Limburg 2050 Westphalië een juridisch autonome regio een terug- en vooruitblik in verleden en tegenwoordige tijd
De chaos van de uitslag en de wanvertoning van de dag van de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 23 mei 2024, maakten achteraf gezien de keuze van deze Euregio wel verklaarbaar. Achteraf dan, het is nu 12 maart 2050 en ik reflecteer op de gebeurtenissen in Limburg en omstreken. Het is een democratische puinhoop geweest. Dat begon al in aanloop naar de verkiezingen. Er ontstond in ons land een enorm gebrek aan solidariteit en afkalving van de onderlinge gemeenschapszin, de zorg werd zelfs voor de middeninkomens een onbetaalbaar goed en de werkloosheid nam enorm toe. Halve dorpen stonden in de Limburgse provincie leeg, ook al omdat de oostEuropeanen gedwongen vertrokken waren, het was een beeld dat deed denken aan de afschuwelijk jaren 30 en 40 van de twintigste eeuw. Deze maatschappelijke ontwikkelingen werkten juridisering in de hand. In ons land werd meer geprocedeerd dan ooit, over de kleinste zaken gingen burgers en organisaties naar de rechter. De rechterlijke macht bleef groeien en koos gek genoeg niet voor mediation of andere oplossingen. Het juridisch beroep werd nog steeds vrij ouderwets ingevuld, informatisering, moderne media, korte communicatielijnen en pragmatische oplossingen leek geheel aan deze sector voorbij te gaan. Het ergste was echter dat alle initiatieven tot innovatie het niet haalden. Democratiseringsbewegingen bleven klein, en zoals een ieder in 2012 zijn eigen huisarts had, had in jaren dertig en veertig van de 21e eeuw ook ieder zijn eigen advocaat. De gevolgen hiervan waren legio. Ons land dat altijd gezien werd als voorbeeld van een tolerante democratie werd steeds harder, zakelijker en stond minder open voor invloeden van buitenaf. De horizontale samenleving van de 20e eeuw, waarin gelijke kansen voor iedereen waren gematerialiseerd werd steeds verticaler. De waarde van mensen werd afgemeten aan de waarde die ze konden inbrengen in de samenleving, of het
geld dat ze tot hun beschikking hadden om zaken te realiseren. Onderlinge solidariteit werd tot het minimum teruggebracht. In het onderwijs werd een en ander ook duidelijk zichtbaar. Het speciaal onderwijs werd gereduceerd tot een enkele school alleen, voor de “zwaarste” gevallen. Het reguliere onderwijs liet zich vooral kenmerken door schaalvergroting en vervlakking. Alles moest controleerbaar en verifieerbaar worden. De humanoria, de geesteswetenschappen, werden gezien als hobbyisme en niet meer bekostigd. Universitair en hoger beroepsonderwijs werd niet meer gezien als mogelijkheid tot Bildung van de jonge generatie, maar als een banengeleidingssysteem. Studenten deden een banenassessment, nadat ze zich voor een opleiding hadden opgegeven. Indien er een baan voor hen was, konden ze solliciteren naar een studieplek, die ze vervolgens nominaal en zonder doublures moesten invullen. De creativiteit zowel binnen als buiten het onderwijs leek geheel verdwenen, en de ontwikkeling van het innerlijk leiderschap dat normaliter in een opleiding vorm krijgt moest vanwege kostenbesparing als het ware weggeorganiseerd worden. Harde meetbare vakkennis daarover moest het gaan. Europa was voornamelijk bezig met haar eigen positie in de wereld, meer dan met de problemen ‘thuis’. Er werd gesproken over denationalisering, zo werd voorgesteld dat Griekenland eigendom zou worden van Duitsland en Finland. Deze landen zouden bereid zijn de steeds oplopende schulden te voldoen in ruil voor zeggenschap, wat eigenlijk gebiedsuitbreiding bleek te zijn. Het zijn ontwikkelingen die geruisloos gingen, maar de verhoudingen in Europa achterdochtig maakten. Europa liep achter de feiten aan en was voortdurend bezig zichzelf tot de orde te roepen, was het niet financieel dan was het wel democratisch, Europa de-europeaniseerde als het ware. Juist de betrekkelijke hardheid van de samenleving, de verzakelijking, deeuropeanisering en de verticalisering deed een tegenbeweging ontstaan. De tegenbeweging van de verbinding, maar dan veel dichter bij huis, en niet juridisch noch via de nationale staten georganiseerd. De vraag wat bindt ons leek door velen in regionaal verband te worden opgepakt. Er was geen of een gebrek aan binding tussen politiek Den Haag en Brussel, geen binding tussen beslissers en uitvoerders, geen binding tussen wetgever en burger, geen binding tussen mensen onderling. Vele mensen in verschillende regio’s van
Europa, pikten het niet en namen het initiatief in eigen hand, regionaal georganiseerd, omdat het hemd nader was dan de rok. De directe leefomgeving bleek belangrijker voor de mens dan de orde in Den Haag. Europeesrechtelijk was er al jaren een mogelijkheid de onvrede en het enthousiasme te bundelen in de zogenaamde European Grouping of Territorial Cooperation, gebaseerd op de EC regulation 1082/2006. Een dergelijk initiatief was nog nooit genomen, maar nu werd de koe bij de juridische horens gevat. In de Limburgse Euregio werd de EGTC Westphalië opgericht. Dit omvat Limburg, zowel Nederlands als Belgisch, en een groot deel van NordRheinWestphalen. De juridische entiteit Westphalië, heeft zijn zetel in Maastricht en valt zowel onder Nederlands als Europees recht. Dat biedt tal van mogelijkheden. Zo’n EGTC is juist een juridisch vehikel om economische samenwerking en sociale cohesie te bevorderen. Alle relevante publiekrechterlijke organen, zoals gemeenteraden, provinciale staten, hoogheemraadschappen en waterschappen dragen hun bevoegdheden over aan EGTC Wetsphalië. Het heeft even geduurd, maar via verkiezingen en grote publiciteitscampagnes alsook essentiële referenda die zijn gehouden, over bijvoorbeeld het milieubeleid en de kwestie van de coöperatieve organisatie hebben Westphalië tot een gedragen nieuwe structuur gemaakt. Het is bijna zo, dat mensen in Wetsphalië zich eerder wetsphaliër noemen dan Belg,Duitser of Nederlander. De regio is belangrijker dan Brussel, Berlijn of Den Haag. Toen de gevolgen van de ontwikkelingen in de samenleving in ieder gezin voelbaar werden, is er in de regio Limburg gekozen voor dit revolutionaire model. Met behulp van de EGTC is een nieuwe organisatie in het leven geroepen waarbij oude waarden en formele structuren verdwenen. Alle huizen en grond in de gemeentes zijn onteigend. Privé eigendom van particulieren noch van de locale overheid bestaan meer. Alles is een onderdeel van de EGTC Westphalië, een coöperatie. Iedere inwoner heeft een percentage van het eigendom. Iedere inwoner is verantwoordelijk voor het geheel en draagt financieel lasten af aan de regio, voor nutsvoorzieningen, gebruik van openbare ruimte etc. Alles is er en alles is van iedereen, dat wil niet zeggen dat er geen verschillen zijn. De een draagt meer bij in de coöperatie dan de ander, de een woont dan ook groter dan de ander, iedereen gelijkwaardig, niet iedereen gelijk.
Niemand kijkt echter meer naar een publiek orgaan om drugsoverlast, beperkte openingstijden van zwembaden of wat dan ook te regelen. Ieder kijkt naar elkaar en vooral naar zichzelf. Wat kan ik bijdragen, wat wil ik vragen, de democratische legitimatie wordt dus niet iedere vier jaar via verkiezingen vorm gegeven, maar iedere dag, ieder moment. Zoals men voorheen voor eigen huis en haard zorgde, doet men dat nu ook, maar door de coöperatieve eigendomsconstructie voor het collectief, het geheel. Gaat dat dan nooit mis? Natuurlijk wel, overal waar mensen samenleven gaan zaken mis, overal waar gecommuniceerd wordt, verstaan mensen elkaar verkeerd en kan er sprake zijn van miscommunicatie met grote gevolgen. Er is dan ook een rechterlijk college. Maar het is er slechts één, met als voornaamste bevoegdheid het vaststellen van wat in eerdere bemiddelings- en reconsiliatie bijeenkomsten is besloten. Het strafrecht uitgesloten, maar dat is afnemend van belang. De belangrijkste winst is de komst van de hbo juristen geweest aan het begin van de 21e eeuw. Deze zijn dermate sterk getraind in preventie en proactieve vaardigheden dat voor bijna alle conflicten een alternatieve oplossing kon worden gezocht. Vaak werd mensen bedenktijd gegeven als het om niet nakomen van verplichtingen ging. Vaak ook was er al heel vroeg in het conflict sprake van een conflictcoachingstraject. Deze hbo jurist is in staat de juridische merites van een casus duidelijk te schetsen, voorts kan hij/zij scherp aangeven wat de te volgen route is indien de traditionele juridische wegen werden bewandeld, dat wil zeggen met advocaten, dagvaardingen etc. Hij/zij kan vervolgens een risicoanalyse maken en aan mensen die dreigden in een conflict terecht te komen duidelijk maken welke gevolgen een en ander zou hebben. De vier gevolgen die geschetst werden in de risicoanalyse zijn, financieel, rechtspositioneel, psychisch/emotioneel en qua tijdsinvestering. Het zo duidelijk schetsen van de risicoanalyse bracht nagenoeg alle betrokkenen ertoe de zaak zo vroeg mogelijk en in der minne te schikken. Hierbij werden alle mogelijke middelen ingezet, uiteraard geen fysiek of psychisch geweld, maar vormen van overtuiging, overreding, arbitrage, inschakelen van ‘dorpsoudsten’, wijze mensen, deskundigen enzovoort. Men koos/kiest massaal deze route van de hbo jurist, in de wandeling snel premediation genoemd. De Limburgse preventieve methode wordt als zeer
effectief gezien, niet zozeer vanwege de juridische methodiek, maar vooral vanwege het gevoel dat betrokken partijen krijgen, tijdens en na afloop van de gevolgde weg. Namelijk dat ze zelf over hun eigen conflicten blijven gaan, duurzame rechtspleging zou je kunnen zeggen.
De Limburgse regio Westphalië wordt gezien als lichtend voorbeeld voor Europa. Het gedeelde eigendom, de EGTC constructie waarbij aan regionale en nationale regelgeving (gedeeltelijk) voorbij kan worden gegaan, en de premediation, Westphalië blijkt juridisch gezien tot de gelukkigste regio’s van de westerse landen te behoren.
Eric van de Luytgaarden 2 april 2012