken. Zijn vrouw, die het met de gang van zaken niet eens was, belde vervolgens de journalist op die eerder deze zaak aan het rollen had gebracht. Zei vertelde hem dat de camera eigenlijk scheef had gehangen en dat alle betrokkenen ervan af had geweten, maar haar man als zondebok wilden gebruiken.
De journalist nam zijn kans op eeuwige roem waar en schreef een vlammend stuk over de schijnveiligheid waarin het gezag voorzag en haar leugenachtig gedraai na afloop van de persconferentie waarna een onschuldige wijkagent het slachtoffer werd van haar blinde zelfbehoudsdrang. Hoewel hij als serieuze journalist niet hield van sensatie, besloot hij ‘in het belang van de oppassende en nietsvermoedende burgers’ een sensationeel stuk te schrijven. Het eindigde met een vlijmscherpe aanklacht, waar hij zijn leven lang trots op zou blijven en die hem een jarenlange reputatie als enkelbijter van het gezag opleverde. Wat niet iedereen hem in dank afnam, zeker niet de vele eerbiedwaardige burgers die nog jaren nodig hadden om hun vertrouwen in de overheid te herstellen. ‘Maar als een fiets ongemerkt kan worden vernield, als camera’s zomaar ‘verkeerd gericht’ kunnen staan en het gezag zich om zo’n “kleinigheidje” al in de meest leugenachtige bochten draait om er onderuit te komen, als hardwerkende en gewetensvolle agenten worden af geserveerd omdat ze teveel weten, wat is er dan nog meer aan de hand? Wellicht worden er ook wel eens burgers beroofd en in elkaar geslagen als de camera uitvalt? Kunnen onze dochters nog veilig over straat? Of worden kinderen buiten elk toezicht de bosjes ingetrokken? En probeert U dat alles dan ook te verzwijgen in het belang van ons allen en onze veiligheid? Het is toch ook zo dat deze zaak toevallig aan het rollen kwam
18 / 20
De omgevallen fiets
door een oplettende journalist? Hoe kunnen de burgers van dit land ooit nog vertrouwen dat het gezag het met hun veiligheid goed voorheeft?’
Door het hele land gingen ongeruste burgers de straat op en eisten dadelijk opheldering in deze zaak en een grondig onderzoek. De verantwoordelijke minister moest zich onvriendelijke Kamervragen doen welgevallen, maar mocht natuurlijk blijven zitten na de belofte een grondig onderzoek in te stellen. Uiteindelijk kreeg de burgemeester een royale gouden handdruk waarna hij ergens in het bedrijfsleven een aantrekkelijke functie kreeg met veel verantwoordelijkheid en weinig concrete bezigheden gekoppeld aan een navenante beloning. De commissaris werd overgeplaatst naar een beschutte plek in het Ministerie van Veiligheid en Gezondheid om zijn pensioen daar af te wachten. Volgens kwade tongen was dit echter een duidelijk teken dat er meer achter deze zaak zat en dat het gezag de rest van het vuile was binnen wilde houden. Tenslotte, beloofde de minister plechtig dat de controle op de camera’s ernstig verscherpt zou worden zodat de brave burgers weer met een gerust hart over straat konden gaan. De wijkagent heeft een jaar lang overspannen thuisgezeten is daarna een rustige carrière begonnen in de boswachterij.
Jeroen Verkroost
Februari 2006
Bio van auteur:
Jeroen Verkroost (1972) is freelance journalist. Zijn journalistiek werkwijze en inspiratie voor
19 / 20
De omgevallen fiets
onderwerpen vloeien voort uit zijn studies culturele antropologie en Russische taal. Een reportage wordt door hem uitgevoerd als een klein veldwerkonderzoek. Centraal staat de mens in relatie tot zichzelf, met een zekere voorkeur voor de langzaam uitstervende Homo Sovetus.
20 / 20