Leven Lang Leren in Europa 2007–2013
2
3
LEVEN LANG LEREN
Voorwoord Het Europese subsidieprogramma Leven Lang Leren wordt in januari 2014 opgevolgd door Erasmus+. Dit nieuwe programma heeft dezelfde doelstellingen als zijn voorganger maar legt de lat nóg hoger om van Europa een sterke, mondiaal opererende kennisregio te maken. Erasmus+ zet in op méér. Maar voor we vol enthousiasme de nieuwe periode 2014–2020 induiken, is het belangrijk om stil te staan bij hetgeen het Leven Lang Leren-programma 2007–2013 heeft gebracht. En dat is veel. In het eerste hoofdstuk van dit boek passeren nog eens de subprogramma’s van het Leven Lang Leren-programma de revu: Comenius, Leonardo da Vinci, Erasmus en Grundtvig. De resultaten van een uitgebreide impactstudie laten zien dat de opbrengst van deze programma’s groot is: bijna drieduizend geënquêteerden zijn enthousiast over wat internationalisering hen heeft gebracht. Als persoon en als professional. Voor de onderwijsinstelling en voor de sector. Internationalisering lóónt.
werkt. U leest over onverwacht grote leeropbrengsten, nieuwe netwerken en vliegwieleffecten, over mbo’ers die de wereld in willen, over nieuwe curricula die ontstaan in antwoord op de vraag uit het Europese bedrijfsleven. Een coördinator internationalisering vertelt hoe belangrijk het is om binnen én buiten de onderwijsinstelling te laten zien wat internationalisering haalt en brengt. Door dit boek delen we de internationalisering. Het beschrijft de successen van het Leven Lang Lerenprogramma en de ambities, kansen en mogelijkheden van het nieuwe subsidieprogramma Erasmus+. Iedereen die gaat deelnemen aan Erasmus+ wens ik veel inspiratie. Maar er ligt ook een opdracht. Ook de komende jaren moeten we de resultaten en successen zichtbaar maken en delen, de impact blijven aantonen. In de woorden van één van de geïnterviewden in dit boek: “Houd het niet voor jezelf.” Veel leesplezier! Sabine Galjé,
De internationalisering heeft de afgelopen subsidieperiode weer vele slagen gemaakt. De reportages in dit boek laten zien hoe het Europese internationaliseringsbeleid in Nederland de afgelopen jaren sterker is verankerd. Het zijn al lang niet meer alleen de hogeronderwijsinstellingen die internationaliseren. Internationalisering krijgt steeds meer voet aan de grond in alle onderwijssectoren. In tien reportages kunt u lezen hoe dat in de praktijk van alledag
Waarnemend directeur Nationaal Agentschap Leven Lang Leren
4
5
LEVEN LANG LEREN
VERDELING SUBSIDIE EN AANTAL CONTRACTEN PER PROVINCIE IN 2012
26 28 134
207
44
44
61 207 78
6
28 17
134 16
9
26
16
61123
91
30
2 1
26
4
14 26
4
41
3
6
30
91
123
78 27
17
1
14 33
13
9
2
12
20
2
9 20
2
17
6 0
2
2 9 18
13
3
0
59
4 5
52
5
5
19 52 23
5
19 16
16 16
23 12
3
Comenius
Leonardo da Vinci
Erasmus
Grundtvig
0 – 200.000 euro
0 – 500.000 euro
0 – 500.000 euro
0 – 50.000 euro
200.000 – 400.000 euro
500.000 – 1.000.000 euro
500.000 – 1.000.000 euro
50.000 – 100.000 euro
600.000 – 800.000 euro
1.000.000 – 1.500.000 euro
1.000.000 – 1.500.000 euro
100.000 – 150.000 euro
800.000 – 1.000.000 euro
1.500.000 – 2.000.000 euro
1.500.000 – 2.000.000 euro
150.000 – 200.000 euro
2.000.000 – 3.000.000 euro
2.000.000 – 3.000.000 euro
350.000 – 500.000 euro
8
6
59
13
18
17
9
8
7
3
12
13
33
41
27
7
9
12
4
16
6
7
LEVEN LANG LEREN
Comenius Leonardo da Vinci 31 Erasmus 41 Grundtvig 51 Study Visits 11
21
Interviews Impactstudie Financieel overzicht 2007–2012
53 93 109
8
LEVEN LANG LEREN
Het Leven Lang Leren-programma is een Europees subsidie programma dat uitwisseling, samenwerking en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa stimuleert. Het programma is in 2007 van start gegaan en zal eindigen in 2013. Het doel van het programma was een bijdrage te leveren aan een sterkere kennismaatschappij, aan de totstandkoming van duurzame economische groei, aan meer en betere banen en aan een hechtere sociale samenhang. Het programma kende 62 centrale en decentrale acties. De centrale acties vielen onder de verantwoordelijkheid van het Uitvoerend Agentschap in Brussel, hiertoe aangewezen door de Europese Commissie. De projecten hadden veelal een innovatief karakter en richtten zich bijvoorbeeld op talen en talenkennis, de toepassingen van ict in het onderwijs of het verspreiden van programma resultaten. Informatie over de centrale acties is te vinden op http://eacea.ec.europa.eu/llp. Dit boek beschrijft de decentrale acties, die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Nederlands Nationaal Agentschap, een samenwerkingsverband van Nuffic, CINOP en Europees Platform, hiertoe aangewezen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Informatie over de decentrale acties vindt u op www.na-lll.nl.
9
Het Leven Lang Leren-programma telde vijf decentrale subsidie programma’s: Comenius (voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs), Leonardo da Vinci (voor middelbaar beroepsonderwijs), Erasmus (voor hoger onderwijs) en Grundtvig (voor volwasseneneducatie). Het programma Study Visits richtte zich op alle onderwijssectoren. In de periode 2007–2013 hebben 34 landen deelgenomen aan het Leven Lang Leren-programma. Het jaarlijks budget op Europees niveau besloeg bijna één miljard euro. Nederland heeft ongeveer dertig miljoen euro per jaar ontvangen voor de decentrale acties. Dit boek beschrijft de programma-onderdelen en de impact die ze hebben gehad. In 2014 wordt het Leven Lang Leren-programma opgevolgd door het nieuwe Europese subsidieprogramma Erasmus+, periode 2014–2020. In een apart katern leest u meer over de doelstellingen van dat programma.
10
LEVEN LANG LEREN
Com enius basis- en voortgezet onderwijs
Het programma Comenius (sinds 1995) richtte zich op basisonderwijs en voortgezet onderwijs (inclusief speciaal onderwijs), lerarenopleidingen en middelbaar beroepsonderwijs. Het wilde jongeren en leraren de waarde van verschillende Europese culturen bijbrengen. De subsidie van Comenius stelde hen in staat basisvaardigheden te ontwikkelen waardoor zij later een actieve rol in de maatschappij kunnen spelen. Comenius gaat op in het nieuwe Europese programma Erasmus+. Het Europees Platform heeft het programma Comenius uitgevoerd.
12
13
LEVEN LANG LEREN
Comenius in cijfers, 2007–2013
scholen 18.000 leerlingen 1.800 docenten 5.000.000 jaarlijks budget 300
Comenius De theoloog Comenius (Tsjechië, 1592–1670) vond dat onderwijs ‘begrijpelijk en aanschouwelijk’ moest zijn. Hij was een voorstander van onderwijs voor iedereen.
De Europese Commissie verwacht dat ten minste drie miljoen leerlingen aan de schoolpartnerschappen hebben deelg enomen, aan het einde van de programmaperiode in 2013. In Nederland heeft de doelgroep veel gebruik gemaakt van de programma’s van Comenius. Zo hebben 300 scholen jaarlijks activiteiten georganiseerd in het kader van een partnerschap; hieraan deden zo’n 18.000 leerlingen en 1.800 docenten mee. Daarnaast hebben ieder jaar ruim 4.200 docenten en leerlingen een of meerdere partnerscholen in een ander Europees land bezocht. Sinds 1995 hebben 5.500 docenten via Comenius aan een Europese nascholing meegedaan en zijn 300 toekomstige docenten als Comenius assistent naar het buitenland geweest. Het jaarlijkse budget voor de programmaonderdelen in Nederland is van drieënhalf miljoen in 2007
gestegen naar ruim vijf miljoen in 2013. In Europa werd jaarlijks ruim 150 miljoen euro gereserveerd voor het Comenius-programma.
Over de doelgroepen van Comenius Comenius richtte zich op het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en lerarenopleidingen. Zowel medewerkers als leerlingen hebben gebruik gemaakt van het subsidieprogramma voor nascholingsactiviteiten en samenwerkingsprojecten met andere Europese landen. Leerlingen konden bijvoorbeeld deelnemen aan een uitwisseling. Aankomende docenten konden als Comenius assistent extra leservaring opdoen op een school in een ander land.
14
15
LEVEN LANG LEREN
De programmaonderdelen van Comenius, 2007–2013 Voorbereidende bezoeken Een instelling die een nieuw schoolpartnerschap, multilateraal project, multilateraal netwerk of begeleidende maatregel wilde opzetten, kon een subsidie aanvragen om personeelsleden de kans te geven een voor bereidend bezoek af te leggen, bijvoorbeeld een bezoek aan een potentiële partnerinstelling of deelname aan een contactseminar.
Assistentschappen (assistenten) Door een assistentschap op een school in het buitenland, hebben toekomstige docenten zich een beter beeld kunnen vormen van de Europese dimensie van lesgeven en leren. Het vergrootte hun kennis van vreemde talen, andere Europese landen en onderwijs systemen én de eigen didactische vaardigheden. De gastschool betrok assistenten volledig bij het dagelijkse leven op school. Zo assisteerden zij tijdens lessen en andere schoolactiviteiten. Ook gaven zij ondersteuning aan leerlingen met speciale leerbehoeften en vertelden ze over hun land van herkomst. Een bevoegd en ervaren docent van de gastinstelling begeleidde hen. De assistenten konden op meerdere scholen worden ingezet.
Assistentschappen (gastinstellingen) Scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs konden zich aanmelden als gastinstelling voor een assistentschap. De school die de assistent uit een ander land aanvroeg, diende een docent aan te wijzen voor de begeleiding. De school kreeg ondersteuning voor bepaalde activiteiten, zoals de invoering van Content and Language Integrated Learning (CLIL) door een vak in een vreemde taal te onderwijzen. Voor de gastinstelling was er geen financiële steun; zij had immers baat bij de aanwezigheid van de assistenten en het werk dat zij verrichtten.
Nascholing van onderwijsgevenden en ander personeel Comenius stelde personeel van scholen – zowel onderwijzend als niet-onderwijzend – en lerarenopleiders in de gelegenheid nascholingscursussen en trainingen te volgen in het buitenland.
De trainingen stimuleerden de deelnemers hun praktische vaardigheden op een hoger peil te brengen en hun kennis van het schoolonderwijs in Europa te vergroten. Het doel was de kwaliteit van het schoolonderwijs te verbeteren. De nascholing kon bestaan uit een gestructureerde cursus in het kader van de professionele ontwikkeling van de deelnemer, maar kon ook een stage of een observatieperiode betreffen in een school, onderneming of een overheidsinstantie. Geïnteresseerden konden gebruik maken van een online database van trainingsactiviteiten die in aanmerking kwamen voor financiering en bij de opleidingsb ehoefte aansloten; een vrije keuze was ook mogelijk. De nascholing was ook beschikbaar voor werkloze docenten en docenten die hun beroep weer wilden oppakken na een periode van afwezigheid.
was de verwerving en verbetering van vaardigheden. Het heeft ook een positieve invloed gehad op teamwork, sociale betrekkingen, planning, het ondernemen van projectactiviteiten en het gebruik van ict. De deelnemers oefenden bovendien hun vreemde talen. Hierdoor zijn zij meer gemotiveerd geraakt om een vreemde taal te gaan leren. Er deden minimaal drie landen mee aan een multilateraal partnerschap, waarbij één van de landen als coördinator optrad. De landen kozen een thema dat als katalysator diende voor de samenwerking en het leerproces. Er werden projectbijeenkomsten georganiseerd, veldwerk en projectonderzoek gedaan en het was mogelijk om bijvoorbeeld theaterstukken en musicals uit te voeren.
Bilaterale schoolpartnerschappen
Om het gebruik van de Europese talen te bevorderen, bood Comenius leerlingen uit het voortgezet onderwijs en middelbaar Multilaterale beroepsonderwijs de mogelijkheid hun schoolpartnerschappen vaardigheid op het gebied van vreemde talen Binnen multilaterale schoolpartnerschappen te oefenen en zich vertrouwd te maken met werkten leerlingen en docenten uit verschillende landen twee schooljaren samen rond een de taal van een ander land. De leerlingen thema. De deelnemers waren afkomstig uit het dienden zich tenminste de basis eigen te basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal maken van de taal van de partnerinstelling. onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Het Een derde taal werd gebruikt als werk- en doel van een multilateraal schoolpartnerschap communicatietaal.
16
LEVEN LANG LEREN
tien maanden bij een gastinstelling en gastgezin in het buitenland konden verblijven. De deelnemende scholen werkten reeds samen binnen een Comenius schoolpartnerschap. De scholieren kregen inzicht in de diversiteit van de Europese culturen en talen en deden leerervaring op in Europees verband. Bovendien hebben zij competenties verworven die releRegiopartnerschappen vant en nuttig kunnen zijn voor hun persoonPlaatselijke of regionale autoriteiten die met lijke ontwikkeling. onderwijs te maken hebben (in Nederland Ook docenten hebben baat gehad bij deze zijn dit de schoolbesturen) konden binnen een regiopartnerschap samenwerken met een scholierenmobiliteit. Door les te geven aan personen uit een andere Europese cultuur, soortgelijke organisatie in een ander land. In beide landen diende nog minimaal één andere hebben zij pedagogische ervaring opgedaan. school en minimaal één andere organisatie bij Vaak ontstond een duurzamere samenwerking tussen de deelnemende scholen, die elkaars het partnerschap betrokken te zijn. De deelleerprogramma’s erkenden. Dit heeft de Euronemers kozen een gemeenschappelijk thema dat zij uitwerkten tot een concrete publicatie, pese dimensie van het voortgezet onderwijs versterkt. conferentie of seminar. Het doel was om samen best practices voor schoolonderwijs te formuleren en om instrumenten te ontwikeTwinning kelen voor een grensoverschrijdende duurInformatie- en communicatietechnologie (ict) is een effectief middel gebleken waarmee zame samenwerking. Door dit partnerschap hebben de deelnemers hun onderwijsaanbod scholen partnerschappen en samenwerkingsverbanden hebben ontwikkeld. Op de voor jongeren kunnen verbeteren. VoorEuropese eTwinning portal konden onderbeelden van activiteiten die binnen de regiowijsinstellingen toekomstige partners vinden partnerschapen zijn uitgevoerd, zijn projectbijeenkomsten, personeelsuitwisselingen, job en een samenwerking opzetten. De portal shadowing, het bijwonen van conferenties en bood hiervoor diverse tools en diensten. Zo konden docenten leermiddelen uitwisselen en seminars en het verbreiden van projectervaaan fora deelnemen. Zowel basisscholen als ringen en -resultaten. scholen uit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, hebben deelMobiliteit van individuele genomen aan eTwinning. leerlingen Comenius beoogde ook de mobiliteit van Meer informatie over de programmaindividuele leerlingen in het voortgezet onderdelen van Comenius vindt u op onderwijs te vergroten. Het programma www.europeesplatform.nl en www.na-lll.nl. maakte het mogelijk dat scholieren drie tot In een bilateraal schoolpartnerschap werkten leerlingen en docenten samen rond een gemeenschappelijk thema, dat resulteerde in een gezamenlijk eindproduct. Een leerlingenuitwisseling van tenminste tien dagen was onderdeel van dit type partnerschappen.
17
‘Internationalisering? Er is sprake van een sneeuwbaleffect!‘
20
LEVEN LANG LEREN
Leona rdo da Vinci middelbaar beroepsonderwijs
Het programma Leonardo da Vinci richtte zich op de samenwerking en mobiliteit in het mbo. Het ging in 1995 van start. Leonardo da Vinci subsidieerde, naast Europese mobiliteit, internationale projecten gericht op de ontwikkeling van opleidingsmateriaal en methodes om de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs in heel Europa te bevorderen. Leonardo da Vinci gaat op in het nieuwe Europese programma Erasmus+. CINOP heeft het programma Leonardo da Vinci uitgevoerd.
22
23
LEVEN LANG LEREN
800.000 Leonardo da Vinci in cijfers, 2007–2013
Leonardo da Vinci De veelzijdige Leonardo da Vinci (Italië, 1452–1519) – wetenschapper, kunstenaar, literator, musicus – wordt beschouwd als hét renaissanceideaal van de homo universalis, de alleskunner en alleskenner.
Europese uitwisselingen 27.000 deelnemers in Nederland 360 samenwerkingsverbanden 14.000.000 budget 2013 Sinds de start van het programma in 1995 hebben al meer dan 800.000 Europese uitwisselingen plaatsgevonden met jongeren voor een buitenlandse stage, professionals uit het beroepsonderwijs voor job shadowing bij een Europese organisatie en pas afgestudeerden om werkervaring op te doen. Dit komt neer op een jaarlijks gemiddelde van ongeveer 75.000 deelnemers. Ruim 50% van alle mbo-leerlingen heeft deelg enomen aan het programma. Naast beurzen voor uitwisseling van opleiders en professionals in het beroepsonderwijs, zijn ruim 8.000 kleine en grootschalige samenwerkingsprojecten gericht op innovatie van het beroepsonderwijs gefinancierd. Het budget voor Europese Leonardo da Vinciprojecten steeg van 265.000 euro in 2007 naar ruim 350 miljoen euro in 2013. In Nederland deden ruim 27.000 deelnemers binnen het Europese Leven Lang Lerenprogramma (2007–2013) een leerervaring op in een ander Europees land. Ruim 360 grote en kleinschalige samenwerkingsverbanden werden aangegaan om nieuwe mogelijkheden te verkennen en concrete instrumenten te ontwikkelen om de kwaliteit en aantrek-
kelijkheid van het middelbaar beroeps onderwijs en overig beroepsgerelateerd leren in Europa te verbeteren. Naast vrijwel alle regionale en agrarische opleidingscentra zijn ook bedrijven, verenigingen en overheden betrokken bij Leonardo da Vinci-projecten. Het jaarlijkse budget is van 9 miljoen euro in 2007 opgelopen tot ruim 14 miljoen euro in 2013.
Over de doelgroepen van Leonardo da Vinci Onderwijsinstellingen, bedrijven, kenniscentra beroepsonderwijs, bedrijfsleven, overheid en andere organisaties gericht op het beroepsonderwijs en sectorale organisaties vormden de doelgroep van Leonardo da Vinci. Binnen het Leven Lang Leren-programma was er voor een aantal instellingen tevens de mogelijkheid om een Certificate for Mobility (CfM) te bemachtigen. Dit mobiliteitscertificaat is een erkenning van het vermogen van een organisatie om een mobiliteitsproject van excellente kwaliteit te implementeren. De kwaliteit betreft zowel de inhoud (beleid, strategie, werkprogramma) als de operationele en financiële aspecten. Het CfM werd toegekend
24
LEVEN LANG LEREN
door het Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci op basis van een CfM-aanvraag. Uiteindelijk beschikten negen instellingen over een CfM en moest het Nationaal Agentschap een aantal instellingen teleurstellen die ook excellente kwaliteit neerzetten in internationale mobiliteit.
De programmaonderdelen van Leonardo da Vinci, 2007–2013 Voorbereidende bezoeken Instellingen die in aanmerking wilden komen voor nieuwe projecten inzake mobiliteit, partnerschappen, overdracht van informatie of ontwikkeling van innovatie, konden subsidie aanvragen voor een voorbereidend bezoek. Een dergelijk bezoek kon bestaan uit het bezoeken van een mogelijke partnerinstelling of deelname aan een contactseminar, georganiseerd door een Nationaal Agentschap, voor het vinden van een partner. De voorbereidende bezoeken hebben potentiële partners de kans gegeven elkaar te ontmoeten om zo bijvoorbeeld een werkplan te ontwikkelen voor een toekomstig partnerschap of de rollen, verantwoordelijkheden en taken van de partners binnen een toekomstig project te bepalen. Het bezoek kon vijf dagen duren.
Stages voor leerlingen Leerlingen hebben werkervaring kunnen opdoen in een onderneming of opleidingsinstelling in een ander land. Ze volgden een leerwerktraject, waarbij de opleiding op de werkplek (in een onderneming) en eventueel ook op een onderwijsinstelling plaatsvond. De onderneming speelde een actieve rol en was verantwoordelijk voor de opzet van het opleidingsprogramma. Een buitenlandse stage heeft een meerwaarde ten opzichte van een
vergelijkbare stage in eigen land en heeft de taalvaardigheden en interculturele vaardigheden van de deelnemer vergroot. Het gebruik van Europass was voor de leerlingen verplicht. Europass is een initiatief van de Europese Unie om mobiliteit bij werken en leren te vergemakkelijken. Een set van vijf Europassdocumenten maakt de kwalificaties en competenties van de Europasshouder transparant. Dit is essentieel om de mobiliteit tussen Europese landen of binnen nationale sectoren te bevorderen.
Stages voor professionals
Stages voor personen op de arbeidsmarkt
Partnerschappen
Personen werkzaam in het beroepsonderwijs konden een kort werkbezoek brengen aan het buitenland om kennis en ervaring met Europese collega’s uit te wisselen. Zij hebben kennis opgedaan, ontwikkelden vaardigheden en verkregen kwalificaties ter bevordering van hun persoonlijke ontwikkeling. Deze actie heeft de kwaliteit en de innovatie van onderwijsstelsels, instellingen en praktijken op het gebied van het beroepsonderwijs ondersteund en bevorderd.
Bij partnerschappen was het samenwerkingsproces zelf een belangrijk onderdeel van het Pas afgestudeerden, werknemers, zelfstandigen of werkzoekenden konden stage lopen project. De activiteiten richtten zich op de actieve deelname van stagiairs maar ook op in een ander Europees land. Tijdens deze stage volgde de deelnemer een beroepsoplei- de samenwerking tussen docenten en opleiding in een onderwijsinstelling of deed werk- ders. Aan een partnerschap deden minimaal drie landen mee. Deze partnerschappen ervaring op in een onderneming.
26
27
LEVEN LANG LEREN
vulden het hiaat tussen de twee grootste programmaonderdelen van Leonardo da Vinci: mobiliteit en innovatie-overdracht.
Overdracht van innovatie
‘Dit soort projecten werkt als een vliegwiel.’
Het doel van deze projecten was het verbeteren van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het middelbaar beroepsonderwijs en overig beroepsgerelateerd leren in Europa. Overdracht van innovatie hield in dat een bestaande innovatieve oplossing werd toegepast in andere landen, sectoren of doelgroepen. Projecten hadden zeer uiteen lopende onderwerpen, maar moesten wel een relatie hebben met Europese en/of nationale prioriteiten. De nadruk lag op het importeren van kennis die in het buitenland reeds was ontwikkeld. Meer informatie over de programma onderdelen van Leonardo de Vinci vindt u op www.leonardodavinci.nl en www.na-lll.nl.
30
LEVEN LANG LEREN
Eras mus hoger onderwijs
Het programma Erasmus (sinds 1987) stelde studenten in staat om in het buitenland te studeren en stage te lopen en stimuleerde de samenwerking tussen Europese instellingen van hoger onderwijs. Uitgangspunt was dat de buitenlandervaring voor de student een academische verrijking zou zijn en zou bijdragen aan de ontwikkeling van interculturele vaardigheden. Het programma heeft ook de uitwisseling van docenten en ander personeel bevorderd. Erasmus gaat op in het nieuwe Europese programma Erasmus+. Nuffic heeft het programma Erasmus uitgevoerd.
32
33
LEVEN LANG LEREN
Erasmus in cijfers, 2007–2013
Europese studenten 300.000 docenten & stafleden 10.000 studenten 45 intensieve programma’s 16.000.000 jaarlijks budget (NL) 3.000.000
Erasmus Desiderius Erasmus (Nederland, 1466 of 1469–1536) schreef opvoedkundige werken en verhandelingen over taal en welsprekendheid, religieuze en theologische werken, maatschappijen cultuurkritieken en talloze commentaren en brieven.
Veruit de meeste Europese universiteiten en hogescholen hebben meegedaan aan Erasmus, in totaal wel 4.500. In 2012, het jaar dat het programma 25 jaar bestond, mocht Europa de 3-miljoenste student verwelkomen. Ook hebben bijna 300.000 docenten en stafleden in het kader van onderwijsopdrachten en staftraining een periode in het buitenland doorgebracht, dankzij een Erasmussubsidie. Het jaarlijkse budget is inmiddels meer dan 550 miljoen euro. Zestien miljoen gaat daarvan naar Nederland. Het aantal Erasmusstudenten groeit nog jaarlijks. Anno 2013 gaan in Nederland ruim 10.000 studenten voor studie of stage naar het buitenland. De Universiteit Maastricht heeft de meeste uitgaande Erasmusstudenten, ruim 800 per jaar, en staat daarmee op de 29ste plaats in de Europese top 100. De Rijksuniversiteit Groningen staat met bijna 650 studenten op plek 46 in de top 100 van de instellingen die Erasmusstudenten ontvangen. Ook de populariteit van de andere programmaonderdelen, zoals de intensieve programma’s, stijgt nog steeds. Ruim veertig programma’s worden nu jaarlijks aangeboden.
Over de doelgroepen van Erasmus Europese universiteiten en hogescholen konden deelnemen aan Erasmus indien zij beschikten over het Erasmus University Charter (EUC). Dit certificaat waarborgt de principes die ten grondslag liggen aan de mobiliteit binnen het Erasmus-programma: gelijkheid en transparantie voor studenten in de erkenning van behaalde punten of vakken. Wanneer een instelling een EUC heeft, betekent dit dat de Europese Commissie gelooft dat de subsidie daadwerkelijk tot de beoogde resultaten zal leiden. Onderwijsinstellingen met een EUC konden ook deelnemen aan andere Europese subsidieprogramma’s zoals Tempus en Erasmus Mundus.
34
35
LEVEN LANG LEREN
De programmaonderdelen van Erasmus
kwamen. De thuisinstelling moest de periode die de student in het buitenland doorbracht, volledig erkennen, bij voorkeur aan de hand van ECTS-credits. Deze erkenning is gebaseerd op de studieovereenkomst die alle betrokken partijen moeten hebben goedgekeurd, voorafgaand aan de uitzending. Erasmusstudenten werden vrijgesteld van collegegeld, inschrijvingsgeld en vergoedingen voor het afleggen van examens en hadden vrije toegang tot laboratoria en bibliotheken van de gastinstelling. De eigen hoger onderwijsinstelling droeg zorg voor de selectie van de studenten.
Student en stage
Student en studie Studenten in het hoger onderwijs konden drie tot twaalf maanden studeren aan een instelling in een ander Europees land. Het doel van de uitwisseling was om studenten op onderwijskundig, taalkundig en cultureel vlak leerervaringen op te laten doen in het buitenland. De uitwisseling kon alleen tot stand komen wanneer de onderwijsinstellingen institutionele overeenkomsten hadden. Bovendien moesten zij allebei houder zijn van een EUC. De onderwijsinstellingen selecteerden zelf de studenten die voor de uitwisseling in aanmerking
Studenten konden naar het buitenland voor een stage van drie tot twaalf maanden. Terwijl zij werkervaring opdeden, verwierven ze specifieke vaardigheden, inclusief de taal, en groeide hun begrip van en kennis over de economische en sociale cultuur van het land. Erasmus wilde zo de samenwerking tussen hoger onderwijsinstellingen en ondernemingen bevorderen en toekomstige, goed opgeleide beroepsbeoefenaren internationale ervaring laten opdoen. Een stage in een onderneming, trainingsinstituut, onderzoekscentrum of andere organisatie in Europa is een manier om dat doel te bereiken.
Onderwijso pdrachten Erasmus bood ook een speciaal programma voor docenten van hoger onderwijsinstellingen. Zij konden college gaan geven bij een partnerinstelling in een ander land, gedurende een termijn van één dag tot zes weken. Ook medewerkers van ondernemingen konden voor een gastcollege worden uitgenodigd. Op deze
manier hebben studenten, die niet de mogelijkheid hadden deel te nemen aan een mobiliteitsprogramma, tóch kunnen profiteren van de kennis en expertise van een buitenlandse docent. Zowel docenten van hoger onderwijsinstellingen als personeelsleden van ondernemingen kwamen in aanmerking voor deze onderwijsopdrachten.
Staftraining Dit programma-onderdeel heeft het mogelijk gemaakt dat onderwijzend – en ander personeel van hoger onderwijsinstellingen – een trainingsperiode van vijf werkdagen tot zes weken doorbracht in een onderneming of organisatie in een ander land. Het doel van deze staftraining was om de deelnemers specifieke
kennis of knowhow op te laten doen, die zij vervolgens konden toepassen in hun dagelijkse werk. Ook verwierven zij praktische vaardigheden die van belang waren voor hun huidige functie en hun professionele ontwikkeling. Er waren verschillende benamingen voor het verblijf in de partneronderneming, -organisatie of -instelling: kortlopende detacheringen, job shadowing, studiebezoek, workshop of conferentie.
Intensieve programma’s Een intensief programma bracht studenten en onderwijzend personeel van hoger onderwijsinstellingen uit ten minste drie deelnemende landen samen voor een studieprogramma. Dit kon een eenmalige activiteit zijn, maar
36
37
LEVEN LANG LEREN
‘Een internationaal netwerk en internationale ervaring zijn meerwaardes om te kunnen groeien en zelfstandig te worden.’
Het doel van een intensief programma was het bevorderen van multinationaal onderwijs op het gebied van thema’s die normaliter niet of slechts bij een zeer beperkt aantal hoger onderwijsinstellingen aan bod zouden komen. Studenten en docenten werkten samen in multinationale groepen. Op die manier profiteerden zij van speciale leer- en lesomstandigheden die in de afzonderlijke instellingen niet beschikbaar waren.
Intensieve taalcursussen
kon ook gedurende een aantal jaren worden herhaald. De maximumduur van de financiering was drie opeenvolgende jaren, met indiening van een jaarlijkse aanvraag. Intensieve programma’s mochten geen onderzoeksactiviteiten of conferenties omvatten, maar dienden de deelnemende docenten en studenten wezenlijk nieuwe elementen aan te reiken op het vlak van leermogelijkheden, ontwikkeling van vaardigheden, toegang tot informatie, curriculumontwikkeling, enzovoort.
Intensieve taalcursussen waren taalcursussen voor zogeheten kleine talen. Europese landen die deze talen in hun onderwijs gebruikten, konden de cursussen aanbieden. Erasmus studenten hebben door dit intensieve talenprogramma kennis gemaakt met de taal en cultuur van het gastland. Het programma duurde twee tot zes weken. De grote talen Engels, Frans, Duits en Spaans (Castiliaans) kwamen niet in aanmerking voor het talen programma. Meer informatie over de programma onderdelen van Erasmus vindt u op www.nuffic.nl en www.na-lll.nl.
40
LEVEN LANG LEREN
Grund tvig volwasseneneducatie
Het programma Grundtvig (gestart in 2000) richtte zich op alle organisaties en instellingen die algemeen vormend onderwijs aan volwassenen aanbieden. Het onderwijs zag zich gesteld voor een dubbele uitdaging: enerzijds onderwijs te bieden aan het grote aantal volwassenen dat de school vroegtijdig had verlaten of nooit de kans had gehad om naar school te gaan, anderzijds onderwijs te bieden aan een vergrijzende bevolking. Volwasseneneducatie stelde beide categorieën in staat hun kennis en vaardigheden te verbeteren en bij te houden. Het kernbegrip was kwaliteitsverbetering door Europese samenwerking. Grundtvig gaat op in het nieuwe Europese programma Erasmus+. Het Europees Platform heeft het programma Grundtvig uitgevoerd.
42
43
LEVEN LANG LEREN
budget in 2007 voor 3 acties 1.500.000 budget in 2013 voor 6 acties 750 beurzen voor Nederlandse docenten 276 lerende partnerschappen 645.000
Grundtvig in cijfers, 2007–2013
Grundtvig Pastoor, theoloog, dichter, filosoof, historicus, sociaal criticus en literator Nikolaj Frederik Severin Grundtvig (Denemarken, 1783–1872) pleitte voor een unieke school, voor mensen van alle leeftijden. Hij wordt beschouwd als de grote mentor van de volwassenen educatie.
Grundtvig in cijfers Een van de operationele doelstellingen van het Grundtvig-programma was de realisatie van kwalitatief hoogwaardige en beter toegankelijke mobiliteit van personen die bij de volwasseneneducatie in Europa waren betrokken. Ook wilde het programma de mobiliteit van de doelgroep vergroten om in 2013 ten minste 7.000 personen per jaar te ondersteunen. Het Grundtvig-programma startte in 2007 met drie acties om de internationale samenwerking te stimuleren: lerende partnerschappen, nascholing en voorbereidende bezoeken. In 2009 werden hieraan senior vrijwilligersprojecten, workshops, bezoeken en uitwisselingen en assistentschappen toegevoegd. Ook het budget voor Nederland groeide van 645.000 euro in 2007 naar ruim 1,5 miljoen euro in
2013. Mede hierdoor is de belangstelling voor Grundtvig sterk gegroeid. In Nederland hebben tot nu toe ongeveer 750 docenten een beurs aangevraagd. Het aantal lerende partnerschappen dat werd aangevraagd, steeg ieder jaar. In de periode 2007 tot en met 2013 werden 276 partnerschappen gefinancierd.
De doelgroepen van Grundtvig Grundtvig was bedoeld voor zowel de formele als de non-formele en informele volwasseneneducatie. De deelnemers kwamen van onder andere ROC’s, volksuniversiteiten, musea, bibliotheken, gevangenissen, welzijnsorganisaties en stichtingen met maatschappelijk georiënteerde doelstellingen.
44
45
LEVEN LANG LEREN
De programmaonderdelen van Grundtvig
Bezoeken en uitwisselingen
Docenten of andere personeelsleden in de volwasseneneducatie konden een werkbezoek afleggen in een ander land. Hierdoor kregen zij een breder beeld van de volwasseneneducatie in Europa, konden zij bepaalde praktische vaardigheden verbeteren met betrekking tot het lesgeven of kon hun Voorbereidende bezoeken expertise het werk van de gastorganisatie Een organisatie die in het kader van het Grundtvig-programma een lerend partnerschap, ondersteunen. De bezoeken konden een senior vrijwilligersproject, een multilateraal individueel of in kleine groepen worden afgelegd. Tot de mogelijkheden behoorden project, een netwerk of een project rond onder andere het gedurende korte tijd flankerende maatregelen wilde opzetten, lesgeven aan een buitenlandse instelling, kon een subsidie aanvragen voor een het bestuderen van bepaalde aspecten van voorbereidend bezoek. Zo kon men geschikte de volwasseneneducatie in het gastland of partnerinstellingen vinden en een werkplan het bestuderen van trainingsstelsels. Ook opstellen ter voorbereiding van de aanvraag het bijwonen van conferenties en seminars voor een project, partnerschap of netwerk. behoorde tot de mogelijkheden.
Assistentschappen Docenten, ook aankomende docenten, en ander personeel in de volwasseneneducatie konden als Grundtvig-assistent lesgeven aan een instelling voor volwasseneneducatie in een ander Europees land, gedurende tenminste twaalf weken. Zo konden zij zich een beter beeld vormen van de Europese dimensie van volwasseneneducatie, breidde hun kennis van vreemde talen uit, en maakten ze kennis met andere Europese landen en hun onderwijssystemen voor volwasseneneducatie en verbeterden zij hun professionele en interculturele vaardigheden.
Nascholing voor personeel Mensen die werkzaam zijn op het gebied van volwasseneneducatie, konden in een ander
land een training volgen. Zo konden docenten hun kennis en vaardigheden verbeteren en uitwisselen met docenten in het buitenland. Ook leerden zij op de nascholing de volwasseneneducatie in het gastland beter kennen.
Workshops Een organisatie met expertise op een specifiek terrein, kon een workshop aanbieden aan volwassenen uit Europa. De workshops konden gaan over milieu, gezondheid, beeldende kunst, muziek, creativiteit en het leren van talen. De workshops dienden minimaal tien
en maximaal twintig volwassenen uit verschillende landen samen te brengen. De deelnemers werden aangemoedigd om hun vaardigheden en inzichten met elkaar te delen. Het doel van de workshops was onder meer volwassenen, die weinig onderwijs hadden genoten of geen ervaringen in het buitenland hadden, de gelegenheid te geven kosteloos een workshop bij te wonen.
Lerende partnerschappen Lerende partnerschappen waren kleinschalige samenwerkingsactiviteiten. In een partnerschap werkten docenten en lerenden uit minstens drie landen samen op een of
46
47
LEVEN LANG LEREN
meerdere themagebieden. In het kader van een lerend partnerschap kon uitwisseling van docenten en lerenden plaatsvinden en konden ervaringen en best practices worden gedeeld. Ook veldwerk, projectvergaderingen, het voorbereiden van voorstellingen, de organisatie van tentoonstellingen, het doen van onderzoek, het produceren van brochures, dvd’s of handboeken waren mogelijk. De uitwisseling van ervaringen, praktijken en methoden heeft bijgedragen aan een groter inzicht in de diversiteit van Europa op cultureel, sociaal en economisch gebied en heeft de kennis van de eigen volwasseneneducatie en die van de partnerinstellingen verbeterd.
Senior vrijwilligersprojecten Vrijwilligerswerk wordt steeds meer erkend als een waardevolle informele leerervaring voor 50-plussers. Mensen op leeftijd vormen bovendien een bron van wijsheid en ervaring waarvan de samenleving kan profiteren. Binnen de senior vrijwilligersprojecten konden 50-plussers gedurende drie weken vrijwilligerswerk doen in een ander Europees land. Bilaterale partnerschappen van lokale organisaties uit twee verschillende landen kwamen voor financiële ondersteuning in aanmerking. Meer informatie over de programma onderdelen van Grundtvig vindt u op www.europeesplatform.nl en www.na-lll.nl.
‘Wat eerst alleen bij docenten leefde, heeft nu belangstelling in brede kring.’
50
LEVEN LANG LEREN
Study Visits sectoroverschrijdend
Waar de programma’s Comenius, Leonardo da Vinci, Erasmus en Grundtvig zich richtten op specifieke onderwijssectoren, liet het programma Study Visits deze afbakening los. Bij een Study Visit brachten specialisten en beleidsmakers een bezoek aan een ander land om daar een specifiek aspect van het Leven Lang Leren-programma te onderzoeken. De Europese Commissie stelde periodiek de thema’s vast.
52
LEVEN LANG LEREN
Een Study Visit telde maximaal vijftien deelnemers, afkomstig uit verschillende landen en verschillende groepen in het onderwijs. De Europese Commissie wilde met de Study Visits beleidsontwikkeling en samenwerking op Europees niveau ondersteunen, met name in de context van het nieuw strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en training, het E&T 2020. Deze actie was gericht op de bevordering van een cultuur van peer learning, dat wil zeggen observatie, uitwisseling en wederzijds leren van ervaringen van algemeen belang op Europees niveau. De Study Visits komen niet terug in het nieuwe programma Erasmus+.
“ ”
Ik lever graag een paar lessen natuurkunde in voor het internationaliseringsprogramma.
54
LEVEN LANG LEREN
“ ”
School is meer dan alleen het aanleren van cognitieve vaardigheden
Een verblijf van tien dagen in een wildv reemd land is een grens verleggende ervaring.
Michael Triebels en Virgil Tromp
WIE
Montessori College Nijmegen WAT
Het onderzoeken van elkaars eetgewoontes DOEL
Het van binnen uit leren kennen van een andere cultuur PROGRAMMAONDERDEEL
Comenius – eTwinning, bilateraal schoolpartnerschap
In 2012 vierden Nederland en Turkije dat zij 400 jaar diplomatieke relaties onderhielden. Dat jaar had ook het Montessori College in Nijmegen iets te vieren. Het Europees Platform gaf de school een prijs voor een uitwisselingsproject met een school in Izmir, Turkije. Leerlingen onderzochten elkaars eetcultuur.
Het Nijmeegse Montessori College organiseerde in 2012 een uitwisseling met een partnerschool in Izmir, Turkije. Tien dagen lang waren leerlingen bij elkaar te gast om elkaars keukentradities en veranderende eetgewoontes te onderzoeken. Virgil Tromp, docent natuurkunde (inmiddels werkt hij op een andere school), vertelt hoe het M ontessori College in 2005 een begin had gemaakt met internationalisering. De eerste projecten kwamen via eTwinning tot stand, “een soort datingsite voor docenten die een uitwisseling zoeken”, grapt hij. Virgil Tromp en collega Michael Triebels, docent economie, vonden het ‘spannend’ toen een Turks lyceum uit Izmir zich meldde in reactie op een nieuwe oproep. De Nijmegenaren zochten een betrouwbare partner, in hun
definitie: “Een school die niet alleen enthousiast is, maar ook concreet aanvullingen doet, met eigen ideeën en initiatieven komt, verbreding en verdieping biedt.” Een andere eis was dat ouders zich betrokken zouden voelen. Dit is ook een wens van het Europees Platform dat zoveel mogelijk mensen met elkaar in contact wil laten komen, docenten, schoolleiders en ouders. “Als ouders geïnteresseerd zijn in het onderwerp, zijn ze bereid tot meer”, aldus de twee docenten. Het was daarom belangrijk een onderwerp te kiezen dat breed gedragen zou worden. Dat eetcultuur een schot in de roos was, bleek direct uit de vele reacties die binnenkwamen, nadat ze het onderwerp via eTwinning hadden aangeboden.
55 ”Het is gewoon ánders” Izmir voegde veel toe aan de Hollandse plannen. Zo leerden de Nederlandse leerlingen zelf yoghurt – een populair gerecht in Turkije – maken, bezochten ze een broodbakker en een olijfoliefabriek. Tussen de culinaire bedrijvigheid door, gingen ze naar culturele attracties zoals de wereldberoemde ruïnes in Ephese. Na zes maanden kwamen de Turken naar Nederland voor hun tegenbezoek in dit Comenius bilateraal schoolpartnerschap. De leerlingen bezochten onder meer Wereldkoks, een school die allochtone vrouwen weerbaar maakt door hen een startkwalificatie te laten behalen voor een kookworkshop. De Turkse leerlingen leerden dat Nederland een migratieland is. Ze ontmoetten vrouwen uit Thailand en China. Later gingen ze op de fiets naar de vrouwen thuis voor een interview. Het randprogramma bestond verder uit een bezoek aan het Openluchtmuseum, het Rijksmuseum en een lezing over ‘eten door de eeuwen heen’. Hoe was de samenwerking tussen de scholen in de praktijk? “Het is gewoon ánders”, vatten de twee samen. “Niet iedereen kon zich in het Engels uitdrukken. Ook zijn er verschillen met het onderwijs in Nederland. Zo bleek de school veel minder strak georganiseerd, wat in de praktijk leuk was. Er kon veel ad hoc worden georganiseerd. Hier in Nederland zouden we het rooster moeten omgooien, zelfs op onze school waar heel veel kan.”
56
“
De waarde van inter nationalisering staat niet ter discussie. Maar het is wel lastig om het binnen school te organiseren. Je doet immers veel buiten het curriculum.
”
57
LEVEN LANG LEREN
”Niet iedereen wil dit” Leerlingen uit 4 havo en 5 vwo konden zich inschrijven. Voornaamste voorwaarde was dat de deelnemers er goed voorstonden op school. Ze kregen een belangrijke rol toegewezen: de docenten creëerden een kader, de leerlingen moesten het invullen. Triebels: “Wij wilden dat er een stadswandeling zou worden georganiseerd, de leer-
lingen maakten deze.” Tromp: “De leerlingen moesten het programma zelf inhoudelijk invullen. Zo initieerden ze de discussie of ze nou wel of niet alcohol zouden schenken. We maakten ze bewust medeverantwoordelijk. Dat vonden ze leuk.” De achttien leerlingen die uiteindelijk meededen, verbleven in Izmir tien dagen in een gastgezin, de ouders van Turkse deelnemers. In Nijmegen ontvingen de Nijmeegse scholieren op hun beurt de Turkse leerlingen thuis. “Het waren erg lange dagen”, vertelt Tromp. “De leerlingen waren te moe om ‘s avonds nog op stap te gaan. Als je om 22.00 uur pas terug bent, hoef je niet meer te feesten.” Wat motiveerde de leerlingen om mee te doen? Triebels: “Het is een zeldzame kans om in de keuken van een ander land te kijken, in dit geval letterlijk.” Het zijn leerlingen die het er echt voor over hebben, “want”, zeggen Tromp en Triebels, “niet alle leerlingen willen tweemaal tien dagen missen van school. Leerlingen wéten bovendien dat er eisen aan hen worden gesteld. Niet iedereen wil dat.” “Leerlingen die meedoen, hebben een bepaalde nieuwsgierigheid”, aldus Triebels. “Je moet niet heel schuchter zijn, je bent tien dagen in een vreemd land. Dat is een uitdaging.” Tromp verwijst naar het motto van het Montessori College, ‘verbaas jezelf’. “Dan is een verblijf van tien dagen in een wildvreemd land wel een grens verleggende ervaring.”
Stroomversnelling Er is voldoende draagvlak voor internationalisering op het Montessori College, maar dat was niet meteen in 2005 het geval. ’Is dit wel nodig?’, vroegen docenten zich af. ‘De leerlingen zijn weg, wij dragen de lasten, niet de lusten.’
Triebels: “De school moest eerst zien wat de meerwaarde van internationalisering was. Nu is dat duidelijk en is er sprake van een sneeuwbaleffect. We hebben partnerscholen in Spanje, Duitsland, Frankrijk en Italië, zetten een multilateraal programma op én er zijn leerlingen die individueel naar Finland reizen. We zien dat leerlingen beter gemotiveerd raken door een uitwisseling.” Tromp: “De waarde van internationalisering staat niet ter discussie. Maar het is wel lastig om het binnen school te organiseren. Je doet immers veel buiten het curriculum.” Triebels: “We willen daarom een groot bord maken waarop we alle projecten noemen. We willen de docenten er zoveel mogelijk bij betrekken. Wat kunnen zij doen? We willen internationalisering echt inbedden in de school.” Voor de twee docenten is het duidelijk. Triebels: “School is meer dan alleen het aanleren van cognitieve vaardigheden”, waarop Tromp zegt: “Ik lever graag een paar lessen natuurkunde in voor het internationaliseringsprogramma. Dit is een ervaring die heel bijzonder is.” Triebels: “Leerlingen vinden het geen punt om de lessen in te halen. Iedereen is enthousiast.” Zowel het Europees Platform als het multicultureel instituut Forum beloonden het project met een prijs. Triebels ziet het als een bevestiging om door te gaan met “projecten waar leerlingen kunnen aanhaken, die breed gedragen worden en enthousiasmeren. Dat leerlingen er over vertellen. Want ook de nabije omgeving van de leerlingen krijgt met internatio nalisering te maken.”
“
Finland telt een groeiend aantal inwoners van allochtone afkomst; wij hebben veel ervaring met lesgeven aan mensen uit andere culturen.
58
LEVEN LANG LEREN
“
De kracht van Finland is open te staan voor anderen
Het kiezen van een onderwerp kost tijd. Je denkt dat je hetzelfde bedoelt maar komt er gaandeweg achter dat dit niet zo is.
De Brink, De Barg en Angelslo
WIE
Openbare basisscholen De Brink, De Barg en Angelslo uit Emmen WAT
ViGU: A Viewing Guide: A practical tool for research attitude, collegial consultation, reflection and classroom-management DOEL
Ontwikkelen internationale kijkwijzer PROGRAMMAONDERDEEL
Comenius – regiopartnerschap
Het Finse onderwijs wordt het beste van de wereld genoemd. Drie basisscholen uit Emmen werkten in een Comenius regiopartnerschap samen met Finse scholen. De beroemde Finse onderwijsgoeroe Pasi Sahlberg was gastspreker op de conferentie die zij als slotstuk organiseerden.
59
Het Finse onderwijs staat wereldwijd in grote belangstelling vanwege zijn kwaliteit. Dé onderwijsgoeroe van dit moment, spreker op wereldpodia zoals TED, is ook een Fin: Pasi Sahlberg. Zijn boodschap: het Angelsaksische onderwijsmodel, dat is gebaseerd op toezicht, controle en inspectie, werkt niet. Sahlberg propageert gelijkheid en vertrouwen en vindt dat er in docenten moet worden geïnvesteerd. Het zijn volgens hem de succesfactoren van het Finse onderwijs. In mei 2013 was Sahlberg in Emmen, waar hij sprak op een conferentie. “De toehoorders waren heel enthousiast”, vertellen Han Brummel, Jan Duursma en Fré Jongsma die de onderwijsgoeroe naar Nederland wisten te halen. Het drietal is directeur van respectievelijk De Brink, De Barg en Angelslo, drie openbare basisscholen in Emmen. Het seminar was het slotstuk van een succesvol Comenius regiopartnerschap waarbinnen De Brink, De
Barg en Angelslo samenwerkten met basisscholen uit Oulu in Finland. Ook de gemeenten Emmen en Oulu, de universiteit van Oulu en de Stenden Hogeschool uit Emmen participeerden in het partnerschap, die in het najaar van 2011 startte en eindigde met het seminar in mei 2013.
Onderwijs aan andere culturen Fré Jongsma vertelt dat het zaadje voor het regiopartnerschap terloops werd geplant, toen een Fin uit Oulu, op bezoek bij de gemeente Emmen, informeerde naar de ervaring van Emmen met het geven van onderwijs aan allochtonen. Die vraag kwam terecht bij Jongsma. “Finland telt een groeiend aantal inwoners van allochtone afkomst; wij hebben veel ervaring met lesgeven aan mensen uit andere culturen.” Emmen, met ruim 50.000 inwoners een van de grootste steden van Noord Nederland, heeft van oudsher veel grote industrieën. Draka, Enka en
”
de Deense kousenfabriek Danlon maakten dat al decennia geleden arbeiders uit andere landen naar de Drentse stad trokken. De Finnen waren benieuwd naar de ervaringen van de Nederlanders. Jongsma ging met een delegatie van het bestuur openbaar onderwijs Emmen naar Finland. “We besloten een samenwerking op te zetten en bij Comenius subsidie aan te vragen.” De twee andere openbare basisscholen uit Emmen sloten zich aan. Alle drie de scholen hebben veel allochtone leerlingen. Ter voorbereiding van het regiopartnerschap gingen de drie directeuren naar Oulu. Het was een kwestie van efficiënt werken, vertellen ze, want in een tijd van twee jaar zou het hele project moeten worden uitgedacht, uitgerold en voltooid. “Het zou eigenlijk langer moeten duren”, zegt Jongsma, “want het kiezen van een onderwerp kost tijd. Je denkt dat je hetzelfde bedoelt maar komt er gaandeweg achter dat dit niet zo is.” “Dat kan een valkuil zijn”, vult Brummel aan. ”Als je vanuit je Nederlandse perspectief kijkt, wat de schoolinspectie hier zou doen…” Duursma: ”Wij zijn zo aan het meten, aan het plannen, dat doen ze daar niet.”
Kijkwijzer Uiteindelijk kwamen de Finnen en de Nederlanders overeen dat ze een ‘kijkwijzer’ zouden ontwikkelen, een instrument waarmee ze het
60
61
LEVEN LANG LEREN
“ ”
App
We willen zo ruilen met de Finnen.
onderwijs tegen het licht houden door bij elkaar in de klas te kijken. Centrale vraag: waarom doe jij wat je doet op jouw manier? In het Nederlandse onderwijs werkt men al langer met kijkwijzers. Fré: “Samen met de Finnen wilden we een kijkwijzer ontwikkelen die ook internationaal kan worden gebruikt. We hebben naar competenties gekeken op lokaal niveau. Bedoelen we hetzelfde? We hebben een schema ontwikkeld, met leerervaringen, didactische vaardigheden en pedagogische vaardigheden. Hoe doen we het hier, hoe gebeurt het in Finland?” Duursma geeft een voorbeeld. “Differentiatie is een onderwerp in de kijkwijzer. Hoe denken de Finnen over dat onderwerp? Is wat wij menen te zien, juist? Eerst wilden we werken met ‘checkboxen’ maar dat vonden we toch te richtinggevend. Aan de andere kant moest de kijkwijzer ook niet te open en vrijblijvend zijn.”
De Nederlanders reisden zesmaal naar Oulu. De Finnen waren heel open als je gewoon in de klas kwam kijken, vertelt Brummel, maar als je met de kijkwijzer kwam, veranderde dat. “Er werd ook gekeken naar functioneren. Dat vonden ze eng.” Toch reageerden de meeste Finnen redelijk enthousiast. “Het is goed om bij elkaar te kijken”, vinden de drie. “Je denkt toch vanuit je eigen referentiekader, daarom is het zo verrassend om in het buitenland te kijken.” De eerste aanzet voor de nieuwe kijkwijzer was er uiteindelijk snel. Daarna was het een kwestie van aanpassen en verbeteren, zeggen de drie. Het resultaat heet ViGU, A Viewing Guide: A practical tool for research attitude, collegial consultation, reflection and classroom-management. De kijkwijzer werd gepresenteerd tijdens het seminar waar ook Pasi Sahlberg sprak. Het liefst willen Jongsma, Brummel en Duursma het project voortzetten en de kijkwijzer ontwikkelen tot een app. Brummel: “Ik vind het belangrijk dat mensen nadenken bij hetgeen ze doen, nadenken over hun functioneren.” Jongsma: “Als gevolg van dit project gingen mensen bij elkaar kijken, met de kijkwijzer.” Duursma: “De kracht
van Finland is open te staan voor anderen.”
Ruilen met Finland Zouden de drie willen ruilen en in Finland willen lesgeven? Alle drie antwoorden ze, zonder enige aarzeling, bevestigend. Vooral het feit dat de Finnen vanuit de leerstof denken – en het niet de inspectie is die een leermethode voorschrijft – spreekt hen aan. Desondanks blijft het onderwijs in Nederland leuk. “Juist door zo’n regiopartnerschap”, zegt Jongsma. Het Nederlandse onderwijs heeft bovendien veel te bieden, ook aan de Finnen. De drie vertellen dat de Finnen vooral gecharmeerd waren van heel praktische zaken: “Schoolafspraken, bijvoorbeeld over aandacht, over werken in openbare ruimtes, zelfstandig werken, differentiaties: in groepen samenwerken. Ook prijzen de Finnen de functioneringsgesprekken van directeuren met leerkrachten.” Als Jongsma, Brummel en Duursma naar Finland zouden gaan, zouden ze zeker deze Nederlandse zaken meenemen. Jongsma wil de differentiatie graag meenemen, Brummel de functioneringsgesprekken en Duursma het klassenbezoek. “En een dikke jas”, voegt hij toe.
“ ”
Het boertje van buuten is nu het boertje van de wereld.
62
63
LEVEN LANG LEREN
Mbo-leerlingen zijn klaar voor internationalisering Harm Holleman
WIE
AERES Group – Groenhorst College WAT
Internationaal netwerk voor de oprichting van praktijk gemeenschappen voor internationale landbouwcursussen en opleidingen voor leraren (IN-PACT) DOEL
Internationalisering van de kennis van landbouw PROGRAMMAONDERDEEL
Leonardo da Vinci – overdracht van innovatie
Het Groenhorst College in Barneveld is een mbo voor de groene sector. Harm Holleman is docent én internationaal projectmanager. ‘De leerlingen zijn er klaar voor’, vertelt hij, vlak voor hij naar Zuid-Afrika vertrekt om over internationalisering te praten.
In hetzelfde jaar dat Harm Holleman op het Groenhorst College in Barneveld aan de slag ging als docent, 1998, startte hij met eTwinning. Het was het begin van de internationalisering op het mbo in Barneveld, in 2013 voor de derde keer verkozen tot beste groene mbo van Nederland. Holleman wilde landbouwjongeren laten zien wat er zoal in het buitenland te doen is, in zijn woorden: “Ik wil de watervrees voor grenzen wegnemen.” Holleman legt uit dat studenten in de groene sector voornamelijk leren uit ervaring die ze koppelen aan kennis en vaardigheden. Met die wetenschap wilde hij een aanvraag indienen bij Leonardo da Vinci voor stages in het buitenland. “eTwinning is leuk”, legt hij uit, “maar de leerlingen blijven samen in een groep. Ik wil ze uit hun comfortzone halen.”
IN-PACT In 2006 bedacht hij daarom het project IN-PACT en benaderde Europese landbouwscholen die hij kende vanuit de eTwinning. Samen ontwikkelden ze een
Europees cursussysteem voor individuele leerlingen. Holleman: “In 2006 heb ik het projectvoorstel geschreven voor een Transfer of Innovation-subsidie voor twee jaar. Landbouwscholen uit Noorwegen, Denemarken, Oostenrijk en Griekenland wilden deelnemen. We reisden op eigen kosten naar elkaar om de plannen door te spreken. Jammer genoeg werd de aanvraag afgewezen: het Agentschap vond dat er ook scholen uit Oost-Europa moesten participeren. Nadat scholen in Roemenië en Letland zich hadden aangesloten, werd de aanvraag alsnog goed gekeurd en konden we van start.” Elk van de zeven landbouwscholen bedacht een cursus voor de duur van drie weken. De onderwerpen varieerden, van de melkproductie van geiten tot agrotoerisme en de productie van ruwvoer voor melkvee. Holleman: “De scholen moesten zelf met een idee komen. In voorbesprekingen hebben we wel gevraagd waar een school goed in is en wat de leerlingen zouden willen leren. In elke cursus leggen we de leerlingen een probleem voor dat ze binnen
drie weken moeten oplossen. Ze moeten vergaderen, interviewen, onderzoeken en uiteindelijk een presentatie geven in het Engels.” Vooral dat laatste, weet Holleman, is voor nogal wat deelnemers een drempel. Maar doordat elke groep ongeveer twaalf leerlingen telt, is er goed onderling contact. Zoveel landen, zoveel leerstijlen en niveaus, aldus Holleman. “Zo is de Nederlandse leerstijl te omschrijven als ‘leren door te doen’, probleemgestuurd onderwijs dus, terwijl de lesstof in de meeste andere landen veel theoretischer is. En zitten de Nederlandse leerlingen op niveau-4 van het mbo, bij sommige partnerinstellingen is het niveau lager, terwijl Oostenrijk juist leerlingen stuurt op hbo-niveau. Maar het geeft allemaal niets”, vindt Holleman. “Het maakt het juist dynamisch. Leerlingen trekken zich aan elkaar op. De ervaringen zijn zonder meer positief.”
Op eigen kracht verder Hoewel het inmiddels 2013 is, bestaat IN-PACT nog steeds. Elk jaar komen en gaan weer nieuwe
“ ”
Dit soort projecten werkt als een vliegwiel. Netwerken ontstaan, kennis gaat rond.
64
65
LEVEN LANG LEREN
leerlingen. Een achtste land, België, heeft aangegeven zich te willen aansluiten. “We draaien inderdaad op eigen kracht, hebben geen subsidie meer nodig”, vertelt Holleman. “We hebben het project zodanig georganiseerd dat het lóópt. Er is veel commitment. Wel worden de reis- en verblijfkosten van de leerlingen vergoed vanuit de mobiliteitssubsidie International Vocational Training, een onderdeel van Leonardo da Vinci. De opleiding zelf is onze eigen investering.” Ook is er voldoende draagvlak voor internationalisering op het Groenhorst College. “Ik heb IN-PACT stevig verankerd in de opleiding, wat ik bij eTwinning niet had gedaan. De voortgang van IN-PACT staat los van mij, het hoort bij de school.” De Barneveldse school heeft inmiddels een international office waar zes mensen werken aan het internationaliserings beleid. Want, vat Holleman samen, ‘het boertje van buuten is nu het boertje van de wereld.’
Internationaal landbouwonderwijs Internationalisering is populair op het mbo, constateert Holleman tevreden. “Alle scholen zoeken nu naar internationale activiteiten.
internationale opleiding op mboniveau voor studenten van buiten Europa. Ik geef inmiddels les aan Chinezen. Hiermee zijn we de enige middelbare landbouwschool in Nederland. We verwachten dat veel meer buitenlandse studenten op de kwaliteit van ons onderwijs zullen afkomen.” Een landbouwschool in Zuid Afrika heeft Holleman gevraagd mee te denken over opleidingen voor de veehouderij. “Er is een markt voor internationaal landbouwonderwijs. Maar de politiek moet het wel mogelijk maken. Nu is er geen studievisum voor mbo-leerlingen van buiten de Schengenlanden, waardoor ze ook geen stage kunnen lopen in Nederland. Dat moet echt veranderen.”
Uitdaging Naast al deze nieuwe ontwikkeInternationalisering hoort erbij. Ik lingen blijft Holleman investeren in geef twintig jaar les en merk het IN-PACT. “Eind van het jaar komen in de praktijk. Het is niet meer ‘ik we weer bij elkaar. Ons team heeft hoef niet mee’, maar ‘ik wil mee’. een nieuw idee bedacht dat ik wil De leerlingen zijn er klaar voor.” voorleggen. Zo’n internationaal De internationalisering van het netwerk is heel waardevol maar je landbouwonderwijs sluit aan bij de moet het wel voeden. Je ziet elkaar wens van de Europese Commissie, maar eenmaal per jaar. Dat is een die wil dat de kennis van landbouw uitdaging.” wordt verspreid. Holleman: “Dit soort projecten werkt als een vliegwiel. Netwerken ontstaan, kennis gaat rond.” Nederland heeft bovendien veel te bieden. Zowel de kennis van landbouw en veeteelt als het landbouwonderwijs behoren tot de beste ter wereld. Het is voor Holleman de aanleiding om een stap verder te zetten. “Samen met de Christelijke Hogeschool ontwikkelen we een schakeltraject zodat nieuwe internationale leerlijnen op onze mbo in BTEC mogelijk wordt. Hierdoor kunnen internationale studenten langer én in ons instituut studeren. Daarnaast werken we aan de ontwikkeling van een
“
Alle scholen zoeken nu naar internationale activiteiten. Internatio nalisering hoort erbij.
“
Ook buiten Europa bevinden zich vele aantrekkelijke markten. Maar de kennis over de bloemen zit vooral in Europa.
”
66
LEVEN LANG LEREN
“
Het Europese bedrijfsleven zit te springen om hoogopgeleide medewerkers
De sector heeft veel contact met buitenlandse leveranciers, dus moeten medewerkers internationaal kunnen opereren.
”
Harrie Meijer en Toine Zwitserlood
De Groene Welle participeert dit jaar in achttien internationale projecten, deels tot stand gekomen met de Europese subsidies Comenius en Leonardo da Vinci.
WIE
AOC De Groene Welle en Int. Florist Organisation Florint WAT
International Associate in Floristry & Design, International Bachelor in Floristry & Design
Flornet
DOEL
Doorlopende internationale leerweg voor de bloemisterij PROGRAMMAONDERDEEL
Leonardo da Vinci – partnerschapsproject
De Nederlandse bloemenbranche is groot, de handel grensoverschrijdend. Handel binnen Europa maar ook Japan, Korea en met Saoedi-Arabië? Het is niet ongewoon. “Het is daarom noodzakelijk dat leerlingen het internationale perspectief zien, dat ze goed geëquipeerd zijn, dat ze de juiste aanspreekvorm kennen”, vertellen Harrie Meijer en Toine Zwitserlood, de gangmakers van een doorlopende, internationale leerweg voor de bloemisterij.
67
Op de Groene Welle in Zwolle, een vmbo en mbo met 1.700 leerlingen, is de internationalisering stevig in het curriculum ingebed, vertelt Harrie Meijer, verantwoordelijk voor het internationaliseringsbeleid. “Al onze opleidingen hebben een coördinator internationalisering, of het nou om agrifood, dierverzorging, paardenhouderij en – sport, planten- en bloementeelt of bloemendetailhandel gaat. We hebben de teams gevraagd
hun visie op internationalisering in een vijfjarenplan vast te leggen. Hoe wil je er mee aan de slag gaan en welke doelen wil je bereiken? Op onze school kunnen álle leerlingen naar het buitenland voor studie of stage en uiteraard ontvangen wij ook vele buitenlandse leerlingen. Naast de leerlingenmobiliteit gaan ook medewerkers voor een onderwijskundige en vakinhoudelijke studie naar het buitenland.”
Met de deelname aan Flornet, in 2000 opgericht, heeft de internationalisering van de Groene Welle een vlucht genomen. Flornet is een Europees netwerk van scholen dat de kwaliteit van onderwijs voor beroepen in de bloemendetailhandel, zoals bloemist of winkelier, wil verbeteren. Inmiddels maken 32 scholen in twintig landen, deel uit van het netwerk. En nog steeds melden scholen zich aan, vertelt Harrie Meijer enthousiast. “We willen leerlingen laten ervaren wat er op andere plekken van de wereld te halen is.” De Groene Welle werkt aan de totstandkoming van internationale netwerken voor elk onderwijsteam binnen het instituut, zowel voor vmbo als mbo. Dat is ook een noodzaak, legt hij uit, want de wereld van met name de planten-, bloemen- en boomteelt is zeer internationaal. Al kleuren bloemisten het Hollandse straatbeeld – er zijn ongeveer drieduizend bloemisten die samen een miljard euro
omzetten – ons land is ook een zeer grote exporteur, een wereldspeler. Meijer: “De sector heeft veel contact met buitenlandse klanten en leveranciers, dus moeten medewerkers internationaal kunnen opereren. We willen alle leerlingen van het vmbo en mbo opleiden tot Europese burgers en de mbo leerlingen ook tot werknemers op de Europese arbeidsmarkt. Dat is de drive om zo’n netwerk als Flornet op te bouwen en te onderhouden. Verschillende partnerscholen in dit netwerk hebben modules ontwikkeld op mbo+ niveau. Het is belangrijk om kennis uit te wisselen.”
“
We hebben de opl eiding ontw ikkeld in antw oord op een duidel ijke vraag vanuit het Europ ese bedrijfsl even.
”
68
69
LEVEN LANG LEREN
Aan tafel zit ook Toine Zwitserlood, secretaris van de internationale brancheorganisatie voor de bloemendetailhandel, Florint. “Handel met Saoudi Arabië? Het is niet ongewoon”, vertelt hij. “Ook buiten Europa bevinden zich vele aantrekkelijke markten. Maar de kennis over de bloemen zit vooral in Europa”, aldus Zwitserlood. “Er valt nog veel over te brengen.” Hij wijst op de noodzaak dat leerlingen het internationale perspectief zien, dat ze goed geëquipeerd zijn, dat ze de juiste aanspreekvorm kennen.
Meijer vult aan: “Daarom hebben we ‘interculturele competenties’ ontwikkeld, die we hier in Zwolle op school in het lessenaanbod hebben verweven. Ook als leerlingen niet naar het buitenland gaan voor studie of stage, leren ze hoe het hoort. Naast fysieke projecten doen we ook veel aan internationalisation at home.”
Internationale doorlopende leerweg In 2003 zijn Flornet en Florint gaan samenwerken. Flornet had zojuist negen internationale modules voor de bloemisterij ontwikkeld op mbo+ niveau, Florint was bezig met het ontwikkelen van internationale beroepsprofielen en de opleiding European professional Master
in Floristry and Design. In de gedeelde belangstelling – het professionaliseren en internationaliseren van de sector – vonden ze elkaar. “Elke land heeft opleidingen voor bloemisterijen op niveau 2, 3 en 4”, vertelt Meijer. “Het zijn nationale curricula. Naast het transparant maken van de vele onderwijssystemen en curricula hebben we er een internationale component aan toegevoegd.” Met subsidie van Leonardo da Vinci hebben Flornet en Florint de International Associate in Floristry & Design (IAFD) en de International Bachelor in Floristry & Design (IBFD) ontwikkeld. Zwitserlood: “We willen binnen Flornet scholen uitdagen door internationale modules aan te bieden.” De opleiding is vooral interessant voor leerlingen van niveau 4 die zich internationaal willen bekwamen. Vanzelfsprekend zal de opleiding, die in het Engels aangeboden wordt, ook aantrekkelijk zijn voor buitenlandse studenten.” Met vijf partners in drie landen (Duitsland, Noorwegen en Nederland) werden de IAFD & IBFD ontwikkeld. Het resultaat is dat een internationale doorlopende leerweg van niveau 3 en 4 naar niveau 5 en 6 is ontstaan. Ook de Leerstoel Competenties van de Universiteit Wageningen is inhoudelijk betrokken bij de ontwikkeling van het curriculum.
hogere niveaus te implementeren in de mbo opleidingen. Daarnaast heeft de topopleiding een ander effect. Zwitserlood: “Het bedrijfsleven vraagt om een opleiding die leidt naar beroepen in de internationale bloemendetailhandel op niveau 5 en mogelijk 6. Markt onderzoek door Florint toont dit aan. Natuurlijk, sommige bloemisten opereren weinig internationaal, anderen juist uitsluitend. Wij denken dat de markt groter is als de werknemers in de sector beter geëquipeerd zijn.” Meijer en Zwitserlood willen duidelijk maken, dat dit niet zomaar een fancy opleiding is. “We hebben de opleiding ontwikkeld in antwoord op een duidelijke vraag vanuit het Europese bedrijfsleven. Ongeveer 150 à 200 mensen zullen per jaar uitstromen.” De nieuwe opleiding zal niet alleen door de Groene Welle maar ook door scholen in Duitsland Hoog niveau en Noorwegen worden uitgeMaar wat heeft een mbo als de voerd. Delen van de opleiding Groene Welle aan een opleiding op (kort) hbo-niveau? Meijer: “Het kunnen weer in andere landen plaatsvinden. Belangrijk voor moet juist de aantrekkelijkheid voor het uitoefenen van het beroep Meijer en Zwitserlood is dat deze en de kwaliteit van de opleiding op opleidingen ook een weerslag hebben op de niveaus 3 en 4. “Ze de niveaus 3 en 4 binnen Europa worden versterkt!”, zeggen de twee versterken.” Hij is ervan overtuigd dat de kwaliteit van het curriculum enthousiast. op niveau 3 en 4 verbetert door internationale elementen uit de
“ ”
Houd inter nationalisering niet voor jezelf, dan blijf je onzichtbaar.
70
71
LEVEN LANG LEREN
Het Deltion College in Zwolle is een groot mbo met 13.000 leerlingen. De opleidingen zijn geclusterd in eigen onderkomens die een eigen kleur hebben. Een rondje door de school is 1.8 kilometer lang, vertelt Herman Zwakenberg, coördinator internationalisering. Zwakenberg werkt al meer dan dertig jaar op het Deltion College en is sinds 1998 coördinator internationalisering. Hij heeft de internationalisering langzaamaan gestalte zien krijgen in de school. Een voorbeeld: “Meer dan vijfhonderd leerlingen volgen een tweetalige opleiding, het aantal buitenlandse stages was in 2012 560, in 2001 waren dat er nog maar 76. Vooral de vijf tweetalige opleidingen hebben voor een vliegwieleffect gezorgd. Deltion is de enige school die zóveel tweetalige opleidingen aanbiedt. Door deze opleidingen aan te bieden, krijgen we natuurlijk leerlingen binnen die naar het buitenland willen. We zien dan ook het aantal jongeren dat een buitenlandse stage wil lopen, groeien.” En dat prikkelt ook de docenten, zo blijkt.
De docenten mobiliteit is gigantisch vergroot
Beleidspijler
Herman Zwakenberg
WIE
Deltion College WAT
Mobiliteitsprogramma van docenten DOEL
Het vergroten van de mobiliteit van docenten PROGRAMMAONDERDEEL
Leonardo da Vinci – stages voor professionals
De introductie van tweetalige opleidingen voor leerlingen, bracht de internationalisering van het Deltion College in Zwolle in een stroomversnelling. Leerlingen komen en gaan naar het buitenland. Nu volgen ook de docenten in groten getale.
In 2009 besloot het Deltion College om internationalisering tot één van de vier beleidspijlers te maken voor de periode 2009–2012. De school wilde de internationale mobiliteit van de leraren vergroten: in 2011 zou tenminste 10% van het docentencorps naar het buitenland moeten gaan. Deltion was bereid daar zelf flink in te investeren en vroeg daarnaast subsidie aan bij het programma VETpro, voor docentenmobiliteit. VET, languit Vocational Education and Training, is een onderdeel van Leonardo da Vinci. Het geeft docenten en anderen die werkzaam zijn in het beroeps onderwijs de mogelijkheid over de grenzen te kijken en hun ervaringen met buitenlandse instellingen te
“
In Izmir bezochten docenten organisaties in de bejaarden- en gehandicapten zorg, in Belfast werkten ze in een supermarkt en in Londen draaiden ze mee in het Hilton Hotel.
delen. Het doel: het actualiseren en verbeteren van professionele vaardigheden en de uitwisseling van innovatieve methoden en praktijken in het beroeps onderwijs. Zo’n beleidsvoornemen is natuurlijk mooi, maar wilden de docenten er wel aan? Zwakenberg vertelt dat de opleidings managers van Deltion de docenten naar hun wensen op het gebied van mobiliteit vroegen. Hieruit kwam naar voren dat 110 docenten graag een stage wilden lopen in een buitenlands leerwerkbedrijf. Zwakenberg: “Ik vind dat veel. We zijn klein begonnen door onze ambities op papier te zetten. Als het goed zou gaan, zouden we het gaan uitbouwen.” En het ging goed. “De docentenmobiliteit is gigantisch vergroot. In 2009 gingen zeventien docenten naar het buitenland, in 2011 waren het
”
72
LEVEN LANG LEREN
“ ”
Laat weten dat je goede dingen doet. Houd het niet voor jezelf, dan blijf je onzichtbaar.
er 110, in 2012 al 126.” Deltion zelf ontving in die periode 200 buitenlandse docenten in Zwolle.
Hilton Hotel Deltion hoefde niet lang te zoeken naar partners: het mbo-college koos voor scholen met wie het al lang optrekt in het kader van studentenmobiliteit. “Leerlingen uit Finland lopen hier stage”, legt Zwakenberg uit. “Nu gingen onze docenten naar Finland.” Andere partners waren scholen in Oostenrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Hongarije en Turkije. De docenten konden zowel in teamverband als op individuele basis naar het buitenland, de belang-
stelling was vrijwel even groot. Elke reis duurde een volle week, zondagavond weg, zaterdag terug. “De animo was zó groot, dat zelfs docenten in hun eigen vakantie op pad gingen”, vertelt Zwakenberg. Aanvankelijk konden docenten tweemaal deelnemen, wat ook gebeurde. “Dat is teruggebracht tot één keer.” Vaste onderdelen op het programma waren bedrijfsbezoeken en stages. In Izmir bezochten docenten organisaties in de bejaarden- en gehandicaptenzorg, in Belfast werkten ze in een supermarkt en in Londen draaiden ze mee in het Hilton Hotel. Zwakenberg: “De opleiding Horeca van Deltion heeft een aparte Hiltonklas en onze leerlingen lopen stage bij verschillende Europese vestigingen van de hotelketen. Nu gingen docenten zelf de stagevloer op.”
Persoonlijk werkplan Voor vertrek had elke docent een persoonlijk werkplan gemaakt met een omschrijving van het leerdoel. Het is tevens een verplicht onderdeel van het personeelsbeleid van Deltion, licht Zwakenberg toe. Na afloop was er een debriefing waarin de docenten hun leiding vertelden over ervaringen en de vaardigheden en kennis die ze hadden opgedaan. Daarnaast maakten ze – ook verplicht – een verslag dat werd geplaatst op de interne portal van Deltion. “Nu kan iedereen lezen wat de docenten hebben gedaan en meegemaakt. De opgedane ervaring kan leiden tot een aanpassing van het curriculum of aanpassing van de aanpak van buitenlandse stages van studenten. Het sluit weer aan bij de doelstelling van het subsidieprogramma: innovatie van het beroepsonderwijs en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.” Medewerkers van Deltion die deelnemen aan de VETpro-reizen zijn intensief betrokken bij het doorvoeren van innovaties binnen de school, stelt
Zwakenberg vast. “Hierdoor kunnen ook andere collega’s vernieuwen.” Zwakenberg weet zeker dat het Deltion College doorgaat met internationalisering. “De Stuurgroep Internationalisering van Deltion borgt het internationaliserings beleid. We hebben de internatio nalisering stevig verankerd in de school. Niemand hoeft overigens mee. Ik wil mensen die gemotiveerd zijn.”
Adviezen Zwakenberg heeft de afgelopen jaren heel wat kilometers gemaakt in de internationalisering. Regelmatig krijgt hij het verzoek om collega’s, die net beginnen met een internationaliseringsbeleid, wegwijs te maken. Kan hij enkele factoren noemen die de internationalisering op het Deltion zo succesvol hebben gemaakt? “Een goed team met korte lijnen zorgen voor een gestroomlijnde gang van zaken.” Kan hij specifieker zijn? “Eén collega van de afdeling Financiën bewaakt alle financiële zaken, de afdeling Inkoop regelt alle tickets en accommodaties en er is één afdeling die de verzekeringen regelt. Zo werken we al tien jaar. Regel de rollen, bepaal wie wat doet. Dit zie je bij anderen nogal eens fout gaan.” Niet onbelangrijk, voegt Zwakenberg ten slotte toe, “laat weten dat je goede dingen doet, niet alleen intern op je portal maar ook extern. Regelmatig verschijnen in regionale en lokale kranten artikelen over de internationalisering van Deltion. Houd het niet voor jezelf, dan blijf je onzichtbaar.”
“
We leggen uit wat het verschil is tussen ‘leuk’ en ‘lekker’ en wat Nederlanders bedoelen als ze zeggen ‘lekker weertje’.
”
74
75
LEVEN LANG LEREN
Nederlands voor ‘absolute beginners’ José Bakx
WIE
Radboud Universiteit in’to Languages WAT
Erasmus International Language Course DOEL
Studenten een basisniveau Nederlands bij te brengen PROGRAMMAONDERDEEL
Erasmus – intensieve taalcursussen
In vier weken tijd Nederlands leren? De deelnemers aan de Erasmus intensieve taalcursus komen een heel eind. Het universitaire talencentrum Radboud In’to Languages geeft elk jaar buitenlandse studenten les. “Onze docenten praten uitsluitend Nederlands; je oren moeten naar de taal gaan staan.”
Op de uitgestrekte campus van de Radboud Universiteit Nijmegen is het universitaire talencentrum Radboud In’to Languages gevestigd, een van de vijf instanties die de Erasmus Intensive Language Course (EILC) aanbieden. In’to Languages is sinds jaar en dag het centrum voor taal en tekstwerk, vertalingen en cursussen vreemde talen, op elk gewenst niveau. Hier leren de Erasmusstudenten ‘social dutch’ en worden ook taalcursussen voor allerlei andere doeleinden en niveaus gegeven. Programmamanager José Bakx vertelt dat het centrum dit subprogramma van het Leven Lang Lerenprogramma sinds 1995 aanbiedt. Het programma is bedoeld om Erasmusstudenten juist de kleinere talen te leren. Alle Europese talen, behalve Engels, Frans, Duits en Spaans, komen er voor in aanmerking, zo ook het Nederlands.
Sociale redzaamheid Ieder jaar verwelkomen de Nijmegenaren tweemaal een groep van veertien à zestien Erasmusstudenten. Ze komen uit heel Europa voor een korte, intensieve
training Nederlands. José Bakx: “De doelstelling van deze training is om de studenten een basisniveau Nederlands bij te brengen, op het niveau ‘sociale redzaamheid’. De studenten werken toe naar niveau A1, het laagste niveau van Common European Framework of Refereces voor languages (CEFR), een Europese standaard voor de beschrijving van taalvaardigheidsniveaus. Hoewel de studenten zich na afloop kunnen redden met dit basale Nederlands, is het helaas onvoldoende om colleges mee te kunnen volgen. Daarvoor is zeker een B2– niveau nodig. En dat is moeilijk te bereiken in zo’n korte tijd.”
Lekker weertje José Bakx vertelt dat het lesprogramma heel interactief is. “Tijdens de lessen besteden we veel aandacht aan spreekvaardigheid, studenten voeren korte en langere spreekopdrachten uit, vaak in duo’s. Ook tijdens culturele activiteiten stimuleren we hen met gerichte opdrachten om het Nederlands te gebruiken. De tijd dat taalstudenten dagen achtereen in een talenlab zaten, ligt achter
“
We brengen de studenten een basisniveau Nederlands bij, op het niveau ’sociale redzaamheid’.
”
ons”, aldus Bakx. Maar het gaat niet alleen om Nederlandse taalvaardigheid, het programma laat studenten ook met de Nederlandse cultuur kennismaken. Bakx: “We leggen uit wat het verschil is tussen ‘leuk’ en ‘lekker’ en wat Nederlanders bedoelen als ze zeggen ‘lekker weertje’. Wat betekent ‘gezellig’ en hoe zit het met het koekje bij de koffie? De studenten leren bovendien veel van elkaars cultuur. Ook dat is een van de doelen van Erasmus: begrip kweken voor de cultuur van de ander. Tijdens de cursus besteden we dan ook aandacht aan de culturele verschillen Bijvoorbeeld als je iemand ontmoet, geef je dan een hand, geef je één zoen, of twee of drie?” Bijna alle studenten schaffen direct bij aankomst in Nijmegen een fiets aan, die hen door het volle programma voert, van picknick naar museum, van collegezaal naar avondje uit, van Ooipolder weer terug naar ‘huis’ in Berg en Dal. De studenten verblijven daar in appartementencomplex Holdeurn, waar ze in viertallen een eigen appartementje bewonen; koken doen ze met z’n allen in een gezamenlijke ruimte.
“
De wereld is zoveel kleiner geworden, we móeten over de grenzen kijken. Als academisch taalcentrum willen we daaraan bijdragen.
76
77
LEVEN LANG LEREN
“In de eerste jaren van het Intensive Language Programme brachten we de studenten onder in studentenhuizen en bij hospita’s. Dat was een enorm geregel van afspraken en sleuteloverdrachten”, herinnert Bakx zich. “We hebben toen besloten de studenten op één locatie onder te brengen.” Het had ook een positief effect op de onderlinge verbondenheid. Helaas zijn er geen Nederlandse studenten beschikbaar voor de begeleiding omdat die ofwel vakantie hebben ofwel tentamens moeten doen. Het zijn dan ook de docenten die de cursus dragen, ook na cursustijd, vertelt Bakx. “De studenten komen zondagavond aan. De docenten zorgen dat er een maaltijd klaar staat, in de winter was dat een stamppot.” Voor dat typisch Nederlandse gerecht kunnen echter niet alle studenten enthousiast worden, daarom is het welkomstmaal tegenwoordig pasta.
Evaluatie De cursus wordt afgesloten met een toets. Hoe serieus is die? “Serieus genoeg om te kunnen zakken”, zegt Bakx, “al slaagt in de praktijk vrijwel iedereen. Sommige landen geven ook studiepunten
voor het slagen.” Toch ervaren de studenten de cursus als pittig. “De doeltaal is ook de voertaal”, legt Bakx uit. “Onze docenten praten uitsluitend Nederlands; je oren moeten dus naar de taal gaan staan. Voor het leren van een nieuwe taal is veel input nodig oftewel: veel Nederlands horen. Sommigen vinden het lastig, maar je leert uiteindelijk meer.” Vooral Zuid-Europeanen vinden het Nederlands moeilijk. Bakx vertelt dat Duitse studenten, in een andere cursus, in slechts 23 dagen naar niveau B2 gaan, dat toegang geeft tot Nederlandstalige bachelors. De ene Europeaan leert het Nederlands veel sneller dan de andere. Maar waarom zou je Nederlands willen leren als bijna al het onderwijs in het Engels gaat? “Het zijn meestal nieuwsgierige studenten die langer willen blijven”, aldus Bakx die een evaluatie laat zien waarop een student schrijft: “I would like to continue studying dutch.” Wat Bakx betreft, zouden de studenten de mogelijkheid moeten krijgen om deel te nemen aan vervolgcursussen Nederlands als tweede taal of zelfs cursussen Engels. Want het onderwijs voor deze Erasmusstudenten vindt vaak plaats in het Engels en niet alle Europese studenten hebben hetzelfde taalniveau van het Engels. “Het zou goed zijn als er binnen Europa meer aandacht komt voor academische taalvaardigheid.”
Te belangrijk Ieder jaar dient In’to Languages weer een projectvoorstel in bij de Nuffic vanwege het achterliggende idee van de EILC’s en de doelgroep. Hoewel de subsidie niet kostendekkend is, vinden Bakx en haar collega’s het programma te belangrijk om te laten. “De wereld
is zoveel kleiner geworden, we móeten over de grenzen kijken. Als academisch taalcentrum willen we daaraan bijdragen door dit traject aan te bieden.” Evaluaties laten zien dat bijna alle studenten enthousiast zijn over de International Language Course. In de woorden van een deelnemer: “It surpassed my expectations – teaching, approach and content and delivery was gezellig.”
“
It surpassed my expectations – teaching, approach and content and delivery was gezellig.
”
“ ”
Onvoorstelbaar hoeveel je in zo’n korte periode kunt bereiken.
78
79
LEVEN LANG LEREN
“
“O ndernemen kun je leren”
De leercurve in die twee weken was immens. Je ziet dingen ontstaan waarvan je dacht: dat het kán!
Thomas Lans
WIE
Wageningen Universiteit
”
WAT
Baltic Entrepreneurial Summer School DOEL
Studenten wegwijs maken in het ondernemerschap PROGRAMMAONDERDEEL
Erasmus – intensief programma
In 2012 en 2013 organiseerde Thomas Lans van Wageningen Universiteit samen met partners een Intensive Programme over ondernemerschap, de Baltic Entrepreneurial Summer School. Studenten zonder enige kennis van of ervaring met ondernemerschap leerden te ondernemen. De kennis van het ondernemerschap is van oudsher het domein van de business schools en in toenemende mate management- en economie-opleidingen. Maar de laatste jaren willen steeds meer andere vakgebieden die je niet direct met ondernemen associeert – bijvoorbeeld life sciences of gezondheidswetenschap – meer weten over ondernemerschap. Want ondernemen kun je leren, vertelt dr. ir. Thomas Lans, die aan Wageningen Universiteit onderzoek doet naar ondernemerschap en onderwijs en ook met een eigen bedrijf, Quente, mensen traint in het ondernemerschap. Als voorbeeld noemt hij een wateringenieur die ondernemend wil worden.
“ ”
We wilden laten zien dat je ondernemer kunt worden.
“Het gaat om de ‘verwaarding’ van kennis. Academici zouden meer ondernemers moeten zijn. In elk geval kúnnen ze het zijn.”
Vertrekken vanuit de inhoud Samen met Angelique van Zuijlen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) ontwikkelde hij een intensief programma voor studenten zonder enige kennis van of ervaring met ondernemen. Het resultaat is The Baltic Entrepreneurial Summer School, officieel: ‘Learning for entrepreneurship in health, behavioural, engineering & life sciences’. In de projectaanvraag definieerden zij de doelgroep heel precies: studenten die nog vrijwel niets met ondernemerschap doen. “We wilden dat ze de eerste fase van het ondernemen zouden doorlopen. We wilden vertrekken vanuit de inhoud, vanuit een (wetenschappelijk) specialisme. In Wageningen is dat bijvoorbeeld life sciences.” De deelnemers moesten wel latent ondernemend zijn en een technische achtergrond hebben; het programma was in eerste instantie niet bedoeld voor studenten management, bedrijfskunde of economie. De partners waren snel gevonden: universiteiten en hogescholen in Estland en Letland, locaties die bewust werden gekozen. “Het zijn opkomende economieën in de Euro-regio die bovendien overzichtelijk zijn”, legt Lans uit. Dat deze landen relatief goedkoop zijn, speelde zeker mee. “Maar zonder de sponsorbijdrage van StartLife zou het partnerschapsprogramma moeilijk van de grond zijn gekomen.” Het ondernemers loket uit Wageningen dat zich vooral richt op start-ups en waarin Wageningen Universiteit participeert, sponsorde de vervoers- en verblijfkosten.
De keuze om het project klein te houden, een summer school van twee weken, werd ook bewust gemaakt. Lans: “We wilden eerst wat opbouwen”. Niettemin was de animo voor de zomerschool zeer groot. Ondanks de strenge selectiecriteria meldden zich tweemaal zoveel mensen dan konden deelnemen. “Ondernemerschap leeft”, stelt Lans vast.
Op bezoek bij Skype In gastland Estland deden in de zomer van 2012 35 studenten en vijftien docenten mee, afkomstig van universiteiten en hogescholen uit Letland, Estland en Nederland. De rollen waren verdeeld: Wageningen was eindverantwoordelijke en nam het projectmanagement voor rekening, de Tallinna Tehnikakõrgkool was gastvrouw en de Universiteit van Letland zorgde voor de disseminatie van de resultaten. Het was een samenwerking die heel soepel verliep, aldus Lans. In augustus 2013 was Letland gastland en hadden ook Duitsland en Tsjechië zich bij de groep gevoegd. Beide keren werden zeven teams gevormd, samengesteld uit deelnemers van verschillende landen. Lans vertelt hoe in Tallinn de teams een ronde maakten langs grote en kleine bedrijven, zoals rederijen en brouwerijen. Ook werd Skype bezocht, van oorsprong een Ests bedrijf. De studenten bestudeerden businessmodellen en werden uiteindelijk op pad gestuurd om zelf met een idee te komen en dit uit te werken in een prototype en ondernemersplan. De angst dat de studenten met “de zoveelste app” zouden komen, zoals Lans zegt, bleek ongegrond. Eén team kwam met het plan om het warme restwater van een bierbrouwerij te gebruiken voor garnalenkweek, een ander team wilde terrasverwarmers vervangen voor verwarmde
80
81
LEVEN LANG LEREN
stoelen. Het winnende team ontwikkelde een businessplan dat lockers voorzag van een slot gekoppeld aan iemands vingerafdruk. Zo kunnen jongeren in Tallinn, bekend om zijn uitgaansleven, hun persoonlijke spullen niet verliezen. Je vingerafdruk is je toegangscode. De winnaars wonnen duizend euro, beschikbaar gesteld door StartLife.
afkomstig uit totaal verschillende disciplines moeten samenwerken, zorgde voor de nodige uitdagingen. “Het feit dat dit juist geen business opleiding is, maakte het ook interessant”, vindt Lans. “Dit was er nog niet. We hebben het ondernemerschap breed ingestoken. Het ging er niet alleen om een businessplan te schrijven, maar ook om te laten zien dat je entrepreneur kunt worden. De leercurve in die twee weken was immens. Je ziet dingen ontstaan waarvan je dacht: dat het kán! Er was een enorm rendement.” Er waren, zeker de eerste keer, ook zaken die minder goed gingen. “Je kunt studenten beter kleine bedrijven laten zien, niet meteen Skype. Verder moet je er niet van uitgaan dat docenten automatisch kennis uitwisselen, dat is niet zo. En er is een kloof tussen docenten van de universiteit en hbo. De ene groep doet veel onderzoek, de ander niet. Daar moet je dus iets voor ontwikkelen.” Belangrijkste constatering was wel dat processen in ondernemende teams cultureel afhankelijk zijn. Lans: “In sommige culturen worden beslissingen meer doorgedrukt. De besluitvorming loopt anders. Hoe moet je met conflicten omgaan in een groep? Hoe los je problemen op? Wageningen is al heel lang intercultureel, maar voor studenten uit andere landen was dit echt nieuw.”
Interdisciplinair, intercultureel
Verwachtingen
Lans spreekt van “uitdagingen”. Zo was het programma intercultureel én waren er sociaal-culturele verschillen. Lans: “Een ondernemer in een voormalig communistische staat heeft heel andere kaders dan een West-Europeaan.” Ook het interdisciplinaire karakter van het programma, waarbinnen studenten
Thomas Lans omschrijft het eerste programma in Estland als “de bouw van een vliegtuig terwijl het in de lucht is”. In 2013 in Letland hebben de partners het gefinetuned, hetgeen heeft geleid tot een nog hogere waardering van zowel docenten als studenten. “Het is jammer dat nu het leergeld is betaald, financiering via het
intensief programma stopt”, vindt Lans. Het docententeam heeft echter besloten om het programma volgend jaar gewoon door te laten gaan, nu met sponsoring uit de private sector. De wetenschapper is zeer enthousiast over het resultaat, dat zich onder meer heeft vertaald in bijzondere ontmoetingen, initiatieven voor samenwerking en een netwerk. Daarnaast is ook de kennis over de educatie van ondernemerschap vergroot, een van de doelstellingen van het intensieve programma. In de evaluatie antwoordden alle deelnemers positief op de vraag of het programma een boost had gegeven aan hun ondernemerschap. Lans is trots. “De output was vér boven mijn verwachting. Onvoorstelbaar hoeveel je in zo’n korte periode kunt bereiken.”
“ ”
Ik heb het niet zo met grenzen. Ik voelt me echt internationaal.
82
83
LEVEN LANG LEREN
Waarom zou ik in Nederland blijven als er zoveel te zien is? Sharon Lubbers (22)
WIE
Sharon Lubbers WAT
Erasmus viert feest: drie miljoen beurzen verstrekt DOEL
Het benadrukken van de kracht van internationalisering PROGRAMMAONDERDEEL
Erasmus – studentenmobiliteit
De 22-jarige Sharon Lubbers is de 3-miljoenste Erasmusstudent. Ze studeerde in Praag, liep stage in Boedapest, reisde tussendoor naar Hong Kong en heeft nu al weer plannen voor een masteropleiding in Stockholm.
“ ”
Het Erasmusleven in Praag is gewéldig. Het is echt een subcultuur.
Sharon Lubbers groeide op aan de rand van Nederland, waar de Duitse stad Heinsberg nabijer was dan het Nederlandse Roermond. Voor Sharon was Europa altijd dichtbij, vertelt ze. Ze studeerde European Studies aan de Hogeschool Zuyd in Maastricht. “Ik vond politiek en talen altijd al leuk”, legt ze uit. “Als tienjarige leerde ik Engels om te kunnen praten met een meisje uit Albanië dat in een gastgezin verbleef. Op mijn veertiende gaf ik mijn ouders al stemadvies…” Aan tafel in de meeste Europese stad van Nederland, Maastricht, vertelt Sharon over haar studies in het buitenland. Ze heeft elke mogelijkheid benut om te gaan. Als student Europese Studies stonden excursies naar Bonn, Brussel en Luik vast op het programma. Zelf voegde Sharon er studieverblijven in Praag, Hong Kong en Boedapest aan toe. “Als student kun je met een Erasmusbeurs studeren en stage lopen in het buitenland.” Sharon deed beide.
staat aangeschreven. De kwaliteit van het onderwijs moest bij mij voorop staan, ik wilde niet naar het buitenland voor de gezelligheid, wat Barcelona zo populair maakt bij Erasmusstudenten. Ervaring kun je overal opdoen, maar een goede universiteit vind je niet overal.” Sharon koos voor kwaliteit én had een toptijd in Praag. In Praag studeerde Sharon aan de faculteit Business Administration. Ze wist meteen dat ze nóg een keer naar het buitenland wilde gaan. Terwijl ze aan haar scriptie werkte, ging ze via Google op zoek naar een stageplek. Die vond ze bij Eucham, de Europese Kamer van Koophandel, een non-profit-organisatie. “Eucham adviseert bedrijven over sociaal ondernemen, milieuzaken en integriteit. De organisatie probeert de sociale omgeving van bedrijven te verbeteren.” Zes maanden woonde Sharon in Boedapest waar ze haar studentenkamer deelde met een Italiaanse en een Duitse. Tussendoor reisde ze terug naar Maastricht om haar einddiploma op te halen. Het werk was veelzijdig: Kwaliteit of “Ik coördineerde een project, gezelligheid organiseerde evenementen, nam “Twee jaar geleden ging ik in het stagiairs aan die ik vervolgens ook kader van een studentenuitwissebegeleidde, schreef artikelen en ling naar Praag. Ik ging studeren aan de Anglo-American University, maakte een nieuwsbrief.” Meer een privé-universiteit die zeer goed dan dat was de ervaring die ze als
84
LEVEN LANG LEREN
mens opdeed. “Ik heb geleerd proactief te zijn, kritiek te verdragen en met andere culturen om te gaan. Mijn collega’s waren SpaansRoemeens, Bulgaars, Tsjechisch, Hongaars en Brits, mijn baas was Italiaans.”
lijkheid. Ik mocht een driedaags forum bijwonen aan de Chinese Universiteit van Hong Kong.”
De 3-miljoenste
buitenlandervaring moet hebben.” Haar eigen ervaringen veranderden haar. “In Tsjechië werd ik als buitenlander echt minder snel geholpen. Ik kijk nu anders naar immigranten, begrijp dat het tijd kost om je aan te passen.”
Sharon is inmiddels de 3-miljoenste Erasmusstudent. Dat wil zeggen: één van de 3-miljoenste Erasmusstudenten, want de Subcultuur Gebrainwashed? Europese Commissie wees in elke Het Erasmus-leven in zowel Praag De studente is een hartstochtelijk als Boedapest noemt ze gewéldig. lidstaat een student aan. pleitbezorger voor de Europese Unie. Hoewel Tsjechië en Hongarije allebei in 2004 bij de EU kwamen, staan de Hongaren welwillender ten aanzien van Europa dan de Tsjechen. “Studenten in Tsjechië zijn negatiever, vinden dat de EU hen dwingt zich aan te passen aan de normen van het Westen. In Hongarije weten de studenten niet zo veel over de EU, het is nog tamelijk nieuw. Eigenlijk vergelijkbaar met Nederland waar mensen al snel roepen dat ze anti-EU zijn ‘omdat het zoveel kost’. Maar de bijdrage is slechts één procent van het bruto nationaal product! Er vloeit bovendien heel veel geld vanuit Brussel naar Nederland, we krijgen er veel voor terug. Misschien ben ik na vier jaar studie wel gebrainwashed, hoor, maar ik vind het jammer dat Europa de voordelen van het EU-lidmaatschap niet beter over het voetlicht kan brengen.” “Het is echt een subcultuur. De Europese Commissie had Haar vriendinnen kunnen het zich Erasmusstudenten groeperen studenten opgeroepen hun moeilijk voorstellen dat Sharon altijd. Er zijn wel acht Facebookervaringen als Erasmusstudent op zo makkelijk naar het buitenland pagina’s voor Erasmusstudenten in papier te zetten. Sharon: “Ik las de gaat. “Ik ging voor het eerst op Boedapest. Het Erasmus Student oproep en wilde graag beschrijven mezelf wonen en meteen elders Network (ESN) organiseert activiwaarom een buitenlandervaring in Europa”, vertelt ze. “Ik zou zo teiten voor de Europese studenten in de vorm van studie of stage weer gaan!” Ze voegt de daad bij en stagiairs. Je komt alleen, maar zo belangrijk is. Het is natuurlijk het woord: Sharon heeft inmiddels je ontmoet veel mensen uit heel waardevol op je cv. Maar het is een nieuwe buitenlands studiedoel Europa, Azië en Amerika. Je moet meer dan dat. Europa en de wereld gevonden. “Ik wil een tweejarige wel socializen.” worden steeds kleiner. Een interna- masteropleding gaan volgen aan de Universiteit van Stockholm, Tussen Praag en Boedapest in, ging tionaal netwerk en internationale ervaring zijn meerwaardes om te History of Art, Management and Sharon nog even naar Hong Kong. kunnen groeien en zelfstandig te Law. Waarom zou ik in Nederland “Ik solliciteerde naar een plek in worden. Ik kan me zelfs voorstellen blijven als er zoveel te zien is? Ik het World Youth Leaders Forum door een essay in te sturen over de dat het een carrière-eis wordt voor heb het niet zo met grenzen. Ik voelt me echt internationaal.” invloed van media op sociale onge- bepaalde beroepen, dat je een
“
Als tienjarige leerde ik Engels om te kunnen praten met een meisje uit Albanië. Op mijn veertiende gaf ik mijn ouders al stemadvies…
”
“
Dyslectici leren ánders. Door dit als uitgangspunt te nemen in onderwijs programma’s, kunnen veel obstakels worden weggehaald.
”
85
86
LEVEN LANG LEREN
“
Moeilijkheden zijn mogelijkheden of begaafdheden
Internatio nalisering brengt organis aties in beweging. De Turken besloten al in het vliegt uig op weg naar huis, dat ze een dyslexie vereniging voor volw assenen zouden gaan oprichten.
Jan van Nuland
WIE
Valk & Uil, Jan van Nuland WAT
Breaking Barriers DOEL
Ontwikkelen dyslectische leermethodes
”
PROGRAMMAONDERDEEL
Grundtvig – Lerende partnerschap
Wat hebben Dennis Bergkamp, Steve Jobs en Bill Gates met elkaar gemeen? Deze bijzondere mensen zijn dyslectisch. Maar de meeste dyslectici voelen zich helemaal niet bijzonder en ervaren dyslexie als een last.
“Een leven lang leren is voor dyslectische volwassenen niet zo eenvoudig. Zij hebben tijdens hun schooltijd veel negatieve ervaringen gehad. In de meeste Europese landen wordt nog nauwelijks iets gedaan.” Het zijn de eerste regels uit het verslag van het Grundtvig-project Breaking Barriers van Jan van Nuland. Van Nuland studeerde wiskunde en informatica aan de VU en werkte onder meer bij TNO. Hij raakte echter “behoorlijk depressief” door zijn dyslexie. “Ik dacht: ‘Wat moet ik ermee?’” Van Nuland besloot van dyslexie zijn werk te maken en richtte Valk & Uil op, een adviesbureau voor dyslexie. “Ik herken de frustratie van de mensen. Het geeft veel frustratie als je niet weet waardoor het komt
dat je dingen anders aanpakt.” Van Nuland legt uit dat dyslectici een andere hersenstructuur hebben waardoor ze alles een beetje ‘anders’ doen. “Het voordeel is dat je dingen anders ziet, want je ruimtelijk inzicht is anders. Daar liggen ook je kwaliteiten: je legt andere verbanden en associaties. Het nadeel is dat je moeite hebt om dingen te automatiseren, want dan moet je juist niet associëren. Een dyslectisch persoon is heel visueel ingesteld, heeft een verhalend geheugen, maar is heel slecht in woordjes uit het hoofd leren. Hij is weer goed in oplossingen bedenken, in vooruit kijken, in dingen ‘zien’.” Dyslexie is in elk geval geen probleem. “Moeilijkheden zijn tegelijkertijd mogelijkheden. Daarom is de
87 definitie belangrijk. “Als je zegt: ‘Je hebt dyslexie’, benader je het als probleem. Als je zegt: ‘Je bent dyslectisch’, zie je allerlei mogelijkheden!”
Peer learning Van Nuland participeerde in verscheidene Europese projecten over dyslexie. In 2012 won hij op het ‘Festival van het Leren’ een prijs voor het lerend partnerschap Breaking Barriers, over dyslectische leermethodes (2010–2012). Het was een spin-off van een eerder lerend partnerschap, Dislearning Adults (2007–2009). “Er was veel belangstelling voor de opvolger, Breaking Barriers”, vertelt Van Nuland. “Behalve Finland en Nederland wilden Estland, Noorwegen, Italië en Turkije meedoen.” Het gezelschap bestond uit diverse organisaties zoals zelfhulpgroepen, belangengroeperingen voor dyslexie en onderzoeksinstellingen van universiteiten. In november 2009 kwamen ze in Helsinki bijeen voor een voorbereidende bijeenkomst. Onder leiding van de Finnen, de trekkers van het partnerschap, maakten de deelnemers een schema, een planning en legden ze de doelstellingen en de werkwijze vast.
88
“
Breaking Barriers stelt dat dyslectici ánders leren waarbij er naast moeilijk heden ook mogelijkheden of begaafdh eden zijn. In Europa wordt hier echter nog nauwelijks op ingespeeld.
”
89
LEVEN LANG LEREN
“De Finnen waren hier erg goed in, de Italianen wisten dat dit erg belangrijk was”, zegt Van Nuland lachend. De deelnemers werden het eens dat Breaking Barriers zich zou focussen op peer learning. Van Nuland legt uit: “Breaking Barriers stelt dat dyslectici ánders leren waarbij er naast moeilijkheden, mogelijkheden of begaafdheden zijn. In Europa wordt hier echter nauwelijks op ingespeeld. Door dit als uitgangspunt te nemen in onderwijsprogramma’s, kunnen veel obstakels worden weggehaald en nieuwe mogelijkheden worden aangeboord. Peer learning is hierbij een belangrijke pijler. Je weet wat er leeft en je leert van elkaar.”
Dyslexie in detentie Elke deelnemer mocht zijn programma op zijn eigen manier invullen. “Wij hadden het idee om
iets in de gevangenis te gaan doen. Ik had gelezen dat in de gevangenis veel dyslexie schijnt voor te komen.” Van Nuland vertelt dat hij op een conferentie over dyslexie Annet Bakker van de Dienst Justitiële Inrichtingen had ontmoet, die juist op zoek was naar meer informatie over dyslexie. “In de project aanvraag hebben we aangegeven dat wij samen zouden werken met de Dienst Justitiële Inrichtingen. We noemden ons onderwerp ‘dyslexie in detentie’. De Finnen waren hier enthousiast over.” Binnen dit lerend partnerschap zou iedere partner in eigen land een bijeenkomst organiseren, ook toegankelijk voor andere geïnteresseerden. “Bij de eerste bijeenkomst in Helsinki, bleek dat de Finnen toevallig konden vertellen over een project over dyslexie in de gevangenis dat net was afgerond, Free from learning difficulties 2007–2010. De bijeenkomst in Nederland was het voorlaatste landenbezoek van Breaking Barriers. Samen met Jolanda van den Bergh (net als Van Nuland eigenaar van een bedrijf, Berghen Leren) organiseerde Van Nuland het programma. De Dienst Justitiële Inrichtingen had zich bereid verklaard de seminardag te ondersteunen met hun congresruimte. “Zij hebben deze gelegenheid toen direct gebruikt om zichzelf te profileren; de secretaris-generaal van het ministerie, Dineke ten Hoorn-Boer, kondigde aan dat de Dienst Justitiële Inrichtingen een dyslexie-pilot zou gaan starten. Valk & Uil was hiervoor de projectleider.” Van Nuland is nog steeds verbaasd over de grote opkomst bij dat seminar. “Een onderwerp dat eerst alleen bij docenten leefde, heeft nu belangstelling in grotere kring gekregen. De samenwerking met penitentiaire docenten bereikte
zowel de top van de Dienst Justitiële Inrichtingen als het ministerie.”
Verschillende inzichten
Van Nuland vindt dat Breaking Barriers veel kennis en inzichten heeft toegevoegd. In Finland, Noorwegen en Nederland is dyslexie echt een onderwerp, in tegenstelling tot Italië, Estland en Turkije. Ook de inzichten over dyslexie verschillen. Van Nuland vertelt dat tijdens de derde bijeenkomst, in Estland, de presentatie van een professor tot discussie leidde. “Zijn ideeën strookten niet met die van ons. Hij zette dyslectici weg als ‘zielige mensen’. We discussieerden over de vraag of dyslexie een medisch of sociaal vraagstuk is. Daar was niet iedereen het over eens. In Nederland wordt de behandeling van dyslexie door de zorgverzekering vergoed. In Finland en Noorwegen is het een sociaal vraagstuk. De Finnen en Noren waren heel fel. Zij identificeren dyslexie niet met ziektebeelden.“ Breaking Barriers heeft veel in beweging gezet. “Ik heb dankzij het Europese programma het ‘gevangenis-verhaal’ ontdekt”, vertelt Van Nuland. “Internationalisering brengt organisaties in beweging. De Turkse deelnemers besloten al in het vliegtuig op weg naar huis, dat ze een dyslexievereniging voor volwassenen zouden gaan oprichten.” Zelf gaat Van Nuland ook verder. Geïnspireerd door de pilot ‘Identificatie en ondersteuning van dyslectische gedetineerden’, geeft Valk & Uil in maart 2014 een Grundtvig workshop ALIPPE voor vijftien gevangenisdocenten uit zeven Europese landen. “Het heeft veel losgemaakt”, vat Van Nuland samen.
“
Ik wil mijn kennis inzetten voor de doelgroep. Er moeten heel veel dingen gedaan worden.
90
91
LEVEN LANG LEREN
Vrijwilligers zijn belangrijk in de dovenwereld Yvonne Los, Albert en Marja Bouma
WIE
De Gelderhorst WAT
Britse en Nederlandse oudere doven bezoeken elkaar DOEL
Het onderzoeken van de rol van vrijwilligers PROGRAMMAONDERDEEL
Grundtvig – senior vrijwilligersproject
Vrijwilligers van De Gelderhorst, het enige centrum voor oudere doven in Nederland, onderzochten in Londen hoe doven daar hun leven organiseren en welke zorg zij krijgen. Uiteraard kwamen ook Britse doven en vrijwilligers naar Nederland. Wat leerden ze van elkaar?
De Gelderhorst in Ede biedt verpleging, verzorging en huisvesting aan oudere doven, die tijdelijk of permanent in het centrum kunnen verblijven. Het is het enige centrum voor oudere doven in Nederland. Ruim honderd vrijwilligers, uit het hele land, komen regelmatig naar Ede om te helpen. Yvonne Los, hoofd personeelszaken, legt uit dat in de wereld van de dovenzorg vrijwilligerswerk heel gewoon is. Iemand die zelf doof is, kan zich goed inleven in de vragen die een andere dove persoon heeft. Vanuit Groot-Brittannië kwam de vraag of De Gelderhorst wilde participeren in een senior vrijwilligersproject van Grundtvig. “De dovenwereld is heel internationaal”, vertelt Yvonne. “Als je met doven werkt, heb je al snel contact met het buitenland. Elk land heeft een eigen wetgeving, kent zijn eigen problemen. Maar de vooroordelen zijn overal dezelfde.” Het eenmalige project wilde de verschillen en overeenkomsten in het dagelijkse bestaan van oudere doven in Groot-Brittannië en Nederland in kaart brengen. En, welke rol spelen vrijwilligers hierin?
Koninklijk onderscheiden Yvonne dacht meteen aan het echtpaar Albert en Marja Bouma. Hoewel ze beiden professioneel betrokken zijn bij De Gelderhorst – Marja werkt er als begeleider van doof-blinden, Albert als loonadministrateur – zetten ze zich ook actief in als vrijwilliger. Albert werd voor zijn inspanningen zelfs koninklijk onderscheiden. Het echtpaar woont in Ede, hun kinderen zijn inmiddels het huis uit. Over de reden van hun vrijwilligerswerk, kunnen ze kort – maar enthousiast – zijn. “Ik wil mijn kennis inzetten voor de doelgroep”, zegt Albert. Marja: “Er moeten heel veel
dingen gedaan worden. Het geeft me voldoening. En als je eenmaal aan vrijwilligerswerk begint, kún je niet meer stoppen!” Marja heeft al eerder meegedaan met een uitwisselingsproject met Finland. “Ik vond het ontzettend interessant om met een andere cultuur en andere gewoontes in aanraking te komen en te ervaren wat de verschillen in leefsituatie zijn.” Met nog twee andere echtparen nam De Gelderhorst deel aan de uitwisseling.
Ervaringen Yvonne vertelt dat het onderwerp van de uitwisseling goed aansluit bij Nederland, waar men tegenwoordig vindt dat ouderen, dus ook oudere doven, zoveel mogelijk
“
Elk land heeft een eigen wetgeving, kent zijn eigen problemen. Maar de vooroordelen zijn overal dezelfde.
”
92
LEVEN LANG LEREN
zelfstandig moeten kunnen blijven wonen. In Groot-Brittannië gebeurt dat al lang, maar hoe pakt het in de praktijk uit? De leerdoelstelling van de uitwisseling luidde: kijk bij elkaar in de keuken, wat gaat anders, wat kan beter? De deel nemers dienden dit uit te werken in een programma met presentaties als verplichte onderdelen. In mei 2012 kwamen de Britten naar Nederland, een half jaar later gingen de Nederlanders naar Londen. Voor beide groepen was het een cultuuromslag, maar de deelnemers kwamen zeer snel in contact met elkaar, aldus Marja en Albert. De Nederlanders leerden dat oudere doven in Groot-Brittannië vaak zelfstandig wonen, verspreid over het land. Marja: “Voor ons was het interessant te zien hoe oudere doven elkaar in Groot-Brittannië ontmoeten, waar ze zelfstandig wonen en hoe het komt dat er geen centrale instelling is als De Gelderhorst. Hoe komen dove ouderen dan met elkaar in contact? Vereenzamen ze niet? Hoe reizen ze? We waren ook heel nieuwsgierig hoe de Britten aan vrijwilligers komen.” De Britten op hun beurt wilden weten hoe een centrale instelling als De Gelderhorst met doven omgaat.
Toegang tot onderwijs Bij beide bezoeken werd heel veel vergeleken. Voor senioren ouder dan 65 jaar zijn de leefomstandigheden in Nederland beter, concluderen Marja en Albert, maar ben je jonger, dan kun je beter in Groot-Brittannië wonen. Zo krijg je in Groot-Brittannië voor elke studie die je wilt volgen, een tolk toegewezen, ongeacht het aantal studies. Marja: “We hebben in Groot-Brittannië dan ook veel hoogopgeleide doven ontmoet. Ik vind de toegang tot onderwijs erg belangrijk.” Vrijwilligers worden in Groot-Brittannië bovendien beter
opgeleid en betaald. Marja geeft een voorbeeld. “We bezochten een huis voor doven met psychische problemen. Er werkten daar vooral vrijwilligers. Dat kan doordat zij een stimuleringsloon ontvangen. In Nederland zijn weinig tegemoetkomingen. Vrijwilligers reizen vaak lang en krijgen daar enkel een reiskostenvergoeding voor terug. Als de regering met een vergoeding zou komen, zou dat enorm stimulerend werken.” In Groot-Brittannië kunnen doven bovendien vrij reizen in de eigen regio. Yvonne: “Dat leidde overigens tot een discussie tussen de Britten en de Nederlanders. Hoe wil je als dove worden gezien? Als een gehandicapte of juist niet?” Hoe de situatie buiten de metropool Londen is, weet het echtpaar Bouma niet. Op het Britse platteland leven doven veel geïsoleerder, hoorden ze wel.
BBC-documentaire Het project was eenmalig maar heeft veel opgeleverd en aanleiding gegeven voor nieuwe initiatieven. Zo werkt een dove Britse filmmaker in opdracht van de BBC aan een documentaire waarin ook De Gelderhorst wordt belicht. Het bestuur van de instelling, Marja en Albert Bouma en anderen zijn voor de documentaire geïnterviewd. De Britse associatie voor doven, Royal Association of Deaf People (RAD), was ook zeer enthousiast over de uitwisseling met de Nederlanders. De RAD wil graag dat er in Londen een centrale instelling als De Gelderhorst komt en houdt contact met de Nederlanders. Op hun beurt gaan drie medewerkers van De Gelderhorst in het najaar naar Groot-Brittannië. Yvonne: “Daar wordt veel onderzoek gedaan naar demente doven. We gaan kijken hoe zij die zorg regelen. Onze bestuursvoorzitter gaat mee voor
“
Je kunt elkaar wel vertellen hoe bepaalde zaken zijn geregeld, maar als je het zelf ziet en meemaakt, is dat heel anders. Dat heeft echt meerwaarde.
”
presentaties over De Gelderhorst.” En Albert en Marja? Zij geven nu presentaties, waarin ze discussiëren over de verschillen tussen Nederland en Groot-Brittannië. Yvonne Los, concludeert: “Je moet wel iets doen om de subsidie te krijgen, maar als je ziet wat het oplevert! De samenwerking met de RAD was súper. We zaten echt op één lijn. Je loopt tegen dezelfde problemen aan. Het was een heel leuk project. Je kijkt op een heel andere manier, niet vanuit het management maar vanuit de vrijwilligers. Je kunt elkaar wel vertellen hoe bepaalde zaken zijn geregeld, maar als je het zelf ziet en meemaakt, is dat heel anders. Dat heeft echt meerwaarde.”
Het Leven Lang Leren- programma loont 2007–2013
Uitkomst impactstudie op deelnemers en instellingen
Context Wat is de impact van het Leven Lang Lerenprogramma? Het Nationaal Agentschap ging op zoek naar het antwoord en polste onderwijsgevenden, onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen. Het onderzoek bestond uit drie hoofdvragen. de drie hoofdvragen
1 In welke mate heeft het Leven Lang Lerenprogramma bijgedragen aan het ontwikkelen en/of versterken van de professionaliteit van docenten? 2 In hoeverre heeft het Leven Lang Lerenprogramma een rol gespeeld bij het verwerven van sleutelcompetenties? 3 In welke mate heeft het Leven Lang Lerenprogramma bijgedragen aan de innovatie van het onderwijs (beleid, curricula, organisatie)?
Het tweeledige onderzoek bestond uit een online enquête van 26 vragen en een bijeenkomst van een focusgroep. Bijna 3.000 mensen vulden de online vragenlijst in, deelnemers aan de programma-onderdelen Comenius, Leonardo da Vinci, Erasmus en Grundtvig. Het Nationaal Agentschap vroeg hen naar leerervaringen en opgedane vaardigheden. In samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap organiseerde het Nationaal Agentschap ook een focusgroepbijeenkomst. Leerlingen, studenten, docenten en coördinatoren uit alle onderwijssectoren bespraken hun ervaringen met het Leven Lang Leren-programma aan de hand van stellingen.
94
LEVEN LANG LEREN
Nieuwe methoden van leren en/of lesgeven 57
321
0
0
239
Uitkomsten
Kennis op mijn vakgebied
Onderwijs gevenden: impact op profess ionele ontw ikkeling
63
351
0
0
203
Interdisciplinaire kennis / inzicht
onderzoeksvraag 1 In welke mate heeft
77
369
171
0
het Leven Lang Leren-programma bijgedragen aan het ontwikkelen en/of versterken van de professionaliteit van docenten? Antwoord Docenten noemen de deelname aan het Leven Lang Leren-programma zeer waardevol, zowel in persoonlijk als professioneel opzicht. Het programma heeft hen in aanraking gebracht met andere onderwijssystemen en lesmethoden, heeft hun kennis op het eigen vakgebied vermeerderd en hun motivatie vergroot. Hoewel zij hun ervaringen graag willen overdragen op collega’s, blijkt het in de praktijk moeilijk hen te overtuigen óók deel te nemen aan een internationaliseringsprogramma. Zij menen dat een internationaal project of uitwisseling zich moeilijk laat inpassen in het les- of collegerooster of vinden dat docenten of leidinggevenden de meerwaarde van internationalisering niet inzien.
Inzicht in de relatie tussen theorie en praktijk 56
299
261
0
1
Motivatie om professionele vaardigheden te ontwikkelen 127
Totaal aantal mensen, n = 617
Sterk toegenomen
400
Toegenomen
90
0
0
Verminderd
Sterk verminderd
0
96
LEVEN LANG LEREN
“
D eelname aan het project is een absolute aanrader: samenwerken en meekijken in de dagelijkse praktijk van een vakgenoot is een erg nuttige en leuke ervaring. – deelnemer leonardo da vinci
vraag 21: Welke impact heeft uw deel-
name op uw professionele ontwikkeling gehad op het gebied van (…)? Comenius De overgrote meerderheid van de onderwijsgevenden is van mening dat het programma heeft bijgedragen aan hun professionele ontwikkeling. Zo geven de deelnemers aan dat hun professionele ontwikkeling (sterk) is toegenomen. Veel minder groeide (niettemin een kleine meerderheid) de kennis op het eigen vakgebied. Interessant is dat de ondervraagden aangeven dat het Leven Lang Leren-programma hen stimuleert professionele vaardigheden verder te ontwikkelen. Bij Comenius antwoorden de meesten dat deelname die wens (sterk) heeft doen toenemen. Blijkbaar krijgt men een hernieuwd enthousiasme om zich professioneel te ontwikkelen. Verder scoort de toename van ‘interdisciplinaire kennis/inzicht’ erg hoog. Doordat veel leraren hun eigen leerervaringen overdragen binnen de instelling, heeft de deelname aan Comenius mogelijk impact op méér mensen.
“
Internationalisering binnen het Leven Lang Leren-programma is een verrijking van mijn persoonlijke leven en mijn onderwijscarrière geweest! Het geeft mij de kans om ‘mooi en boeiend onderwijs’ te maken voor mijn leerlingen en collegae! – deelnemer comenius
“
– deelnemer grundtvig
”
”
Leonardo da Vinci Docenten die deelnamen aan het Leonardo da Vinci-programma antwoorden vrijwel allemaal dat het programma heeft bijgedragen aan hun professionele ontwikkeling. Bijna iedereen onderschrijft de relevantie voor het werk. Een bescheiden meerderheid vindt deelname belangrijk in het kader van het carrièreperspectief: het onderdeel ‘de motivatie om professionele vaardigheden verder te ontwikkelen’ scoort het hoogst. Alle overige aspecten scoren boven de 50%. Gemiddeld genomen ligt de score wat lager dan bij de andere deelprogramma’s. Een ruime meerderheid heeft het geleerde binnen de eigen organisatie aan anderen kunnen overdragen, zodat het programma waarschijnlijk ook een zekere impact heeft gehad op docenten die niet deelnamen aan het Leonardo da Vinciprogramma. Het minst scoort ‘inzicht in de relatie tussen theorie en praktijk’. Bijna de helft van de docenten antwoordt dat deelname dit niet heeft veranderd.
verder te ontwikkelen versterkt, evenals interdisciplinaire kennis en inzicht. Een buitenlandervaring is ook vaak een eyeopener; docenten komen in aanraking met hen onbekende manieren van werken. Ze krijgen bovendien een spiegel voorgehouden: wat in Nederland ‘duidelijk en direct communiceren’ wordt genoemd, wordt in andere landen nogal eens als botheid ervaren. Doordat docenten hun ervaringen overdragen op collega’s binnen hun instelling, is deelname aan Erasmus ook van invloed op de thuisblijvers, die profiteren van de nieuwe kennis en vaardigheden van hun collega. Mogelijk stimuleert het hen om ook zelf aan een internationaal project deel te nemen. Een kleine meerderheid van de onderwijsgevenden geeft aan dat het ‘inzicht in de relatie tussen theorie en praktijk’ onveranderd is gebleven.
Erasmus De overgrote meerderheid van de onderwijsgevenden is van mening dat het programma veel heeft bijgedragen aan hun professionele ontwikkeling en carrièreperspectief. Op bijna alle bevraagde aspecten is volgens de docenten sprake van een (sterke) toename. Bij een ruime meerderheid van de onderwijsgevenden heeft de buitenlandervaring de motivatie om professionele vaardigheden
97
M ijn deelname heeft vooral heel veel dingen voor mij bij elkaar gebracht, waardoor ik alsmaar effectiever functioneer; het is echt een springplank geweest.
Grundtvig Het Grundtvig-programma heeft een belangrijke rol gespeeld bij het professionaliseren van docenten, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van didactische vaardigheden. Bijna alle docenten die deelnamen aan Grundtvig zijn van mening dat het programma heeft bijgedragen aan hun professionele ontwikkeling. Vrijwel iedereen vindt deelname relevant voor werk of professie; een kleine 80% geeft daarnaast aan dat de deelname ook (zeer) waardevol is geweest voor hun carrièreperspectief. Docenten werd gevraagd om de impact te beoordelen op een aantal profes-
sionele gebieden. Het onderdeel ‘motivatie om mijn professionele vaardigheden verder te ontwikkelen’ scoort het hoogst. De categorie ‘kennis op het vakgebied’ scoort eveneens hoog. De deelname aan Grundtvig beïnvloedde ook de andere gebieden overwegend positief. Het laagst scoort ‘inzicht in de relatie tussen theorie en praktijk’; niettemin stelt een ruime meerderheid van de docenten dat dit (sterk) is toegenomen. Een positief effect is dat een grote meerderheid aangeeft het geleerde ook binnen de instelling aan anderen te hebben kunnen overdragen. Verondersteld mag worden dat hierdoor de professionaliteit van docenten die niet deelnamen aan Grundtvig, toch is versterkt.
“
Zolang zoveel ervaring opdoen in een ander land iets is wat je in je eigen land niet kan, is het waardevol voor de rest van je leven en loopbaan. Ik heb zoveel geleerd tijdens mijn Erasmus-reis; het heeft een sterk vormend effect gehad op mijn competenties als docent. – deelnemer erasmus
99 Communicatie moedertaal 40
153
1.426
2
59
123
847
707
Onderwijsdeelnemers: impact op vaardigheden
Communicatie in vreemde talen
Cultureel bewustzijn 3
0
734
1
111
834
0
onderzoeksvraag 2 In hoeverre heeft het
Wiskundige vaardigheden
Initiatief en ondernemerschap 448
887
342
3
27
0
Burgerschapsvaardigheden 260
896
522
2
1.423
ICT-vaardigheden 68
0
Sociale vaardigheden 525
Totaal aantal mensen, n = 1.680
218
998
153
4
0
443
1.162
6
1
Leven Lang Leren-programma een rol gespeeld bij het verwerven van sleutelcompetenties?
11 1
Algemeen Deelname aan een programma vergroot de sleutelcompetenties: veel vragen over de verwerving van professionele en persoonlijke competenties hebben hoge scores. Leerlingen en studenten geven aan gemotiveerder te zijn, zich in sociaal-cultureel opzicht sterk te hebben ontwikkeld en meer initiatief en ondernemerschap te tonen. Specifieke vaardigheden zoals wiskunde en ict scoren vrij laag.
100
LEVEN LANG LEREN
“
H et was in één woord fantastisch, zowel op het gebied van mijn Engelse taalvaardigheid als op cultureel gebied. Het was ook waardevol om dit met collega’s te ondernemen. – docent leonardo da vinci
vraag 17 Kunt u de impact aangeven
van uw deelname aan het programma op de volgende vaardigheden? Comenius Een van de activiteiten binnen Comenius is de leerlingenuitwisseling tussen twee scholen (partnerschap). De respondenten is gevraagd aan te geven of het Comenius-programma bepaalde vaardigheden/competenties van leerlingen heeft verbeterd. Een van de competenties die (sterk) is verbeterd, is het ‘communiceren in een moderne vreemde taal’. Ook hebben de leerlingen meer zelfvertrouwen gekregen en zijn hun sociale vaardigheden toegenomen. Verder nemen de leerlingen meer initiatief en zijn ze zich meer bewust geworden van culturele verschillen. Internationale ervaring laat leerlingen persoonlijk sterk groeien,
“
Leerlingen die nooit eerder voor studie in het buitenland zijn geweest, zijn veel en veel meer open minded geworden en zijn zich bewust geworden dat Europese deelname meer toevoegt en andere vaardigheden vraagt dan wanneer je in je eigen omgeving blijft. Leerlingen worden zich bewust dat het goed is om alles wat je leert in een breder perspectief te zetten. – deelnemer comenius
”
maakt dit onderzoek duidelijk. Hun zelfkennis is toegenomen waardoor zij betere keuzes maken in hun studie en loopbaan. In tegenstelling tot Erasmus, Leonardo da Vinci en Grundtvig, zijn de ict-vaardigheden van de meeste leerlingen die deelnamen aan Comenius wél (sterk) verbeterd. Wiskundige vaardigheden en Nederlandse taalvaardigheid zijn echter nauwelijks veranderd. Deelname aan Comenius heeft ook invloed gehad op de vaardigheden/competenties van docenten. Hun cultureel bewustzijn en communicatie in een vreemde taal verbeterden (sterk). Wiskundige vaardigheden en Nederlandse taalvaardigheid bleven daarentegen onveranderd.
Leonardo da Vinci Bijna 90% van de respondenten meldt dat leerlingen veel beter communiceren in vreemde talen. Een vrijwel even groot percentage stelt dat het cultureel bewustzijn (sterk) is verbeterd en een ruime meerderheid vindt dat ook de sociale vaardigheden en de ontwikkeling van initiatief en ondernemerschap vooruit zijn gegaan. Minder impact heeft de deelname gehad op ict- en wiskundige vaardigheden en op communicatie in de eigen taal. De impact op de vaardigheden van docenten is over de hele linie minder groot. De communicatie in vreemde talen, in de moedertaal en het cultureel bewustzijn tonen verbeteringen, vergelijkbaar met die van leerlingen. In andere categorieën liggen de scores 15 tot 30% lager.
“
101
J a, het was waardevol. Overbruggen van culturele verschillen en soms ook constateren dat misverstanden niet ontstaan door culturele verschillen maar door onvoldoende kennis van zaken. – deelnemer grundtvig
”
Erasmus Veel belangrijke competenties van Erasmusstudenten verbeterden (sterk) na deelname aan het programma. Het sterkst verbeterden de communicatie in een vreemde taal en het cultureel bewustzijn. Ook sociale vaardigheden scoren hoog. De ondervraagden zijn beter gemotiveerd om hun professionele vaardigheden verder te ontwikkelen en willen meer kennis op het eigen vakgebied verwerven. Deelname aan een Erasmus-programma heeft echter weinig invloed op de communicatie in de moedertaal en wiskundige vaardigheden; die competenties zijn vrijwel onveranderd gebleven. Docenten hebben vooral de competenties ‘communicatie in vreemde talen’ en ‘cultureel bewustzijn’ sterk ontwikkeld. Het programma heeft ook positieve invloed op de sociale vaardigheden en de ontwikkeling van initiatief en ondernemerschap.
Grundtvig Het programma Grundtvig blijkt het cultureel bewustzijn van de deelnemers sterk verbeterd te hebben. Een grote meerderheid geeft aan dat ook de communicatie in de vreemde talen en de sociale vaardigheden (sterk) verbeterd zijn. Een iets kleiner percentage vindt dat het programma een positieve uitwerking heeft gehad op de ontwikkeling van initiatief en ondernemerschap. Een kleine meerderheid noemt een toename van hun burgerschapsvaardigheden. Bij een derde van de respondenten zijn de ict-vaardigheden verbeterd. Deelname aan Grundtvig heeft nauwelijks impact gehad op wiskundige vaardigheden en communicatie in de moedertaal.
“
“
I k ben in 2011 stage gaan lopen in Barcelona, dat heeft mij zo goed geholpen met mijn persoonlijke ontwikkeling, kennis, taal, werk, cultuur, sociale vaardigheden, en ga zo maar door. – mbo-leerling leonardo da vinci
H ad het voor geen goud willen missen en het is daadwerkelijk van onschatbare waarde geweest voor mijn ontwikkeling op alle gebieden. – deelnemer erasmus
”
102
LEVEN LANG LEREN
Instellingen: impact op curriculum 43,6%
Instell ingen: impact op curric ulum
Ontwikkeling nieuwe curricula
40,1%
Introductie nieuwe methoden
56,4%
Internationalisering inhoud
36,5%
32,9%
Engelstalige programma's
Internationalisering lesgeven
onderzoeksvraag 3 In welke mate heeft
het Leven Lang Leren-programma bijgedragen aan de innovatie van het onderwijs (beleid, curricula, organisatie)? Algemeen Deelname aan een Europees onderwijs programma heeft niet alleen positief effect op lerenden en onderwijsgevenden, ook de onderwijsinstellingen hebben er profijt van. Doordat de deelnemers hun ervaringen graag delen binnen de instelling, profiteert ook de omgeving van de opbrengst. Docenten hebben nieuwe kennis opgedaan en zijn gemotiveerder; studenten en leerlingen hebben hun competenties (versneld) verder kunnen ontwikkelen. Verder blijkt ook de innovatie in het onderwijs baat te hebben bij internationalisering. Instellingen verwerken nieuwe kennis, opgedaan in samenwerkingsverbanden met buitenlandse collega-instellingen, in het curriculum en de lesmethoden. Daarnaast zijn er meer Engelstalige programma’s, in álle sectoren. Ten slotte geven instellingen de internationale aspecten van het curriculum meer aandacht.
Instellingen: modernisering curriculum 41,3%
34,3%
24,4%
Ja
Nee
Weet niet
104
LEVEN LANG LEREN
vraag 11 Heeft naar aanleiding van uw
deelname aan het programma binnen uw instelling/organisatie modernisering van het curriculum plaatsgevonden? vraag 12 Welke van de volgende ver-
anderingen in het curriculum hebben plaatsgevonden? Comenius De meeste respondenten geven aan dat de ontwikkeling van een internationaliseringsbeleid en/of -activiteiten het belangrijkste doel is dat de instelling nastreeft. Dáárom doen ze mee aan een Comenius-programma. Dit is ook het doel dat het meest wordt gerealiseerd. Een ander veelgenoemd én gerealiseerd doel is het oprichten of versterken van een internationaal netwerk. Op de vraag welke veranderingen hebben plaatsgevonden binnen de instelling, antwoordt een ruime meerderheid dat dit in de eerste plaats heeft geleid tot een toename van participatie in netwerken en projecten. Daarna volgt, op enige afstand, de toename van individuele mobiliteit. Het laagst scoort de introductie van nieuwe internationale managementstrategieën, -ideeën en -praktijken. Een ruime meerderheid geeft aan dat de deelname heeft geleid tot modernisering van het curriculum. De veranderingen hebben vooral betrekking op de internationalisering van de inhoud van het curriculum, de ontwikkeling van programma’s in de Engelse taal, het wijzigen van of de ontwikkeling van nieuwe curricula en de introductie van nieuwe onderwijsmethoden. De verandering die relatief het laagst scoort, is de internationalisering van lesgeven en leren.
“
Met het LLP heb ik met mijn collega’s en studenten een kapstok ontwikkeld om leerlingen multidisciplinair en internationaal te onderwijzen, intrinsiek te motiveren, te determineren en uit te dagen voor alle facetten van techniek en bèta in het bijzonder door middel van simulaties. – deelnemer comenius
”
Een kleine meerderheid van de respondenten geeft aan nieuwe elementen van training dan wel nieuwe leer- en lesmethoden te kunnen implementeren, na terugkomst binnen hun eigen vakgebied.
Leonardo da Vinci Onderwijsinstellingen noemen de volgende doelen het meest: ‘de ontwikkeling van internationaliseringsbeleid en/of activiteiten’, ‘het bevorderen van de ontwikkeling van professionele vaardigheden van deelnemers’ en ‘het oprichten of versterken van een internationaal netwerk’. De doelen ‘verbreding van het onderwijsaanbod’ en ‘implementatie van onderwijs innovaties’ scoren rond de 20%. De realisatiescores liggen aanzienlijk hoger, namelijk rond de 40%; voor veel onderwijsinstellingen heeft deelname aan Leonardo da Vinci bijgedragen aan de innovatie van het onderwijs, hoewel ze dit niet in de eerste plaats nastreefden. De meeste respondenten geven aan dat zij ‘het bevorderen van de ontwikkeling van professionele vaardigheden van deelnemers’ het belangrijkst te realiseren doel vinden. Van de respondenten zegt 36% dat modernisering van het curriculum heeft plaatsgevonden na deelname, 34% meent dat dit niet het geval is. De veranderingen die plaatsvonden hebben vooral betrekking op de internationalisering van de inhoud van het curriculum en in mindere mate op het wijzigen of ontwikkelen van nieuwe curricula en introductie van nieuwe onderwijsmethoden.
“
E en bezoek brengen aan een Europese partner werkt zeer inspirerend. De gesprekken met collega’s, het doceren aan studenten, het rondkijken in de gebouwen; alles levert ideeën op en/of zorgt ervoor dat je de eigen aanpak in Nederland weer eens tegen het licht houdt.
105
– deelnemer erasmus
”
Erasmus Een ruime meerderheid van de ondervraagden meldt deel te hebben genomen aan het Leven Lang Leren-programma met als doel een internationaal netwerk op te richten of te versterken. Bijna 90% stelt dat de deelname daadwerkelijk hieraan heeft bijgedragen. De ontwikkeling van een ‘internationaliseringsbeleid en/of activiteiten’ is een ander doel, aldus de ondervraagde instellingen. Driekwart antwoordt dat deelname heeft bijgedragen aan de verwezenlijking ervan. Ongeveer 20% van de respondenten heeft als doel de ‘implementatie van onderwijsinnovaties’. Van de respondenten geeft 37% achteraf aan dat deelname aan het programma hier wel een bijdrage aan heeft geleverd. Hoewel de implementatie van onderwijsinnovaties voor de meeste instellingen geen doel was (20%), is het voor een behoorlijk deel van de instellingen (37%) wel een resultaat van het deelnemen aan het Erasmus-programma.
“
Internationalisering is niet meer weg te denken uit het mbo. Meer internationale gerichtheid bij het personeel versterkt de hele organisatie en brengt de buitenwereld binnen: pure noodzaak. – deelnemer leonardo da vinci
In zowel de online enquête als in de focusgroep is gevraagd aan te geven wat de deelname concreet heeft veranderd binnen de instelling. Volgens een ruime meerderheid heeft de deelname vooral geleid tot meer participatie in internationale netwerken en projecten. Daarna volgt ‘bevordering van de (internationale) zichtbaarheid en aantrekkelijkheid van de instelling’. Het laagste scoort ’modernisering van de onderwijsinfrastructuur’. Ongeveer 40% van de respondenten antwoordt dat deelname heeft geleid tot modernisering van het curriculum. Die modernisering vertaalt zich in de eerste plaats in ‘internationalisering van de inhoud van het curriculum’ en in de tweede plaats in ‘internationalisering van lesgeven en leren’. De introductie van nieuwe onderwijsmethoden scoort het laagst. Tevens is de respondenten gevraagd of zij na terugkomst binnen hun eigen vakgebied nieuwe elementen van training dan wel nieuwe leeren lesmethoden hebben geïmplementeerd. Iets minder dan de helft heeft dat gedaan.
106
107
LEVEN LANG LEREN
Grundtvig De meeste respondenten antwoorden dat hun organisaties door deel te nemen aan Grundtvig de samenwerking en uitwisseling (van ideeën en werkwijzen) met andere organisaties wilden versterken. Doelen die iets minder vaak genoemd worden, zijn het oprichten of versterken van een internationaal netwerk en het bevorderen van de ontwikkeling van professionele vaardigheden van deelnemers. Deze top drie is dezelfde als die van de gerealiseerde doelen, in een iets andere volgorde (nummers 1 en 2 wisselen van plek) met alle drie scores van meer dan 80%.
geen belangrijk doel, aangezien maar een vijfde van de respondenten dit noemt. Opvallend is dat 45% van hen dit aspect wel noemt bij de gerealiseerde doelen. Hoewel de onderwijsinstellingen de directe bijdrage aan het onderwijs niet als belangrijk doel beschouwen, draagt Grundtvig wel bij aan onderwijsinnovatie. Opvallend is dat de realisatiescores een stuk hoger liggen dan de scores op beoogde doelen. Zo noemt 23% van de respondenten ‘samenwerking tussen de domeinen van onderwijs, opleiding en werk aanmoedigen’ als nagestreefd doel, en 42% noemt dit als gerealiseerd doel (de laagste score overigens). Ongeveer 40% van de respondenten meldt dat Een ander doel is de implementatie van onder- deelname aan Grundtvig heeft geleid tot een innovatie van het curriculum. Veel genoemd is wijsinnovaties. Van de respondenten noemt 35% dit een doel. Bijna de helft van de respon- de introductie van nieuwe onderwijsmethoden, gevolgd door ‘wijzigingen of ontwikkeling van denten geeft aan dit doel te hebben gerealiseerd. Verbreding van het onderwijsaanbod lijkt nieuwe curricula’.
“
W ij hebben samen met de partners een website gebouwd. Wij denken dat samen aan een product werken zeer zinvol was. Niet alleen voor ons, maar voor elke bezoeker van deze website (waar ook ter wereld). Zo kan iedereen delen in de door ons opgebouwde kennis. – deelnemer grundtvig
Conclusie: deelname aan een Europees onderwijsprogramma is een zeer waardevolle ervaring
Deze studie heeft de impact van het Leven Lang Leren-programma op onderwijsgevenden, deelnemers en instellingen onderzocht. Uit de resultaten van de enquête en de gesprekken met de focusgroep blijkt dat deelname aan Comenius, Leonardo da Vinci, Erasmus en Grundtvig voor de meeste mensen een zeer waardevolle ervaring is geweest, waar ze tijdens het vervolg van hun studie, loopbaan en leven veel aan hebben. In alle onderwijssectoren heeft het programma bijgedragen aan de professionaliteit (en het enthousiasme) van docenten, de ontwikkeling van belangrijke competenties van leerlingen en studenten en innovaties in het onderwijs. Aandachtspunten zijn het vergroten van de bekendheid van de programma’s binnen de onderwijssectoren (vooral binnen de sector volwasseneneducatie) en het creëren van randvoorwaarden binnen onderwijsinstellingen om met name leraren in staat te stellen deel te nemen aan het programma. Hoewel veel deelnemers hun ervaringen proberen over te dragen op de onderwijsinstelling, zouden onderwijsinstellingen nog meer kunnen profiteren van deze individuele opbrengsten – en hiermee ook de impact van het Leven Lang Lerenprogramma vergroten.
108
LEVEN LANG LEREN
“
U nieke ervaring, zowel kennisv ergroting met betrekking tot vakgebied als sociale vaardigheden, tolerantie, interc ulturele c ommun icatie: verrijking in elke zin van het woord! – deelnemer erasmus
” “
Het was een ervaring die ik niet had willen missen! Het heeft mijn ontwikk eling enorm gesteund. – deelnemer leonardo da vinci
”
“ ”
D it was de beste nascholing die ik ooit heb gevolgd! – deelnemer erasmus
“
H et is van bijzonder belang voor leerlingen en begeleiders om op een andere manier te kunnen leren en levenslange contacten op te bouwen als Europeaan binnen Europa. – deelnemer comenius
109 Financieel overzicht 2007–2012 (bedragen in €)
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Vastgesteld
Vastgesteld
Vastgesteld
Toegekend
Toegekend
Toegekend
555.398
527.685
581.129
692.921
714.521
1.141.722
99.867
64.719
78.881
35.020
32.299
75.134
2.082.657
2.330.727
2.815.638
2.483.500
3.208.000
2.862.000
472.000
511.500
483.153
561.000
365.000
408.000
96.753
114.770
150.559
131.507
147.776
124.344
154.849
151.119
151.550
192.958
Comenius Nascholing Assistentschappen Multilaterale s choolpartnerschappen Bilaterale schoolpartnerschappen Voorbereidende bezoeken Regiopartnerschappen
3.306.674
3.549.401
4.264.209
4.055.067
4.619.146
4.804.158
Leonardo da Vinci Stages voor leerlingen
3.692.965
3.839.885
4.886.983
4.533.863
4.983.598
6.581.099
Stages voor personen op de arbeidsmarkt
245.581
392.855
395.500
509.629
620.675
728.676
Stages voor professionals
809.027
824.789
1.246.100
1.256.465
1.391.333
1.409.647
0
613.708
586.166
869.000
888.000
1.031.000
2.509.946
2.979.143
1.986.526
2.176.691
3.241.896
3.542.790
32.764
34.827
37.509
15.098
47.160
33.711
7.290.282
8.685.207
9.138.784
9.360.746
11.172.662
13.326.923
9.088.264
9.618.811
10.469.643
11.173.644
12.452.830
13.318.037
Intensieve programma’s
544.247
610.153
992.341
1.196.062
1.382.707
1.794.161
Intensieve taalcursussen
98.730
88.244
115.430
114.070
127.490
134.610
0
3.468
13.537
0
0
0
9.731.241
10.320.676
11.590.951
12.483.776
13.963.027
15.246.808
Nascholing voor personeel
32.414
72.985
103.184
115.690
107.973
141.286
Lerende partnerschappen
544.833
327.834
541.625
666.000
641.000
1.073.000
9.899
23.060
28.172
14.245
32.566
26.054
Assistentschappen
0
0
0
9.636
8.686
4.294
Bezoeken en uitwisselingen
0
0
86.682
72.948
40.746
42.882
Workshops
0
0
242.400
220.094
281.790
308.505
Senior Vrijwilligersprojecten
0
0
0
85.142
71.376
22.236
587.146
423.879
1.002.063
1.183.755
1.184.137
1.618.257
83.148
60.294
47.734
92.485
61.700
36.930
83.148
60.294
47.734
92.485
61.700
36.930
Partnerschappen Overdracht van innovatie Voorbereidende bezoeken
Erasmus Mobiliteit hogeronderwijs instellingen
Voorbereidende bezoeken
Grundtvig
Voorbereidende bezoeken
Study Visits
Totaal beschikbaar budget (voorlopige) realisatie (voorlopige) onderbesteding
22.942.122 24.483.654 27.251.979 28.032.000 30.853.000 34.810.000 20.998.491
23.039.457
26.043.741
27.175.829
31.000.672
35.033.076
1.943.631
1.444.197
1.208.238
856.171
-147.672
-223.076
TOELICHTING: De bedragen gelden per 31/12/2012. Voor de calls tot en met 2009 worden de ‘final grant amounts’ genoemd, aangezien deze contracten zijn afgesloten. Voor de latere jaren worden de ‘signed grant agreements’ genoemd, aangezien deze contracten nog lopen.
110
111
LEVEN LANG LEREN
Meest gebruikte termen Nederlandse term
Engels equivalent en afkorting
Comenius Voorbereidende bezoeken
Preparatory visits (PV)
Assistentschappen
Assistantships (AST)
Mobiliteit van individuele leerlingen
Individual Pupil Mobility (IPM)
Nascholing van onderwijsgevenden en ander personeel in het schoolonderwijs
In service training for teachers and other educational staff (IST)
Multilaterale schoolpartnerschappen
Multilateral school partnerships (MSP)
Bilaterale schoolpartnerschappen
Bilateral school partnerships (BSP)
Regiopartnerschappen
Regio partnerships (CR)
eTwinning
eTwinning
Studiebezoeken
Study Visits (SV)
Leonardo da Vinci Voorbereidende bezoeken
Preparatory Visits (PV)
Stages voor leerlingen
Initial Vocational Training (IVT)
Stages voor personen op de arbeidsmarkt
People on the Labour Market (PLM)
Stages voor professionals
VET Professionals (VETPRo)
Partnerschappen
Partnerships (PS)
Overdracht van innovatie
Transfer of Innovation (TOI)
Erasmus Studentenmobiliteit – studie
Student mobility for studies (SMS)
Studentenmobiliteit – stage
Student mobility for placements (SMP)
Onderwijsopdrachten
Staff mobility – teaching assignments (STA)
Staftraining
Staff mobility – training for staff (STT)
Intensieve taalcursussen
Intensive Language Courses (EILC)
Intensieve programma’s
Intensive Programmes (IP)
Grundtvig Voorbereidende bezoeken
Preparatory visits (PV)
Bezoeken en uitwisselingen voor personeel in de volwassseneneducatie
Visits and exchanges for adult education staff (VIS)
Assistentschappen
Assistantships (AST)
Nascholing voor personeel in de volwasseneneducatie
In Service training for adult education staff (IST)
Workshops
Workshops (WS)
Lerende partnerschappen
Learning partnerships (LP)
Senior vrijwilligersprojecten
Senior volunteering projects (SVP)
Studiebezoeken
Study Visits (SV)
Colofon Redactie: Nationaal Agentschap Leven Lang Leren Interviews, hoofdredactie: Scripteq Communicatie (www.scripteq.nl) Fotografie: Henriëtte Guest, Den Haag (www.henrietteguest.nl) Lithografie: Dick de Jager Concept en ontwerp: Sabrina Luthjens BNO, Christina Schürmann (www.makingwaves.nl) Drukwerk en afwerking: Drukkerij Verloop Binderij Patist ‘Leven Lang Leren in Europa 2007–2013’ is een publicatie van het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren. Deze publicatie werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie ligt uitsluitend bij het Nationaal Agentschap; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat. Hoewel de informatie in deze uitgave met de grootste zorg is samengesteld, kan het Nationaal Agentschap niet instaan voor het feit dat de gegevens juist en/of volledig zijn. De informatie kan tussentijds gewijzigd zijn of aangepast. Het Nationaal Agentschap aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid. U wordt daarom geadviseerd om in voorkomende gevallen de juistheid van de informatie zelf te verifiëren. Het auteursrecht op deze uitgave berust bij het Nationaal Agentschap. Alle teksten en infographics uit deze uitgave zijn vrij te gebruiken, met bronvermelding. Voor gebruik van het beeldmateriaal uit deze uitgave verzoeken wij u vooraf toestemming te vragen aan het Nationaal Agentschap.