In Perspectief Jaarbericht 2006
OKTOBER 2006
College bouw zorginstellingen
Van de voorzitter
Terug- en vooruitblik
TEN GELEIDE
Het College bouw zorginstellingen brengt dit jaar twee jaarverslagen uit. Het Jaarverslag 2006 beperkt zich tot de feitelijke activiteiten en de daarbijbehorende jaarrekening. In het kader van de nieuwe regelgeving moeten de verslagen van organen zoals het College vóór 1 april worden ingediend. Dat is dan ook gebeurd. Echter, in dat korte tijdsbestek was er onvoldoende gelegenheid om dieper in te gaan op meer inhoudelijke aspecten van het bouwbeleid in de gezondheidszorg anno 2006. Immers, dat beleid staat niet los van alle andere ontwikkelingen die plaatsvinden in de zorgsector. Het jaar 2006 was juist wat betreft de context van het bouwbeleid een zeer belangrijk jaar. Het huidige jaar 2007 lijkt een stuk rustiger te worden en 2008 zal weer belangrijk worden in het perspectief van het nieuwe kabinet en zijn plannen voor de toekomstige invulling van de financiering en de structuur van de gezondheidszorg. In dit Jaarbericht 2006 gaat het er in hoofdzaak om de ontwikkelingen in 2006 kort te schetsen, maar, en dat is het mooie, de schrijver mag zich ook een blik op de toekomst veroorloven. Hoewel op het moment van schrijven iedereen nog in afwachting is van de definitieve brief over de kapitaallasten, zal ik toch een poging doen. Maar eerst terug naar 2006.
Voor u ligt het Jaarbericht 2006 van het College bouw zorginstellingen. Hierin kijkt het Bouwcollege met name terug op de ontwikkelingen in de zorgbouw in 2006. Voorzitter Rob Scheerder blikt terug op de stelselwijzigingen in 2006 en gaat in op de toekomst van onder meer de kapitaallasten en het Bouwcollege. Verder wordt bericht over belangrijke ontwikkelingen per sector en over Bouwcollegeproducten voor de bouw per zorgsector. Onder meer wordt stilgestaan bij (de follow-up van) het onderzoek naar de gebouwkwaliteit in de diverse sectoren, ‘life cycle costing’ en vastgoedbeheer. De groei van het aantal plaatsen in de AWBZ per sector en per regio is vervolgens weergegeven. Tenslotte volgt het (foto)verslag van twee in 2006 opgeleverde of gestarte projecten. De langdurige zorg van Meerkanten in Ermelo en twee woonvoorzieningen van Amarant in Breda zijn hiervoor bezocht.
JAARBERICHT 2006
De nieuwe Zorgverzekeringswet
een belangrijk kritiekpunt geweest. Maar een dergelijke aanpak is
Met de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet, de ZVW, is een
onontbeerlijk als de wetgever zich gedwongen voelt een hoge
mijlpaal bereikt in de herziening van het verzekeringsstelsel. Na een
mate van flexibiliteit te moeten bewerkstelligen. En dat was ook
lange discussie vanaf midden jaren tachtig met het Rapport Dekker,
nodig. Er was bij de vormgeving van de WTZi nog geen concreet
via de plannen van Simons en het studeerwerk van de twee paarse
zicht op de ontwikkeling van het bouwbeleid, het tempo waarin
kabinetten, is eindelijk de nieuwe ZVW ingevoerd. Het is een combi-
dit zou moeten plaatsvinden en de mogelijke differentiaties die
natie geworden van het gedachtegoed van Dekker, de basisverzeke-
wellicht noodzakelijk zouden blijken te zijn. Dat betekent flexibi-
ring en de nominale premie, met het concept van CDA-VVD waar het
liteit en tempo in de regelgeving. Daartoe biedt de WTZi ruime
de invoering van de zorgtoeslag en het werkgeversaandeel in de
mogelijkheden. Daarnaast heeft de wet ook een aantal beleids-
financiering betreft. De invoering is redelijk glad verlopen en er was
uitgangspunten vastgehouden, zoals de eisen tot toelating tot
veel hulde voor minister Hoogervorst die voor het wapenfeit tekende.
het systeem en de eisen die met bouw gepaard gaan. De WTZi
De invloed van de nieuwe wet op het bouwbeleid in brede zin is ech-
heeft ook het Bouwcollege en zijn taken wettelijk verankerd.
ter beperkt. De beoogde concurrentie en marktwerking heeft zich
Maar ook die zaken zijn in de wet afhankelijk gesteld van verdere
voornamelijk afgespeeld op de markt van de verzekerden. Een forse
ontwikkelingen op het terrein van liberalisering en decentralisa-
verschuiving heeft plaatsgevonden. In 2007 hebben deze verschui-
tie van bevoegdheden. Immers, het perspectief van beide belang-
vingen zich geconsolideerd. Echter, de beoogde marktwerking tussen
rijke wetgevingsprocessen was en is de introductie van geregu-
verzekeraars en aanbieders en de laatsten onderling heeft nog weinig
leerde marktwerking. Dit uitgangspunt stond en staat nog steeds
vorm gekregen. In dat spanningsveld speelt zich ook de discussie
voorop. De discussie gaat over op welke wijze en in welke tijds-
over het vastgoedbeleid in de zorg af. Daarmede komen we tot de
periode het een en ander te combineren is met eisen die de over-
tweede belangrijke wetswijziging van 2006.
heid blijft stellen ten aanzien van kwaliteit en toegankelijkheid.
Het bouwregime Zoals hiervoor reeds gesteld is, heeft de WTZi de bestaande regelgeving ten aanzien van het bouwregime min of meer overgenomen, met een aantal vereenvoudigingen. Daarmede bleef de rol van het College, wat betreft zijn primaire taken, bestaan, maar werd deze wel afhankelijk gemaakt van wijzigingen in het beleid en de eventuele gehele of gedeeltelijke afschaffing van het bedoelde bouwregime. In 2006 heeft het College dan ook gewoon zijn werk gedaan als uitvoerder van de WTZi. Daarnaast heeft het, in het kader van zijn missie als medeverantwoordelijke voor een veilige en kwaliteitsrijke infrastructuur, nog vele aanpalende activiteiten verricht. Enkele daarvan zijn in 2006 ook duidelijk aan de orde gekomen, zoals de zogenaamde monitoringonderzoeken in de sector, de vereenvoudiging en flexibilisering van de normeringen, het aanjagen van bouwinitiatieven, het ontwikkelen van instrumenten voor het veld om plannen te ontwikkelen en te realiseren en het meehelpen aan de invoering van geïntegreerde prijsvorming in de zorg. Dat laatste is van groot belang
De Wet toelating zorginstellingen
voor de vormgeving van het bouwbeleid van de toekomst.
Deze wet, de WTZi, is wel uitermate belangrijk voor het bouwbeleid en diens context in de zorg. De WTZi is in 2006 ingevoerd en heeft
Integrale prijzen
daarmede een eind gemaakt aan een eveneens zeer lang debat over
In 2005 heeft het toenmalige kabinet aangekondigd te streven
de inrichting van de planning en bouw in de zorgsector. Eindelijk
naar de invoering van integrale tarieven in de zorgsector, zowel
werd de verouderde en voor delen niet meer tot uitvoering gebrachte
in de cure- als in de caresector. De integralisering houdt in dat
Wet ziekenhuisvoorzieningen vervangen door een nieuwe ordenings-
rente en afschrijving van investeringen in de productprijzen wor-
wet. De WTZi is een kaderwet. Met andere woorden, de wet regelt veel
den opgenomen. Hiermede vervallen het bouwbeleid en de daar-
zaken bij of op grond van lagere regelgeving. Dat is in de aanvang
mede verbonden vergunningen. Nog veel belangrijker is echter
JAARBERICHT 2006
dat de gegarandeerde financiering van de investeringslasten ook ver-
ruime bedenktijd voor de beleidsmakers om hun beleid in concrete
valt en dat de vastgoedkosten onderdeel worden van de gewone
maatregelen om te zetten met de daarbij behorende planningen.
bedrijfsvoering, zodat de productie via de productprijzen moet zorgen voor de dekking van de investeringslasten. Kortom, gewoon zoals elk
De techniek
ander bedrijf zijn investeringen moet terugverdienen. Daarmede
Er zijn verschillende manieren om de kapitaallasten in de prijzen en
wordt tevens de verantwoordelijkheid voor investeringen overgehe-
budgetten te integreren. Het Bouwcollege heeft in samenspraak met
veld van een centraal niveau naar de decentrale zorgonderneming. Op
andere betrokken instanties de zogenaamde normatieve huisvestings-
deze wijze hoopt men een betere afweging van meters en kosten te
component, de NHC, ontwikkeld op basis waarvan elke productprijs
kunnen afdwingen. Het Bouwcollege heeft al in een vroeg stadium
voorzien wordt van een component rente en afschrijving van het bij
van de beleidsvoorbereiding laten weten een dergelijke ontwikkeling
die productprijs behorende ruimtebeslag. Een andere methode is een
voor te staan en deze te zien als een onvermijdelijk vervolg op de
soort big bang-achtige aanpak waarbij de totale kapitaallasten per
introductie van marktwerking in de zorg. Wel heeft het College steeds
sector over de instellingen wordt verdeeld. Weer een andere is de
aandacht gevraagd voor enkele belangrijke aspecten die samenhan-
zogenaamde budgettair-neutrale variant, dat wil zeggen het bedrag
gen met de invoering van die integrale tarieven. Ten eerste is dat de
dat gemoeid is met de rente en afschrijving wordt onderdeel van het
randvoorwaarde dat er sprake is van een adequaat werkend product-
budget van de betrokken instelling. Een laatste variant is een voor-
prijzensysteem. Dat is anno 2007 nog steeds niet het geval. Het DBC-
stel van de NZa om over te gaan op een vorm van maatstafconcurren-
systeem voor de ziekenhuizen vertoont nog vele gebreken, het moet
tie, op grond waarvan prijzen vrijgelaten kunnen worden omdat er
worden vereenvoudigd en bovendien is de betrouwbaarheid op aan-
een soort budgetmodel boven wordt gehangen. Dat budgetmodel
zienlijke schaal nog tamelijk twijfelachtig. Het zenden van betrouw-
komt er op neer dat voor iedere instelling er, op basis van gemiddelde
bare rekeningen naar patiënt of verzekeraar is toch wel een eerste
prijzen en de casemix van een instelling, een soort maximum budget
vereiste om verder te gaan met integralisering. Hetzelfde geldt voor
wordt berekend, zij het dat het volume wordt vrij gehouden. In mijn
de AWBZ-sector. Er is al heel lang sprake van de invoering van func-
visie een nieuwe methode voor een oude zaak: kostenbeheersing via
tionele prijzen in deze sector. Na vele varianten is uiteindelijk geko-
een soort individuele efficiencykorting van de zorginstellingen.
zen voor een beperkt pakket van zorgzwaarteprijzen, de zogenaamde ZZP’s. Deze zijn echter medio 2007 nog niet afgerond en de daarbij behorende prijzen zijn nog niet vastgesteld. Bovendien is deze aanpak in sommige sectoren van de AWBZ nog voor debat vatbaar. Daarnaast heeft het Bouwcollege ook aandacht gevraagd voor de verschillen tussen de ziekenhuissector en de AWBZ. In de AWBZ is er een grote verscheidenheid in schaalgrootte en dus ook in vastgoedportefeuilles. Een identieke aanpak is niet zonder meer mogelijk en differentiatie binnen de AWBZ zal wellicht onvermijdelijk zijn. Bovendien speelt er nog het grote debat over de toekomst van de AWBZ. Wellicht zou het verstandig zijn om de resultaten van dat debat af te wachten alvorens de gehele sector te voorzien van nieuwe financieringsvormen voor investeringen en exploitatie. Dit klemt te meer daar het duidelijk is dat de AWBZ voor een groot deel zal worden verdeeld over andere segmenten zoals de ZVW en de WMO, waarbij andere financieringsvormen in het geding zijn. Tenslotte heeft het Bouwcollege aandacht gevraagd voor de complexiteit van deze materie. Het gaat immers om vastgoed dat er jaren staat, en om financieringsconstructies die worden gekenmerkt door langjarige contracten. Met andere woorden, het spel is een lang spel en de spelregels kunnen niet zomaar tijdens dit lange spel worden gewijzigd. Het vereist een evenwichtige, zorgvuldige aanpak met de noodzaak van differentiatie in vormgeving, tijd en realisatie. Desalniettemin zal er voortgang moeten worden geboekt op deze dossiers. Zoals gezegd is 2007 een overgangsjaar geworden met een
JAARBERICHT 2006
In ieder geval zijn er vele wegen die naar Rome leiden, maar er dient
daarmee eveneens ophouden te bestaan. Daarmede verdwijnt ook
wel rekening te worden gehouden met allerlei verschillen in bouw,
het Bouwcollege als zelfstandig bestuursorgaan. Dat is voor het
ouderdom van het vastgoed, productie van de instelling en de lange
College een uitgemaakte zaak. Wel heeft het College aangegeven
termijnen waarover het gaat. Een evenwichtige benadering vereist
dat van de zijde van de overheid, en mogelijk andere partijen in
een afweging van de methode enerzijds en de mogelijke gevolgen
het veld, een poging moet worden gedaan om de bundeling van
anderzijds. Men kan zich voorstellen dat een te grove benadering vele
expertise van 35 jaar bouwen in de zorg, te behouden. Het
procedures teweeg kan brengen op geleide van behoorlijk bestuur ten
College heeft daartoe ook een voorstel gedaan om een Instituut
aanzien van de spelregels.
voor Zorg en Bouw op te richten met een aantal taken en functies
Het College acht nog steeds de door hem ontwikkelde methode van
die facilitair gericht zijn op overheid en veld. De concrete voor-
de NHC in de tarieven de beste en meest evenwichtige benadering die
stellen liggen op diverse terreinen. Monitoring van kwaliteit en
met relatief geringe effecten kan worden ingevoerd. Daarnaast pleit
veiligheid van de infrastructuur, in aansluiting op de huidige acti-
het College voor een eventueel compensatiemechanisme voor indivi-
viteiten, maar dan ten behoeve van de Inspectie. Het bijdragen
duele gevallen, waarbij de totale positie van de instelling in het
aan de ontwikkeling van een certificatiesysteem voor zorgvast-
beeld wordt meegenomen; eventuele compensatie omdat tijdens de
goed. Het leveren van informatie en innovatie op deze terreinen,
rit de spelregels zijn veranderd.
mede uit het uitgebreide internationale netwerk van het Bouwcollege. Het afwikkelen van de gevolgen van de integratie.
Tenslotte een enkel woord over eigendom en winst. De vorige minister claimde de opbrengsten van vervreemding van grond en onroe-
Het maken van veldnormen in nauw overleg met de partners in het
rend goed voor de sector gezondheidszorg als geheel. Deze opbreng-
veld. Het ontwikkelen van nieuwe methoden en technieken zoals
sten zouden dan mede kunnen worden ingezet voor de financiering
nu al gebeurt via instrumenten als de Life Cycle Costing benadering
van transitieproblemen. Echter, het is inmiddels duidelijk geworden
en de Toolbox aanpak voor de verzorgingshuizen. Deskundigheid op
dat de kwestie van het eigendom niet zo eenvoudig ligt als de toen-
het terrein van kosten en zorgbouw kan ook op deze manier worden
malige minister dacht. Het juridisch eigendom lijkt toch redelijk
behouden. Tenslotte kunnen er ook activiteiten voor derden ver-
onaantastbaar te zijn. In de zorg zijn er nu eenmaal stichtingen die
richt worden. Kortom een instituut, een expertisecentrum, met een
vastgoed in eigendom hebben. Sterker nog, dat is in het verleden ook
sterke focus op het algemene belang en de publieke functies zoals
door het ministerie als eis gesteld. Dus daar liggen nog wel wat voe-
waarborging van kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid in het
tangels en klemmen.
bouwen in de zorg. Het College heeft overleg met het ministerie over deze toekomst en
Een tweede item is de opvatting over het winstbegrip en het maken
er is overeenstemming over de oprichting van een expertise-insti-
van winst in de zorgsector. In het verleden was de wetgever via de
tuut zorg en bouw. Het moet echter volstrekt duidelijk zijn dat het
WZV klip en klaar: er mocht geen winst worden beoogd door een WZV-
hier gaat om een totaal andere positionering van een dergelijk
instelling. Maar alle zorgvormen buiten de reikwijdte van de WZV
instituut dan het huidige Bouwcollege. De verplichte normen en
hadden daar geen last van. Kijk naar de ontwikkelingen in de thuis-
vergunningen zullen in de toekomst tot de verleden tijd behoren en
zorg en de kraamzorg. En wat is de opbrengst van een maatschap van
geen onderdeel meer zijn van de werkzaamheden van het instituut.
specialisten: inkomen, vermogensopbouw of winst? Kortom het blijft
Het ligt in de bedoeling dat het instituut onderdeel wordt van TNO.
ingewikkeld. Maar het kan toch ook niet zo zijn, zoals een kamerlid van de coalitie mij onlangs vertelde, dat het de bedoeling was de
Zoals gezegd voelt het Bouwcollege zich medeverantwoordelijk voor
marktwerking voort te zetten maar winst niet toe te staan in de zorg.
een goede en veilige infrastructuur voor de zorgverlening. Samen
Dan denk ik dat het woord marktwerking, als containerbegrip toch al
met de overheid en het veld is dat heel goed gelukt.
een misbruikte term, nodig toe is aan een revisie. Wat bedoelen wij
De zorginfrastructuur in Nederland behoort tot de beste van
dan? Gewoon meer competitie in het systeem aanbrengen? Welnu,
de wereld.
dat vereist geen zware ideologie. Dat is een kwestie van gezond verstand en een moderne prestatiegerichte financiering.
Het Bouwcollege zal met veel animo in de tussenliggende periode zijn taken voltooien, maar zal dat doen met een duidelijke blik op
De toekomst van het Bouwcollege
de toekomst. En daarna zegt het College tot de Nederlandse zorg-
Hierboven is ingegaan op de ontwikkelingen op het terrein van de
sector: graag gedaan.
infrastructuur in de zorg. Het bouwregime zal te gelegener tijd verdwijnen; de toelatingen met bouw en de vergunningen zullen
Rob Scheerder, voorzitter Bouwcollege
JAARBERICHT 2006
Ontwikkelingen in de bouw in de zorg
Omdat ze toch al verbouwd of nieuw gebouwd (gaan) worden, is eenderde van de gebouwen niet in het onderzoek betrokken. Dat betekent dat de sector er binnen enkele jaren in totaliteit nog beter voor zal staan dan op dit moment. De functionaliteit (afmetingen van ruimten, toegankelijkheid) is onderzocht voor de zeven patiëntgebonden functiegroepen in het ´standaardpakket´ van algemene ziekenhuizen: algemene verpleging, special care,
In dit hoofdstuk wordt achter-
polikliniek, beeldvormende diagnostiek,
ZIEKENHUIZEN
spoedeisende hulp, operatieafdeling en verlosafdeling. De gebouwen voldoen gemid-
eenvolgens stilgestaan bij de belangrijkste ontwikkelingen in de bouw per sector. Stilgestaan wordt onder meer bij de uitkomsten van het monitoringonderzoek gebouwkwaliteit zorginstellingen en het wegwerken van “rode” en
Onderzoek gebouwkwaliteit algeme-
deld genomen aan de referentiewaarden
ne ziekenhuizen
voor bestaande gebouwen. Voorzover dat
De functionaliteit en bouwtechnische
niet het geval is, hebben de gebreken in
staat van ziekenhuisgebouwen in
kwestie geen gevolgen voor de patiëntvei-
Nederland is goed. De gebouwen zijn in
ligheid, zo heeft het Bouwcollege geconsta-
de regel ook flexibel genoeg om bouw-
teerd. De bouwtechnische staat van de
kundige aanpassingen te kunnen realise-
onderzochte gebouwen is gemiddeld goed.
ren. Algemene ziekenhuizen hebben goed
Gebouwen en installaties worden goed
geanticipeerd op de medisch-technologi-
onderhouden. De interne bouwkundige staat
sche en maatschappelijke ontwikkelingen.
(binnenwanden etc.) is uitstekend. De
Dit blijkt uit een rapport van het College
externe bouwkundige elementen (zoals de
bouw zorginstellingen. De resultaten zijn
buitengevels) en de installaties scoren in
gebaseerd op onderzoek dat het
het algemeen ook goed, zij het dat er verge-
Bouwcollege grotendeels in 2006 heeft uit-
leken met de interne bouwkundige elemen-
gevoerd onder de algemene ziekenhuizen.
ten meer variatie in de kwaliteit is aange-
“oranje” plaatsen. Ook komt 100%
de nieuwe wijze van omgaan met vastgoed en het oplossen van de privacyproblematiek in
50%
verpleeghuizen aan de orde.
g l in f de os a Ver l
vo t e c r men hn d e ie k en Sp o e de is e nd hu e lp
Be
el d
ie k l in l ik Po
ar e lc c ia Sp e
Al g v e r eme p l e ne g in g
0%
boven referentiewaarde, boven gemiddelde boven referentiewaarde, onder gemiddelde onder referentiewaarde bestaande bouw
JAARBERICHT 2006
troffen, omdat de periode tussen renovaties langer is dan bij de inter-
pensatie zal bovendien de gereguleerde marktwerking verstoren.
ne elementen. Aan het einde van zo’n periode kan er daarom sprake
Een eventuele compensatie moet niet langer dan vijf jaar duren en
zijn van teruggelopen kwaliteit.
zou zich moeten richten op ernstige probleemgevallen die na een integrale beoordeling resteren.
De onderzochte gebouwen hebben qua constructietype en verdie-
Bij die beoordeling is het van belang na te gaan of de marktwaarde
pingshoogte voldoende mogelijkheden voor eventueel noodzakelijke
van de bezittingen groter of kleiner is dan de boekwaarde op de
aanpassingen. De interne flexibiliteit wordt echter ook beïnvloed
balans. Er kan sprake zijn van een stille reserve, die ook aangewend
door factoren als stramienoppervlakte, gebouwdiepte, aanwezigheid
zou kunnen worden voor afdekking van een tekort. Inmiddels heeft
van een technische laag en voldoende leidingschachten. In individu-
het Bouwcollege een waarderingsmethodiek opgesteld om de markt-
ele rapportages zal hierop in een meer diepgaande analyse op
waarde te kunnen bepalen. Elementen als toekomstige kasstromen,
gebouwniveau nader worden ingegaan. Dan zal ook aangegeven wor-
de locatie, de bestemmingsmogelijkheden en de kwaliteit van de
den welke bouwdelen geschikt zijn voor welke functies.
gebouwen spelen daarbij een belangrijke rol.
NHC-methodiek en analyse op microniveau
Life Cycle Costing
In samenwerking met de Stichting DBC Onderhoud (SDO) en de NZa
Het Bouwcollege heeft in 2006 een rekenmodel ontwikkeld waar-
heeft het Bouwcollege in 2005 en 2006 de introductie van de norma-
mee ziekenhuizen vooraf inzicht krijgen in de gebruikskosten van
tieve huisvestingscomponent (NHC) per diagnosebehandelings-com-
hun gebouwen. Omdat deze kosten ieder jaar terugkomen is het de
binatie (dbc) uitgewerkt (op macroniveau). Het centrale idee achter
moeite waard te bezien of met een iets grotere investering veel
de NHC-methodiek is dat zorgaanbieders per geproduceerde dbc
bespaard kan worden.
gecompenseerd worden voor de kapitaallasten. Een NHC is een her-
Met dit zogenaamde Life Cycle Costing Model kunnen scenario’s
kenbare toeslag in de productprijzen. NHC’s zijn afgestemd op de
voor huisvesting worden doorgerekend.
kapitaalintensiteit van de desbetreffende (groepen van) dbc’s. Het
Voor de bouw van ziekenhuizen kan niet meer zoals voorheen uit-
gaat dan om markconforme vergoedingen voor afschrijvingskosten
sluitend naar de investeringskosten gekeken worden, maar gaat het
voor o.a. gebouwen en om vermogenskosten van vaste activa, e.d. In
in de eerste plaats om de kosten die een bepaald gebouwontwerp
2006 hebben het Bouwcollege en SDO vervolgens een analyse uitge-
veroorzaakt. Dit is belangrijk voor ziekenhuizen omdat zij in het
voerd waarbij specifiek gekeken is naar de effecten op instellingsni-
nieuwe zorgstelsel met elkaar moeten concurreren. Het model
veau van de introductie van een normatieve huisvestingscomponent
beschouwt naast de investeringskosten ook de jaarlijkse kosten die
(NHC) in de ziekenhuiszorg.
met het gebruik van een gebouw samenhangen zoals beheer, onder-
Deze analyse op microniveau is op verzoek van VWS opgesteld. Uit de
houd, energieverbruik, etc.
analyse blijkt dat ongeveer 40% van de ziekenhuizen minder kapitaallasten zullen ontvangen dan men in het huidige systeem aan wer-
Het model maakt strategische beslissingen aan het begin van het
kelijke kapitaallasten heeft. Het tekort beperkt zich in de meeste
ontwerpproces mogelijk. Daarna kunnen bij de verdere uitwerking van
gevallen overigens tot 2% van de aanvaardbare kosten en kan ver-
investeringsplannen meer gedetailleerde berekeningen gemaakt wor-
schillende oorzaken hebben.
den over bijvoorbeeld de effecten van materiaalkeuzes. Dat dit pas
De fase waarin het ziekhuis zich in de ‘levenscyclus’ bevindt;
later in het ontwerpproces gebeurt is logisch. In het begin zal ook de
-
het volume aan dbc-productie is (te) laag;
vraag beantwoord moeten worden voor hoe lang het ziekenhuis
-
de oppervlakte is veel groter dan waar men, bedrijfsmatig
gebruikt zal worden en welke flexibiliteit van het gebouw gevraagd
gezien over zou moeten beschikken;
wordt. Door de snelle ontwikkelingen van medische technologie en
extreme situaties als asbest of andere met bouw samenhangende
ICT moeten ziekenhuizen namelijk vaak aangepast worden. Extra
kostenverhogende factoren.
investeren in flexibiliteit kan dan bijvoorbeeld in latere jaren tot een
-
besparing in de omvang van aanpassingskosten leiden. Geconcludeerd is dat bij de beoordeling van individuele ‘probleemgevallen’ er niet alleen naar de directe financiële effecten moet
De ontwikkeling van het model is zover, dat het Bouwcollege het
worden gekeken, maar ook naar alle andere effecten van de integra-
aan ziekenhuizen kan aanbieden. Het model en de benodigde
le bekostiging, de totale vermogenspositie, oplossingen die door
ondersteuning door het Bouwcollege worden in eerste instantie aan
het ziekenhuis zelf of door andere partijen kunnen worden aange-
een beperkt aantal ziekenhuizen ter beschikking gesteld. Daarna
dragen, etc. Niet elk tekort op de kapitaallasten zal dus vanzelf-
wordt het model uitgerold over de andere ziekenhuizen. Voor de
sprekend gecompenseerd hoeven te worden. Een langdurige com-
care wordt een apart model ontwikkeld.
JAARBERICHT 2006
Schillenmethode
Na het doorlopen van de drie stappen is het mogelijk om op basis
In 2006 deed het Bouwcollege ook onderzoek naar de mogelijkheden
van profielen een kwalitatieve afweging te maken tussen verschil-
om ziekenhuisfuncties in gedifferentieerde huisvestingstypologieën
lende huisvestingsmodellen.
onder te brengen. De resultaten hiervan zijn begin 2007 nader
De modellen met gebouwdifferentiatie scoren op meerdere onderde-
onderzocht en resulteren in een detailstudie naar de investerings-
len beter dan een model met alle functies in één gebouw met nau-
kosten en een ruimtelijke vertaling van de gehanteerde modellen.
welijks of geen differentiatie. Voorkeur voor een model ontstaat door
De uitkomsten tonen aan dat de twee modellen - die van een gedif-
de toekenning van prioriteiten aan een eigenschap/thema. Deze pri-
ferentieerde bouwkundige benadering uitgaan - denkbare scenario’s
oriteitstelling zal voor elk ziekenhuis anders zijn. Bepaalde aspecten
zijn voor de toekomst en dat de methode een bruikbaar middel is
van de schillenmethode zijn ook bruikbaar bij (renovatie van)
voor het ontwikkelen van een heldere visie op het vastgoed in de
bestaande bouwstructuren.
gezondheidszorg. De schillenmethode is een hulpmiddel bij het nemen van strategische beslissingen over vastgoed. De methode verdeelt de functies van een ziekenhuis aan de hand van de specifieke gebouweisen in vier huisvestingstypologieën, schillen genoemd. De ‘hot floor’ is de schil met de hoogtechnologische kapitaalintensieve functies waarin de kernactiviteiten van het ziekenhuis plaatsvinden.
VERPLEGING EN VERZORGING
Het hotel omvat alle functies voor het verblijf van patiënten. In het kantoor zitten, behalve de voorzieningen voor staf, administratie en
Scheiden van wonen en zorg
beheer, de functies voor het houden van spreekuur en het verrichten
Sinds december 2005 is de NZa-beleidsregel zorginfrastructuur van
van eenvoudige onderzoeken en behandelingen. De fabriek, tenslot-
kracht. Deze beleidsregel geldt AWBZ-breed en is bedoeld om
te, huisvest alle medisch-ondersteunende en facilitaire functies.
scheiden van wonen en zorg verder te stimuleren en financieel te
De stappen in de methode komen overeen met de chronologie van
faciliteren. Het gaat dan om voorzieningen zoals bijvoorbeeld een
een ontwerpproces. De eerste stap is het opstellen van een program-
wijkpost, een sociaal restaurant of slaapwachtruimten, die expli-
ma van eisen. Dit programma is de basis voor het uitwerken van de
ciet bedoeld zijn om cliënten (langer) zelfstandig te kunnen laten
verschillende huisvestingsmodellen. De tweede stap is het onderver-
wonen. Ook technische voorzieningen en domotica kunnen hier-
delen van de functies over de vier schillen. Een relatiediagram ligt
van deel uitmaken. Het duurde even voordat de beleidsregel
ten grondslag aan de functieverdeling. Vervolgens krijgen de schillen
bekend was. Deels ook omdat de lijst voor technologische voorzie-
vorm door de keuze van het aantal bouwlagen, en de breedte en de
ningen pas laat in het jaar bekend was. Uiteindelijk zijn in 2006
lengte. Voor elke schil is een optimale vorm te bepalen die voldoet
in totaal 73 aanvragen voor zorginfrastructuur ingediend, waarvan
aan de eisen van de te huisvesten functie. De derde stap is de bere-
het merendeel voor de sector verpleging en verzorging en een
kening van de bouwkosten. Via een voor deze methode ontwikkeld
klein deel voor de gehandicaptenzorg. Dit gaat gepaard met een
model zijn de bouwkosten direct zichtbaar door de keuze van de
uitbreiding van de extramurale zorgcapaciteit met ruim 3.800
vorm en de functieverdeling over de schillen.
plaatsen. Ook zijn er voor circa 4.000 (zorg)woningen technische voorzieningen aangevraagd. Op grond van de in 2006 afgegeven toelatingen en vergunningen voor zorginfrastructuur is de verwachting dat vanaf 2007 het aantal verzorgingshuisplaatsen zal afnemen met 1.800 tot 2.400.
Tool toekomst verzorgingshuizen Er zijn in Nederland 1.400 verzorgingshuizen die zorg en woonruimte bieden aan ongeveer 100.000 mensen. Bevolkingsprognoses laten in de komende jaren een groei van het aantal ouderen zien (3,5 mln. 65+ers in 2025 tegenover 2,5 mln. nu, waaronder een groeiende groep ‘oudere ouderen’). Desondanks staat de toekomst van verzorgingshuizen onder druk. Beleidsmatig wordt de voorkeur uitgesproken voor scheiden van wonen en zorg en raken verzorgingshuizen uit de tijd. Maar tegelijkertijd ziet het
JAARBERICHT 2006
Bouwcollege dat scheiden van wonen en zorg moeilijk van de
Met de tools krijgen verzorgingshuizen praktische oplossingen aange-
grond komt en dat ouderen met vraag naar verzorgingshuisachtige
dragen waaruit zij strategische keuzes kunnen maken. Deze keuzes
zorg in verouderde huizen moeten wonen, omdat iets anders (nog)
moeten worden gemaakt door de zorginstelling zelf in overleg met
ontbreekt. Tegen deze achtergrond heeft het Bouwcollege in 2006
zijn stakeholders; het Bouwcollege heeft niet de intentie op de stoel
het initiatief genomen om het project toekomst verzorgingshuizen
van de cliëntenraad, zorgkantoor of bouwadviseur te gaan zitten. Op
op te zetten. Allereerst is van belang dat inzicht bestaat in de vraag
22 maart 2007 is het startschot gegeven voor de implementatie van
naar en het aanbod van zorg in wijk, dorp of stad waar het verzor-
het project en inmiddels zijn er 60 locaties aangemeld.
gingshuis zich bevindt. Of er behoefte is aan meer verpleeghuiszorg of dat sprake is van een blijvende vraag naar verzorgingshuiszorg is
Afbouw meerpersoonskamers op koers
bepalend voor de keuze die het verzorgingshuis moet maken. Om
Belangrijke (beleids)thema’s voor de sector verpleging en verzorging
deze (toekomstige) vraag en het aanbod in kaart te brengen heeft
zijn kwaliteitsverbetering (o.a. via kleinschalig wonen en de afbouw
het Bouwcollege het zogenaamde vraag & aanbod model ontwikkeld.
van meerpersoonskamers), scheiden van wonen en zorg (en reductie
Het in kaart brengen kan letterlijk worden genomen: de overzichten
van het aantal verzorgingshuisplaatsen) en uitbreiding voor psycho-
worden geografisch gepresenteerd. Op deze wijze ziet het verzor-
geriatrische zorg. Uit de follow-up van het monitoringonderzoek in
gingshuis in één oogopslag de vraag, het aanbod en ook de andere
de verpleging en verzorging (2005) blijkt dat de verbetering van de
relevante voorzieningen. Daarna volgt de vraag wat de mogelijkheden
huisvesting op gang komt. Voor bijna 40% van de plaatsen in ver-
zijn van het bestaande verzorgingshuis. De ook door het Bouwcollege
pleeghuizen met een matige of slechte woonkwaliteit is het afgelo-
ontwikkelde flextool geeft antwoord op de vraag of het verzorgings-
pen jaar een initiatief tot verbetering bij het Bouwcollege ingediend.
huis omgebouwd kan worden naar een verpleeghuis, of het aangepast
Voor een kwart van de verzorgingshuizen is dat ook het geval. Ook de
kan worden aan de huidige wensen van verzorgingshuisbewoners of
afbouw van het aantal plaatsen in meerpersoonskamers (meer dan
dat het kan transformeren naar een woonzorgcomplex. De flextool
twee personen) vordert gestaag. Inmiddels is dit aantal afgenomen
geeft aan wat de moeilijkheidsgraad van aanpassing is en wat de
tot circa 15.050 plaatsen (1 mei 2007). Dit betekent een verminde-
hiervoor benodigde investeringskosten zijn.
ring van 1.850 plaatsen ten opzichte van 31 december 2005. Met
De kapitaallastentool tenslotte laat zien of de te maken investerings-
name het aantal 6-persoonskamers is in 2006 flink gedaald (met 102
kosten terug te verdienen zijn met de toekomstige financieringswijze
kamers, oftewel 75%). In grafiek 1 is het aantal meerpersoonskamers
in de AWBZ-sector: de zorgzwaartebekostiging inclusief kapitaallas-
per zorgkantoorregio weergegeven.
MEERPERSOONSKAMERS PER ZORGKANTOORREGIO
(1
MEI
Noord- en Midden Limburg
G RAFIEK 1: A ANTAL
zorgkantoorregio
Zuidoost-Brabant
ten. Deze laatste tool van het Bouwcollege is nog in ontwikkeling.
2007)
250 200 150 100
4-persoonskamers
5-persoonskamers
6-persoonskamers
Zuid-Limburg
Noordoost Brabant
Midden-Brabant
Zeeland
West-Brabant
Waardenland
Nieuwe Waterweg Noord
Zuid-Hollandse eilanden
Rotterdam
Midden Holland
Delft Westland Oostland
Haaglanden
Zuid Holland Noord
Amsterdam
Zaanstreek Waterland
Kennemerland
t Gooi
Noord-Holland Noord
Amstelland & de Meerlanden
3-persoonskamers
Flevoland
Utrecht
Nijmegen
Arnhem
Midden IJssel
Apeldoorn, Zutphen e.o.
Zwolle
Twente
Drenthe
Friesland
50
Groningen
aantal meerpersoonskamers
300
JAARBERICHT 2006
GEHANDICAPTENZORG
Als oorzaak van vertraging noemen instellingen vaak de uitgebreide (regelmatig veranderende) regelgeving en lange proceduretijden bij
Bouwen voor sterk gedragsgestoorde ernstig
de diverse overheden. Sommige instellingen zijn inderdaad afhan-
verstandelijk gehandicapten
kelijk van beslissingen van externe partijen (gemeente, provincie,
Het Bouwcollege heeft in 2006 een tussenstand opgemaakt van de
of corporatie/ontwikkelaar) waarop ze vaak slechts beperkte
zorg en bouw voor sterk gedragsgestoorde ernstig verstandelijk
invloed hebben. Regelmatig kiezen instellingen echter ook bewust
gehandicapten (SGEVG). Meer dan een tussenstand was niet moge-
voor een langer tijdpad c.q. gefaseerde verbetering, omdat een
lijk omdat het onderzoek belemmerd werd door het ontbreken van
totale herstructurering te complex is om in één fase uit te voeren,
betrouwbare capaciteitsgegevens in de gehandicaptenzorg.
om het aantal verhuisbewegingen te beperken of om niet onnodig
Belangrijke aanleiding voor het onderzoek was dat het Bouwcollege
veel tijd en geld aan interimvoorzieningen kwijt te zijn.
regelmatig geconfronteerd wordt met zeer specifieke en dure maat-
Het zijn dus niet altijd externe factoren die de voortgang belemme-
regelen en voorzieningen voor SGEVG-cliënten, terwijl bij andere
ren. Bovendien weet het Bouwcollege uit ervaring dat er ook instel-
aanvragen voor dezelfde doelgroep wordt gekozen voor redelijk
lingen zijn die onvoldoende daadkracht tonen in het pareren van de
genormaliseerde oplossingen binnen het normatieve kostenkader.
problemen of het doorzetten van een bouwaanvraag.
Het onderzoek heeft nog eens bevestigd dat er in het veld geen eenduidige opvattingen over en definities en registraties van deze doelgroep bestaan waardoor steekhoudende uitspraken over de omvang van de doelgroep niet mogelijk zijn. Een andere conclusie is dat de zorg voor SGEVG-cliënten nog maar beperkt ontwikkeld is en door een betere opbouw en spreiding van kennis en door meer samenwerking in het veld aanzienlijk verbeterd kan worden. Daarbij zou meer duidelijkheid, uniformiteit en zorgvuldigheid in het indicatie- en diagnosetraject kunnen helpen, met vroegtijdige inschakeling van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Wat de huisvesting betreft blijkt dat alle voorkomende en gewenste (combinaties van) voorzieningen voor SGEVG-cliënten goed te realiseren zijn binnen de prestatie-eisen en kostennormen. Opmerkelijk is overigens dat instellingen die uitdrukkelijke zorgopvattingen over de doelgroep hebben, en die ook in de praktijk brengen, goede resultaten met hun cliënten boeken zonder dat daar in de gebouw-
GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
de omgeving heel bijzondere voorzieningen voor nodig zijn.
Handvatten voor een goed vastgoedbeheer in de GGZ Tempo verbetering huisvesting moet omhoog
Het Bouwcollege heeft in 2006 vier modelmatige scenario’s
Naar aanleiding van het monitoringonderzoek naar de kwaliteit van
beschreven waarin verschillende vastgoedstrategieën tot uitdruk-
de woongebouwen voor gehandicapten is met het ministerie van
king komen. Bij een behoudend scenario speelt vastgoed een
VWS afgesproken er naar te streven om deze verblijfsplaatsen bin-
ondergeschikte rol in het algehele beleid van de instelling. Het
nen vijf jaar (in september 2008) op peil te brengen.
huisvestingsbeleid is niet gericht op vernieuwing maar op instand-
Uit een tussenrapportage van 2006 blijkt dat inmiddels 2.250
houding van het huidige gebouwenbestand. Bij het scenario kos-
onvoldoende scorende plaatsen daadwerkelijk zijn verbeterd, hetzij
tenoptimalisatie worden huisvestingskosten zo beperkt mogelijk
door vervangende huisvesting, hetzij door renovatie of uitdunning
gehouden bij een zo hoog mogelijke omzet. Bij het klantgerichte
van de bestaande accommodatie. Dat betekent dat er per september
scenario staan de kwaliteit van zorg en de zorgvraag voorop. Het
2006 nog altijd circa 8.000 onvoldoende scorende plaatsen op
innovatieve scenario ten slotte richt zich vooral op productontwik-
hoofdlocaties bestaan. Voor de verbetering van 6.300 van die plaat-
keling en marketing en als verlengde daarvan op ‘vernieuwende’
sen is al wel goedkeuring aangevraagd of verleend, voor de reste-
huisvesting.
rende 1.700 plaatsen is dat nog niet gebeurd. Bij de vorige tussen-
Instellingen kiezen nu nog vaak voor een behoudend scenario; ze
rapportage (2005) bedroeg dit laatste cijfer 2.000. Het
nemen weinig risico’s, omdat verkeerde beslissingen kunnen leiden
verbetertempo laat dan ook te wensen over.
tot duur en incourant vastgoed en een ongunstige concurrentie-
JAARBERICHT 2006
zoek naar de kwaliteit van het gebouwenbestand in de GGZ werd geconstateerd dat met name op de grote locaties van de psychiatrische ziekenhuizen nog veel gebouwen onder de maat scoren. Het ging daarbij in hoofdzaak om te kleine zit-/slaapkamers, te grote groepen en inadequate sanitaire voorzieningen. Het aantal plaatsen waarvoor, ondanks gemaakte afspraken met de betrokken instellingen, nog geen verbeterplannen zijn ingediend is tussen oktober 2005 - toen een eerste tussenbalans werd opgemaakt - en maart 2006 met ruim 600 gedaald. Dat neemt niet weg dat er nog steeds sprake is van bijna 1650 slechte of matige plaatsen waarvoor verbeterplannen ontbreken. De tussenstand luidt in 2006 als volgt: voor 48% van de circa positie. Tegelijkertijd wordt men zich wel steeds meer bewust van
5800 als onvoldoende gekwalificeerde plaatsen zijn aanvragen
de veranderingen die de nieuwe bekostigingssystematiek meebrengt
voor nieuwbouw of renovatie ingediend, voor 23% zal over vijf
en van het daaruit voortvloeiende belang van het vastgoed. De
jaar een nadere beoordeling plaatsvinden. Het gaat hier om
vastgoedkosten bedragen weliswaar ‘slechts’ 10% van de verpleeg-
gebouwen van vaak recente datum, die toch (net) niet voldoen
prijs, maar het zijn wel de kosten die het meest te beïnvloeden zijn.
aan de bij het onderzoek toegepaste beoordelingscriteria, meestal omdat de bouw gebaseerd is op ‘oude’ maatstaven. Volgens de
Het Bouwcollege wil daarom dat het veld zich op het gebied van stra-
instellingen voldoen deze gebouwen voorlopig nog goed Voor de
tegisch vastgoedbeheer (verder) professionaliseert en dat vastgoed-
resterende 29% (de eerdergenoemde 1650 plaatsen) zijn, zoals
beleid onderdeel gaat vormen van een bedrijfsplan waarin de visie op
gezegd, van de zijde van de instellingen nog geen voorstellen
de toekomstige zorg is vastgelegd. Instellingen moeten immers reke-
bekend om de knelpunten op te lossen.
ning houden met de veranderende rol van de banken, die als financiers bedrijfsrisico’s zullen gaan beoordelen en bedrijfseconomische eisen gaan stellen. Een evenwichtige mix van vastgoed in eigendom en in huur kan de instelling een positie van volwaardige gesprekspartner opleveren, niet alleen bij de banken maar ook bij (lokale)
SECTOROVERSTIJGEND
overheden. Het veld geeft in het algemeen de voorkeur aan niet-specifieke bouw
In 2006 rapporteerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid onder lei-
vanwege de betere mogelijkheden tot hergebruik en afstoting.
ding van mr. Pieter van Vollenhoven op indringende wijze over de
Specifieke bouw wordt eerder in eigendom gerealiseerd.
brand en de vermijdbare slachtoffers in het cellencomplex op
Bij risicovolle activiteiten ligt een huursituatie meer voor de hand.
Schiphol. Onder meer de constructie van het complex en menselij-
Een overmaat aan ruimte kan soms wenselijk zijn om fluctuaties in de
ke fouten leidden tot een snel uitslaande brand, waardoor elf
productie te kunnen opvangen, voor het uitproberen van nieuwe
doden vielen. Aanleiding voor het Bouwcollege om door voorlich-
zorgproducten of voor gebruik als tijdelijke huisvesting.
tingsbijeenkomsten in de zorg aandacht te vragen voor brandveili-
(Mede)gebruik van gebouwen door derden (bijv. welzijnsvoorzienin-
ge bouw en procedures. Ook deed het in opdracht van het minis-
gen) moet ook bij het vastgoedbeleid worden betrokken.
terie onderzoek naar de stand van zaken rond brandveiligheid in
Vastgoedmanagement wordt al steeds vaker ondergebracht in een
de zorg en de mogelijke oplossingen.
aparte vastgoedafdeling of een vastgoedbedrijf. Voor de toekomst kan worden gedacht aan een aparte rechtspersoon of een hol-
Vanwege de modernisering van de AWBZ in 2003 heeft het
dingstructuur.
Bouwcollege begin 2004 bouwmaatstaven voor nieuwbouw in de AWBZ uitgebracht waarin de basiskwaliteitseisen voor de functie
Verbetering huisvesting GGZ moet sneller
verblijf voor de hele AWBZ-sector (verpleging & verzorging,
De verbetering van het resterende aantal slechte verblijfplaatsen in
gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg) zijn geharmo-
de geestelijke gezondheidszorg verloopt traag. Dat blijkt uit een
niseerd. De bouwmaatstaven uit 2004 zijn in 2006 uitgebreid geë-
tussenbalans die het Bouwcollege in 2006 heeft opgemaakt van de
valueerd hetgeen resulteerde in nieuwe prestatie-eisen voor de
stand van zaken sinds in september 2004 in het monitoringonder-
AWBZ.
JAARBERICHT 2006
Brandveiligheid
Tevens startte het Bouwcollege in 2006 op verzoek van de staats-
Unitbouw kan brandveilig worden gebruikt. Bij enkele vormen van
secretaris een inventariserend onderzoek naar de brandveiligheid
unitbouw is echter extra aandacht nodig voor de naleving van de
in de zorg. Het constateert begin 2007 dat de brand(on)veiligheid
brandveiligheidseisen. Dat schreef minister Dekker van VROM in
in zorginstellingen een divers beeld laat zien. Naast instellingen
een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de brand in
die er serieus werk van maken, zijn er zeker ook bij wie dat niet of
het cellencomplex Schiphol-Oost in oktober 2005.
minder het geval is. Met name de organisatie van de brandveiligheid - en de hulpverlening - moet beter.
Unitbouwcomplexen die bestaan uit gestapelde units of units die
De risico-inventarisatie is gebaseerd op een tweetal verkennende
zijn omsloten met een extra schilconstructie worden in de zorg-
onderzoeken. Allereerst heeft het Bouwcollege in samenwerking
bouw, en met name in de sector verpleging en verzorging, veel
met de Nederlandse Vereniging voor Technisch en Facilitair
toegepast. Meestal fungeren ze als interimvoorziening, ter over-
Management (NVTG) een (internet)enquête gehouden onder 65
brugging van een nieuwbouw- of renovatieperiode. Dergelijke com-
instellingen. De enquête richtte zich op de bouwtechnische én
plexen kunnen echter ook een meer permanent karakter hebben.
organisatorische (personele sterkte, BHV) brandveiligheidsmaatre-
De onderzoeksresultaten na de brand op Schiphol-Oost hebben
gelen, de recent gedane investeringen en de thans nog geconsta-
onder meer betrekking op het specifieke gedrag van unitbouw bij
teerde gebreken.
brand. Tussen en/of rond de units kunnen zich immers aaneengesloten holle ruimtes bevinden. Als daarin brand of rook door-
In tweede instantie heeft het Bouwcollege in samenwerking met
dringt, werken ze als trekgaten. Brandbestrijding is dan lastig,
adviesbureau DGMR een tiental inspectiebezoeken afgelegd. De
omdat deze holle ruimtes doorgaans moeilijk bereikbaar zijn, de
geselecteerde instellingen vormen een dwarsdoorsnede van de
brand niet zichtbaar is en zich via deze ruimtes ongehinderd en
voorzieningen in de zorgsector. Er is gezorgd voor een goede mix
soms snel over een groot oppervlak kan verspreiden.
van de sectoren, waarbij zowel oude en nieuwe als kleine en grote
Het is daarom van belang dat bestaande unitbouwcomplexen,
instellingen zijn bezocht.
vooral als daar mensen gehuisvest zijn die niet zelfstandig kunnen vluchten, grondig worden gecontroleerd, en dat vervolgens zo
Uit zowel de enquête als de inspectiebezoeken komt een divers
nodig maatregelen worden getroffen om de units veiliger te
beeld naar voren. Er zijn instellingen die serieus werk maken van
maken. Heel veel hoeft dat meestal niet te kosten: het betreft
brandveiligheid, waarbij de ‘awareness’ hoog is en die voldoen aan
vooral zorgen voor een betere compartimentering en het wegwer-
de huidige brandveiligheidseisen. Bij andere instellingen is dat
ken van holle ruimtes tussen de units en de voorzetgevels.
niet of minder het geval. Niet alle eisen worden ook nageleefd. In
Het Bouwcollege heeft zorginstellingen, die mogelijk risico lopen,
de praktijk ontbreekt het vooral aan (sub)brandcompartimente-
in 2006 actief benaderd en per regio aan vele medewerkers van
ringsvoorzieningen. Realisering van deze voorzieningen in
zorginstellingen voorlichting gegeven.
bestaande gebouwen kan een kostbare aangelegenheid zijn. Toch is een beperkt aantal instellingen daartoe inmiddels overgegaan of heeft daarvoor plannen in voorbereiding. Diversiteit bestaat er ook met betrekking tot de organisatorische aspecten van brandveiligheid. Volgens de richtlijnen moeten bij niet-zelfredzame bewoners te allen tijde binnen twee minuten na brandmelding tenminste twee hulpverleners aanwezig zijn in de ruimte van waaruit de brand is gemeld. Uit het onderzoek blijkt
© 2007 I S TOCK I NTERNATIONAL I NC .
dat hieraan in de praktijk veelal niet wordt voldaan. Verder zijn grote verschillen geconstateerd bij de omvang en getraindheid van de BHV-organisatie. Niet alle instellingen beschikken over een gebruiksvergunning. Als dat wel het geval is, wil dat overigens niet zeggen dat de instellingen zonder meer voldoen aan de huidige eisen van het Bouwbesluit. Een deel wordt ‘gedoogd’ door gemeente en brandweer, terwijl andere instellingen (in andere gemeenten) worden genoodzaakt de voorzieningen overeenkomstig de eisen aan te passen. Ook hier dus een divers beeld.
JAARBERICHT 2006
Het Bouwcollege heeft de staatssecretaris geadviseerd dit eerste
zie ook de conferentie ‘De hitte de baas’ en het gelijknamige cahier
inventariserende onderzoek te verdiepen en te verbreden onder een
van het Bouwcollege - en signalen van instellingen. Door de verbre-
groter aantal instellingen, zodat een nog meer representatief en
ding van de doelgroep zijn ook de mogelijkheden voor het realiseren
betrouwbaar beeld ontstaat. Op basis van dat voortgezet onderzoek
van (top)koeling uitgebreid. Inmiddels zijn de digitale aanvraagfor-
kunnen ook beter onderbouwde uitspraken worden gedaan over de
mulieren en de rekentool AWBZ aangepast aan de gewijzigde presta-
financiële gevolgen van de te treffen brandveiligheidsmaatregelen.
tie-eisen. Daarnaast wordt gewerkt aan een digitaal instrument ter ondersteuning van de beoordeling van bouwaanvragen.
Nieuwe prestatie-eisen in de AWBZ In het afgelopen jaar heeft het Bouwcollege de prestatie-eisen voor nieuwbouw van AWBZ-voorzieningen geëvalueerd, zowel intern als extern. De knelpunten zijn geïnventariseerd en alle prestatie-eisen en toeslagen zijn systematisch onderzocht. Dit alles heeft geleid tot een herziening van de prestatie-eisen. Bij de ontwikkeling van de nieuwe eisen is ingespeeld op diverse beleidsontwikkelingen, zoals de overheveling van functies uit de AWBZ en de introductie van zorgzwaartebekostiging. Ook is rekening gehouden met wijzigingen in het bouwregime (WTZi) en de behoefte aan verdere harmonisatie, vereenvoudiging en verduidelijking van de systematiek. De nieuwe prestatie-eisen bieden een toekomstbestendig kader voor de bouw van AWBZ-voorzieningen. Zo ontstaat meer ontwerpvrijheid en flexibiliteit waarbinnen zorgaanbieders op eigen wijze invulling kunnen geven aan huisvesting in de care-sector. Dit is vooral van belang omdat zorgaanbieders meer en meer zelf verantwoordelijk zijn voor beslissingen over bouw en de exploitatie daarvan. De prestatie-eisen sluiten aan bij de WTZi-definities voor licht en zwaar verblijf. Nieuw is dat de gekozen bouwvorm (a-specifieke, specifieke of specialistische bouw) bepaalt of sprake is van licht, zwaar of beveiligd verblijf. De zorgzwaarte van de cliënt is dan niet langer per definitie doorslaggevend. Beveiligd verblijf is hiervan uitgezonderd vanwege het specialistische karakter. Het is nu mogelijk om voor cliënten met een intensieve zorgbehoefte (‘zware zorg’) te kiezen voor licht in plaats van zwaar verblijf; bijvoorbeeld in de vorm van individuele appartementen. Als hiervoor wordt gekozen, dan kunnen er aanvullend op het ‘lichte verblijf’, gemeenschappelijke ruimten en ruimten voor behandeling of begeleiding gerealiseerd worden. Nieuw is ook het onderscheid tussen bouw voor mobiele en voor nietmobiele cliënten. Voor niet-mobiele cliënten gelden specifieke eisen voor toegankelijkheid, het gebruik van hulpmiddelen en ruimtelijke eisen om assistentie te kunnen verlenen. Voor een aantal nader omschreven doelgroepen moet aan deze eisen worden voldaan. Er is een (nieuwe) ruimtelijke toeslag voor niet-mobiele cliënten. Voor mobiele doelgroepen zijn bovengenoemde eisen minder relevant; ze kunnen zelfs belemmerend werken. Nieuw is verder dat de prestatie-eis voor temperatuurbeheersing (het beperken van het aantal uren dat de binnentemperatuur van 25,5 oC wordt overschreden) geldt voor alle niet-mobiele doelgroepen, ook in verzorgingshuizen, ongeacht de verblijfscategorie. Deze wijziging hangt samen met de discussies over hitteproblematiek in de zomer in de (ouderen)zorg -
JAARBERICHT 2006
Capaciteitsontwikkelingen in de AWBZ
In gebruik genomen capaciteit in 2006 (AWBZ) In 2006 zijn in totaal 9.726 plaatsen voor verblijf opgeleverd en beschikbaar gekomen voor de zorg (circa 9% meer dan in 2005). De totale intramurale AWBZ-capaciteit is hiermee toegenomen met circa 1.800 plaatsen. Het accent van de bouw ligt dus vooral op vervanging en verbetering van de kwaliteit van de huisvesting en in mindere mate op verdere uitbreiding van capaciteit. Per 31 december 2006 zijn er in totaal 267.513 AWBZ-plaatsen voor verblijf beschikbaar (zie grafiek 2). Dit aantal is gebaseerd op de afgegeven toelatingen en het in 2006 in gebruik genomen aantal plaatsen. Het gaat hierbij overigens alleen
Het Bouwcollege adviseert VWS over aanvragen voor toelatin-
om verblijfsplaatsen in een grootschalige setting (> 25 plaatsen op één postcode).
gen met bouw en na afgifte van de toelating verleent het ver-
Kleinschalige woonvoorzieningen vallen sinds 1 januari 2006 namelijk buiten het
gunningen. Jaarlijks brengt het Bouwcollege ruim 1.400 FIGUUR 1A-B: IN GEBRUIK GENOMEN
adviezen en beschikkingen uit over individuele bouwaanvra-
CAPACITEIT EN CAPACITEITSMUTATIES PER SECTOR
(2006)
gen van instellingen. Tussen ontwikkeling en daadwerkelijke In gebruik genomen capaciteit 2006
realisatie van de bouw zit vaak lange tijd. Des te interessan-
3.032 plts. (31%)
986 plts. (10%)
GGZ
ter is het om te volgen welke gebouwen jaarlijks worden opgeleverd en hoeveel capaciteit beschikbaar is gekomen voor de AWBZ. Ziekenhuiscapaciteit wordt tegenwoordig niet
verzorgingshuiszorg
1.675 plts.(17%)
verpleeghuiszorg
4.033 plts. (42%)
meer uitgedrukt in bedden. Klinische capaciteit van ziekenhuizen is vaak omgezet in ruimten voor spreekuur, dagopna-
GHZ
Mutaties in gebruik genomen capaciteit 2006 176 plts.(10%)
me of polikliniek. GGZ 361 plts.(20%)
In dit artikel wordt nader gekeken naar de capaciteitsontwikGHZ
keling in de AWBZ.
verpleging & verzorging
1.269 plts. (70%)
JAARBERICHT 2006
G RAFIEK 2: A ANTAL PER
31
DECEMBER
BESCHIKBARE PLAATSEN VOOR VERBLIJF
GRAFIEK 4: MUTATIES IN GEBRUIK GENOMEN V&V CAPACITEIT (2006)
(AWBZ),
2006
120000
1400
107.866
1.303 plts.
1200
80000
1000 64.353
60000
800 40.395
40000
600 28.032
26.867
0
200 aantal plaatsen
psychiatrische problematiek (GGZ)
verzorgingshuiszorg
AWBZ-doelgroepen
gehandicaptenzorg (GHZ)
400 (verpleging) problematiek psychogeriatrische
20000
somatische (verpleging) problematiek
aantal plaatsen
100000
204 plts.
0 verzorgingshuiszorg -200
psychogeriatrie
- 238 plts.
somatiek
-400
bouwregime ex WTZi en blijven hier buiten beschouwing.
ruim 50% minder (grootschalige) capaciteit is opgeleverd in verge-
Net als in voorgaande jaren is in 2006 met name in de sector ver-
lijking met 2005 en dat de uitbreiding van het aantal plaatsen ook
pleging en verzorging relatief veel nieuwe huisvesting in gebruik
beduidend geringer is. Mogelijke verklaring hiervoor is dat in deze
genomen. Ruim 60% van de opgeleverde plaatsen is bestemd voor
sector verhoudingsgewijs meer kleinschalige woonvormen worden
deze sector en dit gaat gepaard met een uitbreiding van circa 1.270
gerealiseerd, buiten het bouwregime ex WTZi om.
plaatsen (zie figuur 1a-b). Relatief gezien is in de sector geestelijke gezondheidszorg het minste aantal plaatsen in gebruik genomen
Ingebruikname per zorgkantoorregio
(uitbreiding van 176 plaatsen, overigens wel een verdubbeling ten
In 2006 zijn per gezondheidsregio gemiddeld 300-350 plaatsen in
opzichte van 2005). Opmerkelijk is dat in de gehandicaptenzorg
gebruik genomen, met als uitschieters de regio’s Arnhem, Noord-Oost
1000 900 800 700 600
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Verpleging en verzorging
Zuid-Limburg
Zuidoost-Brabant
Noord- en Midden Limburg
Noordoost Brabant
West-Brabant
Midden-Brabant
Zeeland
Waardenland
Nieuwe Waterweg Noord
Zuid-Hollandse eilanden
Rotterdam
Midden Holland
Delft Westland Oostland
Haaglanden
Zuid Holland Noord
Amstelland & de Meerlanden
Amsterdam
Kennemerland
Zaanstreek Waterland
Noord-Holland Noord
t Gooi
Flevoland
Utrecht
Nijmegen
Arnhem
Midden IJssel
Apeldoorn, Zutphen e.o.
Zwolle
Twente
Drenthe
Friesland
500 400 300 200 100 0 Groningen
aantal plaatsen
GRAFIEK 3: IN GEBRUIK GENOMEN CAPACITEIT PER ZORGKANTOORREGIO (2006)
JAARBERICHT 2006
Brabant en Twente waar - met respectievelijk 944, 810 en 602 plaat-
verzorgingshuisplaatsen. De totale reductie bedraagt 238 plaatsen.
sen - de meeste AWBZ-capaciteit in gebruik is genomen. In grafiek 3
Deze capaciteit wordt omgevormd tot psychogeriatrische verpleeg-
is de verdeling van de capaciteit per zorgkantoorregio en per sector
huiszorg en/of ingezet voor het scheiden van wonen en zorg. In de
zichtbaar. Te zien is dat in vrijwel iedere regio capaciteit voor verple-
verpleeghuissector is per saldo wel sprake van capaciteitsuitbreiding,
ging en verzorging is opgeleverd. Voor de gehandicaptenzorg en de
met name voor psychogeriatrische zorg (1.303 plaatsen) en in minde-
geestelijke gezondheidszorg is dat minder het geval.
re mate voor somatische zorg (204 plaatsen); zie grafiek 4. Tenslotte, in zowel de gehandicaptenzorg als de geestelijke gezondheidszorg
In de meeste zorgkantoorregio’s gaat de ingebruikname van V&V-
gaat de ingebruikname van capaciteit niet gepaard met reductie van
capaciteit gepaard met reductie dan wel stabilisatie van het aantal
verblijfscapaciteit, maar is sprake van uitbreiding.
Geopend of gestart in 2006 Uit de vele honderden plannen en ontwerpen die het Bouwcollege jaarlijks passeren, selecteert het Bouwcollege geregeld plannen die in aanmerking komen voor het predikaat ‘good practice’. Deze plannen zijn bijvoorbeeld geheel
OMGEKEERDE INTEGRATIE, KOOPWONINGEN IN DEZELFDE STIJL ALS DE MONUMENTALE PANDEN VAN MEERKANTEN
of gedeeltelijk innovatief qua zorginhoud of Om te zien hoe het schetsontwerp van de good practice in de prak-
bouw, vormen een creatieve gebouwde oplos-
tijk heeft uitgepakt is er ten behoeve van dit jaarbericht voor gekozen om op bezoek te gaan bij twee voorbeeldprojecten. Ten eerste
sing voor specifieke doelgroepen of anderszins.
de nieuwbouw van de langdurige zorg voor volwassenen van GGZinstelling Meerkanten te Ermelo, welke in 2006 in gebruik is geno-
Voorbeelden van good practice worden gepubli-
men. Daarnaast is een bezoek afgelegd bij gehandicaptenzorginstelling Amarant, die onder meer in Breda twee projecten in het kader
ceerd op het Kennisplein van het Bouwcollege
van de kleinschaligheidsregeling heeft gerealiseerd.
(www.bouwcollege.nl) en bestaan grotendeels
Met dank aan Henk Schouten, circuitmanager beheer volwassenzorg Nw Veluwe, Meerkanten Jan Graven en Theo Schneijdenberg, respectievelijk directeur Vastgoed Groep en manager Vastgoed, Amarant Beeldmateraal De eerste twee foto’s van Meerkanten zijn door Wim te Brake gemaakt, de overi-
uit schetsontwerpen.
ge foto’s door het Bouwcollege.
N IEUWBOUW M EERKANTEN
Nieuwbouw Meerkanten: een wereld van verschil
apart dienstencentrum, waardoor behandeling en wonen meer zijn gescheiden. Zowel cliënten als het personeel zijn erg positief over de nieuwe huisvesting. Met name de privéruimte, de privacy, oftewel “het hebben van een eigen plekje, waar je je eigen dingen kunt doen” wordt erg gewaardeerd.
Op 5 juli 2006 heeft Meerkanten op zijn hoofdlocatie in Ermelo drie nieuwe gebouwen in gebruik genomen. De gebouwen zijn
Variatie in wonen
bestemd voor circa 82 cliënten die zijn aangewezen op langdurige
De klassieke afdelingsopzet, lange tijd kenmerkend voor de psy-
psychiatrische zorg. Een wereld van verschil ten opzichte van de
chiatrie, is met de nieuwbouw letterlijk en figuurlijk verlaten. De
woonomgeving die veel cliënten - soms jaren lang - gewend
drie nieuwe gebouwen vertegenwoordigen elk een specifiek woon-
waren. Drie prachtige gebouwen, met veel lichtinval en een mooie
milieu.
en praktische afwerking. Met veel variatie en keuze in woonvor-
De mate van begeleiding, behandeling, bescherming en toezicht
men. Helemaal op jezelf wonen, of met meerdere mensen in een
varieert per gebouw. Ook in de lay-out en uitstraling van de
groep maar dan wel met een ruime eigen kamer en eigen sanitair.
gebouwen komt dit tot uitdrukking. De HAT-eenheden, bestemd
Kleinschalig en toch voldoende mensen om op terug te vallen.
voor de meest zelfredzame cliënten (woonmilieu 3), ogen als een
Het nieuwe wonen betekent ook een andere manier van werken.
klein appartementencomplex dat ligt aan een pleintje. De
Activiteiten en behandeling vinden grotendeels plaats in een
Duynenhof (woonmilieu 1) heeft een meer introvert karakter. Het
woonmilieu 1 (besloten en gesloten setting) 10 zit-/slaapkamers met rolstoeltoegankelijk sanitair (16 m2) 6 HAT-eenheden (circa 30 m2) in een aparte vleugel gemeenschappelijke huiskamer, keuken, rookruimte,buitenruimte(n) flexibiliteit in vrijheidsbeperking door compartimentering separeervoorzieningen, comfort room (prikkelarme ruimte met zitje)
woonmilieu 2 (open en evt. besloten setting) 6 geschakelde woongroepen, per groep 6 zit-/slaapkamers (circa 12 m2) met eigen sanitair gemeenschappelijke woonkamer, keuken, rookruimte en buitenruimte
BOVEN: DE DUYNENHOF, MET LINKS DE AFGESCHERMDE BUITENRUIMTE. DE OMHEI-
RECHTS: VLEUGEL BIJ HAT-EENHEDEN, COMPARTIMENTERING IN EENHEDEN.
NING LIGT VERZONKEN IN EEN GREPPEL, ZODAT HET ACCENT MINDER OP HET HEK LIGT.
vormt een duidelijk afgebakend geheel en is enigszins van de weg
De HAT-eenheden in De Duynenhof zijn bedoeld voor cliënten die
afgekeerd. De woongroepen zitten hiertussenin. De variatie in
niet in een groep te handhaven zijn. Cliënten kunnen zich terug-
wonen biedt cliënten letterlijk uitzicht op een meer zelfstandige
trekken in de privacy en rust van hun eigen ruimte en ervaren dit
woonvorm, een prikkel om door te groeien. En - eufemistisch uit-
als zeer positief. Gaat het goed, dan kunnen cliënten via een aparte
gedrukt - de variatie is ook nodig om “de rakkers van de stakkers
entree naar buiten, ook als de rest van de vleugel is afgesloten.
te scheiden”.
De groepswoningen in De Hofstede liggen geschakeld rond een binnentuin, met rondom een veranda. De slaapkamers van de cliënten liggen grotendeels op de verdieping. De verdieping staat via een vide in open verbinding met de woonkamer beneden. De vide en de daglichttoetreding geven de woningen een ruimtelijk effect. Punt van aandacht vormt nog de begroeiing. Deze is nog te laag om iedere groep voldoende privacy te bieden en om ongewenste sociale interacties te voorkomen.
Genormaliseerde setting Vermaatschappelijking en integratie is voor deze groep cliënten eigenlijk niet aan de orde. Los daarvan, de harde praktijk is dat de maatschappij niet altijd even tolerant is om psychiatrische cliënten als buren te accepteren. Meerkanten is de uitdaging aangegaan om te bouwen op de hoofdlocatie en tegelijkertijd de gebouwen een woonmilieu 3 (open setting) 32 individuele HAT-eenheden (circa 56 m2) een HAT bestaat uit een woonkamer, een pantry, een slaapkamer, rolstoeltoegankelijk sanitair en een berging gemeenschappelijke activiteiten-/ontmoetingsruimte Meerkanten huurt de HAT’s van een woningbouwcorporatie
genormaliseerd karakter te geven en een volwaardige woonomgeving te realiseren. Bijvoorbeeld door de situering aan de rand van het terrein tegen een woonwijk aan, door omgekeerde integratie op het terrein en door samenwerking met een woningbouwcorporatie.
O NDER : D E H OFSTEDE ,
WOONKAMER EN VIDE .
Maar vooral ook door de vormgeving van de gebouwen, het voor-
Amarant maar doet ook zaken voor ouderinitiatieven en woon-
zieningenniveau per cliënt en de schaalgrootte van de gebouwen.
zorgprojecten voor andere doelgroepen.
Of met de omgekeerde integratie niet een Paard van Troje is binnengehaald, zal nog moeten blijken. Het zijn in ieder geval kriti-
Wonen voor cliënten
sche buurtgenoten die elke nieuwe ontwikkeling op het terrein op
De Vastgoed Groep gaat ervan uit dat elke cliënt moet kunnen
de voet volgen.
wonen waar hij/zij dat wil; met andere woorden, het wonen mag geen belemmering zijn voor een cliënt. Alleen zorg(aspecten) en
“We zouden het nu weer zo doen”
gedrag zouden ertoe mogen leiden dat een cliënt niet overal kan
De totstandkoming van de nieuwbouw was een lang en intensief
wonen, maar niet de huisvesting zelf. Dit betekent dan ook dat
traject. Over het resultaat is iedereen uitermate tevreden. Getuige
Amarant zijn woonvoorzieningen meestal voorziet van ruimere gan-
reacties als “We zouden het nu weer zo doen !” en “Dit is de beste
gen, sanitaire ruimtes voor mindervaliden (7 m2), rolstoeltoegan-
afdeling van Meerkanten’’. Waar de tevredenheid van het personeel
kelijke liften en gemeenschappelijke ruimten. De wooncomplexen
voorheen nog als laagste te boek stond, is nu het tegendeel het
zijn hierdoor flexibel van opzet, geschikt voor vele doelgroepen.
geval. Met de nieuwbouw is ook een andere manier van werken
Daarnaast kijkt Amarant bij de ontwikkeling van projecten naar de
geïntroduceerd en zijn de teams opnieuw samengesteld. De activi-
(toekomstige) marktwaarde van een pand.
teitenbegeleiding is bijvoorbeeld voor een deel verschoven naar
Iedere cliënt van Amarant heeft recht op individueel wonen (priva-
de woningen, om ter plaatse cliënten te begeleiden in hun zelf-
cy en ruimte), net als iedere burger. Dit houdt in dat iedere cliënt
standigheid.
in principe beschikt over een eigen appartement (zitkamer, slaapkamer en een voor mindervaliden toegankelijke sanitaire voorzie-
Gewoon wonen in de wijk, Amarant
ning). Cliënten jonger dan 20 jaar (vaak licht verstandelijk gehandicapt) krijgen een woonstudio, omdat zij feitelijk - net als andere jongeren - aan het begin van hun wooncarrière staan. Alle wooncomplexen beschikken ook over algemene ontmoetingsruimten zodat bewoners de keuze kunnen maken om ook gemeenschappelijk
In Midden- en West-Brabant levert Stichting Amarant wonen,
activiteiten te ondernemen. Het bouwconcept volgt de zorgvisie
zorg, werk en vrijetijdsbesteding aan meer dan 3.000 mensen met
(individueel wonen en mogelijkheid elkaar te ontmoeten).
een (verstandelijke) beperking. Amarant beschikt over ruim 200 kleinschalige wooncomplexen. In deze complexen wonen ruim
Strategisch vastgoedbeheer
1.100 cliënten, grotendeels in individuele appartementen en
Amarant benadert het vastgoed professioneel en speelt goed in op
woonstudio’s. In de meeste woonzorgcomplexen wordt 24uurszorg
de aanstaande eigen verantwoordelijkheid van zorginstellingen
of ondersteuning gegarandeerd. Daarnaast bezit Amarant drie cen-
ten aanzien van de kapitaallasten. Amarant zal dit ook moeten
trumlocaties (twee in Tilburg en een in Rijsbergen) waar cliënten
doen, gezien de concurrentie in de omgeving en Amarant’s ambi-
wonen die niet in de wijk willen of kunnen wonen.
tie om verder te groeien.
Drie jaar geleden heeft de Raad van Bestuur van Amarant vast-
De Vastgoed Groep overweegt bij elk project of zij zal huren of
goed en facilitaire zaken een aparte plaats in de organisatie gege-
bouwen in eigendom. De Groep tracht in te springen op interes-
ven. De Vastgoed Groep van Amarant werkt voornamelijk voor
sante vrijkomende panden of grond. Zo richt zij op dit moment
JAARBERICHT 2006
samen met Woonstichting WSG Geertruidenberg een leegstaande
volgens het indicatieorgaan enige tot matige gedragsproblema-
kapel in als werkatelier voor mensen met een beperking. Dit is
tiek. De cliënten zijn afkomstig van de wachtlijst en uit andere
gekoppeld aan een expositieruimte en kunstcafé in het centrum
wooncomplexen.
van Breda. De exploitatie zal in de toekomst in samenwerking met
Ze beschikken allen over een eigen zitkamer, slaapkamer, natte cel
een marktpartij worden uitgewerkt.
en keuken. Gezamenlijk hebben ze een grotere keuken met eetkamer/huiskamer tot hun beschikking. Hier kunnen zij desgewenst
Twee projecten nader bekeken
gezamenlijk verblijven, koken of eten.
Gebouwd in 2006 en vrij recent vrijgekomen zijn twee wooncom-
Het complex aan de Vijverstraat is ingericht door een binnenhuis-
plexen in Breda. Woonstichting Laurentius is van beide complexen
architect. Gekozen is voor andere materialen dan gangbaar is in
de eigenaar. Beide projecten zijn gerealiseerd in het kader van de
een zorginstelling. Er ligt bijvoorbeeld een vloerkleed op de vloer
Beleidsregel kleinschalig wonen van de Nederlandse Zorgautoriteit.
en geen linoleum, en de stoelen zijn met stof bekleed en niet met skai of leer. Voor de Vastgoed Groep was het een uitdaging om in
Vijverstraat
een bestaand pand voldoende ruimte te vinden om volwaardige
Het ene complex bevindt zich in een monumentaal pand aan de
appartementen te kunnen bouwen en tevens te voldoen aan de
Vijverstraat (een oud kruiszorggebouw op een toplocatie in Breda,
eisen van toegankelijkheid en van de brandweer. Daarin is zij heel
aan de rand van het centrum) en biedt wonen en begeleiding aan
goed geslaagd en het complex zou het op de huurmarkt sowieso
negen licht verstandelijk gehandicapten van ongeveer 20 jaar met
heel goed doen.
WOONCOMPLEX V IJVERSTRAAT BOVEN :
DE
TE
B REDA
GEZAMENLIJKE KEUKEN
B OVEN : WOONCOMPLEX W EILUSTLAAN H UISKAMER O NDER : WOONCOMPLEX W EILUSTLAAN
EERSTE VERDIEPING
JAARBERICHT 2006
Weilustlaan Aan de Weilustlaan in Breda is het tweede wooncomplex gevestigd. Het appartementencomplex bevindt zich aan de rand van een woonwijk en is omgeven door ruimte en groen. Hier zijn 18 cliënten gehuisvest. Het complex bestaat uit drie bouwlagen. Op de begane grond en de eerste verdieping bevinden zich elk zes appartementen. Op de begane grond is een ruime tuin, die bereikbaar is via de gemeenschappelijke woonkamer. De eerste etage heeft een ruim buitenterras. Op de tweede verdieping bevinden zich appartementen (twee of drie kamers) waar verstandelijk gehandicapten kunnen wonen, eventueel zonder een indicatie voor verblijf. Ook hier beschikken alle bewoners over een eigen appartement. Er is een gezamenlijke huiskamer per 6 appartementen. De huiskamer is opvallend ruim van opzet. Dit is bewust gedaan, omdat het gaat om cliënten met autisme, die behoefte hebben aan veel ruimte en die sneller overprikkeld raken door anderen. In het complex is een loze badkamer opgenomen waar, mocht daaraan behoefte ontstaan, een hoog-/laagbad ingebouwd kan worden. Het complex oogt ruim en biedt de individuele cliënt een woonruimte waar menigeen jaloers op zou zijn.
Jaarbericht 2006
WOONCOMPLEX W EILUSTLAAN
COLOFON
Jaarbericht 2006 is een uitgave van College bouw zorginstellingen Redactie en samenstelling: Petra van der Schaaf, Willeke van Staalduinen Eindredactie: Han Hoes, Tjark Reinga Opmaak en druk: Twin Design bv, Culemborg
© College bouw zorginstellingen, 2007 Postbus 3056, 3502 GB Utrecht
E:
[email protected] W: www.bouwcollege.nl T: +31 (0)30 2983100 F: +31 (0)30 2983299