Strategie van TNO
lnhoud lnleiding De doelstellingen van TNO De omgeving van TNO Algemene aspecten De overheid De plaats van TNO in de Nederlandse onderzoekstructuur Universiteiten en hogêscholen Andere g rote Nederlandse ond.erzoeki nstel li ngen, bedrijfslaboratoria en advies-/i ngenieursbureaus
Hetwerk van TNO Ontwikkelingen in de hoofdaandachtsgebieden lndustriële technologie Energie Milieu Voeding Gezondheid Defensie Bouw en infrastructuur De marketing van TNA De marketingfilosofie De doelgroepen van TNO Marketing naar de overheid en groterè bedriiven Marketing naar het KMO Marketing in het buitenland
Sociale strategie De uitgangssìtuatie De toekomstige sociale strategie Zakel ij k bel e id e n bed rijfsvoeri ng Organisatie Financiële grondslag Doelmatigheid Prijszetting Kosten en middelen Financiering lnvesteringen Deelnemingen Beleidsinformatie Concurrentie Adressen instituten en instellingen Lijst van afkortingen
lnleiding Deze nota beoogt de strategie van TNO voldoende concreet te formuleren om: - belanghebbenden het benodigde inzicht te geven in het beleid en de werkwijze van de organisatie voor de komende periode van 5 à 10
jaar;
- binnen TNO richting te geven aan de opstelling van operationele meerjarenplannen. De nota kwam tot stand na intensieve discussies binnen TNO over de doelstellingen en het functioneren van een grole enderzoek-
organisatie van multidisciplinair karakter in de Nederlandse situatie. Uitgangspunten daarbij waren de nieuwe TNO-wet en taxaties van de interne sterktes en zwaktes en de externe kansen en bedreigingen. De nota bouwt in vele opzichten voort op de in het begin van 1983 verschenen nota'Voortgaan in verandering, een aanzet tot een TNO-strategie' en zal over vier jaar herzien wordén.
3
TNO heeft vestigingen in:
Amsterdam (1) Apeldoorn (2)
Arnhen (3) Austerlitz (4) Detft (5) Eindhoven (6)
Enschede (7) Groningen (B) Den Haag (9) Den Helder (10) lJmuiden (11) Leiden (12)
Oosterwolde (13) Rijswijk 0a) Soesterberg (1 5) Utrecht (1 6) Waalwijk (17) Wageningen (18) Zeist (19) ln de grote complexen in Apeldoorn, Delft, Rijswijk en Zeist zijn verscheidene instituten onder één dak verenigd.
De onderzoeker van TNO heeft overdrachtvan z'n kennis naar de praktijk in zijn takenpakket. Hij communiceert onder andere op congressen en vakbeurzen met de potentiële gebru¡kers van het onderzoek.
De doelstellingen van TNO TNO is een bij wet opgerichte organisatie, die ten doel heeft resultaten van op toepassing gericht technisch en natuurwetenschappelijk onderzoek en hiermee verbonden onderzoek vaÉ andere aard op doelmatige wijze dienstbaar te maken aan het algemeen belang en daarin te onderscheiden deelbelangen. Belangrijke doelgroepen van TNO zijn dan ook de centrale, de regionale en de lokale overheden, het bedrijfsleven - vooral het Nederlandse - en andere instellingen. De gerichtheid van TNO's onderzoek op deze doelgroepen wordt in deze nota aangeduid met de term 'marktgerichtheid', die dus niet beperkt is tot de marktsector. ln aftikel 4 van de TNO-wet wordt, naast het algemeen belang, ook gesproken van deelbelangen. Artikel 5 handelt over de werkwijzen. De behartiging van de deelbelangen kan, zeer algemeen, als volgt worden gedefinieerd: - Ondersteuning van vooral het Nederlandse bedrijfsleven met zowel kennis betrekking hebbend op korte-termijnproblemen als met onderzoek in verband met ontwikkelingen op langere termijn. - Ondersteuning van vooral de Nederlandse overheid ten aanzien van wetenschappelijke en technische aspecten van het overheidsbeleid op korte, middellange en lange termijn. Deze ondersteuning heeft in het bijzonder betrekking op: bescherming en verbetering van leef- en werkomstandigheden; behoud van een gezond milieu;gezondheidszorg en voeding; . de mogelijkheden en de gevolgen van de toepassingen van nieuwe technologieën, het gebruik van grondstoffen en energie,
.
aspecten van de Nederlandse infrastructuur, e.d.; . de Nederlandse defensie. Artikel 5 beschrijft in formele bewoordingen de manier waarop de organisatie het algemeen belang en de verschillende deelbelangen kan dienen. Hieruit trekt de organisatie TNO de volgende conclusies. TNO is een organisatie die is gericht op: - de bevordering van vernieuwingen in Nederland op een aantal gebieden; - het oplossen van problemen ten behoeve van opdrachtgevers en su bsidieverschaff ers.
Belangrijke middelen tot het bereiken van deze doelen zijn: het verlenen van diensten aan de doelgroepen van TNO; het overdragen van kennis aan de doelgroepen. Deze kennisoverdracht kan op individuele, exclusieve, basis plaatsvinden of op collectieve basis. De kennis wordt verkregen door eigen onderzoek, door samenwerking met anderen, door het volgen van de ontwikkelingen van kennis in de wereld, door kennisruil en door kennishandel .
-
5
Belangrijke karâKeristieken van de organisatie zijn daarbij: het vermogen tot een zeer brede, multidisciplinaire aanpak van problemen; - de behoefte aan de instroom van zeer veel kennis van buiten de organisatie; - het feit dat de organisatie in het algemeen de kennis niet zelf toepast. Toepassing vindt veelal binnen de doelgroepen van TNO plaats. Deze karakteristieken komen tot uiting in de wijze waarop de organisatie opereert. De eerste karakteristiek werkt door in de wijze waarop TNO georganisêerd is en in het personeelsbeleid. De aanwezige kennis van vele disciplines dient flexibel te kunnen worden gebundeld. De tweede karakteristiek betekent, dat TNO een duidelijk beleid heeft ten aanzien van anderen die kennis genereren, met name ten aanzien van het wetenschappelijk onderwijs en andere grotê onderzoekinstituten. Daarnaast is deze karakteristiek mede bepalend voor het te voeren personeelsbeleid. De derde karaKeristiek komt tot uiting in de marktgerichtheid en de kennisoverdracht van TNO. Deze aspecten worden in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt.
-
De omgeving van TNO Algemene aspecten
De wetenschappelijke component in de Nederlandse samenleving neemt sterk in belang toe. De verwachting is, dat de belangstelling voor deze component ook op een hoger beleidsniveau zal groeien. Wetenschappelijk en technologische ontwikkelingen zullen zowel de publieke als de particuliere sector diepgaand beïnvloeden. De discussie en de besluitvorming over steeds complexer wordende
maatschappelijke vraagstukken zullen in veel gevallen mede gebaseerd moeten zijn op kennis vanuit wetenschap en techniek. De industriële produktie in brede zin, landbouw en visserij en de dienstensector, zijn de drie pijlers waarop onze economie rust. De vernieuwingen in de industriële produktie en de gevolgen daarvan voor werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en organisatie zullen leiden tot een maatschappelijke problematiek, waarbij voor de oplossing wetenschappelijk onderzoek niet gemist zal kunnen worden. De invloed van biowetenschappen en technologie op de voedselproduktie en van technologie op de gehele dienstverlenende sector, waaronder transport en logistiek, zal sterk toenemen. Daarnaast zullen we te maken krijgen met vraagstukken als de toekomstige energiehuishouding en de gevolgen hiervan voor het milieu en de industriële ontwikkeling en met de veroudering van de Nederlandse bevolking en de gevolgen daarvan voor de gezondheidszorg. Politieke aandacht voor de grote lijnen in wetenschaps- en technologieontwikkelingen is gezien het voorgaande essentieel. Terecht stelde de Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid (RAWB) dienaangaande in zijn jaaradvies 1984: 'De teruggang in financiële middelen en de veroudering van het onderzoekpotentieel is mede een uitdrukking van het feit dat in de landspolitiek nog steeds onvoldoende aandacht aan wetenschappelijk onderzoek en technologie wordt besteed'. TNO stelt zich daarom mede tot doel overheid en parlement via zijn communicatiebeleid voldoende inzicht te geven in zijn gerichtheid op meer algemeen maatschappelijke doelstellingen. De overheid
De volgende aspecten van de relatie tussen overheid en TNO zijn in het bijzonder van belang.
1. De overheid is belanghebbende bij onderzoek met een meer algemeen maatschappelijke doelstelling. Veel van dit onderzoek wordt gefinancierd uit de doelsubsidies van de verschillende departementen. TNO zal ertoe bijdragen dat de overheid tot een meer geïntegreerd onderzoekbeleid kan komen door: - zelf samenhangende en goed onderbouwde programma's ten laste van doelsubsidie aan te bieden, met voldoende aandacht voor middellange- en lange-termijn aspecten ;
ln het onderzoekveld van Nederland is er een voortdurende interactie tussen de vele betrokkenen. Dit (sterk vereenvou d ig de) schema geeft aan welke groepen in het veld elkaar beinvloeden, onde rsteu ne n, sti mu Ie ren e n soms ook beconcurreren. Enkele
Universiteiten en hogescholen
geschatte bedragen (in guldens) voor de verdeling van de financiële middelen voor onderzoek in 1
985:
en hogescholen: - universiteiten + 2.000 miljoen rwerkinstellingen: - speu + 1.400 miljoen - TNO: + 600+ miljoen - bedrijven: 5.000 miljoen - internationale+ organisaties en
buitenland: 400 m¡ljoen. De zelfstandige positie van TNO
lnternationale organisaties en buitenland
biedt de organisatie de mogelijkheid op doelmatige wijze opdrachten te verwerven en uit te voeren, kennis te ontwikkelen en
uitte dragen enverderde markten van dienst te zijn met een stroom van informatie.
Onderzoekers van TNO en studenten van TH's en universiteiten werken regelmatig in projecten samen. Voor TNO biedt dat het voordeel dat de onderzoekers op de hoogte blijven van ontwikkelingen in hetfunderend onderzoek, de studenten leren hoe het in de praktijk toegaat.
Speurwerkinstellingen
-
het overleg met de overheid over de hoofdlijnen van doelsubsidieprogramma's te stimuleren op hoog ambtelijk niveau o.a. door middel van de TNO-beleidscommissies (zie blz. 41 ); - de samenwerking, coördinatie en taakafbakening met andere onderzoekinstellingen sterk te bevorderen. Sterke punten en specifieke deskundigheden bij andere instellingen zullen daarbij gevolgen kunnen hebben voor het TNO-programma. ln het hoofdstuk'Het werk van TNO' (pag. 15) wordt aangegeven welke richtingen TNO uitgaat ten aanzien van onderzoek van een meer algemeen maatschappelijk belang.
Omdat de overheid bij dit type onderzoek lang niet altijd voldoende deskundigheid in huis heeft, zal zij ernaar streven de direct belanghebbenden bij dit onderzoek te betrekken. Rechtstreekse en goede contacten van TNO met deze achterban zijn daarom noodzakelijk. Ten aanzien van de subsidieverstrekking is het van belang, dat de overheid gekozen heeft voor de financiering van onderzoek van algemeen maatschappelijk belang in de verschillende deelgebieden en voor de financiering van exploratief onderzoek. TNO gaat ervan uit dat, na de kortingen op basis- en doelsubsidies van de afgelopen jaren, een stabiele situatie is bereikt (zie ook'Financiële grondslag' pag. 42). 2. Naast het belang van de overheid in het algemeen zijn er onderdelen van de overheid met een eigen, specifieke behoefte aan onderzoek en de resultaten daarvan (Rijkswaterstaat, VROM, L&V, Defensie). Op de gerelateerde gebieden heeft de overheid in het algemeen eigen deskundigheid beschikbaar en het betreffende onderzoek zal veelal in de vorm van opdrachten worden uitgevoerd. De betekenis van de overheid als opdrachtgever over een periode van tien jaar is in kwantitatieve zin nauwelijks aan te geven. Voor de komende vier jaar zijn de prognoses aangegeven in het meerjarenonderzoekplan van TNO. Wel verwacht TNO van de overheid, dat het opdrachtenbeleid geplaatst zal worden in het kader van een lange-termijnbeleid, dat mede beoogt hoogwaardige en beproefde onderzoekcapaciteit in ons land in stand te houden. Het verstrekken van opdrachten door de overheid aan instituten in binnen- en buitenland, louter op basis van opportun¡te¡tsoverwegingen, is op termijn ook schadelijk voor de overheid zelf ; systematische kennisopbouw op een aantal, voor Nederland belangrijke, gebieden kan daardoor geschaad worden. 3. De nieuwe wet beoogt TNO een afstandelijke relatie met de overheid te geven, hetgeen TNO zeer waardeert. De ruimte die de centrale overheid TNO hiermee geeft bij de beleidsvorming is noodzakelijk, omdat alleen de organisatie zelf kan komen tot optimale onderlinge afstemming van beleidselementen op programmatisch, sociaal, financieel, commercieel en organisatorisch gebied. De onderscheidene departementen missen daartoe nu eenmaal het overzicht. Deze afstand is ook noodzakelijk i.v.m. de dienstverlening aan anderen, waarbij objectiviteit, neutraliteit en geheimhouding noodzakelijk zijn.
De plaats van TNO in de Nederlandse
onderzoekstructuur
U n ive
rsiteite n en hogesch ol en
TNO ontving in 1984 13% (lVlf 260) van de aan onderzoek bestede overheidsmiddelen. De onderzoekcapaciteit van TNO (M/ 550) bedroeg in dat jaar 6,7"/o van de totale capaciteit in Nederland. Daarmee is TNO in Nederland de grootste afzonderlijke onderzoekinstelling. TNO heeft de taak kennis over te dragen. Naast het zelf verrichten van toegepast natuurwetenschappelilk onderzoek in verband met een aantal deelbelangen, vereist dit ook het bemiddelen bij het toegankelijk maken van door anderen verworven kennis. Van de GTI's verschilt TNO voornamelijk in de breedte van de markt die bediend kan worden. Dit is een gevolg van de brede doelstellingen, die hebben geleid tot een grote schakering van disciplines. Ook is de omvang van de TNO-inspanning veel groter. Het universitaire onderzoek heeft, ten opzichte van TNO, als belangrijke aspecten de relatie met de opleiding en het meer fundamentele karakter van het onderzoek. Hoewel ook hier multidisciplinair onderzoek niet gemist kan worden, is het van essentieel belang dat op het gebied van de wetenschappelijke disciplines voldoende diepgang aanwezig blijft. De laboratoria van het bedrijfsleven en de nutsinstellingen doen in hoofdzaak onderzoek voor hun eigen bedrijf of achterban en worden ook grotendeels vanuit die bronnen gefinancierd. Voor TNO staan twee zaken centraal in de relatie met het hoger onderwijs: - Er is behoefte aan goed opgeleide onderzoekers en ontwerpers. Goed opgeleid wil zeggen: met wetenschappelijke diepgang, naast aandacht voor markt- en toepassingsaspecten; - Er is een grote behoefte aan funderend onderzoek van uitstekend ntveau.
Voor de toekomst van TNO zijn deze aspecten zeer wezenlijk. Het is voor TNO daarom een strategische doelstelling, ertoe bij te dragen dat een effectief universitair onderzoekbestel in Nederland gehandhaafd blijft. Daarom is TNO van plan op een systematische wijze de samenwerking met het wetenschappelijk onderwijs en het HBO uit te breiden. Daartoe wordt gedacht aan: het gezamenlijk uitvoeren van programma's; het te werk stellen van studenten bij TNO; het financieren van voor TNO interessante promotieplaatsen; het toeleveren van buitengewone of bijzondere hoogleraren en het stichten van bijzondere leerstoelen; - het ter beschikking stellen van onderzoekfaciliteiten; - het uitbreiden van geformaliseerde samenwerkingsverbanden. TNO is echter niet bereid, noch in staat tot een structurele medef inanciering van de tweede{ase onderzoekopleiding. Bovendien acht TNO het ongewenst als de financiering van het tweede-faseonderzoek grotendeels door contractonderzoek moet
-
10
plaatsvinden. Een dergelijke ontwikkeling is een bedreiging voor kwaliteit en continuiteit van het funderende onderzoek, waarop het toegepaste onderzoek van TNO steunt. De primaire doelstelling van het tweede-faseonderwijs moet zijn het afleveren van zeer goede onderzoekers of ontwerpers en het uitvoeren van funderend onderzoekvan hoog niveau. Samenwerking tussen TNO en het wetenschappelijk onderwijs op basis van complementaire deskundigheid vindt reeds !aren plaats. Enkele voorbeelden van de vele relaties zijn: de HGO en universitaire klinieken; de TPD en de Afdeling der Technische Natuurkunde van de TH-Delft en de TH-Eindhoven; het IBBC en de Afdeling der Civiele Techniek van de TH-Delft,
-
naast vele andere. De relaties met het HBO zullen eveneens worden geTntensiveerd. TNO kent zijn toekomstige behoefte aan onderzoekers in een aantal belangrijke werkgebieden en is op basis daarvan voornemens met de in aanmerking komende TH's en universiteiten tot gezamenlijke (deel)strategieën te komen.
Andere grote Nederlandse on
derzoe ki n stel I i n g e n,
bed rijf sl abo rato ri a
ingenieursbureaus
en
advi es-/
Nederland kent naast TNO een aantal onderzoekorganisaties, die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden door de overheid. Het betreft: a. 'funding' organisaties, voornamelijk gericht op het wetenschappelijk funderend onderzoek (ZWO, FOM, STW, etc.); b. organisaties voor programma-beheer (PEO, CMO); c. uitvoerende instituten (GTl's, RIVM, landbouw-instellingen). TNO acht het van groot belang dat gestreefd wordt naar aansluiting tussen het funderend onderzoek en het op toepassing gerichte onderzoek. Met instellingen als ZWO en STW streeft TNO een continuering na van de huidige goede relaties. De behoefte van TNO aan bepaalde aspecten van het funderend onderzoek zullen daarbij meer expliciet dan thans het geval is, kenbaar worden gemaakt. Ten aanzien van de uitvoerende instituten, waaronder de GTI's, is TNO van mening dat een gezamenlijke onderzoekplanning op termijn effectiever is dan de zich nu ontwikkelende sub-optimalisatie. ln een dergelijke aanpak zou allereerst gestreefd moeten worden naar afstemming per hoofdaandachtsgebied en naar op elkaar afgestemde jaarlijkse werkplannen, resulterend in een proces van 'naar elkaar tpe groeien'. Voorwaarden voor een dergelijke aanpak zijn financiële regimes, die onderling niet teveel verschillen en gelijke eisen aan de'performance'. Bij het slagen van een dergelijk gezamenlijk programmabeleid en de daaruit voortvloeiende versterkte coördinatie zal ook de behoefte aan afzonderlijke organisaties ten behoeve van programmabeheer kleiner kunnen worden.De sectorraden kunnen een belangrijke functie hebben bij het overleg over de hoofdlijnen van gewenste programma's (platformf unctie).
11
Ontwerpen en produceren kunnen in veel bedrijven worden gei'ntegreerd. TNO advíseert bij het op maat maken van CADICAM systemen: computer aid ed design, computer aided manufacturing.
De belangen van landbouw en milieu behoeven niet haaks op elkaar te staan. TNO kan via de integratie van on d e rzoe k v an u it ve rsc h i I le n d e vakgebieden voor de informatie zorgen waarmee een doelmatig en milieuvriendelijk beheer tot stand kan worden gebracht.
12
Ten aanzien van instituten als RIVM streeft TNO in bilateraal overleg naar programmatische afstemming op langere termijn op de gebieden milieu en gezondheidszorg.TNO gaat ervan uit, dat de overheid alleen dat onderzoek in eigen beheer laat verrichten, dat typisch gebaseerd is op de primaire doelstellingen van de overheidsinstituten en dat daarbij rekening wordt gehouden met wat elders (o.a. bij TNO) gebeurt en aanwezig is. ln de sector voeding en voedingsmiddelen vindt de noodzakelijke taakafbakening met landbouwinstituten (DLO), de LandbouwHogeschool en de veterinaire faculteit (RU-Utrecht) plaats door middel van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO). Naast de grotendeels van overheidswege gefinancierde onderzoekinstellingBn kent Nederland een aantal laboratoria van bedrijven en multinationals. Voor de toekomst is het contact met deze bedrijven voor TNO van groot belang om op de hoogte te blijven van strategische mogelijkheden die bedrijven als toepasbaar in de toekomst zien. lnformatieuitwisseling vindt o.a. plaats via de adviesraden van de instituten en de programma-adviesraden van de hoofdgroepen, waarin vele functionarissen uit deze bedrijven zitting hebben. Daarnaast zijn deze bedrijven potentiële opdrachtgevers voor specialistische activiteiten van TNO. Het streven van TNO is erop gericht de contacten met bedrijven in de toekomst uit te breiden. De Raad van Bestuur onderhoudt hiertoe contacten met een aantal bedrijven die werkzaam zijn in sectoren die een duidelijke relatie vertonen met de prioriteitsgebieden van TNO. Dit overleg zal periodiek gevoerd worden om tot strategische programma-afstemming en samenwerking te komen. Een van de
uitvoeringsmodaliteiten is een middellangetermijn-TNOonderzoekprogramma, dat uit doelsubsidie wordt gefinancierd. Met de kleinere bedrijven zullen de contacten ovei dit onderzoekprogramma vooral lopen via de branche-verenigingen en de adviesraden van de instituten. Daarnaast zullen ten behoeve van de meerjarenprogrammering van TNO kleine en middelgrote ondernemingen individueel benaderd worden. Meer in het bijzonder betreft deze benadering die bedrijven die in de diverse branches voorop lopen bij het introduceren van technologische vernieuwingen, vanwege de belangrijke voorbeeldwerking van deze bedrijven. Ten behoeve van de advisering aan het bedrijfsleven en de overheid bestaat in Nederland een groot aantal commerciële advies- en ingenieursbureaus. De strategie van TNO is erop gericht om samenwerking met deze commerciële adviesbureaus tot stand te brengen, waarbij TNO optreedt als adviseur van de adviseurs. Enerzijds vertegenwoordigt de advieswereld een sector met mogelijk toenemende werkgelegenheid, anderzijds is het belang van samenwerking, dat verspreiding van TNO-kennis via de advieswereld wordt bevorderd.
Bij deze strategie dient echter voldoende aandacht te worden besteed aan het feit dat het - vanuit het onderzoek gezien noodzakelijk blijft contact te houden met de eindgebruiker. De ervaring die daarbij wordt opgedaan, is voor TNO van essentieel belang voor de besluitvorming over en de uitvoering van
-
toekomstige onderzoekprogramma's. De marktgerichtheid van TNO kan niet uitsluitend worden afgemeten aan aantallen bedrijfsopdrachten of inkomsten, verkregen uit opdrachten. TNO is van mening (zie ook het hoofdstuk'De marketing van TNO' pag. 31) dat een dergelijke maatstaf voor het begrip marktgerichtheid eenzijdig is en te zeer leidt tot ad hoc kortetermijnactiviteiten, concurrentie met de bestaande adviesbureaus en afkalving van het op de toekomst gerichte onderzoek. Criteria zoals de kwaliteit van het vernieuwende onderzoek, de kwaliteit van de opdrachten en de effecten van het uitgevoerde onderzoek voor de opdrachtgever zijn evenzeer van belang. TNO zal voortgaan zoveel als mogelijk is de samenwerking met de advies- en ingenieursbureaus na te streven, een samenwerking die in een aantal gebieden inmiddels succesvol loopt (bouw, innovatieadvisering). De dienstverlening van TNO en van deze bureaus zal veelal complementair zijn, waardoor de samenwerking voor beide partijen interessant is (zie blz. 33).
14
Het werk van TNO Algemeen
TNO verleent diensten op basis van kennis. Daarnaast genereert TNO zelf nieuwe kennis. Hoe belangrijk de dienstverlening op basis van kennis is bij TNO, kan afgeleid worden uit het feit dat buiten de sectoren gezondheid en defensie deze dienstverlening meer dan de helft van de activiteiten omvat. Het zelf genereren van kennis heeft voor TNO zin: - als de kennis een exclusief karakter moet hebben ten behoeve van toepassers; - als onvoldoende kennis aanwezig is om belangrijke, actuele of toekomstige maatschappelijke problemen aan te pakken en deze kennis ook niet op kortere termijn door anderen gegenereerd zallkan worden; - als middel om deel te hebben aan nationale en internationale kenniscircuits; dit kan niet zonder zelf op een aantal gebieden aan het front van de wetenschap te werken; - als factor die noodzakelijk is om zeer goede onderzoekers aan te kunnen trekken. Het is van groot belang dat er in de aandachtsgebieden van TNO, afhankelijk van doelgroepen en stand van wetenschap en techniek, een balans bestaat tussen het onderzoek waarvan de resultaten op korte, respectievelijk langere termijn tot nuttige toepassingen leiden. Ten behoeve van het onderscheid tussen de verschillende typen onderzoek wordt de volgende terminologie gebruikt: 1. Funderend onderzoek ('basic research'). Dit is veelal onderzoek naar verschijnselen, waarvan noch de resultaten, noch de tijd die nodig is om het vereiste inzicht te bereiken, te voorspellen vallen. TNO verricht dit type onderzoek, indien de kennis niet beschikbaar is in het wetenschappelijk circuit, denkbare toepassingen van groot potentieel belang zijn en de kwaliteit van de onderzoekers in het betrokken gebied hoog is. 2. Verkennend onderzoek (explorerend onderzoek, toepassingen genererend onderzoek,'exploratory research','strategic research'). Dit onderzoek bouwt voort op resultaten uit het funderende onderzoek en tracht deze resultaten te richten op praktische toepassingen. De looptijd is in de orde van vijf jaar, soms korter, vaak aanzienlijk langer. Het onderzoek kan geprogrammeerd worden in de tijd (d.w.z. inzet van personeel en middelen in de tijd, met een fasering, kan periodiek worden vastgesteld; de resultaten kunnen uiteraard niet worden geprogrammeerd). 3. Toegepast onderzoek (' applied' of 'tactical research'). Dit onderzoek leldt tot het ontwerpen of verbeteren van produkten, produktieprocessen of diensten, op basis van de uit het verkennend onderzoek verkregen kennis, waarvan de praktische toepasbaarheid hoog wordt geacht of reeds in andere toepassingsgebieden is gebleken. De schaal kan groter zijn dan bij explorerend onderzoek, de looptijd is in de orde van drie jaar.
15
Een belang rijke dienstverlening van TNO aan het bedríjfsleven is
de hulp bij produktontwikkeling. De nieuwe densitometer controleert tijdens het drukproces. De drukker kan garant staan voor de hoogst mogelijke kwaliteit van z'n
kleurendrukwerk.
Het kunststofvliegwiel werd door TNO ontwikkeld om energie op eenvoudige wijze te kunnen o p s I aan. Ve rs c h e i d e n e foepasslngen zijn mogelijk.
16
4. Ontwikkelingswerk ('development'). De resultaten van onderzoek worden (produkten, processen) geschikt gemaakt voor (grootschalige) praktijktoepassingen. De looptijd kan in de orde van twee jaar liggen (aanzienlijk langer komt voor), de schaal kan groot zijn ('pilot-plant'), de kosten hoog. TNO zal dit type werk vaak samen met de opdrachtgever doen. 5. Dienstverlening en ondersteuning. Voor deze activiteiten heeft TNO (vrijwel) alle kennis en outillage in huis;ze vergen geen of slechts weinig onderzoekinspanning. De grenzen tussen de genoemde soofien onderzoek zijn zelden scherp te trekken. Niettemin zal, als nieuw element in de planning, een analyse gemaakt worden van de werkzaamheden in de aandachtsgebieden. Deze analyse zal betrekking hebben op: de kwaliteit van het onderzoek; de huidige marktverhoudingen in het betrokken aandachtsgebied; de TNO-verwachting ten aanzien van de behoeften op middellange en lange termijn; - kwaliteit en omvang van de opdrachtenportefeuille; - het werk van anderen in het aandachtsgebied. ln verband hiermee zullen de hoofdgroepen voodaan hun funderend (1) en verkennend (2) onderzoek, gericht op vernieuwingen in de wat verdere toekomst in afzonderlijke meerjarenprogramma's gaan formuleren. Deze programma's zijn uiteraard van interne en strikt verlrouwelijke aard.
-
Kwaliteit en omvang van het verkennend onderzoek zullen dus extra aandacht krijgen. Deze extra aandacht is ook nodig voor het vermogen van TNO tot het uitvoeren van ontwikkelingswerk (4). Ontwikkelingswerk dient in zeer nauw contact met de markt te worden uitgevoerd, in het algemeen zonder tussenkomst van intermediaire organisaties. ln sectoren waar sprake is van structurele problemen of zwaKen kan een intermediaire organisatie echter nuttig zijn. Het is wenselijk dat de overheid daarbij zoveel mogelijk bestaande, parliculiere ingenieursbureaus inschakelt.
Ontwikkelingen in de hoofdaandachtsgebieden
De ontwikkelingen op langere termijn in de verschillende
hoofdaandachtsgebieden van TNO zijn nauwelijks voorspelbaar. Vast staat wel dat de kennis in de biowetenschappen zeer sterk zal toenemen en dat toepassing van geheel nieuwe materialen, van informatica en van nieuwe telecommunicatietechnologie de samenleving de komende decennia zeer belangrijk zal veranderen. Deze ontwikkelingen zullen hun invloed doen gelden in alle hoofdaandachtsgebieden van TNO. Gewezen wordt op de zeer verschillende situaties in de hoofdaandachtsgebieden voor wat betreft de financiering uit de subsidies en opdrachten. 17
Hoofdaandachtsgebied opdr. lndustriële Energie Milieu
technologie
\ioedins dezondheid Defensie
Bouwen
infrastructuur
TNO als geheel
(%) 61
75 63 60 41 14 67 51
subs. (%) 39 25
37 40 59 86 33
49
(bron:MLTP-TNO 1985) De gebieden gezondheid en defensie worden, om voor de hand liggende redenen, in belangrijker mate met subsidie gefinancierd dan de andere gebieden. ln de navolgende paragrafen worden zeer korl de ontwikkelingen per hoofdaandachtsgebied geschetst, zoals TNO die verwacht of noodzakelijk acht voor de komende 5 à 10 jaar. Daar waar gesproken wordt over groei of krimp in bepaalde werkgebieden van TNO dient bedacht te worden dat: TNO naar een vergroting van de output streeft, mede door een vergroting van de interne flexibiliteit (zieblz.42); de omvang van de inspanningen in overwegende mate bepaald zal worden door de vraag naar diensten. Voor een evenwichtige benadering van het onderzoek in de verschillende aandachtsgebieden van TNO is een versterking in Nederland van het funderend onderzoek in geselecteerde gebieden noof,zakelijk. Deze versterking dient in de eerste plaats buiten TNO plaats te vinden. TNO stelt zich tot doel het funderend en verkennend onderzoek binnen de organisatie selectief te laten
-
groeien (zie blz. 1 S e.v.). Samengevat zijn de conclusies per hoofdaandachtsgebied als volgt. lndustriële
18
technologie
ln Nederland is een herindustrialisatie gaande, onder invloed van dwingende economische factoren, die de komende tien jaar nog belangrijk in omvang zal toenemen. Onder herindustrialisatie wordt hier verstaan het proces van structurele verandering van de industrie, dat moet leiden tot een hogere toegevoegde waarde, tot meer kennis-intensieve sectoren en produktgroepen en naar het scheppen van belangrijke, op nieuwe technologie gebaseerde economische activiteiten, waarmee nieuwe markten worden bediend. Ven¡racht wordt dat in dezelfde periode een aantal nieuwe technologieën tot r¡jpheid zal komen (zoals CAD/CAM, automatisering, biotechnologie, telecommunicatie, gebruik van nieuwe materialen), die bestaande werkwijzen ingrijpend zullen beïnvloeden. Deze technologieën zullen hun toepassing vinden in vele sectoren en in belangrijke mate branche-overschrijdend zijn. ln dit verband is een aantal kenmerken van de Nederlandse
industriële structuur belangrijk. Er zijn aanwijzingen, dat een groot deel van de toegevoegde waarde in de Nederlandse industrie wordt gerealiseerd in bedrijfstakken die overwegend produkten vervaardigen in de latere fasen van de levenscyclus. Bovendien is in Nederland een goed ontwikkelde, geavanceerd-technologische kapitaalgoederensector afwezig, waardoor de diffusie van een aantal belangrijke nieuwe produktietechnologieën in Nederland vermoedelijk trager verloopt dan in landen die zo'n sector wel hebben (Duitsland, Zweden). De mogelijkheden voor produkt- en produktievernieuwing in het KMO zijn nog lang niet optimaal. Het management is zich van de mogelijkheden nog onvoldoende bewust en het fiscale en sociale systeem zijn niet primair ontworpen om industriële vernieuwingen te stimuleren. Er bestaat een kloof tussen de wetenschapsbeoefening en de ontwikkeling van nieuwe produkten en processen. Het lagere, middelbare en hogere technische onderwijs vertonen op bepaalde terreinen al sinds lange tijd grote hiaten. Nodig is een 'revival'van de beroepsopleidingen. Een klein industrieland moet zich relatief sterk inspannen om op nieuwe markten succesvol te zijn. De kleine thuismarkt dwingt tot snelle export van een nieuw produkt. Aan deze export en aan de directe investeringen in het buitenland zijn vaak grote risico's verbonden. Een flexibele industriële structuur en specialisatie in hoogtechnologische produkten in de nissen van een grotere markt kunnen leiden tot verkleining van de risico's. De nieuw opkomende technologieën en de sterk internationale opstelling van ons bedrijfsleven geven Nederland nu juist de mogelijkheid tot deze strateg¡e, vooropgesteld dat nieuwe technische en wetenschappelijke opleidingen kwalitatief en kwantitatief voldoende kunnen bijdragen tot het vernieuwend potentieel. Voor TNO heeft dit gevolgen. Ook in de toekomst zal Nederland het in belangrijke mate moeten hebben van de (vernieuwde) activiteiten en produkten van traditionele branches. De bediening van traditionele branches betekent, dat TNO kennis over nieuwe technologieën zal moeten vertalen ten behoeve van deze branches. Dit geldt voor onder meer de biotechnologie, kennis van nieuwe materialen, de informatica, micro-eleKronika en de produktietechnologie. Binnen TNO zullen daarom nieuwe combinaties gemaakt worden. Mel name het werkgebied 'automatisering van produktie'zal in samenhang worden behandeld. Daarnaast zal het systematisch ontwerpen en ontwikkelen van produkten versterkt worden. Hierbij sluit aan de ontwikkeling van nieuwe materialen op specificatie van de ontwerper van een nieuw project, gevolgd door het construeren met en produceren in dit nieuwe materiaal' ln het bijzonder moet in de produktie bereikt worden wat de composietmaterialen beloven: het aanpassen van de sterkte en stijfheid van het materiaal aan de belasting op de kritieke plaatsen in een constructie.
19
De taaksteiling van toepassinggericht onderzoek brengt voor TNO nogal eens de noodzaak met zich mee de realiteit in huis te halen. TNO heeft op basis van de ervaring met een wervelbedverbrandingsoven van 0,8 MW thermisch samen met de industrie een oven ontwikkeld van 4 MW thermisch. ln deze grote oven kunnen onderzoekers nagaan hoe men in de praktijk kolen en atualstoffen m ilieuvrie ndelijk kan verbrand en.
TNO onderzoekt aspecten van de ziekten van bloedvaten en haft. Ve rantw oo rd e s po rtbeo efen i n g kan een belangríjk hulpmiddelzijn om in goede conditie te blijven.
Overigens hebben recente TNOrzoe ki n g e n stoff e n o pg el everd waarvan wordt verwacht dat ze d e c hol esto ro I -stofw isse I i n g pos¡t¡ef kunnen bei nvloeden. on de
20
Kwaliteitsbeoordeling en kwaliteitsborging zijn daarbij wezenlijke elementen van de dienstverlening van TNO aan de bedrijven. Technologische ontwikkelingen zullen ook de dienstensector sterk beïnvloeden. Transporlsystemen en de logistiek van goederenstromen zullen verhoogde aandacht krijgen, in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven. Deze activiteiten zullen in TNO gebundeld worden. De biotechnologische activiteiten zullen met kracht voortgezet worden, waarbij vooral het ontwikkelingswerk versterkt zal worden. TNO zal een actieve rol spelen bij de opleiding en omscholing van personeel waar de invoering van nieuwe technologieën dat vereist, zowel door, waar nodig, opleidingsactiviteiten van anderen te steunen, als door het zelf organiseren van ontbrekende opleidingsmogelijkheden voor bedrijven. Zal enerzijds het branchegerichte deel van TNO meer moeten gaan profiteren van moderne, disciplinegerichte kennis binnen de organisatie, anderzijds zal een aantal belangrijke en soms ook nieuwe branches en bedrijven door TNO op meer systematische wijze met een geintegreerd kennispakket benaderd worden. Voorzien wordt onder meer een verdere versterking van de activiteiten ten behoeve van bedrijven in de elektrotechnische, grafische, instrumenten- en keramische sector. Het relatief kleine aantal 'high tech' bedrijven zal daarbij bijzondere aandacht krijgen. Een verhoogde aandacht binnen TNO voor risicovol verkennend en funderend onderzoek en, waar mogelijk, een inkrimping van (eenvoudige) dienstverlening (zie het hoofdstuk'Zakeliik beleid en bedrijfsvoering', pag. 41) zijn consequenties van de functie die TNO wil hebben bij de industriële vernieuwing. Deze aanpassing zal prioriteit hebben boven het verder opvoeren van inkomsten uit dienstverlening en ondersteuning (zie blz. 43). Verdergaande internationalisatie van het bedrijfsleven zal ook voor TNO een sterkere gerichtheid op de buitenlandse markt vereisen, enerzijds om het Nederlandse bedrijfsleven optimaal te kunnen ondersteunen en anderzijds om de eigen kennis en het vermogen tot competitie op internationaal niveau te houden. Verwacht wordt dat de omvang van dit hoofdaandachtsgebied zal groeren. Energie
ln het hoofdaandachtsgebied energie heeft TNO veelal te maken met rijpe technologieën. Het duurl lang voordat onderzoekresultaten in de praktijk toepassing vinden. De bezorgdheid over de energievoorziening is wat op de achtergrond geraakt door de daling van de olieprijzen en een grotere geografische spreiding van het olieaanbod. Voor Nederland komt daar de ruime beschikbaarheid van aardgas bij. Toch wekken verschillende recente langetermijnstudies de verwachting dat deze situatie reeds op middellange termijn kan omslaan (zie o.a. DRI-Europe studie over een toekomstig energiescenario voor 11 Europese landen). De olieprijzen kunnen na 1990 weer sterk st¡jgen en de import in Europa van kolen, olie en gas zal sterk toenemen. TNO is daarom van
mening dat er om strategische redenen geen belangrijke wijzigingen moeten worden aangebracht in de hoofdlijnen van het onderzoekbeleid op dit gebied. De prioriteiten in het TNOprogramma blijven: - diversificatie van de energiebronnen (kolen, duurzame energiebronnen); - rationeel energiegebruik in de sectoren industrie, verkeer en vervoer en gebouwde omgeving. TNO zal de nieuwe mogelijkheden die de micro-elektronika en de informatica bieden, benutten. Dit geldt ook voor de impulsen die uitgaan van de zwaarder wordende milieu-eisen. Zwaartepunten van het energieonderzoek bij TNO zullen de komende jaren zijn: - rationeel energiegebruik in de gebouwde omgeving, de industrie en bij verkeer en vervoer; - warmtepomptechnologie; - verbrandingstechnologie (steenkool en afvalverbranding); - duurzame energie. De omvang van het kolenonderzoek en het besparingsonderzoek voor de gebouwde omgeving zal inde komende jaren afnemen. Onderwerpen waaraan meer aandacht zal worden besteed, zijn: - micro-elektronika en nieuwe sensortechnieken in energieconversiesystemen; - brandstofcellen; - systeemstudies. De zwakke Nederlandse infrastructuur voor energie- en milieutechnologie (zie ook milieu) maakt de taak van de IREM, op zichzell een constructie die een stap in de goede richting is, zeer moeilijk. De totale omvang van hêt hoofdaandachtsgebied energie zalvoor de genoemde gebieden op hetzelfde niveau blijven. Een deel van de seismische werkzaamheden is geprivatiseerd en valt niet meer binnen het hoofdaandachtsgebied. Het gerichte streven om de industrie sterker bij het onderzoek te betrekken, zal worden voortgezet. Milieu
22
Milieuonderzoek is, relatief gezien, een betrekkelijk jong onderzoekgebied. De milieuproblemen zullen de komende tien jaar niet afnemen, eerder toenemen. Milieuproblemen zijn veelal internationaal en blijken steeds meer uitgestrekt in ruimte en tijd: verzuring, meststoffenproblematiek, verontreiniging van grondwater. Een systematische aanpak van deze problemen vraagt om: - het beschikbaar hebben van geavanceerde diagnostische methoden en dataverwerkingstechnieken ; - het betrekken van inzicht in ecologische kringlopen bij het introduceren van nieuwe technologie of het sturen dan wel begeleiden van technologische ontwikkelingen. TNO zal deze kennis en methodieken op een hoog peil moeten houden. Daarnaast is echter een grotere inspanning nodig op het gebied van milieutechnieken, zowel ten behoeve van de preventie
van milieuverontreiniging in eigen land als ter bevordering van de export van milieuapparatuur. Hierbij kan TNO profitefen van zijn specifieke mogelijkheden van een brede aanpak en van de samenhang met andere activiteiten. De ontwikkeling van de milieutechnologie kent echler een aantal knelpunten. De technologie is niet gebonden aan een sector of branche en een gedetailleerde analyse van de knelpunten zal nog gemaakt moeten worden' Verschillende factoren spelen echter een rol: - de onduidelijkheid in normstelling en kwaliteitseisen;positie van - de geringe omvang van de thuismarkt en deinf sterke rastructuur voor' buitenlandse concurrenten ; de Nederlandse milieutechnologie is zwak vanwege het gebrek aan samenhang tussen ingenieursbureaus, apparatenbouwers en bedrijven die actief zijn op het gebied van procesontwikkeling; - de verschuivingen van'proces-toegevoegde' voorzieningen naar proces-geTntegreerde voorzieningen en nieuwe technologieën ; naar - het verplaatsen van vervuilende activiteitenzeer ongunstige ontwikkelingslanden (op langere termijn een ontwikkeling!); - het gebruik van minder vervuilende grondstoffen. Deze factoren maken de ontwikkeling van meer milieuvriendelijke technologie tot een riskante zaak. Het systeemgebonden karakter van veel milieuproblemen vraagt een samenhangend langetermijnbeleid van de betrokken departementen en een goede afstemming tussen de activiteiten van beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende overheidsinstanties. TNO stelt zich voor aan deze samenhangen veel aandacht te geven. Verwacht wordt dat de TNO-inspanning op het hoofdaandachtsgebied milieu constant zal blijven. Voeding
Het agrarisch-industriële complex is van levensbelang voor Nederland. Er ziinzeer veel voedselbewerkende en -verwerkende bedrijven, met zeer uiteenlopende omzetten. Een derde van alle midden- en kleinbedrijven in Nederland behoort tot deze sector. Slechts enkele hiervan beschikken over een eigen onderzoekapparaat. De trends in deze industrietak zijn onder meer: verschuiving van'ambachtelijke' naar industriële produktie' toenemende automatisering, verdere ontwikkeling van continue veruverkingsmethoden en benutting van landbouwgrondstoffen voor nieuwe doelen. Daarnaast is een toenemende aandacht van de consument voor kwaliteitsaspecten te verwachten. Gezien de structuur van de bedrijfstak heeft TNO enerzijds tot taak op (hoog) wetenschappeliik niveau ondersteuning te verlenen aan vooral grote bedrijven, anderzijds is'trouble shooting' en kennisoverdracht voor ambachtelijke sectoren van groot belang. TNO onderscheidt binnen het voedingsonderzoek tenminste drie deelgebieden: Het kwatiteitsgerichte onderzoek (inclusief sensorisch onderzoek). De werkzaamheden zullen zich in de toekomst in toenemende mate concentreren op het vaststellen van identiteitscriteria. Aan de
De Platobril (Portable Liquidcrystal Apparatus for Tach¡stoscopic Occlusion) heeft glazen die zeer snel kunnen overgaan van geheel transparant tot melkacht¡g wit. De bril is door het stitu ut voo r Zi ntu i g f y s io I og ie v a n de hoofd g roe p Defensieon d erzoek ontwikkeld om het anticiperend rijgedrag van chauffeurs te onderzoeken. De bril is ook uitstekend geschikt om met behulp van een kleurenbeeldscherm een zee r real istisc h d ried imension aal beeld op te roepen. In
Voor projecten van grote schaal wordt het onderzoek ín veel gevalIen vanuit verscheidene invalshoeken verricht. TNO werkt mee ¡n d¡t soort
onderzoekprojecten en
speelt er (als onafhankelijke organisatie) dikwijls een coördinerende rol in.
lnteractie met het bedríjfsleven is een levensvoorwaarde voor TNO. De organisatie zorgt er door een eigen cursus- en trainingssysteem voor dat de onderzoekers de resultaten van het onderzoek doelgericht ku n ne n overd rag en.
24
ontwikkeling van onschadelijke, functionele additieven zal meer aandacht besteed gaan worden. Geavanceerde chemische en microbiologische technieken zullen ontwikkeld en toegepast worden ter ondersteuning van het GMP-beleid ('in line control') in de bedrijven (GMP : Good Manufacturing Practice). ln samenhang hiermee zal veel aandacht worden besteed aan GLP (Good Laboratory Practice) in de eigen laboratoria en in die van de TNOrelaties. Tec h no log i sch o n d e rzoe k Het is te verwachten dat zich in de komende jaren belangrijke technologische vernieuwingen zullen voordoen, die tot een verbetering van de produkten zullen leiden en de positie van het Nederlandse produkt op de binnenlandse markt en op de exportmarkt zullen helpen handhaven. Microbiologische en enzymatische methoden en de toepassing van (bio)sensoren kunnen belangrijk bijdragen tot verbeteringen van procesmethoden. De nadruk bij deze ontwikkelingen ligt op de toepassing van continue verwerkingsmethoden. ln het kader van het nieuwe EGbeleid zullen landbouwgrondstoffen ook voor andere doelen dan voedselproduKen bestemd worden. Voeding en gezondheid Het is van groot belang dat TNO goed geïnformeerd is over de optimale samenstelling van voeding. Niet alleen in directe zin, zoals de relatie tussen voeding en het optreden van bepaalde ziektebeelden, maar ook in verband met de preventie van ziekten, met name maligne veranderingen. Het betreffende onderzoek zal tot meer inzicht leiden in relaties tussen voedingsgewoonten, voedingsstatus en ziekten, waardoor gerichte maatregelen ten aanzien van voorlichting, produktsamenstelling en wetgeving mogelijk worden. lntensivering van het voedingsonderzoek zal vooral gericht zijn op bepaalde bevolkingsgroepen alsmede op de effecten van specifieke voedingsmiddelen op de gezondheid. Bij het voedingstoxicologische onderzoek zal niet alleen aandacht worden gegeven aan de risicofactoren van toegevoegde stoffen, maar ook aan de van nature in voedingsmiddelen aanwezige toxinen en beschermende stoffen, aan de invloed van bindingsvorm en matrix op de toxiciteit van stoffen en aan de effecten van blootstelling aan combinaties van toxische stoffen. Verwacht wordt, dat de omvang van het voedingsonderzoek in TNO zal toenemen. Gezondheid
De toenemende mogelijkheden van de medische technologie om mensen langer in leven te houden, gekoppeld aan de hiermee gepaard gaande kosten, dwingt ook in het onderzoekbeleid meer en meer tot het maken van keuzen. De kwaliteit van het bestaan zal
hierbij een steeds belangrijker criterium worden. Het werk van TNO in dit onderzoekgebied kan niet los worden gezien van het overheidsbeleid. Verwacht mag worden dat dit beleid zich meer zal gaan richten op 'planning en beheer met betrekking tot gezondheid' dan op'gezondheidszorgplanning'. De achtergrond
25
26
hiervan is dat de gezondheid in belangrijke mate bepaald wordt door andere factoren dan genetische en biologische. De manier van leven, de invloed van fysische en chemische omgevingsfactoren en van culturele en sociaal-economische factoren zijn buitengewoon belangrijk. De demografische ontwikkelingen en de kosten van de gezondheidszorg bepalen mede de richting van het onderzoek. TNO streeft daarom naar versterking van de aandachtsgebieden gerontologie, verslaving, infectieziekten, chronische ziekten (reuma) en gezondheidszorgvoorzieningen. Deze versterking zal bevorderd worden door verhoging van de doelmatigheid van het onderzoek en door personele uitbreidingen. Een vermindering van de inspanning in (delen van) de aandachtsgebieden stralingseffecten en medische toepassingen, loxicologie (het niet-voedingstoxicologische onderzoek), harl- en vaatziekten, stralingsbescherming en proefdiervoorziening wordt daarbij voorzien. Vermindering van de inspanning in een deel van een aandachtsgebied, bijvoorbeeld bij hart- en vaatziekten, behoeft niet zonder meer tot gevolg te hebben dat de inspanningen in het betreffende aandachtsgebied als geheel vermindert. Bij de afwegingen terzake kunnen ook tot dan toe niet bewerkte onderzoekthema's binnen hetzelfde aandachtsgebied aan de orde komen. TNO zal zijn beleid daarbij meer dan voorheen baseren op zijn sterkte, te weten de gevarieerdheid van de binnen TNO aanwezige kennis en expertise en de mogelijkheid deze ook geïntegreerd in te zetten in gebieden als gezondheid en voeding, gezondheid en arbeid, gezondheid en milieu, alsmede welzijn en handicap. Het gezondheidsonderzoek van TNO maakt slechts een klein deel uit van het totale onderzoek op dit gebied in Nederland. De omgeving van het gezondheidsonderzoek in TNO wordt in belangrijke mate bepaald door de overheid, de universiteiten en daarvan met name de medische faculteiten en de academische ziekenhuizen, enkele grote instellingen, zoals het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, het Nederlands Kanker lnstituut, het Centraal Laboratorium Bloedtransfusie, de Stichting Nationaal Ziekenhuis lnstituut, e.d. en tenslotte de bijdrage- en opdrachtgevers. Voor die aandachtsgebieden, waarop ook andere instellingen een aanmerkelijke inspanning leveren, zal gestreefd worden naar een strategische taakafbakening. Het gezondheidsonderzoek zal in de komende jaren sterk worden beïnvloed door ontwikkelingen in de moleculaire biologie en de (medische) informatica. Daarom zal de toepassing van deze disciplines in het onderzoek krachtig worden bevorderd. Daarnaast zal de medische'technology assessment' toenernende aandacht krijgen in het gehele hoofdaandachtsgebied. De inkomsten van bijdragegevers (voor zover deze bijdragen afkomstig zijn van inzamelingen) nemen af. Bijdragen en opdrachten uit het bedrijfsleven nemen toe. De lange-termijnprognose is, dat de omvang van het onderzoek constant gehouden kan worden of licht kan toenemen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat deze omvang niet alleen door
economische motieven bepaald wordt, maar vooral door de maatschappelijke relevantie . Deze zal voortdurend getoetst worden aan de mening van de overheid en de betrokken adviesorganen. Defensie
Voor de strategie met betrekking tot het hoofdaandachtsgebied Defensie-onderzoek geldt, dat dit in nauw overleg met het Ministerie Van Defensie wordt vastgesteld en een onderdeel vormt van het totale beleid zoals dit door de Minister van Defensie wordt gevoerd. Een van de doelstellingen binnen dit beleid is de instandhouding van een krijgsmacht die beschikt over personeel dat voor zijn taak berekend is en een hoogwaardige en doelmatige uitrusting. Technologische kennis en vaardigheden zijn noodzakelijke voorwaarden voor het realiseren van een dergelijke doelstelling. Ten einde deze kennis en vaardigheden op een voldoende hoog niveau te houden dient onderzoek en ontwikkeling over een breed gebied te worden voortgezet (dan wel geïnitieerd). Bij de krijgsmachtdelen blijkt bovendien in toenemende mate behoefte te bestaan aan wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling. Enige oorzaken hiervan zijn: - De toenemende complexiteit van het defensie-materiaal. De toenemende complexiteit is een gevolg van de in gang zijnde technologische ontwikkelingen die, parallel aan ontwikkelingen in de civiele maatschappij, het aanzicht van het militaire bedrijf sterk doen veranderen. De effectiviteit van het conventionele verdedigingsmaterieel kan hiermee worden verhoogd, doch dit gaat vaak gepaard met hogere e¡sen aan de beheersbaarheid, dat wil zeggen inzet, gebruik en instandhouding daarvan. - Het streven naar kosten-effectieve oplossingen. De noodzaak van een (eventueel groeiende) defensie-inspanning en de toenemendê druk waaraan het defensiebudget is blootgesteld, resulteren in een verhoogde spanning tussen de taken van de krijgsmacht en de daarvoor beschikbare financiële middelen. Naast het zoeken naar materieel met steeds meer geavanceerde mogelijkheden (capabilities) zal tevens aandacht besteed moeten worden aan het verminderen van de noodzaak van onderhoud, aan het bedienen met minder personeel, etc. Dit kan mede tot gevolg hebben dat naast technische en operationele vraagstukken ook personele en economische aspecten bestudeerd moeten worden. - Het streven van de everheid de Nederlandse industrie meer te betrekken bij het voorzien in de materieelbehoefte van Defensie. Het beleid van Defensie is erop gericht meer dan in het verleden de Nederlandse industrie, dan wel de Europese industrie in te schakelen bij de realisatie van de materieelbehoeften van de krijgsmacht. Hiertoe moet de industrie kunnen beschikken over de voor defensie-opdrachten benodigde technologische kennis. Het defensie-onderzoek dient daaraan een belangrijke bijdrage te leveren. Verwacht wordt dat hierdoor een sterkere verwevenheid zal ontstaan tussen de hoofdaandachtsgebieden defensie en industriële technologie. Gezien de te venivachten ontwikkelingen kunnen de volgende
27
Kleine en middelgrote onderne-
het nu om een eenvoudig advies,
om'problem solving' of om pro-
g g aat, e rv are n onderzoekers kunnen het bedrijfsleven van dienst zijn. d u ktontw i kke I i n
TNO heeft enkele jaren geleden een níeuw pakketvan moderne, tec h nol o g i sc he systen?en ontw i kkeld om de snel terrein verliezende textielindustrie van dienst te kunnen zijn. Een deel van de 'textiel' is thans, mede door het werk van TNO, weer gezond.
28
accenten met betrekking tot defensie-onderzoek en -ontwikkeling geplaatst worden: - Bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische oorlogvoering met toenemende aandacht op de profylaxe, de medicatieve preventieve bescherming. - Het adequaat toepassen van informatietechnologie in wapensystemen en commandovoering. - De ontwikkeling van lichtere en sterkere materialen, niet alleen voor constructiedoeleinden maar ook voor beschermende toepassingen. - De studie van het menselijk gedrag in fysisch en psychisch zwaar belastende omstandigheden en het optimaliseren van de mensmachinerelatie. - Het streven naar betere beheersing van operationele processen: operationele research. - Het verbeteren van sensoren (elektromagnetische, elektrooptische en akoestische) voor het detecteren, localiseren en identificeren van doelen. - Het ontwikkelen van geavanceerde verbindingssystemen, bestand tegen elektronische tegenmaatregelen en zogenaamde elektromagnetische pulsen. - De ontwikkeling van nieuwe voortstuwingstechnieken, waarbij gedacht kan worden aan vaste brandstoffen en elektromagnetische voortstuwing. Gestreefd wordt naar een vergroting van de interactie met andere research-instellingen in Nederland. Het beleid is erop gericht de samenwerking met het buitenland te intensiveren om daardoor de elders bestaande kennis zo goed en snel mogelijk te benutten. Veel aandacht zal gegeven worden, parallel aan andere vormen van internationale samenwerking, aan contacten binnen Europa. Ook op langere termijn wordt verwacht dat het defensie-onderzoek een lichte stijging zal blijven vertonen. Bouw en
infrastructuur
Sinds 'l 945 is in Nederland een omvangrijke woning- en utiliteitsbouwprogramma uitgevoerd. Dit is gepaard gegaan met een aanzienlijke vergroting van de produktiviteit, terwijl tegelijkertijd de gestelde eisen verzwaard werden. De verwachting is thans dat de produktie van nieuwbouw-woningen zal afnemen. Het werk aan onderhoud, verbetering en aanpassing aan nieuwe behoeften zal echter toenemen. Een groot probleem voor de bedrijfstak is de sterk versnipperde structuur met zeer veel kleine bedrijven, die bij elk project weer in een andere combinatie moeten samenwerken. Daardoor is de arbeidsproduktiviteit veel lager dan mogelijk en is het introduceren van vernreuwrngen die ook voor andere partijen consequenties hebben, lastig (vooral als deze in een eerdere fase bij het bouwproces betrokken zijn). Om een markt van voldoende omvang te kunnen behouden en ook voldoende kansen te creëren op de buitenlandse markt is een hoog prestatieniveau van de bedrijfstak en de inzet van voor een deel
reeds gerealiseerde, nieuwe technologie nodig. Belangrijke ontwikkelingen doen zich voor op gebieden als: informatica (CAD/CAM, enz.), kwaliteitsborging van afzonderlijke produkten en van het hele bouwproces, gebruik van reststoffen (bouwpuin, vliegas, industriegips) voor de produktie van bouwmatêrialen en verdere vormen van energiebesparing en verkleining van milieuhinder (geluidhinder, bodemverontreiniging). Vernieuwend materiaalonderzoek is noodzakelijk. Een relatief groot percentage van de bouwkosten wordt gevormd door de materiaalkosten. Geheel nieuwe materialen zullen ook in de civiele techniek belangrijke gevolgen kunnen hebben. Het onderzoekprogramma van TNO (en van TH's) is in belangrijke mate gericht op structurele beïnvloeding van vernieuwingen in de bouw. Voorbeelden hiervan zijn : de infrastructuur waarbinnen computertoepassingen in de bouw geplaatst moeten worden, opdat de activiteiten en systemen van de verschillende geledingen van de bedrijfstak goed op elkaar aansluiten; - 'open bouwen' als bedding van innovaties, die meer industriële toelevering en een flexibeler eindprodukt tot doel hebben; - kwaliteitsborging door het hele bouwproces; - bevordering van een rationele aanpakvan beheeren onderhoud; - opheffing van knelpunten bij het introduceren van vernieuwingen. De rol van de overheid bij ontwikkelingen in de bouw kan zijn: - het bevorderen van een collectieve aanpak van problemen; - het uitoefenen van invloed op technische specificaties; - het ontwikkelen van een technologiebeleid voor de bouw. Het voeren van een duidelijk onderzoekbeleid door de Overheid ten aanzien van de bouwwereld wordt bemoeilijkt door de betrokkenheid van ministeries en lagere overheden. Een duidelijke taakafbakening is hier gewenst. TNO kan daaraan via het doelsubsidieoverleg een bijdrage leveren. Een vereenvoudiging van bouwvoorschriften en procedures is bovendien hard nodig. Hoewel de omzet van de bedrijfstak structureel zal afnemen, is het terwille van het streven naar een goede concurrentiepositie, rendementsverbetering en introductie van nieuwe technologieën noodzakelijk, dat de onderzoekinspanning op het huidige peil blijft. Verwacht mag worden dat in het komende decennium investeringen in de fysieke infrastructuur van Nederland weer veel belangrijker zullen worden. Hierbij kan gedacht worden aan aspecten van de telecommunicatiestructuur, aan de behandeling van goederenstromen, e.d., dus in het algemeen aan geavanceerde infrastructurele werken. Mede daarom zal TNO het onderzoek op het gebied van de logistiek versterken, waarbij vooral de studie van de gevolgen van nieuwe technologieën op organisatie en afwikkeling van personen- en goederenvervoer van belang is. Ook de meer materiële aspecten van inf rastructuurveranderingen zullen aandacht krijgen, naast de activiteiten die TNO al verricht op het gebied van de ruimtelijke ordening.
-
30
De marketing van TNO De marketingfilosofie
De door TNO te leveren 'produkten'zijn kennis en kunde. Het belangrijkste'produktiemiddel' van TNO zijn de medewerkers. Het
feit dat kennis en kunde moeten worden overgedragen door mensen aan mensen maakt, dat de marketing van TNO plaatsvindt door medewerkers met de geëigende deskundigheid. Deskundigheid en attitude van deze medewerkers bepalen in overwegende mate het resultaat. De feitelijke marketing gebeurt dan ook op de werkvloer, dus decentraal. Ook de geheel verschillende marktstructuren van de sectoren die TNO bedient, dwingen tot een decentrale aanpak. De strategie van TNO is erop gericht deze decentrale marketing voort te zetten, doch de samenhang tussen de activiteiten te verbeteren door het opstellen van een marketingplan per hoofdaandachtsgebied, gebaseerd op de marketingplannen van de hoofdgroepen. Centrale ondersteuning zal gegeven blijven worden ter zake van marktinformatie, marktanalyse, juridische adviezen in verband met contracten en marketing in het buitenland, met name de EG en onlwikkelingslanden. De doelgroepen van TNO
De doelgroepen van TNO zijn: het bedrijfsleven (industrie, agrarische voedingsmiddelensector, dienstverlening, bouwnijverheid, nutsbedrijven) in Nederland. Speciaal de kleine en middelgrote ondernemingen behoren tot een
-
zeer belangrijke doelgroep voor TNO; de overheid (met name in verband met gebieden van staatszorg, zoals gezondheid, voeding, veiligheid, milieu, energie en defensie); - maatschappelijke groeperingen en consumenten; - internationale organisaties, waar Nederland deel van uitmaakt (EG, etc.). Gebruikers van TNO-kennis moeten ervan uit kunnen gaan, dat de door TNO geleverde kennis van internationaal niveau is. TNO zal derhalve, vooral ten behoeve van onderzoek ter zake van nieuwe technologieën die van belang zijn voor de toekomst, tevens actief marketing bedrijven op de internationale R&D-markt.
-
Marketing naar de overheid en grotere bedrijven
Marketing naar de overheid heeft voornamelijk betrekking op veruverving en uitvoering van overheidsopdrachten en het verkrijgen van instemming met en uitvoering van meerjaren-onderzoekprogramma's, te financieren uit doelsubsidie. De marketing naar grotere bedrijven heeft voornamelijk betrekking op het verwerven en uitvoeren van R&D-projecten en het uitvoeren van hoogwaardige, specialistische dienstverlening. Wat betreft de meerjarige doelsubsidieprogramma's is de te volgen werkwijze vastgelegd in de nota'Algemene bepalingen betreffende het verstrekken van doelsubsidies aan TNO'van de lnterdepartementale Werkgroep TNO (lWT). Toetsing van de door TNO opgestelde meerjarenprogramma's vindt jaarlijks plaats. TNO is verantwoordelijk voor de afstemming met de potentiële gebruikers,
31
TNO biedt onderzoekers met
te geven van de mogelijkheden
die potentiële werknemers kriigen.
IngenieUf
fif"f;iff.,",,#lî,äåx
HJÏT'i:H:Î,'.i'iffi:ì11fl" ru I o'rmt'"rt'¡
or
w'rku¡shu*Lunde (dv)
orF¡isric rch J.0@ n.dd6 k.ß, dc omTrr ß ts oiliocn Dc
Dc bch¡sriikn. ondczækscbÉdcr ¿iin irdurd¿I. rechnolo8ir, .ncrsie, dlÈu. vcdinE. 8.zo¡dhcìd. drfcn'iee¡ bouw.n en woncn
T!kcn:
ñobicdrn.dcw.rkc$dcñidd.- -lttudøuntúttdtth¿¿t¿.|i"úrithtn¿ùhaþ.Nß..ún lc¡endcru¡mrcoEhunkcnni$
_itut¿ù".^!Mtoñoþ.tuøtù¿;
ni,,,
: Acno.ñdc - laù4ùn pnt¡dd. ondcrrck8cbiede¡ w.rþ¡.ñ ß - IM¿n ut btì¿ntú ¡cnde v¡n d€ hicrbovcn
9:llll! ìt+11'lt! îf"1iÏ _ bn no va¡¡ e.n rùñcvcxn8 voor þdeilun{ies bii hd bcd¡iißl.veD NÊco ( cên va¡ ll ¡nsnulcn u"n I no. Hct hritùul t.[ I l0 D.Jescrkrà Mùnbrdceldch.cbn'cr vs v¿stc {ùffcn cr dc k rirg cr rmulailc v¡n *yrcnen. Eovcndicnword.ninrrun.ntcn onrqi*cld€trnürhùrpr6r.rt\
o¿"
or¿ru.|ñrtut^\nß cnnhonhdx.h,(dv,ñmcr:.nNh! r(hni.i.¡rirhtu{hc¿u¡omni*nns: ,ns.s.ld¡
¡*0. ron¿.tine..n shrifcliikc ùldroklinxsv¡lrJi¡hcid Ndcil¡nds..n Enx.h( r¡¿1, ÞÍrkrilcdúiu wùrdr ùp pr¡' 8c!cld. JGh n nirr vcr.n'
in ¿c
Nad.E,nLchrn!.n wnrd.n atrrrn. v.^k.k dd, Dr.;¡.t.Ä.M,;¡cmJ.0tr-jôcttB.rcn.t¡{tairvnnd\ 0t828-i@tr. Solicn¡dd mcr vcrmcl¿in[ vùn nunhcr rx- 1202'501 r. richren ¡¡n d. ¡fdc[nB PcMnaß2¡kr, Pnùhùs ¿9. ¿ø0 AA Dt¡E
TNO / Research voor de praktiik
Hoewel hetvoorkomt dat nieuwe werknemers zich vanaf de eerste
werkdag onmiddellijk compleet ontplooien, is een ander model waarin de werknemer enige tijd nodig heeft, geen ongewoon verschijnsel. Ook komt het voor dat werknemers interesse krijgen in een andere loopbaan dan hen aanvankelijkvoor ogen stond. Het personeelsbeleid van TNO kent het' loopbaanberaad'. ln dit beraad kunnen de carrièremogelijkheden van de werknemer worden besproken.
32
waarvoor o.a. de programma-adviesraden worden ingeschakeld. Marketingacties, gericht op verwerving en adequate uitvoering van opdrachten van overheid en grotere bedrijven zijn vergelijkbaar, in die zin dat de probleemdefinitie wordt geaccordeerd tussen deskundigen van de zijde van de opdrachtgever en van TNO. De tevredenheid van de klant wordt bepaald door de 'performance'/ prijs-verhouding en een adequate uitvoering en rapportage. Uit het toenemende aantal onderzoekopdrachten van de laatste jaren mag de conclusie worden getrokken dat TNO de onderzoekprojecten in redelijke mate adequaat kan uitvoeren. TNO verwacht, dat een grotere interactie met overheidsinstellingen als PTT en Rijkswaterstaat mogelijk en nuttig zal zIjn. Essentieel is de voor de klant optimale probleemoplossing. Deze vraagt soms om inzet van disciplines van verschillende onderdelen van TNO. Om deze inzet te verzekeren zullen grotere onderzoekprojecten in de toekomst in de beleidscommissies per hoofdaandachtsgebied (zie het hoofdstuk'Zakelijk beleid en bedrijfsvoering, organisatie' pag. 41 ) in de voorbereidingsfase aan de orde worden gesteld, zodat over inzet van capaciteit en additionele disciplines tussen hoofdgroepen afspraken kunnen worden gemaakt.
Marketing naar het
KMO
Marketing naar het KMO vereist bijzondere aandacht. Juist voor deze bedrijven kan TNO een zeer wezenlijke betekenis hebben. De problematiek van het kleinere bedrijf vraagt doorgaans een aanpak waarbij de technologische component, althans aanvankelijk, ondergeschikt is. Kleine bedrijven zijn minder dan grote bedrijven in staat zonder externe hulp de technische probleemdefinitie te stellen. De behoefte aan externe ondersteuning manifesteert zich veel meer op gebieden als financiering, organisatie, buitenlandse handel, e.d. Zowel het grote aantal kleinere bedrijven als de specifieke problematiek vraagt om een aangepaste benadering van deze doelgroep. De tot nu toe genomen maatregelen om de drempel voor het KMO te verlagen en tot gemeenschappelijke aanpak te komen,
zllni
-
uitbreiding van de samenweiking met de Rijksnijverheidsdienst (RND); daar waar de RND een onderzoek- of ontwikkelingsproblematiek onderkent, wordt contact met TNO gelegd; aan het eerste overleg zijn geen kosten verbonden; - centrale wegwijzerfunctie; - deelname van TNO aan het stelsel van transferpunten; - profilering van branche-instituten; - verlaging van de (financiële) drempel voor collectief onderzoek, door middel van stimuleringssubsidie. Hoewel er van verschillende kanten kritische opmerkingen gemaakt zijn over de stimuleringssubsidie en het daaruit gefinancierde collectief onderzoek, dient niet uit het oog te worden verloren dat met een betrekkelijk gering bedrag een belangrijk overleg tussen bedrijven tot stand komt. De ontwikkeling van de technologie en de verandering van het profiel
van de industrie maakt het noodzakelijk deze maatregelen in de toekomst aan te vullen. De redenen hiervoor zijn: - Een groep van bedrijven, verenigd in een branche- of disciplinegroep, heeft het meeste vertrouwen in een orgaan dat uitsluitend hun belangen dient; - Door het gebruik van moderne technologie en internationalisering van de markt komt een bedrijf soms tot geheel andere produkten. Hierdoor treedt branche-vervaging op; - Vele van de kansrijke gebieden, voorgesteld door de Commissie Wagner, hebben een branche-overschrijdend karakter of liggen veel meer in de sector dienstverlening; - De belangrijkste technische ontwikkelingen liggen op het gebied van generieke technologieën (CAD/CAM), automatisering, biotechnologie, nieuwe materialen, etc. De strategie van TNO is erop gericht niet alleen bestaande branches met ontwikkelingskansen te ondersteunen, maar tevens het KMO te ondersteunen in de sectoren die gekenmerkt worden door het huidige begrip branche-overschrijding. TNO hanteert daarbij de volgende aanpak: - Het instellen van branche-dienstencentra door de brancheorganisatieszal worden bevorderd door het in overleg met de branche aanstellen van hoogwaardige branche-adviseurs. Deze zullen als taak hebben het adviseren van de leden-bedrijven van de branche, ook ten aanzien van niet-technologische problemen (inzet van derden); - De branche-instituten van TNO hebben de laatste jaren belangrijke vorderingen gemaakt bij het vertalen van generieke technologieën naar de betrokken branches. Deze ontwikkeling zal met kracht worden gestimuleerd door efficiënte bundeling van capaciteit op het gebied van generieke technologieën die toepasbaar zijn in verschillende branches. De vertaaltaak van de branche-instituten is daarbij zeer moeilijk en kan slechts slagen als medewerkers van deze instituten onderzoekteams vormen met die onderdelen van TNO, waar de generieke technologieën hun zwaartepunt hebben; - Teneinde een groter aantal bedrijven bij de collectieve aanpak te betrekken en het innoverende en/of structuurversterkende effect van de stimuleringssubsidie te verhogen zal TNO zich meer dan tot dusverre richten op collectieven die ad hoc projecten of precompetitief ontwikkelingsonderzoek laten uitvoeren ; - Een deel van de toetsing van de meerjarenprogramma's zal plaatsvinden bij 'early adopters'van vernieuwingen in het KMO. De resultaten van het onderzoek zullen op de markt worden gebracht via branche-instituten en branche-dienstencentra, RND en de particuliere adviesbureaus.
Marketing in het
34
buitenland
Alhoewel TNO zich richt op de Nederlandse samenleving, zullen in een aantal gevallen marketing-activiteiten in het buitenland worden ontwikkeld. Uitgangspunt hierbij zal zijn, dat de desbetreffende actie past in het beleid van het hoofdaandachtsgebied en dat uitzicht
bestaat op vanuit de Nederlandse samenleving te realiseren toepassingen of op uitwisseling op basis van wederkerigheid. De zwaartepunten van marketing in het buitenland zullen liggen in de EG (vooral de buurlanden), de Verenigde Staten en Japan. De participatie in Europese programma's draagt bij aan de Nederlandse en Europese industriële versterking. De samenwerking met buitenlandse bedrijven en instituten werkt kwaliteitsverhogend voor TNO. ln het kader van het zogenaamde tweesporenbeleid voor ontwikkelingslanden zal TNO zijn industrieel-technologische expertise inzetten om een doelmatige inschakeling van het Nederlandse bedrijfsleven bij daartoe door de overheid te selecteren projecten te bevorderen. Een eventuele samenwerking met andere landen zal uiteraard eveneens op het regeringsbeleid worden afgestemd.
35
e I ij ke o ntw i kke I i n g e n vragen nogal eens om onderzoek vanu it verschei d ene v akg e bieden. TNO kent de aparte organisatievorm van' dwarsverban d en'. Een dwarsverband is voor de omgeving-een contact dat een mu ltid isci pli nai r p ro bleem g ei nte greerd kan aanpakken. Op een
M aatsc h ap p
Arbo-beurs (Arbo staat voor ar be i d so m stan d i g h
het dw arsverb an d
e de
Hum
n ) zo rgt an ise ri ng
van Arbeid voor een overzichtvan
alle mogelijkheden die TNO op het gebied van onderzoek naar arbeid som stan d ig hed e n kan bieden.
De geldstroom van TNO geeft duidelijk aan naar welke hoofdaan d ac htsg e bi e d e n d e meeste belang stell i ng u itg aat. H ierond er volgen enkele globale percentages en bedragen die voor TNO gelden. De letters en cijfers die eraan vooraf gaan verwijzen naar het diagram.
Míddelen (a) A. Subsidles 4B"k 283 mln. B. Bijdragen + opdrachten Rijk 13"/" 78 mln. C. Bijdragen -t opdrachten derden 35"k 206 mln. D. Diversen 4"/" 22 mln.
Besteding van middelen naar kostensoort (b)
1. Personele lasten 57"k
2. Materiële lasten 33"k 3. Dotaties investeringen N aar 1
.
10"k
hoofd aand achtsge bied (c)
lndustriële technologie 30"k
2. Energie 6"k 3. Milieu 11"k 4. Voeding 10"k 5. Gezondheid 15% 6. Defensie 20"k 7. Bouw en infrastructuur 8"/"
TNO zorgt voor een zorgvuldige n d u idelijke) f i n anci ë le rap porta-
(e
ge; het bespreekbaar maken van plannen voor onderzoek (en van de financiële consequenties daarvan) wordt hierdoor sterk vereenvoudigd. Waarom bijna iedereen in Neder-
36
Iand TNO-Delft zegt! ln de vestiging in de Zuidpolder werken in 12 inst¡tuten bijna 1200 fNO'ers.
Sociale strategie De uitgangssituatie
ln de periode 1981 tot en met 1985 is er, wat het sociaal beleid aangaat, veel aandacht besteed aan het invoeren van de aanbevelingen van de Werkgroep Rechtspositie TNO-personeel (rapport aan de minister voor Wetenschapsbeleid inzake de rechtspositie van het TNO-personeel van maart 1980). Per 1 januari 1984 zijn het nieuwe f unctiewaarderingssysteem en het daarop afgestemde salarissysteem ingevoerd, per 1 januari 1985 het nieuwe pensioenreglement en de daarmee samenhangende bruto-netto berekening van het salaris. ln 1985 zijn goede vorderingen gemaakt met de herziening van de overige arbeidsvoorwaarden. Daarmee heeft de organisatie de beschikking gekregen over en kan gaan werken met de voor het sociale beleid noodzakelijke instrumenten, waaronder f unctioneringsgesprekken en loopbaanberaad.
De toekomstige sociale strategie
Een goed onderzoekbeleid kan alleen gebaseerd zijn op een goed personeelsbeleid. Onderzoek heeft per definitie te maken met een schaarste aan goede medewerkers in nieuwe gebieden. De sociale strategie dient met dit wezenlijke kenmerk van een research-organisatie rekening te houden. De strategie van TNO is erop gericht een verjonging van het personeelsbestand tot stand te brengen en de mobiliteit en kwaliteit te bevorderen. De flexibiliteit zal daardoor toenemen en de carrièremogelijkheden van jonge medewerkers worden vergroot. Belangrijk is dat het beleid gericht is op het tot stand komen van een vrijmoedig en uitdagend onderzoekklimaat, met begrip voor het feit dat de onderzoeker niet alleen een functie heeft in de TNOorganisatie, maar ook een plaats heeft in de wetenschappelijke wereld en daaraan ook een belangrijk deel van zijn motivatie ontleent. Het medewerkersbestand wordt bepaald door: 1. de instroom van nieuwe medewerkers; 2. de doorstroom van medewerkers in functies binnen TNO; 3. de uitstroom van medewerkers.
De instroom van nieuwe medewerkers (1)
Tot nu toe recruteert TNO nieuwe medewerkers in belangrijke mate via het model van vacatures die zich in de instituten voordoen. Deze gang van zaken wordt verklaard uit het'commitment'dat de instituten jaarlijks aangaan ter zake van werkprogramma en begroting. Als gevolg hiervan wordt wel een personele bezetting in stand gehouden voor een bepaald werkgebied, doch wordt minder dan gewenst aandacht besteed aan mogelijke toekomstige vernieuwingen en doorgroeimogelijkheden voor de medewerkers. ln de toekomst zal TNO bij de werving van nieuwe medewerkers systematisch rekening houden met loopbaanmogelijkheden in en eventueel buiten TNO. Hierbij zal naast de beoordeling van de
37
kennis meer dan voorheen aandacht geschonken worden aan andere persoonlijke kwaliteiten.Op de arbeidsmarkt ondervindt TNO, net als andere belanghebbenden, problemen bij het aantrekken van goede, jonge onderzoekers in groeigebieden. TNO heeft daarom besloten zich meer en duidelijker te gaan profileren op de arbeidsmarkt, vooral waar het academici en HBO'ers betreft. Het typische karakter van TNO als onderzoekorganisatie, de ontwikkelingen binnen TNO en de mogelijkheden voor jonge academici zullen daarbij worden belicht. Essentieel hierbij is de medewerking en het informele relatienetwerk van TNOmedewerkers uit de betreffende vakgebieden. Voor schaarse specialisten kan TNO gebruik maken van de toepassingsregels van het salarissysteem, die flexibiliteit toelaten in aanvangssalaris en salarisgroei, alsmede van de mogelijkheid een arbeidsmarkttoelage toe te kennen. Belangrijk is dat dergelijke medewerkers de nodige armslag hebben in hun werk en in een inspirerende omgeving geplaatst worden. De doorstroom van
medewerkers in functies binnen
rNo
38
(2)
TNO is een onderzoekorganisatie. TNO onderscheidt zich van grote laboratoria van bedrijven in het feit dat de toepassing van de kennis en de daarmee te bereiken winst buiten TNO liggen. ln de laboratoria van bedrijven stroomt een belangrijk deel van de medewerkers door naar andere functies in het bedrijf. TNO heeft deze mogelijkheid niet. Daarom zal TNO veel aandacht gaan besteden aan de interne loopbaan die leidt tot hogere functies (groepsleider, afdelingshoofd, toponderzoeker en algemene managementf uncties) en die voor circa 157:o van de binnenkomende onderzoekers is weggelegd, en aan de externe mobiliteit. Belangrijk is dat de medewerker bij TNO wordt gestimuleerd tot flexibiliteit, dat wil zeggen, bereid is en in de gelegenheid wordt gesteld zijn kennis te verdiepen in verschillende functies binnen TNO om daarmee een grotere inzetbaarheid te verkrijgen binnen en buiten TNO. Om deze doelstelling te realiseren zal het systeem voor interne opleidingen worden uitgebreid. Voor daarvoor in aanmerking komende onderzoekers zal de mogelijkheid van 'opfrisverlof'worden ingevoerd. Het systeem van functioneringsgesprekken wordt thans ingevoerd. Teneinde een planmatige mobiliteit tot stand te brengen, zal daarnaast een systeem van loopbaanraad worden opgezet. Hierbij zijn potentieelschatting en belangstellingsregistratie essentieel. Een attenderingssysteem voor de follow-up zal worden verwerkt in het personeelsmanagementi nf ormatiesysteem. Essentieel voor de praKische toepassing van het systeem is, dat in TNO een bedrijfscultuur tot stand wordt gebracht - met behoud van de diversiteit in opereren van de verschillende TNO-onderdelen waarbij het als vanzelfsprekend wordt ervaren dat een goede medewerker zijn flexibiliteit vergroot door functies te aanvaarden in verschillende instituten en dat het als normaal wordt gezien dat een medewerker, na ervaring in verschillende functies bij TNO te hebben opgebouwd, een functie aanvaardt buiten TNO. Bedrijven en
instellingen zullen belangstelling hebben voor TNO-ers met een dergelijke ervaring. De kennisoverdracht naar de toepasser komt op deze wijze langs een natuurlijke weg tot stand. Voor jonge afgestudeerden van universiteit en HBO zal het aantrekkelijk zijn bij een aldus functionerend TNO ervaring op te doen. deze wijze langs een natuurlijke weg tot stand. Voor jonge afgestudeerden van universiteit en HBO zal het aantrekkelijk zijn bij een aldus functionerend TNO ervaring op te doen. Voorwaarde is uiteraard, dat er sprake is van een beheerste mobiliteit, omdat TNO te allen tijde de beschikking dient te hebben over een adequaat kader van leidinggevenden en toponderzoekers. Het tot stand brengen van de bovenbedoelde bedrijfscultuur is een meerjarig proces, waarbij korte-termijn operationele weerstanden in onderdelen van de organisatie overwonnen zullen moeten worden. Veel hangt af van de kwaliteit van de samenwerking tussen de lijn en de stafdiensten en de informatieverstrekking en het overleg met de medewerkers. Goed f unctionerende ondernemingsraden zijn een belangrijke component van dit overleg. Het hiervoor geschetste sociale beleid zal een groot beroep doen op de kwaliteit van de ondersteunende diensten in TNO. Verwacht mag worden dat de continuileit van de personeelsbezetting van de ondersteunende diensten groter zal zijn dan die bij het onderzoek. De uitstroom van medewerkers (3)
Gezien het onder 2 vermelde, is het van belang ook de uitstroom van de TNO-medewerkers planmatig te sturen, mede in het licht van het beperkte aantal hogere functies bij TNO. Medewerkers met ervaring binnen TNO zijn in principe voor bedrijven en instellingen buiten TNO interessant. Met het doel een wederzijdse kennismaking, met gelijktijdige kennisoverdracht, tussen TNO-medewerkers en een instelling buiten TNO tot stand te brengen, zal een formeel en informeel relatienetwerk met bedrijven, overheidsinstellingen, nutsbedrijven en instituten in binnen- en buitenland worden ontwikkeld, waarbij ook getracht zal worden tot afspraken te komen over tijdelijke detachering van TNO-medewerkers. Enerzijds doet de TNO-medewerker hierdoor een nieuwe ervaring op, anderzijds draagt een dergelijke detachering bij tot de carrière-perspectieven binnen en buiten TNO. Een dergelijk systeem, geplaatst in het kader van de loopbaanontwikkeling van de TNO-medewerker draagt bij tot de kennisoverdracht en de flexibiliteit.
39
De stalen bruid heelvoorzichtig in bad. TNO hielp mee een bijzonder aufowassyste em o ntw i kke len. Sensoren houden samen metde no d i g e m i c ro-e I e ktro n ic a al les wat hard is wèg van de auto. Een b
ijzo
n
d e re p ro d u kto
ntwi kke
Iin
g,
vriendelijkvoor de auto en voor de ondernemer.
M i c ro -e le ktro n i c a e n b ee I dte c h niek maken het mogelijk vanuit één punteen aantal bruggen zote bedienen dat zowel weg- als w ate rverkee r s lechts m i n i m al e ve rtrag i n g o n d e rv i n dt.
Door de toepassing van sensoren en micro-elektronic a ku n nen
bedrijven in veel gevallen een extra waarde geven aan hun produkten. TNO hielp een schuifd eu r ontwi kkele n d ie d oor
toevoe-
ging van een aantal funct¡es gedurende dag en nacht en onder versch illend e cond ities geheel zelf 'denkt'.
40
Zakelijk beleid en bed rijfsvoeri ng Organisatie
Na de succesvol verlopen reorganisatie is TNO thans een lijnorganisatie met een aantal kenmerken van een matrix-organisatie. Deze combinatie heeft bewezen goed te werken. Hel versterken van de samenwerking tussen de hoofdgroepen blijft echter veel aandacht vragen. De markt dicteert in feite de samenhang die er tussen hoofdgroepen en instituten moet bestaan. De breedheid van TNO moet ten volle benut worden door intensieve, onderlinge interactie. Het belangrijkste instrument voor het bevorderen van deze samenwerking zijn de beleidscommissies van hoofddirecteuren per hoofdaandachtsgebied. Naast de ontwikkeling van de strategie hebben deze commissies tot taak de marktcoördinatie per hoofdaandachtsgebied.
Andere middelen ter bevordering van de samenwerking die worden toegepast zijn: - de versterking van de'cultuur'van TNO als één geheel; - de uitwisseling van personeel; - de beoordeling van managers, speciaal op het vermogen tot het aangaan en stimuleren van samenwerkingsverbanden ; - het stimuleren van adequate informatie-uitwisseling tussen hoofdgroepen; - het bevorderen van informele contacten op werkniveau. Ad hoc projectteams moeten snel over instituuts- en hoofdgroepgrenzen heen kunnen worden opgezet en na gedane arbeid weer kunnen worden opgeheven. Per beleidscommissie is één hoofddirecteur de eerst verantwoordelijke voor de coördinatie binnen een bepaald hoofdaandachtsgebied. Daarbij wordt hij ondersteund door een bureau ten aanzien van: - marktinformatie en coördinatie; - voorbereiding beleid; - voorbereiding onderhandelingen met overheid (doelsubsidie) en marktpartijen. De beleidscommissies worden bij hun taak ondersteund door dwarsverbanden. Dit zijn groeperingen van experts uit hoofdgroepen en instituten die onder meer als taak hebben de beleidsvoorbereiding en de programma-ontwikkeling in het betrokken gebied. Bestaande dwarsverbanden, die een hoofdaandachtsgebied of een belangrijk aandachtsgebied bestrijken, hebben deze beleidsvoorbereidende taak reeds; het bureau van het dwarsverband zal de taken van het hiervoor genoemde bureau ten behoeve van de betrokken beleidscommissie vervullen. Enkele additionele dwarsverbanden zullen worden ingesteld, met name op het grensgebied van voed¡ng en gezondheid en voor produktkunde en produktietechnologie. Laatstgenoemd dwars-
41
verband zal een geïntegreerd beleid moeten voorbereiden vanaf de produktkunde tot en met de geautomatiseerde fabricage van produkten. Alle dwarsverbanden rapporteren aan de voorzitters van de betrokken beleidscommlssles. Dit matrix-aspect van de organisatie laat de lijnverantwoordelijkheid onverlet. De voorzittende hoofddirecteur rapporteert aan de aangewezen portefeuillehouder in de Raad van Bestuur. Deze werkwijze vormt de grondslag voor het sterkste punt van TNO: de multidisciplinaire aanpak. De RvB heeft, naast de optimalisering van het klimaat dat nodig is voor deze gezamenlijke aanpak, het interne toezicht hierop als een van zijn hoofdtaken. De hoofdgroepen zijn verantwoordelijk voor de opstelling van het eigen middellangetermijnplan en de uitvoering van het werkprogramma op basis van de overeengekomen personele en materiële middelen. De hoofdgroep moet marktgericht en zakelijk kunnen optreden. Het hoofdgroepmanagement krijgt daarom de ruimte die past bij een wijze van opereren die overeenkomsten vertoont met die van het particuliere bedrijfsleven. Dit betekent ruimte voor het dragen van de verantwoordelijkheid voor het financiële resultaat. Per hoofddirectie is er een bedrijfsbureau, belast met de financiële en bedrijfseconomische aspecten. Dit bureau beschikt ook over de projecteninformatie van de hoofdgroep. Voorts is de centrale hoofdgroepadministratie hierin ondergebracht. Op instituutsniveau wordt deze organisatie herhaald in een projectenbureau en een administratieve ondersteuning. Af hankelijk van plaatselijke omstandigheden kan dit stramien enige verschillen vertonen. De programmatische beïnvloeding van TNO door de buitenwereld is verzekerd door de wettelijk voorgeschreven adviesstructuur. Zowel de adviesraden van de hoofdgroepen als die van de instituten fungeren als platform, waarin in het bijzonder het meerjarenplan wordt getoetst. Vooral ten aanzien van de besteding van de doelsubsidie is een belangrijke taak weggelegd voor de adviesraden. De adviesraden van de hoofdgroepen zullen zich tevens dienen uit te spreken over het meerjarenbeleid per hoofdaandachtsgebied, zoals de beleidscommissies dat hebben geformuleerd en hebben voorgelegd bij de Raad van Bestuur.
Financiële
grondslag
Zoals vermeld op blz. 9, 'De overheid' gaat TNO uit van een stabiele financiële situatie, in die zin dat er door de overheid niet verder wordt bezuinigd op subsidie. Een belangrijk argument hiervoor is dat voortgezette economische groei van Nederland mede gebaseerd zal moeten zijn op versterking van geavanceerd technologisch onderzoek, een ontwikkeling die in vele andere landen reeds gaande is. Een tweede argument betreft de marktgerichtheid van de organisatie, die de laatste jaren sterk is toegenomen. De organisatie moet zich nu een aantal jaren zonder te grote financiële verstoring kunnen ontwikkelen.
Er zijn sinds de reorganisatie twee geldstromen, een systeem dat in
principe goed voldoet. Hel Ministerie van Onderwijs en Wetenschappenverleenl subsidie voor de instandhouding van de wetenschappelijke infrastructuur en voor de financiering van verkennend onderzoek. Dit laatste wordt deels door de Raad van Bestuur, in overleg met DGWB, jaarlijks bestemd voor vernieuwende programma's, deels meerjarig aan de hoofdgroepen toegewezen. Deze hebben aldus een basissubsidie voor hun, op latere toepassingen gerichte, verkennende onderzoek; - De vakd e parlem e nten verlenen doelsu bsidie voor meerjarenonderzoekprogramma's op het betreffende terrein van staatszorg. De gesprekspartners van de departementen zijn in dit geval de beleidscommissies van TNO. Een deel van de doelsubsidie, gericht op onderzoek voor collectieven, wordt aangemerkt als stimuleringssubsidie. De stimuleringssubsidie zal in toenemende mate worden gebruikt voor ad hoc project-collectieven, goeddeels binnen het kader van het huidige overleg met de brancheverenigingen. Bevorderd zal worden dat bestaande collectieven ook gebruik gaan maken van andere financieringsinstrumenten (o.a.
-
TNSTTR).
De basissubsidies van de hoofdgroepen MT, BM, lPD, VV, TWD en de groep Bl zijn thans procentueel nauwelijks verschillend. Toekomstige verschillen in subsidietoewijzing door TNO zullen berusten op een beoordeling van de relevantie van
werkprogramma's (zie hoofdstuk 3). Nieuwe, veelbelovende gebieden zullen voor een reeks van jaren extra basissubsidie nodig hebben om de gewenste ontwikkelingen te verwezenlijken. De basissubsidie van GO en DO wijkt af van die van de andere hoofdgroepen, omdat het gezondheids- en het defensieonderzoek zeer algemene, nationale doelstellingen dienen. Ook hier geldt echter dat wijzigingen in de basissubsidie op dezelfde gronden kunnen worden aangebracht. Eerder werd opgemerkt (blz. 18) dat TNO streefl naar vergroting van de output. Dit moet in de eerste plaats worden opgevat in kwalitatieve zin. Er wordt gestreefd naar: - een kwalitatief hoogwaardig produkt; - een relatieve vermindering van eenvoudige dienstverlening. Dit type dienstverlening heeft slechts zin, voor zover anderen deze diensten niet aanbieden, kwaliteit en/of objectiviteit dit vereisen en er een wezenlijk belang van de branche in het geding is. Daarnaast kan eenvoudige dienstverlening betekenis hebben als marktingang ten behoeve van meer geavanceerd onderzoek. Vergroting van de intrinsieke waarde van het produkt staat dus op de voorgrond. De maatschappelijke taakstelling van TNO brengt echter met zich mee dat een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Dit houdt in dat in bepaalde gebieden van de Nederlandse economie de TNOcapaciteit zal meegroeien, voorzover research wezenlijk is voor de perspectieven van deze groeigebieden.
Doelmatigheid
De maatschappelijke doelstelling brengt met zich mee, dat het produkt geleverd wordt tegen een zo laag mogelijke prijs. Bij de gegeven infrastructuur en organisatie kan een trendmatige groei in een aantal gebieden bereikt worden zonder toename van vaste kosten. Dit doet bij toename van het aantal direct produktieve uren de prijs daarvan dalen (betere benutting infrastructuur). De centrale organisatie zal klein worden gehouden; de doorbelasting naar de hoofdgroepen zal volgens bedrijfseconomische beginselen plaatsvinden. De vaste kosten zullen worden beperkt door waar mogelijk diensten in te huren. Het gebruik van het gebouwenbestand zal geoptimaliseerd worden ten aanzien van bezetting en beheer. De produktiviteit van het directe werk zal verhoogd worden door investeringen. Dit is mede nodig gezien de knelpunten in de personeelsvoorziening; optimalisering van de output per medewerker is noodzakelijk. Dit vraagt om een doelmatige uitrusting en werkomgeving. Arbeidsduurverkorting betekent, bij het gelijkblijven van alle overige relevante factoren, een verhoging van de kostprijs (voor 1986 met 2,5%). Arbeidsduurverkorting kan niet los worden gezien van flexibilisering van de arbeidsduur. De verscheidenheid van functies en situaties in TNO pleit tegen een eenvormige invulling van de arbeidsduur.
Deskundigheid is in nieuwe onderzoeksgebieden per definitie schaars. De druk op de aanwezige schaarse deskundigheid wordt nog vergroot door de noodzaak tot verkorting van de ontwikkelingsduur van produkten en processen. TNO gaat daarom uit van drie beleidsprincipes: - de concurrentiepositie moet gehandhaafd blijven; - de directe capaciteit mag door arbeidsduurverkorting niet verminderen; - schaarse deskundigheid moet optimaal benut worden . Er zal ruimte moeten blijven voor gedifferentieerde invulling van de arbeidstijd voor individuen en groepen van individuen. Het streven naar verbetering van doelmatigheid bij de hoofdgroepen zal gekoppeld worden aan financiële prikkels. Financiële voordelen,
bereikt door lagere kostenbudgetten en/of betere bezetting van de capaciteit, zullen bij de hoofdgroep blijven.
Prijszetting
Het is de taak van TNO te voorzien in de vraag naar geavanceerde kennis en bepaalde diensten uit de Nederlandse samenleving. De prijs hiervan moet zo laag mogelijk gehouden worden om de vraag te stimuleren. TNO is een 'not-for-profit'-organisatie. Uit de inkomsten moet onder andere gereserveerd kunnen worden om: - zelf bepaalde risico's te kunnen dragen; - bepaalde voorzieningen te kunnen vormen. Deze reserveringen zullen zichtbaar zijn en verantwoord worden. Het prijsbeleid zal erop gericht zijn de hoofdgroepen financiële
prikkels te geven voor een marktgerichte opstelling. De verkoopprijzen van TNO moeten minimaal de integrale kosten dekken, met inbegrip van de kosten van onder meer management, marketing en acquisitie. Daarboven kan een marge gehanteerd worden, zoals hiervoor aangegeven. Ten aanzien van deze opslagen zal gedifferentieerd gehandeld worden, afhankelijk van de de marktwaarde van het produkt en de draagkracht in de markt.
Kosten en middelen
ln het voorgaande is het nodige gezegd over beperkingen van de kosten. Een aantal aspecten is nog niet aan de orde geweest. Het tijdsbeslag vanuit de centrale organisatie naar de hoofdgroepen zal tot het strikt noodzakelijke beperkt moeten blijven. Stafondersteuning dient zo dicht mogelijk bij de gebruiker plaats te vinden. Het verder uitbouwen van een geautomatiseerd beleidsinformatiesysteem zal eveneens een bijdrage leveren. De looptijd van projecten moet worden beperkt. Het tijdsverloop nodig om een idee toe te passen in een produkt moet korter worden. Dit is een zaak die TNO niet alleen in de hand heeft. Er kan gesproken worden van een Europese kwaal. TNO kan een bijdrage leveren door (reeds beschermde) ideeën al in een vroeg stadium met potent¡ële opdrachtgevers te bespreken. De hoofdgroepen mogen een beperkte financiële reserve vormen voor o.a. het uitvoeren van hun investeringsprogramma en het compenseren van normale schommelingen in inkomsten uit de markt. Daarnaast kan deze reserve worden gebruikt voor het scheppen van ruimte om creatieve medewerkers geheel nieuwe mogelijkheden te laten onderzoeken, een activiteit die uiteraard financiële risico's inhoudt.
Financiering
TNO streeft ernaar de financieringsbehoefte zoveel mogelijk uit eigen middelen te dekken. Dit wordt bereikt door een doelbewuste beperking van het benodigde werkkapitaal en een synchronisatie van inkomende en uitgaande geldstromen. Met het oog hierop zijn met de departementen o.a. afspraken gemaakt over de bevoorschotting van de subsidie. Het vorenstaande moet het mogelijk maken met een beperkte hoeveelheid liquide middelen het bedrijf te f inancieren. Voor de financiering van de investeringen en verwachte onttrekkingen aan reserves en voorzieningen zal een additionele hoeveelheid liquide middelen moeten worden aangehouden. Op basis van een jaarlijks op te stellen liquiditeitsprognose wordt vastgesteld welke bedragen periodiek beschikbaar moeten zijn. Rekening houdend met een aantal langere{ermijn verplichtingen (bijvoorbeeld VUT, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen), alsmede ter uitvoering van de ministeriële verplichting de voorziening voor bedrijfsrisico's buiten TNO te beleggen, zal TNO een aangepasle hoeveelheid middelen op (middel)lange termijn beleggen. Door een concentratie van liquide middelen van de hoofdgroepen onder andere door beperking van het aantal betaalpunten - en een centraal beheer van de (tijdelijk) overtollige kasmiddelen en
45
beleggingen kan een zo hoog mogelijk rendement op de financiële activa worden gerealiseerd. Hiervan zullen de hoofdgroepen, naar rato van de efficiency van hun eigen financieel beheer, voor een belangrijk deel kunnen profiteren.
lnvesteringen
Versnelde ontwikkeling van projecten, verhoging van de produktiviteit per medewerker, het hogere tempo waarmee apparatuur veroudert en de sterk toegenomen kosten van geavanceerde apparatuur zullen TNO in de toekomst dwingen tot belangrijk grotere investeringen. Daarnaast is het huidige gebouwenbestand niet meer toegesneden op de vernieuwde organisatie. De komende jaren zullen dan ook omvangrijke investeringen voor nieuwbouw noodzakelijk zijn. Reeds nu laat het meerjareninvesteringsplan TNO 1 985-1 988 een belangrijke discrepantie zien tussen de mogelijkheden en de behoeften van de hoofdgroepen. Deze investeringsbehoefte kan slechts ten dele uit de beperkt toegenomen eigen middelen van TNO worden gedekt. De volgende maatregelen zullen worden genomen: scherpere prioriteitstelling en taakverdeling; meer nadruk op specifieke doorberekening van outillagekosten; daar waar dit zakelijk verantwoord is, met een opslag op de prijzen werken ten behoeve van investeringen (zie'Prijszetting', pag.
-
45); - financiering door middel vân leningen, waarbij eisen zullen worden gesteld aan de rentabiliteit van de investeringen en de maximum terugbetalingsperiode (in verband met de risico's). Ten aanzien van het gewenste nieuwbouwprogramma is overleg met de overheid noodzakelijk, omdat de noodzakelijke vernieuwingen de mogelijkheden van TNO verre te boven gaan.
Deelnemingen
46
ln het kader van de bevordering van de vernieuwingen is er een aantal, voorTNO minder gebruikelijke, constructies mogelijk. Als'not-for-prof it'-onderzoekorganisatie zal TNO niet zelf produkten of processen, voortkomend uit onderzoek, commercialiseren. Wanneer echter geen Nederlandse onderneming wordt gevonden die dat voor eigen rekening wel wil doen, kan TNO het geloof in èigen kunnen onderstrepen door deel te nemen aan de commercialisering. Al naar gelang de omstandigheden kan dit verschillende vormen aannemen. De deelnemingen dienen zodanig te worden gestructureerd dat de volgende voordelen te behalen zijn: - risico-spreiding; - de mogelijkheid tot aantrekken van vreemd vermogen; - de afscherming van eigen vermogen en kasstroom. De uit de deelnemingen te verkrijgen vergoedingen zullen worden bestemd voor bevordering van wetenschap en onderzoek (studiebeu rzen, internationale uitwisseling van onderzoekers, fonds voor de financiering van buitengewone en/of bijzondere hoogleraren, e.d.).
Deelneming heeft vooral ook ten doel te verzekeren dat verder onderzoek bij TNO gebeurt. Wanneer de deelneming een puur financiële vorm aanneemt, moet afstoting plaatsvinden. Deelnemingen zullen dus uitzondering blijven. Er zijn gewoonlijk betere manieren om vernieuwingen te bevorderen en TNO kan, naast het risico dat inherent is aan onderzoek, geen ondernemersrisico's dragen.
Beleidsinformatie
Door de zorg van de Centrale Organisatie wordt, in voortdurende samenspraak met de hoofddirecties en de instituten, het beleidsinformatiestelsel verder uitgewerkt. Hierdoor krijgen de drie managementniveaus een beheersinstrument in handen naar de eis der tijd. Het stelsel omvat de volgende deelsystemen: - personeelsinformatie en -documentatie; - integraal economisch beheerssysteem; - project-management; - marktinformatie. Periodiek zal ieder instituut worden onderworpen aan een 'management audit'door of namens de Raad van Bestuur. Dit zal mede omvatten: - beoordeling van innovatief karakter van het (verkennend) onderzoek; - kwaliteitsborging; - veiligheid.
Concurrentie
Een redelijke mate van concurrentie is goed voor TNO en in het nationaal belang, vooropgesteld dat: - geen concurrentievervalsing optreedt, onder meer bij de prijsstelling; - in beperkte onderzoekmarkten taakafbakening plaatsvindt tussen de betrokken instituten ; - onderwijsinstellingen als hun primaire taak blijven zien het afleveren van zeer goede onderzoekers en ontwerpers en het doen van funderend onderzoek van hoge kwaliteit (zie blz. 10). TNO streeft daarom naar taakafbakening en gezamenlijke programmering met de GTI's (zie blz. 11). Ten aanzien van advies- en ingenieursbureaus streeft TNO primair naar een positie als adviseur van de adviseurs (zie blz. 13). Ten aanzien van particuliere laboratoria zal TNO zoveel mogelijk eenvoudige dienstverlening afstoten, die even goed door deze laboratoria kan worden verricht, met in achtname van de criteria die zijn weergegeven op blz.42.
47
Adress en instituten en instellingen Situat¡e per 1 jan. '86
Algemeen
TNO Centraal Kantoor Juliana van Stolberglaan 148, 2595 CL 's-Gravenhage Postbus 297, 2501 BD 's-Gravenhage Telex 31 660 tnogv nl
Telefoon: Tot 1 februari 1 986: 070 - 81 44 81 Na 1 februari 1986: 070 - 49 65 00 Hoofd groep Maatschappelijke Technologie TNO (MT-TNO) Laan van Westenenk 501, 7334 DT Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl rel 055-773344
Locatie Delft Schoemakerstraat 97, 2628 VK Delft Postbus 217 , 2600 AE Delft Telex 38071 zptno nl Tel. 01 5-569330
TNO-Wegwijzer lng. A.C. Lakwijk Schoemakerstraat 97, 2628 VK Delft Postbus 94 2600 AB Delft Telex 38071 zptno nl Tel. 015 - 56 93 30 tst.2041 (b.s.s. 2788) Dwarsverband Biotechnologie TNO Utrechtseweg 48,3704 HE Zeist Postbus 1 08, 3700 AC Zeist
fel.03404-55444 reau I nd u striële Veilig heid (Btv-TNO) Lange Kleiweg 117 , 22BB GJ Rijswijk Postbus 45,2280 AA Rijswijk (ZH) Telex 38034 pmtno nl Bu
Het Laborator¡um voor Marien
Biologisch Onderzoek
is
gevestigd te
Den Helder:
Ambachtsweg 8a, 1785 AJ Den Helder Postbus 57, 1 780 AB Den Helder Tel. 02230-32924 Locatie Zeist/Utrecht Vest¡ging Zeist Utrechtseweg 48,3704 HE Zeist Postbus 1 08, 3700 AC Zeist
Tel.015-138777 Stuurgroep Energie Onderzoek TNO Laan van Westenenk 501, 7334 DT Apeldoorn Postbus 342,7300 AH Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl rel. 055-773344
re|.03404-55444 Vest¡ging Utrecht Croesestraat 79,3522 AD Utrecht Postbus 5009,3502 JA Utrecht
Iel.030-882721 Locatie Apeldoorn Laan van Westenenk 501, 7334 DT Apeldoorn Postbus 342,7300 AH Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl rel. O55-773344
Bu
reau
M ilieu
projecten
TN
O
(cMP-rNO) Schoemakerstraat 97, 2628 VK Delft Postbus 21 7, 2600 AD Delft Telex 38071 zptno nl
Tel.015-569330 m voo r En e rg i ev raag stu kke n TNO Laan van Westenenk 501, Ce ntru
7334 DT Apeldoorn Postbus 342,7300 AH Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl rel. 055-773344
49
Hoofdgroep Bouw en Metaal
(BM-TNO)
Laan van Westenenk 501 7334 DT Telex 36395 tnoap
Apeldoorn nl Tel.055-773344
,
TNO
lnstituut TNO voor Bouwmaterialen en Bouwconstructies (IBBC-TNO) Lange Kleiweg 5,2288 GH Postbus 49, 2600 M Telex 38270 ibbc
Rijswijk Delft
nl 1e1.015-606000
lnstituut TNO voor Werktuigkundige Construct¡es LeeghwaterstraatS,262S CA Postbus 29, 2600 AA Telex 381 92 iweco
(TNO-IWECO) Delft Delft nl Tel.015-569218 Hoofdgroep lndustriële Produkten Houtinstituut TNO (HI-TNO) Schoemakerstraat 97,2628 VK Delft en Diensten TNO (IPD-TNO) SchoemakerstraalgT,2628 VK Delft Postbus 151, 2600 AD Delft Telex 38071 zptno nl Telex 38071 zptno nl Tel.015-569330 Tel.015-569330
Metaalinst¡tuut TNO (MI-TNO) Laan van Westenenk 501 , 7334 DT Apeldoorn Postbus 541 , 7300 AIV Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl
rel.055-773344 Bureau Plancommissie tsouwresearch TNO Lange Kleiweg 5,2288 GH Rijswijk Postbus 238,2600 AE Delft Telex 38270 ibbc nl
Tel.015-606000 Inst¡tuut voor Verpakking TNO (IVV-TNO) Schoemakerstraat 97, 2628 VK Delft Postbus 169,2600 AD Delft
Telex38071 zptno
nl
Tel.015-569330 Ku n
ststoff e n e n Bu
(KRI-TNO)
b
be r I n stitu ut T N O
Vezelinstituut TNO (VLTNO)
Schoemakerstraal9T,2628VKDelft Schoemakerstraat97, 2628VK Delft
Delft nl Tel.015-569330 Postbus 71, 2600 AB Telex 38071 zptno
lnstituut voor Leder en
rNo
(tLs-rNo)
Schoenen
55, 5141 ERWaalwijk Telex 35083 lstno nl Tel. 04160-33255 Mr. van Coothstraat
(Vfl-TNO) Delft Postbus 203, 2600 AE Delft Telex 38071 zptno nl Tel.015-569330 Vertinstituut TNO
Schoemakerstraa|9T,2628VK
Postbus 1 1 0, 2600 AC Delft Telex 38071 zptno nl
Tel.015-569330 lnstituut voor Wegtransportmiddelen
rNo (tw-rNo) Schoemakerstraa|9T,2628 VK Delft Postbus23T,26OOAEDelft Telex 38071 zptno nl Tel. 0.15-569330
Regionaal Centrum Oost
HengelosestraatTl5, 7521 PA Enschede Postbus 671,75OO AR Enschede
Tel.053-354175
Laborator¡umvoorToegepastMarien Regionaal Centrum Zuid Onderzoek TNO Mr van Coothstraat 55, (Afd. ressorterend onderVerfinstituut) 5141 ER Waalwijk Ambachtsweg Telex 35083 lstno nl 1785 AJ Den Tel. 04160-33255 Postbus 57,1780 AB Den Helder rel 02230-32924
8a, Helder
50
Hoofdgroep Technisch-Wetenschappelijke
Ce ntru
D¡ensten (TWD-TNO) Schoemakerstraat 97, Delft Postbus 214,2600 AE Delft
Schoemakerstraal9T , 2628 VK Delft Postbus 67, 2600 AB Delft Telex 38071 zptno nl
Tel.015-569330
Tel.015-569330
m v oor
M ic ro - EIe ktro n ì c a
In
rNo (cME-rNo)
Dien st Gron dwaterverkenn
ing
TN
O
(DGV-rNO) Schoemakerstraat 97, 2628 VK Deift Postbus 285, 2600 AG Delft Telex 38071 zptno nl Tel. 01 5-569330 (Kantoor Noord, Venekoterweg 42, 8431 HH Oosterwolde Tel.05160-5641) Produktcentrum TNO, I n st¡tu ut v oo r P rod u kto ntw i kkel i n g Oostsingel 209,2612 HL Delft Postbus 2920,2601 CX Delft Tel.015-608901 Telex 38130 intno nl Tech ni sch P hysische Die n st TNO-T H (rPD-TNO-TH) .1 Stieltjesweg , 2628 CK Delft .155, Postbus 2600 AD Delft Telex 38091 tpddt nl Tel. 01 5-788020
Hoofdgroep
st¡tu ut voo r Toe g e p aste I nform ati c a
TNO Postbus 214,2600 AE Delft Schoemakerstraat 97 2628 VK Delft Tel. 01 5-569330 Telex 3807.1 zptno nl (Kantoor Wageningen Staringgebouw Marijkeweg 11 . 6709 PE Wageningen Postbus 1 00, 6700 AC Wageningen Tel. 08370-1 91 00) I
n st¡tu ut I nfor m ati
P rod u ktie
autom
e
-Te
c h
nol og i e voo
Postbus 513, 5600 l\/B Eindhoven Den Dolech 2, gebouw O 5612 Eindhoven
M
fel.040-474517 Telex 51 163 Telefax 040-455925 Werkgroep Biomedische lnstrumentatie TNO Academisch Medisch Centrum (AMC) Ruimte 61-111 Meibergdreef 9, 1 05 AZ Amsterdam Tel. 020-s665838 .1
Utrechtseweg 48,3704 HE Ze¡st
stituut C IVO- Analyse T N O Utrechtseweg 48, 3704 HE Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telex 40022 civo nl
Telex 40022 civo nl
re|.03404-52244
rel. O3404-52244
(inclsief afd. voor Brouwgerst, l\4out
lnstttuut voor Graan, Meel en Brood TNO (IGMB-TNO) Lawickse Allee 15, 6701 AN Wageningen Postbus 1 5, 6700 AA Wageningen Telex 40022 civo nl
en BieD
Tel. 08370-1 9051
Voeding en Voedingsmiddelen TNO
w-rNo)
In
r
ati se ri n g T H E-T N O (i.o )
(lncl lnstituut voor Landbouwkundig nstituut C IVO-Technolog ie TN O Utrechtseweg 48, 37 04 HE Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telex 40022 civo nl fel. 03404-52244 (incl. afd. Nederlands Centrum voor Vleestechnologie, Zeist, en afd. lnstituut voor Visserijprodukten TNO, Postbus 183, 1970 AD lJmuiden)
Re searchg roe p voor Vlees en Vleeswaren TNO (RVV-TNO) Utrechtseweg 48,3704 HE Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telex 40022 civo nl rel 03404-52244
n stitu ut C I V O -To xi col o g i e en Voeding TNO Utrechtseweg 48,3704 HE Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist 1 elex 4OO22 cw o d, f el 03404-52244
au Dw arsve r ban d Toxi co lo g ie TNO(DTOX-TNO) Utrechtseweg 48, 37 04 HE Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telex 40022 civo nl,f el 03404-52244
I
I
Onderzoek van Biochemische produkten LOB/IGMB TNO) I
B u re
51
Hoofdgroep Gezondheidsonderzoek
(GO-TNO)
Lange Kleiweg 123,2288 GJ Postbus 595,2280 AN
Rijswijk
Rijswijk Tel.015-136940
TNO
Gaubius Instituut Herenstraat 5d, 2313 AD Tel. 071 -1 31 34
Leiden 5/134548
Werkgroep TNO Tand- en Mondziekten Catharijnesingel 59, 35.1 1 GG Utrecht Tel.030-313347, toestel 43
Medisch Biologisch Laboratorium TNO
(MBL-TNO)
Lange Kleiweg 139,2288 GJ Postbus 45,2280 AA Telex 38034 pmtno
Rijswijk
Rijswijk nl Te|.0.15-138777
MedischTechnologischeDienstTNO Boerhaavekwadier Wassenaarseweg 62,2333 AL Postbus 1 88, 2300 AD
Leiden
Leiden tet.071-214441
Werkgroep Tuberculine-onderzoek TNO
Riouwstraat 7, 2585 GP 's-Gravenhage Postbus 146, 2501 CC's-Gravenhage Tel. 070-558600 Commissie voor Arbeidsgeneeskundig Onderzoek rNO (CABGO-TNO) Wassenaarseweg 56, 2333 AL Leiden Postbus 124,2300AC Leiden
Nederlands Instituutvoor Praeventieve Gezondheidszorg TNO (NIPG-TNO) fel.071-170441 Wassenaarseweg 56, 2333 AL Leiden Commissie TNO voor Asbest Postbus 124,23OO AC en andere MineraleVezels Wassenaarseweg 62,2333 AL Leiden Postbus 188, 2300 AD Leiden Centraal Proefdierenbedriif
felO71-170441
Leiden
TNO
(CPB-TNO)
Woudenbergseweg 55, 3707 HW Postbus 167 , 3700 AD Tel. 03439-1
Austerlitz Zeist 646 lnst¡tuutTNO
Radiobiologisch (RBt-TNO) Lange Kleiweg 151 ,2288 GJ
Rijswijk Postbus5815,2280HVRijswijk
nl 015-140930
Telex 38191 repgo
Tel.
stitu ut voor Ex p e ri m e nte I e Gerontologie TNO Lange Kleiweg 151 , 2288 GJ Postbus 5815,2280 HV Telex 3819.1 repgo In
(IVEG-TNO)
Rijswijk
Rijswijk
nl Tel.015-136940
atencentru m T NO ( PC-TNO) Lange Kleiweg 151 ,2288 GJ Rijswijk Postbus 5815,2280 HV Rijswijk Telex 381 91 repgo nl Tel. 01 5-1 36940 P ri m
Radiolog ische Dien st T N O (R D-TNO) Utrechtseweg 31 0, 681 2 AR Arnhem
Tel 085-569333
52
rer
o71-214441
Commissie Landeliik EpilepsieOnderzoek TNO (CLEO-TNO) Wassenaarseweg 62, 2333 AL Leiden Postbus 1 88, 2300 AD Leiden
fel.071-214441 Commissie TNO voor Reuma-onderzoek Lange Kleiweg 151 ,2288 GH Bijswijk Postbus 5815, 2280 HV Rijswijk Tel. 01 5-136940, tst. 306 Bureau Humanisering van Arbeid TNO
Wassenaarseweg 56, 2333 AL Leiden Postbus 124,23OO AC Leiden Tel.071-17O441
Hoofdgroep
Defensieonderzoek
(DO-rNO)
Koningin Marialaan 21, 2595
's-Gravenhage Telex 31 660 tnogv nl Tel.070-8.14481
GA
Fysisch en Elektronisch TNO Oude Waalsdorperweg 2597 AK
(FEL-TNO)
Laboratorium
63, 's-Gravenhage Postbus 96864,
lnstituut voor Zintuigfysiologie TNO
(tzF-rNO) Kampweg 5, 3769 DE Soesterberg Postbus 23,3769 ZG Soesterberg -lel. 03463-1444
2509 JG's-Gravenhage Telex 32397 fetno nl Iel. 07O-264221 Prins Mauñts Laboratorium TNO lnstituut voor Chemische en Tec
h n
olo g
is
ch
e Re se arc h
(PML-TNO) TNO-complex Plaspoelpolder Lange Kleiweg 137, 22BB GJ Rijswijk Postbus 45,2280 AA Rijswijk Telex 38034 pmtno nl fel- 015-138777
Groep Bele¡dsstudies en lnformatie (B|-TNO) Schoemakerstraa|97,2628 VK
nl 015-569330
Ptanotogisch Studiecentrum
Delft
(PSC-TÑq
TNO
Schoemakerstraa|97,2628 VK
Delft nl 015-569330
Telex 38071 zptno
Postbus 45,2600 AA
Tel.
Telex 38071 zptno Tel.
Delft
Centrum voor Technische
en
en
Webnschappetijke Informatie Documentat¡e TNO (CID-TNO) Schoemakerstraa|97,2628 VK Delft Postbus 36, 2600 AA Delft Telex 38071 zptno nl Tei. 01 5-569330
ll: :
Studie- en lnformatiecentrum TNO voor
Milieu-onderzoek(SCMO-TNO) lnnovatie AdviesgroepTNO
Schoemakerstraat 97, 2628 VK Postbus 186, 2600 AD Telex 38071 zptno
Delft
Delft
nl Te|.0.15-569330
Technologie (STB-TNO) 501, Apeldoorn Apeldoorn nl
Studiecentrum voor en Beleid TNO Laan van Westenenk 7334 DT Postbus 541 , 7300 AM Telex 36395 tnoap
Schoemakerstraal9T,2628 VK Delft Postbus 215,2600 AE Delft Telex 38071 zptno nl
Tel.015-569330 Bureau lndustriële Raad voor de Oceanologie (IRO)
Schoemakerstraalg7,2628 VK Delft Postbus 2.15, 2600 AE Delft Telex 38.134 iro nl
Tel 015-569330
rel.055-773344
lnnovatie , 7334 DT Apeldoorn Postbus 910, 730.1 BD Apeldoorn Telex 36395 tnoap nl Projectgroeplndustriële Laan van Westenenk
50.1
Octrooi-informatied¡enstv/hNIDER Patentlaan 2,2288 EE Rijswijk Postbus 309, 2280 AH Rijswijk Telex 31622 nider nl Tel 070-99041 1
Tel. 055-339791 Verkeers- en Vervoersgroep B & I (VVG) (Gelieerd aan het PSC) Schoemakerstraal9T , 2628 VK Delft Postbus 45, 2600 AA Delft
Telex 38071 zptno nl Tel. 01 5-569330
53
B¡¡ TNO
betrokken ¡nstellingen
Stic hti n g N ed e rl an d s I n stitu ut voo Kool hyd r aat O n d e rzoe k T N O
r
(NtKO-rNO) Rouaanstraat 27, 9723 CC Groningen
Tel.050-130341
Stichting Nederlands Corrosiecentrum (NCC) Groothandelsgebouw A,/7 Stationsplein 45, Rotterdam Postbus 291 58, 3001 GD Rotterdam
Tel.010-135902 Sti c htí n Ond
g
W eten sch ap p e I ij k
erzoek
R
ev ali d atiev raag stu kke n
(swoR) Zandbergsweg 1 1 1, 6432 CC Hoensbroek Tel. 045-224300 I
n stitu ut vaor Re
in
ig in
g stec h
n ie
ken
Stic hti n g M atit¡ e m Rese arc h lnstitu ut Nederland (MARIN) MARIN Wageningen Haagsteeg 2, 6708 PM Wageningen Postbus 28, 6700 AA Wageningen Telex 45148 nsmb nl Tel. 08370-9391.1
rNo (tR-TNO)
Raad ingesteld op grond van dê TNO Wet 1930
Schoemakerstraat 97, 2628 VK Delft Postbus 70, 2600 AB Delft Tel. 01 5-569330
MARIN Ratterdam Keizerstraat 7-9, 301 1 GH Rotterdam Postbus 1555,3000 BN Rotterdam
Stichti ng Nede rlands I nstituut voor
Telex 27067 nemar nl Tel.010-1 14768
Lastechniek (NlL) Laan van Meerdervoort 2b 2517 AJ's-Gravenhage Tel. 070-600937
MARIN Ede Niels Bohrstraat 1 0, 6716 AM Ede Tel. 08380-37'177
Nationale Raad voor Lan d bouw ku
n
d i g Onderzoe k ( N RLQ)
Adelheidstraat 84,'s-Graven hage Postbus 297, 2501 BD's-Gravenhage Telex 31 660 tno gv nl,Td. 070-47 1O21 Nat¡onale Coördinatieverbanden
Bureau van de Commissie voor -l O n de rzoek N O Juliana van Stolberglaan 148, 2595 CL's-Gravenhage Postbus 297, 2501 BD's-Gravenhage Telefoon: Tot 1 februari 1986: 070- 81 4481 .1986: Na 1 februari 070 - 49 65 00 Hy d rolo g i sch
54
Lijst van afkortingen BCO Bestuur Centrale Organisatie Bl Groep Beleidsstudies en lnformatieTNO Hoofdgroep Bouwen MetaalTNO BM CAD ComputerAided Design CAM ComputerAided Manufacturing CMO CoördinatieMaritiemOnderzoek DGWB Directoraat-GeneraalWetenschapsbeleid DLO DirectìeLandbouwkundigOnderzoek ECN StichtingEnergieonderzoekCentrumNederland EG Europese Economische Gemeenschap EZ Ministerie van Economische Zaken FOM Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (ZWO) FPA Flexibele Produktieautomatisering GLP Good Laboratory Practice GMP Good Manufacturing Practice GTI GroteTechnologische lnstituten HBO Hoger Beroepsonderwijs Hoofdgroep Defensieonderzoek DO Hoofdgroep GezondheidsonderzoekTNO GO Hoofdgroep Voeding en Voedingsmiddelen TNO W IBBC lnstituutTNOvoorBouwmaterialenenBouwconstructies INSTIR lnnovatiestrmuleringsregeling IOP lnnovatiegericht onderzoekprogramma IPD Hoofdgroep lndustriële Produkten en Diensten TNO IREM lndustriëleRaadvoorEnergie/Milieutechnologie IWT lnterdepartementale Werkgroep TNO KMO Kleine en Middelgrote Ondernemingen L&V Ministerie van Landbouw en Visserij Mf -f 106 MLTP Middêllangetermijn planning HoofdgroepMaatschappelijkeTechnologieTNO MT NEHEM NederlandseHerstructureringsmaatschappij NRLO Nationale Raad voor Landbouwkundig OnderzoekTNO O&W Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen PEO Stichting Projectbeheerbureau Energieonderzoek RAWB Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid R&D Research and Development RDO RaadvoorhetDefensieonderzoek RIVM RijksinstituutvoorVolksgezondheidenMiliehygiëne RND Rijksnijverheidsdienst RvB Raadvan BestuurÏNO RU Rijksuniversiteit STW StichtingTechnischeWetenschappen TechnischeHogeschool TH TPD TechnischPhysischeDienstTNO-TH TWD HoofdgroepTechnisch-WetenschappelijkeDienstenTNO VROM MinisterievanVolkshuisvesting,RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer VUT RegelingVervroegdeUittreding Wetenschapsbeleid WB WRT WerkgroepRechtspositieTNO-personeel WVC Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ZWO NederlandseOrganisatievoorZuiverWetenschappelijk Onderzoek
55
Colofon Produktie en vormgevi ng : Centrale Stafafdeling ln- en Externe Communicatie TNO (lEC-TNO.) lllustratie omslag: Voor de illustratie op het omslag is een kleurendia van Piet Janmaat (Den Haag) gedigitaliseerd met het C.A.R.E.-systeem doorAd Wisman (A.B.K.-Utrecht), in samenwerking met IEC-TNO Overige ¡llustraties:
rEcrNo Fotografie: Victor Scheffer, Den Haag, pag. 8, 1 2 boven, 1 6 onder, 20 boven Ministerie van Landbouw en Visserij, pag. 12 onder ANP-Foto, Amsterdam, pag. 20 onder Picturebox, Amsterdam, pag. 24 midden AeroCamera - Bart Hofmeester þv, Rotterdam, pag. 28 boven Delta-Phot luchtfotografie, Middelburg, pag. 36 onder Filmunit Goudsmit BV, Loenen aan de Vecht, pag.40 Ronald Claudemans, Zaandam, pag.36 boven Overige foto's: TNO Druk: Drukkerij Lakerveld 8.V,,'s-Gravenhage januari 1986
:56