Lopster Kroniek Jaargang 2013 | nr. 24
Een uitgave van de Historische Vereniging Loppersum
LOPSTER
Een uitgave van
2012 nr. 23
In deze uitgave onder andere • Over aardbevingen en onze monumenten • Leven en werken op het laatste turfschip • In gesprek met Jan Zijl, ‘de broer van’
In deze uitgave • Over me • De nutsb • Overval
1
Voorwoord 2
De gaswinning en onze monumenten 5
Herinneringen en foto’s van Jan Zijl 9
Begraafplaatsproject afgesloten, nu het kerkhof opknappen 10 Uit de archieven:
Abel Eppens en de edele heerd Bolhuis 13 Interview met Hilly Huizinga-Pilon
‘Schipperskinderen leren andere dingen van het leven’ 17 Brief Piet Pilon:
Critiek op bouw ‘oude’ Gemeentehuis
20
Ladadorp Loppersum en garage Norder 24
Het weer in 2013 26
Jaarverslag 2012 _________________________________________________________________ Lopster Kroniek jaargang 2013 ǀ nr. 24 Een uitgave van de Historische Vereniging Loppersum
redactie: Angela Rijnen, Nicolette Scholten, Jan Wiebe van Veen met bijdragen van: Rini Doff, Harry Haak, Johannes Langeland, Hugo Parker Brady, Angela Rijnen, Nicolette Scholten, Jan Wiebe van Veen, Henk Veldman
secretariaat HVL: Nieuwstraat 9, 9919 AZ Loppersum, tel. 0596-572119
www.hvloppersum.nl
Voorwoord
r d ro o
dor d rr
r rd od-rr
rr d ror
r oor
Noord-ro o od
rr w d o
r r rrd r
o-r door d
d r d oo
r o rd od oor r
o d r
rd rd d
or d d rd o od
ro rr
d rr d
rro
o o T o
d rd wr
or r d r o
wrd ro
d wrod-d
oor w w d
o r rd door
d o o
Vd
d or d r
w r oo
d or w d dr
w r ro d
d o d r
d or Vr
r d o wrd d
or r w
ord oo wr
o wr
or
w d droor wrd
Vrdr d ro r or
r d or
od d
ro
dr or o w o
od rw oo or d
vzitt
-o d
1
De gaswinning en onze monumenten
Monumenten vormen het tastbare bewijs van ons verleden en geven ons inzicht in hoe de wereld zich heeft ontwikkeld en hoe onze cultuur en identiteit zijn ontstaan. Bedreiging van monumenten, of het nu een gebouw, een brug of een landschap betreft, is van alle tijden. Oorlogsgeweld, natuurrampen, economische neergang, vervuilde lucht, belasting door zwaar verkeer, fluctuerende grondwaterstanden of verzakkingen van de ondergrond kunnen het einde betekenen van ons cultuurhistorische erfgoed. In onze tijd hoort de gaswinning tot een van de grote bedreigingen. door Harry Haak, restauratie-architect
Het ontstaan van de Nederlandse monumentenzorg wordt in het algemeen geassocieerd met Victor de Stuers (18431916). De Stuers was een hoge cultuurambtenaar die zich erg heeft ingespannen om de grote sloopactiviteiten van zijn tijd af te remmen. Onder zijn leiding werd een begin gemaakt met het registreren van gebouwen en objecten die van historisch belang werden geacht. Deze taak werd later door de rijksoverheid overgenomen, in eerste instantie door oprichting van een afdeling Kunsten en Wetenschap. Deze afdeling begon met het systematisch beschrijven van monumenten. In 1903 werd deze afdeling vervangen door een speciale Rijkscommissie onder leiding van bouwmeester P.J.H. Cuypers. In 1947 werd de Rijksdienst voor de Monumentenzorg opgericht met onder meer als taak het beschermen en in stand houden van monumenten. In 1961 ontstond de Monumentenwet, waarin de bevoegdheden van de overheid werden beschreven en de regels waar de eigenaar van een beschermd monument zich aan moest houden. In 1988 is deze wet vervangen door de Monumentenwet 1988, die heden ten dage nog geldend is. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heet sinds 2009 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Victor de Stuers, portret door P. Josselin de Jong
Hoewel Victor de Stuers wordt gezien als de grondlegger van de monumentenzorg, had hij in zijn tijd vele geestverwanten. In het bijzonder noem ik hier Jacob Vinhuizen (1858-1931), een boerenzoon uit Middelstum die zich zijn leven lang heeft ingezet voor het belang van de cultuurhistorie in zijn omgeving. In Stad & Lande nummer 3 van 2013 is een artikel van de hand van Joop Tilbusscher gepubliceerd, getiteld 'Jacob Vinhuizen als veldwerker en historicus'. 2
Artikel 11 uit de Wet van 23 december 1988, tot vervanging van de Monumentenwet, luidt als volgt: 1. Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen. 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning: a. een beschermd archeologisch monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een beschermd archeologisch monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Jacob Vinhuizen liet zijn tijdgenoten in het verleden van de directe omgeving kijken. Als we vanuit Vinhuizens omgeving in een groter verband kijken, zien we dat ons noordelijk kustgebied één geheel vormt van Noord-Holland tot Zuidwest Denemarken. Vóór de bedijkingen was deze hele kuststrook waddengebied, waar mensen in de loop der eeuwen terpen en wierden hebben aangelegd. Dit gebied behoort tot een van de meest indrukwekkende, cultuurhistorische en archeologische fenomenen van Europa. De Groningse cultuurhistorie begon al ver voor onze jaartelling en was gedurende al die tijd onderhevig aan bedreigingen, vaak door de zee en door oorlogshandelingen.
reparatie van schade aan de bebouwde omgeving een structureel fenomeen zal worden. Binnen het huidig beleid (van het ministerie van Economische Zaken en de NAM) wordt de door de gaswinning veroorzaakte schade aan gebouwen en objecten vergoed. Gebouwen kunnen op deze manier worden hersteld, hopelijk door ter zake deskundigen. Met dit herstel lijkt de zaak afgedaan, zowel voor beschermde als niet beschermde gebouwen. Schade onherstelbaar Wanneer we kijken naar de uitgangspunten van de Monumentenwet 1988, is het echter maar de vraag of hiermee de zaak is afgedaan: in de wet gaat conserveren vóór vervangen. De wet schrijft voor dat het oude zo lang mogelijk in goede staat moet worden gehouden met gepast onderhoud en ingetogen reparaties. Alleen wanneer het strikt noodzakelijk is, mag er materiaal vervangen worden. De gedachte hierachter is dat met het vervangen van materiaal het oude in feite verloren gaat; het is immers niet meer te herstellen. In die zin is schade altijd onherstelbaar. Maar zelfs onder de beste omstandigheden en het meest zorgvuldige onderhoud zal materiaal verloren gaan. Waar slijtage aan gebouwen de tijd zichtbaar maakt, wist herstel van (zware) schade de sporen van de tijd juist uit. Zoals artikel 11 uit de Monumentenwet aangeeft, is het verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.
Onze provincie telt bijna 2.200 Rijksmonumenten waarvan ongeveer 650 in de stad Groningen. In het risicogebied gaat het om ongeveer 850 rijksmonumenten (waaronder beschermde dorpsgezichten) en een gering aantal gemeentelijke monumenten. Gaswinning Waar in het verleden de overstromingen en de vele oorlogsschermutselingen veel schade aan ons cultuurhistorisch erfgoed hebben veroorzaakt, vormt in de tegenwoordige tijd de gaswinning een grote bedreiging. Op basis van voorspellingen van de aantallen en zwaarte van toekomstige bevingen kunnen we ervan uitgaan dat 3
diezelfde economische voorspoed is dat een deel van het monumentenbestand ondertussen onherstelbaar is. Inmiddels worden de eerste objecten versterkt om beter tegen het bevingsgeweld bestand te zijn. Het zal hierbij in eerste instantie vooral gaan om monumenten. Als voorbeeld haal ik hier de fabrieksschoorsteen te Tjamsweer aan: het monument
Een eigenaar van een monument kan schade veroorzaken aan zijn bezit door bijvoorbeeld zonder deskundigheid bouwkundige ingrepen te doen of door het nalaten van onderhoud. De overheid kan op basis van onder andere artikel 11 dwingende maatregelen treffen. Maar hoe moet dit worden vertaald naar een situatie van schade aan monumenten door gaswinning? Medeplichtig Na hout, turf, steenkool en petroleum draaien we nu met z'n allen op gas: voor het opwekken van elektriciteit, het verwarmen van onze huizen en het bereiden van ons voedsel. De gaswinning heeft de exploitant van de gasvelden geen windeieren gelegd. Maar ook alle burgers profiteren via de staatskas van de gasbaten. Tot voor kort leek de gaswinning dan ook een win-win situatie. Het op de vingers tikken van de veroorzaker van de schade is in dit geval, veel te kort door de bocht: uiteindelijk zijn we allemaal medeplichtig. Veel gebouwen die nu als monumenten zijn aangewezen, danken hun ontstaan aan economische voorspoed. Het is paradoxaal dat de prijs die we nu moeten betalen voor
Molencomplex Tjamsweer met schoorsteen, na de brand van 2010
wordt gesloopt, waarna het op een verbeterde fundering wordt herbouwd. De nieuw opgetrokken schoorsteen zal ongetwijfeld sprekend op de oude lijken. Maar het wordt nooit meer de schoorsteen die het was.
De ontwikkeling van de monumentenzorg begon zo'n eeuw geleden met het vastleggen, beschrijven en behouden van monumenten. Heden ten dage wordt steeds minder over monumentenzorg gesproken en steeds meer over Cultuurhistorie. Behoud verschuift naar ontwikkeling, met als inzet een dynamischer verband tussen onder meer omgevingen en gebouwen, in tegenstelling tot het statische 'behoud'. Zo krijgen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening meer raakvlakken. Op het gebied van beleid, zoals herbestemming en de koppeling van het historisch erfgoed met de hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen, gaan de ontwikkelingen voort. Links: Monumentenregister: http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php Monumentenwet: http://wetten.overheid.nl/BWBR0004471/geldigheidsdatum_21-10-2013 Bronnen: - Monumentenwet 1988, gepubliceerd op 23 december 1988 in de Staatscourant - Aafke Steenhuis, 'Het lied van de Eems', uitgverij Atlas 2011 - Joop Tilbusscher, 'Jacob Vinhuizen als veldwerker en historicus', in: Stad & Lande nr. 3, 2013 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 4
Herinneringen en foto’s van Jan Zijl
Wie in Loppersum kent nou niet de naam K.P. Zijl? Jarenlang was K.P., ofwel Koos, eigenaar en badmeester van het zoutwaterbad, dat bij zijn afscheid in 1981 naar hem is vernoemd. Het Zoutwaterbad K.P. ZIJL, zo heet het zwembad tegenwoordig. Het is het laatst overgebleven zoutwaterbad van Nederland, waar generaties Lopsters hebben leren zwemmen. door Nicolette Scholten en Jan Wiebe van Veen
Koos Zijl is in 1990 overleden. De redactie van de Lopster Kroniek is onlangs op bezoek geweest bij zijn jongste broer Jan, die nu in Zuidlaren woont. De aanleiding voor het bezoek was een aantal foto’s die de Historische Vereniging Loppersum van hem kreeg en die wij nog niet kenden. Jan Zijl, geboren in 1928, is de jongste van het gezin Zijl. Samen met zijn zus en twee broers Piet en Koos (die de oudste was, elf jaar ouder dan Jan) heeft hij zijn jeugdjaren in Loppersum doorgebracht. ‘Mijn vader was notarisklerk, eerst in Slochteren en daarna in Loppersum bij de notarissen Werumeus Buning en Bel en later bij Bakker, de laatste notaris van Loppersum. In de oorlogsjaren is hij voor zichzelf begonnen als makelaar/zaakwaarnemer.’ Het gezin woonde aan de Molenweg, in het witte huis tegenover de huidige Schoolstraat. Vroeger stond daar een woonhuis met schuurruimte van de familie Ritsema .
Jacob Ritsema (brandstoffenhandel) met in zijn kar Jan Zijl en Gonnie Buitenkamp. Op de achtergrond café Zandt (afgebroken) aan de Molenweg.
5
De vroegere buren waren de familie Cohen. Vlak voor de oorlog is het gezin naar Amsterdam verhuisd. Van het Stadsarchief van de gemeente Amsterdam heeft Jan Zijl vernomen dat Levi Cohen (geboren in Loppersum in 1868) en zijn echtgenote Marina Meijers (geboren in Loppersum in 1893) beiden op 17 september 1942 in Auschwitz zijn omgebracht. Van hun kinderen is niet bekend of ze de holocaust overleefd hebben.
Op de foto van links naar rechts: Koos Zijl, Lea Cohen, Lion Cohen, Marina Meijers, Henriëtte Cohen en Piet Zijl.
Vader Zijl zette in 1952 zijn makelaardij voort in Zuidlaren. De heer Stadlander nam het kantoor over in het huis aan de Molenweg. In 1956 is Jan Zijl zijn vader opgevolgd. Het makelaarsbedrijf dat hij overnam, bestaat nog steeds, doordat het in familiehanden is gebleven. De dochter van Jan nam de makelaardij over en de zoon de assurantiën. De broers Koos, Piet en Jan Zijl waren tamelijk ondernemend. De middelste broer Piet begon als bakkersknecht en werd uiteindelijk commissionair in granen. Piet Zijl op 19-jarige leeftijd als bakkersventer op het Marktplein, mei 1938. Er waren toen minstens zes bakkerijen in Loppersum.
6
Sport stond bij de drie broers hoog in het vaandel. Koos en Piet waren lid van de voetbalclub en van de gymnastiekvereniging. Jan was lid van de zwemclub en gymnastiekvereniging ADO (Alles Door Oefening), waarbij voor hem vooral atletiek erg belangrijk was.
ADO. Van boven naar beneden: Jan Zijl, Derk Buitenkamp, Jan Slagter en Dirk Boelkens (4 x 100meterestafette)
Voordat Koos Zijl het bad overnam, had hij in de oorlogstijd een kwekerij aan de Stedumerweg. Doordat hij aan de ‘voedselproductie’ deelnam, kon hij vrijstelling krijgen om te werk worden gesteld. Op het moment dat hij zich aanbood als koper van het bad, bestond het zwembad vijftien jaar. Het was in 1933 aangelegd in opdracht van de Vereniging Loppersummer Jaarmarkt. Omdat in die tijd grote werkloosheid heerste, werd het werk in werkverschaffing uitgevoerd. Op 15 juli 1933 vond de feestelijke opening van het bad plaats. In 1945 begonnen de problemen: het zwembad was niet ongeschonden uit de oorlog gekomen. Vooral de badhokjes voldeden niet meer aan de eisen, maar er moest ook een betonnen wand in het hele bad aangebracht worden. De kas van de jaarmarkt en die van het zwembad waren echter leeg. In 1947 bleef het bad gesloten voor publiek. Als oplossing werd besloten het zwembad te verkopen. Eigenaar en badmeester werd Koos Zijl, die tot maar liefst 1981 de scepter zwaaide in het bad. Omdat het zwembad alleen de tijdens
7
zomermaanden open was, werkte hij de overige maanden als meteropnemer. Daarnaast zomermaanden open was, werkte hij de overige maanden als meteropnemer. Daarnaast produceerde Koos Zijl bazarattracties voor verenigingen. produceerde Koos Zijl bazarattracties voor verenigingen. Een laatste foto willen we u niet onthouden, die van bessenplukkers bij de familie Hovinga aan de Een laatste foto willen we u niet onthouden, die van bessenplukkers bij de familie Hovinga aan de Molenweg. Molenweg.
Van links naar rechts staand: Jan Zijl, mw. Hovinga, Rika van Weerden, (?), (?), Piet Zijl, Hennie Hovinga, de heer Van links naar rechts staand: Jan Zijl, mw. Hovinga, Rika van Weerden, (?), (?), Piet Zijl, Hennie Hovinga, de heer Hovinga, (?). Hovinga, (?). Zittend: Trui Hovinga, Antje Bos, Derk Buitenkamp, (?), Appie Buitenkamp; de laatste vier zijn onbekend. Zittend: Trui Hovinga, Antje Bos, Derk Buitenkamp, (?), Appie Buitenkamp; de laatste vier zijn onbekend.
8 8
Projecten
Begraafplaatsproject afgesloten, nieuw project van start En weer waren ze er deze zomer elke zaterdag en woensdag te vinden: onze ruim dertig vrijwilligers. Opnieuw is er druk geschilderd, gemetseld, geschoffeld, gelast en geschuurd. Rini Doff coördineerde alles eromheen inclusief de contacten met betrokken partijen. Menzo Eissens was een soort ploegbaas en verder deed iedereen waar hij of zij goed in was. door Nicolette Scholten
Na zes jaar (waarvan het eerste jaar, 2008, eigenlijk een proefjaar was, om erin te komen) kan het ‘project begraafplaats’ afgesloten worden. Wat is er enorm veel gebeurd in die jaren! Van een verwaarloosde en bijna armoedige begraafplaats met kapotte en verzakte stenen, onleesbare teksten en gescheurde muurtjes, is ze weer een plek geworden waar de geschiedenis zichtbaar is gemaakt.
begraafplaats toen….
Wandelaars kunnen nu weer goed zien waar de vroegere notabelen (de notaris , de burgemeester, de dijkgraaf), maar ook de ‘gewone’ Lopsters liggen begraven. De prachtige graftrommels zijn gerestaureerd. De glasplaten zijn hersteld, gelijmd, schoongemaakt en vastgezet. Gebroken grafstenen zijn hersteld en de teksten zijn leesbaar gemaakt. De architect Oeds de Leeuw Wieland heeft zijn monument teruggekregen. De verleiding ligt op de loer om het ‘te mooi’ te maken. En dat hoeft ook weer niet. De tand des tijds mag best te zien zijn, juist op een begraafplaats. De komende jaren zullen de vrijwilligers zich dan ook beperken tot het nodige onderhoudswerk. Kerkhof Maar een nieuw project ligt weer te wachten. Het kerkhof, waar natuurlijk de oudste stenen liggen. Van de Eenkema Stichting heeft de Historische Vereniging al een subsidietoezegging gekregen. Omdat de kerk op dit moment gerestaureerd wordt en onze vrijwilligers er moeilijk bij konden, is besloten om pas in 2014 daar met het werk te beginnen.
…begraafplaats nu
9
Uit de archieven
Abel Eppens: ‘Kroegbazen worden rijk’ Via www.kranten.kb.nl kun je met je pc vier eeuwen kranten raadplegen. Johannes Langeland is zo’n speurder. Hij ontdekte dit artikel uit 1939 over Abel Eppens en de edele heerd Bolhuis. Ook Loppersum speelt er een paar rolletjes in. Op de thans afgegraven wierde Eekwerd even ten noorden van het Damsterdiep, in de omgeving van ’t vriendelijk dorpje Wirdum, stond tot 1844 een deftige boerenhofstede: een edele heerd in den ouden trant. Naar de eigenaardige oude gedaante werd deze boerderij Bolhuis genoemd. Deze huisnaam werd op zijn beurt in de 17e eeuw de naam der familie van daar afkomstig: de leden dezer familie noemden zich Van Bolhuis. (…)
Abel Eppens tho Equart, woonde op Bolhuis en liet ons z’n uitvoerige Kroniek na. Abel Eppens tho Equart wil zeggen: Abel Eppens te Eekwerd. Te Eekwerd – op Bolhuis – woonde in de eerste helft der 16e eeuw de eigenerfde boer Eppe Aepkens (Aepke = Abel), met z’n huisvrouw Etgijn Elema, die afkomstig was van den alouden Elemaheerd in de onmiddellijke nabijheid van Uithuizen gelegen. Dit echtpaar verkreeg in 1534 een zoon: Abel Eppens, de latere kroniekschrijver. Toen Abel Eppens elf jaar oud was, overleed zijn vader aan de pest. De grootvader van Abel, die te
Zeerijp woonde, achtte zijn kleinzoon meer geschikt voor de studie dan voor de ,,copenschap”. Abel, ofschoon ,,um zijnen vorigen mesters hardicheyt” tegenzin in de school hebbende, werd ter verdere ontwikkeling in 1547 naar Groningen gezonden, waar hij leerling werd aan de bij de A-kerk behoorende Aschool later van de St. Maartensschool. Hier ontving hij les van den bekenden geleerden Rector Regnerus Praedinius. Eppens deelt in z’n Kroniek vele aardige bizonderheden uit het leven van Praedinius mee. In 1555 bezocht Eppens de Hoogeschool te Leuven; twee jaar later was hij te Keulen, voltooide z’n studie te Wittenberg, waar hij tot de leerlingen van Melanchton behoorde. In 1560 keerde de jongeling naar ons gewest terug, vestigde zich voorloopig op een boerderij Enselens, bij Loppersum. Eenige jaren later betrekt hij den ouderlijken heerd Bolhuis. Trots z’n overgrooten afkeer van de Katholieke Kerk – welke hij voornamelijk te Leuven had verkregen – liet men den vurigen aanhanger der Hervorming 10
toch rustig op Bolhuis wonen. In 1572 heeft hij Bolhuis waarschijnlijk eenigszins laten verbouwen. Althans in de eerste helft der vorige eeuw zag men in de noordermuur van ’t gebouw een gevelsteen, met het opschrift: ,,Abel Eppens anno 1572 – 2 Junij”. Het rustig wonen op Bolhuis duurde tot 1580: het verraad van Rennenberg. Toen begonnen wederom in de Ommelanden de geloofsvervolgingen! Eppens achtte zich niet meer veilig op Bolhuis. Met vele andere Ommelanders week hij uit naar het gastvrije Emden in O. Friesland, ,,der ballingen herberg”. Emden opende de poorten, ontving mild, onbekrompen gastvrij de duizenden, die hun vaderland om den geloofswille verlieten. (…) Hier vond Abel Eppens met de zijnen rust, hier was hij veilig. (…) In 1580 begon hij ,,tho Emden in onse ballingscap” met het schrijven van z’n Kroniek. Hierin vertelt hij met trots over de oude afkomst van ’t geslacht zijner moeder, Elema en over de vele vooraanstaande mannen,
die ’t geslacht heeft opgeleverd.
(…) De Kroniek begint met een inleiding. Daarop volgt de historie van Groningen en Ommelanden van 1537 af. Toen hij tot het jaar 1566 gekomen was zette hij z’n werk onder een anderen titel voort tot 1589. Vooral over de jaren na 1580 geeft hij uitvoerige mededeelingen. Aardig en ook belangrijk is de ,,petit histoire”, waaraan z’n Kroniek zoo rijk is: gedetailleerde beschrijvingen van allerlei voorvallen, betreffende de historie van Stad en Lande en die van O. Friesland
tusschen de jaren 1580 en 1589. Eppens heeft alles – zooals hij zelf getuigt – genoteerd ,,na dat gemene gerüchte schalde” en zooals hij het ,,sulven erfaren hefft”.
De Kroniek is, behalve voor de historie van ons gewest, ook interessant door: anecdoten over allerlei personen, bijnamen, scheldnamen, eigenaardige gezegden, berichten over landbouw, voorspellingen, folklore, gedichtjes, gegevens over de leefwijze der Ommelander geestelijken vóór de Hervorming, van de Ommelander edelen en Groninger burgers, die er in voorkomen. Bovendien is de Kroniek, geschreven in de taal van de 16e eeuw – een taal met een sterk lokaal karakter – van belang voor onze dialect-studie. Eppens vertelt van de
Meifeesten, die in Groningen gevierd werden. Ondanks al de ellende, die d’r in 1582 in de stad heerschte, vierden de burgers van Groningen toch hun vroolijk Meifeest. ,,Myt 11
een vastelavendtslevendt”, alsof er geen wolkje aan de lucht was, haalden ,,sy die Meyboomen yn, hoveren aldaer, nodigen en scenken den koninck van Spannien in een personage gestalt, dragen den Sint Jurgen, des darden Vrijdages na Paesschen, na hoer olde gewoente, und maken zich in alles triumphanten”. Ook in de Ommelanden wordt in ’t laatst der 16e eeuw vrolijk Meifeest gevierd. Zoo verhaalt Eppens, hoe de Winsumers “na maniere des landes”op mei-avond een Meiboom gingen planten. (…) Als Eppens melding maakt van de turfgraverij van Van Ewsum in Vredewold, merkt hij op, dat ,,noch nummer enich torffgraver rijck was worden”. Op een andere plaats, waar hij het heeft over ,,huysluyden, die in harbargen leven”, zegt hij: ,,kroeghouders worden rijck”. Eigenaardig is de uitdrukking: ,,die Staten willen endtlick den padde treden, dat he pijpen muste”. (…)
Het handschrift van Abel Eppens werd in 1863 voor f 40 op een publieke veiling door het Groninger Archief aangekocht. De heeren J.A. Feith en H. Brugmans hebben het handschrift in 1911
met een interessante inleiding en belangrijke aanteekeningen in druk uitgegeven: een lijvig boekwerk, waaraan we vele gegevens hebben ontleend. Abel Eppens wordt in 1588 nog genoemd als eigenaar van Bolhuis, maar reeds vroeger waren z’n goederen – als afkomstig van een landsvijand – ten verkoop aangeboden. Men weet niet precies wanneer hij overleed. Z’n overlijden zal in 1590 of kort daarna hebben plaats gehad. Een merkwaardige man, levende in een bijzonderen, veel bewogen tijd! Van zijn acht kinderen zijn alleen twee zoons bekend geworden: Eppo en Louwe Abels. Deze laatste, ook wel Leo Abeli abt Equart genoemd, werd in 1595 de eerste Hervormde leeraar te Loppersum, waar hij in 1604 nog in functie was. Eppo zal zich op Bolhuis gevestigd hebben. Louwe Abels, de predikant, liet twee zoons na: Adolphus Louwens en Abelus Leonis. Beide studeerden aan de Hoogeschool. Aldolphus Louwens treffen we later als Burgemeester van Groningen (1663-1688), terwijl Abelus Leonis van 1620 tot 1636 predikant was te Loppersum. Andere nakomelingen van Abel Eppens – de nazaten van z’n zoon Appo waarschijnlijk – nemen in de eerste helft der 17e eeuw naar den stamheerd Bolhuis den familienaam Van Bolhuis aan. Als eerste van Bolhuis treffen we Abel
Epponis van Bolhuis: hoogstwaarschijnlijk een zoon van Eppo Abels, een kleinzoon dus van Abel Eppens, den kroniekschrijver. Abel Epponius van Bolhuis studeerde aan onze Hoogeschool. Hij werd de stamvader van ’t geslacht Van Bolhuis. In het laatst der 17e eeuw vestigde Michiel van Bolhuis te Warffum, waar vijf geslachten van vader op zoon de hoogste bedieningen hebben bekleed. Op den heerd Bolhuis hebben nog lang nazaten van onzen kroniekschrijver gewoond. Enno Doedes Star, viceadmiraal der Admiraliteit te Harlingen, die – ofschoon een Oost Fries van geboorte – z’n gansche leven bijna in dienst was van Stad en Lande, nam in tijden van vrede rust op Bolhuis. Hier ging hij ook de eeuwige rust in: 1707. De laatste eigenaar van Bolhuis was Mr. Abraham Buning, vrederechter in het kanton Loppersum. Hij overleed op Bolhuis in 1826 op 64-jarigen leeftijd en werd in de kerk in Wirdum begraven. Zijn weduwe, Mevrouw A.C. Buning-Marissen, bleef op Bolhuis wonen.
De heer Schenkel van Loppersum vertelde voor een 20-tal jaren – de man was toen reeds 84 jaar – aan Dr. Wumkes allerlei bizonderheden over Bolhuis. Mevrouw Buning was zeer mild. Elken winter deelde ze 500 kilo rundvet uit aan de armen van het 12
dorp. Ze overleed omstreeks 1843. De familie zag haar stoffelijk overschot gaarne bijgezet naast dat van haar man in de kerk te Wirdum. Dit mocht echter niet: begraven in kerken was verboden. Maar men wist raad… De Diaconie en de Kerkvoogden kregen ieder f 500. Toen gaven de kerkheeren consent…. Eerst had de begrafenis op het kerkhof plaats…. Eenige dagen later werd de kist echter weer opgegraven. Met nog negen andere mannen droeg Schenkel de kist naar de kerk. ’t Was middernacht…. Fakkels brandden, in het middelpad der kerk lag het graf open…. De kist daalde neer en de steen werd weer op het graf gelegd…. Na afloop ontvingen de mannen ieder een rijksdaalder en een warmen maaltijd in de herberg…. Spoedig daarna was het boeldag op Bolhuis. De wapens die in de gang hingen, werden ook verkocht. Het oude deftige Bolhuis ging over in handen van de familie Jullens. Wed. A. Jullens verkocht den 16 Sept. 1844 Bolhuis met z’n hove, tuinen, singels en landerijen. Het huis werd afgebroken, de fraaie hoven in tuinen herschapen. Niets herinnert meer aan den vroegeren heerd, alleen de naam Bolhuis voor het terrein is blijven voortleven. Uit: Nieuwsblad van het Noorden (auteur onbekend), 17-3-1939 Foto: Opschrift van het derde deel van de kroniek van Abel Eppens
Interview met Hilly Huizinga-Pilon
‘Schipperskinderen leren andere dingen van het leven’
Haar vader Jan Pilon was de laatste zelfstandige turfschipper van Noord-Groningen. Hilly Huizinga-Pilon heeft het allemaal nog meegemaakt: de turfhandel, het trekken van het schip, het leven aan boord. Als elfjarige hielp ze haar vader al. Ze deelt haar herinneringen met de Lopster Kroniek.
door Hugo Parker Brady en Rini Doff
Hilly is als dochter van Jan Pilon Jzn en Elizabeth Koezema op 14 november 1941 geboren op het turfschip van haar ouders. Het zeilschip ‘De onderneming’ lag toen in de Wijmers bij bakker Harsema. ‘Toen ik geboren werd’, vertelt Hilly, ‘was dokter Sap onze huisarts en mevrouw Bakker de baker. Mevrouw Bakker was niet gewend om op een schip te werken en moest na een paar dagen naar een bevalling bij de familie Tillema. Ik kreeg problemen met het drinken aan de borst. Mijn tante wist er wel raad mee en kwam met een fles aanzetten. Dokter Sap was hier geen voorstander van, maar mijn tante hield voet bij stuk.‘ In haar eerste jaren was Hilly veel bij haar opa Jakob Pilon en opoe Hilje Boelema, omdat haar moeder het leven op het schip nog moest leren en vaak moest meehelpen. Opa en opoe hadden ‘Je mocht als kind op het schip toen nog hun eigen zeilschip, ‘De Hoop’, dat in niet van voor naar achter lopen Hilly’s ogen groter en mooier was. ‘Er golden vanwege het gevaar dat je door toen strikte regels op het zeilschip: je mocht als het grootzeil geraakt zou kind op het schip niet van voor naar achter lopen vanwege het gevaar dat je door het grootzeil worden. Op de sluismuren lopen geraakt zou worden. Op de sluisdeuren lopen mocht ook niet.’ mocht ook niet, want je zou in het water kunnen vallen.’ Als er geen wind was dan moest het zeilschip getrokken worden. Hilly moest dit zogenoemde scheepsjoagen of ‘in de lijn lopen’ ook doen, maar dat beviel haar slecht. Toen in 1953 de motor in het schip kwam, was het hiermee echter over.
13
Oorlogsjaren In de oorlogsjaren voeren beide zeilschepen naar Stadskanaal en Valthermond om turf te halen. Dan gingen Hilly’s vader en opa het veen in, bij de boeren langs om de voordeligste turf te kopen. Dit ging je dan niet aan de concurrent vertellen. In het begin was het baggerturf, later bakkers- en persturf (zie foto: van links naar rechts bagger-, pers- en bakkerturf). Baggerturf ging per stobbe (8.000 tot 9.000 stuks), bakkersturf per vierkante meter en persturf per stuk. Hilly’s vader moest dus zelf achter turf aan, maar hij haalde ook wel eens een lading via de beurs. ‘Sluiswachters moesten betaald worden. Als schipper had je zo weinig mogelijk geld bij je omdat schepen ook wel werden bestolen. In het veen waren de mensen vriendelijk en werd er niet op je neer gekeken zoals in Loppersum.’ Een keer lagen beide schepen in Stadskanaal toen een NSB’er de familie beval om een lading naar Duitsland te varen. Hilly’s vader moest zich direct melden op een kantoor. ‘Hij en opa hadden papieren van de gemeente Loppersum bij zich dat ze werk hadden om turf te leveren aan de bakkers. De commandant werd kwaad op de NSB’er, omdat deze schepen had gemonsterd die werk hadden. Na deze reis lagen opa en opoe met hun schip bij bakker Harsema voor het huis. In de bakkerij kon je dan water halen, want je had geen waterleiding op het schip.’ Voor de vorst inviel zorgde Hilly’s vader dat zij hier ook met hun schip lagen. Op een keer voeren haar vader en een vriend Leendert Visser met een motorschip naar Appelscha om takkenbossen te halen voor de bakkers in Loppersum. Als er gezeild kon worden, trok het zeilschip het motorschip om olie te besparen. Was er geen wind, dan ging Leendert vooraan en voer Hilly mee in zijn stuurhut met haar tante Geertje. Bij het meer bij Terhorne ging het mis. Het zeilschip kwam vast te zitten op een plek waar de dag ervoor schepen in brand waren geschoten. Hilly’s familie maakte zich grote zorgen. Gelukkig kon het motorschip het zeilschip los trekken en werd de reis vervolgd. Aan het eind van de oorlog maakten ze nóg een hachelijk moment mee. De schippers van Loppersum hadden hun schepen in het Westeremdermaar (bij het buurtschapje Stork) gelegd, vlak bij de brug van Fokkens. Dit deden ze om niet door de Duitsers te worden geronseld. Het was mooi weer en ieder ging zijn gang. Plotseling kwam een groep Duitsers om de brug op te blazen. Alle schepen werden snel naar Westeremden getrokken en achter de huizen tegen de wal ‘Plotseling kwam een groep gelegd. Er stond daar afweergeschut opgesteld en als dat Duitsers om de brug op te beschoten werd, ging het over de huizen en de schepen blazen.’ heen. ‘Tijdens de beschieting lagen we met onze hoofden zo’n beetje onder de kolenkachel’, herinnert Hilly zich. ‘Als de beschieting voorbij was, deed pa de deuren open om te vragen hoe het met de anderen was. Ik was op dat moment zo bang dat er een kogel naar binnen zou komen’. Op een gegeven moment werd het te gevaarlijk en is de hele familie naar Bedum gevlucht naar de andere grootouders.
14
Na de oorlog In juli 1945 werd Hilly’s broer Jaap geboren. Drie jaar later ging zij naar de School met de Bijbel aan de Wirdumerweg. In de eerste klas zat ze bij juf Veldman. Inmiddels waren de grootouders van Hilly aan de Kruisweg komen wonen, vanuit het centrum in het tweede huis na de Rode Voart. Zij verkochten ook hun schip. Hierdoor had haar vader geen opslagruimte meer. Die huurde hij vervolgens van Alsema bouwmaterialenhandel. Hilly ging bij haar grootouders wonen en vond het moeilijk om niet aan boord te zijn. In haar beleving hadden opa en opoe een groot huis, omdat ze de kleine ruimte op het schip gewend was. Met elf jaar ging zij van school af, omdat haar moeder ziek werd. Zij moest van de ene op de andere dag leren koken. Haar moeder had speciale voeding nodig en lag een halfjaar aan boord op bed. Hilly ging met haar vader mee om op het schip te helpen. Hij had geld noch ruimte om een knecht in dienst te nemen. Hilly ging alleen naar school als ze in Loppersum lagen of daar in de buurt waren. In die tijd haalden zij baggerturf uit Exloërmond. Hilly moest zelf de vele bruggen (meer dan dertig) bedienen. Dat was zwaar werk voor een kind. Ook moest zij voor de grote ploeg mannen die het schip gingen laden koffie zetten op een tweepits petroleumstel. In de laatste jaren van het varen met het turfschip kwamen ze in Emmercompascuum door het Stadskanaal, waar de bruggen en sluizen werden bediend. Je zag van alles en kon overal wat winkelen. Dit ervoer Hilly meer als het vrije leven. Turfschip ‘De Onderneming’ in de Wijmers
Perikelen in de handel Voordat het gas opkwam, huurde Hilly’s vader een voerman voor het rondbrengen van turf in het dorp. Veel mensen kregen 2.500 persturven in het jaar. Later ging haar vader zelf met een bakfiets persturf in het dorp rondbrengen en Hilly ging dan mee met een fietskar achter de fiets. Ze is toen in verschillende huizen op zolder geweest om turf te stapelen. Eind jaren vijftig ging Hilly met haar ouders en broer in Loppersum wonen aan de Nieuwe Tuinen. Broer Jaap ging toen naar de Technische School. Het voordeel was dat bij de woning opslagruimte aanwezig was. Om meer werk en verdiensten te krijgen, bracht haar vader compost van Westeremden naar Jipsingboertange en op de terug weg nam hij turf mee. ‘Op zulke momenten stonk het schip verschrikkelijk.’ In de herfst gingen ze bieten varen voor bietenagent Glas van de Molenweg, die bemiddelde voor de Fries-Groninger fabriek in Groningen. Toen mensen steeds meer op gas gingen koken, 15
moesten zij hun werkterrein verbreden en gingen ze ook turf halen voor de kolenboeren in de omgeving (Stedum, Bedum, Spijk, ’t Zandt). Hilly vertelt van een keer, dat een van de klanten beweerde dat hij op vijfhonderd stuks turf honderd te weinig had gekregen. ‘Mijn vader en ik wisten zeker dat dit niet waar was. Toch bracht vader honderd stuks naar de klant, waarbij hij gelijk aangaf nooit meer zaken met hem te willen doen.’ Het omgekeerde gebeurde ook. Van een grote veenboer uit Stadskanaal bleek haar vader minder stuks turf gekregen te hebben dan afgesproken. Haar vader bracht de ontbrekende turf in rekening bij de veenboer, die ziedend werd. Dat was haar vader ten voeten uit. Hilly’s vader Jan Pilon (1958)
Geen schipper trouwen In Loppersum ging Hilly naar de gereformeerde kerk en was lid van de meisjesvereniging (catechisatie). Ze ontmoette daar haar vriendinnen en op een gegeven moment kreeg zij ook aandacht voor jongens. Zij heeft zich altijd voorgehouden dat zij geen schipper wilde trouwen. Het ging haar dan niet om het varen, want dat vindt en vond ze nog steeds leuk. Maar ze wilde het haar kinderen niet aandoen om aan wal te moeten. In 1963 kreeg zij verkering met Johan Huizinga, die afkomstig was uit een arbeidersgezin. In 1966 trouwden ze en gingen ze aan de Badweg wonen. Deze huizen waren toen net klaar. Daar zijn hun kinderen geboren. Een paar jaar na hun huwelijk stopte haar vader als eigenhandelsschipper. Zijn bedrijf werd gesaneerd op voorwaarde dat het schip gesloopt werd. Omdat er niet meer voldoende mee te verdienen viel, heeft hij die stap gezet. Hij stond bekend als de laatste zelfstandige turfschipper van Noord-Groningen. Na acht jaar verhuisden Hilly en Johan naar de Middenstraat, waar ze nu nog met veel plezier wonen. Hilly heeft vroeger alleen basisschool gehad, maar heeft zich bijgeschoold (cursussen Engels, computer, kalligraferen). Ook heeft ze als chauffeur vrijwilligerswerk gedaan bij De Brug en Wiemersheerd. Ze deed bestuurswerk bij de NCVB en is nu secretaris bij de christelijkmaatschappelijke vrouwenbeweging Passage. Hilly: ‘Als schipperskind leer je andere dingen van het leven als kinderen van de wal, want je kunt niet op je buren terugvallen. Je moet heel veel dingen zelf oplossen.’
16
‘Welwillende en opbouwende critiek’ De HVL ontving van ons lid Jan Pilon, voormalig timmerman, een aantal bouwtekeningen (zie foto’s) van het gemeentehuis van Loppersum (1924) en het bestekboek. Deze oude documenten zijn afkomstig van Piet Pilon.
Piet was de oudste broer van de vader van Pilon, ook Jan geheten. Vader Jan Pilon was turfschipper, oom Piet beurtschipper. Dat de Pilons een familie zijn van turf- en beurtschippers blijkt ook uit het interview elders in de Kroniek, met Hilly Huizinga-Pilon. Hilly, Jan, Piet: ze zijn allemaal nazaten van betovergrootvader Jacob Pilon, oorspronkelijk uit Stedum, die toen ook al turfschipper was. Dat Piet Pilon in het bezit was van de bouwtekeningen, is niet vreemd als we ons realiseren dat hij jarenlang raadslid is geweest voor de AR van de gemeente Loppersum. De raad vergaderde op de bovenverdieping van de Lopster Kroon, toentertijd het logement Hotel ’t Gemeentehuis aan de Lagestraat. Toen er behoefte was aan een nieuw gebouw, kocht de gemeente een stuk grond en architect Jan Benninga ontwierp het nieuwe gemeentehuis. Piet Pilon kon, aldus zijn neef Jan, niet goed begrijpen waarom alles opeens mogelijk was, terwijl het voor die tijd zuinigheid troef was. Rond 1923 moet hij de volgende brief geschreven hebben met zijn ‘critiek’ op de bouwplannen en uitvoering daarvan. Het is onbekend of het gemeentebestuur iets met zijn kritiek heeft gedaan. In ieder geval werd er in 1924 gebouwd en vond op 28 mei 1925 de eerste gemeenteraadsvergadering plaats.
Aan burgemeester en Wethouders der gemeente Loppersum Edelachtbare Heeren, Ondergeteekende moge over het bestek en voorwaarden van het te bouwen gemeentehuis opmerken: Art. 5. De te dempen sloot van alle vuile specie ontdaan alvorens tot dempen wordt overgegaan. Zou het geen aanbeveling verdienen de in te
17
brengen grond iets aan te stampen om al te veel verzakking te voorkomen?
Waar in art. 6 over de kelder en de kelderkoekoek en over een stortluik in de bodekamer gesproken wordt merk ik hierbij op dat een en ander mij uit het bestek niet duidelijk is geworden. Uit de teekening, door vriendenhand mij ter inzage gegeven, kon dit evenmin tot opheldering komen. Ik bedoel de bergplaats voor brandstoffen en het inbrengen daarvan. In de bodekamer is een stortluik aangegeven, maar de bedoeling kan toch niet zijn de brandstoffen of een deel daarvan door dit luik te storten? Waardoor moet dan de storting plaats hebben? Door de koekoek? Maar dit zal spoedig verstopt geraken. Wat dan? In de kelder de cokes of kolen gaan bremmen? Dit zal toch de bedoeling niet zijn, daar dit niet alleen heel slecht werk is, maar toch ook telkens weer meerdere kosten medebrengt. De brandstoffen moeten van buitenaf in de kelder gestort kunnen worden zonder dat bremmen noodig is. Bovendien acht ik het nodig dat van buitenaf een ruime ingang tot de kelder aangebracht wordt. Dit kan door een steenen of betontrap. De kelder kan dan van buitenaf door de machinist bereikt worden en blijft het gebouw uiteraard reiner. Een ingang binnenin het gebouw hoeft daardoor niet te vervallen. Een ander voordeel voor een ruime ingang tot den kelder van buitenaf is: dat het bergen van een en ander gemakkelijker is. Ik wijs in dit verband op de schoonmaak. Bij winderig weer zou de kookput in den kelder geplaatst kunnen worden ter verkrijging van warm water. Volgens mijn oordeel is de kelder niet op een doelmatige plaats geprojecteerd. Hij zou onder de commissiekamer aangebracht moeten worden. De boven aangegeven stortingen der brandstoffen konden dan zonder hinder plaats hebben terwijl een ruime ingang van buitenaf 18
gemakkelijk kan aangebracht. Het zou bij mij geen bezwaar ontmoeten zoo de kelder tot de noordelijke zijgevel werd doorgetrokken, dus ook onder de commissiekamer door. Zoo als het nu gedacht is mag het mijns inziens niet uitgevoerd worden. Art. 7. De spouwankers waarvan sprake is vind ik bij 2 per m2 te ver uiteen geplaats. Dit moet m.i. op 6 per m2 gesteld worden. Prijsverhooging zal dit niet noemenswaard ten gevolge hebben. Art. 17. Ik vind, dat de publicatiekasten wel wat ver van de publieke weg af zijn aangegeven. Is het niet gewenscht publicaties aan het front te doen plaats hebben? Art. 18. Is de directie er van overtuigd dat het voor aanbesteedster het voordeeligst is de levering der stalen ramen van de aanbesteding uit de sluiten. Er zijn toch immers meerdere fabrieken waar deze voorwerpen worden gemaakt en waarom dit niet aan de aannemer ter keuze te laten? Waarom moeten stalen ramen aangebracht worden? Is het gewenscht deze uitheemsche methode hier te volgen? Art. 19. Voor meerdere sloten enzo is no. of prijs voorgeschreven, waarom voor de [ …] deurposten, waarvan de prijzen zeer uiteenloopen, dit niet gedaan? Art. 20. In de secretariskamer zal een brievenkastje getimmerd moeten worden. Waar bevindt zich de brievenbus op de teekening? Art. 21. Waarom is levering van de kluisdeur van de aanbesteding uit te sluiten. Een paar opmerkingen van algemenen aard. Ik mis een haardstede waar een fornuis geplaatst kan worden. M.i. moet die in de uitbouw alsnog aangebracht worden, alsmede een kast voor theegoed enz. Voorts ben ik van oordeel dat de aanleg van het electrisch licht direct mede aanbesteed kan worden. Kan dit ook niet met de centrale verwarming? B.v. A. bouwerk B. lood-zinkwerken enz. C. de glas- verf- en behangwerken. D. aanleg van electrische leidingen en levering van lampen enz. E. levering en aanleg van centrale verwarming. Niet dat deze vorm juist bedoeld wordt, maar de zaak van publieke aanbesteding lijkt mij de meest voordeelige. 19
Ladadorp Loppersum
Een nieuwe vierdeurs voor slechts 9.000 gulden
Het Nederland-Ruslandjaar van 2013 is door diplomatieke incidenten weliswaar bezoedeld, maar de Lopster Kroniek grijpt dat jaar toch aan om eens stil te staan bij de zakelijke betrekkingen tussen Rusland en ons dorp, met in de hoofdrol een nu vrijwel vergeten auto: de Lada. door Angela Rijnen
Waarom Gezinus Norder in 1975 LADA-dealer werd? ‘Omdat een importeur mensen zocht die de LADA wilden verkopen.’ Norder is er nuchter over. Hij was een van de 180 dealers in Nederland. ‘En nu is er geen één meer.’ De importeur die mensen zocht was de NV Groninger Rijwiel- en Motor-industrie (Gremi). Het bedrijf had in 1967 een contract afgesloten met het Russisch staatsbedrijf Avta-export, waarmee Gremi voor Nederland het alleenverkooprecht verwierf van alle Russische personen- en vrachtwagens. Nog tot een jaar daarvoor importeerde Gremi Duitse Glas-auto’s, bekend van de zogenoemde ‘goggomobieltjes’. Daar kwam plotseling een einde aan toen BMW de fabriek overnam. Dankzij een nieuw contract met de Russen werd Gremi gered en kon het Groningse bedrijf redelijk populaire Russische auto’s als de Scaldia en de Jalta importeren. De Lada, bestaande uit de opbouw van een Fiat 124, maar met een eigen motor, versnellingsbak en remmen, kwam pas in 1971 uit. ‘De mensen van Gremi zijn Groningers’, schreef het Nieuwsblad van het Noorden op 25 mei 1967, toen Gremi een groot bedrijfsterrein aan de Osloweg had geopend. ‘Als zodanig houden ze van degelijkheid en betrouwbare dingen – auto’s bijvoorbeeld – en leveren ze graag goed werk af. Voor de bezitters van de Scaldia’s en de Jalta’s is dat een garantie extra.’ Met het imago van de Russische auto’s zat ’t wel goed: robuust en onverwoestbaar, aldus het Nieuwsblad. Dat kon niet anders, want ‘De Oost-europese wegen (…) zijn van een moordende onbegaanbaarheid. Men kan er bovendien duizenden kilometers rijden zonder er één mens tegen te komen…laat staan een garage.’ Russen ronden naar boven af
Gezinus en Gree in de garagewinkel, jaren 70
Gezinus en Gree Norder kwamen uit Emmen, toen ze in 1971 de garage en Shell-benzinepomp aan de Wijmersweg in Loppersum overnamen van J.C. van Leeuwe. ‘Het was een beetje verlopen’, vertelt Norder. ‘We moesten alles opbouwen.’ De gewoonten in Loppersum waren anders dan nu. ‘Iedereen die aan de pomp kwam zei: noteer u het maar even - dit is de naam. Dus je portemonnee was aan het einde van de dag nog leeg. Ze betaalden aan het einde van de maand, en dat soms ook nog niet eens.’
20
Welk beeld had de garagehouder van de LADA, toen hij in 1975 besloot dealer te worden? ‘Daar hoefde ik geen beeld van te hebben’, antwoordt de gepensioneerde garagehouder gedecideerd. ‘De klant moet er een beeld bij hebben! Die moet zeggen: ah, dat is goedkoop, een vierdeurs auto voor 9.000 gulden. Ik kan er mijn caravan of een aanhangwagen achter hangen. Of een kar, zodat mijn vier timmermannen ermee op karwei ‘Als de Russen een schroef van kunnen en ik de auto in vier jaar afschrijf. Maar het zes millimeter kunnen gebruiken, wás gewoon een goede auto. Als de Russen een nemen ze er een van acht schroef van zes millimeter kunnen gebruiken, millimeter terwijl de Italianen nemen ze er een van acht millimeter. Italianen zeggen: een van vier millimeter kan ook. De Russen zeggen: een van vier millimeter ronden naar boven af, zeg maar.’ kan ook’ Er reden destijds nog veel oude auto’s rond, weet hij. ‘De Wegenwacht deed niks. Er strandde minstens een auto per dag. Dan werden wij gebeld: ik sta stil, wil je komen?’ ‘Zelfs ’s nachts zijn we eens met z’n tweeën zo op pad geweest’, weet zijn vrouw Gree nog goed. Als de buurman er een kocht… Volgens Norder was het toen al zo: iemand moet zien dat de buurman een leuke auto heeft gekocht. ‘Dan neem ik er ook een, zo gaat dat. En liefst eentje die net wat duurder is.’ En zo begon het langzamerhand storm te lopen bij de garage van het echtpaar Norder, die een huiselijke sfeer ademde. De Norders verkochten al gauw tachtig auto’s per jaar en behoorden jarenlang tot de top tien van Gremi-dealers. ‘Een mooie tijd’, glimlacht mevrouw Norder. ‘Alle klanten waren tevreden. Ze werden goed behandeld en voor weinig centen kregen ze een mooie, nieuwe auto.’ Norder: ‘Als we een show organiseerden moest ik zorgen dat ik alles om 7.00 uur ging klaarzetten, want om 9.00 uur stond de eerste bezoeker al op de stoep en de laatste ging om 18.00 uur weg. Er was veel minder ander vertier, destijds, de mensen hadden veel minder te besteden dan nu. Collega’s uit de fabriek in Delfzijl zaten met elkaar om één tafel in de showroom te praten. Dat is gunstig. Want als buurman er een kocht…’ Mevrouw Norder wijst in het fotoalbum op een kiekje van henzelf met een jong stel, genomen in 1994. ‘Die mensen hadden toen hun 24ste LADA gekocht’. Autoshow in 1988 bij garage Norder
21
Lada-fabriek niet schoon genoeg De jaren tachtig waren topjaren voor de Lada-handel, met in sommige jaren wel 12.000 verkochte nieuwe auto’s. Veel mensen hadden indertijd nog oude karretjes. Na de invoering van de APK-keuring was een vrij goedkope nieuwe auto als een Lada aantrekkelijk. Schilder of hoogleraar, timmerman of ingenieur, douane of reder: een Lada was er voor iedereen. Ook de gemeente Eemsmond kocht in 1987 twee witte Lada Niva’s bij garage Norder.
Norder en de Lada’s achter de garage (1988)
Uitbreiding is nodig (1990)
Gremi bood de best verkopende van zijn 180 dealers reisjes aan. ‘Daar waren wij altijd bij’, zegt Gree Norder niet zonder trots. ‘Zo zijn we in Finland geweest, Usikapunki, waar ook een fabriek was, die niet alleen Lada’s maakte, maar ook Porsches, Opel Calibra en Valmet-tractoren.’ Gree Norder was een van de dames die na het bezoek van een mystery guest tot de uitverkorenen behoorde om een reis naar Moskou te maken. ‘Je bent aan het werk’, vertelt ze, ‘en dan komt er onverwacht iemand binnen van Gremi. Die maakt zich niet bekend, maar kijkt hoe hij ontvangen wordt, of het netjes is in de zaak.’ De heren mochten mee, maar Gezinus Norder was al in 1978 in Moskou geweest, dus hij bleef thuis. ‘Moskou was een vieze stad’, vond zijn vrouw. ‘Maar met de mooiste hotels. In het Russische theater was het een en al pracht en praal, alleen moest je niet achter komen, in de toiletten. De deuren konden er niet dicht en het was er een smeerboel. De wc’s in dat prachtige hotel waren trouwens net zo.’ Ze maakten excursies, maar de dames mochten de LADA-fabriek niet in. ‘Niet schoon genoeg’, verklaart Gree Norder. Haar man is er wel geweest. ‘Die fabriek in Togliatti had een lengte van drie kilometer. Zo groot was die, dat ze met auto’s door de fabriek heen reden. Er werkten 50.000 mensen en ze hadden een eigen testbaan.’ Het echtpaar constateert dat de Russen veel meer hadden dan in Nederland werd vermoed. Kleurentelevisies, nylonkousen. ‘Het enige waar ze gek op waren was pepermunt – dat hadden ze niet’, aldus mevrouw Norder.
Directeur W.S. Been en adjunct-directeur J.P. de Groot van Gremi bij het Lada-ontvangstcentrum aan de Regattaweg, Groningen, 1981 (foto: Nieuwsblad van het Noorden, 4-2-1981)
22
In glijvlucht naar beneden De Lada’s werden eerst vanuit Delfzijl en later vanuit de Eemshaven gedistribueerd. Piet Glas, akkerbouwer in Loppersum, ziet ze nog voor zich. ‘Als de zon scheen en je reed op de dijk bij de patatkraam langs, dan blonken de Lada’s op de parkeerplaats, allemaal keurig in het gelid, allemaal één kleur.’ Glas werkte via het uitzendbureau in de haven, ‘suiker laden en zo’. ‘Maar kwam er een Ladaschip, dan heerste er een soort opwinding. Je kon ingedeeld worden om ze van het schip te rijden. Iedereen wou dat wel.’ Zo’n schip, met honderden Lada’s op verschillende dekken, moest zo snel mogelijk gelost worden. ‘Niks geen pauzes, geen gedoe, kárren!’, lacht Piet. ‘Je moest eerst naar het onderste dek, waar mannen de kettingen van de wielen afhaalden; ze waren stuk voor stuk vastgezet. Het stonk er enorm naar uitlaatgassen. Er zat slechts een beetje benzine de tanks en je moest ontzettend veel gas geven om te zorgen dat je zo snel mogelijk de steile helling op reed, want anders kwam je zonder benzine te zitten en rolde je terug het schip in. Daarom reden we keihard - de wielen kwamen net niet los van het dek.’ Piet Glas werkte daar in 1989, toen een moderner ogende Lada Samara al enkele jaren op de markt ‘De modellen gingen niet mee was. Maar ondanks die vernieuwing maakten de met hun tijd. Andere merken verkoopcijfers van nieuwe Lada’s een glijvlucht naar beneden. ‘De productie in Rusland nam terug’, werden beter en minder schetst Gezinus Norder, ‘de modellen gingen niet onderhoudsgevoelig. En de mee met hun tijd. Andere merken werden beter en mensen kregen meer geld, zodat minder onderhouds-gevoelig. En de mensen kregen ze op andere, duurdere merken meer geld, zodat ze op andere, duurdere merken overstapten.’ overstapten.’ Garage Norder stopte in 1998 als Lada-dealer en werd toen Seat-verkooppunt. Een noodzakelijke beslissing: in 1999 werden er in Nederland niet meer dan vier nieuwe Lada’s verkocht! Lada is een zieltogend merk geworden, dat nog door een enkeling gekoesterd wordt.
Bronnen - Voor dit verhaal zijn een aantal krantenartikelen geraadpleegd via www.kranten.kb.nl - Foto’s zonder bronvermelding: afkomstig uit het album van de familie Norder
23
Terugblik met interessante feiten
Het weer in Ten Post van november 2012 tot oktober 2013
De hele periode van november 2012 tot en met oktober 2013 was aan de koude kant met een gemiddelde temperatuur van 9,2°C tegen normaal 9,6°C. Slechts drie maanden waren te warm. Er viel in deze periode ruimschoots 700 mm regen. Normaal valt er in ons gebied circa 850 mm. Dat betekent dat het iets aan de droge kant is geweest. door Henk Veldman, Ten Post
26ste lag er ruim tien cm sneeuw. Aan het eind van de maand werd de vorst verdreven met een stormachtige zuidwester. Op de 30ste was het maximum gestegen tot 11,2°C.
november
‘Als het slechte weer in november niet wil, dan komt het zeker in april’ November was droog met een normale temperatuur en normale aantal uren zon. Storm uit het zuidwesten was er op de 25ste met windstoten van 10 B. Sneeuwen deed het nog niet.
februari
‘Een donkere februari maakt een goede oogst’ Februari was koud en somber met veel vorst- en sneeuwdagen. Veel neerslag viel er niet, noch stormde het. We telden vier dagen met een dun laagje sneeuw.
december
‘Als met Sint-Nicolaas de sneeuw u plaagt, met Kerstmis de depressies overjaagt’ December was aan de zachte kant, erg nat en aan de sombere kant. Met Sinterklaas was het rond het vriespunt met een witte wereld en een stormachtige wind uit het westen. Op de 8ste al strenge vorst met 11°C, maar op de schaats kwamen we nog niet. De kerstdagen waren zacht en winderig met regen, op eerste kerstdag was het zelfs 12°C. Ook de jaarwisseling was zacht en somber. Op 12 dagen sneeuwde het in december: een maand van uitersten.
maart
‘Koude in maart, wordt een lente ver van de haard’ Maart was zeer koud met gemiddeld 1,3°C tegen normaal 5,3°C. Op 22 dagen was er vorst tegen normaal acht dagen. Op 11 maart vroor het de hele dag met een maximum van -1,0°C. Ook veel sneeuw op achttien dagen en een sneeuwdek van zes cm op de 10de. Droge maand, vrij zonnig.
januari
april
‘Brengt januari een sneeuwtapijt, spoedig zijn wij de winter weer kwijt’ Januari was vrij koud met veel sneeuw en vorst. De eerste tien dagen waren nog zeer zacht, daarna kwam Koning Winter met vorst en sneeuw. Ook overdag bleef het vaak onder nul. Twaalf dagen vroor het de hele dag. Op 25 januari werd het overdag niet warmer dan -5,5°C. Van de 22ste tot de
‘Koude april geeft brood en wijn, zachte april is het ergste dat er kan zijn’ April was koud met maar liefst elf vorstdagen, een nieuw record. Op 7 april nog vijf graden vorst. Maar sneeuw viel er niet meer. Het was een droge maand. Aan het eind van de maand werd het warm met twee dagen boven de 20°C: op 24 en 25 april was het 21° graden. 24
27ste waren de eerste tekenen van vorst aan de grond en dat is vroeg.
mei
‘Is het koel maar niet te nat in mei, dan is de hooiboer blij’ De derde maand van de lente, de maand mei was ook te koud. Verder aan de droge en sombere kant. Slechts drie warme dagen telde de maand en op de eerste dag van mei nog een minimum van -0,5°C op normale hoogte.
oktober
‘Oktober heeft 31 dagen maar vaak het dubbele aan storm en regenvlagen’ Oktober was zeer zacht met hier een normale hoeveelheid regen. Elders in het midden en zuidwesten van het land veel te nat tot boven de 200 mm. Tot de verbeelding spreekt maandag de 28ste met een zeer zware zuidwester storm met in onze omgeving windstoten tot 125 km per uur met als gevolg veel schade door omgewaaide bomen en afgewaaide dakpannen.
juni ‘Is juni koud, nat en guur, men zegt: dan is het ganse jaar vast slecht’ De eerste zomermaand was aan de koele kant, te nat en te somber. Verder de winderigste juni sinds 1981. Op één dag werd de zomerse waarde genoteerd van 27,3°C.
juli
‘Als in juli een gouden zonne straalt, de mulder gouden koren maalt’ Juli was droog, zonnig en vrij warm met twee tropische dagen. Op 22 juli werd het 31,1°C. In totaal werden er zestien mooie dagen geteld. In tegenstelling tot juni was er deze maand heel weinig wind.
Regenval in millimeters
Loppersum Ten Post
nov 2012 46 dec 2012 127 jan 2013 39 feb 2013 37 maart 28 2013 april 2013 27 mei 2013 50 juni 2013 91 juli 2013 37 aug 2013 71 sept 2013 101 okt 2013 75 Totaal mm 729
augustus
‘Is het in augustus warm en groeizaam/voorspoedig weer, pluk dan maar de eerste peer’ Ook augustus was vrij warm, aan de droge kant en zeer zonnig met op vrijdag de 2de een hoogste temperatuur van 34,3°C. De daaraan voorafgaande nacht werd het niet kouder dan 19,7°C. In De Bilt was er een hittegolf. Hier net niet.
september
‘Nachtvorst in september, zacht in november’ September was een normale maand met wat te veel regen. Op 6 september was er nog een tropische dag met een maximum van 30,1°C, iets wat maar zelden voorkomt. De 7de en de 8ste waren twee zeer natte dagen met samen 41 mm regen. En op de
43 121 49 33 30 25 45 92 37 73 95 72 715
- Afgesloten op 2 november 2013 -
25
Jaarverslag 2012
In het jaar 2012 is weer veel gebeurd. De vereniging heeft behoorlijk aan de weg getimmerd, de ledenvergaderingen zijn goed bezocht en de jaarlijks terugkerende activiteiten (begraafplaats, Open Monumentendag, kalender, Kroniek) zijn weer met succes tot stand gekomen. Dankzij onze vele vrijwilligers, binnen en vooral ook buiten het bestuur. Dat is de kracht van de HVL: het is geen clubje van enkele bevlogen hobbyisten, maar ze wordt gedragen door een groot aantal mensen. Het bestuur hoopt dat we op die manier het werk nog lang kunnen voortzetten. Helaas is ons erelid Piet van Hoorn in 2012 overleden. Hij heeft, als voormalig voorzitter, veel voor onze vereniging betekend. Kalender en Kroniek Fré Wassenaar putte uit zijn enorme fotobestand voor de Kalender 2013 en Rini Doff en Piet Wayer hebben voor de bijbehorende informatie gezorgd. Bram van den Akker, Rini Doff, Tjitse Mollema, Luurt Wiersema en Geert Slagter hebben ook dit jaar voor de verkoop gezorgd. Het bestuur heeft wel moeten beloven om de volgende kalender eerder (half oktober) klaar te hebben. Een aantal leden heeft verder een bijdrage geleverd aan de Lopster Kroniek 2012. Verrassend was de vondst uit het archief van stukken, over een overval op het gemeentehuis. De coördinatie was ook deze keer in handen van Jan Wiebe van Veen en Nicolette Scholten.
Begraafplaats Vanaf 12 mei tot 1 september is op de woensdagen en zaterdagen gewerkt op de begraafplaats. Er waren nog steeds middelen over van eerder verkregen subsidies, van de gemeente Loppersum kregen we steun in natura en ook kwamen er giften binnen van particulieren. Rini Doff coördineerde de samenwerking tussen vrijwilligers, Landschapsbeheer en gemeente. Jammer genoeg liet het weer ons een beetje in de steek en is er minder gelijmd, geschilderd, gesmeed, beton gestort, gemetseld en schoongemaakt dan sommigen wel hadden gewild. Het seizoen is afgesloten met de officiële onthulling van het prachtige grafmonument van de Lopster architect Oeds de Leeuw Wieland (waar met name Eisse Mollema en Piet Prins veel werk aan hebben gehad) op 1 september. ’s Morgens vond de onthulling door burgemeester Rodenboog plaats. Genodigden waren natuurlijk onze vrijwilligers zelf, maar ook relaties, subsidiegevers en familie van Oeds de Leeuw Wieland. ’s Avonds zijn onze vrijwilligers onthaald op een etentje in het dorpshuis. Op de website staan prachtige foto’s. Dampalen Op 30 november 2012 zijn de door Piet Wayer ontdekte dampalen van ‘Glas zien voart’ aan de Molenweg onthuld. Een mooie samenwerking tussen gemeente en HVL. Jaarvergadering en vertoning van foto’s, 7 februari 2012 Na het ‘officiële’ gedeelte toonde Fré Wassenaar een groot aantal foto’s: de ‘bijvangst’ van Pastoor, dat wil zeggen foto’s waarover de HVL de beschikking heeft gekregen bij haar zoektocht naar foto’s van de fotograaf. 26
Lezing van Pieter Albers, 19 april 2012 Albers gaf een lezing over de 15 verzwegen concentratiekampen, pal over de grens in Duitsland. In 1933, na de Rijksdagbrand, werden duizenden Duitsers, intellectuelen, kunstenaars, schrijvers, communisten, opgepakt en vastgezet. De ‘Moorsoldaten’ hebben bijna met de blote handen alle zware werk gedaan, slecht gekleed, slecht gevoed, geteisterd door ziekten en uitgeput door pesterijen en mishandeling. Lezing van Jeroen Hillenga, 2 oktober 2012 Streekarchivaris Hillenga leidde ons aan de hand van de oude kaart uit 1733 en een artikel van dominee Hamming door het Loppersum van toen en vervolgens door het Loppersum van 100 jaar later. Lezing van Homme Wedman, 29 november 2012 De lezing van Wedman ging over boeren en arbeiders. Hij ontkrachtte een aantal mythes: de mythe als zouden de landarbeiders allemaal ‘rood’ zijn en de mythe dat alle boeren onderdrukkers waren. Zijn stelling was dat niet zozeer onderdrukking, maar vooral afhankelijkheid de relatie tussen boer en arbeider bepaalde. Excursies
Op 28 april gingen 21 leden mee in de bus, onder leiding van Pieter Albers, om (de resten van) een aantal voormalige Emslandkampen te bezoeken. Een bijzondere en indrukwekkende excursie. Op uitnodiging van de Groninger Archieven heeft een aantal leden ruimtes in de Archieven bezocht, die men normaal niet zo gemakkelijk binnenkomt. Begraafplaats bij Emslandkamp Wesuwe (foto: Angela Rijnen)
Overige activiteiten en presentaties Op 4 mei 2012 was onze Vereniging weer present in de kerk, met medewerking van de leerlingen van beide basisscholen. Het is een mooie traditie aan het worden, om na de Stille Tocht nog even samen te komen in de kerk, voor een kopje koffie, en de tentoonstelling te bezichtigen. Op 9 juni had de Vereniging een speciaal op de activiteiten in het dorpshuis gerichte tentoonstelling, ter gelegenheid van de renovatie van (de keuken van) het Dorpshuis. Ter gelegenheid van Open Monumentendag hebben groepen 7 en 8 van de beide basisscholen, onder leiding van Tjaard Wals en met hulp van Rini Doff, Henk Schildhuis en Hugo Parker Brady, een wandeling door het dorp gemaakt. Ook deze ‘klassendag’ is een mooie traditie aan het worden. Op 13 oktober stond de vereniging met een stand tijdens de Dag van de Groninger geschiedenis in de Groninger Archieven. Voorts was de Historische Vereniging aanwezig op de winterfair in de kerk aan de Badweg en op een (kleine) kerstmarkt in Wiemersheerd. Alle tentoonstellingen zijn tot stand gekomen dankzij Johannes en Janny Langeland, Luurt Wiersema en Rini Doff. De website wordt door Henk Schildhuis (met technische ondersteuning van Tonnie Elderman) goed actueel gehouden. Het is leuk om te merken dat de site ook landelijk ontdekt wordt. Regelmatig ontvangen we e-mails van mensen die ons iets over Loppersum vragen. 27
Archief De HVL beschikt niet over een volwaardige archiefruimte. Dat is jammer, omdat ons archief steeds groter wordt maar ook slecht toegankelijk is. Gelukkig weet onze archivaris Johannes Langeland nog steeds goed de weg. Toch hoopt het bestuur dat er leden zijn die ideeën hebben voor een ruimte of zelf een ruimte beschikbaar stellen. Op 17 oktober is onze enorme Pastoor-collectie overgedragen aan de Groninger Archieven. Bestellen van foto’s gaat dus voortaan via www.beeldbankgroningen.nl. Herman Rinket is de contactpersoon namens de HVL. Op 6 november heeft Fré Wassenaar apparatuur overhandigd gekregen voor het digitaliseren van het totale HVL-archief: foto's, dia's, krantenartikelen en allerlei andere waardevolle documenten. Op de website van de Koninklijke Bibliotheek is een verhaaltje opgenomen over ‘onze beste vondst’, de aan de HVL geschonken zilveren knoop waarvan de herkomst duidelijk is geworden. Als de HVL genoeg stemmen krijgt, wint ze een historische atlas van De Wit. Op het moment van het schrijven van dit jaarverslag is nog niet bekend of we ‘gewonnen’ hebben. Schenkingen en vondsten Ook in 2012 heeft de vereniging weer verschillende schenkingen gekregen. Fred Ottens: scriptie over Loppersum, kopie van het Grunneger zangboukje. Anneke Glas: Reglement afdeling Nijverheidsbedrijven afdeling Loppersum (1895) en een ‘notificatie van burgemeester en assessoren’ (1850), weckflesje ‘Gruno’s bessentuin’. E.P Mulder: diverse documenten, waaronder een huurcontract uit 1811. Familie Koster: foto’s van ‘Jericho’. Dhr. G. Vos: dia’s. Kees Douma: foto’s en documenten. Familie Van Dijk: toverlantaarnplaatjes Reint Middel: boek van Wim de Haan over zijn voorouders. Fam. Van Leeuwen: minifotoboekje. Mw. Heerema: foto’s. Tiny Arends: foto’s. Leden en bestuur In februari 2012 heeft Jan Wierts Wessels helaas, vanwege privéomstandigheden, afscheid moeten nemen. We missen zijn vrolijke en altijd praktische bijdragen en wensen hem en zijn vrouw heel veel sterkte. Eind 2012 telt de vereniging 164 betalende leden (adressen), inclusief 1 erelid. In 2011 waren dat er 166. Samenstelling van het bestuur in het jaar 2012 Hugo Parker Brady (voorzitter) Nicolette Scholten (secretaris) Jan de Heer (penningmeester)
28
Henk Schildhuis Jan Wierts Wessels (tot 7 februari 2012) Rini Doff-Wiersema