Maart 2010
Jaargang 1, nr. 1
Voorwoord Met enige onverholen trots stellen we u graag het eerste nummer van de GGazet voor. De e-gazet die u om de drie maanden een inkijk geeft in het wel en wee van de ontwikkelingen én van de concrete realisaties en werkingen in de geestelijke gezondheidszorg in West-Vlaanderen en af en toe eens daarbuiten. Grote theorieën kun je in de boeken vinden, maar het echte gebeuren vind je in de GGazet! Even voor de nieuwe lezers: de GGazet is de vernieuwde versie van de Coco-Courant die na zijn 16de jaargang een flinke facelift kreeg. De Coco-Courant was een initiatief van het coördinatiecomité Geestelijke gezondheidszorg Midden West-Vlaanderen en was in die contreien een vertrouwd lijfblad. Dit ontging het West-Vlaams overlegplatform Geestelijke Gezondheidzorg niet en derhalve werd onder hun auspiciën een verruimde redactieraad opgezet met de ambitie de hele provincie te bestrijken. Tegelijk werd van de papieren uitvoering afgestapt wat de uitbreiding naar een multi duizendkoppig lezerspubliek financieel en ecologisch meer haalbaar maakte. Het opzet van de GGazet is thematisch: de redactie bedenkt een boeiend onderwerp en struint de provincie af naar boeiende mensen of realisaties die hierrond exemplarisch zijn. In dit nummer geven we u een inkijk in hoe de psychologie ondersteunend kan zijn in de behandeling van fysieke problemen en het blijkt dat West-Vlaanderen zich niet onbetuigd laat. In de rubriek ‘Fredje van ‘t gazetje’ wordt met een kwinkslag verslag uitgebracht over boeiende evenementen in onze contreien. En verder zult u vanaf het volgende nummer aankondigingen vinden van evenementen die bijdragen aan de kwaliteit van onze dienstverlening : laat ons tijdig weten als u een seminarie, studiedag of congres organiseert en wij laten het de lezers weten! Rest mij nog u veel leesplezier te wensen met dit eerste nummer en u vooral ook uit te nodigen om ons van commentaar of suggesties te voorzien, mailadressen vindt u elders in dit nummer. Jan Callens
Redactieleden Jan Callens | Sint-Jozefskliniek Pittem |
[email protected] | 051 46 70 41 Fabien Corneillie | PZ Heilig Hart Ieper | fabien
[email protected] | 057 23 91 11 Frederiek Dumarey | AZ Groeninge Kortrijk | frederiek
[email protected] | 056 63 63 63 Mia Ramboer | CGG Mandel en Leie Izegem |
[email protected] | 056 23 00 21 Filip Vanneste | CGG Mandel en Leie Izegem |
[email protected] | 056 23 00 21 Jozef Verbrugghe |
[email protected] Adelin Verslyppe | CGG Prisma Oostende |
[email protected] |050 41 84 22 Vormgeving en administratie: Jacqueline Delodder |
[email protected]
Diverse taken van psychologen binnen het AZ Sint-Jan Brugge Hieronder worden drie verschillende aspecten van het werk van psychologen in een algemeen ziekenhuis wat nader toegelicht.
Psycholoog op een ambulante dienst Klinische Psychologie Eva Boone Het werk als psycholoog binnen een algemeen ziekenhuis richt zich voornamelijk op de medische psychologie. Zelf werk ik een groot deel van de tijd met patiënten die zich aanmelden met lichamelijke klachten waarvoor op medisch vlak geen verklaring wordt gevonden. Ze worden doorverwezen door neusoor-keel artsen, pneumologen, neurochi-rurgen, huisartsen, … of nemen op eigen initiatief contact op. In het AZ St. Jan AV campus Brugge, wordt een psychofysiologisch onderzoek uitge-voerd waarbij wordt uitgegaan van het feit dat fysiologische parameters reageren op psychologische factoren. Een typ ev oor be eld van der gelijk onderzoek is het hyperventilatieonderzoek. Als iemand zich hiervoor aanmeldt bestaat het contact uit twee delen, eerst is er een uitgebreid intakegesprek, vervolgens het psycho-fysiologisch nazicht. In het
intake-gesprek wordt aandacht besteed aan onderliggende factoren en komen onder andere de klachtengeschiedenis, ev. eerdere onderzoeken en/of be-handelingen, en anamnestische facto-ren aan bod. Het psychofysiologisch onderzoek is eigenlijk een polygraaf-registratie van verschillende parame-ters zoals: de zuurstofdruk (PO²) en koolzuurdruk (PCO²), de spierspanning op twee plaatsen gemeten (EMG), de huidgeleiding (SC), de huidtemperatuur, de hartslag en bloedvolumepuls, en de adembeweging zowel diafragmaal als thoracaal gemeten. De elektroden worden aangebracht en de eerste minuut worden de parameters geobserveerd, vervolgens vindt er stressinductie plaats door middel van een rekenoefening en het overlopen van een klachtenlijst. D a a r n a w o r d t e e n hyperventilatieprovocatietest uit-
2
gevoerd waarbij de patiënten gevraagd wordt drie minuten aan een snel tempo diep in en uit te ademen. Na deze provocatie volgt een registratie van de recuperatie, en na twee minu-ten gebruiken we een plastiekzak met de bedoeling de recuperatie te versnel-len. Dit alles gebeurt in zittende houding, vervolgens mogen patiënten gaan liggen en wordt het herstel nog even verder geobserveerd. Aan de hand van dergelijk onderzoek hebben we een objectivering van de klachten en krijgen we een profiel waaruit zichtbaar wordt welke parameters een rol spelen in het klachtenpatroon. Bv. Een te lage koolzuurwaarde bij begin en einde van het onderzoek, en een traag herstel op dit vlak na provocatie, wijst op een problematiek van chronische hyperventilatie. Patiënten worden hier ook behandeld. Doorgaans wordt gestart met adem- en
De psycholoog op de pijnkliniek Rosalie De Groote De patiënt op de pijnkliniek wordt binnen een multidisciplinaire context benaderd. Wekelijks is er een overleg tussen de algologen en de psycholoog, maandelijks is er een overleg tussen de neuroloog, de revalidatiearts, de psychiater, de algologen, de neurochirurg en de psycholoog. Een van de taken van de psycholoog op de pijnkliniek is het adviseren bij de goedkeuring voor het plaatsen van neurostimulatoren (SCS) en morfinepompen (ITA). Bij zowel de stimulatoren als de ITApompen wordt de verwachting van de patiënt ten aanzien van de pomp of SCC nagegaan (wat betekent het om van de pijn af te zijn?), de
psychische voorgeschiedenis en de interper-soonlijke context van de pijn nauwgezet bekeken. Tegenindicaties zijn depressie (aanwezig vóór het pijnprobleem), toxicomanie en psychosen. Een depressie zal dan bv. eerst behandeld worden en daarna het pijnprobleem. Bij de screening wordt dan ook gebruik gemaakt van diagnostisch testmateriaal dat depres -sie meet (bv. Beck Depression Inventory), renteneurose (bv. de Somatosensore Amplificatieschaal), psychose (bv. de SCL-90) en somatisatie (bv. de Amsterdamse Biografische Vragenlijst).
nociceptief niveau. De rol van cognities, gedrag en emoties mogen ook niet uit het oog verloren worden. Een tweede taak van de psycholoog bestaat dan ook uit het therapeutisch begeleiden van mensen met chronische pijn. Hen leren omgaan met chronische pijn via het afgrenzen van activiteiten (bv. d.m.v. een pijn-dagboek), leren luisteren naar de signalen van het lichaam, en het aanbieden van relaxatie en cognitieve technieken.
Een pijnpomp werkt echter enkel op
De psycholoog op de eenheid voor beroertezorg Fanny Geschier Ook op de eenheid voor beroertezorg staat de multidisciplinaire werking centraal. Bij een beroerte gaat er iets mis met de bloedcirculatie in de hersenen (een bloeding of een infarct). De taak van de psycholoog bestaat vooral uit diagnostiek, nl. van het cognitief functioneren (aandacht, geheugen, …), van het gedrag, de stemming en de persoonlijkheid. Aan sommige patiënten en/ of familieleden wordt eveneens psychotherapie geboden. Op eén doelstelling van de diagnostiek wordt hieronder wat uitgebreider ingegaan : het selecteren van patiënten die in aanmerking komen voor specifieke cognitieve training, met name neglectraining. In april 2009 startten we op de eenheid voor beroertezorg met een nieuwe vorm van formele neglecttraining. Neglectpatiënten hebben een verminderde neiging om te rea-
geren op, of om actief te zoeken naar stimuli in het gedeelte van de ruimte contralateraal aan de lesie, zonder dat er sprake is van een verlies van sensorische of motorische functies waardoor dit gedrag verklaard zou kunnen worden. De patiënt gedraagt zich alsof voorwerpen en personen in het verwaarloosde gebied niet bestaan. Het gaat hierbij meestal om de ruimte links van de patiënt. Hij is geneigd het hoofd en de blik vooral te richten naar de niet-aangedane zijde. We merken dat patiënten hun voedsel links op hun bord laten liggen, enkel de rechter zijde van hun gezicht scheren, wassen en maquilleren, regelmatig tegen deurposten lopen of rijden, … Op grond van een tentatieve diagnose van het neglect door de behandelende neuroloog en na gedetailleerd neuropsychologisch neglectonderzoek door de psycholoog wordt de func-tionele impact ingeschat door de ergo-therapeut. In
onderling overleg wordt vervolgens bepaald wie voor de therapie in aanmerking komt. De behandeling bestaat uit een uur training per dag, gedurende vijf dagen per week, afhankelijk van de individuele evolutie en dit maximaal gedurende zes weken. Het protocol is gebaseerd op een Nederlands protocol (Fasotti & van Kessel, 2007) en omvat vier verschillende taken: visuospatiële scanningstraining op een groot scherm, matrixen kopiëren, lees- en schrijftaken en tenslotte platen beschrijven. Er wordt systematisch en gestructureerd, met toenemende moeilijkheidsgraad, geoefend in het richten van de aandacht naar de linker zijde. De psycholoog evalueert op vaste tijdstippen de evolutie en in overleg met de andere teamleden wordt de zinvolheid van verdere training be-sproken.
Eva Boone, Rosalie De Groote en Fanny Geschier zijn klinisch psychologen werkzaam op de dienst klinische pscyhologie van het AZ Sint Jan Brugge.
3
Taak van de geestelijke gezondheidszorg binnen het algemeen ziekenhuis gelinkt aan specifieke FYSIEKE klachten Lien Hallein
A l s p s y ch o l o g e bi nn en he t oncologisch zorgteam word ik ingeschakeld om de emotionele belasting van de patiënt met een oncologische problematiek te helpen dragen. Ik ben voornamelijk werkzaam op het dagziekenhuis waar ik bij de patiënt(e) langsga op het moment dat hij/zij de chemotherapie krijgt. Daar is mijn rol voornamelijk ondersteunend, waarbij gepoogd wordt ruimte te bieden om frustraties, kwaadheid, angst en onzekerheid bespreekbaar te maken. Dit is niet altijd even evident. Uit de weinige ervaring die ik met deze doelgroep heb, merk ik dat het stigma „de psychiatrische patiënt‟ een belangrijke beïnvloedende factor is binnen ons werkdomein. Een [sprekend] voorbeeld zegt hier het meest… De oncoloog zegt aan een patiënte die ik reeds enkele maanden volg: “Ik zal de psychologe dan langs sturen.”, waarop de patiënte reageert: “Ik ben toch niet zot, ik heb geen psychologe nodig.” Wanneer ik de volgende dag bij haar langsga, zegt ze: “Lien, ik heb nu iets gedaan, ik heb aan de dokter gezegd dat ik geen psychologe nodig had, maar pas daarna begon ik me te realiseren dat jij het was die langskwam.”
Deze situatie toont aan dat het belangrijk is om dit stigma te doorbreken en dat we de invloed van het stigma op de patiënt met psychische problemen niet mogen onderschatten. Dit is een belangrijk punt om mee te nemen naar het psychiatrisch ziekenhuis waar ik ook werkzaam ben. Momenteel wordt er op onze dienst met een vaste intakeprocedure gewerkt, waardoor iedereen sowieso kennis maakt met „de psychologe‟ en waardoor de werking laagdrempelig is. Los daarvan is de psychologische dienst in ons ziekenhuis piepjong, zodat het voor ziekenhuismedewerkers niet evident is om vanuit het vertrouwde strikte medische kader, over te stappen naar een meer biopsycho-sociaal model. Toch wordt er naar deze vorm van werken gestreefd. Sinds kort vormt de dienst patiëntenbegeleiding dan ook een afzonderlijke dienst met een aparte coördinator. Het is duidelijk een dienst in beweging. Als psychologe word ik ook geconfronteerd met onze beperkte medische kennis. Vaak wordt opgemerkt dat patiënten tijdens de slechtnieuwsgesprekken met de
4
arts weinig opvangen van wat er gezegd wordt, ook al door de vele emotiesIn een ondersteunend gesprek, kan het van belang zijn om de hoofdzaken van het medische luik nog eens te herhalen, wat na de basisopleiding „klinische psychologie‟ niet haalbaar is. Gelukkig worden er n er een aantal g e s p e c i a l i s e e r d e opleidingsmomenten oncologie voor niet-medisch geschoolden‟, die worden aangeboden door het Cédric Hèle- instituut. Naast het oncologische aspect (mijn hoofdtaak), wordt er van alle psychologen werkzaam binnen de dienst patiëntenbegeleiding verwacht om op vraag van de arts ingezet te kunnen worden op andere afdelingen. Het is de bedoeling dat we als psychologen zullen worden toegekend aan een bepaalde afdeling, net zoals het bij de maatschappelijk en pastoraal werkers georganiseerd is, om zo ook een uniformiteit binnen de werking van de patiëntenbegeleiding te bekomen, maar dit is nog een project in wording. Het is positief dat er steeds meer aandacht is voor de psychosociale begeleiding binnen het algemeen
Psycho-oncologie in de praktijk Marjolein Verbeke Klaas Desmedt Psycho-oncologie is een vrij nieuw vakgebied, ontstaan sedert een 30-tal jaar. In België is dit domein zich vooral de laatste 5 jaar sterk beginnen ontwikkelen dankzij de opstart van het Cédric Hèle-instituut en het begin van de interuniversitaire postacade-mische vorming psycho-oncologie. Vanuit knelpunten in de praktijk en de mogelijkheid tot subsidiëring door de overheid, had het HeiligHartzieken-huis te Roeselare de nood om een model voor de psychosociale begelei-ding van oncologiepatiënten uit te werken. De psycholoog werkt binnen de psychologische dienst, die samen met de sociale dienst, de pastorale dienst, de borstkliniek en Palliatief Support Team de dienst patiëntenbegeleiding vormt. Deze heeft als doel de psycho-sociale zorg van de patiënt te optimali-seren. Sedert een 5-tal jaar behoorde oncologie tot het takenpakket van de ziekenhuispsycholoog en er was een halftijdse bezetting beschikbaar voor oncologische patiënten in het ziekenhuis. De psycholoog werd enkel door artsen, verpleegkundigen of andere patiëntenbegeleiders ingeschakeld wanneer er aanhoudende moeilijk-heden waren bij de residentiële pa-tiënt. Er werd echter ervaren dat veel patiënten niet
de begeleiding kregen die ze nodig hadden. Ook uit onder-zoek bleek dat “distress” bij oncologie-patiënten door eerstelijnszorgverleners binnen de ziekenhuissetting niet adequaat wordt gedetecteerd. Hierbij komt nog de algemene inschatting dat 1 op 5 oncologiepatiënten nood heeft aan psychologische begeleiding. Rekening houdend met deze gegevens werd beslist om de psycholoog ook gedeel-telijk op de eerste lijn te laten fungeren naast andere disciplines van patiënten-begeleiding. Er hoeft daar geen ver-wijzing meer te gebeuren, maar er kan direct een kennismakingsgesprek ge-pland worden. In ons ziekenhuis zijn verscheidene artsen aanwezig die oncologische patiënten diagnosticeren en behande -len, zijnde oncologen, hematologen, gastro-enterologen, pneumologen, gy-naecologen, nefrologen, urologen, radiotherapeuten e.a. Dit impliceert dat patiënten op verscheidene afdelingen in het ziekenhuis kunnen opge-nomen en behandeld worden. Binnen het ziekenhuis kunnen bovendien, vanuit de dienst patiënten-begeleiding, verscheidene zorgverleners betrokken worden bij de begeleiding van onco-logische pati ën ten zoals e en s ociaal verpleegkundige, een psycholoog, een pastoraal werker, een palliatief ver-pleegkundige en een borstverpleeg-kundige.
5
Rekening houdend met deze twee eigenschappen van het oncologische werkdomein werd het ‘tandemmodel‟ ontwikkeld. Aan verscheidene artsen-groepen (vb. oncologen en hemato-logen; gastroenterologen en pnuemo-logen) is een duo van sociaal werker en psycholoog verbonden. Beide maken kennis met de nieuw opgenomen patiënten en screenen de nood aan verdere begeleiding. Tijdens dit ken-nismakingsgesprek is er oog voor o.a. ziekte-inzicht en beleving, coping, gezin- werk- en thuissituatie én wordt de werking van de dienst patiënten-begeleiding ui tge leg d. De tw ee patiëntenbegeleiders bespreken onder-ling of de patiënt verder opgevolgd moet worden en ze beslissen ,afhanke-lijk van de aard van de hulpvraag, wie dit zal opnemen. Indien de patiënt niet verder wordt opgevolgd, dan kan er bij eventuele problemen nadien steeds een beroep gedaan worden op een lid van de tandem. In het verpleegdossier wordt via een sticker duidelijk ge-maakt welke tandem van hulpverle-ners aan de patiënt verbonden is, dit is eveneens in het elektronische dossier terug te vinden. Naast het wekelijks overleg nemen de leden van de tandem ook deel aan het overleg tussen artsen en hoofdverpleegkundige. De tandem waakt erover of er nog andere disciplines van patiëntenbegeleiding moeten ingeschakeld worden en
regelen een doorverwijzing als die nodig is. Via het verhogen van individuele contacten met de patiënt, trachten wij ook de deelname aan het groepsaanbod te verhogen. Er zijn immers sinds mei 2009 een 2-tal groepsprogramma‟s lopende voor oncologische patiënten. Het eerste betreft het oncologisch revalidatieprogramma „Reactief‟, opge-start in september 2007. Dit is een groepsprogramma dat gericht is op het verhogen van de levenskwaliteit van patiënten die hun primaire behande-ling voor kanker afgerond hebben en moeilijkheden ervaren op fysiek, sociaal en/of psychisch vlak. Het programma steunt op drie grote peilers nl. fysieke oefeningen, interactieve infosessies en lotgenotencontact. Dit loopt gedurende 12 weken, drie maal per jaar. Twee maal in de week vinden er 2-uur durende fysieke oefensessies plaats begeleid door kinesisten en ergotherapeuten. Elke twee weken is er aansluitend op de oefensessie een groepsmoment onder leiding van de psycholoog. Tijdens deze „koffiemomenten‟ is er tijd en ruimte voor een open gesprek betreffende “het leven na kanker”. Nadien start er telkens een infosessie, waarbij een medewerker van het ziekenhuis of van de Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK) een voordracht geeft over een thema dat relevant kan zijn na een behandeling tegen kanker, namelijk geheugen-en concentratiemoeilijkheden, vreemde vermoeidheid, voeding, intimiteit en seksualiteit, cosmetica en omgaan met emoties. Er is een startavond en een middag ter afsluiting. Er wordt tevens een bezoek gebracht aan het VLK- inloophuis. Het programma is ook toegankelijk voor patiënten die niet binnen het HHRM behandeld werden. Onderzoek van de werkgroep oncologische revalidatie onder leiding van. Dr. J. Bourgois uit het U.Z. Gent toont aan dat deelnemers aan een twaalf weken durend oefenprogramma een opmerkelijke
stijging in levenskwaliteit ervaren. Er is een significante stijging betreffende het fysiek en sociaal functioneren, en een significante daling in vermoeid-heidsklachten. Sinds mei 2009 is er naast het oncologisch revalidatieprogramma een groepsaanbod voor familieleden van kankerpatiënten. De doelstelling is enerzijds het optimaliseren van de steun die patiënten krijgen van familieleden en anderzijds het onder-steunen van de familieleden zelf. Onderzoek toont immers aan dat een ziekte als kanker niet enkel voor patiënten maar ook voor partners, kinderen en andere familieleden een ingrijpende gebeurtenis is en dat familieleden net als patiënten nood kunnen hebben aan ondersteuning. Er zijn vier verschillende groepsop-zetten voor familieleden van kanker-patiënten. Drie daarvan vinden maandelijks plaats: de Algemene Info-avond, de groep „praten met kinderen over kanker‟ en de gespreksgroep voor familieleden. De Algemene Infoavond tracht mensen te informeren hoe ze een ziek familielid kunnen helpen. Bijvoor-beeld wat ze beter niet doen, hoe ze kunnen spreken over kanker, hoe ze kunnen omgaan met ontkenning, vermijding en andere mogelijke reacties. Niet alle hulp is even doel-treffend en mensen voelen zich vaak onzeker wanneer ze geconfronteerd worden met iemand die kanker heeft. ‘Praten met kinderen over kanker‟ is er om mensen te sensibiliseren hun kinderen te betrekken bij de ziekte. Deelnemers worden geïnformeerd waarom kinderen beter niet in het ongewisse gelaten worden. Er wordt getracht concrete handvaten aan te reiken om effectief met kinderen over kanker te praten. Zij vormen immers een kwetsbare groep en negatieve ervaringen met ziekte (en verlies) op jonge leeftijd kunnen een grote impact hebben. De gespreksgroep voor familieleden is een zelfhulpgroep waar lotgenoten met elkaar in contact komen en
6
ervaringen delen. Op die manier kun-nen ze van elkaar horen hoe ze bepaalde moeilijkheden aanpakken. Er is ook een aanbod specifiek voor partners van kankerpatiënten: een reeks van 4 bijeenkomsten, gespreid over 2 maanden, waarbij telkens een ander relevant onderwerp aan bod komt. Dat kan gaan over relatieproblemen, communicatie tussen partners en zelfzorg. Net als bij de gespreksgroep voor familieleden ligt de klemtoon hier eerder op het lotgenotencontact. Elk van de bijeenkomsten wordt in goede banen geleid door een klinisch psycholoog en deelnemers krijgen telkens de mogelijkheid om concrete vragen te stellen met betrekking tot hun eigen situatie. Ook familieleden van patiënten die niet in ons ziekenhuis behandeld worden kunnen deelnemen aan de groepsbijeenkomsten.
(Bijkomende en concrete informatie omtrent bovenstaande activiteiten is terug te vinden op www.hhr.be/ zorgaanbod/activiteiten).
Referenties Eelen S., Libert Y., Mathys R., Merckaert I., Razavi D. en Verzelen A. Psy chos o ciale n ode n bij kankerpatiënten: een nationale studie naar de behoeften en
Parentificatie. Als het kind te snel ouder wordt. Hulde aan de bedenker van deze titel voor de studiedag van de Sint Jozef kliniek te Pittem! Hij of zij kan tippen aan het ongekroonde hoofd der koppen-bedenkers, Guy Mortier, die een artikel over de bekende sportjournalist blokletterde met ‘De Sade, leer en werken‟ , of prostituees op leeftijd bedacht met de naam ‘kanimeermeisjes‟. Maar eerst een korte interruptie, want ik merk dat ik niet goed bezig ben. De redactie van GGazet heeft er namelijk op gesteund de schrijfstijl aan te passen aan een jonger publiek. Ik ben inderdaad al wat minder coulant dan Koen van de Courant, mijn illustere voorganger. Maar sinds de naamsverandering en de gebiedsuitbreiding van de periodiek, moeten jullie het stellen met Fred van de Gazet. Eigenlijk is de naam voluit Freddy, ik heb de leeftijd van de rimpeldagen bereikt en probeer nu de ADV-uren te vullen met geschrijf. Liefst korte zinnen heeft men mij op het hart gedrukt, en vermijd ondergeschikte zinnen in Grieksromeinse stijl. Daar worstelen lezers mee. Verraad ook je leeftijd niet door te verwijzen naar gepensioneerde sportjournalisten als Rik De Saedeleer of ex-hoofdredacteurs van weekbladen. Laat vooral geen preoccupaties merken met ouder worden of op rust gaan. In die zin is de aanhef van dit stukje vatbaar voor verbetering. We proberen opnieuw. Respect voor de man achter de header. Ook respect voor het pluralisme van de kl (in)iek van Pittem. Van naam en faam bekend als psychoanalytisch bolwerk, maar voor deze keer ingenomen door een begrip dat uit het contextuele model afkomstig is. Maar laat ons wel wezen: kwam de vader van de „parentificatie‟, Nagy himself, niet uit een analytisch nest? M.C. van de dag is de hoofdgeneesheer van het psychiatrisch centrum, Mark
7
Kinet. Parentificatie wordt omschreven als „wanneer het kind op oneigenlijke manier verantwoordelijk wordt (gemaakt) voor het welbevinden van de ouders‟. De hoofding van zijn introductie „Een rotte roeping‟ kan uit een song van een ruige rapper ontleend zijn, de cadans van het verhaal en sommige thema‟s al evenzeer. Het gaat over: valse idylle en agressie/ afgunst en reparatie/allumeuse en emmerdeuse/castratie en de wet/genaaid en verlaten/ en eindigt met …and the woman calling. Gecondenseerd als straffe koffie, lijkt alles al gezegd na deze inleiding. Er wordt gevreesd dat volgende sprekers niets meer kunnen toevoegen. Maar men leert een land niet kennen door er overheen te vliegen. En wat op afstand bevattelijk en overzichtelijk lijkt, wordt curieus ingewikkeld als men wat dichterbij gaat staan. Zeer dichtbij, om niet te zeggen helemaal ondergedompeld in de klinische realiteit is Gino Ameye, kinderpsycholoog. Uit de boeiende casussen die hij presenteert, blijkt dat er geen „eenduidige‟ parentificatie bestaat. De richtlijn „Laat het kind weer kind zijn en de ouder weer ouder‟, is niet met een simpel protocol te realiseren. Al betekent de opname een feitelijke scheiding tussen ouder en kind, toch slaagt men er soms maar moeizaam in de symbiose der geesten te doorbreken. Michel Thijs werpt zijn licht op de rol van het kind als actor bij het parentificatie. De theorie der Kleiniaanse borsten niet geheel ongenegen, stelt hij de vraag of het kind uit nijd dan wel uit spijt een actieve rol speelt in dit proces. Nijd, omdat vanuit zijn interne wereld het kind moeite kan hebben om zijn afhankelijkheid te verdragen ten aanzien van een algoed object. Spijt omdat het de (imaginaire)schade wil herstellen die het door zijn afgunst heeft teweeggebracht. Dan is er de prijsuitreiking voor een
wetenschappelijk artikel ter nagedachtenis van voormalig hoofdgeneesheer Frans Hoornaert. Ongetwijfeld terecht gewonnen, maar de samenvatting door het jurylid is cryptisch en verstrengeld met de verantwoording. Konden we de auteur zelf maar eens horen!
geïllustreerd en uitgediept. We vermelden er eentje, dat van „The lost tribes‟. Dit zijn ongeschoolde Ethiopische Joden die immigreerden naar Israël. Hun kinderen kregen de scholing
Stilaan tijd voor de lunch. „Was teten goe?‟ De moeder van alle vragen die bij elke autochtone Vlaming op de lippen brandt bij de ontmoeting met iemand die van een reis terugkeert, willen we beantwoorden met een nostalgisch ‘Vroeger was het beter‟ . Toen kwam er nog een visschotel op tafel, met een frisse wijn er boven op. Nu moeten we het stellen met sandwiches. Maar tegenwoordig is Fortis ook in Franse handen, wordt Opel gesloten en is er ook crisis in de keuken. Trouwens, ons “opper ik‟ herinnert ons dat we gekomen zijn voor geestelijk voedsel. Dat wordt beeldig gepresenteerd door Jan Cambien, middels het moderne klank - en lichtspel van een kunstzinnige powerpoint. De spreker toont zich een bijzonder erudiet man en kenner van de Joodse cultuur en letterkunde. In vijf verhalen wordt het thema van de dag
vroeg tot bendevorming. De parallel met de Marokkaanse Berbers in Antwerpen is gemakkelijk te trekken. Afsluiter van de dag is Mieke Hoste. Vanuit haar ervaring in de ontwenningskliniek ziet ze verslaving als de ideale voedingsbodem voor parentificatie, die soms transgenerationeel wordt doorgegeven. Ze vraagt aandacht voor de KOAP, een project voor kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem, als preventie om dit patroon te doorbreken.
die zij gemist hadden. Ze leerden de gebruiksaanwijzing van een complexe technologische samenleving kennen en konden zo een geparentificeerde positie innemen ten aanzien van hun analfabete ouders. Op die manier wordt het voor de ouders moeilijk om hen respect voor de wet bij te brengen en neigen jongeren al
8
Een pragmatische collega vond dat ze op haar honger bleef zitten. „Wat moet ik nu doen om parentificatie te doorbreken?‟, was haar vraag. Inderdaad, vooral wie inzichtgevend werkt zal heel wat opgestoken hebben op deze studiedag. Voor anderen wordt het zoeken naar integratie voor Ideeën die op het eerste gezicht vreemd kunnen aanvoelen. Maar ons finale verzoek is om luid geklap nog met de handjes voor deze studiedag in eigen streek. Niet enkel goed voor het milieu, maar ook om weer bij te praten met collega‟s uit de omgeving. Fred.