LOPKE
VERHAAL EN ACTIVITEITENFICHES ZESDE LEERJAAR
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Het leven is een soep
VERHAAL ZESDE LEERJAAR KOLET JANSEN 2006 MET TEKENINGEN VAN LIEVE SMETS EN LEERLINGEN VAN DE HAGELANDSE ACADEMIE VOOR BEELDENDE KUNST
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
1. ‘Loop je mee tot aan de bushalte?’ vraagt Annelies. ‘Nee, ik heb met Tom afgesproken’, zegt Lopke. ‘Ok, tot morgen dan!’ Annelies keert zich om en holt weg. Lopke kijkt naar de kinderen die uit de fietsenstalling komen. Tom komt met de fiets naar school. Soms loopt hij een stuk te voet met haar mee. Vanmiddag vroeg hij haar om op hem te wachten om vier uur. Hij keek nogal ernstig toen hij dat vroeg. Lopke kreeg er een raar gevoel in haar buik van. Daar is Tom. Samen lopen ze in de richting van Lopkes huis. Lopke op de stoep en Tom met zijn fiets aan de hand ernaast. Ze kijken allebei naar de stoeptegels en zwijgen. Zo meteen maakt Tom het uit, denkt Lopke. Het is waar dat ze niet meer hetzelfde voelt als in het begin, toen ze nog in het vijfde zaten. Toen sloegen de vlammen uit haar hoofd telkens als ze Tom nog maar in de verte zag. Zo is het nu niet meer. Het is meer een klein, warm vuurtje in haar buik. Ze zou Tom missen als het uit was. ‘Mijn papa moet voor zijn werk in Bulgarije gaan wonen’, zegt Tom opeens. Zijn stem klinkt schor. ‘Zo ver?’ roept Lopke uit. ‘Dan zie je hem niet vaak meer!’ Tom buigt zijn hoofd nog meer naar de stoep. ‘Wij verhuizen na de zomervakantie ook naar Bulgarije.’ Lopke blijft staan. Als je te diep moet nadenken, moet je je armen en je benen stilhouden, anders lukt het niet. ‘Ga jij in Bulgarije wonen?’ vraagt ze. Ze kijkt naar Tom terwijl ze dat zegt, maar ze hoort zelf niet echt wat ze zegt. Tom werpt een snelle, schuine blik op Lopke. ‘In Sofia’, zegt hij. ‘Mijn broer en ik moeten er naar de internationale school, in het Engels.’ Lopke voelt een gemene steek in haar maag. Het is allemaal al geregeld. Tom krijgt een nieuw huis en een nieuwe school. Hij zal ook wel een nieuw lief vinden. Een Bulgaars lief. Dat is veel spannender dan een gewoon Vlaams meisje. ‘Interessant!’ zegt Lopke alleen. Haar stem klinkt een beetje scherper dan normaal. ‘En allemaal in het Engels, tof!’ Tom kijkt haar aan met grote, stille ogen. Hij knikt voorzichtig. ‘Ik krijg binnenkort elke week drie keer extra les’, zegt hij. Het klinkt niet alsof hij er veel zin in heeft. Tom stapt op zijn fiets. ‘Ik moet naar huis’, zegt hij. Hij steekt zijn hand op en fietst weg. Een buldog op een sofa, schiet het opeens in Lopkes hoofd. Zo heeft mama haar een poos geleden geholpen om de hoofdsteden van Europa van buiten te leren. Bulgarije – Sofia, een buldog op een sofa! Mama heeft goede trucjes om dingen
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 1
van buiten te leren. Het zit voor altijd in Lopkes hoofd. Maar verder weet ze niets van Bulgarije. Alleen dat het een roteind weg is.
2. Het is ongewoon stil als Lopke thuiskomt. Daisy zal wel op haar kamer zitten, zoals altijd. Cindy en Kevin komen altijd wat later, met de schoolbus. Danny zal weg zijn. Maar mama, die maakt rond deze tijd altijd een hoop lawaai. Meestal probeert ze nog wat klaar te zetten voor het eten. Ze trekt haar schoenen aan en maakt zich een beetje op. Ook al gaat ze maar schoonmaken, voor haar is het haar werk. En dus wil ze er goed uitzien. Ze vertrekt meestal een kwartiertje nadat Lopke van school komt. Heel die tijd loopt ze druk heen en weer. Ze commandeert iedereen die haar voor de voeten loopt. Nu niet. Nu ligt ze stil op de sofa met haar rug naar de deur. Geen buldog op een sofa, maar een mama, danst het door Lopkes hoofd. Ze kan er niet eens om glimlachen. Het is al de tweede keer deze week dat mama op de bank ligt. ‘Ga je niet werken?’ vraagt Lopke. Mama bromt iets. ‘Mijn rug doet te veel pijn’, zegt ze. Haar ogen zijn dicht en haar gezicht is wit. ‘Zal ik er een kussen tegenaan leggen?’ stelt Lopke voor. Maar mama schudt haar hoofd. ‘Laat mij maar gewoon even liggen’, zegt ze. Lopke gaat aan tafel zitten met haar huiswerk. Ze moet Franse woordjes leren, een heleboel. Normaal had ze mama gevraagd om haar te helpen, maar dat doet ze nu maar niet. Zachtjes fluistert ze de woordjes voor zich uit, eerst in het Frans, dan in het Nederlands. Ze knijpt haar ogen dicht om niet te worden afgeleid. Maar als ze dat doet, ziet ze een grote buldog op een paarse sofa. Tom gaat naar Bulgarije! Er druppen tranen op het blad met Franse woordjes. Lopke snuft. ‘Hé, Lopke!’ zegt mama. Ze heeft zich omgedraaid op de sofa. ‘Wat scheelt er?’ Dan loopt Lopke naar haar mama. Ze legt haar hoofd op mama’s buik. Dat vindt ze fijn, ook al hoort ze dan vaak rare geluidjes. ‘Tom verhuist naar Bulgarije’, zegt ze. ‘Ach meisje’, zegt mama. Ze legt een hand in Lopkes nek. Meer niet. Maar dat hoeft ook niet. Lopke luistert naar mama’s buik. Soms borrelt het, maar nu is het stil. Ze hoort alleen dat mama ademt. Dan gaat haar buik zachtjes omhoog en weer omlaag. De bel. ‘Dat zullen Kevin en Cindy zijn’, zegt mama. ‘Doe jij de deur open, Lopke?’ Kevin komt binnen met een tekening van bijna een meter groot in zijn handen. Cindy volgt terwijl ze een liedje zingt. Lopke herkent het vaag van de radio.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 2
Kevin gaat sinds dit schooljaar ook naar het Elzenhof, de school van Cindy. Hij vindt het daar veel leuker dan op zijn oude school. ‘Kijk, Lopke, ik heb het circus getekend!’ roept hij. ‘We spelen circus in de klas!’ ‘Dan ben jij vast de clown!’ lacht Lopke. ‘Nee!’ roept Kevin. ‘Ik ben de goochelaar, met een hoge hoed!’ Hij loopt verder en begint alles uitgebreid aan mama te vertellen. Lopke schenkt frisdrank in voor Kevin en Cindy. Haar Franse woordjes schuift ze opzij. Dat is voor later. Daisy komt er ook bij zitten. ‘Heb je nu alweer een nieuw T-shirt aan?’ vraagt mama van op de sofa. ‘Gekregen van mijn oma’, zegt Daisy. Lopke wilde dat ze ook een paar rijke oma’s had. Maar dat zit er niet in voor haar. Oma Wiske en oma Lobelia zijn wel lief, maar ze hebben geen geld te veel. Oma Lobelia ziet ze trouwens niet veel meer. Alleen als ze bij papa is, en zelfs dan nog niet altijd. Ze zou ook wel eens een extra T-shirt willen kopen. Of een legging, zo’n gestreepte zoals Annelies er een heeft. Aan mama hoeft ze dat niet te vragen. ‘Voor foliekes hebben wij geen geld’, zegt mama dan. ‘En dat is ook nergens voor nodig!’ Dan steekt ze haar neus zo hoog in de lucht, dat Lopke echt niet verder durft vragen. En als mama nu zo vaak niet gaat schoonmaken… ‘Hokus pokus pas!’ roept Kevin. ‘Ik tover een autootje weg!’ Hij zwaait met een handdoek over een rij autootjes en moffelt er nogal duidelijk eentje weg in zijn linkerhand. Mama schiet in de lach. Kevin rent naar mama op de sofa. Hij legt de handdoek in een dikke prop op haar buik. ‘Hokus pokus pas!’ roept hij weer. ‘Ik tover mijn autootje weer terug!’ Hij rukt met een grote zwaai de handdoek omhoog. Daarbij raakt hij een roze vaasje dat op de vensterbank staat. Het wankelt en valt op de grond, in wel vijf stukken. ‘Mijn vaasje!’ roept mama. Op haar buik staat een eenzaam autootje. Kevin klemt de handdoek tegen zijn hoofd. Mama komt overeind en geeft hem een waai rond zijn oren. Kevin duikt weg. ‘Raap dat op!’ gilt mama. ‘En blijf met je toverdinges uit mijn buurt in het vervolg!’ Kevin raapt snikkend de stukken van het vaasje op. Lopke haalt een vuilblik en een veger om de kleine stukjes bij elkaar te vegen. ‘Het was toch maar een lelijk vaasje’, fluistert ze naar hem. Hij kijkt haar niet aan. Mama gaat weer liggen en sluit haar ogen. Daisy en Cindy gaan naar hun kamer. De Franse woordjes liggen op tafel te wachten.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 3
3. Bonk! De voordeur vliegt open. De deur naar de kamer ook. Een rugzak komt met een smak op de vloer terecht. Danny blijft diep ademend bij de sofa staan. Lopke ruikt een luchtje dat ze niet kan thuisbrengen. ‘Je bent zo vroeg’, zegt mama. Danny snuift. ‘Ze hebben me te pakken, de smeerlappen!’ zegt hij. ‘Zwartwerk is verboden, meneer! U krijgt een boete, meneer! Dat zal u duur te staan komen, meneer!’ Danny maakt grote gebaren met zijn handen. ‘Zo’n afgeborsteld ventje dat mij komt vertellen hoe het moet! Als mijn maat me niet had tegengehouden, had ik hem eens goed afgeranseld. Een slag met mijn vuist op zijn dunne snorretje, daar had ik zin in!’ Cindy steekt haar vingers in haar oren. Soms haalt ze er heel even één vinger uit, anders kan ze niet van haar glas drinken. Mama zucht. ‘Dat zou niet veel opgelost hebben. En nu ben je dat werk kwijt natuurlijk. Wat was dat van die boete?’ Kevin volgt met zijn vinger de lijnen op zijn tekening. Hij zit achter de zetel, je kunt hem bijna niet zien. Danny haalt zijn schouders op. ‘Geschorst voor minstens drie maanden, zei die vent. Geen uitkering, kun je dat geloven? Waarvan denken die lui dat een mens kan leven, van de lucht misschien? En mijn kinderen?’ Mama zucht nog eens. Ze komt langzaam overeind. Ze snuift de lucht rond Danny op. ‘Je hebt gedronken!’ zegt ze. ‘Je weet dat ik dat niet wil!’ ‘Zeg mens, kalm!’ roept Danny. ‘Mag ik geen pintje gaan drinken als ik zoiets meemaak? En wat lig jij hier op de sofa, je moest al lang naar je werk zijn!’ Daisy glipt weg naar haar kamer. Lopke leest voor de negende keer het lijstje met Franse woordjes. ‘Mijn rug doet pijn’, zegt mama. Ze loopt naar de koelkast en haalt er een zakje tomaten en een pak worstjes uit. Met één hand in haar rug vist ze een zak aardappelen onder de gootsteen uit. Ze laat zich voorzichtig op een stoel zakken en begint aardappelen te schillen. ‘Dat zal nu toch gedaan moeten zijn, met die rug!’ zegt Danny. ‘Er moet geld in het laatje komen. En ik moet de eerste tijd goed oppassen!’ ‘Zoek dan ook normaal werk!’ valt mama uit. ‘Dan heb je geen problemen.’ Danny komt in volle breedte voor de tafel staan. ‘Madam ligt zelf op haar rug, maar wel commanderen!’ zegt hij. ‘Als het hier zo gaat, ben ik weg!’ En hij stampt de deur uit, met evenveel lawaai als toen hij binnenkwam. Cindy haalt haar vingers uit haar oren. Kevin rijdt een autootje tot midden in de kamer. Lopke veegt haar ogen droog. Waarom huilt ze nu? Omdat ze haar Franse woordjes nog altijd niet kent? Omdat Danny haar als hij zo doet aan een buldog doet denken? Omdat een buldog haar weer aan Tom herinnert? Omdat mama niet
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 4
gaat werken, zodat alles nog ingewikkelder wordt? Ze weet het niet. Het leven is een soep!
4. Het is heel stil aan tafel. Danny is er niet. Het lijkt alsof mama toch op hem wacht, alsof ze met één oor luistert naar de voordeur. Maar hij komt niet. Mama vliegt uit als Kevin zoals altijd de velletjes van de tomaten peutert en op tafel smeert. ‘Eet toch eens normaal, Kevin! Zit niet zo te knoeien!’ Kevin schrikt en veegt de velletjes op een hoopje. Maar hij eet ze niet op. Dat lust hij niet. ‘Kan ik zes euro krijgen?’ vraagt Daisy. ‘Wij gaan met school naar toneel.’ ‘Nee,’ zegt mama kortaf, ‘vraag dat maar aan je pa.’ ‘Jij krijgt toch ook geld van mijn pa’, zegt Daisy fel. ‘Hou je mond’, zegt mama. ‘Je pa moet niet denken dat hij hier alles kan maken, zeg hem dat maar.’ Daisy zegt niets meer. Lopke kijkt vanonder haar wimpers van de een naar de ander. Ze heeft geen honger meer. Cindy zet de televisie aan. Lopke zet de vuile borden in de gootsteen. Mama gaat weer op de sofa liggen en doet haar ogen dicht. Daisy gaat naar haar kamer. De Franse woordjes liggen in een hoek van de zetel. Er zit een dik ezelsoor aan. Lopke gaat met haar rug naar de tv zitten. Ze denkt aan Tom, hoe leuk het was toen ze samen naar de film waren geweest. Haar papa had haar geld gegeven. Het was ook fijn om naar de bib te gaan en haar mailbox te openen. Er zaten altijd wel een paar berichtjes van Tom in. Hij had thuis internet, dus hij kon veel vaker mailen. Sommige van die mailtjes kent ze van buiten. In een mailtje kun je dingen zeggen die je in het echt bijna niet over je lippen kunt krijgen. Bijvoorbeeld: ‘ik vind je lief’. Dat mailtje vergeet Lopke nooit meer. Woonde Annelies maar wat dichterbij, dan kon ze nog even bij haar langs gaan. De telefoon rinkelt. Lopke neemt op. Annelies! ‘Ik zat net aan jou te denken’, lacht ze. Annelies vertelt honderduit. Over Steven van de andere klas waar ze verliefd op is. En Steven heel misschien ook wel een beetje op haar. Maar daar is ze niet zeker van. Lopke probeert iets te bedenken om Steven een handje te helpen. Het ene plan is nog gekker dan het andere. Uiteindelijk vinden ze het toch beter om helemaal niets te doen en gewoon af te wachten. Steven hoeft ook niet te denken dat Annelies achter hem aan loopt! ‘Jij boft maar met Tom’, zucht Annelies.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 5
‘Tom verhuist naar Bulgarije’, zegt Lopke dan pas. Als ze het zo zegt, hoort ze pas echt hoe erg het is. ‘Wat?’ zegt Annelies. ‘Hoe kan hij dat doen? En jij dan?’ Lopke glimlacht. Wat Annelies zegt, is fijn. Natuurlijk weten ze allebei dat Tom zoiets niet zelf kan beslissen. Maar een vriendin moet het voor je opnemen, ook als het niet redelijk is. En dat doet Annelies. ‘Die stommerik!’ gaat Annelies verder. ‘Hij vindt nergens meer iemand zoals jij. Zeker niet in Bulgarije!’ En dat is precies wat Lopke wil horen. ‘Misschien kun je stiekem naar Bulgarije liften, in een vrachtwagen’, fantaseert Annelies. ‘En dan bel je op een avond aan bij het huis van Tom. Dan is hij zo ontroerd dat hij meteen met je wil trouwen!’ ‘Ho, ho, zo snel hoeft het nu ook weer niet!’ protesteert Lopke. Trouwen is ook niet alles, dat heeft ze bij haar papa en haar mama gezien. Al zou het natuurlijk heel anders worden bij Tom en haar. Zij zouden nooit zo stom tegen elkaar doen. Als je echt van elkaar houdt, ga je elkaar toch niet zitten uitschelden?
5. De volgende ochtend is Danny er weer. Hij ligt nog in bed, het zal wel laat geweest zijn, want Lopke heeft hem niet meer horen binnenkomen. Met mama’s rug is het zo te zien weer wat beter gelukkig. Cindy en Kevin zijn op tijd klaar voor de schoolbus. Daisy vertrekt naar haar school en Lopke naar die van haar. Ze kijkt uit naar Tom, maar hij speelt in alle pauzes voetbal met zijn vrienden en kijkt niet eens naar haar. Hij zit vast al met zijn hoofd in Bulgarije. Lopke blijft in de laatste pauze lang op het toilet zitten. Ze krijgen een toets over de Franse woordjes, maar het lukt niet zo goed. Ook al heeft ze ze wel twintig keer gelezen, ze zijn niet in haar hoofd blijven wonen. Meer dan de helft van haar blad blijft leeg. ‘Lukt het niet, Lopke?’ fluistert juf Katrien in haar oor. Lopke haalt haar schouders op. Hoe kan ze dat uitleggen aan juf Katrien, dat ze urenlang met dat blad Franse woordjes in haar handen heeft gezeten, maar dat er thuis zoveel andere dingen gebeurden ondertussen? Ze weet niet of juf Katrien dat zal geloven. ‘Volgende keer beter, Lopke’, zegt ze. ‘Ik weet dat je het kunt!’ Juf Katrien knipoogt. Lopke staart weer naar het toetsenblad. En kijk, daar schiet er haar nog eentje te binnen. Ze schrijft het snel op, voor het weer uit haar hoofd glipt!
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 6
Om vier uur botst Lopke al in de gang op Daisy, die met tranen over haar wangen naar haar kamer loopt. Uit de woonkamer klinken harde stemmen. Lopke kijkt Daisy vragend aan. ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt ze zachtjes. ‘Ruzie, wat anders!’ zegt Daisy. ‘Het is toch altijd hetzelfde liedje. Eerst kunnen ze geen kwaad woord over de ander horen, en daarna maken ze elkaar zo zwart dat het pijn doet aan je oren. Ik snap niet waarom hij er altijd opnieuw aan begint. Ik ben het beu!’ Ze gooit met een klap de deur van haar kamer achter zich dicht. Lopke aarzelt. Ze kan ook terug naar buiten lopen. Maar achter haar hoort ze het busje van Cindy en Kevin al stoppen. Misschien houden ze wel op met ruzie maken als die er zijn. Maar dat heeft Lopke fout ingeschat. In de woonkamer is mama druk met een dweil in de weer. Ze tilt stoelen op en zet ze omgekeerd op tafel. Ze zwabbert zo heftig heen en weer dat de dweil van de zwabber schiet. Dan trekt ze hem met een ruk weer goed. Tussendoor gooit ze de dweil in een emmer water, zo hard dat de druppels er overheen spatten. ‘Poten omhoog!’ gilt ze naar Danny die in de zetel zit. ‘Mens, doe normaal!’ zegt Danny. Hij ziet er ongewassen uit en er komt een walm van dranklucht uit zijn richting. Mama gaat met haar handen in de zij recht voor hem staan. ‘Ik ben normaal’, zegt ze. Ze steekt een beschuldigende vinger in de richting van Danny. ‘Maar jij niet! Stelen in je eigen huis!’ ‘Als ik één keer een beetje geld uit jouw portemonnee haal, is dat nog geen stelen!’ zegt Danny. ‘Daisy had geld nodig voor school.’ ‘En de rest is opgegaan in bier!’ zegt mama. ‘Je moet met je vingers van mijn geld afblijven! En voor die kinderen moet je zelf maar zorgen. Ik heb genoeg miserie met die van mij!’ ‘Ik dacht dat wij samen…’, probeert Danny. ‘Je moet niet denken, daar ben je niet goed in’, blaft mama. Nu krabbelt Danny overeind. Hij wankelt een beetje. Dan haalt hij uit met zijn been en stoot met een goedgerichte trap de volle emmer omver. Het water gutst alle kanten op: onder de tafel, onder de sofa, tegen de muur. Mama gilt. ‘Jij smerig zwijn! Wie gaat dat weer mogen opdweilen?’ Danny sjort aan zijn broek en stapt zonder iets te zeggen naar de gang, naar de voordeur en naar buiten. Mama knippert even met haar ogen. Misschien beseft ze nu pas goed wat er gebeurd is? Lopke weet het niet en ze wil het ook niet weten. Ze heeft er opeens helemaal genoeg van. ‘Kom, Kevin,’ zegt ze. Ze pakt hun jassen en trekt hem mee naar de gang. ‘Wij gaan naar oma Wiske.’
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 7
Als ze de voordeur wil dichttrekken, ziet ze Cindy staan. Er komt geen liedje uit haar mond vandaag. Lopke trekt de deur dicht en stapt stevig door naar de straat van oma Wiske. Kevin laat zich gewillig meetrekken.
6. ‘Ha, Lopke!’ zegt oma Wiske als Lopke langs de achterdeur binnenkomt. Die is bij oma Wiske alleen op slot als ze slaapt of als ze weg is. Oma Wiske staat bij het fornuis en roert in een grote kookpan. Het ruikt naar gebakken uien. ‘Ha, Kevin is er ook bij!’ zegt oma Wiske een seconde later. Ze trekt vragende ogen naar Lopke. Meestal komt Lopke alleen. ‘Alles ok thuis?’ vraagt oma Wiske. Lopke loopt naar de kom met goudvissen en tikt op de wand. De witte zwemt met een paar slagen van zijn staart naar boven. De oranje blijft lui naast een plantje zweven. ‘Er is allemaal water op de vloer!’ zegt Kevin. Hij toont met uitgestrekte armen hoeveel water. ‘Oei,’ zegt oma Wiske, ‘is er een buis gebarsten?’ ‘Nee, mama is ontploft en toen heeft Danny de emmer omver getrapt’, legt Lopke uit. ‘Mm’, zegt oma. Ze roert heftig in de kookpan. Op een plank liggen dikke stukken prei. Die gooit ze nu ook in de pan. Dan snijdt ze selder en wortelen. Het ruikt verrukkelijk. Lopke krijgt er honger van. ‘We eten soep met brood’, zegt oma. ‘En Kevin mag hier op de hoek drie hamburgers gaan kopen. Dat kun jij al, hè Kevin? Hier is geld. Zeg maar dat het voor oma Wiske is.’ Kevin gaat fier op pad. ‘Vertel nu eens wat er allemaal aan de hand is’, zegt oma Wiske. Lopke vertelt. Over het geld uit mama’s portemonnee. Over de ruzie. Over de boete van Danny. Over de rugpijn van mama. Oma Wiske zucht. ‘Dat klinkt niet goed, Lopke. Misschien blijft het wel niet duren tussen jouw mama en Danny. Zou je dat erg vinden?’ Lopke haalt haar schouders op. Danny viel wel mee, tenminste als hij niet gedronken had. Maar als ze heel eerlijk was, zou ze het ook niet zo erg vinden om weer alleen te wonen met Kevin en mama. Toen mama Danny pas kende, was ze altijd goedgehumeurd. Dat had Lopke wel leuk gevonden. Maar zo werkte het nu al een tijdje niet meer. En aan geschreeuw had ze een hekel. ‘Als het te erg wordt, kom je maar naar hier’, zegt oma Wiske. ‘Ik vind altijd wel een plaatsje voor jullie.’
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 8
Lopke denkt terug aan de tijd toen mama met hen hier bij oma Wiske woonde. Eerst was het wel leuk, maar na een tijdje maakten mama en oma vaak ruzie. En het was hier ook echt te klein voor vier mensen. Daar is Kevin terug met de hamburgers. Ze ruiken heerlijk. Oma’s soep staat intussen te sudderen. ‘Nog vijf minuutjes en ze is klaar’, zegt oma Wiske. ‘We zullen eerst de hamburgers opeten, anders worden die koud.’ Ze zet een fles ketchup op tafel. ‘Oma!’ roept Lopke uit. ‘Je zegt toch altijd dat dat niet gezond is!’ ‘Als je dat te veel eet, is het ook niet gezond’, zegt oma Wiske. ‘Maar voor een keer kan het geen kwaad. In noodgevallen is het een prima oplossing.’ Lopke denkt na. Is dit een noodgeval? Een beetje wel. Ze pakt de hamburger met twee handen vast en zet er haar tanden in. Mm. Noodgevallen kunnen best lekker zijn.
7. Er zijn dagen dat het heel rustig is bij Lopke thuis. Dat mama en Danny geen woord met elkaar wisselen en elkaar helemaal met rust laten. Danny ligt dan meestal op het opklapbed in de woonkamer. Hij rookt de ene sigaret na de andere. Mama kookt of poetst. ’s Avonds gaat ze schoonmaken op het kantoor. Als ze terugkomt, is Danny vaak weg, naar een vriend of op café. Gezellig is het niet, maar het is beter dan ruzie. Op andere dagen schreeuwen ze tegen elkaar op. Lopke snapt niet dat ze telkens nieuwe zinnen bedacht krijgen. Je zou toch denken dat ze na een poos alles gezegd hebben wat er te zeggen valt. Maar dat schijnt geen probleem te zijn. Mama vindt zowat alles aan Danny verkeerd. En Danny kan ook geen goed woord meer zeggen over mama. Daisy gaat bij haar oma wonen. Die heeft haar buik vol van dat geruzie. Kevin speelt steeds vaker in de slaapkamer met zijn autootjes in plaats van in de woonkamer. Niet dat er daar veel plaats is: met het bed waar Lopke en Kevin samen in slapen, staat eigenlijk de hele kamer vol. Maar Kevin speelt gewoon onder het bed. Lopke gaat met Kevin een heel weekend logeren bij oma Lobelia. Hun papa zien ze maar even, want hij is het hele weekend druk in de weer met bloembakken voor zijn werk. Lopke vindt het niet zo erg. Het is ook weer eens fijn om wat langer bij oma Lobelia te zijn. Als Kevin naar bed is, vertelt ze over Tom en de verhuis naar Bulgarije. ‘Ja, Lopke, dat is het leven!’ zegt oma. ‘Je krijgt veel en je verliest ook weer veel. Dat is niet altijd leuk natuurlijk.’ ‘Als ik rijk was, kon ik elke week naar hem toe vliegen’, fantaseert Lopke. ‘Met geld kun je ook niet alles oplossen’, denkt oma.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 9
‘Nee, maar het kan wel helpen’, meent Lopke. ‘Als ik geld had, kon ik een gsm kopen en hem af en toe een sms-je sturen. Of een computer en hem mailen zo vaak ik zou willen. Zie je? Als je geen geld hebt, kan er niets. En dan is het dus veel erger dat hij weggaat.’ ‘Geld komt nu eenmaal niet uit de lucht vallen’, zegt oma. ‘Je moet ervoor werken.’ ‘Wat kan ik nu voor werk doen?’ vraagt Lopke. ‘Ik ben nog te klein om werk te vinden. Wie zou mij aannemen?’ ‘Je moet iets doen waar je goed in bent’, zegt oma. Lopke haalt haar schouders op. ‘Ik ben nergens goed in’, zegt ze.’Op school zijn de meesten beter dan ik.’ ‘Het gaat niet alleen over school’, zegt oma. ‘Er zijn ook andere dingen in het leven waar je iets aan hebt. Ik weet in elk geval iets waar jij heel goed in bent!’ ‘Ja?’ vraagt Lopke nieuwsgierig. ‘Wat is dat dan wel?’ ‘Jij kunt heel goed met kleine kinderen omgaan’, zegt oma. ‘Dat heb je natuurlijk geleerd met Kevin en zo. Maar ik heb je ook al met andere kinderen bezig gezien, toen je hier nog dichtbij woonde. Dat is iets wat jou echt goed ligt!’ ‘Ik doe dat gewoon graag’, zegt Lopke. ‘Hen dingen vertellen of uitleggen of spelletjes met hen doen. Dat gaat gewoon vanzelf.’ ‘Zo is dat met een talent’, knikt oma. ‘Dan lijkt het gewoon vanzelf te gaan. Misschien kun je eens horen of er niemand in je buurt af en toe een babysit nodig heeft. Daar verdien je dan een beetje geld mee. En alle beetjes helpen!’ Lopke kauwt op haar lip. Dat is nog niet zo’n gek idee. Waarom heeft ze daar zelf nog niet aan gedacht? ‘Ik hang een briefje op bij de supermarkt’, zegt ze. ‘Ik ga meteen proberen!’ De rest van de avond zit ze te oefenen op de tekst voor een advertentie in de supermarkt. Het is niet zo gemakkelijk om reclame te maken voor jezelf! Uiteindelijk heeft ze deze tekst bij elkaar geschreven:
Op zoek naar een babysit? Lopke (12) heeft veel ervaring met kleine kinderen en komt graag bij u babysitten. Alleen op vrijdag- en zaterdagavond. Leuvensestraat 137 Kijk, nu zou het handig geweest zijn om een gsm te hebben. Dan hoefde je enkel je nummer erbij te zetten. Maar als mensen echt iemand nodig hadden, kwamen ze misschien toch wel langs…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 10
8. Een paar weken later hoort Lopke opeens haar naam als ze om vier uur de schoolpoort uit loopt. Tom is bij haar, met zijn fiets aan de hand. Het is mama. Ze doet teken dat Lopke bij haar moet komen. Tom zwaait even en fietst weg. Mama kijkt hem na. ‘Hij is echt wel een leuke jongen’, zegt ze. ‘Gaat het nog altijd door, met Bulgarije?’ Lopke knikt. Ze wacht af. Mama is vast niet naar school gekomen om Tom nog eens te zien. ‘Je moet met me meekomen, Lopke’, zegt mama. Ze haalt een brief uit de zak van haar jas. ‘Toen je papa en ik uit elkaar gingen, heb ik me ingeschreven voor een sociale woning. Daar is een wachtlijst voor en ik was het eigenlijk al bijna vergeten. Maar vandaag kreeg ik bericht dat er iets vrij is voor ons. Een appartementje met twee slaapkamers. Ik mocht daarstraks de sleutel gaan halen om te gaan kijken. Daarmee kwam ik langs jouw school en ik dacht…’ ‘En Danny?’ vraagt Lopke. Ze wil graag duidelijkheid. Mama schudt haar hoofd. ‘Het wordt niks tussen Danny en mij. Je hebt het toch ook wel gemerkt de laatste tijd, het is altijd ruzie. Nee, we moeten daar weg, zo gauw mogelijk. Kom je mee kijken naar het appartement?’ Lopke loopt mee. Het appartement ligt niet zo ver van waar oma Wiske woont. Een grote blok met allemaal flatjes. Dat van hen ligt op de vierde verdieping. Ze gaan met de lift naar boven. Mama is opgewonden. Ze stoot Lopke aan. ‘Niet te geloven dat ik al zo’n grote dochter heb, dat we samen naar een appartement kunnen gaan kijken’, zegt ze. Lopke moet erom lachen. Mama is zo blij als een kind dat een pakje krijgt en niet kan wachten om het open te maken. Hopelijk valt dat appartement een beetje mee. Het eerste wat opvalt is dat het er heel licht is. In de woonkamer, waarin aan één kant een keukenwand staat, zijn drie grote ramen. Dat is heel anders dan in het huis waarin ze nu wonen, waar er achter de woonkamer nog een rommelhok staat dat veel licht van het raam wegneemt. Lopke loopt verder. Een grote slaapkamer voor mama. En dan nog een kleinere slaapkamer, ongeveer zo groot als die waarin Kevin en Lopke nu slapen. Mama maakt grote passen op de vloer. ‘Eén, twee…’, zegt ze. ‘Wat doe je?’ vraagt Lopke. ‘Ik heb een idee’, zegt mama. ‘Als we hier een stapelbed zetten, is er tegen die muur nog plaats voor een bureautje. Daar kun jij dan je huiswerk aan maken. Dat is rustiger dan aan tafel in de woonkamer.’ ‘Ja, dat zou tof zijn!’ zegt Lopke. Als het maar niet te duur is…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 11
De badkamer is klein. Er zit geen raam in. Maar de douche werkt wel prima, en dat is in hun oude huis niet zo. Daar komt er zo’n klein straaltje uit dat Lopke nauwelijks de shampoo uit haar haren krijgt gewassen. Lopke kijkt door het raam van de woonkamer. Raar is dat, om alles zo uit de hoogte te zien. Maar wel leuk. Verderop is een klein parkje. De auto’s op straat storen niet echt. En de zon kan hier recht in je gezicht schijnen. Mama loopt doorheen de kamers met een brede glimlach op haar gezicht. ‘Wat denk je, Lopke? Doen we het? Wil je hier wonen?’ Lopke lacht. ‘We doen het!’ Ze vindt het fijn als mama zo vrolijk is. Dan lijkt het alsof opeens alles kan. Mama kijkt op haar horloge. ‘Ik ga meteen naar het kantoor om te zeggen dat ik het neem’, zegt ze. ‘Ik geloof dat we er volgende week al in kunnen. Het wordt een drukke tijd. We moeten van alles regelen. Maar dat lukt wel. Ga jij alvast maar naar huis, Lopke. Zeg nog maar niks tegen Danny, dat doe ik zelf wel.’ Lopke knikt. Buiten lopen mama en zij elk een andere kant op. Op de hoek van de straat kijkt Lopke naar het straatnaambordje. ‘Goudbloemstraat’, staat er. Ja, dat is een leuke naam. In zo’n straat wil ze wel wonen!
9. Twee weken later verhuizen ze. Danny is niet thuis, hij kon misschien ergens als magazijnier beginnen en moest daarover gaan praten in een bedrijf. Cindy en Daisy zijn bij hun oma. Een buurman van oma Wiske heeft een bestelwagen en hij rijdt heen en weer. Oma en mama en Lopke hebben al hun spullen in dozen gepakt. Lopke kijkt naar de lege kamer waar ze samen met Kevin heeft geslapen. Het ziet er ongezellig uit, zo helemaal kaal. Toch heeft ze het er ook best leuk gehad. Hoe zal het zijn in het nieuwe appartement? Opeens hoort ze een stem die ze kent. ‘Lopke?’ Het is Tom. ‘Ik kom kijken of ik een beetje kan helpen’, zegt hij. Lopke straalt. Samen sjouwen ze een matras naar de stoep. Het gaat veel sneller dan ze gedacht hadden. Buurman Jef rijdt heen en weer. Mama en oma zijn ginder en laden weer uit. Kevin zit in de woonkamer van het nieuwe appartement tussen de dozen. Hij rijdt er met zijn autootjes tussendoor. Op een halve dag is alles verhuisd. Ze eten soep die oma heeft gekookt. En stokbrood. Jef kijkt op zijn horloge. ‘Moet er nog iets vervoerd worden?’ ‘Wel’, aarzelt mama. ‘Ik zou ook graag nog eens gaan kijken bij de kringwinkel. We zoeken een stapelbed en een bureautje en nog wat spullen…’ ‘Goed, dan rijden we daar zo meteen naartoe’, zegt Jef. Mama zit naast hem in de auto, Tom en Lopke zitten achterin zomaar op de bodem van de bestelwagen. In de bochten slingeren ze wild heen en weer. Dat is leuk, ze lachen zich slap.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 12
Bij de kringwinkel hebben ze wel vijf stapelbedden. Jef helpt mama om een stevig exemplaar te kiezen. Samen met iemand van de kringwinkel schroeft hij het bed uit elkaar en laadt het in de bestelauto. Een bureautje is ook snel gevonden. Het is van hout en heeft twee laden aan de zijkant. In het midden zit een lange kras, maar als je daar iets overheen legt, ziet niemand er iets van. Lopke en Tom dwalen door de rekken van de kringwinkel, terwijl mama nog even bij het servies kijkt. ‘Kijk’, zegt Tom. ‘Ze hebben hier ook computers.’ Hij bekijkt de ene na de andere en mompelt iets over schermgrootte en usbpoorten. Lopke weet niet goed waar ze naar moet kijken. Wat haar interesseert, zijn de prijskaartjes. Die computers zijn hier echt niet zo duur… Opeens staat mama achter haar. ‘Wil jij graag een computer?’ vraagt ze. Lopke wil al zeggen dat het wel te duur zal zijn. Maar mama lacht. ‘Ik moet minder huur betalen in ons nieuwe appartement, dus dat scheelt’, zegt ze. ‘En over twee weken ben jij jarig…’ Tom legt uit welke computer de beste is en die kopen ze. ‘Je moet wel nog een internetaansluiting betalen’, zegt hij, als ze op de terugweg tussen de spullen achterin de bestelwagen zitten. ‘Misschien kan ik dat betalen met babysitten’, hoopt Lopke. ‘Vast wel’, zegt Tom. ‘Het is niet zo duur. Ik zal wel eens uitzoeken wat het goedkoopste is.’ Lopke streelt het scherm van de computer. Nu kan ze mailen met Tom, ook als hij in Bulgarije is. Dan lijkt hij toch nog heel dichtbij…
10. Lopke zit bij oma Wiske aan tafel. Kevin maakt buiten op de stoep een tekening met kleurkrijt. Lopke zucht. ‘Het leven is soms echt wel een soep!’ zegt ze. Oma Wiske lacht. ‘Zeg dat wel! Maar er zitten ook altijd lekkere balletjes in. Als je het niet meer ziet zitten, moet je die gaan tellen!’ Lopke knijpt haar ogen dicht. Wat zijn de balletjes in haar soep? Tom natuurlijk, ook al gaat hij naar Bulgarije. Ze zal hem missen, maar toch niet helemaal, want ze blijven mailen. En hij komt ook vaak zijn grootouders hier opzoeken, en dan kunnen ze elkaar zien. Mama. Die doet echt haar best in het nieuwe appartement. Ze heeft wel nog regelmatig last van haar rug, maar misschien mag ze over een poosje in het strijkatelier gaan werken. Daar kan ze bij zitten, dat is beter voor haar rug dan schoonmaken.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 13
Kevin, met zijn eeuwige autootjes en zijn hokus pokus. Ze heeft bij de kringwinkel vorige week een hoge, zwarte hoed voor hem gevonden. Die krijgt hij binnenkort als verrassing. Daar zal hij blij mee zijn, als hij weer wil gaan goochelen. Oma Lobelia die ze nu veel minder ziet, maar waar ze nog altijd heel goed mee kan praten. Oma Wiske die vlakbij woont en waar ze vaak kan binnenspringen. Papa, ook al ziet ze die veel minder dan ze zou willen. Hij heeft vaak ‘iets’ te doen in het weekend. Lopke is een beetje bang dat ‘iets’ een nieuwe vriendin is. Daar heeft ze niet zoveel zin in, maar ze kan het natuurlijk ook niet tegenhouden. Gelukkig hoeft ze daar niet te wonen. Annelies, haar beste vriendin. Na de zomervakantie gaan ze samen naar dezelfde school. Dat maakt het een stuk minder eng. Juf Katrien, die altijd lief en vrolijk is. Lopke zal haar zeker missen volgend jaar. En over een poosje misschien een internetaansluiting thuis. Ze heeft een nieuw briefje gemaakt en dat heeft ze opgehangen in de hal van het blok appartementen. Gisteren zag ze in de lift een vrouw met een tweeling. Twee meisjes van een jaar of vier. ‘Ben jij die Lopke die wil babysitten?’ vroeg de vrouw. Lopke knikte, opeens een beetje verlegen. ‘Ik zal je binnenkort zeker eens vragen’, zegt de vrouw. ‘Hè meisjes, dan komt Lopke op jullie passen, ok?’ Eén van de meisjes kijkt Lopke recht aan. ‘Kun jij voorlezen?’ vraagt ze. Lopke gaat op haar hurken zitten. ‘Ik heb een heel mooi boek over een meisje dat in het bos woont’, vertelt ze. De lift stopt op de tweede verdieping. De vrouw met haar kinderen stapt uit. ‘Kom je dat dan eens voorlezen?’ vraagt het meisje. Lopke knikt. De vrouw glimlacht. ‘Tot binnenkort’, zegt ze.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 14
Kolet Janssen leest voor uit het verhaal over Lopke
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 15
Lopke in het Elzenhof
VERHAAL VOOR DE DERDE GRAAD JAN VAN DEN BOECK 2006 MET TEKENINGEN VAN LIEVE SMETS EN LEERLINGEN VAN DE HAGELANDSE ACADEMIE VOOR BEELDENDE KUNST
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 16
Het is woensdagnamiddag. Lopke komt thuis van school. Het is stilletjes in huis. Dat is Lopke niet gewoon. Ze wonen nu 3 maanden in dit huis, samen met Danny, de nieuwe vriend van mama en zijn 2 dochtertjes, Daisy en Cindy. Als je met zovelen samenwoont, is het altijd druk in huis… Ze hoort mama rommelen in de badkamer. ‘Maaaaaaaaams, waar zijn Cindy en Daisy? Normaal zijn ze op dit uur toch al thuis van school?’ roept ze verwonderd. Mama komt naar beneden. ‘Dag kind,’ zegt ze. ‘Cindy en Daisy zijn er niet. En Danny ook niet. Hij is met Cindy naar het Elzenhof voor een gesprek met haar juffen en meesters. Er was iets met het rekenen. Ze kan van groep wisselen of zo. En Daisy is mee.’ Mama loopt terug de trap op ‘Ik ga de was verder ophangen.’
Lopke zet zich in de zetel en doet haar ogen dicht. ‘Prachtig,’ denkt ze, ‘ik heb de zetel helemaal voor mij. Wat een rust!’. Lopkes gedachten dwalen af naar Cindy, haar halfzusje die in het BLO schooltje ‘Het Elzenhof’ naar school gaat. Vorig jaar zei mama: ‘Kind, Cindy gaat vanaf volgend schooljaar naar een speciale school.’ ‘Wat bedoel je met speciaal?’ vroeg Lopke toen. ‘Wel,’ zei mama, ‘Cindy heeft het heel erg moeilijk met taal en rekenen. Daarom moet ze naar een school waar de meesters en de juffen haar beter kunnen helpen en begeleiden. Een school voor Buitengewoon Lager Onderwijs.’ ‘Buitengewoon…’ Lopke herhaalde het woord wel 10 keer in gedachten. ‘Buitengewoon… dat klonk wel erg speciaal.’
‘Hoe doen ze dat dan?’ had Lopke toen gesputterd. Ze kon er zich eigenlijk niets bij voorstellen. ‘Elk kind krijgt er meer tijd van de meesters en juffen. Dat wil zeggen dat ze alles heel rustig kunnen uitleggen en als het nodig is zelfs wel honderd keer!’ ‘Honderd keer? Amaai, moest ik aan mijn juf vragen om iets honderd keer opnieuw uit te leggen… Ik denk dat ik snel in de strafhoek zou staan…’ ‘Je weet wel wat ik bedoel,’ had mama gelachen. ‘Soms is negenennegentig keer al genoeg.’ Lopke besefte dat ze een domme opmerking gemaakt had en werd er rood van.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 17
Mama vertelde haar ook nog dat als de kinderen er bepaalde oefeningen niet goed konden maken, er iemand je uit de klas kwam halen om nog wat extra te kunnen oefenen. ‘Zoals bij Tim?’ vroeg Lopke. ‘Klopt’, had mama gezegd, ‘zoals bij Tim’. Cindy had ooit eens verteld over haar vriend Tim die het moeilijk had met de uitspraak van bepaalde klanken. Bij hem was dat de letter ‘r’. Het was net alsof hij die letter steeds inslikte wanneer hij iets vertelde. Daarvoor was er ook een juf. Wat ze juist samen deden wist Lopke niet meer, maar ze wist wel nog heel goed dat Tim zijn ‘r’ na een tijdje niet meer fout uitsprak.
Clara, een ander kindje uit Cindy’s klas, liep heel raar. Ze werd vaak door de anderen van de klas uitgelachen. ‘Kijk daar, de waggelende gans is er weer!’ Lopke vond dat heel erg voor haar. Op een dag had ze tegen Clara gezegd: ‘Clara, ik vind jou een heel fijn en mooi meisje. Voor mij maakt het niet uit hoe je loopt!’. Ze kon zich nog helemaal voorstellen hoe Clara’s gezicht toen gestraald had. Clara had een speciale juf op school die extra met haar oefende en na enige tijd ging het lopen al veel vlotter.
Het meest rare vond Lopke nog dat mama had gezegd dat er geen leerjaren zijn in het BLO schooltje. Daar spreken ze van klasjes volgens niveau. ‘Wat is dat nu al weer?’ had ze gepuft. ‘Laat me even nadenken. Hoe zou ik je dat op een simpele manier kunnen uitleggen?’ had mama zachtjes geantwoord, terwijl ze diep zat te peinzen. ‘Omdat sommige kindjes wel goed zijn in taal maar bijvoorbeeld niet in rekenen, zitten ze voor het ene onderdeel bijvoorbeeld met de moeilijkheid van het vijfde leerjaar maar voor het andere maar op het niveau van het derde leerjaar. Daarom zitten de kinderen allemaal apart in groepjes volgens wat ze kunnen en helemaal niet gewoon volgens hoe oud ze zijn.’ ‘Pfff, wat een ingewikkelde boel’ had Lopke toen nog gezegd. ‘Ik krijg hoofdpijn van al dat nadenken.’ Mama had gelachen en gezegd ‘je hoeft het niet allemaal te begrijpen hoor, als ik je maar nooit kinderen uit de school van Cindy hoor uitlachen. Want dan ben jij het domst van allemaal’. Lopke had geknikt ‘Tuurlijk niet, mams! Ik vind buitengewoon super tof, dan ben je tenminste niet zoals iedereen!’
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Verhaal p. 18
LOPKE
ACTIVITEITENFICHES ZESDE LEERJAAR
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Lopke 6de leerjaar 6.0 de Titel INTRODUCTIE VAN LOPKE IN HET 6 LEERJAAR Doel De kinderen herinneren zich de verschillende elementen die in relatie staan met kansarmoede. Link met het Deze activiteit is gericht op het opnieuw opfrissen van wat in de lagere verhaal van leerjaren rond Lopke gebeurde, van wat de leerlingen over Lopke Lopke onthouden hebben en van wat ze van de activiteiten rond Lopke meedragen. Benodigdheden Werkblad 1 Flappen en stiften Verloop Intro: Motivatie De leerkracht toont een tekening van Lopke. Vraagstelling naar wat de kinderen nog weten over Lopke. Kern Activiteit 1: Coöperatieve werkvorm ‘zoek iemand die…’ De leerlingen lopen door het lokaal met het doel iemand te vinden die het antwoord weet op één van de vragen of opdrachten van het werkblad. Werkwijze: o De leerlingen lopen door de klas met hun hand omhoog. Zodra ze iemand gevonden hebben aan wie ze een vraag willen stellen, gaan ze met z’n tweeën bij elkaar staan. Ze doen dan hun hand omlaag, zodat de anderen weten dat zij op dat moment niet wensen aangesproken te worden. o De ene leerling legt de ander een vraag voor van het werkblad. Deze geeft het (een) antwoord als hij/zij denkt het te weten. Wie de vraag gesteld heeft, schrijft het antwoord in eigen woorden neer op zijn eigen werkblad. o Wie het antwoord gegeven heeft, kijkt of het opgeschreven antwoord goed is. Na akkoord zet hij er zijn naam onder. o Vooraleer de duo’s terug uit elkaar gaan, krijgt de ander de kans om een vraag van het werkblad te stellen. Ook hier volgt het noteren van het antwoord en een check. o Als beiden een antwoord hebben, gaan ze uit elkaar en zoeken ze een nieuwe partner. Als teken dat ze op zoek zijn naar iemand doen ze hun hand omhoog. Wie een nieuwe partner heeft, laat de hand weer zakken. o Dezelfde stappen van hierboven worden herhaald. o Wie op 5 vragen een antwoord heeft, mag gaan zitten. Spelers mogen deze persoon wel nog vragen stellen. o Als iedereen klaar is, of als de afgesproken tijd om is, gaan de leerlingen samen in een kring zitten. De verschillende items worden overlopen. Wie heeft er iemand gevonden die…?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 1
Wat heeft die jou verteld over…?... Wie heeft dat ook gehoord? Wie heeft iets anders gehoord? Wie kan nog iets aanvullen?... Activiteit 2: Placemat over kansarmoede Werkwijze: o De leerlingen vormen groepjes van 4 (Zie algemene bijlage over ‘hoe groepjes vormen’?) o Elke groep krijgt een flap en een dikke stift en tekent op de flap een zogenaamde placemat1: Een place-mat ziet er als volgt uit:
Je tekent in het midden van een flap een rechthoek waarvan je de hoeken verbindt met de hoeken van de flap. Je hebt nu 5 velden: het middelste veld is voor de groep, de zijvelden zijn voor de individuele groepsleden.
o o
o
Bijlage
Ieder schrijft in zijn vak wat volgens hem/haar kansarmoede nu eigenlijk is. Als iedereen klaar is, wordt er overlegd. In het gemeenschappelijke vak probeert elke groep tot een definitie te komen: ‘Kansarmoede is….’ De verschillende definities worden beluisterd en besproken.
Werkblad: ‘Zoek iemand die …’
OPMERKING: In de activiteiten die volgen wordt verwezen naar het grote wensenboek van Lopke. Doorheen de verschillende activiteiten wordt er ook allerlei gemaakt in het kader van Lopke. Bewaak dat kinderen regelmatig het ‘Grote wensenboek voor Lopke’ aanvullen en laat hen hun werkjes bijhouden in het licht van de catalogus die ze maken.
1
Kagan, S. (2007 ). Structureel coöperatief leren. Nederland: Bazalt: Vlissingen.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 2
Bijlage: Zoek iemand die… 1. kan vertellen hoe het broertje van
2. een voorbeeld kan geven van wat
Lopke heet
kansarmoede concreet kan betekenen
3. de 4 W’s van armoede kan
4.bij 5 verschillende letters van het
opsommen én deze kan illustreren (de alfabet een woord kan bedenken dat terreinen waarop armoede zich met (kans)armoede te maken heeft situeert)
5.de betekenis van onderstaande
6. kan vertellen wat hij/zij het
cartoon kan uitleggen
ergste vindt aan (kans)arm zijn
7. 5 dingen over Lopke kan vertellen
8.kan uitleggen hoe het komt dat een
(wie ze is, waar ze woont, wat ze graag doet/ goed kan, wie haar familie is…..)
kind dat in armoede leeft véél vlugger naar het buitengewoon onderwijs wordt doorverwezen dan een ander kind
illustraties Klaas Verplancke (www.klaas.be)/ Welzijnszorg
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 3
Lopke 6de leerjaar 6.1 Titel HET LEVEN IS EEN SOEP Verwerkingsmogelijkheden bij het verhaal van Lopke Doelen De kinderen verwoorden gedachten, gevoelens, wensen en vragen naar aanleiding van het verhaal. De kinderen kunnen goede vragen stellen over de tekst aan de hand van vraagwoorden. Link met het Deze activiteit is gericht op het begrijpen en verwerken van de inhoud verhaal van van het verhaal ‘Het leven is een soep’. Lopke In fiche 6.1 bis vind je creatieve verwerkingsmogelijkheden bij dit verhaal. Benodigdheden Vouwpiramide voor luisterspelletje: Zie bijlagen 1 en 2 Dobbelstenen: Zie bijlagen 3 en 4 Mogelijkheden De kinderen lezen dit verhaal een eerste keer als onderdeel van een contractwerk. Tijdens een klassikaal moment wordt er op dit verhaal teruggekomen. Binnen- en buitenkring met de vouwpiramide: duogesprekjes met de vragen die met elk hartje overeen komen Groepswerk: zelf vragen maken bij de tekst a.d.h.v. vraagwoorden op de dobbelsteen; wie kan de vraag beantwoorden? Verloop Intro: Het verhaal van Lopke ‘Het leven is een soep’ De kinderen lezen het verhaal van Lopke of de leerkracht leest het verhaal voor. Vervolgens verwerken ze (delen van) het verhaal. Kern Activiteit 1: Binnen- en buitenkring a.d.h.v. luisterspelletje met vouwpiramide Tip voor de leerkracht
Voor het speels vormen van een binnen- en buitenkring: Zie de algemene bijlage hieromtrent
Werkwijze o Elk kind maakt een vouwpiramide a.d.h.v. de instructies in bijlage. o De vragen worden gedicteerd en aan de achterkant van het overeenkomstige hartje geschreven: ♥ Wit: welk stukje, welke zin of welke prent sprak jou het meeste aan in dit verhaal? ♥ Rood: wat vind je fijn, leuk, prettig,… in dit verhaal? ♥ Blauw: wat vind je spijtig, triest in dit verhaal? ♥ Geel: welke vraag zou je aan Lopke willen stellen? ♥ Bruin: wat zou je willen veranderen aan het verhaal? ♥ Zwart: wat zou je aan de nieuwe klasgenoten van Lopke willen
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 4
zeggen? ♥ Roze: wat zou je aan de juf of meester van Lopke willen zeggen? ♥ Groen: wat is jouw diepste wens voor Lopke? o
o
o o
Per 2 (zoals de leerlingen staan in de binnen- en buitenkring) werken de kinderen met de vouwpiramide: om beurt zegt elk een getal tussen 1 en 10. De duopartner doet zo vaak de vouwpiramide open en toe. Dan toon je de gekleurde hartjes aan de binnenkant van de piramide. De ander mag een hartje uitkiezen. De vraag die eronder zit wordt gelezen. De leerling die het hartje gekozen heeft, geeft een antwoord. Daarna worden de rollen omgewisseld: de ander zegt een getal, enz. Na een paar minuten, als de meeste duo’s klaar zijn, laat je de binnen- of buitenkring enkele plaatsen opschuiven, zodat er nieuwe duo’s ontstaan. Je herhaalt de hele procedure. Zorg ervoor dat je nog enkele keren de duo’s opnieuw samenstelt, zodat de meeste vragen aan bod kunnen komen. Je kan eindigen met een plenum waarin de kinderen enkele ervaringen kwijt kunnen: wie heeft een verrassend antwoord gehoord? Wat heeft jou geraakt? Wat is het mooiste antwoord dat je gehoord hebt?...
Activiteit 2: Groepswerk dobbelen (coöperatief), gericht op het begrijpen van de tekst: Werkwijze o Verdeel de klas in groepjes. In plaats van dat de leerkracht vragen stelt over de tekst, mogen de kinderen vandaag zelf vragen stellen aan elkaar. We doen dit a.d.h.v. de coöperatieve werkvorm ‘dobbelen*’ (Je kan hoofdstuk per hoofdstuk werken, de kinderen zelf een of meerdere hoofdstukken laten kiezen,…) o Om de beurt gooit een leerling met de dobbelsteen. Met het vraagwoord dat boven komt te liggen, maakt de leerling die de teerling geworpen heeft een vraag over het verhaal. Bijvoorbeeld ‘waarom’ (hoofdstuk 1): waarom loopt Lopke niet met Annelies mee tot aan de bushalte? ‘wat’ (hoofdstuk 3): wat heeft Daisy van haar oma gekregen? o De andere leerlingen proberen een antwoord te geven op de vraag. Samen wordt overlegd of het antwoord correct is. o Je kan ook elk kind laten dobbelen en een vraag met dat vraagwoord laten opschrijven. Ieder geeft zijn vraag aan zijn linkerbuur. Deze noteert zijn antwoord en vouwt dat om. Dan kan de vraag nog een plaatsje verder naar links opschuiven.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 5
o
o
Bijlagen
Ook nu wordt het antwoord opgeschreven. Dan gaat de vraag terug naar de bedenker ervan. Deze kijkt de antwoorden na. Tenslotte worden de vragen in groep overlopen en de antwoorden ev. gecorrigeerd. Op deze manier kan je de verschillende hoofdstukken verwerken: bij elk hoofdstuk zoekt iedereen één vraag. Je kan de hoofdstukken ook verdelen en ieder een vraag laten bedenken bij een ander hoofdstuk. Je kan ter afwisseling ook 2 dobbelstenen gebruiken. Op de tweede dobbelsteen staan werkwoordvervoegingen (is, kan, wil, doet, heeft, zal). Dit maakt de vraagstelling iets moeilijker: nu moet er een vraag bedacht worden die begint met het vraagwoord en gevolgd wordt door het doewoord. Bijvoorbeeld.: iemand dobbelt ‘Waarom’ en ‘is’ (hoofdstuk 5). De vraag zou kunnen zijn: ‘Waarom is mama boos? Plenum: wat vond je een goede vraag? Wat vond je er goed aan? Was het antwoord ook O.K.?
Afsluiting Heb je nog vragen bij één van de hoofdstukken? Is er iets wat je niet begrepen hebt? Eventueel kan je zelf als leerkracht nog verder nagaan of de kinderen de tekst begrepen hebben. Bijlage 1: Stappenplan vouwpiramide Bijlage 2 en 3: dobbelstenen met vraagwoorden
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 6
Bijlage 1: Stappenplan vouwpiramide
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 7
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 8
Bijlage 2: Dobbelsteen vraagwoorden
Waarom?
Hoe?
Waar?
Wanneer?
Wat?
Wie?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 9
Bijlage 3: Dobbelsteen werkwoorden
Is
Kan
Wil
Doet
Heeft
Zal
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 10
Lopke 6de leerjaar 6.1 bis Titel LOPKE CREATIEF Creatieve verwerking bij ‘Het leven is een soep’ Doelen Kinderen kunnen op een grafische manier uitdrukken wat ze belangrijk vinden in het verhaal van Lopke en duiden zo kenmerken van kansarmoede aan. De kinderen nemen een ander perspectief in. Link met het Deze activiteit is gericht op het creatief verwerken van het verhaal verhaal van ‘Het leven is een soep’. Lopke Benodigdheden Allerhande teken- en schildergerei Pen en papier Mogelijkheden Deze opdrachten kunnen klassikaal, in groepjes, in contractwerk gemaakt worden. Je kan de kinderen een keuze laten maken uit de verschillende mogelijkheden. Je kan ook groepjes vormen die elke opdracht uitvoeren in groep. Verloop Intro: Klasgesprek over het verhaal. Kern Activiteit 1: Een nieuwe omslag voor het verhaal2 Wat trof jou het meest in dit verhaal? Maak een nieuwe omslag voor het verhaal waarin je dit stukje uit het verhaal afbeeldt. Denk vooraf goed na over o.m. de volgende vragen: o Hoe ga je je blad indelen? o Wie of wat moet er zeker getekend worden? o Door kleuren te gebruiken krijgt je ontwerp een bepaalde sfeer. Welke sfeer wil jij met de kleuren weergeven? Welke kleuren ga je daarvoor gebruiken? o Ook met het lettertype kan je een bepaalde sfeer uitdrukken. Een koninklijk lettertype heeft bijvoorbeeld veel krullen. Welk lettertype ga jij gebruiken? Wat wil je daarmee uitdrukken? o Bedenk je zelf een titel of gebruik je de bestaande titel? o Bedenk je een slagzin voor de omslag? Waar moet die over gaan? Laat je inspireren door verschillende technieken: tekenen, schilderen, collages,… Tip voor de leerkracht De kinderen kunnen de omslag ook maken door prenten te zoeken in tijdschriften om daarmee het verhaal van Lopke uit te beelden. Ze kunnen druktechnieken gebruiken, twee- of driedimensionaal werken …
2
Depondt, L. ( 2000). Zwarte dingen op papier tot leven laten komen. Werkvormen voor literatuurateliers. Themanummer Atelierwerk. Ego/Echo, 4 (4), 12-15
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 11
Bespreek de resultaten. Wat zijn originele vondsten? Wat drukt de kern van de tekst goed uit? Activiteit 2: Tableau vivant3 Tip voor de leerkracht Een tableau vivant is een ‘compositie van enkele niet-bewegende kinderen’.
Werkwijze o Vraag zo nodig vooraf enkele tableaux uit te proberen: bvb. twee tennissers, een kind dat iemand uitlacht… o Geef de leerlingen tijd om af te spreken en te oefenen. o Bespreek telkens hoe ze de figuren, de actie, de emoties zo duidelijk mogelijk kunnen weergeven. o Geef dan aan kleine groepjes de opdracht één of meer tableaux te maken die de kern van de tekst uitdrukken. Tip voor de leerkracht Je kan bvb. elk groepje een hoofdstuk geven waarbij ze één of meer tableaux uitwerken. Zo krijg je het hele verhaal in beeld.
o
Bespreek achteraf.
Voorbeelden o Hoofdstuk 2: mama ligt op de zetel, Lopke zit aan tafel, verdrietig en met haar ogen dicht, haar boek van Frans voor haar. o Beeld 2 kan zijn: Lopke naast mama op de sofa, met haar hoofd op mama’s buik, de hand van mama ligt in Lopkes nek. o Beeld 3: Kevin als goochelaar en mama die lacht o Beeld 4: Boze mama die naar vaasje op grond wijst; Kevin zit huilend op zijn knieën naast het vaasje; Lopke heeft een vuilblik en een veger vast. Activiteit 3: Interview De kinderen werken in kleine groepjes een interview uit met één of meer personages uit de tekst. o Bereid dit voor door met de kinderen na te gaan welk soorten vragen er zoal in interviews voorkomen. o Beluister of bekijk zo mogelijk opnames van interviews (uit kinderprogramma’s, uit ‘De Laatste Show’ …. o Spreek ook af hoe lang een boeiend interview mag duren. Het mag zeker niet langdradig worden! o Enkele mogelijke vragen: Wat vind je het hoogtepunt? Wat vind je het leukst? Het ergste? 3
Depondt, L. ( 2000). Zwarte dingen op papier tot leven laten komen. Werkvormen voor literatuurateliers. Themanummer Atelierwerk. Ego/Echo, 4 (4), 12-15
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 12
Bijlage
Had je graag gehad dat het verhaal anders afgelopen was? Hoezo? Hoe voelde je je toen …? Wat dacht je toen …?
o … Varianten o Een interview met de auteur o Een interview met een andere lezer o Je kan iemand aanduiden die in de huid van een bepaald personage wil kruipen om de vragen te beantwoorden. o Je kan ook een lege stoel zetten en de vraag laten formuleren. Wie denkt dat hij een degelijk antwoord op de vraag kan geven, gaat op de stoel zitten en neemt de plaats van het personage in. Bijlagen 1 en 2: Uitleg bij de opdrachten
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 13
Bijlage 1: Een nieuwe omslag voor het verhaal Wat trof jou het meest in dit verhaal?
……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… Maak een nieuwe omslag voor het verhaal waarin je dit stukje uit het verhaal afbeeldt. Denk vooraf goed na over o.m. de volgende vragen. Hoe ga je je blad indelen? Wie of wat moet er zeker getekend worden? Door kleuren te gebruiken krijgt je ontwerp een bepaalde sfeer. Welke sfeer wil jij met de kleuren weergeven? Welke kleuren ga je daarvoor gebruiken? Ook met het lettertype kan je een bepaalde sfeer uitdrukken. Een koninklijk lettertype heeft bijvoorbeeld veel krullen. Welk lettertype ga jij gebruiken? Wat wil je daarmee uitdrukken? Bedenk je zelf een titel of gebruik je de bestaande titel? Bedenk je een slagzin voor de omslag? Waar moet die over gaan?
Je kan tekenen, schilderen, collages maken met prenten, klei gebruiken,…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 14
Bijlage 2: Een interview met één of meer personages uit het verhaal. o Bereid dit interview voor door na te gaan welke soorten vragen er zoal in interviews voorkomen. o Beluister of bekijk zo mogelijk opnames van interviews (uit kinderprogramma’s, uit ‘De Laatste Show’ …). o Een boeiend interview mag niet te lang duren. Het mag zeker niet langdradig worden! o Enkele mogelijke vragen die je bijvoorbeeld aan Lopke kan stellen: Wat vind je het hoogtepunt uit je verhaal? Wat vind je het leukst aan je verhaal? Wat vind jij het ergst? Had je graag gehad dat het verhaal anders afgelopen was? Hoezo? Hoe voelde je je toen …? Wat dacht je toen …? … o Je kan ook een interview afnemen van de auteur of van een andere lezer! Een vraag voor de auteur is bijvoorbeeld: Hoe kwam je op het idee om dit verhaal te schrijven? Een vraag voor een andere lezer is bijvoorbeeld: Wat vond jij het interessantst aan dit verhaal?
o Neem nu je interview af! Wie is Lopke? Wie speelt de auteur? o Je kan ook een brief aan de auteur schrijven met jullie vragen erbij. Voeg een begeleidend briefje toe waarin je een beetje duiding geeft van waaruit jullie tot de brief in kwestie gekomen zijn.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 15
Lopke 6de leerjaar 6.2-5.2 Titel EEN POPPENKASTVERHAAL OVER DE AVONTUREN VAN LOPKE Doelen De kinderen overleggen met elkaar en stellen prioriteiten in het organiseren van het poppenspel. De kinderen drukken hun gevoelens, ideeën en opvattingen over kansarmoede uit adhv een verhaallijn, het ontwerp van de poppen, het poppentheater en de decors. De kinderen ontwerpen een verhaallijn. De kinderen kunnen boeiend hun eigen creaties voorstellen aan de anderen. Link met het Deze activiteit is gericht op het creatief verwerken van het verhaal verhaal van van ‘Lopke en de liefde’ / ‘Het leven is een soep’. Lopke Lopke bezoekt het Elzenhof en ziet hoe het er in deze school aan toe gaat. Oma vertelt Lopke dat ze heel goed is in het omgaan met jonge kinderen, waarna Lopke aan haar omgeving laat weten dat ze haar kunnen vragen om te babysitten. Benodigdheden Benodigdheden Papier-maché - Verf, wol, parels, isomo-bollen,, Stof, garen, naalden,… - Karton en/of stof voor het decor – een poppenkast (kan ook gewoon een lat tussen tafels zijn met een doek erover: dit geeft meer bewegingsvrijheid dan de kleine, klassieke poppenkasten) Er kan ook voor geopteerd worden om de poppenkastpoppen niet zelf te maken, maar deze ergens te ontlenen. Een andere mogelijkheid (en wellicht de meest rijke…) is dat er wordt samengewerkt met een school voor Buitengewoon Onderwijs. Zo ervaren de leerlingen dat kinderen met een leerbeperking ook heel wat in hun mars hebben: ze ontdekken de talenten van anderen. Mogelijkheden Dit is een klasdoorbrekende activiteit. Indien het verhaal wordt opgevoerd in een school voor buitengewoon onderwijs, of indien een school wordt ingeschakeld om de poppen te maken, is het een schooldoorbrekende activiteit! Maak wel op voorhand goede afspraken met de school. Tip voor de leerkracht Aanpassen aan je eigen schoolomgeving. Kijk of er een school voor Buitengewoon Onderwijs in de buurt is.
Laat de leerlingen zelf kiezen voor welk onderdeel van het geheel ze zich ten volle willen inzetten: tekst schrijven, decor maken, poppen maken, technische snufjes uitwerken,… Maak groepjes zodat meerdere leerlingen kunnen samenwerken. Tip voor de leerkracht Laat kinderen hier hun talenten aanboren. Laat hen kiezen wat ze willen doen.
Deze activiteit is ook geschikt om met enkele klassen samen aan te werken (bvb. met de hele derde graad). Op die manier kan je de
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 16
Verloop
verschillende groepjes versterken en kan je meerdere groepjes vormen om een gedeelte van het verhaal te (her)schrijven, decorelementen te maken,… De eerste voorbereiding kan je klassikaal doen. De verhaallijn, de benodigdheden (poppen, decor, attributen, poppenkast) worden klassikaal besproken. De concrete uitwerking kan in groepjes gebeuren: wie voelt zich geroepen om het verhaal verder uit te schrijven? Wie ziet het wel zitten om het decor en de verhaalattributen te maken en/of te verzamelen? Wie zijn de handige Harry’s om poppenkastpoppen te maken? Wie maakt er liever reclame en zorgt voor de organisatie van het geheel? Wie wil graag poppenkast spelen voor een groep? … Intro: Motivatie De kinderen worden uitgenodigd om een poppenkastverhaal te maken dat ze bijvoorbeeld aan de kleuters, de kinderen van de eerste graad en de kinderen van de school voor Buitengewoon Onderwijs kunnen tonen. Tip voor de leerkracht Afhankelijk van leerjaar en opzet kan je een link leggen met de talenten van Lopke in het omgaan met jonge kinderen (poppenkast spelen voor jonge kinderen is vaak een groot succes!) of eerder met haar bezoek aan de school voor Buitengewoon Onderwijs. Aanpassen aan je eigen schoolomgeving. Kijk of er een school voor Buitengewoon Onderwijs in de buurt is.
Kern Inleving o De kinderen leven zich in in hun doelgroep: o Het verhaal moet eenvoudig zijn! Het kleuterverhaal van Lopke kan hierbij inspireren. Er wordt klassikaal een verhaallijn gekozen. Er wordt afgesproken of er een verhaal zelf geschreven wordt, of of er een bestaand verhaal rond Lopke (bvb. het kleuterverhaal) verwerkt wordt tot poppenkastverhaal. Het is belangrijk dat de leerlingen erbij stilstaan dat een poppenkastverhaal het best tot zijn recht komt als er veel dialogen in naar voren komen. o Ev. kan er wel een verteller worden ingeschakeld om stukken aan elkaar te praten. o Je kan hier rond een taalactiviteit organiseren waarbij kinderen dit effectief ervaren. Laat hen een dialoogje spelen, een gewone leestekst,… Andere leerlingen kijken en luisteren en geven feedback. Er kan ook nog klassikaal bepaald worden hoeveel bedrijven de poppenkast zal hebben en welke de kern is van elk bedrijf. Dit kan
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 17
ook aan een of meerdere groepjes overgelaten worden. Klassikaal wordt bekeken welke poppen nodig zijn om het verhaal te kunnen spelen. o ’t Is belangrijk op voorhand na te denken over hoe hiermee wordt omgegaan: worden er poppen verzameld en geleend, of worden ze zelf gemaakt? o Wie gaat de poppen maken? ’t Is belangrijk dat hier kinderen in betrokken worden: weeral talenten die een kans krijgen in de school! o Maak je de poppen zelf met de eigen klas, of spreek je een klas van de school voor Buitengewoon Onderwijs aan, om op die manier ook de talenten van kinderen met een leerbeperking in de verf te zetten en een kennismaking met de kinderen, de leerkrachten en de school te realiseren? o Als je ervoor opteert de poppen met de eigen klas te maken, dan kan je de kinderen ook per 2 samen aan één pop laten werken. o Bestudeer vooraf enkele soorten poppenkastpoppen: hoe zijn deze gemaakt? Wat is belangrijk om de pop goed te kunnen hanteren,… Het hoofd van de poppen wordt bvb. gemaakt van papier-maché en versierd met verf, wol, parels,… Het lijfje wordt gemaakt van stof die aan elkaar wordt genaaid. Ev. kunnen er ouders worden ingeschakeld om dit alles te realiseren. Bespreek ook met de klas welke poppenkast je gaat gebruiken of hoe je die kan maken. Pas dan kan je ook gaan overleggen over de decors en attributen die nodig zijn. De eenvoudigste manier om een ‘goede’ poppenkast te maken waarachter je kan staan, is werken met een lat die op een zekere hoogte gelegd wordt, met een doek eroverheen, zodat je de spelers erachter niet ziet. Als je dat voor een bord doet, kan je het bord gebruiken voor decor. Wie zal het verhaal brengen en begint dus alvast te oefenen? Belangrijk is dat je deze kinderen de basisbeginselen van het spelen met poppenkastpoppen bijbrengt. Dit kan je uiteraard ook met de ganse klasgroep doen: het is een leuke ervaring voor iedereen! Enkele voorbeelden: o Om de pop mooi recht te houden, steek je best je wijsvinger in het hoofd, je duim en je pink elk in een hand o De beste houding krijg je als je met een poppenkast werkt die hoog genoeg staat, zodat je zelf kan rechtstaan. Je steekt de pop boven je hoofd uit. Als je met een lage
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 18
o
poppenkast werkt, zie je dat een pop vaak half neerligt. Wil je een pop op een natuurlijke wijze laten wandelen, dan wandel je best zelf, met heel kleine stapjes in de richting waarin de pop moet bewegen. Je pop gaat dan vooruit met heel kleine schokjes, net alsof ze echt wandelt.
Tip voor de leerkracht Heb er aandacht voor dat elk kind zijn gading vindt: misschien zit er wel iemand bij die zich helemaal niet kan vinden in alles wat hierboven werd opgesomd, maar die zich wel wil bezighouden met belichting en geluid, of met een of ander technisch snufje. Je krijgt het knapste resultaat als elk kind op zijn krachten wordt genomen. Laat kinderen dan ook meedenken en meebeslissen.
Afsluiting Probeer het geheel eerst eens uit voor de eigen klasgroep. Koppel er een evaluatiemoment aan vast, waarin de medeleerlingen op een constructieve manier feedback geven aan elkaar. Zo kan er ev. nog wat bijgestuurd worden, zodat het eerste echte optreden een succes wordt!
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 19
Lopke 6de leerjaar 6.3 Titel WAT ZEGGEN DEZE FOTO’S JE? Doelen Kinderen drukken hun gevoelens en gedachten uit die de foto’s van kansarmen bij hen oproepen. Kinderen kunnen zich verplaatsen in de leefwereld van de kansarmen. De kinderen argumenteren op een coherente manier wat hen aanspreekt in bepaalde foto’s. De kinderen selecteren op computer een foto waarop een leven in kansarmoede wordt afgebeeld en schrijven hierbij neer in een worddocument wat deze foto oproept. Link met het Lopke heeft het thuis niet breed. Zij heeft niet dezelfde middelen als verhaal van andere kinderen uit haar klas. De foto’s tonen volwassenen en kinderen Lopke die in een vergelijkbare situatie leven als Lopke. Benodigdheden Het bijgevoegde stappenplan Computer met internetverbinding Eventueel de foto’s uit het fotoboek courage Mogelijkheden Deze taak is eenvoudig te verwerken in een contractwerk. De taak kan individueel of in kleine groep uitgevoerd worden Dit kan aansluitend op het klassikaal bekijken en bespreken van enkele van de foto’s uit het fotoboek ‘Courage’. Belangrijk bij deze activiteit is de nabespreking. Verloop Introductie: Situatieschets De situatie waarin Lopke leeft is niet eenvoudig: ze hebben het thuis niet zo breed. Je kan navragen welke elementen uit het verhaal aangeven dat Lopke het niet zo breed heeft. Kern: Een worddocument schrijven over ‘armoede’ Je kan enkele foto’s tonen uit het fotoboek ‘Courage’4. Deze foto’s geven situaties weer van mensen die in kansarmoede leven. In het 5de leerjaar wordt in activiteitenfiche 5.3 met deze foto’s gewerkt. De kinderen kunnen uit de verzameling foto’s nu zelf foto’s kiezen die hen aanspreken en waar ze iets bij kunnen schrijven. Ze kunnen de foto’s kiezen uit de losse prenten van het fotoboek ‘Courage’ en deze daarna op de website terug opzoeken of ze doen dit door rechtstreeks naar de website te surfen en foto’s te selecteren. Als er in het 5de leerjaar gewerkt is met de foto’s uit het fotoboek 4
Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen vzw & Partners tegen de Miserie vzw. (1998).
Courage - Armoede is een schending van de mensenrechten. Gent. Er is een nieuwe uitgave ‘Courage in kleur’ Deze foto’s vind je op de website van http://www.armenaanhetwoord.be en www.armoede.be (Klik voor deze laatste op beeldspraak en dan Courage – Fotoboek en naam ‘Courage - Armoede is een schending van de mensenrechten).
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 20
‘Courage’, kunnen de leerlingen ook zelf foto’s zoeken via Google, afbeeldingen. Als ze als zoekwoord ‘armoede in België’ opgeven, komen er heel wat foto’s in beeld. Ze zoeken foto’s die hen aanspreken en brengen deze over in een worddocument. Ze schrijven er in een Worddocument hun gedachten en bevindingen bij. Tip voor de leerkracht kansarme kinderen zijn dikwijls weinig vertrouwd met ICT. Heb hier aandacht voor, zodat ze bij deze activiteit niet uit de boot vallen. Laat hen ev. met een ander kind samenwerken (wel iemand die hen kansen geeft om zelf ervaringen op te doen), of doe de activiteit met een groepje kinderen geleid. Houd ook in de gaten wat deze activiteit deze kinderen doet. Welke foto’s kiezen zij? Zorg voor een veilige sfeer in de klas, zodat zij ook iets kunnen en durven zeggen en zich niet minderwaardig gaan voelen. Ideeën om aan klasklimaat te werken, vind je ook terug in enkele algemene fiches.
Bijlage
Bijlage: Stappenplan voor leerlingen
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 21
Bijlage: Stappenplan WAT ZEGGEN DEZE FOTO’S JE?
Lopke heeft het thuis niet breed: zij heeft niet dezelfde middelen als andere kinderen uit haar klas. De foto’s op de website die je gaat bezoeken tonen volwassenen en kinderen die in een vergelijkbare situatie leven als Lopke. Bekijk ze, kies er één uit en schrijf op de computer wat je bij deze foto denkt en voelt. Als je de onderstaande stappen volgt, lukt het je vast!
1. Surf naar www.armoede.be
2. Klik links op ‘beeldspraak’.
3. Ga helemaal naar beneden op de pagina. Klik op ‘Courage - Armoede is een schending van de mensenrechten’. 4. Je komt nu terecht bij zwart-wit foto’s. Deze foto’s komen uit het fotoboek ‘Courage’. Ze zijn in jullie school. Misschien heb je er al een paar bekeken? Dit is één van de foto’s:
5. Bekijk de verschillende foto’s. De foto’s die bij elkaar horen staan onder eenzelfde categorie. Je kan dus op verschillende categorieën van foto’s klikken. Deze categorieën staan boven de foto’s in het oranje aangeduid. 6. Neem er één foto uit die je bijzonder, mooi, triest, ontroerend,… vindt. 7. Denk na wat je bijzonder vindt aan deze foto. Wat komt er bijvoorbeeld in je op bij de foto die hierboven staat? Hoe ziet het meisje eruit? Waar is ze mee bezig, denk je? Wat denkt ze nu? Is ze gelukkig? Waar houdt zij van?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 22
8. Je kan de foto die je het meest aanspreekt kopiëren en plakken in een Word document. Dat doe je zo:
a) Ga met je muis op de foto die je gekozen hebt staan. b) Klik op je rechtermuisknop. c) Klik op ‘Kopiëren’. d) Open nu een Worddocument. Dit doe je zo: • Klik beneden in de balk onderaan op ‘start’ • Er verschijnt een lijst met programma’s. Klik op ‘Microsoft Word’.
• Microsoft Word opent zich en er verschijnt een wit blad. • Klik nu op je rechtermuisknop • Klik op ‘Plakken’ e) De foto die je uitkoos en kopieerde, verschijnt nu op het witte blad.
9. Schrijf bij de foto die je koos waarom je precies deze foto koos: Wat maakt hem zo mooi of triest? Welk gevoel krijg je bij deze foto? 10. Welk verhaal hoort bij deze mensen, denk je? Schrijf het erbij. 11. Wil je nog een foto kiezen? Dat kan! Ga terug naar stap 5. 12. Als jullie in de klas al gewerkt hebben met de foto’s uit het fotoboek ‘Courage’, dan kan je ook andere foto’s zoeken via de website www.google.be . Klik aan dat je afbeeldingen zoekt, en typ in het zoekvenstertje ‘armoede in België’. Je krijgt dan verschillende bladen met afbeeldingen die te maken hebben met armoede. Klik je op een foto, wordt die groter geopend. Om een foto te kopiëren en in een worddocument te plakken, volg je de stappen die beschreven staan bij punt 8.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 23
Lopke 6de leerjaar 6.4 Titel WAT IS (KANS)ARMOEDE? Doelen De kinderen ondervinden wat kansarmoede inhoudt. De kinderen verwoorden hun eigen beleving daaromtrent. De kinderen ontdekken dat het bij armoede vaak gaat om een vicieuze cirkel. De kinderen kunnen de link leggen tussen wonen, weten, werken, welzijn. Link met het Bij Lopke thuis hebben ze het niet breed. Het gezin leeft in verhaal van kansarmoede. Lopke Benodigdheden Ganzenbordspel per groepje van 4 leerlingen Pionnen en dobbelstenen Omschrijving van de ‘opdrachten’ per groepje Mogelijkheden Verloop Intro Situatieschets door de leerkracht Lopke is een meisje zoals andere meisjes van 10-12 jaar. Toch heeft Lopke het niet altijd gemakkelijk. Vraag aan de leerlingen of ze voorbeelden daarvan uit het verhaal onthouden hebben. Bespreking foto’s o Indien fiche 6.3 werd behandeld: wat is je bijgebleven van de foto’s die we samen bekeken hebben? o Indien fiche 6.3 niet werd behandeld: samen met de leerlingen de foto’s uit het boek ‘Courage’ bekijken. Wie iets wil zeggen over een foto, geeft dat aan. zelf een selectie van foto’s maken en deze bespreken a.d.h.v. de volgende vragen: Wat valt je op? Wat denk je erbij? Wat voel je erbij? Zou jij graag wonen, spelen, leven,… zoals de mensen op deze foto? Waarom wel of niet? Nabespreking foto’s o Al deze foto’s hebben iets gemeen: ze vertellen ons over kansarmoede, kansarmoede hier bij ons, niet in een land hier ver vandaan… Dikwijls spreken we over ‘armoede’. o Waarom spreken we beter over ‘kansarmoede’? Welk woord zit daarin? -> kansarmoede= gebrek aan kansen die je krijgt, omwille van de situatie waarin je terecht bent gekomen. Kern Armoede heeft veel gezichten. Om dit te ervaren wordt er een ganzenbordspel gespeeld, waarbij
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 24
een stukje inleving verwacht wordt. Verloop van het ganzenbordspel: o Vorm groepjes van 4 (5) leerlingen o Een toevalsfactor bepaalt tot welke familie elke leerling behoort: Bvb. begint je familienaam met de letter A t.e.m. M, dan behoor je tot gezin A (kansrijk gezin); begint je familienaam met de letter N t.e.m. Z, dan behoor je tot gezin B (kansarm gezin). Aandachtspunt: zorg ervoor dat je gemengde groepjes hebt; houd met de bepaling van wie tot welk gezin behoort rekening met ev. kansarme kinderen in je klas: zorg ervoor dat zij deze keer eens niet uit de boot vallen Bespreek de toevalsfactor bij de indeling: in werkelijkheid kiest niemand ervoor van in een kansarm gezin geboren te worden: het lot beslist… Zorg ervoor dat in elke groep zowel gezin A als gezin B vertegenwoordigd is. o Voor de kinderen die tot gezin A behoren, gelden op de vakjes met een bijzondere betekenis de regels A (Zie bijlage). Voor de kinderen die tot gezin B behoren, gelden op dezelfde vakjes de regels B. o Het spel wordt gespeeld met één dobbelsteen o Kom je op een vakje met bijzondere betekenis, dan wordt de overeenkomstige situatie gelezen. Moet je je naar een ander vakje begeven, dan lees je ook de instructies die bij dat vak horen. Het kan dus zijn dat je in één worp verschillende keren verder mag gaan. o Moedig de kinderen aan om zich in de situaties in te leven. Probeer je voor te stellen dat dit gebeurt. Wat doet het jou? Wat roept het op? Hoe voel je je erbij? o Het spel wordt gestopt als in elk groepje minstens één leerling de eindmeet heeft bereikt. Groepen die klaar zijn (niemand kan nog een zet doen), denken na over de vragen op werkblad 1. Als het spel wordt stopgezet krijgt elke groep nog even de tijd om over de vragen te reflecteren. Plenum waarbij de vragen een voor een aan bod komen Vanuit de bespreking breng je het overzicht van de 4 W’s op het bord: armoede heeft te maken met wonen, werken, weten en welzijn. Laat kinderen zelf voorbeelden zoeken vanuit het spel en laat hen zelf de linken verduidelijken.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 25
Wonen
Werk
Welzijn
Weten
Toepassing: laat de leerlingen in groepjes een zo lang mogelijke ‘woordenslang’ maken met woorden en begrippen die aan elkaar gelinkt kunnen worden vanuit (kans)armoede. Bvb. startwoord = werkloosheid. Werkloosheid – weinig geld – geen nieuwe kleren – uitgelachen worden – niet graag naar school gaan – slechte punten -… Je kan hier de werkvorm commentaar op tournee aan vast koppelen: elke groep schrijft zijn slang op een grote flap. De flappen worden over het lokaal verspreid. De groepen gaan rond en lezen elkaars slangen. Elke groep heeft post-its om op de flappen van andere groepen te hangen: bvb. blauw = een compliment (bvb. iets wat goed gevonden is), geel is een vraag (bvb. een link die niet duidelijk is). Elke groep komt terug bij zijn eigen flap en bekijkt de commentaren.
Bijlagen
5
Afsluiting Kort afrondend plenum hieromtrent Bijlage 1: Ganzenbord + spelregels5 Bijlage 2: Werkblad voor bespreking
Vierde wereld ganzenbord, ATD Vierde Wereld, Brussel: Het bijgevoegde spel is een herwerking hiervan
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 26
Bijlage 1: Bespreking na het ganzenbordspel
Het lot bepaalde tot welk gezin je behoorde. Wellicht heb je ondervonden dat dit wel grote gevolgen voor je had, in positieve of negatieve zin. Zo is het ook in werkelijkheid. Alle kinderen zijn evenveel waard, vergeet dat nooit! Maar niet elk kind krijgt evenveel kansen. Sta bij de onderstaand vragen even stil bij wat je ervaren hebt tijdens het spel. 1. Wat heb je ervaren? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 2. Welke gevoelens roept dit op? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 3. Waar lagen de ongelijke kansen? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 4. Wat kan jij doen in jouw klas, in jouw omgeving, om die ongelijkheid een stukje op te heffen? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 27
Bijlage 2: Ganzenbord + spelregels Spelregels In dit spel bepaalt de eerste letter van je familienaam (of een andere toevallige regel) of je tot de Vierde Wereld behoort of niet. Zoals je familienaam overgaat van vader op zoon/dochter, zo wordt ook van generatie op generatie bepaald of je al dan niet tot de Vierde Wereld behoort. Soms lukt het om deze kring te doorbreken, maar vaak lukt het niet. Dit heeft grote gevolgen. We willen je dit laten ervaren met het volgende ganzenbordspel. De spelers die door het lot zijn aangeduid als behorende tot de vierde wereld (kansarmoede), lezen op de vakjes met een bijzondere betekenis (= vakjes met een tekening) de regels B. Deze zijn voor hen van toepassing.De andere spelers behoren tot een gewoon, eerder kansrijk gezin. Voor hen zijn de regels A van toepassing. Probeer je in te leven in de situatie. Voel wat het betekent om tot een bepaalde groep te behoren. Probeer je voor te stellen wat het moet zijn om ‘in het echt’ op die manier bekeken en behandeld te worden. Het spel wordt gespeeld met één dobbelsteen. Wie het eerst aan de eindmeet komt, is gewonnen. De andere spelers mogen doorspelen voor de 2de en 3de plaats. Om de eindmeet te bereiken, moet je niet het juiste aantal ogen gooien. Veel spelplezier…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 28
Regels bij de vakjes met een bijzondere betekenis (tekening) Let goed op! Voor wie tot gezin A (kansrijk gezin) behoort, gelden de regels A Voor wie tot gezin B (kansarm gezin) behoort, gelden de regels B Er wordt telkens hardop voorgelezen wat bij het overeenkomstige vakje hoort, zodat de verschillen tussen de regels voor iedereen duidelijk zijn.
Vakje 1: A. Je hebt geluk! Je wordt geboren in een omgeving die je veel aandacht en liefde kan geven. Je ouders kunnen je de beste zorgen geven, je in de beste omstandigheden laten opgroeien, de beste voedingsstoffen kopen die alles bevatten wat je nodig hebt om goed te kunnen groeien. Je krijgt ook heel wat speelgoed dat goed is voor je ontwikkeling. Je ouders zijn ook veel met jou bezig en stimuleren je om nieuwe dingen te ontdekken en te leren. Zo krijg je alle kansen om de wereld rondom jou te verkennen. Je hersenen kunnen optimaal ontwikkelen.
Je mag door naar vakje 2
B. Je wordt geboren in een omgeving waar je hartelijk welkom bent, maar in de samenleving zelf zal je, net als je ouders, maar weinig welkom zijn. Je ouders zien je graag en willen je alles geven, maar ze hebben de middelen en de mogelijkheden niet om je in de beste omstandigheden te laten opgroeien. Je krijgt vaak hetzelfde te eten, waardoor je niet genoeg mineralen en vitaminen en andere voedingsstoffen binnenkrijgt die belangrijk zijn voor je groei. Geld voor speelgoed is er niet en je ouders hebben andere zorgen aan hun hoofd, zodat er van samen spelen ook niet veel in huis komt. Er zijn weinig impulsen om echt tot ontwikkeling te komen, ook voor je hersenen, je spieren, je reacties… Het gaat dan ook niet zo goed met jou: je bent met alles (praten, lopen,…) veel later dan andere kinderen van jouw leeftijd. Sla een beurt over.
Vakje 2 A. Je bent 2,5 jaar en mag naar de kleuterschool. Je krijgt nieuwe kansen om je horizon te verwijden. Je ouders hebben interesse in wat je op school doet en maakt. Alles wat je meebrengt, krijgt een mooi plaatsje in de living. Je voelt dat je iets waard bent en krijgt meer en meer zelfvertrouwen. Ga verder naar vakje 5 B. Je bent 2,5 jaar en mag naar de kleuterschool. Dat is echter niet verplicht. Je mama houdt je liever thuis uit angst dat je ziek zou kunnen worden. Je gaat dan ook niet alle dagen naar school. Je mama en papa hebben veel zorgen aan hun hoofd. Daardoor schenken ze vaak geen aandacht aan wat je op school doet, wat je meebrengt,… Knutselwerkjes belanden vlug in de vuilnisbak: er is geen plaats voor. Je zelfvertrouwen verdwijnt meer en meer. Wie ben je? Is er wel plaats voor jou in deze samenleving? Je voelt ook al vlug dat het niet gemakkelijk is om vriendjes te houden. Mama’s en papa’s van klasgenootjes hebben liever dat hun kindje niet met jou speelt.
Sla een beurt over.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 29
Vakje 5 A. Je mag naar ‘de grote school’: het eerste leerjaar! Je leert er lezen, schrijven en rekenen. Je hebt juffen en meesters die heel geduldig zijn en tijd maken voor jou. Als er iets is wat niet goed lukt, zorgen je ouders ervoor dat je extra hulp krijgt: een kinesist of een logopedist nodig? Geen probleem! Zo krijg je alle kansen en sta je ook sterk om in het secundair onderwijs een moeilijke richting te kiezen met veel mogelijkheden voor de toekomst. Je verlaat de school met een rijke bagage en kan nu alle richtingen uit.
Je mag naar vakje 8! B. Eén keer je naar ‘de grote school’ mag (of moet), ben je de school heel vlug moe. Je geraakt al vlug achterop. Je bent niet vertrouwd met de taal die de leerkrachten gebruiken, thuis heb je geen plaats om rustig je huiswerk te maken. Niemand kan je helpen als je iets niet goed kan. Op school krijg je regelmatig opmerkingen omdat je het gevraagde materiaal niet bij hebt, of omdat er een vlek op je huiswerk zit. Maar wat wil je als je op de keukentafel moet werken met kleine broer en zus naast je? ’t Is precies alsof ze op school liever hebben dat je er niet bent: dan kan de les beter vooruitgaan. Sommige leerkrachten hebben weinig begrip en geduld voor jou. Veel kansen krijg je in het secundair onderwijs ook niet. Je bent nergens goed genoeg voor. Zodra je kan, verlaat je dan ook de school, zonder diploma…
Sla 2 beurten over…
Vakje 8 A. Je studeert verder en kiest een richting die je veel kansen biedt om je volledig te ontplooien en die vooruitzicht biedt op een boeiende job. Je kennis en vaardigheden worden verruimd en verrijkt. Je leert nieuwe culturen kennen. Het leven lacht je toe. Je mag verder naar 11 B. Het onderwijs heeft je geen kansen geboden. Bijgevolg heb je ook geen uitzicht op een toffe job. Je blijft van alle kanten horen dat je eigenlijk nergens voor deugt. Aanvankelijk reageer je hier agressief op. Maar de zich steeds herhalende teleurstellingen krijgen je al vroeg murw. Je ondergaat gelaten je lot. Als troost mag je naar vakje 11 gaan
Vakje 11 A. Je hebt werk. Proficiat! Een aangename werkkring, een uitdagende job, goed betaald, vast werk, een goede vakantieregeling,… Wat wil je nog meer? En je maakt nog kans op promotie ook…! Als beloning mag je naar vakje 14! B. Geen diploma, zelfs geen goede basis van rekenen en taal, niet erg handig en vlug ziek… Niet erg aantrekkelijk voor een werkgever. Je vindt dan ook alleen maar werk wat niemand anders wil doen. Vuil werk en nog slecht betaald ook. Je hebt dan ook niet het gevoel je echt nuttig te kunnen maken. Er is ook die knagende onzekerheid. Als het minder goed gaat in het bedrijf, weet je dat jij als een van de eerste op straat zal staan. Kans op beterschap zit er niet in: promotiekansen zijn er niet voor jou. Waar je start, zal je ook eindigen. De moed zakt je in de schoenen… Sla een beurt over…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 30
Vakje 14 A. Je wil een gezin stichten en zoekt dan ook een gepaste woning. Dankzij je goede job en de relaties die je hebt kunnen opbouwen, kan je een nieuwe woning laten bouwen: helemaal naar jullie eigen wensen. Het is dan ook leuk om volk te ontvangen. Je vriendenkring breidt zich uit. Je ontmoet steeds nieuwe mensen, waardoor je verrijkende relaties kan aanknopen.
Je mag naar vakje 16. B. Je wil een gezin stichten en zoekt een woning. Doordat je geen diploma hebt, werkloos bent en daardoor een laag inkomen hebt, kom je in een klein, slecht onderhouden huis terecht. Je bent beschaamd om iemand op bezoek te laten komen. Je ziet het wel: je komt er nooit uit…
Je slaat dus weer eens een beurt over
Vakje 18 A. Het gaat goed op je werk en je krijgt promotie. Je wedde wordt opgetrokken en je kan dan ook heel wat sparen voor je eigen toekomst en die van je kinderen.
Je mag verder naar vakje 22 B. Met de uitkeringen die je krijgt, heb je net genoeg om de basisnoden te lenigen. Een extraatje is er zelden bij, laat staan dat je kan sparen voor de toekomst. Je vindt het erg dat je je kinderen niet alles kan geven wat ze nodig hebben: soms is het kiezen : of nieuwe schoenen of een nieuwe jas. Je vindt dat erg en steekt je dan nog liever in de schulden. Je kunt net overleven, maar bent niet in staat zelf een eigen leven op te bouwen…
Blijf je daarover 1 beurt schamen!
Vakje 21 A. Je krijgt rugklachten waardoor je het wat kalmer aan moet doen. Maar je kan een goede behandeling betalen en leert met de andere ongemakken te leven. Je doet het werk wat rustiger aan. Je persoonlijke ontwikkeling en je job worden hierdoor niet bedreigd!
Doe het even rustig aan en sla kalmpjes 1 beurt over… B. Je had net een job gevonden en nu krijg je rugklachten. Daardoor word je ongeschikt verklaard voor het enige werk waartoe je in staat was: lichamelijk zwaar werk waarbij je veel moest sjouwen, lopen of staan. Je hebt nog een beetje geluk: je wordt niet volledig arbeidsongeschikt verklaard: je wordt in staat geacht tot licht administratief werk. Probleem: je mist echter de bekwaamheid hiertoe. Je hebt dat nooit geleerd en hebt het moeilijk met schrijven ,lezen en rekenen. Het gevolg is duidelijk:
Vanaf nu zit je in een put vaje 20) tot een andere speler je daaruit verlost.
Vakje 24
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 31
A. Je wordt aangehouden omdat je te snel reed. Je houdt jezelf onder controle en weet in beleefde verwoordingen uit te leggen waarom je te hard reed. Je weet dat te hard rijden inderdaad niet verstandig is, reden ook waarom je dat in normale omstandigheden nooit doet. sla een beurt over Die uitleg veroorzaakt wel wat oponthoud: B. Je wordt aangehouden omdat je te snel reed, iets wat je zelden doet. En juist nu staan ze te flitsen. ’t Moet jou weer overkomen… Je voelt je bedreigd door die politiemacht: je weet uit ervaring dat je er toch geen verweer tegen hebt. Je had nochtans een goede reden. Maar praten heeft je nog nooit geholpen. Automatisch reageer je geïrriteerd en agressief. Natuurlijk heb je prijs: ze laten nog eens goed tot je doordringen dat je altijd aan het Je moet 3 beurten overslaan… kortste eind zal trekken.
Vakje 26 A. Je hebt toffe, levendige kinderen, maar het zijn niet altijd engeltjes. Hun gedrag doet de buren klagen. Ze spreken je erop aan. Eigenlijk ben je wel blij dat je buren je attent hebben gemaakt op dingen die je niet eerder wist. Nu kan je er iets aan doen en je neemt contact op met het CLB waar men jou en de kinderen verder helpt. Langs de andere kant zit je er wel een beetje mee in je maag. Net alsof je geen goede opvoeder bent. Je zelfvertrouwen kreeg toch een deuk. Ga terug naar vakje 22 B. Je hebt toffe, levendige kinderen, maar het zijn niet altijd engeltjes. Hun gedrag doet de buren klagen. Je zit ermee, maar weet niet goed waar je terecht kan voor hulp. Je bent ook bang dat men dan over je hoofd heen over jouw lot en dat van je kinderen gaat beslissen. Er gebeurt dus niets. Dat nemen de buren niet. Uiteindelijk wordt er van buitenaf ingegrepen: je kinderen worden uit huis geplaatst. Weeral iets dat je fout gedaan hebt. Is er nog wel iets dat goed is? Ga terug naar vakje 13
Vakje 29 A. Je maakt carrière! En elke promotie betekent meer geld in het laatje. Dat komt goed uit: nu kan je verhuizen naar een ruimere, prettigere woning. Je komt in een gezellige buurt terecht, met veel groen en speelruimte voor je kinderen. Alles bij elkaar wel een rommelige periode, maar dat hoort er nu eenmaal bij…
Gelukkig ervaar je op 33 dat de vakantie dichtbij is…
B. Weer pech! Al de huizen in jouw buurt worden gesloopt: andere bestemming van de gronden. Hierdoor ben je verplicht te verhuizen: je wordt gewoonweg overgeplaatst zoals een stoel van de ene tafel naar de andere. De bewoners van je buurt worden over verschillende stadsdelen gespreid, zonder inspraak van henzelf. De toch al beperkte kansen om te komen tot een gevoel van samenhorigheid met degenen die hetzelfde beleefd hebben als jij wordt je hiermee ontnomen. Je raakt nog meer geïsoleerd en ontredderd.
Je slaat een beurt over om te wennen aan de misprijzende blikken en opmerkingen van je nieuwe omgeving
Vakje 31
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 32
A. Je bent lid van de vakbond; als er op je werk iets is, kan je daar terecht voor hulp. Je bent lid van meerdere verenigingen, zowel op sportief als cultureel vlak. Bij sommige engageer je je ook in het bestuur. Zo bouw je heel wat relaties op die je dan weer toegang verschaffen tot andere sectoren van de samenleving. Je kent de Vierde Wereld heel vaag omdat men je af en toe een bijdrage vraagt. Je wil wel iets geven, maar hebt er geen behoefte aan om die mensen beter te leren kennen. Je kijkt Je mag nog een keer gooien! vol vertrouwen naar de toekomst… B. Je bent van geen enkele vereniging lid. Ergens wil je wel, maar er is niemand die naar jou vraagt. Meestal moet je nog lidgeld betalen ook en daar heb je geen geld voor. Daardoor hoort ook niemand jouw stem. Je relaties beperken zich tot andere mensen uit de Vierde Wereld, wiens wereld al even beperkt en uitzichtloos is als de jouwe. De relaties buiten de Vierde Wereld zijn er van ‘eenzijdige afhankelijkheid’: jij hebt niets terug te bieden. Je verwacht ook niet meer veel van die buitenwereld: wie heeft nu interesse voor mensen als jij? Blijf rustig een beurt op je plaats staan…
Vakje 34 A. De vakantie breekt aan, de gelegenheid om eens uit de sleur van elke dag te kruipen en nieuwe horizonten te verkennen. Op reis gaan, doen wat je graag wil doen,… Je hebt er lang naar uitgekeken en nu is het zover. Je geniet ervan met volle teugen. Je staat even los van allerlei verplichtingen en kan eens heerlijk tot jezelf komen, ontspannen en nieuwe krachten Je gaat fit naar vakje 37 opdoen.
B. De vakantie breekt aan, voor jou echter geen gelegenheid om eens uit de sleur van elke dag te kruipen en nieuwe horizonten te verkennen. De dagelijkse opeenhoping van zorgen en vermoeienissen gaat door, nog meer dan voorheen omdat de kinderen vaker thuis zijn. Het is heel druk thuis: jullie wonen klein en je kan de kinderen niet mee op kamp laten gaan met een of andere groep: ofwel zijn ze geen lid, ofwel kost het teveel. De kinderen vervelen zich en zetten het huis dan maar overhoop. Thuis heb je hen niet veel mogelijkheden te bieden, en buitenshuis zijn er niet veel plaatsen waar ze echt welkom zijn. Na de vakantie ben je nog meer moe dan ervoor… Blijf nog maar een beurt staan om wat uit te rusten…
Vakje 36 A. Een van de verenigingen waarvan je lid bent, gaat niet akkoord met het beleid dat de overheid voert. Jullie zijn met velen en jullie willen samen reageren. Jullie weten welke wegen je moet bewandelen om persbelangstelling te krijgen: jullie verzet komt in de krant en zelfs op TV. Jullie stem wordt gehoord en er worden maatregelen genomen. Weeral eens succes!
Bemoedigd door dit succes schuif je 2 plaatsen naar voor…
B. Jij en enkele vrienden die ook in armoedige omstandigheden leven, zijn niet akkoord met bepaalde maatregelen die de overheid neemt: ze laten mensen als jou weer eens in de kou staan. Jullie zijn boos, maar kennen niet de wegen om bij de overheid klacht in te dienen, een lezersbrief te schrijven,… Jullie kunnen je wel verenigen, maar hebben geen goede woordvoerder om in debat te gaan of de pers uit te nodigen. Bijgevolg wordt jullie stem weer
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 33
Ga maar terug naar vakje 29
niet gehoord.
Vakje 39 A. Ondertussen zijn je kinderen al ouder geworden en willen ze allemaal verder studeren. Je vindt het belangrijk dat ze kunnen doen wat ze graag willen doen, maar het kostenplaatje is niet laag. Tegelijkertijd wilden jullie nog wat verbouwingswerken doorvoeren. Daarom ga je naar de bank voor een lening. Omdat je voldoende garanties kan bieden voor de aflossing en de rente is er geen enkel probleem. Je krijgt de lening die je gevraagd hebt en je plannen kunnen doorgaan! Opgelucht vervolg je je weg naar vakje 41 B. Je kinderen zijn al wat ouder geworden en om hen meer kansen te geven in het onderwijs, wil je de oudsten een eigen kamer geven, zodat ze beter kunnen studeren. Dat vraagt wat verbouwen en aanbouwen. Geld daarvoor heb je niet, dus ga je naar de bank om een lening af te sluiten. Ze vragen onmiddellijk garanties voor de aflossing en de rente, zoals een vast inkomen. Dat heb je echter niet. Dit had men trouwens al met één blik opgemaakt uit je voorkomen. Je wordt, al dan niet vriendelijk, zonder lening wandelen gestuurd. Je bent diep teleurgesteld. Hoe moet je dat nu weer aan je kinderen gaan vertellen? Ze hoopten zo op hun eigen kamertje… Ga terug naar vakje 30
Vakje 43 A. Je gaat op pensioen. Je hoopt nog heel wat jaren van die rust te kunnen genieten en een rustige oude dag te slijten. Als je terugkijkt op je leven, kan je tevreden zijn: je hebt je kinderen heel wat kunnen bieden, waardoor ze nu ook een mooie plaats in de samenleving hebben gevonden. Ga op vakje 45 maar rustig genieten: je hebt het verdiend! B. Jouw actieve leven zit erop. Je gaat vervroegd met ziektepensioen. Je kan het allemaal niet meer aan. Je zal moeten proberen met een klusje hier en daar nog wat extra’s in het laatje te krijgen, want anders zal er van ‘rustig van je oude dag genieten’ niet veel in huis komen. Als je terug kijkt op je leven, kan je alleen maar vaststellen dat je kinderen opgroeien in dezelfde gesloten cirkel, met even weinig kansen om er ooit uit te geraken. Je kinderen zijn misschien nog kanslozer dan jij… Tenzij… tenzij je kinderen de groei zullen meemaken van een samenleving, waarin zij niet gelden als hopeloze randverschijnselen, maar worden erkend als horend tot de groep die recht heeft op erkenning, eerherstel en solidariteit. In dat geval kan dit spel worden opgeborgen in een kast met boze herinneringen…
Probeer voorlopig eerst maar eens vakje 45 te bereiken…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 34
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 35
Lopke 6de leerjaar 6.5 -5.5 Titel KINDEREN EN OUDERS VERTELLEN Werken rond uitspraken van kansarme kinderen en ouders Kern De kinderen kunnen verbanden leggen tussen de realiteit van kansarmoede en eigen ervaringen van uitsluiting De kinderen analyseren hoe hun eigen reacties en gedragingen kunnen bijdragen tot uitsluiting en kansarmoede van anderen. De kinderen formuleren alternatieve vormen van gedrag d.i. gedrag dat niet tot uitsluiting leidt. De kinderen drukken hun gevoelens uit die de de getuigenissen over kansarmoede teweeg brengen. Link met het Lopke heeft het thuis niet breed. Het is niet eenvoudig om daar mee verhaal van om te gaan, ook door hoe anderen op haar reageren. Mensen die in Lopke kansarmoede leven ervaren dikwijls weinig begripvolle reacties van hun omgeving. Benodigdheden Indien het gebruikt wordt in contractwerk: het werkblad met de instructie. Mogelijkheden In contractwerk: de getuigenissen geven aanleiding voor een gesprek in kleine groep Je kan de getuigenissen inleiden en de leerlingen, allen op hetzelfde moment, in groepjes laten werken. Nadien bespreek je hun bevindingen. Verloop De kinderen lezen de getuigenissen en geven aan hoe ze deze ervaren. Ze denken na over hoe zij soms reageren en hoe het anders kan. De kinderen kunnen er zelf gedichten bij maken. Bijlagen Bijlage 1: Getuigenissen6 Bijlage 2: Werkblad voor leerlingen. Bijlage 3: Voorbeelden
6
Getuigenissen uit: Welzijnszorg, Algemeen Verslag over de Armoede, Armoede en onderwijs, BMLIK, 1997
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 36
Bijlage 1: Getuigenissen KINDEREN EN OUDERS VERTELLEN Als je het thuis niet breed hebt, is het niet eenvoudig om daar mee om te gaan. Reacties van anderen bemoeilijken het nog dikwijls. Hieronder lees je enkele getuigenissen van kinderen en ouders die in kansarmoede leven.
1. "Mijn eerste schooldag. Wat valt daar nu over te vertellen? Dat de kinderen mij uitlachten met mijn boekentas? Dat er niemand naast mij wilde komen zitten? “In onze klas wordt niemand uitgesloten”, zei de meester. En wat deed hij dan vorige week?”
Later vroeg ik of ze met mijn verjaardag mocht komen, ze mocht niet omdat ik daar woon.”
2. "Op school krijgen de kinderen een etiket opgeplakt. Zo'n etiket is vernietigend voor hun toekomst. En dat terwijl zij er niets kunnen aan doen en hun toekomst nog voor hen ligt. Op school zitten mijn kinderen samen met kinderen uit welgestelde families. Mijn oudste zoon wordt uitgestoten. Men zegt dat hij uit de barakken komt. Eerst had hij 76%, nu nog maar 30%. Hij was bij de eerste vier. Hij gaat nu niet meer. En zelfs thuis is hij opstandig geworden. Ik heb er met de onderwijzeres in de klas over gesproken. Het gaat zo: ze spuwen op zijn schrift. Het wordt erg. Als hij thuiskomt, kan ik zo zien of zijn dag goed of slecht is geweest. Hij zegt: 'Ik kan het toch niet helpen dat mijn vader werkloos is en mijn moeder geen beroep heeft...' "
Patricia, 12 jaar
(Getuigenis Algemeen Verslag over de
(Getuigenis uit Dagboek van Robby, Welzijnszorg 1996)
3. “In het begin praatte iedereen tegen mij op school, maar toen ze wisten waar ik woonde, lieten ze me links liggen, en iemand zei: ik mag niet bij je komen spelen, omdat je daar woont.”
(Getuigenis uit achtergronddossier
Armoede)
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 37
4. “Toen ik op de lagere school was, telde ik nooit mee, ik werd altijd als de mindere beschouwd. Ik werd slecht behandeld en dikwijls uitgelachen. Ik was een luierik, een nietsnut in de ogen van de leerkrachten. Ik zat altijd alleen op een bank in de hoek van de klas. Het maakte mij agressief. Ik heb gevochten, ik heb grove woorden gebruikt om mij te verdedigen. Ik mislukte in mijn ondervragingen omdat ik ontmoedigd was. Ik wilde niets meer leren. Soms bleef ik van school weg en verstopte mij ergens. Toch wilde ik leren, maar de anderen begrepen mij niet. Ik werd onhandelbaar. Alleen thuis voelde ik mij goed. Die dingen vergeet je nooit meer. Ik denk er nog dikwijls aan terug. Soms vraag ik me af of ik wel normaal ben.” (Getuigenis uit armoede en onderwijs, BMLIK, 1997)
5. “We moesten van de meester documentatie meebrengen over dieren. Nu mogen we in groepjes een spreekbeurt voorbereiden. Ik vond alleen maar een paar prenten op zolder. Ik zag een paar kinderen met een veelbetekenende blik kijken. Zal er iemand met mij willen samenwerken? Ik kan beter zeggen dat ik liever alleen werk.”
6. “Of dan vroeg de leraar: “Wie heeft er leuke dingen in het buitenland meegemaakt?” Dan stak bijna iedereen zijn vinger op. Ik niet! Ik was daar wel kwaad over.” (Jos, 10 jaar)
(Getuigenis Campagne Welzijnszorg 2002)
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 38
8. "Aan het begin van het schooljaar zijn de kinderen nog vol goede moed, maar ze hebben de nodige schooluitrusting niet omdat wij niet het geld hebben om dat te kopen. Dat doet pijn. De kinderen schamen zich. Ze zijn bang voor straf, willen niet meer naar school of worden brutaal en angstig. Het meisje kreeg altijd maar straf, omdat ze haar klasgeld niet bij had, haar geld voor de schoolreis of voor de spaarkas, en dat kwam altijd op haar hoofd terecht." (Getuigenis Algemeen
7. "In onze klas is er een meisje, dat heel arm is.-Ze heeft niet altijd wat nodig is om de lessen te kunnen volgen. Zij heeft meestal niets te eten om 10 uur. Ze draagt kleren die niet meer in de mode zijn en soms zijn ze ook vuil en gescheurd. Wat het allerergst is: ze is bijna altijd alleen. Mijn vriendin en ik zijn met haar gaan praten tijdens de speeltijd en tijdens de lessen gaan we naast haar zitten. We lenen haar ons gerief en delen ons vieruurtje met haar. Maar dat is niet voldoende en we weten niet altijd wat we moeten doen. Wij vinden dat het onrechtvaardig is als je arm bent."
9. “Ik heb de kinderen ook al thuisgehouden omdat ik hun eten niet kon betalen. Ik steek dat niet weg. Ik zoek dan een uitweg naar de school toe. Ik zeg dat ze ziek zijn. Anders is het weer van “mama kan dat niet betalen”. Ik houd ze thuis omdat de kinderen daarvoor niet bekeken zouden worden.” (Getuigenis Armoede en onderwijs, BMLIK, 1997)
Verslag over de Armoede)
10. “We moeten zelfstandig leren werken, zegt de meester. Daarom werken we af en toe in groepjes. Vandaag moesten we allerlei maten nemen. Nog voor de meester de groepen samenstelde, hoorde ik sommigen al fluisteren: ‘Hopelijk zit Hendrik niet bij ons want die rekent dikwijls verkeerd!’ ”
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 39
Bijlage 2: Werkblad bij de getuigenissen
Kies twee getuigenissen uit die jou het meest raken en vertel waarom je deze koos. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Draag jij er soms toe bij - door hoe je reageert – dat andere kinderen zich slecht voelen? Hoe? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hoe kan het anders?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 40
Heb jij jezelf ook al eens slecht gevoeld door de reactie van iemand anders? Kan je er iets meer rond vertellen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Maak een gedicht bij de getuigenissen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 41
Bijlage 3: Voorbeelden Lopke in Aarschot (2006-2007) Hard
Pijn
Wij zijn rijk,
Weer een klap in mijn gezicht,
jij bent dat niet
duisternis in plaats van licht
Waarom zouden we dan met je spelen?
Waarom moet het nu zo lopen?
Je hebt geen dure kleren,
k’ durf bijna niet meer te hopen
jouw huis is afgeleefd
Ik moet knokken om niet te vallen,
Bij ons is dat wel anders
vechten om te blijven staan
Wij kunnen elk jaar
Denken aan de kleine dingen
wel vijf keer op vakantie
waarvoor ik door moet blijven gaan
En jij? Nooit zeker? Dat wist ik wel.
Zeg niet Zeg niet:
Minder dan jou
die is lelijk,
Minder dan jou is anders zijn
Uitsluiten
Minder dan jou is niet fijn
Uitsluiten
Minder dan jou, er is geen vriend
Is uitlachen
Minder dan jou,
Is tranen veroorzaken
minder dan niks
Is niet bij de groep horen
die lijkt dom die is zwart en die is krom
Hoe zou het zijn als je binnenin kon kijken,
Minder dan jou
Je kan ook
Ik voel me zo klein
Tranen uitsluiten
Soms zou ik graag jou willen zijn
Weet je?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
de dingen gaan dan vast heel anders lijken
Activiteitenfiches p. 42
Lopke 6de leerjaar 6.6-5.6 Titel BEN IK IN DE MODE? Over merken in de klas! Doelen De kinderen reflecteren over hoe “hebben” en de materiële welstand een invloed hebben op “zijn” en je identiteit. De kinderen verbinden hun eigen ervaringen met merkproducten met de ervaringen van andere kinderen, voornamelijk met die van kansarmen. De kinderen reconstrueren de ervaring van uitsluiting van kansarmen omwille van merkproducten. De kinderen voeren een klasgesprek waar ze luisteren naar elkaar, zich duidelijk uitdrukken, helpen elkaar bij de formulering van ideeën,… De leerlingen reageren op een getuigenis van een moeder die in kansarmoede leeft en vertelt dat haar kinderen worden uitgesloten omdat ze geen schoolgerei van een bepaald merk hebben of geen merkkledij dragen. Link met het Lopke koopt haar kleding in de kringloopwinkel. Dit is geen merkkledij. verhaal van Gelukkig reageert haar vriendin, Annelies hier supertof op. Lopke Benodigdheden Werkblad met de instructie. Voor de creatieve verwerking: reclamefolders, flappen, lijmstiften,… Mogelijkheden In contractwerk: de getuigenis geeft aanleiding voor een gesprek in kleine groep en leidt tot het noteren van een aantal voorstellen om er in de klas aan te werken dat kinderen zich goed kunnen voelen, of ze nu schoolgerei en kledij van een bepaald merk hebben of niet. Je kan de getuigenis inleiden en nadien de leerlingen in groepjes laten werken. Dan bespreek je hun voorstellen. De voorstellen van de verschillende groepjes kunnen op een bepaalde manier neergeschreven /uitgetekend / versierd worden zodat het een echte klasafspraak wordt. Je kan er ook voor opteren om een klassikaal kringgesprek te hebben over dit onderwerp. Verloop Intro: Motivatie via het lezen van de getuigenis De kinderen lezen de getuigenis7. Gesprek over merken o De kinderen geven aan wat maakt dat ze schoolgerei of kledij van een bepaald merk belangrijk vinden. o Ze geven aan hoe zij reageren op het al dan niet hebben van schoolgerei of kledij van een bepaald merk. o Ze kunnen in groep filosoferen over de vraag of je minder bent als je geen schoolgerei of kledij hebt van een bepaald merk. o Ze komen tot een aantal voorstellen om er in de klas aan te 7
Getuigenissen: http://sos.welzijn.net
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 43
werken dat kinderen zich goed kunnen voelen, of ze nu schoolgerei en kledij van een merk hebben of niet. Kern: Creatieve verwerking8 Mogelijke creatieve verwerking: o Groepswerk: collage o Onderwerp: schoolgerei / kleding sommige groepen werken rond schoolgerei, andere rond kleding o Collage 1: schoolgerei (kledij) dat (die) ze mooi vinden verzamelen op een flap en er een leuke collage mee maken. Er zijn geen beperkingen qua budget. Ze moeten er wel de prijs bij vermelden. o Collage 2: schoolgerei (kledij) dat (die) ze zich kunnen aanschaffen met een beperkt budget (vooraf opgeven): de leerlingen proberen met een beperkt budget toch een tof geheel samen te stellen. Ze kunnen hierbij hun creativiteit gebruiken: bvb. gewoon effen kaftpapier dat ze zelf ‘opfrissen’ met leuke knipsels Tip voor de leerkracht Als deze fiche in het 5de lj. gebruikt wordt, kan je met de lkr. van het 6de lj. de afspraak maken om de boeken het volgende schooljaar op een andere manier te kaften: geen duur kaftpapier, maar gewoon effen bruin of blauw kaft- of inpakpapier waarmee de leerlingen zelf creatief aan de slag kunnen. Op deze manier worden de verschillen tussen de leerlingen op dat vlak weggenomen en leren leerlingen creatief werk waarderen.
Bijlage
8
Bijlage: Werkblad over merken in de klas.
idee creatieve verwerking: leerkrachten 3de graad basisscholen Dilsen-Stokkem
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 44
Bijlage: Merken in de klas Hieronder lees je een getuigenis van Marleen, een moeder die in armoede leeft. Zij vertelt hoe haar kinderen worden gepest omdat zij geen schoolgerei en kledij van een welbepaald merk hebben. Bekijk hoe jullie er in de klas aan kunnen werken dat niemand daarvoor wordt gepest of uitgesloten. Marleen9 vertelt:
“Heb je niet genoeg geld om kaftpapier te kopen?”, vroeg een onwetende leerkracht aan mijn dochter. Ze kwam ontgoocheld naar huis. We hadden zo ons best gedaan om met restjes papier te doen wat gevraagd was…
Mijn dochter kreeg van haar meter een Kipling-boekentas cadeau. Maar ik durf er mijn dochter niet mee naar school sturen want ik weet dat ze daar zullen zeggen: “Daar heeft ze wel geld voor en haar schoolrekeningen betaalt ze niet.” Mijn kinderen worden gepest omdat zij niet in de nieuwste kledij rondlopen. Ik vind het niet erg om tweedehands kledij te dragen maar voor mijn kinderen vind ik dat wel erg. Zij worden sinds wij in armoede leven niet meer gevraagd op verjaardagsfeestjes. Dat was vroeger anders.
Bespreek in jullie groepje volgende vragen: Wat maakt dat kinderen graag schoolgerei of kledij van een bepaald merk hebben? Hoe reageren jullie als kinderen geen schoolgerei of kledij van een bepaald merk hebben? Hoe voelt dat voor hen, denk je? Ben je minder als je geen merkproducten hebt of koopt? Waarom wel of niet? Schrijf op de achterkant een aantal voorstellen op over hoe jullie er in jullie klas aan willen werken dat elk kind er zich goed voelt, welk schoolgerei het ook heeft, welke kledij het ook draagt...
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 45
Lopke 6de leerjaar 6.7 Titel WAT JE MET EEN LAAG LOON (NIET) KAN DOEN? Doelen De kinderen bekijken welke kosten een gezin op een jaar heeft en hoeveel loon je daarvoor nodig hebt, op maandbasis en jaarbasis. De kinderen kunnen argumenteren hoe ze aan het resultaat van de berekening komen. Beseffen dat een gezin in armoede zich heel wat zaken die wij vanzelfsprekend vinden, niet kan aanschaffen Link met het In het gezin van Lopke zijn er weinig middelen. Maar hoeveel geld verhaal van heeft een gezin per jaar nodig om alle kosten te betalen? En wat blijft Lopke er dan nog over om echt te ‘leven’? Benodigdheden Computer met internetverbinding Werkblad - stappenplan Reclamefolders met voedingsproducten. Mogelijkheden Klas opsplitsen in verschillende groepen van een 4-tal leerlingen Je kan elke groep alles laten uitwerken, maar je kan de opdrachten ook verdelen, zodat elke groep iets uitwerkt en alle gegevens worden samengevoegd om het geheel te overzien. Het bekijken van de presentatie op de computer kan verwerkt worden in een contractwerk. De taak kan dan individueel of per twee uitgevoerd worden. Eindtermen/ In deze activiteit zit heel wat wiskunde verwerkt. Dat is juist de Streefdoelen bedoeling en de kracht van projectwerk: geen opsplitsing in vakken, maar de werkelijkheid vanuit verschillende invalshoeken bekijken. In principe mogen de berekeningen geen problemen opleveren voor leerlingen van een 6de leerjaar. Je kan het rekenwerk wel verdelen (of laten verdelen door de leerlingen zelf). Verloop Intro: Situatieschets De situatie waarin Lopke leeft is niet eenvoudig: o ze hebben het thuis niet zo breed. En dat heeft heel wat gevolgen op het alledaagse leven. o Laat de leerlingen voorbeelden geven uit de verhalen. Kern Brainstorm klassikaal of in kleine groep o Waaraan wordt er bij de kinderen thuis geld uitgegeven? o Onder welke rubrieken valt het? Klasgesprek o Schat hoeveel geld het per week kost. o De kinderen rekenen uit hoeveel dit is op jaarbasis. o Welke onkosten zijn daarvan overbodig? o Hebben we alles berekend wat we nodig hebben? o Hoeveel geld heeft een gezin dan nodig per jaar? o Heeft elk gezin dit geld? o Wanneer spreken we van armoede?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 46
Tip voor de leerkracht Vooraf denken de kinderen na over waaraan bij hen thuis geld wordt uitgegeven. De kinderen noemen rubrieken op en schatten hoeveel geld dit per week kost. Daarna rekenen ze dit om naar een bedrag op jaarbasis.
Vervolgens bekijken ze de presentatie op www.armoede.be ‘ o Wat je met een laag loon (niet) kan doen. o Ze bedenken voor de verschillende uitgavenposten die op de website vernoemd worden waar zij zelf binnen hun gezin geld aan uitgeven.
Bron Bijlage
Afsluiting Afrondend gesprek over wat leerlingen het meest zouden missen. Ze denken eerst na voor welke uitgaven er geen geld meer over is. Denk hierbij bvb. aan hobby’s. Dan staan ze even stil bij wat dat voor hen zou betekenen als er geen geld meer over zou zijn om dat te betalen. Wat zouden ze het sterkst missen? www.armoede.be Bijlage: Werkblad over wat je met een laag loon (niet) kan doen
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 47
Bijlage: Wat je met een laag loon (niet) kan doen In het gezin van Lopke zijn er weinig middelen. Maar hoeveel geld heeft een gezin per jaar nodig? Op de website ‘www.armoede.be’ hebben ze dit berekend. Maar vooraf moet je zelf eens nadenken waaraan jij zelf allemaal geld uitgeeft.
1. Aan welke zaken geef jij en je familie geld uit? Overloop eens de voorbije maanden en denk aan verschillende zaken: ook de huur van een woning, cadeautjes, uitstappen, vakantie. Schrijf ze hier op:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
2. Probeer eens een idee te krijgen van hoeveel geld er bij jou thuis per week wordt uitgegeven aan eten. Schrijf hieronder je berekening. Als je in groep werkt, overleg dan met elkaar. → Tip: Schrijf de verschillende producten die jullie eten op en schrijf erbij welke prijs die ongeveer hebben. Je kan reclamefolders inkijken om prijzen te kennen. Misschien heb je wel kastickets. Op één week tijd denk ik dat wij in ons gezin € …………………………. uitgeven aan eten. Dat heb ik zo berekend: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Wij zijn thuis met …………………personen. Hoeveel geld heeft een gezin volgens jou per maand nodig? …………………………………………………..
3. De Europese Unie zegt dat een Belgisch gezin van vier personen (twee ouders met twee kinderen) met een jaarlijks inkomen van 17.243 euro arm is.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 48
Kan jij berekenen hoeveel inkomsten dit gezin dan per maand heeft? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Om je een idee te geven wat dit gezin met dit bedrag wel en niet kan aankopen, kan je eens kijken op www.armoede.be . Daar vind je een presentatie:
1. Surf naar www.armoede.be 2. Klik links op ‘thema’s’. Je komt terecht bij het thema ‘inkomen’. 3. Klik onderaan op ‘Beeld je in wat je met een laag loon (niet) kan doen’ en bekijk de presentatie. 4. Als de presentatie gedaan is en ze ging te snel, kan je ze nog eens opnieuw bekijken. Druk op de knop ‘Toon opnieuw’. 5. Beantwoord nu volgende vragen: Er werden 6 rubrieken genoemd in de presentatie. Geef voor elk van deze rubrieken een aantal voorbeelden van waar jouw gezin geld aan besteedt. Bijvoorbeeld bij “wonen” schrijf je: “Elke maand betalen we huishuur”. Of: “Het huis waar wij in wonen is van ons. Mijn ouders hebben het gekocht. Elke maand betalen we een gedeelte van de lening af aan de bank. Schrijf hier nu je eigen voorbeelden:
Wonen: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Elektriciteit, gas en water: (Bijvoorbeeld: we hebben een wasmachine)
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 49
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Eten:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Gezondheid:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Kleding:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Vervoer en communicatie: (Bijvoorbeeld: ik ga met de bus naar school, mijn moeder neemt de trein naar het werk, mijn broer heeft een gsm)
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
Andere:
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 50
6. De bedragen die voor de verschillende onderdelen genoemd worden op de website staan hieronder in de eerste kolom. Bereken daarnaast hoeveel dit dan gemiddeld per maand is.
Wonen Elektriciteit, gas en water Eten Gezondheid Kleding Vervoer en communicatie TOTAAL
Per jaar 5.901,70 euro 1.501,74 euro
Per maand
3.370,71 euro 1.287,86 euro 1.380,19 euro 4.608,14 euro ……………………….
………………………..
7. Vergelijk het bedrag dat jij zelf voor eten had gevonden voor je eigen familie met het bedrag dat hierboven voor eten voorzien wordt. Wat stel je vast? (Opgepast: het bedrag dat op de website vernoemd wordt, is voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen!)
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
8. Is er nog geld over voor de ‘andere’ zaken die jullie nog gevonden hadden? Denk bijvoorbeeld aan uitstapjes, hobby’s,… Wat denk je daarvan? Wat zou je het meest missen?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 51
Lopke 6de leerjaar 6.8 Titel ANDERS IS NIET MINDER! Gelijk en toch anders Doelen De kinderen kunnen de informatie over “anders-zijn” die uit het gesprek voortkomt beoordelen. De kinderen kunnen kritisch zijn t.o.v. het verschillend zijn van de anderen en formuleren hier hun eigen mening over. Link met het Lopke heeft het vaak niet gemakkelijk. Lopke denkt dat ze nergens verhaal van goed in is en vindt het leven maar een soep. Ze denkt dan aan alles wat Lopke niet gemakkelijk gaat. Maar oma Wiske lacht: ‘ Maar er zitten ook altijd lekkere balletjes in die soep. Als je het niet meer ziet zitten, moet je die gaan tellen!’. Als Lopke begint te tellen, vindt ze nog heel wat zaken waar ze wel blij om kan zijn… Benodigdheden Kaartjes in twee verschillende kleuren, minimum 10 van elke kleur per kind Mogelijkheden Gelijkenissen en verschillen zoeken tussen en met elkaar en deze op kaartjes noteren Kringgesprek waarin de leerlingen zoeken naar gelijkenissen met en verschillen tussen elkaar Filosoferen over anders-zijn Nadenken over de balletjes in je eigen soep en die creatief vorm geven Verloop Activiteit 1 Mogelijkheid 1: Kaartjesspel De leerlingen krijgen elk een 10-tal kaartjes in twee verschillende kleuren. o Ze schrijven op elk kaartje hun naam. o Ze stappen ermee naar andere leerlingen en zoeken een verschil en/of een gelijkenis. o Ze proberen met zoveel mogelijk kinderen een verschil en een gelijkenis te vinden. o Ze mogen maximum twee keren hetzelfde gebruiken: Bijvoorbeeld gelijkenis: we zijn allebei meisjes; Bijvoorbeeld verschil: andere kleur ogen. Op die manier worden de kinderen gemotiveerd om ruimer te gaan kijken en denken. o Ze schrijven het verschil of de gelijkenis op de achterzijde van hun kaartje en wisselen het met hun partner. Na een 10-tal minuten vindt er een plenum plaats o De leerlingen leggen hun kaartjes open en er besproken welke verschillen en gelijkenissen er zoal gevonden zijn. o Er wordt ook besproken of het moeilijk of makkelijk was om verschillen en gelijkenissen te ontdekken. Was het ene makkelijker dan het andere?
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 52
Mogelijkheid 2: Binnen- en buitenkring Elk kind heeft 3 kaartjes in handen in 2 verschillende kleuren. o In een eerste duogesprekje zoeken de leerlingen 3 gelijkenissen met elkaar. o Ze schrijven ze op hun kaartjes. o Na enkele minuten wordt er doorgeschoven, zodat er nieuwe duo’s ontstaan. o Nu zoeken ze 3 verschillen met elkaar. o Ook deze schrijven ze op. o Als er opnieuw wordt doorgeschoven vergelijken ze de gelijkenissen met hun nieuwe partner: Zijn de gelijkenissen van daarjuist nog gelijkenissen? Of zijn ze nu verschillen geworden? De leerlingen hebben elk 3 kaartjes en vergelijken dus max. 6 gelijkenissen met elkaar (sommigen kunnen immers dubbel genoteerd staan). o Als ze nog eens doorschuiven vergelijken ze de verschillen met elkaar. Zijn het nog verschillen of zijn het nu gelijkenissen geworden? Plenum: hoe vond je deze activiteit om doen? o Wat was gemakkelijk? Wat vond je moeilijk? Wat is je opgevallen? Bleven gelijkenissen, gelijkenissen of veranderden ze? Hoe was het met de verschillen? Wat zijn zoal gelijkenissen? En wat zijn zoal verschillen? o Wat vind je van het feit dat we, ondanks het feit dat er heel wat gelijkenissen zijn, we toch heel sterk van elkaar verschillen? Activiteit 2: Filosoferen Hoe zou de wereld eruitzien als iedereen hetzelfde zou zijn? Wat verkies je? Iedereen hetzelfde, of iedereen anders? Waarom? Anders ≠ minder Activiteit 3: Het leven is een soep… Situatieschets Iedereen heeft het wel eens moeilijk en dan vinden we het leven wel eens een soep. Oma Wiske geeft Lopke echter de goede raad van altijd het positieve te blijven zien: er zijn altijd lekkere balletjes in die soep! Vraagstelling o Wat vind jij wel eens moeilijk? Wanneer is het leven voor jou een soep? o Denk eens na over de balletjes in jouw soep… Wat zijn de dingen die wel goed gaan, de zaken waar je wel blij om kan zijn, de zaken die wel mogen gezien worden,…
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 53
Afsluiting Probeer jouw soep met balletjes creatief voor te stellen. Je mag er alle richtingen mee uit. Het moet ook geen soep blijven . Het kan even goed een eentonig landschap worden met knoppen die kunnen openbloeien. Je mag het visueel doen, maar het kan ook met woorden of met muziek. Presentatie van het gemaakte werk + positief bekrachtigen
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 54
Lopke 6de leerjaar 6.9 Titel LOPKES GEVOELENS Doel De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit . Link met het In het verhaal ‘Het leven is een soep’ wordt Lopke met heel wat verhaal van verschillende gevoelens geconfronteerd: vriend Tom die vertelt dat hij Lopke naar Bulgarije gaat verhuizen, ruzie thuis, de gesprekken met oma Wiske en oma Lobelia, de verhuis,… Benodigdheden Gevoelskaartjes. Je kan deze aan elkaar bevestigen met een splitpen, zodat je een gevoelswaaier bekomt. Eventueel ‘Een Huis vol gevoelens en axen’ (speelleerset uitgegeven door het CEGO) Splitpennen Mogelijkheden Je kan deze gevoelens bespreken in een kringmoment Je kan de kinderen de gevoelens in kleine groepjes laten bespreken Verloop Intro: Situatieschets We hebben al verschillende keren gezegd dat Lopke het niet gemakkelijk heeft omdat ze thuis in armoede leeft. Heel de gezinssituatie lijdt daaronder. Er komen ook nogal eens ruzies uit voort. Vandaag gaan we eens stilstaan bij de gevoelens waar Lopke mee geconfronteerd wordt. Kern Activiteit 1: De beschrijving van de gevoelens van Lopke Verdeel de klas in groepjes Verdeel de tekst over de groepjes: Elk groepje neemt een deel van het verhaal voor zijn rekening De leerlingen lezen hun deel van het verhaal eerst in stilte en onderlijnen woorden en zinnen die iets zeggen over hoe Lopke zich voelt. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 4: ‘Lopke kijkt vanonder haar wimpers van de een naar de ander. Ze heeft geen honger meer.’ (Uiteraard heb je de context nodig om het gevoel juist in te schatten, aan te voelen). Tip voor de leerkracht Je kan er nog een dimensie aan toevoegen10 door in kleur te laten onderstrepen: hoe voelt dat gevoel aan? Is het donker of licht? Vrolijk of droevig,…? En welke kleur past daar dan bij volgens jou? Zo help je kinderen om het gevoel ‘te pakken’ en aan te voelen hoe dat voelt. Een heel belangrijke stap naar het ontwikkelen van sociale competentie toe.
In een volgende stap worden de leerlingen uitgenodigd om de
10
Depondt, L. ( 2000). Zwarte dingen op papier tot leven laten komen. Werkvormen voor literatuurateliers. Themanummer Atelierwerk. Ego/Echo, 4 (4), 12-15.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 55
gevoelens een naam te geven, er het gevoel op te plakken. o Bied hen de bijgevoegde kaartjes met gevoelens aan (Zie bijlage 1), of een gevoelswaaier als je die ter beschikking hebt. o Laat hen een keuze maken (gevoelens leren herkennen en benoemen). o Als ieder zijn keuze gemaakt heeft, mogen ze overleggen in groep. Misschien is voor dezelfde situatie wel een ander gevoel gekozen. o Laat elk kind iets meer vertellen over het gevoel dat hij gekozen heeft. Ze moeten zich niet verantwoorden (geen waarom-vraag), maar wel goed naar elkaar luisteren en nagaan of ze de juiste invulling aan het gevoel gegeven hebben. o Elk groepje bespreekt het eigen hoofdstuk (of hoofdstukken) en komt zo tot een mini-gevoelswaaier: een waaier die bij hun stuk van het verhaal past. o Je kan de groepjes hun waaier laten bundelen met een splitpen. De waaiers worden uitgewisseld en de leerlingen gaan nu in het gedeelte waarop hun nieuwe waaier gebaseerd is, zoeken naar voorbeelden die bij de aangehaalde gevoelens passen. Vinden ze die gevoelens terug in het verhaal? Indien niet, kunnen er vragen over gesteld worden, indien ze gevoelens sterk missen, kan dit in een plenum ook aan bod komen. Ga na of alle gevoelens duidelijk zijn voor de kinderen. In het huis vol gevoelens en axen vind je werkvormen om de gevoelens te introduceren. Je kan ook elk groepje één van hun gevoelens laten kiezen en dat laten uitbeelden voor de anderen: in een rollenspel, als levend standbeeld,… Welke groep kan het gevoel raden? Bespreken hoe het verliep: makkelijk of moeilijk? Hoe wist je dat het dat bepaalde gevoel was?
(= aandacht hebben voor het non-verbale in communicatie) Afsluiting: Verwerking Laat de kinderen nadenken over situaties waarin zij gelijkaardige gevoelens hadden als Lopke. Dit om kinderen te helpen vulling geven aan de gevoelens en ze ook bij zichzelf te leren herkennen. Laat hen er één gevoel uitkiezen waarbij ze een eigen situatieplaatje maken: o Aan één zijde tekenen ze de kern van de situatie, o Aan de andere kant schrijven ze kort ‘het verhaal’ (de context waarin ze dat gevoel hadden) neer.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 56
Tip voor de leerkracht Je kan de leerlingen voorbeelden laten zien uit ‘het huis vol gevoelens en axen – uitleenmogelijkheden eventueel op de provincie).
Bijlagen
Deze situatieplaatjes worden in een doos verzameld. o Af en toe – op een dood moment – kan je een kind een kaartje uit de doos laten nemen. o De tekening wordt getoond en het bijhorende verhaal voorgelezen. o De andere leerlingen proberen het gevoel waarover het gaat te herkennen en te benoemen. Bijlage 1: Basisgevoelens Lopke Bijlage 2: Uitgebreide lijst gevoelskaartjes
Info: De gevoelens uit ‘Een Huis vol gevoelens en axen’ (speelleerset uitgegeven door het CEGO) waar kinderen uit kunnen kiezen: Blij Trots Veilig Eenzaam Jaloers Gelukkig Ongelukkig Schuldig Machteloos Bang Onrustig Dankbaar Verlegen Ontgoocheld Verdrietig Beschaamd Woedend Ontroerd Verliefd In paniek Beledigd
Vul deze lijst zo nodig nog aan. Deze lijst is niet allesomvattend!
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 57
Bijlage: Gevoelskaartjes
Gewoon Blij Bang Verdrietig Boos ©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 58
Bijlage 2: Uitgebreide lijst gevoelens
Blij Eenzaam Ongelukkig Bang Verlegen Beschaamd
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 59
Trots Jaloers Schuldig Onrustig Ontgoocheld Woedend
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 60
Veilig Gelukkig Machteloos Dankbaar Verdrietig Ontroerd
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 61
Verliefd In paniek Beledigd
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 62
Lopke 6de leerjaar 6.10 Titel ZIE WAT LOPKE KAN Kinderen en hun talenten Doelen De kinderen verwoorden wat telt of wat zou moeten tellen in hun leven en de maatschappij als talent. De kinderen benoemen en waarderen de talenten van zichzelf en van hun medeleerlingen. Link met het Lopke denkt dat ze nergens goed in is. Op school zijn de anderen verhaal van altijd beter. Maar oma vertelt dat het niet alleen over school gaat. Er Lopke zijn ook andere dingen in het leven waar je iets aan hebt. Oma weet iets waar Lopke héél goed in is… Nu is Lopke nieuwsgierig… Mogelijkheden Filosoferen met kinderen Verwerking kan individueel of in groep gebeuren Je kan ook werken met een leerling van de week. Dit loopt dan over een langere periode. Verloop: Intro:Situatieschets In het verhaal ‘Het leven is een soep’, vertelt Lopke aan oma Lobelia dat ze eigenlijk niets goed kan. Net zoals Lopke denkt dat ze niets goed kan, zijn er in alle klassen kinderen die denken dat ze niets goed kunnen. Zo is er ook Jan… Lees het volgende fragment voor uit ‘Jan en het gras’ van Harrie Geelen. “Alle mensen konden iets, maar Jan kon niets. Behalve tekenen. Maar tekenen telt niet. Zijn vader kon bier drinken zonder dronken te worden. En zijn moeder kon een dik boek in één dag uitlezen. En zijn zus had al een echte viool. Jan groef een gat in de tuin en zei in de grond: “Ik kan helemaal niets.” Hij deed de kuil dicht, ging naar binnen en moest naar bed.’ Kern Activiteit 1: Filosoferen11 Filosofeer met de kinderen met de volgende vragen als leidraad: o Wanneer kan je iets? Als je bewezen heb dat je het kan? Of als je denkt dat je iets kan? o Wanneer kan je niets? Als iedereen zegt dat je niets kan? Of als alles wat je doet, mislukt? o Zijn er talenten die niet meetellen? o Is het ene talent waardevoller dan het andere? Wie bepaalt dat? o Kan je iets bedenken wat je nooit zou kunnen? o Bestaan er mensen die niets kunnen? 11
Antheunis, I., Buys, H., Colson, V., Derèse, M., Hoes,F. & De Paepe., S. (2009). Achter de spiegel. Lestips. Werken met boeken in de klas. Jeugdboekenweek.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 63
Achtergrondinformatie rond filosoferen met kinderen: Filosoferen met kinderen is een gespreksmethode waarbij je in groep een onderwerp, vraag, kwestie, woord of begrip onderzoekt. Je behandelt de filosofische vragen vooral op een abstract niveau. Het concrete en het persoonlijke laat je zoveel mogelijk los. Bij filosoferen met kinderen doe je vooral een beroep op de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen, de kritische zin, het luisteren naar elkaar, het bereid zijn om dingen in vraag te stellen om daarna als groep tot een besluit, een overeenkomst te komen. Anders dan in een kringgesprek waarin samen over eenzelfde onderwerp gepraat wordt, is het filosofische gesprek er één van verwondering en onderzoek. Op een filosofische vraag is er vaak geen eenduidig antwoord te vinden. Grote kans dat het antwoord in jouw klas anders is dan dat in de klas van je collega. Als leerkracht ben je vooral een moderator: je brengt je eigen mening of kennis zo min mogelijk aan in het gesprek. Laat je leiden door wat de kinderen aangeven en ga er spontaan op in. Stel de kinderen gerust: er zijn geen foute antwoorden mogelijk. Flink doorvragen is de boodschap! (Zie ook fiche filosoferen als bijlage bij fiche 3.10) Activiteit 2: Individuele verwerking Bedenk eens waar jij goed in bent. Toon het op jouw manier! Maak jouw eigen talentendoos: Doe dat op je eigen manier. Het maakt niet uit hoe ze eruit ziet, het maakt niet uit wat erin ligt, als het maar iets vertelt over jouw talent. Tip: Daag je leerlingen uit om het op hun manier te doen, volgens hun talenten! Een kind dat goed kan schrijven kan het noteren, een leerling die goed kan tekenen, kan er een kunstwerkje insteken, een handige leerling kan er een speciale doos van maken, iemand die knap is rond de natuur, kan de doos een natuurvulling geven. Iemand die goed kan zingen, kan je een lied laten maken of een liedje laten zingen dat je opneemt op cassette. Iemand die goed kan toneelspelen kan er een foto insteken van een toneeltje. Help kinderen hierbij, zodat er niemand uit de boot valt! Verplicht de leerlingen zeker niet om allemaal een tekening te maken. Als dat jouw talent niet is, kan dat heel frustrerend zijn…
Activiteit 3: Groepswerk Opdracht werkblad ‘Ik ben buitengewoon’ uit ‘Werkboek Contactsleutels’ van De Sleutel – Zie bijlage De kinderen beantwoorden de vragen op het werkblad in groep. Activiteit 4: Leerling van de week Je duidt elke week een leerling aan die een hoekje van de klas naar
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 64
eigen smaak mag inrichten om iets meer over zichzelf te vertellen. Kinderen kunnen hier foto’s ophangen, iets meebrengen over hun hobby’s of bijzondere interesses,… In de loop van de week krijgt de leerling in kwestie de tijd om iets over zijn hoekje te vertellen; de andere leerlingen mogen ook vragen stellen. Op het einde van de week maakt elke leerling een pluim voor de leerling van de week, waarop ze iets positiefs schrijven over dit kind. Tip voor de leerkracht Zorg ervoor dat leerlingen ruim kijken en niet enkel op schools vlak denken. Je kan zelf het voorbeeld geven! Een leuke activiteit voor een 6de lj. is ook dat er een passende totemnaam wordt gegeven en de pluimen ook op die manier worden verwerkt. Aandachtspunt: een totemnaam geeft op een korte, krachtige manier de sterke eigenschappen van de persoon in kwestie weer.
Bijlage
12
Afsluiting De pluimen hangen op de ‘Wall of fame’ Bijlage: Werkblad uit werkboek Contactsleutels’12 –
Werkboek Contactsleutels. De sleutel. De Sleutel. p. 13
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 65
Bijlage 1: Groepswerk
Ik ben buitengewoon
de schrijver
mijzelf
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
……….
Activiteitenfiches p. 66
Lopke 6de leerjaar Titel Doelen
Link met het verhaal van Lopke Benodigdheden Mogelijkheden
6. 11-5.11 ZIE WAT IK HIER ALLEMAAL VIND De kringwinkel, de vintage! De kinderen onderzoeken het thema”kringwinkel” inhoudelijk door kleine onderzoeksgemeenschappen te vormen. De kinderen verbinden hun eigen ervaring aan de systemen van de georganiseerde recyclage. De kinderen ontdekken alternatieven voor het consumptiegedrag van onze maatschappij. De kinderen bekijken het werk van de kringwinkels en soortgelijke initiatieven vanuit verschillende perspectieven (werkgever, werknemer, klant, …) Lopke koopt kledij in de kringwinkel. Ook als mama, Lopke en Kevin verhuizen naar een appartement kopen ze wat meubilair én een computer in de kringwinkel. Computer met internetaansluiting Oude kledij die mag verwerkt, herwerkt, herbruikt,… worden Opzoeken van informatie via websites: kan in groepswerk, kan tijdens contractwerk,… (ook afhankelijk van de mogelijkheden van de school) Info doorgeven via de coöperatieve werkvorm ‘hetzelfde nummer groepen presentatie’ of via ‘Zoek de valse’. Bezoek aan een kringwinkel ‘Achter de schermen’ Aansluitend op de tekst rond tweedehandskledij kan je kinderen vragen een oud kledingstuk mee te brengen om dit nieuw leven in te blazen. Creatieve verwerking met oude kledingstukken
Verloop Tip voor de leerkracht Best kan je even checken bij de leerkrachten van de tweede graad wat zij rond de kringwinkel gedaan hebben. Anders kan de fiche van de tweede graad ook nog inspiratie geven.
Intro: Info over de kringwinkel Je kan de klas de opdracht geven de kringwinkel uit de buurt (of kringwinkel in het algemeen) voor te stellen. De klas wordt in groepjes verdeeld en elke groep krijgt een deel van de opdracht. Mogelijkheden: o Hoe zit de organisatie in elkaar / waar vind je overal kringwinkels? o Wat is de missie van een kringwinkel? o Hoe komt men aan de winkelwaar? Hoe worden goederen ingezameld? o Wat gebeurt er met de ingezamelde goederen? Welke
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 67
o
stappen worden er gezet tot aan de verkoop? Wat kan je allemaal kopen in een kringwinkel?
De nodige informatie kan gevonden worden op de volgende website: www.kringwinkel.net; www.kringwinkel.com; www.dekringwinkel.be Op sommige sites kan je info over de kringwinkel in een bepaalde regio opvragen. Sommige kringwinkels hebben een eigen site. Kern Activiteit 1: Opzoekwerk en groepswerk Mogelijkheid 1: Het maken van een samenvattende flap Elke groep verwerkt de info rond zijn vraag en stelt deze voor op een flap. Tip voor de leerkracht Heb je niet voor elke groep een computer ter beschikking, dan kan je deze opdracht in contractwerk steken. Na enkele contractsessies moet elke groep zijn presentatie klaar hebben. Tip voor de leerkracht Belangrijk is dat de groep er voor moet zorgen dat elk lid van het team de flap kan uitleggen en bespreken. Hier is de groep zelf verantwoordelijk voor….
Het doorgeven van de informatie gebeurt via een ‘hetzelfde nummer groepen presentatie’13: o De groepen (teams) hangen hun resultaten (=flap) op o Elk lid van de groep krijgt een nummer van 1 tot 4 (of 5) o Er worden ‘hetzelfde nummer ‘groepen gevormd: alle nummers 1 vormen een groep, alle nummers 2 vormen een andere groep,… (zo krijg je in elke groep iemand van de verschillende (oorspronkelijke) groepen: alle expertise is in elke groep aanwezig) o Elke groep gaat bij het werk van een ander team staan o De vertegenwoordiger van het team in de groep licht de flap toe en beantwoordt de vragen o De ‘hetzelfde nummer groepen’ draaien door, totdat ze alles gezien hebben en elke teamvertegenwoordiger gehoord hebben. Mogelijkheid 2: Zoek de valse vragen14 Een tweede mogelijkheid bestaat erin dat je geen samenvattende flappen laat maken, maar dat je de groepjes uitdaagt om 3 ‘zoek de valse-vragen’ op te stellen waarbij de andere groepen moeten 13
Kagan, S., Kopmels, D. & de Jaeger, B., (2007), Coöperatief Vergaderen voor. Professionals. Vlissingen: Bazalt. 14 Idem
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 68
aangeven wat de valse uitspraak is. o De groepjes moeten m.a.w. drie keren drie uitspraken zoeken waarvan er 2 correct zijn, maar 1 foutief.
(Ze moeten proberen dit zo onopvallend mogelijk te doen, zodat de anderen echt wel moeten zoeken…. ) De vragen worden opgehangen De andere groepen gaan op zoek: ze mogen gaan zoeken op internet, via de websites van de kringwinkels. Activiteit 2:Eventueel bezoek aan de kringwinkel Je kan aan de kringwinkel vragen om een bezoek achter de schermen te mogen brengen. Bedoeling is dan dat de leerlingen met eigen ogen kunnen zien hoe er in een kringwinkel gewerkt wordt. Dit kan eventueel gebeuren met enkele voorwerpen die door de kinderen zelf of door de klas worden meegebracht als herbruikbaar. Ze volgen dan de weg die deze voorwerpen afleggen tot ze in de winkel liggen te wachten op een koper. Activiteit 3: Vintage Situatieschets Oma vertelt aan Lopke dat je in de kringwinkel leuke, betaalbare kledij kan vinden. Lopke gaat er naar toe en vindt er haar gading. Tip voor de leerkracht Tweedehandskledij is tegenwoordig in. Het is geen randverschijnsel meer dat enkel voor mensen met financiële problemen bedoeld is…
De leerlingen lezen de tekst in bijlage rond tweedehandskledij en vintage. Ze lossen ook de bijhorende vragen op. Mogelijke, creatieve verwerking: o Laat de leerlingen oude kledij (die niet meer gedragen wordt) meebrengen en laat hen er een nieuwe creatie mee maken, gaande van een nieuw modeontwerp, over een handtas van het bovenste deel van een jeansbroek, tot een kussen van een T-shirt. o Met de nieuwe creaties kan zelfs een modeshow georganiseerd worden
Bijlage
Afsluiting De kinderen plannen een modeshow voor ouders en grootouders. Bijlage: Tweedehandskledij en vintage
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 69
Bijlage: Tweedehandskledij en vintage In de kringwinkel en in tweedehandskledingwinkels vind je vaak hele goede en tegelijkertijd goedkope kledij. Tegenwoordig hoor je ook wel de naam ‘vintage’ gebruiken. Wat dat is, lees je hier:
‘Vintage’ in Van Dale Als je vintage opzoekt in Van Dale staat er als eerste verklaring “aanduiding dat voor de
desbetreffende wijnen druiven uit één oogstjaar gebruikt zijn”. Vintage heeft dus te maken met iets uit vervlogen tijden, iets dat beter wordt met de jaren.
Definitie vintage op Wikipedia15: “Vintage is een modetrend, die staat voor een nieuwe interesse voor oude kleding.
Meestal gaat het om designer kleding of handgemaakte kledingsstukken die typisch zijn voor een bepaalde tijdsgeest en die een zekere stilistische waarde hebben.”
Vintage is dus eigenlijk een chique woord voor ‘tweedehands’: oude kleding wordt nieuw leven ingeblazen en gemixt met nieuwe kleding. Niet alle tweedehandskledij is vintage. Het gaat om mode in dezelfde stijl als bijvoorbeeld twintig of dertig jaar geleden. Vintage kledingstukken mogen echter geen vlekken vertonen of er versleten uit zien. Het is mooie kleding uit vervlogen tijden. 15
Wikipedia is een online-woordenboek (http://nl.wikipedia.org) met momenteel 227.814 artikelen in de Nederlandse taal. Het is een vrije encyclopedie op het web. Wikipedia is gratis en iedereen kan zonder aanmelding informatie zoeken, toevoegen of bewerken. Hierdoor kan Wikipedia wel geen garantie geven over de juistheid van de aanwezige informatie.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 70
Als zo vaak zijn het de filmsterren die een nieuwe golf van vintage mania hebben doen ontstaan. Het begon allemaal toen Julia Roberts een oude Valentino jurk droeg bij de Oscaruitreiking voor haar rol in Erin Brokovitch in 2001. Uiteraard hoeft het geen oude merkkledij te zijn die je hiervoor gebruikt! Want die merkkledij is duurder dan gewone tweedehandsspullen. Je kan ook hele leuke tweedehandsspullen vinden op vlooienmarkten, in tweedehandswinkels en het kringloopcentrum. Het verschil tussen echte vintage en tweedehandskledij is er maar één: de portemonnee!! Je kan evengoed voor heel weinig geld iets kopen. En het leuke is dat je heel creatief kan zijn! Veel leuker dus dan nieuwe kledij!
Enkele vragen Heb jij een oud kledingstuk van jezelf of van iemand van je familie dat je nieuw leven zou kunnen inblazen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Vind jij het een goed idee om tweedehandskledij te dragen? Leg uit ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 71
Lopke 6de leerjaar 6.12-5 .12 Titel IK BEN DE UNDERDOG De gevolgen bij het hebben van een beperking Doelen De kinderen kunnen de begrippen gehandicapt, minderheidsgroep, evenwaardig, mogelijkheden precies formuleren. De kinderen kunnen gepaste veralgemeningen maken in verband met volwaardig mens zijn De kinderen kunnen aangeven welke moeilijkheden mensen met een beperking ervaren. Link met het Lopke heeft een (stief)zusje in het Buitengewoon Onderwijs. Daar verhaal van gaan kinderen naar school die op een of ander vlak extra ondersteuning Lopke nodig hebben o.w.v. een beperking. Er zijn ook kinderen bij met een fysieke handicap. Benodigdheden Opdrachtenblad Materiaal voor de opdrachten Kaartjes met handicap op Mogelijkheden Je kan van dit spel een klasdoorbrekende activiteit maken. Verloop Intro: Uitleg van de bedoeling van het spel In dit spel leren deelnemers aan den lijve hoe het leven met een handicap, een beperking kan zijn. o Eten, naar bed gaan, een bad nemen, … kunnen allemaal zaken worden die niet meer zo simpel zijn. Een tas dragen, de trap op of de afwas doen, wordt een hele klus. o Mensen met een handicap worden geconfronteerd met moeilijkheden waar mensen zonder handicap gedachteloos aan voorbij gaan. Kern: Inleefspel Tip voor de leerkracht Het is belangrijk eerst het verloop van de activiteit door te lezen
In het lokaal hangt een lijst met opdrachten . o De spelers moeten de opdracht binnen één uur uitvoeren. o Sommige opdrachten zijn doorlopend, zoals bijvoorbeeld een voorwerp dat altijd in beweging moet zijn. o Andere opdrachten moeten met de hele groep worden uitgevoerd. o Een opdracht is pas volbracht als alle spelers hun bijdrage hebben geleverd. Zo moet bijvoorbeeld iedereen helpen bij het maken van een schilderij. Mogelijke doorlopende opdrachten zijn: o De wielen van een fiets voortdurend in beweging houden. o Een haakwerkje van 15 steken moet minstens 3 meter lang worden. o Een zandloper mag nooit helemaal leeggelopen zijn.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 72
Er moeten constant zeepbellen in de lucht hangen. Vliegers vouwen. Een schilderij maken. Op het einde moet iedereen minstens één vlechtje in het haar hebben. Tot zover is het een gewoon spel. Maar voor het spel begint, moet de helft van de spelers een kaartje trekken. Op dit kaartje staat de handicap waarmee die spelers tijdens het spel zullen te maken hebben. Mogelijke handicaps, beperkingen zijn: o Twee handen op de rug houden o Eén hand op de rug houden o Niet spreken o Twee voeten samen bewegen o Je mag alleen achteruitlopen o Een donkere zonnebril op zetten; ev. blinddoek o Je mag enkel in gebarentaal spreken o Je mag enkel in het Frans of Engels praten o Je moet elk woord dat je zegt twee keer zeggen. o Je mag niets aanraken o Je mag niet opstaan…. o o o o
Tip voor de leerkracht Zorg ervoor dat de handicaps toelaatbaar zijn en de kinderen geen schrik aanjagen. De bedoeling is inleven en daarom is een goede bespreking essentieel. Heb er wel aandacht voor dat de leerlingen de ‘handicap’ au sérieux nemen. Anders ervaren ze niet waarover het gaat.
Zet een grote wekker in het midden van het lokaal. o Na het verstrijken van de helft van de speeltijd loopt de wekker af. o Alle spelers die tot nu toe te maken hadden met een handicap worden ervan verlost. o De andere spelers krijgen nu op hun beurt te maken met een handicap. o Ze trekken hiervoor allemaal een kaartje. Het zal van de spelers afhangen of ze elkaar helpen, maar dit is natuurlijk wel de bedoeling. Het moet duidelijk zijn dat iedereen altijd moet meewerken: het kan niet dat de groep zonder handicap alles doet en de anderen er gewoon blijven bijstaan. Tip voor de leerkracht Je kan het spel nog wat ingewikkelder maken door aan te geven dat niemand langer dan 2 minuten met dezelfde opdracht mag bezig zijn. (Dit houdt je als leerkracht in het oog). Zo zorg je er nog sterker voor dat er naar elkaar gekeken moet worden en dat elk kind zijn bijdrage moet leveren.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 73
Bron Bijlage
16
Afsluiting: Nabespreking Het spel wordt gevolgd door een nabespreking waarin volgende vragen aan bod kunnen komen: o Hoe voelt het om minder mogelijkheden te hebben dan anderen? o Hoe voelt het om meer mogelijkheden te hebben? o Werd je geholpen door de anderen? o Is een handicap altijd iets lichamelijks? o Op welke andere manieren kan je tot een minderheidsgroep behoren? o Ken je zulke minderheidsgroepen? o Wie bepaalt dat een bepaalde groep mensen tot een minderheidsgroep behoort? De kinderen formuleren besluiten. Centrum Informatieve Spelen16 Bijlage: Opdrachtenblad
[email protected]
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 74
Bijlage: Opdrachten
Jullie moeten een autootje voordturend tussen twee tafels laten rijden. Een toren van 10 blokken moet blok per blok in het midden van de klas rechtop gezet worden. De blokken liggen aan de zijkant in een doos. Er moeten voortdurend knikkers in de knikkerbaan rollen.. Er moeten constant zeepbellen in de lucht hangen. Jullie moeten … vliegers vouwen. Jullie moeten een schilderij maken van ... Iedereen moet een zichtbare bijdrage leveren. Op het einde moet iedereen met lang haar minstens één vlechtje in het haar hebben. … Jij mag alleen achteruitlopen Je mag niet spreken!
Eén hand wordt op de rug gehouden Je twee voeten samen bewegen
Je moet blijven zitten
Je mag niets aanraken
Je hebt een donkere zonnebril op
Jij mag enkel in gebarentaal spreken
Jij mag enkel in het Frans of Engels praten Je mag niet opstaan
Jij moet elk woord dat je zegt twee keer zeggen. ….
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 75
Lopke 6de leerjaar 6.13-5.13 Titel Optioneel: IK BEN GEWOON EEN MENS Doelen De kinderen kunnen hun levensboom tekenen De kinderen ontdekken doorheen de eigen levensboom de verscheidenheid van iedere mens. De kinderen ontdekken doorheen de activiteiten onderlinge verschillen en kunnen hiermee in hun dagelijks leven omgaan. De kinderen kunnen voorbeelden van racisme geven, kunnen vooroordelen in de maatschappij onderkennen en kunnen werkpunten hieromtrent formuleren voor zichzelf. Link met het Lopke heeft het minder breed dan andere kinderen in haar klas. verhaal van Daarom denkt ze ook dat Tom haar niet zal zien staan. “Als ik mooiere Lopke kleren zou hebben, zou hij me wel zien staan”. Lopke is echter wel speciaal. Oma Lobelia zegt het zo: “Jij bent speciaal, dat mag je nooit vergeten. Op de hele wereld is er maar één Lopke zoals jij. En daarom ben je altijd mooi”. Benodigdheden Zonneland nummer “Ik ben gewoon een mens”. Mogelijkheden In het nummer staat aangegeven wat klassikaal kan uitgevoerd en besproken worden. De overige opdrachten en teksten kunnen individueel verwerkt worden. De beschrijving van de activiteiten vind je in het nummer. Verloop Intro: Bespreking familiefoto’s De kinderen praten over familiefoto’s en relaties. Kern Activiteit 1: Verwerken van het dossier in bijlage Er wordt de kinderen gevraagd een stamboom te tekenen. Tip voor de leerkracht In een aparte bijlage vind je een levensboom. Deze kan je ev. gebruiken i.p.v. een stamboom.
Kinderen die leven in een nieuw samengesteld gezin kunnen de traditionele stamboom niet invullen, maar wel een levensboom. Hierin kunnen alle personen die heel dicht bij hen staan en hen helpen groot worden een plaatsje krijgen. Ieders gezinssituatie is anders, elke gezinssituatie kan in de levensboom ingevuld worden. Je kan en mag dit heel concreet maken. Benoem de verschillen die je in de levensboom kan tegenkomen: er is het traditionele gezin (mama, papa en de kinderen), het nieuw samengestelde gezin (een ‘nieuwe’ mama of papa erbij en soms ook broertjes en zusjes), de kinderen die bij mama wonen en regelmatig bij papa op weekend gaan (of bij papa wonen en bij mama op weekend gaan); er is het co-ouderschap; je hebt kinderen die hun papa of mama zelden of nooit zien; je hebt kinderen die geadopteerd zijn; er zijn kinderen waarvan één van de ouders gestorven is, of waarvan de vader onbekend is; er kan een stiefmoeder of stiefvader zijn; mama kan
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 76
samenwonen met een vriendin, papa kan samenwonen met een vriend,… Zorg ervoor dat de kinderen aanvoelen dat elke gezinssituatie respect verdient.
De kinderen worden uitgenodigd zelf hun boom in te vullen: o Wie helpt hen om groot te worden? Wie staat het dichtst bij hen? o De kinderen mogen zelf beslissen voor wie ze een plaatsje in de levensboom willen: kinderen die geen grootouders meer hebben en die bijvoorbeeld hun buren ervaren als grootouders, kunnen deze mensen een plaats geven in hun levensboom,… o Je kan er ook de aandacht op trekken dat de mensen die het dichtst bij je staan ook in de boom dicht bij je staan: in de stam en de hoofdtakken. Wie verder van je afstaat, maar toch ook veel voor je betekent, kan dan eerder in een zijtak zijn plaatsje krijgen. Bespreek met de kinderen dat het zou kunnen dat Lopke haar levensboom anders invult: misschien betekent oma Lobelia nu meer voor haar dan papa?... Geen probleem: dit kan in een levensboom! Achteraf kan je de bomen bespreken: heb je iedereen een plaatsje kunnen geven? Laat de kinderen over hun levensboom vertellen.
Bijlagen
Afsluiting: Persoonlijke vormgeving van de boom De leerlingen geven vorm aan hun boom. o Tweedimensioneel o Eventueel driedimensioneel (met takken, bladeren, papier, tekeningen, foto’s,…). Bijlage 1: De levensboom: kan gebruikt worden i.p.v. het werkblad rond de stamboom dat je in het nummer van Zonneland vindt. Bijlage 2: Het nummer van Zonneland
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 77
Bijlage 1: Mijn levensboom Denk goed na wie jou helpt om groot te worden, wie er dicht bij jou staat. Vul hier je eigen levensboom in.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 78
Bijlage 2: Ik ben gewoon een mens
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 79
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 80
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 81
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 82
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 83
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 84
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 85
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 86
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 87
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 88
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 89
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 90
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 91
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 92
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 93
Bijlage: Mijn levensboom Denk goed na wie jou helpt om groot te worden, wie er dicht bij jou staat. Vul hier je eigen levensboom in.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 94
Lopke 6de leerjaar 6. 14 - 5.14 Titel Optioneel: 5,6 MILJARD MONDJES armoede en voeding Doelen De kinderen lezen het dossier en kunnen de vragen uit de tekst correct beantwoorden. De kinderen voeren de bijhorende opdrachten uit. De kinderen kunnen de problematiek van voedselschaarste en uitbuiting verwoorden in relaties van oorzaak en gevolg. Link met het Dossier uit Zonneland, dat ingaat op het gebrek aan voedsel in de wereld. verhaal van Het geeft inzicht in enkele oorzaken van armoede. Lopke heeft het Lopke minder breed dan andere kinderen in haar klas. Er bestaat armoede in België, en spijtig genoeg in de hele wereld.. Benodigdheden Zonneland dossier “5,6 miljard mondjes”. Mogelijkheden In het nummer staan opdrachten aangegeven. Deze kunnen in groepjes, individueel of klassikaal worden besproken. Je kan uit de mogelijke activiteiten plukken zoals je zelf wil. Verloop De beschrijving van de activiteiten vind je in het nummer. Bijlage Bijlage: Dossier uit Zonneland17
17
Themanummer Zonneland. (1994). 5, 6 miljard mondjes. Averbode: Zonneland
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 95
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 96
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 97
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 98
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 99
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 100
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 101
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 102
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 103
Lopke 6de leerjaar 6.15-5.15 Titel ANDERS DAN GEWOON? Selectie van kinderboeken voor het 5de leerjaar over ‘Mijn gezin, anders dan anders’ Doel De kinderen nemen informatie op over verschillende gezinsvormen. Link met het Lopkes ouders zijn gescheiden. Mama heeft een nieuwe vriend: Danny. verhaal van Danny heeft twee dochters: Daisy en Cindy. Ze zijn dus een nieuw Lopke samengesteld gezin. Deze verhalen behandelen het thema ‘mijn gezin, anders dan anders’: thema’s als echtscheiding, co-ouderschap, nieuw samengestelde gezinnen, eenoudergezinnen, ... komen in deze boeken aan bod.
Referenties uit ‘Mijn gezin, anders dan anders. Keuzelijst. Boeken met kleuters, kinderen en jongeren uit niet-traditionele gezinnen in de hoofdrol. Marina Marissen en Martine Cammaert. Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Biblioktheekwerk vzw (KCLB): Beerten, E.(1998). In het donker is het veilig. Amsterdam: Querido, ISBN 90-214-5241-3. 11+ eenoudergezinnen, echtscheiding Boonen, S. (2002). Een houten aap met een boog. Hasselt: Clavis,. ISBN 90-6822-923-0 10+ eenoudergezinnen, geheimen Boonen, S. (2001). Mijn mama is een cowboy. .Hasselt: Clavis. ISBN 90-6822-817-X 9+ eenoudergezinnen, moeder-dochterrelatie, cowboys Gleitzman, M. (2002).Tatergat. Antwerpen: Facet. ISBN 90-5016-281-9 11+ eenoudergezinnen, anders zijn, vader-dochterrelatie Noort, S. ( 1999). De poort.Amsterdam: Leopold,. ISBN 90-258-4150-3 Noort, S. (2001) . Pol en het geheim in de verborgen tuin. Amsterdam: Leopold. ISBN 90-258-3030-7 9+ eenoudergezinnen, armoede, vriendschap, detectives Schindler, N. & Pieper, C. (2000). En ik dan? Hasselt, Clavis, ISBN 90-6822-723-8 Schindler, N. & Pieper, C. (2000). Broertje te koop. Hasselt, Clavis, . ISBN 90-6822-766-1 9+ eenoudergezinnen, stiefvaders, jaloezie, gezinsuitbreiding, vriendschap.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 104
Lopke 6de leerjaar 6.16 Titel WIJ SCHRIJVEN OVER EN VOOR LOPKE! Afronding project Lopke Doelen De kinderen maken een schoolkrantje rond Lopke. De kinderen zorgen ervoor dat alle taken opgenomen worden zodat een krantje geschreven wordt. De kinderen zorgen voor een goede inhoudelijke invulling van het krantje. De kinderen zorgen ervoor dat de uitgave van de krant bekendheid krijgt. De kinderen zorgen voor een vlotte organisatie bij de uitgave Link met het De kinderen hebben rond kansarmoede gewerkt en vele activiteiten verhaal van doorlopen in verband met Lopke. Lopke Benodigdheden Materiaal dat in verschillende klassen rond Lopke gemaakt is. Computer, printer, papier, ev. scanner Mogelijkheden De schoolkrant wordt op het einde van het jaar uitgegeven De schoolkrant groeit doorheen het jaar; het 6de leerjaar is de verantwoordelijke uitgever Verloop Werkwijze Inhoud van het krantje De leerlingen kunnen de andere klassen om een bijdrage vragen. Deze bijdrage kan vrij zijn, of er kunnen ‘opdrachten’ gegeven worden. o Eerst kunnen ze een verslagje vragen van elke klas en op basis daarvan kan het krantje invulling krijgen. o Aan een klas die schrijft dat ze naar de kringwinkel geweest zijn, wordt een uitgebreid verslag en foto’s gevraagd. o Aan een klas die spreekt van gedichten maken, worden enkele gedichtjes opgevraagd,… Taken bij het maken van een krant Je kan de opdracht ook al in het begin van het jaar geven. De taken kunnen onder de kinderen verdeeld worden: o Zo zijn er reporters die nagaan wanneer welke klas iets rond Lopke doet en die daar op dat moment al verslag van maken of een verslagje rond opvragen. o Zo zijn er fotografen die, als ze horen dat er ergens iets rond Lopke gebeurt, foto’s gaan maken. o Je hebt de redactieploeg die hetgeen binnenkomt al verzamelt en aan rubrieken toewijst,… o Misschien is er wel een huistekenaar, … o Wie zorgt voor de lay-out? o …
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 105
Organisatie In de loop van het jaar kunnen deze opdrachten wisselen, zodat iedereen die dat wil bvb. wel eens fotograaf kan zijn,… Laat de leerlingen af en toe samenkomen en vergaderen rond de krant, zodat ze op het einde van het jaar niet tot de conclusie komen dat ze nog geen artikels hebben… Misschien moet er wel een hoofdredacteur worden aangesteld? Uitgave De uiteindelijke uitgave van de krant moet niet onopgemerkt voorbijgaan. o Ze kan op een feestelijke manier aan alle kinderen overhandigd worden, waarbij enkele opmerkelijke artikels (met auteur natuurlijk) in de aandacht worden gebracht. o De leerlingen. van het 5de leerjaar kunnen voor een gezond hapje en drankje zorgen (zie activiteit 5.10), misschien is er wel een klas die een liedje gemaakt heeft?... o Er kan een tentoonstelling zijn met werkjes uit alle klassen. o Misschien kan zelfs wel de plaatselijke pers gevraagd worden om het werken rond Lopke ook weerklank te geven in die plaatselijke pers,… o Er kan eventueel op het einde van het samenzijn (forum) een groot charter ondertekend worden door alle leerlingen van de hele school, waarin ze zich engageren om te vechten tegen armoede door niemand uit te sluiten. o Laat de leerlingen zelf een charter ontwerpen dat ze ter ondertekening aanbieden. Laat hen ook zelf een symbool of logo bedenken dat bij deze boodschap past.
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 106
Lopke 6de leerjaar 6.17-5.16 Titel LOPKE EVALUATIE Doel De kinderen maken een catalogus in verband met kansarmoede en Lopke. De kinderen reflecteren over hun ervaringen in verband met het werken rond Lopke. Link met het Met Lopke werkten de kinderen gedurende vele activiteiten rond verhaal van kansarmoede Lopke Benodigdheden ‘Stille wand discussie’: Flappen met onderwerpen op, alcoholstiften. ‘MMM’: M&M’s van verschillende kleuren. Mogelijkheden Een catalogus*18 maken over waar je de voorbije periode rond werkte. Blad van Lopke invullen (vorm van evaluatie) Methodiek ‘stille wand discussie’19 Methodiek ‘MMM’20 Verloop Intro De leerkracht stelt verschillende mogelijke werkwijzen voor. Kern Activiteit 1: Een catalogus maken Maak samen een catalogus over waar je de voorbije periode rond werkte. De leerlingen kunnen een tekst, tekening, foto, een weergave van gevoelens, gedicht,… maken. Bundel nadien alle pagina’s en maak een mooi ontwerp voor de kaft. Activiteit 2: Het evaluatieblad van Lopke Laat de kinderen het blad van Lopke invullen: Zie bijlage Activiteit 3: Stille wand discussie Er hangen flappen op de muur met daarop de onderwerpen of vragen die je wil evalueren. o Iedereen loopt rond en schrijft commentaar op de flappen. o Anderen kunnen hier dan weer op reageren. Ondertussen mag niet gepraat worden, enkel geschreven. o Mogelijke vragen zijn: Wat wist je nog niet en heb je echt bijgeleerd van Lopke? Wat vond je het minst fijn? Wat vond je het allerfijnst? Wat zou je nog aan Lopke willen zeggen, voor we afscheid van haar nemen voor dit schooljaar? Hoe was mijn eigen inzet en medewerking? 18
Geïnspireerd door Saey,P.& Van Eeckhout, M.(2005). Dubbel focussen. Canon Cultuurcel Steunpunt Jeugd. kadervorming 20 Idem 19
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 107
Hebben alle kinderen goed kunnen meewerken? …(Kunnen de kinderen zelf aangeven wat ze nog willen evalueren?) Bespreek de flappen in de groep.
Activiteit 4: MMM Zet verschillende potjes met M&M’ klaar, gesorteerd per kleur. o Iemand van de groep doet een uitspraak over de activiteit(en) en neemt één M&M van een bepaalde kleur. o Iedereen die het er mee eens is, neemt een M&M van diezelfde kleur. o Dan is een volgende persoon aan de beurt, die een ander idee of standpunt over de activiteit(en) wil inbrengen. Er kunnen slechts evenveel ideeën als kleuren worden ingebracht. Op het einde mogen de kinderen de verzamelde M&M’s opeten. Tip voor de leerkracht Je kan afspreken dat iedereen in totaal slechts X-aantal M&M’s mag nemen, zodat iedereen goed moeten nadenken of ie het werkelijk eens is met de uitspraak. Houd je aan de afspraken die gelden binnen de school/klas wat snoepgoed betreft.
Bijlage
Bijlage: Evaluatieblad Lopke
©ECEGO-Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs
Activiteitenfiches p. 108