Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers Resultaten zzp-panel meting II van 2012
drs. N.E. de Vries drs. A. Bruins drs. P.J.M. Vroonhof Zoetermeer, mei 2013
ISBN:
978-90-371-1061-6
Rapportnummer:
A201320
Dit onderzoek is mede gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Inleiding
7
1.1
Opzet en reikwijdte van het panel
7
1.2
Gehanteerde definities
9
1.3
Tweede meting via internet
9
1.4
Leeswijzer
9
2
Bedrijfsontwikkeling
11
2.1
Omzet
11
2.2
Tijdsbesteding
15
3
Ambitieuze zzp’ers
17
3.1
Drijfveren
17
3.2
Ambities
18
3.3
Groeiverwachtingen
19
3.4
Belemmeringen voor de groei
20
4
Pensioen en vermogen
23
4.1
Belang van sparen voor de oude dag
23
4.2
Verwachtingen inkomen op de oude dag
24
4.3
Opbouw van de vermogensportefeuille
25
5
Geraadpleegde bronnen
29
Bijlagen I
Verantwoording
31
II
Onderzoeksmodellen en opbouw vragenlijst
35
III
Vragenlijst en routering
37
3
Samenvatting Z z p ’ e r s t e mp e r e n h u n o m z e t v e r w ac h t i n ge n v oo r 2 0 1 3 Zzp'ers valt de omzet in 2012 vaak tegen, en zij stellen voor 2013 de omzetverwachting vaak naar beneden bij. Bij de overige ondernemers zonder personeel (ozp’ers) vindt deze bijstelling niet plaats en overheerst optimisme. Voor de eenpersoonsbedrijven zijn persoonlijke ambities belangrijker dan groeiambities. Een beperkte afzetmarkt en de conjunctuur zijn de grootste belemmeringen om groei te realiseren. Dit geldt ongeacht de aanwezigheid van groeiambities. Ruim 60% vindt geld opzij zetten voor de oude dag belangrijk tot zeer belangrijk. Ruim de helft van de ondernemers een (zeer) grote inkomensdaling van 30% of meer nadat zij gestopt zijn met werken. Toch zou een groot gedeelte tevreden zijn met dat inkomen. Na het stoppen met werken verwachten de ondernemers zonder personeel dat bank- en spaartegoeden een belangrijker aandeel zullen hebben in het vermogen dan op dit moment. Het ondernemingsvermogen neemt na het stoppen een minder prominente rol in en wordt blijkbaar minder vaak gezien als bron voor inkomen op de oude dag. D e om z e t i n 2 0 1 2 v a l t d e o n d e r n e m e r s v a a k t e g e n Een op de drie ondernemers heeft in 2012 een omzet die (veel) lager is dan men aan het begin van het jaar had verwacht. Toch is er op het eerste gezicht vergeleken met 2011 niet veel veranderd in het niveau van de omzetten. Dat komt omdat het aandeel van de ondernemers die een omzet hebben van € 25.000 of meer (ca 67%) onveranderd is. Wel is er aan de onderkant een verschuiving naar omzetten beneden de € 10.000. Er zijn dan ook iets meer ondernemers die zeggen dat zij in 2012 minder omzet hebben dan ondernemers die zeggen dat zij meer omzet hebben. Z z p ’ e r s s te ll e n v e r w a c ht i n g b i j , o z p ’ e r s b l i jv e n o p t i m i s t isc h Met de tegenvallende resultaten in het achterhoofd is het aannemelijk dat de verwachtingen voor 2013 bijgesteld worden. Dit blijkt op te gaan voor de groep zzp’ers. Een groter deel verwacht voor het komende jaar een afname van de omzet. Voor ozp’ers blijkt dit helemaal niet het geval. Een ruime meerderheid verwacht ondanks het tegenvallende resultaat in 2012 een toename van de omzet. Dit optimisme is echter een karaktertrek die we vaker terugzien bij ondernemers. De omzetverwachting in 2013 voor alle eenpersoonsbedrijven is per saldo neutraal. G r o e i am b i t ie s z i j n n ie t p r o m i n e n t a a n w e z i g Wat betreft de ambities van de ondernemers springt er vooral uit dat men van plan is om met het bedrijf interessante en uitdagende taken te verrichten en dat men met het bedrijf wil bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling. Ruim twee derde heeft wel groeiambities, maar deze zijn voor de ondernemers minder belangrijk dan persoonlijke ambities. De belangrijkste groeiambities zijn: meer omzet realiseren dan nu en een grotere en/of bredere klantenkring bedienen. B e l e mm e r i ng e n v o or gr o e i l i g ge n vo o r a l i n d e m a r k t De grootste belemmeringen voor de groei van het bedrijf liggen volgens de ondernemers vooral in de markt. Een beperkte afzetmarkt wordt het vaakst genoemd als belemmerende factor. Op de tweede plaats komt de conjunctuur. Dit geldt zowel voor ondernemers met groeiambities als voor ondernemers zonder groeiambities. 5
G r o te i n k om e n s d a l in g v e r w a c h t na s t o p p e n m e t we r ke n Ruim 60% vindt geld opzijzetten voor voldoende inkomen op de oude dag belangrijk tot zeer belangrijk. Toch verwacht ongeveer de helft van de ondernemers een (zeer) grote inkomensdaling van 30% of meer nadat zij gestopt zijn met werken. Bij een dergelijke inkomensdaling neemt het aandeel ondernemers dat hier (zeer) ontevreden over is sterk toe. Ongeveer een op de drie ondernemers verwacht na het stoppen een gemiddelde tot kleine daling van het inkomen. Hiervan zou de meerderheid tevreden zijn met het verwachte inkomen op de oude dag. N a s t o p p e n z i j n b an k - e n s p a ar t e go e d e n b e l an g r i j ke r Het belangrijkste bestanddeel van het vermogen van de ondernemers wordt gevormd door bank- en spaartegoeden. Die maken gemiddeld een derde uit van het vermogen op dit moment. Na het stoppen met werken zal het aandeel van bank- en spaartegoeden volgens de ondernemers meer zijn dan op dit moment. Het aandeel van het ondernemingvermogen zal afnemen. Dit is een aanwijzing dat de ondernemers het vermogen uit het bedrijf minder van belang achten als bron voor inkomen op de oude dag. T w e e d e m e t i n g v a n h e t z z p - pa n e l i n 2 0 1 2 v i a i n t e r n e t Het zzp-panel geeft inzicht in relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van eenpersoonsbedrijven. Dit panel is in 2009 opgezet door Panteia/EIM in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aanvankelijk maakten alleen zzp-bedrijven deel uit van het panel. Met ingang van 2012 is het panel uitgebreid tot alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven. Het panel telt sindsdien 3.000 deelnemers. De vorige metingen werden uitgevoerd met een telefonische enquête. Voor de tweede meting van 2012 is gebruikgemaakt van een internetvragenlijst. Deze methode biedt ruimte voor een ander type vragen en maakt diepgaander onderzoek mogelijk. Dit is zeker geschikt voor de specifieke onderwerpen van deze meting: de (groei)ambities van de ondernemer en de pensioen- en vermogensopbouw. Aan de tweede meting van het zzp-panel van 2012 hebben in totaal 836 panelleden meegewerkt.
6
1
Inleiding
In dit rapport worden de uitkomsten van de tweede meting van 2012 van het zzp-panel beschreven. Het veldwerk is uitgevoerd tussen eind december en eind januari. Voor het eerst sinds de start is in het zzp-panel gebruikgemaakt van een internetvragenlijst. Het inpassen van een internetenquête biedt ruimte voor een ander type vragen en maakt diepgaander onderzoek mogelijk. In deze meting zijn weer relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van zzp-ondernemingen in kaart gebracht. Daarnaast is specifieke aandacht besteed aan pensioen- en vermogensopbouw van zzp’ers en ook zijn enkele vragen gesteld over hun (groei)ambities. Ambitieus zzp-schap Op dit moment is er veel belangstelling voor de mate waarin zelfstandigen
Deze meting beste-
een economische bijdrage leveren. Ondernemerschap en de wijze waarin
den we extra aandacht aan het ambi-
ambities een rol spelen zijn daarbij van belang. In deze editie van het panel
tieuze zzp-schap en
is daarom aandacht uitgegaan naar de drijfveren en de (groei)ambities van zzp’ers.
aan pensioen- en vermogensopbouw.
P e n s i oe n - e n v e r m o ge ns o p b o u w Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de financiële positie van zelfstandigen en de mate waarin zij zelf kunnen zorgen voor hun inkomen op de oude dag. Het onderwerp heeft dan ook de volle aandacht van de politiek en de wetenschap. In het panel zijn in 2010 al eens eerder vragen gesteld over het inkomen op de oude dag, maar er ontbreekt nog inzicht in de pensioenen vermogensopbouw door zzp’ers. Vandaar dat in deze meting nog wat dieper is ingegaan op de motieven die hieraan ten grondslag liggen.
1.1
Opzet en reikwijdte van het panel Het panel bestrijkt nu alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven, onderscheiden in zzp’ers, die voornamelijk arbeid aanbieden, en overige ondernemers zonder personeel (ozp’ers), die voornamelijk goederen verkopen. Daarmee is het mogelijk om zelfstandigen zonder personeel vanuit een ruime (alle eenpersoonsbedrijven) en een enge definitie (zzp’ers die arbeid aanbieden) met elkaar te vergelijken.1 Beide groepen verhouden zich tot elkaar zoals weergegeven in Figuur 1 (zie Figuur 1). Door beide definities op te nemen is het beter mogelijk om de resultaten te relateren aan andere statistische bronnen, zoals bijvoorbeeld het CBS.
1
Wennekers et al. (2011), p. 96.
7
Figuur 1
De relatie tussen eenpersoonsbedrijven en zzp’ers.
Eenpersoonsbedrijven Ozp
Zzp
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Eenpersoonsbedrijven zijn alle in het handelsregister ingeschreven onder-
Met ingang van
nemers die geen personeel in dienst hebben. Zzp’ers vormen daar een deel-
2012 bestrijkt het panel nu alle onder-
segment van. Zij zijn solitair opererende zelfstandigen die ongeveer dezelf-
nemers zonder per-
de werkzaamheden verrichten onder vergelijkbare omstandigheden als per-
soneel. Dus zzp’ers
sonen in loondienst. Zij hebben geen medeondernemers en bieden voornamelijk hun eigen arbeid en vaardigheden aan. Typische voorbeelden van dit
en ozp’ers.
type zelfstandigen zijn de zelfstandige metselaars, stukadoors, kraamhulpen en ook interim-managers, coaches of communicatiedeskundigen. In het panel vormt het aandeel zzp’ers ruim 80%.1 Omgerekend naar de populatie van het ABR zijn dit 620.000 zzp-ondernemingen in 2012. De resterende groep wordt gerekend tot de groep overige ondernemers zonder personeel (ozp). Het grootste deel van de ozp’ers wordt gevormd door zelfstandigen die voornamelijk goederen verkopen (“klassieke” zelfstandigen). Typische voorbeelden van klassieke zelfstandigen zijn veetelers, groenteboeren of cafébazen. Daarnaast omvat de groep ook vennoten en maten die voornamelijk hun arbeid aanbieden. Dit zijn bijvoorbeeld de medische specialisten of advocaten die in een maatschap zitten. Het in kaart brengen van ozp’ers is relevant, omdat deze groep eenpersoonsbedrijven op enkele punten afwijkt van de zzp-groep. In het panel vormt het aandeel ozp’ers bijna 20%. Omgerekend zijn dit circa 155.000 ozp-ondernemingen.
1
8
Ter vergelijking: in het eerste kwartaal van 2012 telde het CBS ruim 570.000 zelfstandigen die voornamelijk hun eigen arbeid aanbieden (Kösters 2012). Omgerekend is dat 78% van alle eenpersoonsbedrijven. Die cijfers zijn afkomstig van de Enquête beroepsbevolking (EBB) en hebben betrekking op personen van 15 tot 65 jaar die twaalf uur of meer per week werkzaam zijn (de werkzame beroepsbevolking). Er is voor gekozen om alleen te kijken naar de zogenoemde eerste werkkring van personen. Wanneer iemand zelfstandig ondernemer is in een tweede of derde werkkring, is deze dus niet meegeteld.
1.2
Gehanteerde definities Ondernemers van eenpersoonsbedrijven voldoen aan de volgende criteria: 1
de ondernemer voert zelfstandig ondernemende activiteiten uit;
2
heeft geen personeel;
3
werkt minimaal 15 uur per week in de onderneming.
Zzp’ers voldoen - net als in de voorgaande metingen van het zzp-panel aan de volgende aanvullende criteria: 4
heeft geen compagnon ( medeondernemer of meewerkende partner die vergelijkbare activiteiten uitvoert en substantieel bijdraagt);
5
verkoopt in de eerste plaats eigen arbeid, kennis, vaardigheden en geen goederen, producten of andermans diensten.
Ozp’ers zijn alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven die geen zzp’er zijn. Zij voldoen in elk geval ook aan de criteria van ondernemers van eenpersoonsbedrijven.
1.3
Tweede meting via internet Voor goed onderzoek naar bepaalde thema’s zijn complexere meetconstructen nodig. In een beknopte telefonische enquête is dat lastig te realiseren. Het inpassen van een internetenquête biedt ruimte voor een ander type vragen en maakt diepgaander onderzoek mogelijk. De onderwerpen in deze meting zijn bij uitstek geschikt om via internet te meten. Ambities en pensioenen zijn typische onderwerpen die wat abstracter zijn en in de (nabije) toekomst spelen. Vragen hieromtrent zijn beter te beantwoorden als ze worden voorgelegd en er meer tijd is om over na te denken. Tegenover de voordelen staat dat extra aandacht nodig is voor de kwaliteit die met internetmetingen behaald kan worden. Door de passieve benadering bestaat een grotere kans op selectieve respons. De combinatie van een telefonische en een internetmeting maakt het echter goed mogelijk om te controleren voor selectiviteit en deze eventueel te corrigeren. Een ander nadeel is dat het responspercentage minder goed te beïnvloeden is en onvoldoende kan zijn om nog te kunnen differentiëren naar groepen.
Aan deze meting
Aan deze meting hebben in totaal 836 panelleden meegewerkt. Het respon-
hebben 836 panelle-
spercentage is voldoende om uitspraken te doen over verschillende groepen
den meegewerkt.
zzp’ers. Een uitsplitsing naar tien sectoren, zoals in vorige edities, is onvoldoende betrouwbaar. De wijze waarop het huidige panel is samengesteld, hoe deze meting via internet is uitgevoerd en ook de veldwerkverantwoording is opgenomen in Bijlage 1 . De verantwoording van de vragenlijst en gehanteerde meetconstructen staan uitgebreid uitgelegd in Bijlage 1
.
Daarbij wordt ook ingegaan op de gehanteerde onderzoeksmodellen die achter de vragenlijst zitten. In de verdiepingsstudies worden die modellen uitgewerkt en getoetst.
1.4
Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. De achtergrond van deze meting en de gehanteerde definities zijn in dit hoofdstuk 1 aan bod gekomen. In hoofd-
9
stuk 2 wordt de ontwikkeling van de zzp-bedrijven besproken. Hierbij komen de omzet(verwachting) en de tijdsbesteding aan bod. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ambities van zzp’ers en de belemmeringen die zij ervaren voor de groei van hun bedrijf. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de pensioen- en vermogensopbouw van zzp’ers. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het belang dat ondernemers hechten aan voldoende inkomen op hun oude dag, maar ook op welke wijze het vermogen nu en na het stoppen is opgebouwd.
10
2
Bedrijfsontwikkeling
In de eerste meting van 2012 van het zzp-panel kwam naar voren dat de ondernemers het zwaarder hebben gekregen. Gevolgen van de economische recessie zijn ook voor de kleinste ondernemingen merkbaar en dat noopt de ondernemers om alle zeilen bij te zetten. Tarieven zijn vergelijkbaar gebleven met het voorgaande jaar, maar om te compenseren zijn veel meer uren in het bedrijf gestoken. Dit betreft vaker niet-declarabele uren. Bij deze groep ondernemers kunnen aspecten als tijdsbesteding en omzet relatief eenvoudig fluctueren. Het structureel meten van deze aspecten van de bedrijfsvoering levert daarom het nodige inzicht in de ontwikkeling en flexibiliteit van de ondernemers. In het zzp-panel wordt dit ook met enige regelmaat gemeten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan hoe deze aspecten van de bedrijfsvoering zich in de loop van 2012 hebben ontwikkeld en wat de verwachtingen van de ondernemers zijn voor 2013.
2.1
Omzet
2 . 1 . 1 ‘ B e s t e s t i ma t e ’ v a n d e o m z e t i n 20 1 2 Een belangrijke indicator voor het economische presteren en de financiële positie van de ondernemers is de omzetrealisatie. In de tweede meting van 2012 van het zzp-panel is de ondernemers gevraagd een schatting te maken van de omzet in 2012. De omzetcijfers zijn derhalve onder voorbehoud. In de eerste meting van 2013 van het zzp-panel zal de daadwerkelijk gerealiseerde omzet worden gevraagd. Vergeleken met
Ruim een op de drie ondernemers realiseert in 2012 een omzet tot € 25.000
2011 is het aandeel
(zie Figuur 2). Uit de eerste meting van 2012 kwam een vergelijkbaar beeld
zelfstandige onder-
naar voren wat betreft de omzet in 2011. Ook de aandelen van de omzetca-
nemers met een omzet tot € 10.000 toegenomen
tegorieën vanaf € 25.000 zijn vrijwel onveranderd. Bijna een op de vijf ondernemers genereert meer dan € 100.000 per jaar. Onder de omzetgrens van € 25.000 is er wel iets veranderd: vergeleken met 2011 is het percentage ondernemers in de omzetcategorie tot € 10.000 in 2012 toegenomen.
11
Figuur 2
Omzet in 2012
A) Omzet eenpersoonsbedrijven Tot 10.000 euro
18%
10.000 tot 25.000 euro
17%
25.000 tot 50.000 euro
22%
50.000 tot 100.000 euro
25%
100.000 tot 200.000 euro
12%
Meer dan 200.000 euro
8% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
B) Omzet zzp’ers versus ozp’ers Tot 10.000 euro
22%
17% 6%
10.000 tot 25.000 euro
19% 12%
25.000 tot 50.000 euro
24% 25%
50.000 tot 100.000 euro
24%
100.000 tot 200.000 euro
11%
Meer dan 200.000 euro
15% 20%
5% 0%
5%
ozp
10%
15%
20%
25%
30%
zzp
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
In vergelijking met zzp’ers zijn ozp’ers oververtegenwoordigd aan beide uitersten van het spectrum. Er zijn meer ozp’ers dan zzp’ers die in 2012 een omzet realiseren tot € 10.000 (zie Figuur 2). Ozp’ers realiseren echter ook vaker dan zzp’ers een omzet van meer dan € 100.000 en in het bijzonder een omzet van meer dan € 200.000. Dit is logisch, want zij verkopen goederen en daar zitten inkoopkosten bij de verkoopprijs inbegrepen. Zzp’ers realiseren vaker een omzet van € 10.000 tot € 25.000 of van € 25.000 tot € 50.000. 2 . 1 . 2 O m z e t o n t w i k k e l i n g i n 20 1 2 Uit de ontwikkeling
De uitkomsten die in de vorige paragraaf zijn gepresenteerd zeggen iets
van de omzet blijken
over het niveau van de omzet. In eerste instantie lijken deze te wijzen op
de ondernemers iets
een in grote lijnen onveranderde omzet in 2012 vergeleken met 2011, met
vaker minder omzet
uitzondering van de verschuiving van de op een na laagste naar de laagste
gerealiseerd te heb-
omzetcategorie. Door de gehanteerde omzetcategorieën is het minder goed
ben. Dat geldt voor-
mogelijk om een ontwikkeling in kaart te brengen. Daarom is de onderne-
namelijk voor
mers ook de vraag gesteld hoe de geschatte omzet in 2012 zich verhoudt
ozp’ers.
tot de omzetrealisatie in 2011. De antwoorden op deze vraag suggereren dat er mogelijk breder sprake is van dalende omzetten. Uit Figuur 3 blijkt namelijk dat er iets meer ondernemers zijn die over 2012 minder omzet ge-
12
realiseerd hebben in vergelijking met 2011. Dit is met name het geval bij de ozp’ers. Dit zou erop kunnen wijzen dat er binnen de gehanteerde omzetcategorieën verschuivingen naar de ondergrenzen hebben plaatsgevonden. In de distributiesectoren is het aandeel ondernemers die te kennen geven dat in 2012 minder omzet is gerealiseerd groter dan in de maaksectoren en dienstensectoren. Dit komt overeen met de omzetontwikkeling van ozp’ers die dan ook veelal actief zijn in de distributiesectoren. Figuur 3
Omzetontwikkeling in 2012 t.o.v. 2011
32%
maaksectoren distributiesectoren
21% 33%
dienstensectoren
35%
34%
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers
23%
47%
31%
44%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
26% 36%
50% 40% 30% 20% 10%
minder omzet
30% 0%
10% 20% 30% 40% 50%
meer omzet
Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw Distributiesectoren: handel, horeca en transport; transport, opslag en communicatie Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
2 . 1 . 3 E v a l u a t i e v a n d e o mz e t i n 2 0 1 2 De omzet in 2012
De ondernemers is ook gevraagd of de omzet in 2012 overeenkomt met de
valt vaak (veel) la-
verwachting die men aan het begin van het jaar had omtrent de omzet. De
ger uit dan verwacht.
omzet is vaker (veel) lager dan verwacht (zie Figuur 4). Dit is bij ozp’ers, die in 2012 t.o.v. 2011 ook vaker minder omzet realiseren, nog sterker het geval dan bij zzp’ers. Deze uitkomst zien we terug in het hoge aandeel ondernemers in de distributiesectoren, voor wie geldt dat de omzet in 2012 (veel) lager is dan verwacht.
13
Figuur 4
Evaluatie van de omzet in 2012
maaksectoren distributiesectoren
4%
10%
9%
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers
33%
11%
dienstensectoren
9%
16%
19%
22%
17%
2%
2%
10% 2%
25%
50% 40% 30% 20% 10%
1%
7% 1%
21%
36%
6%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
27%
16% 0%
2%
10% 20% 30% 40% 50%
Lager dan verwacht
Veel lager dan verwacht
Hoger dan verwacht
Veel hoger dan verwacht
Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw Distributiesectoren: handel, horeca en transport; transport, opslag en communicatie Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
2.1.4
O m z e t v e r wa c h t i n g v o or 2 0 1 3 Wat betreft de verwachte omzet in 2013 komt het aandeel ondernemers die toename verwachten redelijk overeen met het aandeel dat een afname verwacht (zie Figuur 5). Bij de zzp’ers slaat de balans door naar de negatieve kant. Bij de ozp’ers overheerst daarentegen de verwachting dat de omzet in 2013 zal toenemen.
Zzp’ers stellen ver-
Een jaar geleden (in de tweede meting van 2011 van het zzp-panel, waar-
wachting bij, terwijl
van ozp’ers toen nog geen deel uitmaakten) waren de omzetverwachtingen van zzp’ers voor 2012 per saldo ook neutraal. De zzp’ers hebben hun ver-
de ozp’ers optimis-
wachting voor 2013 naar het lijkt, in overeenstemming met de gerealiseer-
tisch blijven.
de omzetontwikkeling (zie paragraaf 2.1.2) naar beneden bijgesteld. Opvallend is dat ozp’ers, die in 2012 minder omzet realiseerden en voor wie de omzet in 2012 vaker is tegengevallen dan bij zzp’ers, voor 2013 vaker een toename van de omzet verwachten. Mogelijk gaat het dan niet zozeer om groei, maar (deels) om weer op het niveau te komen van voor de dip in 2012. Optimisme, als een karaktertrek die we relatief vaker terugzien bij ondernemers1, is duidelijk meer aan de orde bij ozp’ers dan bij zzp’ers. Dit is in overeenstemming met de evaluatie van de omzet zoals besproken in de vorige paragraaf.
1
14
De Meza en Southey (1996)
Figuur 5
Omzetverwachting voor 2013
maaksectoren distributiesectoren dienstensectoren
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven
28%
8% 20%
24%
23%
22%
24%
17%
19%
31%
23%
50% 40% 30% 20% 10%
verwacht afname
20% 0%
10% 20% 30% 40% 50%
verwacht toename
Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw Distributiesectoren: handel, horeca en transport; transport, opslag en communicatie Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
2.2 Gemiddeld besteden de ondernemers eind 2012 42 uur per week in het be-
Tijdsbesteding Gemiddeld besteden de ondernemers eind 2012 42 uur per week in het bedrijf (zie Tabel 1). Dat is vergeleken met de eerste meting van 2012 van het zzp-panel nauwelijks veranderd. Ook als we naar de uren van ozp’ers en zzp’ers apart kijken, is het aantal bestede uren vrijwel onveranderd.
drijf en dat is vergelijkbaar met de eer-
Arbeid-/dienstenaanbieders onder de ondernemers kunnen alleen de uren
ste meting van
die men voor opdrachtgevers/klanten werkt in rekening brengen. Dit zijn de
2012.
declarabele uren. Naast zzp’ers (per definitie) is dit relevant voor een kleine groep ozp’ers (bijvoorbeeld de groepspraktijken en zelfstandigen met meewerkende gezinsleden). Het gemiddelde aantal declarabele uren per week is voor alle ondernemers bij elkaar nauwelijks veranderd. Het aandeel van de declarabele uren van de totale tijdsbesteding is voor alle ondernemers gemiddeld iets afgenomen. Als we naar de declarabele uren van ozp’ers en zzp’ers apart kijken, dan zien we een duidelijk verschil: terwijl het gemiddelde aantal declarabele uren van zzp’ers vrijwel onveranderd bleef, is het gemiddelde aantal uren van ozp’ers vergeleken met de eerste meting van 2012 fors afgenomen. Het aandeel van de declarabele uren van de totale tijdsbesteding is bij de zzp’ers iets afgenomen, terwijl dat aandeel bij de ozp’ers fors is gedaald. Let wel: dit betreft een beperkte groep ozp’ers die declarabele uren in rekening kunnen brengen.
15
Tabel 1
Gemiddeld aantal bestede en declarabele uren*
aandeel declaragem. aantal uren
gemiddeld aantal
bele uren van
per week besteed
declarabele uren
totale tijdsbeste-
in het bedrijf
per week
ding (%)
eerste
tweede
eerste
tweede
eerste
tweede
meting
meting
meting
meting
meting
meting
2012
2012
2012
2012
2012
2012
gemiddelde zzp’ers
42
41
28
27
67
64
gemiddelde ozp’ers
47
48
37
30
72
58
gemiddelde eenpersoons-
43
42
28
27
68
64
bedrijven * Voor zelfstandigen die arbeid/diensten aanbieden. Hoofdzakelijk zzp’ers en ook een kleine groep ozp’ers. Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Het stabiele aantal
Voor zzp’ers kunnen we de ontwikkeling over een iets langere periode bekij-
uren in combinatie
ken, want ook in de tweede meting van 2011 van het zzp-panel (waarvan
met lagere omzet-
ozp’ers toen nog geen deel uitmaakten) is zowel naar de totale tijdsbeste-
ten, impliceert een
ding als naar het aantal declarabele uren gevraagd. Gemiddeld besteedden
tariefdaling.
zzp’ers toen 43 uur in het bedrijf, waarvan 28 uur (= 65%) declarabel. Over een periode van een jaar bezien, is het aantal uren dat zzp’ers gemiddeld in het bedrijf besteden dus stabiel gebleven. Ook het aandeel declarabele uren is vrij stabiel. In de eerste meting van 2012 is geconstateerd dat veel ozp’ers - in tegenstelling tot zzp’ers – in 2012 vergeleken met 2011 een lagere of veel lagere prijs of tarief in rekening brengen. Dit gecombineerd met de afname van het aantal declarabele uren leidt onvermijdelijk tot een lagere omzet. In paragraaf 2.1 stelden we al vast dat inderdaad relatief veel ozp’ers te kennen geven dat de omzet in 2012 vergeleken met 2011 minder is.
16
3
Ambitieuze zzp’ers
Op dit moment is er veel belangstelling voor de mate waarin zelfstandigen een economische bijdrage leveren. Ondernemerschap en de wijze waarop ambities een rol spelen zijn daarbij van belang. In deze editie van het zzppanel is daarom aandacht uitgegaan naar de drijfveren en (groei)ambities van de ondernemers. We kijken ook welke belemmeringen er volgens de ondernemers zijn voor de groei van het bedrijf. In dit hoofdstuk presenteren we de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. De resultaten hebben betrekking op de totale groep eenpersoonsbedrijven. Begin 2014 zal een aparte publicatie verschijnen waarin dieper wordt ingegaan op de kenmerken van ambitieuze zzp'ers en de verschillen tussen ambitieuze en nietambitieuze zzp'ers.
3.1
Drijfveren
Onafhankelijkheid is
Onafhankelijkheid (‘als zelfstandige ben ik mijn eigen baas’) is voor de on-
de meest belangrij-
dernemers een belangrijke drijfveer om zelfstandig ondernemer te zijn (zie
ke drijfveer. Finan-
Figuur 6). Door ruim een op de drie ondernemers wordt onafhankelijkheid
ciële motieven zijn
genoemd als de belangrijkste drijfveer. Daarnaast is onafhankelijkheid voor
van secundair be-
een op de vijf ondernemers belangrijk naast een andere drijfveer. Flexibili-
lang.
teit (‘als zelfstandige ben ik flexibeler in het organiseren van mijn eigen werk’) komt op de tweede plaats. Flexibiliteit scoort vaker als secundaire dan als primaire drijfveer. Op de derde plaats komt ontplooiing (‘als zelfstandige kan ik mijn kwaliteiten beter benutten’), gevolgd door afwisseling ('als zelfstandige heb ik meer afwisseling in mijn werk’). Ontplooiing wordt vaker dan afwisseling als primaire drijfveer genoemd; afwisseling vaker als secundaire drijfveer. Dat men als zelfstandige meer kan verdienen (financieel) wordt door weinig ondernemers als drijfveer genoemd en als dit het geval is, noemt men het met name naast een andere drijfveer. Aanzien (‘als zelfstandige krijg ik meer respect van anderen’) is voor geen enkele ondernemer een belangrijke drijfveer om zelfstandig ondernemer te zijn.
17
Figuur 6
Primaire en secundaire drijfveren voor het zelfstandig ondernemerschap
Onafhankelijk 17%
Flexibiliteit
25%
15%
Ontplooiing
13%
Noodzaak
6%
11%
8%
Afwisseling anders, te weten:
3%
1%
Weet niet/geen antwoord
17%
8%
5%
Financieel
Aanzien
36%
21%
12%
3%
0%
0%
0%
5%
primaire drijfveer
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
secundaire drijfveer
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
Voor 1 op 10 onder-
De hiervoor genoemde drijfveren vallen allemaal in de categorie van de
nemers is noodzaak
pullfactoren. De enige pushfactor die de ondernemers is voorgelegd, is dat zelfstandig ondernemerschap de enige manier is waarop men geschikt be-
een primaire drijf-
taald werk kan verrichten (’noodzaak’). Noodzaak wordt door een op de tien
veer
ondernemers als belangrijkste motief genoemd. In tweede instantie noemt ruim vijf procent deze reden als een motief om als zelfstandige aan de slag te gaan.
3.2
Ambities
Persoonlijke ambi-
De ondernemers is gevraagd op een schaal van ‘zeker niet’ tot ‘zeker wel’
ties zijn vaker be-
aan te geven in hoeverre men de komende vijf jaar bepaalde plannen heeft
langrijk dan groei-
met het bedrijf. Figuur 7 laat zien wat de gemiddelde scores zijn die de on-
ambities.
dernemers hebben gegeven. Met name persoonlijke ambities zijn relatief belangrijk voor de ondernemers. Alle persoonlijke ambities scoren gemiddeld hoger dan neutraal. Daarbij springt er vooral uit dat men van plan is om met het bedrijf interessante en uitdagende taken te verrichten (werkinhoud) en dat men met het bedrijf wil bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling (ontplooiing). De beide andere persoonlijke ambities - een betere balans tussen werk en privéleven tot stand brengen (flexibiliteit) en een bijdrage leveren aan de samenleving en aan duurzaamheid (sociaal/maatschappelijk) – zijn ook relatief belangrijke ambities van de ondernemers.
18
Figuur 7
Ambities
Persoonlijke ambities
sociaal/maatschappelijk
4,3
ontplooiing
5,1
werkinhoud
5,2
flexibiliteit
4,7
Groeiambities
omzet
4,5
personeel
1,6
afzet
4,5
innovatie
4,1
export
2,7 1
zeer zeker niet
4
neutraal
7
zeer zeker wel
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
Een ruime meerderheid (71%) van de ondernemers geeft in meer of minde-
71% heeft in meer
re mate aan groeiambities te hebben. Toch zijn de groeiambities voor de
of mindere mate
ondernemers minder belangrijk dan hun persoonlijke ambities. Van de
groeiambities, maar die zijn minder be-
groeiambities zijn meer omzet realiseren dan nu (omzet) en een grotere
langrijk. Personeel
en/of bredere klantenkring bedienen (afzet) de belangrijkste, gevolgd door
in dienst nemen is
nieuwe, onderscheidende producten en diensten leveren (innovatie). Producten en diensten leveren aan het buitenland (export) is voor de onderne-
het minst aan de
mers als ambitie van geringe betekenis. Dat geldt nog sterker voor perso-
orde.
neel in dienst hebben (personeel).
3.3
Groeiverwachtingen Onder de ambities die hiervoor aan de orde zijn geweest, zijn er twee die concreet te vertalen zijn in groeiverwachtingen. Dit betreft de plannen om meer omzet te realiseren en de plannen om personeel in dienst te hebben. Ondernemers die deze ambities met het bedrijf hebben, is gevraagd aan te geven wat de verwachte omvang van de groei zal zijn.
3 . 3 . 1 O m z e t gr o e i Omzetgroei is niet alleen een belangrijke ambitie van de ondernemers (zie paragraaf 3.2), het is ook een ambitie die veel ondernemers hebben: 59% van de ondernemers is (zeer) zeker van plan om met het bedrijf meer omzet per jaar te realiseren dan nu. Van deze ondernemers denkt een op de vier (23%) dat de omzet van het bedrijf dan met 10 procent of minder gestegen zal zijn. Evenveel ondernemers (23%) denken dat de omzet dan met meer dan 50 procent gestegen zal zijn. 3 . 3 . 2 P e r s o n e e l i n d i e ns t h e b b e n Werkgever worden scoort niet hoog als ambitie van de ondernemers. Het is niet alleen een relatief onbelangrijke ambitie (zie paragraaf 3.2), er is ook
19
slechts een zeer kleine groep ondernemers (4%) die van plan is om over vijf jaar (zeer) zeker personeel in dienst te hebben. In de meeste gevallen zal dan het bedrijf toch nog steeds een klein bedrijf zijn; de helft van de werkgevers in spé (51%) verwacht namelijk dat er over vijf jaar naast de eigena(a)r(en) 1, 2 of 3 personen in het bedrijf werkzaam zullen zijn. Slechts 8% van de werkgevers in spé verwacht dat het om 10 of meer personen zal gaan.
3.4
Belemmeringen voor de groei De vraag of er volgens de ondernemer belemmerende factoren zijn voor de groei van het bedrijf is vanzelfsprekend het meest relevant voor ondernemers met groeiambitie. Toch noemt een grote groep ondernemers zonder groeiambitie ook belemmerende factoren (zie Figuur 8). Een beperkte afzetmarkt wordt het meest genoemd, gevolgd door de conjunctuur. Het zou kunnen zijn dat deze door de ondernemer ervaren belemmeringen in de markt de ambitie van de ondernemer om te groeien temperen.
Belemmeringen voor de groei liggen
De grootste belemmeringen voor de groei van het bedrijf liggen volgens ondernemers met groeiambitie ook in de markt. Een beperkte afzetmarkt
voornamelijk in de
wordt het vaakst genoemd als belemmerende factor (zie Figuur 8). Op de
markt.
tweede plaats komt de conjunctuur. Gelet op het geringe aantal ondernemers dat als groeivoornemen heeft personeel aan te nemen (zie paragraaf 3.3.2), is het niet verrassend dat belemmeringen die zijn gerelateerd aan personeel heel weinig worden genoemd. Beperkte toegang tot kapitaal en belemmeringen als gevolg van wet- en regelgeving en administratieve lasten nemen een tussenpositie in. Het ontbreken van een (sociaal) netwerk wordt weliswaar nauwelijks als meest belemmerende factor genoemd, maar is in tweede of derde instantie bijna even belangrijk als de beperkte toegang tot kapitaal, de gevolgen van wet- en regelgeving en de administratieve lastendruk.
20
Figuur 8
Belemmerende factoren voor de groei van het bedrijf
A) Ondernemers zonder groeiambitie
Weet niet/geen mening Een beperkte afzetmarkt De conjunctuur Een andere factor, te weten: Overige Wet- en regelgeving Beperkte toegang tot kapitaal Tekort aan gekwalificeerd personeel Risico's op loondoorbetaling bij ziekte Administratieve lasten Het ontbreken van een (sociaal) netwerk Ontslagbescherming van werknemers 0%
meest belemmerende factor
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
25%
30%
35%
op één na belemmerende factor
derde meest belemmerende factor
B) Ondernemers met groeiambitie
Een beperkte afzetmarkt De conjunctuur Weet niet/geen mening Een andere factor, te weten: Beperkte toegang tot kapitaal Overige Wet- en regelgeving Administratieve lasten Risico's op loondoorbetaling bij ziekte Tekort aan gekwalificeerd personeel Het ontbreken van een (sociaal) netwerk Ontslagbescherming van werknemers 0%
meest belemmerende factor
5%
10%
15%
20%
op één na belemmerende factor
derde meest belemmerende factor
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
21
4
Pensioen en vermogen
Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de financiële positie van zelfstandigen en de mate waarin zij zelf kunnen zorgen voor hun inkomen op de oude dag. Het onderwerp heeft dan ook de volle aandacht van de politiek en de wetenschap. Daarom is in deze meting van het zzp-panel wat dieper ingegaan op de achtergronden en motieven bij het opbouwen van vermogen. Dit hoofdstuk gaat over het inkomen op de oude dag en de zaken die de ondernemers daarvoor geregeld hebben. In dit hoofdstuk presenteren we de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Ook hier zijn resultaten gepresenteerd van de totale groep eenpersoonsbedrijven. Ook over de achtergronden en motieven van financiële beslissingen die zzp'ers maken ten aanzien van de vorming van (pensioen)vermogen zal begin 2014 een verdiepende publicatie verschijnen.
4.1
Belang van sparen voor de oude dag Zelfstandigen zijn (veelal) zelf verantwoordelijk voor het regelen van inkomen op hun oude dag in aanvulling op hun AOW. Aan de ondernemers is daarom gevraagd om het belang te duiden dat zij toekennen aan het opzijzetten van geld tijdens het werkzame leven voor voldoende inkomen op hun oude dag. Geld opzijzetten voor de oude dag vindt ruim 60% van de ondernemers be-
Ruim 60% vindt
langrijk of zeer belangrijk (zie Figuur 9). Daarnaast vindt een op de vijf on-
geld opzijzetten
dernemers het enigszins belangrijk. Ozp’ers vinden geld opzijzetten veel
voor de oude dag (zeer) belangrijk
minder vaak zeer belangrijk dan zzp’ers. Zij vinden het vaker belangrijk of enigszins belangrijk. Ten opzichte van 2010, toen ook het belang sparen voor de oude dag is gemeten, blijkt een even grote groep zzp’ers dit van belang te vinden (85%).
23
Figuur 9
Het belang van sparen voor de oude dag
Tot 34 jaar oud
31%
19%
35-54 jaar oud
44%
15%
55 jaar of ouder
21%
gemiddelde zzp'ers
21%
15%
43% 47%
21% 25%
44%
18% 0%
24%
46%
gemiddelde ozp'ers 5% gemiddelde eenpersoonsbedrijven
41%
20%
Zeer belangrijk
40%
Belangrijk
22% 60%
80%
100%
Enigszins belangrijk
Bron: Panteia/EIM: zzp-panel 2012.
De leeftijd speelt een rol bij het belang dat ondernemers toekennen aan het opzijzetten van geld voor de oude dag. Naarmate men ouder is, vindt men dit vaker belangrijk of zeer belangrijk. Het verschil tussen de ondernemers van 55 jaar of ouder en de ondernemers van 35 tot 54 jaar komt vooral door de groep die geld opzijzetten zeer belangrijk vindt. Bij de ondernemers tot 34 jaar valt op dat de groep die geld opzijzetten belangrijk vindt, beperkt is. Daar staat tegenover dat in de leeftijdscategorie van de jongste ondernemers veel meer ondernemers geld opzijzetten voor de oude dag enigszins belangrijk vinden dan in de oudere leeftijdscategorieën.
4.2
Verwachtingen inkomen op de oude dag
De helft verwacht
Op de vraag hoeveel het netto-inkomen zal dalen nadat men is gestopt met
een (zeer) grote in-
werken, blijft een op de vijf ondernemers het antwoord schuldig (zie Figuur
komensdaling na het
10). Volgens de overgrote meerderheid van de ondernemers die er wel een
stoppen met wer-
antwoord op hebben gegeven, zal de daling naar verwachting meer dan
ken.
10% zijn. De helft van de ondernemers verwacht een (zeer) grote inkomensdaling van 30% of meer.
24
Figuur 10 Verwachte inkomensdaling na stoppen
Weet niet/geen antwoord
18%
Gelijk of hoger inkomen dan nu
5%
Kleine daling (minder dan 10%)
6%
Gemiddelde daling (tussen 10% en 30%)
24%
Grote daling (tussen 30% en 50%)
29%
Zeer grote daling (meer dan 50%)
19% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012
Het is geen verrassing dat de tevredenheid met het verwachte inkomen na
Met een geringe inkomensdaling is
stoppengroter is naarmate de ondernemers een geringere inkomensdaling
ruim 60% tevreden.
verwachten (zie Figuur 11). Toch zou nog ongeveer een op de vier ondernemers die een daling van 30% of meer verwachten (zeer) tevreden zijn
Pas als een (zeer)
met het inkomen dat men verwacht op de oude dag. Als de inkomensdaling
grote daling verwacht wordt, neemt
minder is, zouden maar weinig ondernemers met het verwachte inkomen
de ontevredenheid
(zeer) ontevreden zijn. Wanneer een inkomensdaling van meer dan 50%
sterk toe.
verwacht wordt, neemt het aandeel dat (zeer) ontevreden zou zijn sterk toe. Van de ondernemers die een gemiddelde daling (10-30%) van het inkomen verwachten, zou ruim de helft (zeer) tevreden zijn met het inkomen. Van de heel beperkte groep ondernemers die slechts een kleine daling (<10%) van het inkomen verwachten, of een gelijk of hoger inkomen dan nu, zouden nog meer ondernemers tevreden zijn met het inkomen op de oude dag. Figuur 11 Tevredenheid met het verwachte inkomen na stoppen
Weet niet/geen antwoord Kleine daling (minder dan 10%)
24%
64%
23%
24% 0%
25%
37%
29%
Zeer grote daling (meer dan 50%)
20%
40%
(zeer) ontevreden
7%5% 9% 10%
44% 60%
11% 8% 6%
29%
56%
Grote daling (tussen 30% en 50%)
neutraal
22%
67%
Gemiddelde daling (tussen 10% en 30%)
(zeer) tevreden
50%
9% 10%
31%
Gelijk of hoger inkomen dan nu
80%
100%
Weet niet/geen antwoord
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012
4.3
Opbouw van de vermogensportefeuille
4 . 3 . 1 V e r m o g e n op d i t m o m e n t e n n a s to p p e n Het belangrijkste bestanddeel van het vermogen van de ondernemers wordt gevormd door bank- en spaartegoeden. Deze maken gemiddeld 36% uit van
25
het vermogen op dit moment (zie Tabel 2). Onroerende zaken (exclusief de eerste eigen woning) en het ondernemingsvermogen dragen elk voor een vijfde bij aan het gemiddelde vermogen op dit moment. De betekenis van aandelen en obligaties in de vermogensportefeuille is beperkt. Tabel 2
Opbouw van het gemiddelde vermogen op dit moment en na stoppen
na moment op dit moment
van stoppen
verschil
(in %)
(in %)
in procent-
n = 791
n = 778
punt
onroerende zaken excl. 1e eigen woning
20,8
20,6
-0,2
aandelen en obligaties (incl. beleggings-
7,9
8,6
0,7
36,2
40,5
4,3
ondernemingsvermogen
19,5
13,7
-5,8
overig vermogen uit bezittingen en
15,6
16,6
1,0
100,0
100,0
100,0
hypotheek) bank- en spaartegoeden (incl. spaarhypotheek)
ondernemingen totaal Bron: Panteia/EIM zzp-panel
Ondernemers zien
Na het moment van stoppen zal het aandeel van bank- en spaartegoeden in
doorgaans het on-
het vermogen volgens de ondernemers ruim 4 procentpunt meer zijn dan op
dernemingsvermo-
dit moment, en ruim 40% bedragen (zie Tabel 2). Het aandeel van het on-
gen niet als bron
dernemingsvermogen zal dan met bijna 6 procentpunt zijn afgenomen.
voor inkomen op
Hieruit kan afgeleid worden dat ondernemers doorgaans het ondernemings-
oude dag.
vermogen niet als bron voor inkomen op de oude dag zien. In de betekenis van de andere vermogensbestanddelen zal weinig verandering komen. 4 . 3 . 2 E i g e n w o n in g b e z it
De meeste onder-
In veel statistieken wordt de waarde van de eigen woning ook tot het ver-
nemers zonder per-
mogen gerekend. Deze waarde is vaak zo hoog dat deze wezenlijk zal bij-
soneel hebben een
dragen aan het gemiddelde vermogen van de ondernemers. Zeker gezien
eigen woning.
het feit dat verreweg de meeste ondernemers een eigen woning hebben (zie Figuur 12). Het probleem met de woningwaarde als vermogenscomponent is dat deze vastzit in de woning en minder makkelijk aan te spreken is. Er is wat betreft woningbezit geen verschil tussen ozp’ers en zzp’ers. Wel is er verschil tussen sectoren. Ondernemers in de maaksectoren hebben, evenals ondernemers in de distributiesectoren, vaker een eigen woning dan ondernemers in de dienstensectoren. Een verklaring hiervoor is dat zzp’ers in de bouw tot de maaksectoren worden gerekend. Zij hebben relatief vaak een eigen (zelfgebouwde) woning. Het eigen woningbezit neemt toe naarmate de ondernemer ouder is. Toch heeft bijna twee derde van de ondernemers jonger dan 35 jaar ook al een eigen woning.
26
Figuur 12 Eigen woningbezit
maaksectoren
9%
91%
distributiesectoren
12%
88%
dienstensectoren
20%
80%
gemiddelde ozp'ers
14%
86%
gemiddelde zzp'ers
84%
16%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
84%
16%
0%
Eigen woning
20%
40%
60%
80%
100%
Huurwoning
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
27
5
Geraadpleegde bronnen
Cassar, G. (2007). Money, money, money? A longitudinal investigation of entrepreneur career reasons, growth preference and achieved growth. Entrepreneurship and Regional Development 19, 89-107.
De Meza, D. en C. Southey (1996). The borrower’s curse: optimism, finance and entrepreneurship. Economic Journal 106 (435), 375-386.
Ray, J.J. (1979). A Quick Measure of Achievement Motivation - Validated in Australia and Reliable in Britain and South Africa. Australian Psychologist, Vol. 14, No. 3, pp. 337-344.
Stam, E., N. Bosma, A. Van Witteloostuijn, j. de Jong, S. Bogaert, N Edwards en F. Jaspers (2012). Ambitious Entrepreneurship; A review of the academic literature and new directions for public policy. Den Haag: Report for the Advisory Council for Science and Technology (AWT) and the Flemish Council for Science and Innovation.
Visser, S. de, M. van Ommeren, A. Kerckhaert, L. Coenen en M. Engelen (2009). Gezocht: ambitie m/v. Ambitie en (deeltijd)werk bij mannen en vrouwen. Zoetermeer: Research voor Beleid.
Wennekers, A.R.M, G. de Wit, G.W. Brummelkamp, C.M. Hartog en C. van Essen, (2011). Trendstudie MKB en Ondernemerschap; ontwikkelingen, vooruitblik en beleidssignalen. Zoetermeer: Panteia/EIM, A201103.
Wiklund, J. en Shepherd, D. (2003). Aspiring for, and Achieving Growth: The Moderating Role of Resources and Opportunities. Journal of Management Studies, 40(8): 1919-1941.
Zwan, P. van der, J. Hessels, A. van Stel en S. Wennekers (2012). Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands. Zoetermeer: Panteia/EIM Research Report A201211.
29
Bijlage 1
Verantwoording
S a m e n st e l lin g e n o n d e r h o u d p a n e l Voor de achtergrond van het zzp-panel en de wijze waarop het panel thematisch is opgebouwd en technisch wordt onderhouden kan de rapportage “Ondernemen zonder personeel” op www.ondernemerschap.nl worden nageslagen. 1 Hier zullen de relevante aspecten van de verantwoording voor meting 2 worden besproken. Uitnodiging De resultaten uit de voorjaarsmeting van 2012 zijn in het najaar teruggekoppeld met een vooraankondiging voor de tweede meting. Van 2.544 respondenten was een e-mailadres bekend. Deze respondenten zijn 20 december 2012 aangeschreven via een uitnodigingsmail met daarin een persoonlijke link (en zo nodig ook individuele inlogcodes). Met de persoonlijke link konden respondenten ook op een later tijdstip weer bij de vragenlijst komen en de vragenlijst op een geschikt moment afmaken. I n v ul t i j d De gemiddelde invultijd is een indicator voor de kwaliteit van de respons. Over het algemeen kan gesteld worden dat de respondenten van het zzppanel serieus de tijd hebben genomen om de vragenlijst te beantwoorden. De gemiddelde tijd die de respondenten hebben besteed aan de vragenlijst is 19,7 minuten. De helft van de respondenten heeft er 18,5 minuten over gedaan (mediaan). De minimuminvultijd is 2,5 minuten, maar er zijn slechts 2 waarnemingen met een invultijd korter dan 6 minuten. De maximuminvultijd was 45,5 minuten. R e s p o ns In Tabel 3 zijn de responspercentages van de najaarsmeting weergegeven.
De nettorespons van de najaarsmeting is
Van de 2.538 respondenten hebben 998 gereageerd (brutorespons: 39 pro-
uitgekomen op 33
cent). Daarvan hebben 836 respondenten de enquête voor het grootste gedeelte ingevuld (nettorespons: 33 procent). Gezien het feit dat de onder-
procent (n=836)
zoeksperiode rond de feestdagen is begonnen, is deze respons acceptabel.
1
Bruins, A., N.E. de Vries en P.J.M Vroonhof (2012). Ondernemen zonder personeel; Resultaten zzp-panel meting I van 2012. Zoetermeer: Panteia/EIM.
31
Tabel 3
Responspercentages meting 2 2012
N
%
2538
100%
aangeklikt
998
39%
ongeschikt/ te weinig ingevuld
162
6%
geschikt
836
33%
totaal aangeschreven
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012
De lagere respons van een internetenquête heeft ook gevolgen voor de betrouwbaarheid van de uitspraken. De meeste uitspraken in het rapport zijn gedaan op het niveau van eenpersoonsbedrijven. Daarmee is met 95 procent betrouwbaarheid een afwijking van maximaal 3 procent te garanderen (Tabel 4). Tabel 4
Overzicht betrouwbaarheid van uitspraken
Betrouwbaarheidsinterval (Stel dat 30% van de Uitspraken op het
Betrouwbare uit-
niveau van…
respondenten eigenschap
spraken
Steekproefomvang
Y bezit en 70% dus niet)
eenpersoonsbedrijven
ja
850
27 - 33%
zzp’ers
ja
750
> 26 - 34%
ozp’ers
ja
100
21 - 39%
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012
W e g in g s p r oc e d u r e In de voorjaarsmeting van 2012 is gewogen naar de sectorverdeling van bedrijven met 1 werkzame persoon, zoals gepubliceerd door het CBS.1 Voor deze meting is de nettorespons herwogen naar de gewogen sectorverdeling en de verdeling naar type werkzaamheden (goederen/diensten) in het voorjaarsbestand. Daarmee is impliciet ook gewogen naar de randtotalen per sector van het CBS. De volgende weegfactor is berekend voor het totale panel: W ij = (Panel ij / ij Panel ij )/(Panel_m1 ij / ij Panel_m1 ij ) Waarbij: W ij = Weegfactor in sector i en type j Panel ij = Panelleden uit de huidige meting in sector i en type j Panel_m1 ij = Panelleden uit de voorjaarsmeting 2012 in sector i en type j i = indicator voor het type sector j= indicator voor type werkzaamheden (goederen of arbeid)
1
32
Zoals gepubliceerd in het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) in 2012.
Na weging bleek de maximale correctiefactor 4,26 en de minimale 0.22. Door het ontbreken van goederenverkopers in de zorg is ervoor gekozen om de totale weegfactor in die sector te hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen/arbeid). De ongewogen frequentie en de gewogen verdeling zijn weergegeven in Tabel 5.
Tabel 5
Weging zzp-panel meting 2 2012
Ongewogen
Gewogen verdeling
frequentie
conform nieuwe werf
Goederen
Diensten
Goederen
Diensten
landbouw
26
31
2,1%
1,2%
industrie
25
55
1,1%
2,7%
1
60
0,5%
12,9%
22
30
11,2%
6,5%
2
85
0,2%
4,3%
ICT
8
89
0,3%
3,8%
overige zakelijke dienst-
2
89
0,3%
14,7%
zorg en welzijn 1
0
93
0,0%
4,8%
onderwijs en training
5
112
0,1%
4,2%
overige dienstverlening
5
96
1,9%
27,1%
97
740
17,6%
82,4%
bouw handel, horeca, reparatie transport, opslag, communicatie
verlening
totaal Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
Uitvalanalyse In deze meting is uitval ontstaan doordat uitgenodigde panelleden niet hebben gereageerd op de enquête, of doordat zij niet meer aan de criteria van het panel voldeden (zie ook paragraaf 1.2). Het eerste type uitval kan selectiviteit opleveren. De groep personen die niet geïnteresseerd zijn in het onderwerp kan op enkele kenmerken afwijken van de totale groep ondernemers zonder personeel. Dit kunnen bijvoorbeeld oudere zelfstandigen zijn die al met pensioen zijn gegaan, maar nog werken in hun eigen bedrijf. De andere kant van de medaille heeft ook consequenties. De meest geïnteresseerde panelleden kunnen juist vaker hebben geantwoord en dat zou kunnen betekenen dat de antwoorden positief of negatief kunnen afwijken ten opzichte van het echte gemiddelde. Om te kijken of er significante afwijkingen zijn tussen de responsgroep en het totale panel is een uitvalanalyse uitgevoerd (Tabel 6).
1
NB, door het ontbreken van goederenverkopers in de zorg is gekozen om de totale weegfactor in de sector te hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen/arbeid). Die weegfactor is 1.
33
Tabel 6
Uitvalanalyse tussen voorjaarsmeting en najaarsmeting 2012
n
2
d.f.
geslacht
3001
,000
1
rechtsvorm
3001
,053
2
opleidingsniveau
2986
21,083
1
***
leeftijd
2996
16,017
2
***
type werkzaamheden (goe-
3001
19,499
1
***
sector
3001
34,816
9
***
bewust zelfstandig
2680
1,529
1
sparen
1470
3,541
1
+
n
F-toets
d.f.
sig.
tijdsbesteding
2951
2,496
1
startjaar zzp-schap
2982
2,932
1
leeftijd
2996
25,670
% gespaard inkomen uit het
2536
6,521
sign
deren/diensten)
μ m1
μ m2
43,8
42,7
+
2000,3
2001,0
1
***
48,1
50,3
1
**
4,8
6,1
bedrijf
significantieniveaus: + 0.05
Op een aantal kenmerken blijken verschillen te bestaan tussen het totale panel (3.001 respondenten in meting 1) en de responsgroep in meting 2. De respondenten die mee hebben gedaan met de tweede meting zijn significant vaker: hoger opgeleid, ouder, dienstenaanbieder, werkzaam in onderwijs en training of de zakelijke dienstverlening en zetten ook meer geld uit het bedrijf opzij voor de oude dag. De verschillen zijn significant. Voor een deel is deze selectiviteit opgevangen door de weging, en voor een deel blijft dit bestaan. In de aangekondigde vervolgstudies zal gekeken worden of de selectiebias met geavanceerdere econometrische technieken omzeild kan worden.1
1
34
Bijvoorbeeld met behulp van Heckman-procedures of gewogen regressieanalyses.
Bijlage 2
Onderzoeksmodellen en opbouw vragenlijst
V e r an t w o or d i n g v r a ge nl i j s t p e n s i oe n - e n ve r m o g e n s o p bo u w De vragenlijst over pensioenen en vermogensopbouw is opgesteld in nauwe samenwerking met Mauro Mastrogiacomo en Rik Dillingh. Mauro is universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam en werkzaam bij De Nederlandsche Bank (DNB). Rik Dillingh is beleidsmedewerker bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en promovendus aan de Universiteit van Tilburg (TiU). Het gehanteerde onderzoeksmodel maakt onderscheid in de bewustwording en de houding ten opzichte van het inkomen op de oude dag (PV01, PV06). Daar komt een risico-inschatting uit voort (PV07, PV13). Deze inschatting beïnvloedt het gedrag en vertaalt zich door in daadwerkelijk spaargedrag en een gekozen spaarvorm (PV02A/B/C/D/E, PV05). Het besef wat de uitkomst van het sparen zou kunnen betekenen is een inschatting en wordt ook wel de cognitie genoemd (PV09, PV10). Deze cognitie is beleidsmatig interessant, omdat in die fase beïnvloeding kan plaatsvinden en zelfstandigen hun spaargedrag eventueel zouden kunnen bijstellen. Het (spaar)gedrag resulteert uiteindelijk in een bepaald vermogensprofiel dat aangewend kan worden om het inkomen op de oude dag te bekostigen (PV08A/B/C/D, PV11A1/A2/B1/B2, PV12A/B). Figuur 13 Onderzoeksmodel naar motieven van vermogensopbouw
Cognitie: Inschatting
Bewustzijn-houding:
Gedrag:
Resultaat:
Risicoprofiel
Spaargedrag/-vorm
Vermogensprofiel
Kans op oud worden
Opbouw vermogen
Kans op faillisse-
Opbouw schulden
ment
Inkomen op oude
Kans op terugval
dag
inkomsten
Bron: Panteia/EIM i.s.m. SZW, VU en DNB
V e r an t w o or d i n g v r a ge nl i j s t a m b i t ie s Om te onderzoeken in hoeverre groeiambities bijdragen aan het realiseren van de groei van het bedrijf is aangesloten bij een voorgesteld onderzoeksmodel Stam et al. (2012). Dit onderzoeksmodel is uiteengezet in Figuur 14.
35
Figuur 14 A causal model of growth intentions and realized growth
O p p o r t u n it y
A ttitu d e
G ro w th in t e n t io n s
R e a liz e d g r o w th
A b i l it y , r e s o u r c e s
Bron: Stam et al. (2012, p. 116)
Het model stelt dat groei-intentie een zeer belangrijke verklarende factor is voor het realiseren van de groei van een bedrijf. Groei-intenties komen tot uiting in een bepaalde ambitie en (een mate van) groeiverwachtingen. Er zijn een aantal voorwaarden die vervuld dienen te worden voordat groeiintenties ontstaan. Allereerst is het belangrijk dat er een positieve houding ontstaat ten opzichte van groei, een groeiattitude. Geldingsdrang (Need for Achievement) is hierop van positieve invloed, terwijl de verwachte consequenties van groei ook een negatieve invloed kunnen hebben. Naast de attitude is ook het kansbewustzijn versus ervaren belemmeringen van belang voor groei-intenties. Dit zijn de ‘opportunities’. Ten slotte is het noodzakelijk dat het geloof bestaat dat er voldoende middelen beschikbaar komen om de beoogde groei te realiseren. Deze middelen kunnen in de vorm van financieel, sociaal en/of menselijk kapitaal ingebracht worden. Zodra aan alle voorwaarden is voldaan en de ambities bestaan om te groeien is een ondernemer in staat om de intenties om te zetten in gerealiseerde groei. De gebruikte schalen om de factoren in het onderzoeksmodel te meten zijn hieronder weergegeven: Attitude: Need for achievement (AMB05) is gemeten met een Osgoodschaal van Ray (1979). Groeiconsequenties (AMB08) is gemeten met een schaal van Wiklund & Shepherd (2003). Growth intentions: Ambities (AMB02) zijn gemeten met een variant op De Visser et al. (2009). Als alternatief is er ook een item opgenomen uit Cassar (2007). Groeiverwachting (AMB03A/B) is gevraagd conform de vragenlijst uit de GEM 2012 (Van der Zwan et al. 2012). Ability, resources: Ingeschatte vaardigheden en financieel/sociaal kapitaal (AMB04B/C) zijn zelfontwikkelde vragen. Opportunity: Kansbewustzijn (AMB06) is uitgevraagd conform de vragenlijst uit de GEM 2012 (Van der Zwan et al. 2012). Ervaren belemmeringen (AMB07) zijn zelfontwikkelde vragen. Realized growth: Omzet (UC01) Omzetgroei (UC02)
36
Bijlage 3
Variabele
Vragenlijst en routering
Omschrijving
Routing BLOK UA BEDRIJFSONTWIKKELING
UA01
Heeft u op dit moment een eigen onderneming, of voert u zelfstandig onder-
Allen
nemende activiteiten uit? UB02
Verkoopt u vooral goederen of biedt u vooral uw arbeid of diensten aan?
Allen
UB03@
Kunt u in één zin aangeven wat voor goederen u verkoopt?
Indien wisseling t.o.v. meting 1
UB04@
Kunt u in één zin aangeven wat voor arbeid u aanbiedt of diensten u levert?
Indien wisseling t.o.v. meting 2
UC01A
Hoe hoog schat u de omzet van uw onderneming in 2012?
Allen
UC01B
Komt de geschatte omzet in 2012 overeen met uw verwachting aan het begin
Allen
van het jaar? De omzet is ... UC02
Kunt u aangeven of de omzet in 2012 hoger of lager is dan in 2011? De omzet
Allen
is ... UC03
Kunt u aangeven wat uw verwachting is van de omzet van uw onderneming in
Allen
2013? De omzet zal ... UA08_1
Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld in uw bedrijf?
Allen
UA09_1
Kunt u nu een inschatting geven van het gemiddeld aantal declarabele uren
Indien arbeid/
per week dat u besteedt in uw bedrijf?
diensten (UB02 = arbeid)
BLOK AMB AMBITIES AMB01A
Wat is voor u de belangrijkste drijfveer om zelfstandig ondernemer te zijn?
Allen
AMB01B
En wat is de op één na belangrijkste drijfveer om zelfstandig ondernemer te
Allen
zijn? AMB02_1
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...een bijdrage te
Allen
leveren aan de samenleving en aan duurzaamheid AMB02_2
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...bij te dragen
Allen
aan uw persoonlijke ontwikkeling AMB02_3
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...interessante
Allen
en uitdagende taken te verrichten AMB02_4
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...een betere ba-
Allen
lans tussen uw werk en privéleven tot stand te brengen AMB02_5
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...meer omzet
Allen
per jaar te realiseren dan nu AMB02_6
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...personeel in
Allen
dienst te hebben AMB02_7
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...een grotere
Allen
en/of bredere klantenkring te bedienen AMB02_8
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...nieuwe, onder-
Allen
scheidende producten en diensten te leveren AMB02_9
In hoeverre bent u van plan om over vijf jaar met uw bedrijf ...producten en
Allen
diensten te leveren aan het buitenland
37
Variabele
Omschrijving
Routing
AMB03A_1
Ik wil een bedrijf dat ik in mijn eentje of met een beperkte groep kan lei-
Allen
den..vs....Ik wil een zo groot mogelijk bedrijf. AMB03B_1
Hoeveel personen, exclusief de eigenaren, zullen er naar verwachting over vijf
Indien groeiambi-
jaar in dit bedrijf werkzaam zijn?
ties personeel (AMB02_6 > 5)
AMB03C_1
Met hoeveel procent denkt u dat uw bedrijf over vijf jaar in omzet gestegen
Indien groeiambi-
zal zijn?
ties omzet (AMB02_5 > 5)
AMB04A
U heeft aangegeven dat u het belangrijk vindt om groei te realiseren met uw
Indien groeiambi-
bedrijf. Dit kan in de vorm van meer omzet, personeel, nieuwe produc-
ties
ten/diensten of export zijn. Denkt u de komende vijf jaar over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring te beschikken? AMB04B
AMB04C
AMB05_1
Denkt u de komende vijf jaar over financiële middelen te kunnen beschikken
Indien groeiambi-
om de voorgenomen groei te realiseren?
ties
Denkt u de komende vijf jaar over de juiste connecties te kunnen beschikken
Indien groeiambi-
om de voorgenomen groei te realiseren?
ties
Het meest belangrijke voor mij is het bereiken van een comfortabele situa-
Allen
tie…vs...Het meest belangrijke voor mij is het streven om hogerop te komen. AMB05_2
Ik ben geïnteresseerd in relaties met mensen die nuttig kunnen zijn voor mijn
Allen
toekomstige professionele carrière.…vs...Ik investeer in relaties met mensen die toekomstige zakenrelaties kunnen worden. AMB05_3
Ik geef de nodige aandacht aan kleine dingen, zelfs als dit een verspilling van
Allen
tijd zou zijn…vs...Ik voel mij ongemakkelijk als ik het gevoel krijg dat ik tijd verspil aan onbelangrijke zaken. AMB05_4
Ik werk het liefst net genoeg om mijn huidige positie te handhaven…vs...Ik
Allen
ben bereid om hard te werken om de beste te worden in mijn vakgebied. AMB05_5
Ik werk het liefst met aangename partners, zelfs als ze minder goed preste-
Allen
ren…vs...Ik werk het liefst met zeer goed presterende partners, zelfs als ze lastig zijn. AMB05_6
Ik behaal levensvreugde door de succesverhalen van anderen mee te bele-
Allen
ven…vs...Met toewijding werk ik eraan om mijn leven te veranderen in een succesverhaal. AMB05_7
Ik hou van comfortabele situaties…vs...Ik ben een ambitieus persoon.
Allen
AMB05_8
Meestal gaan de dagen aan mij voorbij zonder iets gedaan te hebben…vs...Er
Allen
gaat geen dag voorbij zonder iets gedaan te hebben. AMB05_9
Ik neem het leven zoals het is, zonder al te veel te plannen…vs...Ik plan de
Allen
meeste zaken die in mijn leven plaatsvinden. AMB06
Zijn er volgens u in de komende zes maanden goede kansen om een nieuw
Allen
bedrijf in uw woonplaats op te richten? AMB07A
Kunt u in de onderstaande lijst voor uw bedrijf de meest belemmerende factor
Allen
aangeven? AMB07B
En wat is de op één na meest belemmerende factor?
Allen
AMB07C
En wat is de derde meest belemmerende factor in uw bedrijf?
Allen
AMB08_1
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...de werkdruk
38
Variabele
Omschrijving
Routing
AMB08_2
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...het persoonlijk inkomen AMB08_3
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...de mate van controle AMB08_4
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...de onafhankelijkheid AMB08_5
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...de overlevingkans van het bedrijf AMB08_6
Stel dat u over vijf jaar personeel in dienst heeft. Verwacht u dan positieve of
Allen
negatieve consequenties van die groei met betrekking tot ...de kwaliteit van de producten en/of dienstverlening
BLOK PV PENSIOENEN EN VERMOGENS PV01
PV02A
Kunt u voor de volgende uitspraak aangeven wat op u van toepassing is? "Ik
Aselect 50% begin
vind geld opzijzetten tijdens mijn werkzame leven voor voldoende inkomen op
blok PV, 50% aan
mijn oude dag…
het einde
Stel dat zelfstandigenorganisaties, belangenverenigingen of brancheorganisa-
Indien ar-
ties zelf een vrijwillig pensioenproduct voor zelfstandigen zouden gaan aan-
beid/diensten
bieden (bijvoorbeeld een lijfrente of bankspaarproduct). Zou u daar gebruik
(VB02 = 2)
van maken? PV02B
Zou u daardoor meer geld opzijzetten dan u op dit moment doet?
Indien PV02A = ja
PV02C@
Kunt u in een paar zinnen aangeven waarom u gebruik zou maken van zo’n
Indien PV02A = ja
pensioenproduct? PV02D@
PV02E
Kunt u in een paar zinnen aangeven waarom u géén gebruik zou maken van
Indien PV02A =
zo’n pensioenproduct?
nee
Op dit moment bouwen zzp’ers geen pensioen op via pensioenfondsen. Stel er
Allen
zou een vrijwillig pensioenfonds bestaan voor zelfstandigen, vergelijkbaar met een pensioen zoals werknemers dat opbouwen. Zou u daar gebruik van maken? PV03
Wat is de samenstelling van het huishouden?
Allen
PV04_1
Hoeveel jaar heeft u tot op heden in loondienst gewerkt?
Allen
PV05
Kunt u terugvallen op een pensioen van uw partner?
Allen
PV06
Hoe is over het algemeen uw gezondheid?
Allen
PV07_1
Hoe groot is de kans dat u een leeftijd bereikt van 70 jaar
Allen
PV07_2
Hoe groot is de kans dat u een leeftijd bereikt van 80 jaar
Allen
PV07_3
Hoe groot is de kans dat u een leeftijd bereikt van 90 jaar
Allen
PV07_4
Hoe groot is de kans dat JAN een leeftijd bereikt van 90 jaar
Allen
PV07_5
Hoe groot is de kans dat uw bedrijf failliet gaat binnen de komende 5 jaar
Allen
PV07_6
Hoe groot is de kans dat het bedrijf van JAN failliet gaat binnen de komende 5
Allen
jaar PV08A
Bezit u op dit moment een eigen woning of woont u in een huurwoning?
Allen
PV08B_1
Wat is op dit moment de WOZ-waarde van uw eigen woning?
Allen
39
Variabele
Omschrijving
Routing
PV08C_1
Hoe hoog was de hypotheekschuld die u heeft afgesloten bij de aankoop van
Als PV08A = eigen
de woning?
woning
PV08D_1
Welk aandeel van de hypotheekschuld heeft u op dit moment afgelost?
Als PV08C_1 > 0
PV09
Hoeveel denkt u dat uw netto-inkomen zal dalen nadat u gestopt bent met
Allen
werken? PV10
Hoe tevreden zou u zijn met het inkomen dat u verwacht op uw oude dag?
Allen
PV11A1_1
Aandeel in huidige vermogen: Onroerende zaken excl. 1e eigen woning
Allen
PV11A1_2
Aandeel in huidige vermogen: Aandelen en obligaties (incl. beleggingshypo-
Allen
theek) PV11A1_3
Aandeel in huidige vermogen: Bank- en spaartegoeden (incl. spaarhypotheek)
Allen
PV11A1_4
Aandeel in huidige vermogen: Ondernemingsvermogen
Allen
PV11A1_5
Overig vermogen uit bezittingen en ondernemingen
Allen
PV11A2_1
Aandeel in vermogen na stoppen: Onroerende zaken excl. 1e eigen woning
Allen
PV11A2_2
Aandeel in vermogen na stoppen: Aandelen en obligaties (incl. beleggingshy-
Allen
potheek) PV11A2_3
Aandeel in vermogen na stoppen: Bank- en spaartegoeden (incl. spaarhypo-
Allen
theek) PV11A2_4
Aandeel in vermogen na stoppen: Ondernemingsvermogen
Allen
PV11A2_5
Aandeel in vermogen na stoppen: Overig vermogen uit bezittingen en onder-
Allen
nemingen PV11B1_1
Aandeel in evt. schulden op dit moment: Ondernemingsschulden
Allen
PV11B1_2
Aandeel in evt. schulden op dit moment: Schulden bij familie en vrienden
Allen
PV11B1_3
Aandeel in evt. schulden op dit moment: Overige schulden
Allen
PV11B2_1
Aandeel evt. schulden na stoppen: Ondernemingsschulden
Allen
PV11B2_2
Aandeel evt. schulden na stoppen: Schulden bij familie en vrienden
Allen
PV11B2_3
Aandeel evt. schulden na stoppen: Overige schulden
Allen
PV12A_1
Wat is bij benadering op dit moment het totale vermogen van uw huishouden
Allen
(excl. huidige WOZ-waarde van de woning)? PV12B_1
Wat is bij benadering op dit moment de totale schuld van uw huishouden (ex-
Allen
cl. resterende hypotheekschuld)? PV13_1
Op welke leeftijd denkt u dat u volledig zult stoppen met werken?
AFSLUITING
40
Allen
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201315
07-05-2013
MKB verdeeld over kabinetsbeleid
A201314
02-05-2013
Topsectoren in beeld
A201313
28-03-2013
Concurrentie in het MKB
A201312
25-03-2013
Alles flex, is dat een mismatch?
A201311
09-04-2013
Challengers: hun kenmerken en succesfactoren
A201310
04-04-2013
Wie wordt werkgever?
A201309
16-04-2013
Oudedagsvoorziening in het MKB
A201308
11-04-2013
Benchmark klanten Qredits
A201306
21-02-2013
De waarde van sociaal ondernemerschap
A201305
24-01-2013
Grondstofschaarste?
A201304
02-04-2013
Gezocht: werklocatie 3.0
A201303
24-01-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en 2013 - Update december
A201302
08-01-2013
Financiering van innovatie in het MKB
A201218
15-01-2013
Samen starten
A201217
17-01-2013
Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder personeel Financieringsmonitor topsectoren 2012
A201216
9-1-2013
A201215
19-12-2012
A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
Gebruikers en communities
A201209
8-8-2012
Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende MKB
A201202
16-4-2012
Vergrijzing en ondernemerschap
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en grootbe-
A201108
14-7-2011
Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands
A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
Ondernemen zonder personeel
Hoe werken bedrijven samen in projecten?
drijf 1995-2015
41
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010
A201101
5-1-2011
Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap 2010
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel, horeca en am-
A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
A200913
15-5-2009
Internationale benchmark ondernemerschap 2009
A200912
20-5-2009
Kleinschalig Ondernemen 2009
A200911
3-4-2009
Kopstaartbedrijven
A200910
1-4-2009
Ondernemerschap in de wijk
A200909
27-3-2009
A200908
half juni 2009
A200907
24-3-2009
Monitor Inkomens Ondernemers
A200906
19-3-2009
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200905
17-3-2009
Afhankelijkheid in de metaalsector
A200904
12-3-2009
Beter inzicht in multicultureel ondernemerschap
A200903
5-2-2009
A200902
13-1-2009
Toekomst concurrentiepositie MKB
A200901
13-1-2009
MKB in regionaal perspectief
A200815
19-12-2008
Succes met samenwerking
A200814
16-12-2008
Tijdelijke samenwerkingsverbanden in het Nederlandse MKB
A200813
8-12-2008
Sociaal ondernemerschap
A200812
8-12-2008
Ondernemen in de Sectoren
A200811
28-10-2008
A200810
23-9-2008
A200809
8-9-2008
Internationale benchmark ondernemerschap
A200808
3-9-2008
Nalevingskosten van wetgeving voor startende bedrijven
A200807
september 2008
bacht
Springen over de Grens
The Netherlands
Van werknemer tot ondernemer Review: Internationalisering van het Nederlandse MKB
Ten years entrepreneurship policy: a global overview
Ondernemerschap in de zorg In- en uitstroom in de detailhandel
Stimulering van ondernemerschap in middelgrote gemeenten HRM-beleid in het MKB
A200806
18-9-2008
A200805
8-7-2008
A200804
14-7-2008
Kleinschalig Ondernemen 2008
A200803
26-6-2008
Ondernemerschap in de regio
A200802
27-3-2008
Herstructurering van winkelgebieden
Global Entrepreneurship Monitor 2007 The Netherlands
42