M200705 Werkgelegenheid bij startende bedrijven
drs. A. Bruins
Zoetermeer, mei 2007
2
Werkgelegenheid bij startende bedrijven Van startende bedrijven wordt verwacht dat zij bijdragen aan nieuwe werkgelegenheid. Het aandeel van startende bedrijven met personeel in dienst is kort na de start echter zeer beperkt en hierin komt in de loop van de jaren daarna slechts weinig verandering. Wel is het aandeel van bedrijven met personeel onder recentere starters hoger dan onder starters uit het eind van de jaren negentig. In beide gevallen gaat het daarbij doorgaans om niet erg veel medewerkers. Weliswaar neemt in de loop van de jaren na de start het aandeel van bedrijven met slechts een of twee medewerkers af, maar bij de meeste bedrijven komt de omvang van het personeelsbestand ook ruim na de start niet boven de vijf medewerkers.
1
Inleiding
Sinds het eind van de jaren tachtig is het aantal startende ondernemingen geleidelijk toegenomen. Het jaar 2000 was het topjaar. Vanaf 2002 liep het aantal startende ondernemingen terug, maar in 2004 was er weer sprake van een opleving. Deze opleving is in 2005 doorgezet en in dat jaar werd het topjaar 2000 overtroffen.1 In het licht van de beleidsdoelstellingen die zijn gericht op het stimuleren van meer ondernemerschap is er dus sprake van een gunstige ontwikkeling. In het ondernemerschapsbeleid gaat het echter niet alleen om het starten van bedrijven, er wordt van starters meer verwacht: “Startende ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan de duurzame groei van de economie. Zij zijn niet alleen een bron van innovatie, maar jagen ook de concurrentie aan en zijn een motor voor nieuwe werkgelegenheid.”, aldus het Ministerie van Economische Zaken2. De vraag is in hoeverre startende ondernemingen voldoen aan wat van ze wordt verwacht. Wat betreft de innovativiteit van startende ondernemingen stelde EIM eerder vast dat in de loop van de jaren negentig het aandeel vernieuwende startende ondernemingen is toegenomen, maar dat Nederland nog steeds weinig vernieuwende startende ondernemingen telt, zeker als we de drempel voor wat als vernieuwende onderneming wordt aangemerkt niet te laag leggen3. Nu richten we de aandacht op het aspect werkgelegenheid van startende ondernemingen, zowel kort na de start van het bedrijf als in de jaren daarna. We kijken daarbij achtereenvolgens naar twee aspecten: hebben bedrijven wel of geen personeel in dienst en zo ja, om hoeveel medewerkers gaat het. Dat de starter ook werkgelegenheid creëert voor zichzelf laten we hier buiten beschouwing.
1
K.L. Bangma, Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid; Periode 1987-2006, EIM, februari 2007, p. 10.
2
Ministerie van Economische Zaken, In actie voor ondernemers!, december 2003, p.6.
3
A. Bruins, De innovativiteit van startende ondernemingen, EIM, januari 2002 (vergelijking van starters uit 2000 met starters uit 1994).
3
De informatie in de volgende paragrafen is gebaseerd op onderzoeken onder de deelnemers aan de EIM-starterscohorten 1998-2000 en 2003. Deze ondernemers en hun bedrijven worden sinds de oprichting door EIM met jaarlijkse metingen gevolgd.
2
Bedrijven met en zonder personeel
In deze paragraaf beantwoorden we de vraag hoeveel bedrijven op verschillende momenten na de start personeel in dienst hebben. W e i n ig b ed r i jv en va n s ta rt e rs u it 1 99 8- 20 00 he b b en p er so ne e l Kort na de start in de jaren 1998-2000 had een op de tien bedrijven (10%) personeel in dienst. In de eerste jaren na de start neemt het aandeel van bedrijven met personeel geleidelijk toe naar een op de vier (24%) in het vierde jaar na de start (zie figuur 1)1. Daarbij zal het vanaf dat moment ook blijven: zo ver we de bedrijven tot nu toe hebben kunnen volgen – d.w.z. de eerste deelnemers aan het starterscohort 1998-2000 tot acht jaar na de start – blijft het aandeel van bedrijven met personeel schommelen rond een op de vier. De bijdrage van deze starters aan het bieden van werkgelegenheid voltrok zich dus in het bijzonder in de eerste jaren na de start.
1
4
Waar sprake is van ontwikkelingen in de tijd hebben we het steeds over de bedrijven die ten tijde van de verschillende metingen nog bestaan.
Figuur 1
Aandeel bedrijven van starters uit 1998-2000 met en zonder personeel op verschillende momenten na de start
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% kort na de start
na een jaar
na twee jaar
na drie jaar
na vier jaar
geen personeel
na vijf jaar
na zes jaar
na zeven jaar
na acht jaar
wel personeel
Bron: EIM-starterscohorten 1998-2000, onderzoek in de jaren 1998 t/m 2006.
B ed r i jv en va n s ta r t er s u i t 20 03 h eb b en va k er p e rs on e e l Vergeleken met starters uit 1998-2000 was het aandeel van bedrijven die kort na de start al personeel hadden, onder starters uit 2003 bijna twee keer zo hoog (nl. 18% tegenover 10%). Deze toename was destijds aanleiding om in de publicatie over deze starters aan de ‘werkgevers’ speciale aandacht te besteden1. Daarbij kwam onder meer naar voren dat de werkgevers onder de starters vaker starten door het overnemen van een bestaand bedrijf of bedrijfsonderdeel. Ook bij bedrijven van starters uit 2003 neemt het aandeel van bedrijven met personeel in de eerste jaren na de start geleidelijk toe (zie tabel 1). In de jaren dat we deze bedrijven inmiddels hebben kunnen volgen - d.w.z. in de eerste drie jaren na de start - blijft het verschil met starters uit 19982000 steeds gelijk aan het verschil dat er reeds kort na de start bestond, namelijk 7%.
1
A. Bruins, Starten in de recessie, Startende ondernemers in 2003, EIM, juli 2004, p. 39-40.
5
Tabel 1
Aandeel bedrijven van starters uit 2003 met en zonder personeel op verschillende momenten na de start
geen personeel
wel personeel
totaal
kort na de start
82
18
100
na een jaar
78
22
100
na twee jaar
75
25
100
na drie jaar
73
27
100
Bron: EIM-starterscohort 2003, onderzoek in de jaren 2004 t/m 2007.
V e r d er e to ena m e va n be d r i jv en m et p e rs on ee l n i et waa rs ch i jn l i jk Het ziet er niet naar uit dat het aandeel van bedrijven met personeel de komende jaren nog sterk zal toenemen, want van de ondernemers die drie jaar na de start nog geen personeel in dienst hebben, zegt tweederde daarnaar zeker ook niet te streven en voor een groot deel van de overige ondernemers is het in dienst nemen van werknemers onzeker (zie figuur 2). Figuur 2
Mate waarin bedrijven van starters uit 2003 zonder personeel ernaar streven om werknemers in dienst te nemen
12%
21% zeker onzeker zeker niet
67%
Bron: EIM-starterscohort 2003, onderzoek 2007.
Ook als doelstelling voor de middellange termijn (zo’n 2 à 3 jaar) scoort uitbreiding van personeel niet hoog. De ondernemers streven veel meer naar het realiseren van kwalitatieve doelstellingen, zoals het verhogen van de kwaliteit van de producten of diensten van het bedrijf, dan naar groei van
6
het bedrijf. Wat dit betreft onderscheiden de starters uit 2003 nu zich niet van de starters uit 1998-2000 enkele jaren na de start1. Het lijkt er dus op dat de bijdrage van starters uit 2003 aan het bieden van werkgelegenheid zich eveneens voltrok in de eerste jaren na de start. Dat van deze starters meer bedrijven inmiddels een bijdrage leverden aan het bieden van werkgelegenheid komt vooral doordat het aandeel van bedrijven met reeds kort na de start personeel in dienst groter was.
3
Omvang van het personeelsbestand
In deze paragraaf beantwoorden we de vraag hoeveel medewerkers bedrijven met personeel op verschillende momenten na de start in dienst hebben. Aan het einde van deze paragraaf kijken we ook nog even naar het gebruik van tijdelijke arbeidskrachten. H e t p er so ne e ls b esta nd va n sta rt e rs u it 1 99 8- 20 0 0 is b e pe rk t De omvang van het personeelsbestand van bedrijven van de starters uit 1998-2000 is kort na de start in de meeste gevallen (86%) beperkt tot maximaal vijf medewerkers. In de jaren daarna komt hierin eigenlijk ook geen verandering (zie figuur 3). Wel wordt in de loop van de jaren het aandeel van bedrijven met slechts een of met een of twee medewerkers minder. Daarbij zien we dat er eerst sprake is van een geleidelijke toename van het aandeel van bedrijven met twee medewerkers en de laatste jaren van een sterkere toename van het aandeel van bedrijven met meer dan twee – maar nog steeds niet meer dan vijf – medewerkers. Er is dus wel sprake van enige groei van het personeelsbestand, maar om grote aantallen personeelsleden gaat het meestal niet.
1
Zie voor meer informatie over de doelstellingen van starters uit 1998-2000 enkele jaren na de start van het bedrijf: A. Bruins, Doelstellingen van startende ondernemers, EIM, september 2002.
7
Figuur 3
Aantal personeelsleden bij bedrijven van starters uit 1998-2000 op verschillende momenten na de start (in % van bedrijven met personeel)
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 kort na de start
na een jaar
na twee jaar
na drie jaar
na vier jaar 1
1 of 2
na vijf jaar
na zes jaar
na zeven jaar
na acht jaar
1 t/m 5
Bron: EIM-starterscohorten 1998-2000, onderzoek in de jaren 1998 t/m 2006.
S ta r te rs u it 2 00 3 b eg i nn en va k e r me t m e e r m ed e w erk ers Niet alleen hebben kort na de start meer bedrijven van starters uit 2003 personeel in dienst, het gaat ook vaker om grotere aantallen medewerkers dan bij de bedrijven van starters uit 1998-2000. Weliswaar heeft het grootste deel van deze bedrijven ook maar maximaal vijf medewerkers in dienst, maar het aandeel van de bedrijven met meer dan vijf medewerkers is met een op de vier hoger en de aandelen van de bedrijven met slechts een medewerker of met een of twee medewerkers zijn lager (zie figuur 4; deze figuur heeft dezelfde schaal als figuur 3).
8
Figuur 4
Aantal personeelsleden bij bedrijven van starters uit 2003 op verschillende momenten na de start (in % van bedrijven met personeel)
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 kort na de start
na een jaar
na twee jaar
na drie jaar 1
1 of 2
1 t/m 5
Bron: EIM-starterscohort 2003, onderzoek in de jaren 2004 t/m 2007.
N a dr i e ja a r i s he t v e rsc h i l m e t s ta rt er s ui t 199 8 -2 00 0 ve r dw en en Even leek het erop dat bij de bedrijven van starters uit 2003 het personeelsbestand in de loop van de jaren ook toeneemt, maar de laatste meting die de situatie drie jaar na de start weergeeft, laat weer een tegengestelde beweging zien. Het aandeel van de bedrijven met maximaal vijf werkzame personen ligt dan zelfs op hetzelfde niveau als bij de bedrijven van starters uit 1998-2000. We zullen deze bedrijven nog verder in hun ontwikkeling moeten volgen om te kunnen vaststellen of zij hun grotere betekenis voor de werkgelegenheid zullen weten te continueren, of dat er slechts sprake was van een hoger beginniveau met een tendens naar aanpassing aan de eerdere jaargangen starters. T i j de l i jk e a r be i dsk ra chte n vo o ra l bi j b e dr i j ve n m e t pe rs on e e l Tot nu toe hebben we ons gericht op medewerkers die in dienst zijn bij de bedrijven. In plaats van personeel in dienst te nemen, kunnen bedrijven ook voorzien in de behoefte aan arbeidskrachten door gebruik te maken van tijdelijke arbeidskrachten. Een op de vier bedrijven van starters uit 2003 heeft in de twaalf maanden voorafgaande aan het onderzoek gebruik gemaakt van tijdelijke arbeidskrachten. Het blijkt dat het met name bedrijven zijn die al werknemers in dienst hebben die van tijdelijke arbeidskrachten gebruik hebben gemaakt (zie tabel 2).
9
Tabel 2
Gebruik van tijdelijke arbeidskrachten door bedrijven van starters uit 2003
bedrijven met
bedrijven zonder
werknemers
werknemers
alle bedrijven
33
20
23
67
80
77
100
100
100
wel gebruik gemaakt van tijdelijke arbeidskrachten geen gebruik gemaakt van tijdelijke arbeidskrachten totaal
Bron: EIM-starterscohort 2003, onderzoek 2007.
Met tijdelijke arbeidskrachten wordt vooral voorzien in pieken en dalen in de behoefte aan arbeidskrachten. Een op de drie bedrijven (35%) die gebruik hebben gemaakt van tijdelijke arbeidskrachten deed dat slechts een enkele keer. Daarnaast deed 41% dat regelmatig. Dit bekent overigens dat bij een op de vier bedrijven (24%) tijdelijke arbeidskrachten een meer structureel verschijnsel zijn, omdat deze bedrijven vrijwel doorlopend gebruik maakten van tijdelijke arbeidskrachten.
4
Slotsom
Van de startende bedrijven biedt maar een beperkt deel werkgelegenheid aan personeel. Onder recentere starters is het aandeel van bedrijven dat personeel in dienst heeft wel groter dan onder starters uit het eind van de jaren negentig. Dat verschil is er reeds kort na de start en het verschil blijft in de eerste jaren na de start bestaan. In de jaren na de start neemt het aandeel van bedrijven met personeel toe, maar na enkele jaren komt er een einde aan deze toename. Weliswaar groeit bij de bedrijven met personeel de omvang van het personeelsbestand in de jaren na de start nog wel en neemt het aandeel van bedrijven met slechts een of twee medewerkers af, maar het personeelsbestand van het overgrote deel van deze bedrijven komt niet boven de vijf medewerkers. Voor zover bedrijven met tijdelijke arbeidskrachten voorzien in hun personeelsbehoefte, gaat het vooral om bedrijven die ook al werknemers in dienst hebben.
10