LEUVEN KLIMAATNEUTRAAL 2030 KLIMAATACTIEPLAN JAAR 2014 Organisatie: stad Leuven Vertegenwoordigd door dhr. Mohamed Ridouani Hoedanigheid: schepen van personeelszaken, onderwijs, economie, leefmilieu en vastgoed Datum: 27 oktober 2014
Met voorliggend document, wordt het doorgedreven engagement aangetoond van de stad Leuven in haar actieve bijdrage tot de duurzame ambitie van Leuven om tegen 2030 een klimaatneutrale stad te zijn. Met voorliggend document wordt eveneens aangegeven dat de stad Leuven zich ertoe verbindt haar impact op de CO2-uitstoot stelselmatig, jaar na jaar, te verkleinen.
0. VOORAFGAANDELIJK a. Wat vooraf ging aan de opmaak van dit klimaatactieplan De stad Leuven ondertekende in 2011 het Burgemeestersconvenant, waarmee zij zich verbond tot de 20-20-20-doelstellingen voor de reductie van broeikasgassen. Hiertoe diende de stad Leuven in het voorjaar van 2013 haar ‘Sustainable Energy Action Plan’ of SEAP in, bij de Europese commissie.
1
De stad formuleerde echter meer verregaande ambities om te evolueren naar een klimaatneutrale stad tegen 2030. Ze zette hiertoe begin 2012 een uitgebreide samenwerking op met KU Leuven en een aantal Leuvense partners uit de bedrijfswereld en het middenveld. Dit leidde begin 2013 tot een wetenschappelijk rapport “De transitie naar Leuven Klimaatneutraal 2030 – wetenschappelijk eindrapport" (Vandevyvere H. et al., februari 2013). Dit rapport bevatte scenario’s met mogelijke combinaties van maatregelen die tegen 2030 of 2050 tot klimaatneutraliteit moeten leiden. Het rapport moet echter nog doorvertaald worden in uitvoeringsgerichte actieplannen, die tot concrete acties en veranderingen op het terrein kunnen leiden. Dergelijke acties zullen noodzakelijkerwijze moeten worden genomen door tal van Leuvense en andere actoren. Het nieuwe stadsbestuur vertaalde de ambitie om klimaatneutraal te zijn tegen 2030 ook door in haar bestuursnota voor de bestuursperiode 2013-2018. Binnen deze doelstelling, stipuleert de bestuursnota: “We zullen een globaal actieplan (met maatregelen op vlak van o.a. gebouwen, mobiliteit, energie en consumptie) uitwerken, opvolgen en periodiek actualiseren, waarbij alle betrokken actoren een engagement opnemen en waarmee de overgang naar een veerkrachtige en klimaatneutrale stad mogelijk wordt gemaakt. Het actieplan wordt geregeld geëvalueerd en bijgestuurd met betrokkenheid van de inwoners en projectpartners.” Voorliggend “actieplan stad Leuven” vormt het onderdeel van het globale actieplan vanuit het breed partnerschap, waarvoor de stad op korte termijn zelf initiatief zal nemen als trekker of actieve medewerker. Hiernaast zal de stad binnen het partnerschap blijvend ijveren voor de opmaak van actieplannen door zo veel mogelijk partners van Leuven Klimaatneutraal 2030. Dit gebeurt in het kader van de vzw Leuven Klimaatneutraal, waarvan de stad lid is en deelneemt aan het bestuur. De vzw Leuven Klimaatneutraal 2030 regelt het partnerschap rond Leuven Klimaatneutraal. De vzw is ook de motor voor het uitwerken van zo veel mogelijk actieplannen door haar leden, en voor het op sporen zetten van gezamenlijke projecten en acties door verschillende van haar leden. De statuten van de vzw Leuven Klimaatneutraal bepalen bij voorbeeld dat elk kandidaat-lid van de Raad van de Bestuur van de vzw over een klimaatactieplan moeten beschikken voor hun organisatie. De statuten bepalen dat een dergelijk klimaatactieplan moet worden ingediend elke 3 jaar, en dat de uitvoering ervan door de Raad van Bestuur zal worden geëvalueerd.
b. Statuut van dit stedelijk klimaatactieplan Dit actieplan bevat, conform deze statuten van de vzw Leuven Klimaatneutraal 2030, de maatregelen in het kader van Leuven Klimaatneutraal 2030 die de stad Leuven als lokale overheid in de periode 2014-2019 zelf zal opnemen, of waarin ze een belangrijke en actieve rol spelen als medewerkende partner samen met andere actoren. Omdat het klimaatactieplan om de 3 jaar wordt ingediend, bevat het plan minstens de acties die in de eerstvolgende 3 jaren (2014-2016) worden voorbereid of uitgevoerd. Echter, dit plan vormt de basis voor de stedelijke werking rond klimaatneutraliteit voor de volledige periode meerjarenplan 2014–2019. Het is dus opgemaakt voor een periode van 6 jaar, maar zal na 3 jaar worden geëvalueerd bijgestuurd. Een aantal acties zullen uiteraard een uitvoeringstermijn kennen die veel langer is dan een legislatuur. In die zin vormt dit actieplan ook een basis voor het beleid op middellange termijn (2030).
2
Met de goedkeuring van dit plan verbindt de gemeenteraad van de stad Leuven zich ertoe om de doelstellingen van dit plan naar best vermogen waar te maken en uitvoering te geven aan de voorgestelde acties.
c. Geschiedenis van dit document Sept 2013
eerste bespreking van draft versie met leden van het college op de Stuurgroep Ruimtelijke Ordening Dec 2013 bespreking middelen voor Leuven Klimaatneutraal op raadscommissie milieu Feb 2014 bespreking eerste ontwerp van klimaatactieplan met enkele leden van het college van burgemeester en schepenen op Stuurgroep Ruimtelijke Ordening. Het eerste ontwerp van klimaatactieplan bevatte nog geen gekwantificeerde doelstellingen voor de reductie van de ‘eigen’ emissie van de stad als organisatie (eigen gebouwen, wagenpark en openbare verlichting). Maa 2014 bespreking van dit eerste ontwerp van klimaatactieplan op gemeenteraadscommissie milieu Apr – sept onderzoeken naar de kwantificering van de reductie van energieverbruik van de eigen 2014 organisatie Geplande stappen 17 nov 2014 Goedkeuring van het definitief klimaatactieplan 2014 door de gemeenteraad van de stad Leuven Eind nov Indienen van het klimaatactieplan bij de Raad van Bestuur van de vzw Leuven 2014 Klimaatneutraal (onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad 10/’14)
3
1. DOELSTELLINGEN VAN DIT KLIMAATACTIEPLAN a. Engagement Met dit engagement draagt het stadsbestuur van Leuven wezenlijk bij in de reductie van klimaatverstorende broeikasgassen, zoals CO2, door een aangepast beleid/aanbod naar activiteiten, producten, diensten, investeringen, uitrustingen,.. van eigen medewerkers, klanten, leveranciers, .. en/of andere betrokkenen te garanderen. Hieraan worden verbetertrajecten gekoppeld binnen één of meerdere van de gedefinieerde thema’s : energie, gebouwen, mobiliteit, consumptie en natuur&landbouw. De stad Leuven kwantificeerde grotendeels de doelstellingen voor verlaagde CO2-impact van de eigen organisatie, scope 1 en 2. Daar waar de reductiecijfers nog niet zijn gekend, zullen deze maximaal worden gekwantificeerd tegen 2015. Hiernaast zal de stad maximale inspanningen doen om een gereduceerd energieverbruik door andere partners te faciliteren en stimuleren. Dit gebeurt door het sensibiliseren van verschillende doelgroepen (eigen personeel, brede publiek, doelgroepen binnen de stadswerking,…). Dit gebeurt ook door het voeren van specifiek stedelijk beleid (in de sectoren ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur, ondersteunen van bottom-up initiatieven,…). Deze ambitie kan niet worden begroot tot op het niveau van CO2-winsten. De acties in de onderdelen zullen dan ook niet doorvertaald worden in een resultaatsverbintenis. Wel worden de inspanningen opgelijst die de stad hier zal doen in het streven naar een klimaatneutrale stad. Deze inspanningen kunnen worden gemonitored door het driejaarlijks evalueren van de voortgang van de opgesomde acties.
b. Ambitie De concrete ambitie van het stadsbestuur van Leuven voor 2014 en de volgende jaren, bestaat erin om te streven naar een sterke reductie van de eigen CO2-impact; deels door eigen inspanningen op vlak van energieverbruik en verbruik van goederen, deels door het faciliteren van inspanningen door derden. Globaal genomen streeft de stad Leuven ernaar om zo veel mogelijk bijdragen te leveren om te evalueren naar een klimaatneutrale stad in de volgende decennia. Hieronder wordt verstaan, een stad waarvan de CO2-emissies dalen met minstens een factor 10. Voor de daaropvolgende jaren kunnen de ambities als volgt worden omschreven : Korte termijn Eigen uitstoot
4
Tegen 2015 streeft de organisatie er in grote lijnen naar om klaar te zijn met de opmaak van de investeringsplanningen voor energiereductie die heden nog niet zijn gefinaliseerd, en die noodzakelijk zijn om een realistische inschatting van de mogelijke energiereductie te formuleren. - In 2015 zal de investeringsplanning voor de gebouwen van de ‘groep stad Leuven’ voor de periode tot 2019, concreet gedetailleerd zijn. - In 2015 zal een investeringsprogramma beschikbaar zijn, dat dan kan worden doorgerekend in een daling van CO2-uitstoot, voor het ‘lichtere’ voertuigenpark (personenwagens en bestelwagens). - In 2015 wordt verder uitgeklaard hoe de daling van CO2-impact voor het zware voertuigenpark kan worden geraamd. - In 2015 worden de doelstellingen omtrent het terugdringen van het energieverbruik voor openbare verlichting gekwantificeerd. Ondertussen lopen er verschillende, niet apart gekwantificeerde, maatregelen ter reductie van het eigen energieverbruik die ook hieronder besproken worden. De stad blijft bovendien 100% groene stroom aankopen en produceert zelf groene stroom op een aantal belangrijke locaties. Communicatie en beleid De stad Leuven continueert haar beleid op vlak van: - Interne communicatie en sensibilisering omtrent de doelstellingen Leuven Klimaatneutraal 2030 naar eigen personeel; - Externe communicatie en sensibilisering omtrent de doelstellingen Leuven Klimaatneutraal 2030 naar het grote publiek. De stad Leuven ondersteunt de vzw Leuven Klimaatneutraal op vlak van financiën, logistiek en bijdragen in menskracht. De stad Leuven zet concrete projecten op, gericht op het stimuleren en faciliteren van CO2-besparende acties door derden. De veelheid aan projecten en maatregelen worden hieronder besproken. De stad Leuven laat de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal 2030 doorwerken in alle aspecten van haar lokaal beleid, en de daarbij horende beleidsplannen (mobiliteitsplan, ruimtelijk structuurplan, …): zie verdere detaillering. Middellange termijn Eigen uitstoot Tegen 2019 streeft de stad Leuven in grote lijnen naar het volgende.
Het verbruik in gebouwen die in beheer zijn van de ‘groep stad Leuven’ daalt met 30% in de periode 2010-2019, uitgedrukt in kWh/m2 vloeroppervlakte. Ondanks het feit dat de stad enkel groene stroom aankoopt, wordt deze reductie voor het geheel aan energievormen beoogd. De CO2-uitstoot daalt met dezelfde factor. Voor nieuwbouwprojecten kiest de stad voor BijnaEnergieNeutrale gebouwen (BEN).
5
De uitstoot van CO2 door het voertuigenpark daalt substantieel voor wat betreft het lichte vervoer (personen- en lichte bestelwagens).Voor de daling van de CO2-uitstoot vanwege het zware verkeer, worden tussen 2015 en 2019 een daling van 5% vooropgesteld. Naarmate er betrouwbare voertuigen op de markt ter beschikking komen, kunnen de streefdoelen later nog opgetrokken. De omvang van de daling voor het voertuigenpark in de komende jaren, zal gekwantificeerd zijn in 2015.
Voor de daling van het verbruik voor openbare verlichting loopt in 2014 een proces van masterplanning voor de reductie van het energieverbruik. In 2015 zal het plan van aanpak beschikbaar zijn en in uitvoering gaan. De stad werkt ondertussen met de netwerkbeheerder samen aan individuele (proef)projecten.
Communicatie en beleid Tegen 2020 streeft de stad Leuven ernaar om een aantal beleidsplannen te hebben opgemaakt in functie van, of aangepast aan de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal: ruimtelijk structuurplan, mobiliteitsplan, fietsbeleidsplan, groenstructuurplan, … Deze plannen worden zo ver mogelijk uitgevoerd. Tegen 2020 zijn ettelijke projecten en concrete maatregelen voor het stimuleren en ondersteunen van CO2-besparende maatregelen door derden, uitgevoerd. Lange termijn Eigen uitstoot Tegen 2030 streeft de organisatie er in grote lijnen naar om de investeringsinspanningen van de periode 2010-2019 te handhaven. Communicatie en beleid De stad continueert het beleid voor de middellange termijn. In voorliggend klimaatactieplan worden de acties zo concreet mogelijk opgesomd, teneinde een heldere, zuivere en onderbouwde communicatie, monitoring en voortgangsreportage te verzekeren.
c. Algemene strategie Bij het realiseren van deze ambitie zet het stadsbestuur van Leuven in op zowel quick wins (korte termijn) als op lange termijnacties. De verantwoordelijke voor het bewaken en uitwerken van de algemene strategie is : De schepen bevoegd voor leefmilieu.
6
2. ORGANISATIE EN FINANCIELE ASPECTEN a. Organisatie Een succesvol klimaatbeleid vergt een groot intern draagvlak. Het klimaatbeleid dient verankerd te zijn binnen het management. Deze verankering wordt als volgt verzekerd. De werking van de stad Leuven richt zich enerzijds op korte termijn acties, die zich doorvertalen in concrete (waar relevant ook begrote) acties in de strategische meerjarenplanning. Anderzijds zal de stad ettelijke beleidsvoorbereidende processen opstarten die de basis moeten leggen voor uitvoeringsgerichte acties op de langere termijn Verankering binnen het beleid Het stadsbestuur van Leuven heeft in haar bestuursnota 2013-2018 bijzonder veel aandacht besteed aan de doelstelling klimaatneutraliteit tegen 2030, en de verschillende soorten beleidsmaatregelen die hiervoor nodig zijn op vlak van gebouwbeheer, mobiliteitsbeleid en ruimtelijke planning, groenbeleid en voorbereidingen voor een stedelijk energiebeleid. We verwijzen hiervoor naar de nota zelf. Ook in haar strategisch meerjarenplan en –begroting 2014-2019 heeft de stad de doelstelling Leuven Klimaatneutraal 2030 als prioritaire doelstelling aangeduid. Voor wat betreft de acties die rechtstreeks in budgetten kunnen worden doorvertaald, worden in totaal ruim 12 miljoen euro formeel aan de doelstelling Leuven Klimaatneutraal gekoppeld1. Hiernaast zijn er tal van andere budgetten die indirect bijdragen aan de doelstelling klimaatneutraal (zoals bij voorbeeld de herinrichting van het openbaar domein in functie van versterkt zacht verkeer, sensibilisering vanuit cultuur,…). Tenslotte zal de doelstelling Leuven Klimaatneutraal meegenomen worden in belangrijke toekomstige beleidsdocumenten (waaronder de nakende herzieningen van het Leuvense ruimtelijk structuurplan, mobiliteitsplan en de opmaak van het patrimoniumbeleidsplan), die op hun beurt tal van concrete projecten en beleidsinitiatieven zullen sturen. De stad Leuven garandeert de uitvoering van haar eigen stedelijk actieplan Leuven Klimaatneutraal door de verankering hiervan binnen de reguliere werking van verschillende stadsdiensten (inzet van eigen personeel). Ze doet dit daarnaast ook door de financiering van personeel bij het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven voor een aantal taken die een sterke coördinatie vereisen tussen stadsdiensten en/of tussen stad en andere partners. De stad levert bovendien een belangrijke bijdrage aan de goede werking van de vzw Leuven Klimaatneutraal 2030, door financiering van een projectcoördinator en een verantwoordelijke participatie via de overeenkomst stad-AGSL. 1
Het moet duidelijk zijn dat er binnen deze 12 miljoen euro budgetten zijn opgenomen die niet louter en alleen gericht zijn op het klimaatneutraal maken van de stad. Zo zijn er enkele investeringsbudgetten in gebouwen die weliswaar zo klimaatneutraal mogelijk worden gebouwd maarnatuurlijk ook andere doelen dienen. Anderzijds zijn er zeer veel acties in het meerjarenplan die niet aan de doelstelling Klimaatneutraal zijn gekoppeld, maar er wel actief toe bijdragen (mobiliteitsbeleid, communicatie,…).
7
De nadere uitwerking en uitvoering van het klimaatbeleid wordt toevertrouwd aan verschillende directies van de stadsadministratie. De belangrijkste takenpakketten zitten bij de directie Ruimtelijke Ontwikkeling en de directie Data- en Facilitair beheer. Maar ook andere directies, zoals b.v. directie Communicatie en Stadsmarketing, ondersteunen het project . De stad werkt voor haar klimaatbeleid bovendien nauw samen met het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven. Verankering binnen de stadsdiensten De directie ruimtelijke ontwikkeling, afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid (RDB) is verantwoordelijk voor het voorbereiden, bewaken en uitwerken van de algemene strategie van de stad Leuven. Ze is bovendien initiator van verschillende concrete projecten die vallen binnen het reguliere eigen beleid (ruimtelijk beleid, mobiliteitsbeleid, natuurontwikkeling, sensibilisering rond energiezuinigheid en verantwoord productgebruik). Ze zal tenslotte projecten initiëren en trekken rond thema’s waarvoor binnen de stadsdiensten nog geen werking is uitgebouwd (zoals stedelijke energieplanning), en rond thema’s die een nauwe samenwerking tussen verschillende stedelijke diensten vereisen (zoals energierenovatie). De directie data- en facilitair beheer (DFB), stafdienst en de afdeling studiedienst gebouwen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van dit actieplan voor wat betreft het wagenpark en voor het beheer van het stedelijk gebouwenpatrimonium. De studiedienst weg- en waterbeheer (SWW) van deze directie is verantwoordelijk voor het ontwerp en de uitvoering van herinrichting van het openbaar domein. Aanleg van fietspaden, herinrichtingsprojecten rond waterlopen, en heraanleg van pleinen en straten ter ondersteuning van het zacht verkeer, worden opgenomen door deze dienst, in nauwe samenwerking met de mobiliteitsplanners van de afdeling RDB. Deze dienst volgt eveneens de projecten rond openbare verlichting op. Verschillende andere diensten zullen verantwoordelijk zijn voor concrete uitvoeringsgerichte deelprojecten van dit actieplan: directie cultuur, directie communicatie, … Verschillende acties zijn maar mogelijk mits een goede samenwerking tussen stadsdiensten. De stad richt een dienstenoverschrijdende werkgroep op en/of stelt een coördinator aan rond thema’s gericht op Leuven Klimaatneutraal, die niet duidelijk aan één van de afdelingen kunnen worden toegewezen. Voor de periode 2014-2016 wordt opgericht: de interne werkgroep fietsbeleid. De relevante stadsdiensten nemen deel aan het overleg met regionale partners omtrent het openbaarvervoerbeleid. Voor de periode 2014-2016 wordt opgericht: een werkgroep rond ruimteplanning en strategisch investeringsbeleid voor stadsgebouwen/stadsdiensten. De stad richt een dienstenoverschreidende interne werkgroep duurzaamheid op, die andere aspecten van klimaatneutraliteit zoals afvalvermindering, duurzaam productgebruik e.d. voorbereidt. Ondersteuning van het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven
8
De stad Leuven financiert het AGSL voor een voltijds projectcoördinator. Deze neemt de projectcoördinatie waar voor de vzw Leuven Klimaatneutraal. De projectcoördinator behartigt ook de coördinatie van een aantal stedelijke projecten voor Leuven Klimaatneutraal die niet binnen de reguliere werking van een van de stedelijke afdelingen vallen. De stad Leuven financiert bovendien het AGSL voor een medewerker voor de projectcoördinator die enerzijds dergelijke complexe stedelijke projecten kan trekken, anderzijds de vzw ondersteunen in organisatie van participatie- en communicatie-initiatieven. Netwerken voor kennisdeling De stad zet netwerken en communicatiekanalen op om te communiceren over gerealiseerde projecten en om aan kennisdeling te doen, b.v. met andere steden. Zo neemt de stad deel aan overlegplatformen voor COM-steden op Vlaams niveau, aan projecten waarin COM-steden worden ondersteund en geadviseerd, aan Europese partnerschappen waarin kennisdeling over klimaatprojecten wordt beoogd.
b. Werknemers Het bepalen van het juiste aantal VTE’s of voltijdse equivalenten is belangrijk voor de berekening van de relatieve verbruiken. De volgende categorieën worden opgenomen : - werknemers die permanent in dienst zijn en voltijds werken = 774 VTE - werknemers die permanent in dienst zijn maar slechts parttime werken = 220 VTE of 339 koppen - werknemers die voltijds werken maar slechts tijdelijk in dienst zijn = 76 VTE Het belangrijkste criterium voor het bepalen van het aantal VTE’s is het hebben van een contract bij de eigen organisatie. Daarnaast kunnen ook volgende categorieën worden opgenomen : - externe gecontracteerde werknemers die tewerkgesteld worden binnen de eigen gebouwen = 30 VTE - gecontracteerde werknemers die in het buitenland werken voor de eigen organisatie met toegang tot het eigen netwerk = 0 - consultanten = niet beschikbaar Totaal aantal VVN’s in dienst bij stad Leuven = 1199 VTE Aantal werknemers betrokken bij de uitvoering van het eigen klimaatbeleid : 22 VTE’s
c. Financiële aspecten Om de gestelde ambities/doelstellingen voor 2014 daadwerkelijk te verwezenlijken, worden volgende financiële engagementen aangegaan / beloningsmechanismen uitgewerkt :
9
De stad reserveert in haar meerjarenbegroting 2014-2019 ruim 12 miljoen euro voor acties die rechtstreeks bijdragen aan de doelstelling Leuven Klimaatneutraal. Binnen dit bedrag vinden we een aantal groepen van acties: ‐ Bijdragen in de werking van de vzw en de coördinatie van de stadswerking rond Leuven Klimaatneutraal, inclusief onderzoeken: 897 000 euro ‐ Investeringen in een energiebeleid, inclusief energierenovatie van het eigen stadspatrimonium: ruim 6,78 miljoen euro ‐ Sensibilisering naar scholen: 371 345 euro ‐ Projecten rond duurzame consumptie: 1,25 ruim miljoen euro ‐ Projecten rond duurzame mobiliteit: 2,76 ruim miljoen euro Naast deze acties die rechtstreeks aan deze doelstelling zijn gekoppeld, zijn er bijkomende budgetten voorzien voor het reguliere beleid, die eveneens uitvoering zullen geven aan de doelstellingen Leuven Klimaatneutraal. Het is onmogelijk om deze allemaal op te sommen.
3. Kwalitatieve KPI’s Kwalitatieve KPI’s maken het mogelijk om de totale uitstoot tussen verschillende jaren in perspectief te plaatsen. Een bedrijf of instelling kan steeds beslissen om uit te breiden of afdelingen af te stoten. Op het eerste gezicht lijkt de absolute uitstoot dan toegenomen of afgenomen te zijn, wat uiteraard een vertekend beeld oplevert. Het delen van de uitstoot door specifieke indicatoren maakt het voor elk bedrijf of instelling mogelijk om zijn inspanningen te vergelijken met kleine of grote sectorgenoten. Let wel! Klimaatsverandering staat wel degelijk in verband met de absolute CO2 uitstoot. Ons huidig CO2 budget beslaat 800 GigaTon om de temperatuurstijging onder de 2 graden te houden. Aan huidig tempo hebben we nog 20 jaar te gaan, tenzij we onze absolute emissies drastisch beginnen terug te dringen. Vb. De KULeuven zou zijn uitstoot in Ton CO2 per ingeschreven student kunnen uitdrukken. Interne uitbreidingen worden dan door deze factor gecorrigeerd. Niet - Limitatieve lijst Kwalitatieve KPI’s Landgebruik in m² bebouwd gebied en verharde oppervlakken ……………… / n.v.t. Aantal studenten Aantal hecotliters geproduceerd Aantal busreizigers vervoerd Aantal producten/diensten geleverd …..
De stad Leuven zal haar gedaald energieverbruik globaal monitoren. De verbruiken voor de gebouwen/installaties en de beoogde reductie, worden eveneens uitgedrukt in verbruik per m2 vloeroppervlakte. Deze moeten met 30% omlaag tegen 2019, met als referentiejaar 2010.
10
4. NULMETING a. Eigen uitstoot van de stadsorganisatie Het stadsbestuur van Leuven beschikt niet over een volwaardige nulmeting van de ‘eigen’ verbruiken. De stad Leuven beschikt wel over een nulmeting van het energieverbruik in haar gebouwen en voor vaste installaties, het verbruik van energie voor het voertuigenpark, en het verbruik van elektriciteit voor de openbare verlichting. Aangezien de stad geen activiteiten uitoefent die op andere wijze een grote CO2-productie veroorzaken, zal deze nulmeting grotendeels de CO2-impact ‘scope 1 en 2’ vertegenwoordigen. De cijfers zijn beschikbaar voor de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013. Deze verbruiken zijn : -
Verbruik van energie in gebouwen en voor vaste installaties Totaal verbruik gas en elektriciteit KWH
-
2010 46.376.474
2011 40.353.056
2012 42.517.833
2013 43.250.720
Verbruik van energie voor het voertuigenpark brandstoffen voertuigen
2010 2012 2013
-
Benzine
LPG
Diesel
TOTAAL in liters
315.169 325.144
16174 10103 297967 324.244
Verbruik van elektriciteit voor de openbare verlichting 2010
2011
2012
2013
11
Openbare verlichting (schattingen Eandis) 5.657.6432 Openbare verlichting zonder elektriciteitsmeter (berekening Eandis)
5.496.795 5.473.391
5.577.260 5.546.269
2010
2011
2012
2013
9.017
8.807
8.748
8.645
5.540.897 5.540.839
Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq3:
CO2-eq
b. Nulmeting Leuvens verbruik, beïnvloedbaar via lokaal beleid De stad Leuven liet samen met een aantal grote Leuvense partners, in 2012 een nulmeting uitvoeren voor de CO2-impact van de gehele stad Leuven (zijnde alle activiteiten op grondgebied van Leuven en haar deelgemeenten). De resultaten hiervan zijn gedetailleerd beschreven het rapport “De transitie naar Leuven Klimaatneutraal 2030 – wetenschappelijk eindrapport" (Vandevyvere H. et al., februari 2013). Het rapport vatte de berekende emissies van broeikasgassen (voor Leuven bijna volledig CO2) in 2010 beschrevensamen in de hieronder getoonde figuur. Het gaat om de CO2 die uitgestoten wordt binnen de stadsgrenzen van Leuven, plus de CO2 vanwege de elektriciteit die op ons grondgebied wordt verbruikt (de zogenaamde ‘scope 1’ en ‘scope 2’ emissies). Uit deze nulmeting kunnen we ook afleiden waar de grootste uitdagingen liggen als we richting klimaatneutraliteit willen evolueren. 2
Schatting Eandis; cijfers moeten nog verder op punt gesteld. Basis is gecorrigeerd gasverbruik, elektriciteitsverbruik en –productie.
3
12
Belangrijk als globale conclusie is, dat in Leuven een zeer grote uitdaging ligt in het verlagen van het energiegebruik in gebouwen. Daarmee samenhangend, stellen we vast dat de energievraag om te verwarmen omlaag krijgen, hierin prioritair is. In de Leuvense totale energiebehoefte is de warmtevraag voor het (niet-elektrisch) verwarmen van gebouwen in kWh groter dan de som van ons elektriciteitsverbruik en de energie die verbruikt wordt voor transport, samen! Onderstaande figuur toont dit (in GWh voor het jaar 2010). Ingrijpen in ons gebouwenbestand is daarom cruciaal. Hiernaast blijft onze automobiliteit een belangrijke CO2-bron, en dus een belangrijk werkpunt.
Vanuit de nulmeting voor de stad als geheel, stellen de wetenschappers vast dat onze emissie van CO2 herleid zou moeten worden met minstens een factor 10 (of in het beste geval, helemaal uit te schakelen). De nulmeting detecteert verschillende werkdomeinen waarop de actieplannen van de Leuvense partners, waaronder het Leuvense stadsbestuur, zouden moeten handelen: 1. Residentiële gebouwen, 2. Nietresidentiële gebouwen, 3. Mobiliteit, 4. Lokale (hernieuwbare) energieproductie, 5. Natuur & landbouw. Het 5de sectorale thema wordt aangevuld met het thema consumptie, waarvoor in het wetenschappelijk rapport geen cijfermatige scenario’s zijn opgenomen (wegens nauwelijks becijferbaar op het niveau van een stad), maar dat binnen het globale streven naar klimaatneutraliteit van groot belang is.
13
5. GEPLANDE ACTIES EN MAATREGELEN Met betrekking tot de toelichting van de acties en maatregelen die het stadsbestuur van Leuven heeft gepland, is het essentieel in het kader van de reductie-ambitie in CO2-uitstoot, dat deze maximaal worden gekwantificeerd. De hieronder mee te geven acties en maatregelen worden daarom zoveel mogelijk uitgedrukt in te vermijden kilometers, verbruiken, … Doelstellingen en streefdoelen dienen, voor zover mogelijk, meetbaar te zijn en kunnen daartoe het beste volgens het SMART-principe worden geformuleerd: - Specifiek - Elke doelstelling heeft betrekking op een enkele kwestie; - Meetbaar - Elke doelstelling wordt uitgedrukt in een cijfer of percentage; - Acceptabel - Een doelstelling is acceptabel en haalbaar; - Realistisch - Een doelstelling stelt hoge eisen en is een motor van continue verbetering, maar is niet overdreven ambitieus.Zodra een doelstelling is gehaald, kan ze altijd naar boven worden bijgesteld. - Tijdgebonden - Er wordt een deadline gesteld aan het bereiken van een doelstelling. Acties en initiatieven worden beschreven, gelinkt aan een verantwoordelijke persoon en noodzakelijke middelen, gelinkt aan een referentiepunt en een einddoel met tussentijdse monitoring van vooruitgang. Eventuele gerelateerde, sprekende documenten kunnen in bijlage worden toegevoegd. Bvb. Bron van het cijfermateriaal Kwaliteit van het cijfermateriaal Berekeningswijzen, aannames en gehanteerde formules Initiatieven ter verbetering van de metingen Relevante beleidsdocumenten Formele, klimaatgerelateerde engagementsverklaringen … Niet-relevante onderdelen krijgen de vermelding ‘niet van toepassing’.
A.
Scope 1 en 2 emissies
De scope 1 & 2 emissies zijn ‘in-huis’ emissies. Dit wilt zeggen dat de emissies worden veroorzaakt binnen de eigen organisatie. Scope 1: dit zijn directe emissies op het grootgrondgebied Leuven. De emissies komen van bronnen die in eigendom (of controle) zijn van de organisatie: Energieverbruik: Verbranding fossiele brandstoffen (stookolie en aardgas) Niet-energetisch: koelmiddelen, proces emissies en fermentatie Transport van personen: Verbranding van benzine en diesel van wagens in eigendom en leasing. Scope 2: dit zijn de indirecte emissies die vrijkomen buiten de grenzen van Leuven, maar desondanks tot het grootgrondgebied Leuven worden geteld. Deze emissies vloeien voort uit het gebruik van elektriciteit, warmte en stoom: Aankoop van elektriciteit
14
a. Energie-en elektriciteitsverbruik: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen i. Beschikbare gegevens Het verbruik betreft de gebouwen en installaties die in beheer zijn van de ‘groep stad Leuven’ (stadsbestuur, AGSL4, OCMW, AGM) en die een semi-openbare of een dienstenondersteunende functie hebben (dus niet, enkele woningen in eigendom van stad of AGSL). Het gaat om gebouwen en vaste inrichtingen (zoals b.v. elektriciteitskasten op het openbaar domein), met uitzondering van de openbare verlichting. De cijfers betreffen voorlopig de zogenaamde ‘energiekern’, namelijk de grotere gebouwen en installaties die verantwoordelijk zijn voor 89% van het totale verbruik in kWh. Naarmate de inventarisatie van het verbruik vordert, kunnen steeds meer van de verbruiken worden gemonitored. Deze gebouwen en vaste installaties worden verder aangeduid als ‘de gebouwen’. Jaarlijks verbruik: Totaal verbruik ELEK in KWH: energiekern Totaal verbruik GAS in KWH: energiekern
2010 12.135.783 2010 34.240.690
2011 12.066.194 2011 28.286.862
2012 2013 12.131.670 12.113.907 2012 30.386.161
2013 31.136.813
Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq5:
CO2-eq
2010
2011
2012
2013
9.017
8.807
8.748
8.645
4
Een aantal gebouwen die in eigendom zijn van AGSL, zijn in deze groep mee opgenomen: stadskantoor, ‘girafant’, en het politiehuis. Op termijn zal ook nog Abdij Van Park aan AGSL worden overgedragen. Als er doelstellingen worden geformuleerd omtrent of wordt gerapporteerd over de globale daling van het energieverbruik vanuit de LKN‐ partners AGSL en stad Leuven, moet opgelet worden dat er geen dubbeltellingen gebeuren. 5 Basis is gecorrigeerd gasverbruik, elektriciteitsverbruik en –productie.
15
Naast ‘de gebouwen’, beheert de stad Leuven op haar openbaar domein ook de openbare verlichting. Het verbruik voor openbare verlichting bedraagt:
2010
Openbare verlichting (schattingen Eandis) Openbare verlichting zonder elektriciteitsmeter (berekening Eandis)
2011
6 5.657.643
5.496.795 5.473.391
2012
5.577.260 5.546.269
2013
5.540.897 5.540.839
ii. Algemene doelstellingen Het stadsbestuur van Leuven werkt voor ‘de gebouwen’ actief aan - de inventarisatie en analyse van het energieverbruik in gebouwen en installaties; - de opmaak van investeringsprogramma’s, gekoppeld aan een concrete reductiedoelstelling voor het energieverbruik; - de uitvoering van de concrete maatregelen ter realisatie van deze doelstelling Bij de voorbereiding van nieuwbouwprojecten gaat de stad uit van BEN (BijnaEnergieNeutrale) gebouwen. De stad werkt daarnaast aan een efficiënter gebruik van ruimte, zodat dezelfde activiteiten kunnen worden uitgevoerd op minder m2 vloeroppervlakte, wat het globale energieverbruik ten goede komt. De stad streeft daarom bij elk nieuw project voor stadsgebouwen naar compacte en multifunctioneel inzetbare gebouwen. Het bouwen of herinrichten van gebouwen voor slechts één functie met beperkt gebruik in uren, wordt zo veel mogelijk vermeden. Ook voor de bestaande stadsgebouwen wordt gestreefd naar een optimale en meervoudige benutting. Er wordt bekeken welke ingrepen nodig zijn om de ruimtevraag van de stad als organisatie te beperken, door het ontwikkelen van alternatieve vormen van werken en het herinrichten van gebouwen als multifunctionele ruimten. Voor de energieprestatie van de openbare verlichting is het de doelstelling om deze te systematisch te verbeteren. Momenteel loopt de analyse van het bestaande verbruik en de maatregelen ter reductie hiervan in samenwerking met Eandis. De doelstellingen en de aanpak zullen verder gedetailleerd worden in 2015. iii. Concrete streefdoelen en ingeschat effect (kwalitatief en kwantitatief)
6
Schatting Eandis; cijfers moeten nog verder op punt gesteld.
16
Het verbruik in ‘de gebouwen’ daalt met 30% in de periode 2010-2019, per m2 vloeroppervlakte. De stad stoot immers een aantal gebouwen af, en realiseert bijkomende gebouwen. De monitoring zou moeilijk interpreteerbaar worden indien globaal uitgedrukt. Wel zal de stad ook haar volledige energieverbruik blijven rapporteren. Door het efficiënter en multifunctioneel gebruik van ruimte, wordt de daling van de totaal gebruikte bovengrondse vloeroppervlakte in deze periode geraamd op 6 %. Nieuw te realiseren vloeroppervlakte zal gecompenseerd worden door afstoting van eenzelfde hoeveelheid bestaande vloeroppervlakte. De reductie voor de openbare verlichting wordt momenteel nog niet gekwantificeerd. In 2015, na afwerking van het masterplan openbare verlichting i.s.m. Eandis, zal deze doelstelling worden gekwantificeerd. iv. Wat is er nu reeds gaande Met betrekking tot het efficiënt gebruik van gebouwen: - Er wordt een centrale inventaris opgemaakt en bijgehouden van het vastgoed van stad Leuven en haar instellingen. - Een spaceplanningcel werd onlangs opgericht voor de gebouwen uit de ‘groep stad Leuven exclusief OCMW patrimonium. Deze cel zal een systeem uitwerken om elke ruimtevraag te beoordelen en op de meest efficiënte manier toe te wijzen aan de juiste gebouwen. - Een rangorde van de gebouwen werd opgesteld op basis van de gewogen criteria, functionaliteit, bezettingsgraad, technische staat, belevingswaarde, icoonwaarde en duurzaamheid. - De behoeften en nieuwe projecten voor de komende jaren werden in kaart gebracht. - De financiele impact van verantwoord gebouwenonderhoud en te realiseren projecten werd vertaald naar % af te stoten m² om budgetneutraal te zijn. Met betrekking tot het verlagen van het energieverbruik per m2 in de gebouwen - De stad voert verschillende acties voor het sensibiliseren van het stadspersoneel omtrent zuinig omgaan met energie en water binnen de stadsgebouwen: verminderen sluipverliezen, vermijden onnodig gebruik elektrische apparaten,… - 30CC/ dienst cultuur liet in het kader van het project Green Track Leuven, i.s.m. Ecolife, een Quick Scan energie uitvoeren van het gebouw van bibliotheek Tweebronnen en een nulmeting van de CO2-uitstoot van de werking van de directie cultuur. - De stad zal in de legislatuur 2013-2018 van 15 stadsgebouwen de installaties vervangen, met het oog op een vermindering van het energieverbruik. Deze investeringen zijn lopende. Met betrekking tot de openbare verlichting: - De stad realiseert samen met Eandis proefprojecten rond variabele en energiezuinige openbare verlichting. Nu reeds wordt bij vervanging van bestaande verlichting en het plaatsen van nieuwe gestreefd naar de meest zuinige toepassing.
17
-
-
Op de meeste plaatsen wordt daarom gekozen voor dimbare verlichting: het verlichtingsniveau wordt sterk verminderd in de nachtelijke daluren, zonder dat dit ten koste gaat van de sociale veiligheid. De stad installeerde daarom op verschillende plaatsen dimbare verlichting bij het vervangen van individuele armaturen, van groepen armaturen en lichtpunten. Tot september 2014 werden in ruim 20 Leuvense straten dimbare toestellen geplaatst. De inwerkingtreding van het effectieve dimmen is onlangs aangezet. Op plaatsen die zich daartoe lenen, wordt verlichting geïnstalleerd die op een bepaald uur wordt gedoofd. In september 2014 gebeurde dat al op 2 trajecten/plekken. Ook wordt in een deel van de Wakkerzeelsebaan een proefproject van variabele verlichting met LED-verlichting uitgetest. Het verlichtingsniveau wordt aangestuurd met bewegingssensoren. De inwerkingtreding is voorzien voor einde 2014. v. Welke initiatieven zijn piloot / in studiefase
Met betrekking tot het verlagen van het energieverbruik per m2 - De stad voert een conditiemeting uit naar de toestand van het stadspatrimonium. Ze beslist op basis van een set van criteria tot afstoten of slopen en vervangen van bepaalde gebouwen. De mogelijkheid om de gebouwen te renoveren tot BEN (Bijna EnergieNeutraal) of nog beter, weegt zwaar door in deze criteria. - Voor de te behouden gebouwen wordt een investeringsprogramma opgemaakt. Hierbij staat het principe van de Trias Energetica en duurzaamheidsindices voorop, en worden de kosten doorheen de volledige levenscyclus in rekening gebracht. Tussen 2014 en 2019 is voor de beoogde doelstelling een geraamde bijkomende investering van € 9.000.000 (incl. BTW) nodig. Hiervoor wenden we enerzijds het energiefonds aan (2014-2019: € 3.000.000 + € energiebesparing*). Anderzijds benutten we specifieke gebouwbudgetten van de groep stad Leuven voor energie-investeringen. *Het fonds zelf wordt vanaf eind 2014 aangevuld met de cumulatie van de jaarlijkse energiebesparingen in kWh/m² verrekend naar de energieprijsevolutie sedert 2010 en naar toe- of afname van het totaal aantal m² vloeroppervlakte. - De stad investeert in de periode 2014-2019 in de energierenovatie van bestaande stadsgebouwen. Waar nodig worden slechte gebouwen vervangen door laagenergie nieuwbouw. - De stad realiseert nieuwbouw volgens de BEN principes, en streeft naar klimaatneutrale gebouwen waar mogelijk. Bij ontwerp van nieuwbouw zal door de stadsdiensten een milieu-evaluatie uitgevoerd worden conform de BREEAM-methodologie of haar lokale variant, waarbij de volgende thema’s beoordeeld worden: management, gezondheid en welzijn, energie, transport, water, materialen, afval, milieu en ecologie, vervuiling, innovatie. - Voor de Abdij Van Park loopt een studie naar verwarming van delen van de gebouwen via hernieuwbare warmte uit water. Met betrekking tot de openbare verlichting: - Eandis en de stad maken heden samen een Masterplan Openbare Verlichting op, met als doel het aandeel energieverbruik van de openbare verlichting te reduceren. vi. Welke initiatieven zullen worden genomen op korte termijn
18
Met betrekking tot het efficiënt gebruik van gebouwen: - Een ruimtescenario, waarbij de vloeroppervlaktes efficienter worden ingezet, zal opgemaakt worden met en voor de directie sociale zaken (waartoe ondermeer jeugddienst, buurtwerk en integratiedienst, dienst onderwijs,… behoren). Met betrekking tot het verlagen van het energieverbruik per m2 - Concreet wordt de vervanging van het ontmoetingscentrum in de Bosstraat te Wilsele volgens bovenstaande principes voorbereid. - Een verhoogde dakisolatie zal worden toepgast worden bij de dakrenovatie van de schouwburg. - De spouwmuur van de Minnepoort zal nageïsoleerd worden met spouwmuurisolatie - De sporthal van Kessel-Lo zal nageïsoleerd worden met spouwmuurisolatie. De zwembadkuip zal geïsoleerd worden met minerale isolatieplaten. Op de gevel zal 25KWp aan pv-panelen geplaatst worden. Niet geïsoleerde leidingen worden geïsoleerd en de lichtarmaturen aan inkom, bibliotheek,dans- en judozalen worden vervangen door energiezuinige T5 armaturen met electronische ontsteking. Met betrekking tot de openbare verlichting: ‐ Het dimmen van dimbare verlichting in verschillende Leuvense straten wordt opgestart na de nodige aanpassingen van Eandis voor de inwerkingstelling. ‐ De korte termijn acties uit het masterplan openbare verlichting worden opgestart. vii. Welke initiatieven zullen worden genomen op middellange termijn -
De stad onderzoekt de mogelijkheden om het nieuwe zwembad te Wilsele, voor zover hiervoor een ontwikkelingsprocedure wordt opgestart, de voorwaarden van Bijna Energie Neutraal op te leggen en te doen realiseren. Het investeringsplan voor de gebouwen, momenteel in opmaak, zal de concrete maatregelen verder detailleren. Voor iedere directie zal, in samenwerking met de directie, een ruimtescenario opgemaakt worden, waarbij de vloeroppervlaktes efficienter worden ingezet. Deze specifieke ruimtescenario’s zullen door de spaceplanningscel directieoverschrijdend geoptimaliseerd worden.
viii. Welke initiatieven zullen worden genomen op lange termijn -
Het investeringsplan voor de gebouwen, momenteel in opmaak, zal de concrete maatregelen verder detailleren.
19
b. Niet - Energetische Emissies: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen (optioneel) Niet relevant voor het stadsbestuur van Leuven.
c. Transport van personen en goederen i. Beschikbare gegevens Energie-efficiëntie
Jaarlijks verbruik in liter (per soort) : 2010 2013
brandstoffen voertuigen benzine LPG diesel TOTAAL in liters
16174 10103 297967 315169
324244
Jaarlijks gereden kilometers : Onbekend Totaal Broeikasgasemissies Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq: brandstoffen voertuigen benzine
40,58
LPG
15,78
diesel
782,16
TOTAAL in ton CO2
838,52
ii. Algemene doelstellingen De stad werkt actief aan een verschuiving van de dienstverplaatsingen (personen) naar de fiets, ook op de wat langere afstand.
20
De stad werkt aan een verminderde CO2-uitstoot van haar personenwagens en lichte bestelwagens, door in te zetten op fossiele brandstof met verlaagde milieu-impact (gas), en door de aankoop van elektrische voertuigen. De stad volgt de beschikbaarheid van milieuvriendelijke zware voertuigen op, en zal een investeringsplanning opmaken zodra bedrijfszekere modellen op de markt komen. De stad investeert in kennisopbouw bij het personeel rond ecodriving, met het oog op verminderd brandstofverbruik. iii. Concrete streefdoelen en ingeschat effect (kwalitatief en kwantitatief) Voor de reductie van de lichte dienstwagens (personenwagens en lichte bestelwagens) zal de stad in 2015 kwantitatieve doelstelling naar voor schuiven, gekoppeld aan een investeringsplanning en een herzien leverings- en onderhoudscontract voor de stedelijke lichte voertuigen. Voor de reductie van de uitstoot van het zware vervoer (vrachtwagens, afvalophaling, …) wordt een daling van 5% nagestreefd in de periode 2015-2019. Naarmate er betrouwbare, bedrijfszekere en financieel haalbare voertuigen beschikbaar komen, zal deze doelstelling worden verscherpt. iv. Wat is er nu reeds gaande De stad stimuleert duurzame dienstverplaatsingen door het aanbieden van dienstfietsen, waaronder elektrische fietsen voor langere verplaatsingen. De stad stimuleert dit gebruik door interne sensibilisering. De stad koopt op vraag van diensten voor specifieke doelstellingen, bijkomende gewone of elektrische dienstfietsen aan. De stad koopt voertuigen aan die voldoen aan strenge milieuvoorwaarden en gaat hierin zo ver als de garanties omtrent bedrijfszekerheid toelaten. v. Welke initiatieven zijn piloot / in studiefase Omwille van de kostprijs van elektrische wagens zal de stad de piste van een omschakeling naar voertuigen op CNG (gecomprimeerd gas) bestuderen. Dit is geen klimaatneutrale oplossing, maar de CO2-impact is al heel wat kleiner. De stad zal daarom: - Een onderzoek voeren naar de inplanting van een CNG tankstation binnen de stadseigendommen voor eigen gebruik, eventueel in samenspraak met andere grote gebruikers in de stad, en de uitvoering in gang zetten. - Een investeringsplan opmaken voor het ombouwen van het bestaande lichte voertuigenpark voor CNG-gebruik en het vervangen van afgeschreven voertuigen door voertuigen op CNG. vi. Welke initiatieven zullen worden genomen op korte termijn Eerste project van vervangen van voertuigen op diesel/benzine door of omschakeling van bestaande voertuigen op beznine/diesel naar CNG start in 2015.
21
vii. Welke initiatieven zullen worden genomen op middellange termijn Uitvoering van het investeringsprogramma CNG-voertuigen en elektrische voertuigen conform de planning van 2015. Vervanging van zware voertuigen door voertuigen met verminderde milieu-impact conform de planning van 2015. Een continue evaluatie en eventuele uitbreiding van het aantal (elektrische) fietsen voor dienstverplaatsingen. De stad onderzoekt hoe de opleiding voor chauffeurs kunnen uitgebreid worden met opleidingen ecodriving. viii. Welke initiatieven zullen worden genomen op lange termijn Op lange termijn wordt gestreefd naar een sterk verlaagde CO2-impact van het gehele wagenpark door een combinatie van verschillende soorten energiebronnen: elektrisch, biogas, …
d. Hernieuwbare energie i. Beschikbare gegevens
Productie in kWh
2010
2011
2012
2013
20.113
21.502
77.519
132.341
ii. Algemene doelstellingen De stad werkt actief aan de reductie van de energievraag voor de stadsorganisatie. De resterende vraag wordt zo veel mogelijk hernieuwbaar ingevuld. De stad voorziet daarom haar eigen gebouwen die zich daartoe lenen, van hernieuwbare energieproductie of winning van restwarmte (zoals zonnepanelen, zonneboilers, warmtepompen, rioolwarmterecuperatie,…). De restvraag van de stadsorganisatie naar elektriciteit wordt ingevuld met aankoop van 100% groene stroom. In projecten waar de stad mede-initiatiefnemer is of verantwoordelijke voor de opmaak van masterplannen, maakt de stad (evt. samen met partners) een energieconcept op waarin zowel energiereductie als opwekking van hernieuwbare energie wordt bestudeerd.
22
iii. Concrete streefdoelen en ingeschat effect (kwalitatief en kwantitatief) Op dit moment zijn er geen gekwantificeerde doelstellingen voor de productie van hernieuwbare energie. Per project in voorbereiding worden de mogelijkheden voor lokale hernieuwbare energieproductie onderzocht. iv. Wat is er nu reeds gaande De stad draagt bij aan de investering in rioolwarmterecuperatie voor gebouwen van Dijledal. v. Welke initiatieven zijn piloot / in studiefase De stad onderzoekt de mogelijkheid voor warmterecuperatie uit grondwater/oppervlaktewater voor de site Abdij Van Park. Ook voor de zwembadsite te Wilsele wordt benutting van restwarmte of lokale energieproductie onderzocht. De stad wordt lid van de cvba CORE met het oog op het laten uitvoeren van onderzoeken naar toepasbare concepten. De stad maakt een warmtepotentiekaart op en, in tweede fase, een ruimtelijk energiepotentieplan. vi. Welke initiatieven zullen worden genomen op korte termijn In de periode 2014-2019 worden concrete projecten uitgewerkt, minstens op de site Abdij van Park en in het gemeenschapscentrum aan de Bosstraat te Wilsele. vii. Welke initiatieven zullen worden genomen op middellange termijn De stad maakt energieconcepten op voor de ontwikkelingsgebieden waarin zijn betrokken is. - De stad maakt, in samenwerking met partners, een energieconcept op voor het wetenschapspark op Leuven-Noord. - De stad maakt, in samenwerking met partners, een energieconcept op voor het woonontwikkelingsgebied Sint-Jansbergsesteenweg. - De stad maakt, in samenwerking met partners, een energieconcept op voor de site voor de podiumkunstenzaal. -
De stad start samen met partners, een project op voor een warmtenet te Leuven.
viii. Welke initiatieven zullen worden genomen op lange termijn Dit onderdeel wordt ingevuld bij latere herzieningen, na verder onderzoek omtrent warmtepotenties en energiepotenties in Leuven.
23
e. Groenbeleid De stad beheert het openbaar domein en hierin de groenvoorzieningen. Omdat er discussie kan zijn over de vraag of de effecten van de groenvoorzieningen op het openbaar domein moeten worden ingerekend in de CO2-uitstoot van de stad als organisatie, wordt het onderdeel ‘groenbeheer’ grotendeels besproken in de actietabel ‘lokaal beleid’. We beperken ons hier tot het volgende. De stad richt het openbaar domein maximaal in als groenvoorziening en beheert het openbaar groen zodat dit een rol kan opnemen in de CO2-reductie en kan bijdragen aan het temperen van het hitte-eiland-effect. De stad onderzoekt hoe groenvoorzieningen op en rond eigen gebouwen kunnen ingezet worden in de CO2-reductie en gebouwkoeling Zie verder onder hoofdstuk: lokaal beleid
24
B.
Scope 3 - emissies
Scope 3 emissies worden onderverdeeld in stroomopwaartse emissies en stroomafwaartse emissies. Stroomopwaartse emissies worden veroorzaakt door bv aangekochte goederen en diensten die nodig zijn voor de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld woon-werkverkeer van de werknemers.Stroomafwaartse emissies zijn emissies bv veroorzaakt door het gebruik of verbruik van verkochte diensten en producten. Scope 3: dit zijn de emissies ten gevolge van activiteiten (aankopen, verbruik van geproduceerde voorwerpen bij een klant, …) van de eigen organisatie, maar waarvan de bronnen formeel gezien niet ‘in eigendom zijn’ van de organisatie. Vb 1. Als onderwijsinstelling schaft de KUL diensten aan studenten. De KUL heeft buiten de studentenresidenties en campussen geen zeggenschap over het doen en laten van deze studenten op het grondgebied Leuven. Deze emissies vallen onder scope 3 van de KUL. Vb 2. De emissies van de ingelegde bussen van De Lijn vallen onder Scope 1, de emissies ten gevolge van de bouw van een bus onder Scope 3 stroomopwaarts, de vermeden emissies ten gevolgde van verminderd individueel autogebruik kunnen gerapporteerd worden onder Scope 3 stroomafwaarts.
25
In voorliggend actieplan zullen we onder dit hoofdstuk ‘scope 3’, de maatregelen vermelden die te maken hebben met impactreductie van activiteiten die rechtstreeks aan de stadswerking gelinkt zijn. Het gaat b.v. om de verplaatsingen van personen naar de stadseigendommen of door de stad georganiseerde activiteiten/evenementen, het eigen aankoopbeleid,… Voor de zaken die te maken hebben met het door de stad gevoerde beleid ten aanzien van de lokale bevolking, Leuvense ondernemers, bezoekers en gebruikers van functies die op Leuvens grondgebied gelegen zijn,… wordt een apart hoofdstuk hieronder ingevoegd. a. Energie-en elektriciteitsverbruik: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen Niet relevant voor de omschreven ‘beperkte’ opvatting van ‘scope 3’. b. Niet - Energetische Emissies: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen (optioneel) Niet relevant voor de stad; geen grootschalige processen die grote impact kunnen hebben op CO2e-productie. c. Transport van personen i. Beschikbare gegevens Er zijn geen eenduidige cijfers beschikbaar over de uitstoot vanwege het woonwerkverkeer van het stadspersoneel. Wel is bekend met welke modi de woonwerkverplaatsingen van het stadspersoneel gebeuren: - 33% komt met de fiets - 53% komt met het openbaar vervoer Van de overige personeelsleden is de verplaatsingsmodus niet gekend. Er zijn geen eenduidige cijfers beschikbaar over de uitstoot vanwege de gebruikers en bezoekers van de diensten en evenementen die de stad Leuven aanbiedt resp. organiseert. Deze gegevens moeten in de volgende jaren verder worden verzameld. In het kader van het project Groene Apen organiseerden 30CC en bibliotheek Tweebronnen, onder begeleiding van Ecolife, wel een enquête rond mobiliteit voor hun publiek. 1020 mensen vulden deze enquête in. De vraag hoe de mensen naar het centrum van Leuven komen voor culturele activiteiten van 30CC/Tweebronnen, heeft volgend resultaat: - 16,5 % komt te voet - 40 % komt met de fiets - 16% komt met het openbaar vervoer - 27,4% komt met de auto
26
ii. Algemene doelstellingen De stad werkt actief aan een verdere verduurzaming van het woonwerkverkeer van haar personeel. De stad versterkt systematisch de inspanningen om de gebruikers van haar diensten aan te sporen tot duurzame verplaatsingen. iii. Concrete streefdoelen en ingeschat effect (kwalitatief en kwantitatief) Er zijn geen concrete, gekwantificeerde doelstellingen voor het woonwerkverkeer. Wel hanteert de stad verschillende principes en maatregelen om woonwerkverkeer per personenauto te ontmoedigen en de duurzame modi te stimuleren (zie onder). Voor het vervoer van derden in functie van de activiteiten die de stad organiseert en de diensten die zij aanbiedt, zijn er evenmin concrete, gekwantificeerde doelstellingen op dit moment. Deze doelstellingen moeten in de volgende jaren verder worden uitgewerkt.
iv. Wat is er nu reeds gaande De stad stimuleert het gebruik van langzame vervoerswijzen en openbaar vervoer bij het personeel. Ze doet dit door woonwerkverplaatsingen per auto niet te vergoeden en de parkeerfaciliteiten voor personeel te beperken. Er worden in principe geen parkeerplaatsen voor werknemers meer aangeboden in het stadskantoor. Er worden geen bedrijfswagens ter beschikking gesteld van individuele personeelsleden. Dit ontradend beleid wordt gecombineerd met financiële beloning van fiets- en OV-gebruik. Ook voor de bereikbaarheid van de stadsdiensten en haar activiteiten voor de gebruikers, wordt een bewust beleid gevoerd m.b.t. bereikbaarheid. Recent gebouwde faciliteiten die optimaal bereikbaar zijn per openbaar vervoer, worden niet voorzien van grootschalige parkeergelegenheid voor auto’s (stadskantoor, museum M,…). Fietsbereikbaarheid en bereikbaarheid per openbaar vervoer zijn een belangrijk aandachtspunt bij locatiekeuze voor nieuwe of afweging van te behouden stadsgebouwen en –activiteiten. Op het niveau van evenementen en specifieke dienstverleningen, zijn wel reeds actieplannen in opmaak of in uitvoering. 30CC onderneemt een aantal activiteiten om haar publiek te motiveren op een duurzame manier naar de voorstellingen te komen. Op de website van 30CC is een webpagina ‘met minder CO2 naar 30CC’ waarop het publiek gestimuleerd wordt op een duurzame manier naar de voorstellingen te komen. Aan elke zaal is een bereikbaarheidsfiche van Slimweg gelinkt, waar bezoekers kunnen opzoeken hoe ze met de fiets, te voet of met het openbaar vervoer en in de laatste plaats met de wagen naar de zaal kunnen komen. Een paar keer per jaar organiseert 30CC in samenwerking met de dienst duurzaam beleid een culturele fietsactie. Dit houdt in dat tijdens een aantal voorstellingen in de stadsschouwburg de bezoekers die met de fiets komen én deze parkeren in parking Pieter De Somer, een beloning krijgen.
27
v. toekomst Het beleid omtrent woon- werkverkeer en de verplaatsingen van de ‘klanten’ van de stadsdiensten, moet in de volgende jaren meer systematisch worden uitgewerkt. De stad bewaakt alvast de correcte inplanting van haar publieke functies, met het oog op korte afstanden en bereikbaarheid met zachte modi voor het publiek.
d. Natuur en/of landbouw [facultatief] Niet relevant voor de omschreven ‘beperkte’ opvatting van ‘scope 3’. e. Consumptie [facultatief] Het onderdeel ‘consumptie’ is in dit eerste klimaatactieplan nog niet uitgewerkt. De stad beschikt niet over een nulmeting die de CO2-impact van haar aankopen in kaart brengt. Er zijn ettelijke initiatieven m.b.t. aankoop van duurzame producten, verminderen van verbruik, afvalbeperking. Deze zijn nog niet opgenomen in een duidelijk actieplan, en ook nog niet gekwantificeerd of uitgedrukt in beoogde uitstootbeperkingen. Dit hoofdstuk zal bij een latere herziening van het klimaatactieplan verder worden uitgewerkt. We beperken ons hier tot een aantal algemeenheden:
C.
De stad vervult een voorbeeldfunctie op het gebied van duurzaam productgebruik en zal daartoe bestaande initiatieven verderzetten en intensifiëren en uitbreiden. Hiertoe wordt een centraal overlegorgaan (interne werkgroep duurzame ontwikkeling) opgericht dat alle maatregelen opvolgt en bestuurt en dat nieuwe initiatieven opstart. Ondermeer het beperken van papier- en inktgebruik zal onderdeel uitmaken van deze maatregelen. 30CC/ directie cultuur heeft een handleiding opgesteld voor het organiseren van duurzame evenementen. Hierin komen de volgende thema’s aan bod: locatie, mobiliteit, energie, afvalbeheer, catering, water en afvalwater, bodem- en groenbescherming, promomateriaal, materiaal. Deze handleiding wordt in de toekomst ter beschikking gesteld van alle stadsdiensten. Zie meer onder laatste hoofdstuk: stedelijk beleid
Interne communicatie Acties die het personeel bij de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal 2030 betrekken :
28
Intranet Brochures Interne publicaties Nieuwsbrief Prikborden Voorlichtingscampagne Enquête Werkgroep klimaat Ideeënbus Stimuleringsprogramma Verloningsbeleid Andere
V …………………………………………………… V …………………………………………………… V V …………………………………………………… V (via deelwerkgroepen) …………………………………………………… …………………………………………………… V (enkel duurzaam woonwerkverkeer) ……………………………………………………
Nadere toelichting van bovenvermelde communicatie – acties : ‐
Via de strategische meerjarenplanning en de uitvoering hiervan, stimuleert de stad bij haar personeel het bewustzijn omtrent deze problematiek. Leuven Klimaatneutraal werd opgenomen als prioritaire doelstelling, en neemt daardoor in de meerjarenplanning een belangrijke plaats in.
‐
De stad communiceert op geregelde tijdstippen met haar personeel over de doelstellingen en de stand van zaken in het project Leuven Klimaatneutraal via haar interne kanalen: het interne lavanet,…
‐
De stad richtte onlangs een dienstoverschrijdende interne werkgroep rond duurzame ontwikkeling op. Deze werkgroep trekt de interne milieuzorg van de stad en maakt hiervoor een actieplan op. Deze interne werkgroep rond duurzame ontwikkeling neemt in haar actieplan acties op voor het sensibiliseren van het stadspersoneel omtrent zuinig omgaan met energie en water, duurzaam productgebruik en afvalpreventie binnen de stadsgebouwen: verminderen sluipverliezen, vermijden onnodig gebruik elektrische apparaten,… Deze werkgroep plant de opmaak van een rubriek ‘interne milieuzorg’ op Lavanet waarop o.a.nieuwe acties worden aangekondigd, diensten materialen kunnen ruilen, … Dit wordt aangevuld met sensibilisatie via affiches, brochures en ludieke acties voor het personeel (bv. Dikketruiendag, neem de trap i.p.v. de lift …).
‐
30CC en bibliotheek Tweebronnen beschikken over een ecoteam dat de interne milieuzorg binnen deze diensten trekt en samen werkt met de dienst duurzaam beleid en de interne werkgroep rond duurzame ontwikkeling. Zij zijn lid van Green Track Leuven, een netwerk dat culturele partners wil samenbrengen rond het verduurzamen van de cultuursector. Tevens deden ze mee met Groene Apen, een project rond milieuzorg in het lokaal cultuurbeleid voor bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra. Deze werkgroep trekt de acties, opgestart
29
vanuit de interne werkrgoep duurzame ontwikkeling, door in haar eigen werking en werkt ook eigen acties uit. Tevens organiseerden zij, in het kader van het project Groene Apen, een enquête over het milieugedrag op de werkvloer voor het personeel van directie cultuur. ‐
30CC/directie cultuur houdt jaarlijks een vormingsdag voor de medewerkers rond duurzaamheid op het werk. LKN2030 komt daar ook steeds aan bod.
‐
Ook in Museum M is er een ecoteam dat de interne milieuzorg binnen het museum trekt en samen werkt met de interne werkgroep rond duurzame ontwikkeling. Ook zij zijn lid van Green Track Leuven.
‐
De stad zet sensibilisatieprojecten op omtrent duurzame consumptie voor het eigen personeel (zoals een kledingruilbeurs en een biolunch). Dit wordt gestuurd vanuit de dienst duurzaam beleid, in samenwerking met de dienst welzijn.
‐
De stad zet sensibilisatieprojecten op omtrent duurzame verplaatsingen naar het eigen personeel (zoals ‘mijn korte ritten’,…). Dit wordt gestuurd vanuit de interne werkgroep fietsbeleid, in samenwerking met de interne werkgroep duurzame ontwikkeling.
‐
De stedelijke dienst communicatie neemt Leuven Klimaatneutraal op als een van haar speerpunten in haar communicatie voor de volgende jaren. Dit richt zich in eerste instantie op externe communicatie (zie onder). De dienst communicatie voorziet echter ook communicatie- en sensibiliseringscampagnes naar het personeel van de stad en haar vzw’s.
D.
Externe communicatie Acties die de doelgroep van de eigen organisatie/core-business (de klanten, studenten, leerlingen, burgers,…) op de hoogte stellen van het engagement in LKN2030 en aansporen om hier aan mee te helpen : Geformateerde klimaatreporting V (via dashboard LKN2030) Geformateerde CSR reporting …………………………………………… Internet V Actiedagen V Persberichten V Brochures V Andere : Organisatie structurele participatie, in samenwerking met de vzw Leuven Klimaatneutraal 2030, van experts en middenveld. Dit via thematische cellen, rondetafelgesprekken, … Organisatie van participatie van de brede bevolking, eveneens in samenwerking met
30
de vzw, via woonkamerdebatten, burgerinitiatieven op de autoloze zondag,… Programma’s voor doelgroepspecifieke communicatie over duurzaamheid en klimaatbeleid Nadere toelichting van bovenvermelde communicatie – acties : ‐
De stad Leuven ondersteunt actief de vzw Leuven Klimaatneutraal voor het opzetten van communicatiecampagnes rond klimaat en energie en de doelstellingen van de vzw. De stad Leuven ondersteunt de vzw in het uitvoeren van concrete communicatieacties binnen deze communicatiecampagnes. In de opstartperiode van de vzw financierde de stad nog communicatieopdrachten.Op langere termijn ondersteunt de stad Leuven als partner de werking van de vzw vanuit haar dienst communicatie. De stad voorziet bovendien personeelsuren en kleinere budgetten voor het concreet uitvoeren van communicatie-acties (websitebouw en –onderhoud, brochures,..).
‐
De stedelijke dienst communicatie neemt Leuven Klimaatneutraal op als een van haar speerpunten in haar externe communicatie voor de volgende jaren, en investeert zowel in eigen communicatie (via Infokrant, website en onlinetoepassingen) als het actief meewerken aan de communicatie vanuit het partnerschap/ de vzw. Ze ondersteunt de vzw bij de uitwerking en realisatie van hun communicatieplan. De dienst communicatie werkt samen met de vzw en/of andere stadsdiensten participatietrajecten uit die burgers op de hoogte brengen, sensibiliseren en enthousiasmeren voor uitgewerkte of uit te werken projecten.
‐
30CC organiseerde tot dit jaar de klimaatweek en verzorgde hiervoor de communicatie en een aanvullende programmatie. Vanaf 2015 komt de organisatie hiervan bij LKN2030 te zitten. Vanuit de optiek dat je via cultuur een ruim publiek kan bereiken, wordt binnen de directie cultuur aandacht besteed aan het thema ‘duurzaamheid’ binnen het inhoudelijk programma. Ook de bibliotheek speelt in op activiteiten zoals de klimaatweek en de week van de fair trade.
‐
De stad Leuven continueert haar projecten rond duurzaamheid op school (CONDOR) en laat het geheel van doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal hierin versterkt doorwerken. Waar mogelijk wordt in het aanbod van CONDOR voor de Leuvense basis – en secundaire scholen zeer duidelijk de link gelegd met Leuven Klimaatneutraal; bij de kinderraad rond klimaat voor de derde graad basisonderwijs, de klimaatdebatten voor het secundair onderwijs, de duurzame week, het duurzaamheidsspel… Ze doet dit eveneens voor andere doelgroepenwerkingen en projecten, zoals kom-op-voor-je-wijkprojecten, …
‐
De stad Leuven continueert en versterkt haar eigen sensibiliserende werking rond energie en klimaat naar het ruime publiek. Nieuw speerpunt is de sterker uit te bouwen sensibilisering rond energieverbruik in de woning en het belang van isolatie (zie volgende hoofdstukken onder ‘energieloket’).
‐
De stad werkt sensibiliseringscampagnes uit omtrent duurzaam vervoer. Ze organiseert evenementen en andere acties waarbij de voordelen van niet-gemotoriseerd vervoer in het daglicht worden gesteld (Leuven Autovrij, fietsevenementen,…). Voor bepaalde
31
doelgroepen (scholen, sociaal zwakkeren,…) wordt een specifiek sensibiliserings- en ondersteuningsbeleid gevoerd via het scholenproject, de fietsschool voor nieuwkomers,… ‐
E.
De stad ondersteunt actief campagnes vanwege derden die het fietsgebruik voor korte verplaatsingen promoten en belonen (b.v. de campagne ‘mijn korte ritten’, ‘Met belgerinkel naar de winkel’, het mobiliteitsproject Dr. Mobi voor scholen van de provincie VlaamsBrabant,…).
Lokaal beleid
In het hoofdstuk ‘scope 3 emissies’ werden de maatregelen vermeld die te maken hebben met impactreductie van activiteiten die rechtstreeks aan de stadswerking gelinkt zijn; woonwerkverplaatsingen, verplaatsingen van personen naar de stadsdiensten, … De activiteiten van de stad als lokaal bestuur hebben natuurlijk ook een impact op de kansen voor derden om hun CO2-impact te verlagen in hun eigen ‘werking’, los van het gebruik van de stadsdiensten. Het lokale bestuur is verantwoordelijk voor b.v. het aansturen van de stedelijke ontwikkelingen, de regelgeving en de omkadering hiervoor, lokale infrastructuurbeslisingen,... Deze taken zouden kunnen vallen onder ‘scope 3’, maar zijn toch van een andere aard dan de ‘scope 3’ impact van de andere partners van Leuven Klimaatneutraal. Ze zijn ook niet te vatten onder de noemer communicatie en sensibilisering, want het gaat om beleid met als doel, een actieve sturing van bevolking en stads’gebruikers’ via de lokale beleidsbeslissing. Voor het engagement van de stad Leuven m.b.t. lokaal beleid, wordt daarom een extra hoofdstukje toegevoegd. Ook hier splitsen we de bespreking op in de verschillende sectorale thema’s die belangrijk zijn voor het bereiken van klimaatneutraliteit. a. Overkoepelende zaken Kennisopbouw en ondersteunen van het partnerschap rond Leuven Klimaatneutraal ‐ De stad is lid & sponsor van Leuven Klimaatneutraal 2030, en neemt actief deel aan de verschillende organen van de vzw. ‐ De stad neemt actief deel aan de voorbereiding en uitvoering van taken die binnen deze projectorganen worden vastgelegd: AV, Raad van Bestuur, Directiecomité, projectcellen,… ‐ De stad financiert onderzoeken die rechtstreeks ondersteunend zijn aan de werking van de vzw en aan de globale klimaatdoelstellingen op stadsniveau. ‐ De stad financiert participatie en kleinere events en levert logistieke ondersteuning voor samenkomsten in het kader van de vzw Leuven Klimaatneutraal. ‐ De stedelijke dienst communicatie ondersteunt actief de vzw in de opbouw en uitvoering van communicatiecampagnes. ‐ De stad overlegt met de hogere onderwijsinstellingen over de uitbouw in de Leuvense campussen van opleidingen rond energiethema’s en erkende beroepen (b.v. EPB-verslaggever), en het stimuleren van onderzoek naar innovatieve technologieën in de energie- en duurzaamheidssector.
32
Globaal beleid met betrekking tot de evolutie van de stedelijke structuur ‐ De stad herziet in de periode 2014-2016 het ruimtelijk structuurplan Leuven en houdt hierbij rekening met de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal. Zowel verlaagde impact op de CO2-uitstoot als klimaatadaptatie van de stad krijgen hierbij aandacht. ‐
‐
De stad continueert hierbij haar beleid om de nood aan bijkomende woningen op te vangen via verdichting in het bestaande weefsel, en stimuleert op die manier het compacte bouwen en het meervoudig gebruik van ruimten. De verdichting gebeurt, zelfs voor het aandeel grondgebonden woningen hierin, op compacte wijze. Er worden geen bijkomende grootschalige verkavelingen voor open bebouwing meer gepland. De stad onderzoekt bovendien waar hoogbouw en andere zeer compact bouwvormen toelaatbaar en aangewezen zijn. Nog onaangeroerde reservegebieden voor woningbouw (woonuitbreidings- en woonreservegebieden) worden niet aangesneden zolang een verdichting binnen de bestaande verstedelijkte ruimte, op leefbare en kwaliteitsvolle manier, mogelijk blijft. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen kunnen enkel gepland worden indien ze op een andere manier uitdrukkelijk bijdragen aan de evolutie naar klimaatneutraliteit (bij voorbeeld door het realiseren van infrastructuur voor duurzame mobiliteit, van grootschalige hernieuwbare energievoorziening,…).
‐
Eventuele verdichting van stadsdelen wordt gecombineerd met een vergroening van de stad: zie hieronder.
‐
De stad continueert haar beleid om nieuwe woningen te voorzien dichtbij de bestaande voorzieningen, en stimuleert hierdoor de verweving van functies en nabijheid van voorzieningen, die kansen geeft aan de zachte vervoersmodi.
‐
De stad stemt haar vergunningenbeleid af op de doelstellingen om enerzijds een woningaanbod te creëren voor elke doelgroep op de woningmarkt (ook de grotere gezinnen) en anderzijds om compact wonen te stimuleren. Zij zal daartoe mogelijke nieuwe vormen van compact wonen als cohousing, zorgwonen, gemeenschapswonen grondig evalueren, zo nodig de regelgeving aanpassen en proefprojecten ondersteunen.
‐
De stad werkt een beleid uit rond klimaatadaptatie. Deze planvorming kadert in de evaluatie van het ruimtelijk structuurplan en opmaak van nieuw ruimtelijk beleid. Naarmate dit beleid duidelijker wordt, kan het in de toekomst mee in het klimaatactieplan worden opgenomen.
b. Energie-en elektriciteitsverbruik: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen: DEEL 1 WOONGEBOUWEN i. Beschikbare gegevens Het energiegebruik in de Leuvense woongebouwen terugdringen is de grootste uitdaging binnen Leuven Klimaatneutraal. In het genoemde wetenschappelijk rapport vinden we de volgende cijfers voor de jaarlijkse CO2-productie door verwarming van woningen en elektriciteitsgebruik in woningen, anno 2010. Ze vormen samen 32% van de totale CO2-emissies op Leuvens grondgebied of via geïmporteerde elektriciteit. Merk
33
op dat elektriciteit maar ruim een tiende van de huishoudelijke emissies veroorzaakt. De grote winsten zullen dus geboekt moeten worden door het terugdringen van de warmtevraag in de woningen! We moeten hierbij beseffen dat het gros van de woningen van 2030, er vandaag reeds staan. Naast aandacht voor nieuwbouw, zal versnelde energierenovatie van het bestaande woningpatrimonium dus het speerpunt vormen. Totaal Broeikasgasemissies Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq Woongebouwen Aardgas Stookolie Elektriciteit Overige (kolen, propaan- & butaangas) Totaal broeikasgasemissies huishoudens
Ton CO2e 112.461 109.467 29.988 4.367 257.281
ii. doelstellingen en acties
34
Particuliere eigenaars van (kleinere) panden ondersteunen voor energiezuinig (ver)bouwen ‐ De stad zal in haar beleid voor Leuven Klimaatneutraal naar de bewoners en huiseigenaars toe, prioritair aandacht geven aan het thema ‘isoleren’. Het versneld doen renoveren van woningen op energievlak (dakisolatie, dubbele beglazing, eventueel aangevuld met gevelisolatie en hernieuwbare energie-opwekking) is prioritair in de aanpak. ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
De stad zal haar inspanningen om individuele bouwheren bij de voorbereidingen van hun bouwplannen of verbouwingsplannen te informeren over het belang van energierenovatie, daarom verder opdrijven. Zij zal hiertoe, samen met partners binnen Leuven Klimaatneutraal, werk maken van een ‘energieloket’. Langs dit ‘energieloket’ zal gebundeld informatie worden verstrekt over het belang van energiezuinig (ver)bouwen, de financiële ondersteunende maatregelen (premies en leningen), en advies over correct energiezuinig bouwen. Dit energieloket bestaat enerzijds uit een fysiek bemand loket. In een eerste fase voorziet de stad hiervoor de fysieke ruimte, die kan bemand worden door werknemers van partners die de informatieverlening als hun kerntaken hebben. Naarmate de vraag toeneemt, bekijkt de stad de mogelijkheden voor bemanning met stadspersoneel. De stad bouwt ook via andere kanalen goed toegankelijke informatie uit: opbouw van een website met gebundelde informatie (hetzij eigen stadswebsite, hetzij ondersteuning website Leuven Klimaatneutraal en doorverwijzing vanuit de stedelijke website); opmaak van brochures, duidelijke en gebundelde informatie op de website, een eenduidig telefonisch loket,… De stad communiceert actief over bestaande en komende isolatienormen en subsidiemogelijkheden. Zo communiceert de stad actief over dakisolatienorm voor huurwoningen 2020. De stad integreert in haar handhavingsbeleid rond bouwwerken en woningkwaliteit, de controle op de naleving van dergelijke specifieke normen.
‐
De stad voerde in 2014 een thermografische opname uit van alle Leuvense daken. Ze gebruikt deze resultaten in een sensibiliseringscampagne rond energiegebruik in woningen, en grijpt deze aan om het energieloket en de bestaande ondersteuningsmaatregelen bekend te maken.
‐
De stad ondersteunt actief, ook financieel, de advisering van particulieren omtrent energiezuinig bouwen. Ze rekent hierbij op een verhoogd gebruik van deze opleidingen en individuele adviezen n.a.v. energieloket en sensibilisering.
‐
De stad ondersteunt actief, ook financieel, de werking van de vzw Pendule, de Leuvense afdeling van het FRGE die goedkope leningen verstrekt voor energierenovatie.
‐
De stad zet projecten op voor samenaankoop van producten of diensten voor energierenovatie van en hernieuwbare energieproductie (zonneboilers, zonnepanelen, warmtepompen,…).
35
‐
De stad onderzoekt in hoeverre het zin heeft om verordenend strengere bouwnormen op te leggen dan verplicht vanuit de Vlaamse regelgeving.
‐
De stad zet, samen met partners van Leuven Klimaatneutraal, in de periode 2014-2016 minstens één proefproject op voor collectieve investeringen in woningrenovaties op wijkniveau. Binnen dit proefproject worden minstens bekeken: het werven van geïnteresseerde bouwheren, het organiseren van een gezamenlijke aanneming van bouwwerken, het opheffen van eventuele reglementaire barrières (rooilijnen, bepalingen omtrent inname openbaar domein,…). Indien succesvol, passen we deze aanpak in periode 2017-2019 toe op meer wijken.
‐
De stad ondersteunt de vzw Leuven Klimaatneutraal in haar onderzoek naar instrumenten of structuren voor prefinanciering van energiezuinige verbouwing van woningen (ESCO’s, klimaatfonds,…), zowel voor de inidividuele bouwheer als voor de collectieve renovatieprojecten.
Energiezuinig bouwen opleggen aan grootschalige private woonontwikkelingsprojecten ‐ De stad motiveert bouwheren van grootschalige woningbouwprojecten om toe te treden tot de vzw Leuven Klimaatneutraal. ‐
‐ ‐ ‐ ‐
De stad eist van particuliere bouwheren van grootschalige woonontwikkelingsprojecten, naar aanleiding van de opstart van het planningsproces, de gelijktijdige ontwikkeling van een energieconcept. Dit gebeurt in de periode 2014-2019 minstens voor de volgende woningbouwprojecten: Hertogensite (Ziekenhuissite-Noord), Vaartkom-West, Vaartkom-Tweewaters, ACCO-site, Sint-Jansbergsesteenweg. Zolang er geen hanteerbare norm beschikbaar is, zal de stad zal er, in overleg met partners van Leuven Klimaatneutraal, op toe zien dat in deze energieconcepten gebruik wordt gemaakt van de meest verregaande technieken die op marktconforme wijze kunnen worden toegepast. Waar voor een grootschalig woonontwikkelingsproject een initiatief van de stad vereist is (opmaak RUP, opmaak overeenkomsten, grondruil,…), zal dit initiatief maar genomen worden na of gelijktijdig met de opmaak van een dergelijk energieconcept. De stad ontwikkelt in de periode 2014-2019 een uitvoerbare regelgeving voor het opleggen van klimaatneutraliteit aan grootschalige woonontwikkelingsprojecten. De stad onderzoekt daartoe de mogelijkheden van de Vlaamse energieregelgeving omtrent pilootprojecten. De stad werkt actief mee aan de uitvoerbaarheid van energieconcepten voor de grootschalige woonontwikkelingsprojecten en hun omgevingen, door het samenbrengen van partners (leveranciers of gebruikers van warmte/ elektriciteit), door het samenwerken rond ingrepen in het openbaar domein, door het aanpassen van de regelgeving voor zover de stad hiervoor bevoegd is. De stad gaat actief op zoek, samen met partners van Leuven Klimaatneutraal, naar subsidiemogelijkheden voor proeftuinprojecten voor nieuwe concepten van energiebesparende maatregelen en productie van hernieuwbare energie in de grote woonontwikkelingsgebieden.
36
‐
De stad zet samen met de KU Leuven projecten op om koteigenaars en studenten te sensibiliseren over het klimaatbeleid en te betrekken bij Leuven klimaatneutraal 2030.
Energiezuinige projecten stimuleren bij publieke woonontwikkelingsprojecten ‐ De stad communiceert naar AGSL, OCMW en naar de sociale huisvestingsmaatschappijen over de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal. De stad dringt aan op de opmaak van energieconcepten bij publieke woonontwikkelingsprojecten. ‐ De stad ondersteunt waar mogelijk sociale huisvestingsmaatschappijen en AGSL om bijkomende middelen te verwerven voor investeringen in energieneutrale gebouwen. ‐
In de periode 2014-2016 ondersteunt de stad actief de investeringen van Dijledal in het gebruik van hernieuwbare warmte (uit rioolwater) voor een sociaal woningbouwcomplex aan de Mgr. Van Waeyenberghlaan.
‐
De stad onderzoekt de mogelijkheden voor verschillende vormen van compact wonen, bij voorbeeld projecten van cohousing. Dit onderzoek wordt gefocust op regelingen voor specifieke, gereglementeerde, groepen.
Kennis over energiezuinig bouwen in de bouwsector stimuleren ‐ De stad zal initiatief nemen naar de organisaties van architecten en de bouworganisaties om te bekijken op welke wijze de kennis bij ontwerpers en aannemers over energiezuinig bouwen kan worden versterkt. ‐
De stad zal onderzoeken op welke manier gecommuniceerd kan worden over de bestaande expertise bij bouwfirma’s en architecten omtrent energierenovatie en quasi klimaatneutrale nieuwbouw naar potentiële bouwheren.
‐
De stad zal initiatief nemen naar de bouwsector om te bekijken welke systemen kunnen worden opgezet om grotere en efficiëntere werven voor energetische renovatie op te zetten: zie project collectieve investeringen in woningrenovaties op wijkniveau.
c. Energie-en elektriciteitsverbruik: Gebouwen, gebouwde omgeving, uitrustingen en voorzieningen: DEEL 2 ANDERE GEBOUWEN i. Beschikbare gegevens Het energiegebruik in de Leuvense niet-residentiële gebouwen betreft de emissies vanwege de industrie en deze vanwege de grote groep ‘handel & diensten’. Ook functies als onderwijs en gezondheidszorg, erg belangrijk in Leuven, zitten hierin. Winkels, kantoren en horeca vinden
37
we hier eveneens terug, evenals alle sport- en recreatie-infrastructuur. Daarbij nog enkele zeer specifieke diensten, zoals de openbare verlichting. De nulmeting (emissies 2010) leverde de volgende resultaten: Totaal Broeikasgasemissies Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq Industrie Aardgas Stookolie Elektriciteit Totaal broeikasgasemissies industriesector
Ton CO2e 76.966 6.339 28.740
Handel & Diensten Onderwijs Gezondheidszorg Kantoren Recreatie-Sport-Cultuur Handel Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Vervoer en opslag Horeca Openbare verlichting
Ton CO2e 51.822 50.097 37.518 25.328 22.848
112.046
11.618 6.590 4.819 1.530 Totaal broeikasgasemissies handel en diensten
211.300
38
Omdat Leuven geen of nauwelijks industrieën huisvest met belangrijke verbrandingsprocessen van petroleum of kolen, komt de uitstoot grotendeels overeen met het verbruik van aardolie, gas en elektriciteit. Voornamelijk dus energie gelinkt aan gebouwen en hun uitrusting (verwarmingsinstallaties, electro,…). De energievraag vanuit handel & diensten komt in de buurt van deze van de woongebouwen (26%). Ruim 60% van de Leuvense energie wordt dus verbruikt in woongebouwen of voor handel & diensten. Omdat er weinig echt grootschalige energieverslindende productieprocessen voorkomen in de Leuvense industrie (verantwoordelijk voor 14% van de Leuvense energievraag), moeten we vaststellen dat ook in de secundaire, tertiaire en quartaire sector het terugdringen van de energievraag in de gebouwen (verwarming of koeling, verlichting, elektriciteitsgebruik,…), een belangrijke doelstelling vormt. Ook hier zal het beter isoleren van gebouwen een prioritaire opgave zijn. Uiteraard moeten ook industriële processen verder worden gerationaliseerd en de behoefte aan niet-hernieuwbare energie tot een minimum worden herleid. Omdat de grote industriële actoren vanuit Europa hun eigen roadmap krijgen opgelegd, vormt dit thema niet de focus van het stedelijke actieplan.
ii. Algemene doelstellingen Stedelijk beleid, gericht op efficiënt en meervoudig gebruik van niet-residentiële gebouwen ‐ De stad ondersteunt en stimuleert actief het meervoudig gebruik van meervoudig inzetbare infrastructuur buiten haar eigen patrimonium. De stad ondersteunt actief beleid van derden-gebouwbeheerders gericht op meervoudig gebruik van bestaand patrimonium. De stad werkt in de periode 2014-2019 aan een systeem om meervoudig gebruik van het publieke en private gebouwenpatrimonium in Leuven (dat zich hiertoe leent) te organiseren: scholen, gebouwen van hogere onderwijsinstellingen, gebouwen van de kerkfabrieken, ... Particuliere eigenaars van niet-woongebouwen aanzetten tot energiezuinig (ver)bouwen ‐ De stad bekijkt samen met de belangenorganisaties van de ondernemers en met de beheerders van bedrijventerreinen, welke rol de stad kan spelen in het gericht sensibiliseren en ondersteunen van bedrijven m.b.t. het energiegebruik binnen de niet-woongebouwen. De stad bekijkt met hen of zij kan ondersteunen in het opzetten van adviesverlening aan kleine zelfstandige ondernemingen.
39
‐
‐ ‐ ‐
De stad eist van particuliere bouwheren van grootschalige niet-residentiële ontwikkelingsprojecten, naar aanleiding van de opstart van het planningsproces, de gelijktijdige ontwikkeling van een energieconcept. Dit gebeurt in de periode 2014-2019 minstens voor de volgende projecten (voor zover de planning hiervan wordt opgestart of heropgestart): wetenschapspark spoorwegplateau, bedrijventerrein Parkveld, omgeving Bodart, zwembadsite Wilsele. Zolang er geen hanteerbare norm beschikbaar is, zal de stad zal er, in overleg met partners van Leuven Klimaatneutraal, op toe zien dat in deze energieconcepten gebruik wordt gemaakt van de meest verregaande technieken die op economisch haalbare wijze kunnen worden toegepast. Waar voor een grootschalig ontwikkelingsproject een initiatief van de stad vereist is (opmaak RUP, opmaak overeenkomsten, grondruil,…), zal dit initiatief maar genomen worden na of gelijktijdig met de opmaak van een dergelijk energieconcept. De stad onderzoekt, samen met de vzw, de wenselijkheid en haalbaarheid om bij bepaalde types bouwprojecten strengere dan de Vlaamse energienormen op te leggen, zodra de wetgeving dit toelaat. De stad werkt actief mee aan haalbare energieconcepten voor ontwikkelingssites en op wijkniveau in samenwerking met de ontwikkelaars, door het samenbrengen van partners (leveranciers of gebruikers van warmte/ electriciteit), door het samenwerken rond ingrepen in het openbaar domein, door het aanpassen van de regelgeving voor zover de Stad hiervoor bevoegd is.
d. Transport van personen en goederen i. Beschikbare gegevens In het rapport “De transitie naar Leuven Klimaatneutraal 2030 – wetenschappelijk eindrapport" (Vandevyvere H. et al., februari 2013) werd het aandeel van de verschillende soorten verplaatsingen op Leuvens grondgebied in onze globale CO2-uitstoot berekend.
Totaal Broeikasgasemissies Mobiliteit Personenvervoer Vrachtvervoer Spoorvervoer De Lijn Off-road Totaal broeikasgasemissies transportsector
Jaarlijkse emissie in ton CO2-eq Ton CO2e 146.649 33.221 8.926 6.850 526 196.171
40
Transport is verantwoordelijk voor 24% van onze CO2-uitstoot, en het autoverkeer neemt hiervan 3/4 voor haar rekening. Het terugdringen van het aantal autokilometers is daarom prioritair. Belangrijke kanttekening hierbij is, dat ongeveer de helft van deze kilometers op de autosnelwegen wordt gereden. Enkel deze snelwegverplaatsingen die Leuven als herkomst of bestemming hebben, kunnen door ons beleid worden beïnvloed. ii. Algemene doelstellingen De reductie van de uitstoot vanwege wegverkeer zal gebeuren door reductie van verplaatsingsbehoefte, de vervanging van autokilometers door stappen, fietsen en openbaar vervoer. Daarbij komen het verduurzamen van het openbaar vervoer, het vrachtvervoer, en de resterende autokilometers. In de scenario’s voor Leuven Klimaatneutraal 2030 en 2050 worden verschillende mogelijkheden voor de groei van het fietsverkeer en/of het openbaar vervoer vooropgesteld; dat een fikse groei in beide modi noodzakelijk zal zijn, is duidelijk. In de Leuvense bestuursnota 2013-2018 worden deze doelstellingen opgenomen. Deze onderschrijft uitdrukkelijk het STOP-principe en het belang van integratie van ruimtelijk en mobiliteitsbeleid iii. Beleid en acties Uitbouwen van de stadsdiensten en vergroten van de kennis binnen de stadsadministratie ‐ De stad versterkt de capaciteiten binnen haar eigen diensten m.b.t. mobiliteit(-splanning), en integreert deze expertise in de dienst ruimtelijk beleid.
41
‐
Met de verschillende diensten, de politie en De Lijn wordt een werkgroep mobiliteitsvisie lange termijn opgericht. Deze wordt gecoördineerd door een verantwoordelijke ambtenaar voor het lange termijn mobiliteitsbeleid van de dienst ruimtelijk beleid.
‐
Met verschillende diensten en de politie wordt een interne werkgroep fietsbeleid opgericht. Deze wordt gecoördineerd door een verantwoordelijke ambtenaar voor het volledige fietsbeleid van de dienst ruimtelijk beleid.
‐
De stad ondersteunt projecten waarbij de mobiliteitsbewegingen binnen de stad in kaart kunnen worden gebracht, zodat effecten van beleid beter kunnen worden gemonitored.
Opmaak van beleidsplannen m.b.t. mobiliteit ‐ De stad maakt, tegelijk met de herziening van haar ruimtelijk structuurplan, een nieuw mobiliteitsbeleidsplan op. Ze hanteert bij de opmaak van dit plan een aantal basisprincipes en -doelstellingen: o Het STOP-principe vormt het uitgangspunt (eerst stimuleren van stappers en trappers, dan openbaar vervoer, dan pas gemotoriseerd verkeer). o Voor het zacht verkeer wordt een visie en een plan van aanpak opgesteld, geïntegreerd in de globale mobiliteitsvisie. Dit plan focust op vier pijlers: versterkt hoofdroutenetwerk aangevuld met een fijnmazig netwerk, voldoende stallingscapaciteit, positieve communicatie en sensibilisering, handhaving en veiligheid. o Er wordt in samenspraak met regionale en Vlaamse partners een visie ontwikkeld op de ontwikkeling van het openbaar vervoer op middellange termijn (uitvoering busplan II) en op lange termijn. o Voor het autoverkeer wordt het principe gehanteerd dat er enkel geïnvesteerd wordt in verbeterde doorstroming voor zover dit niet ten koste gaat van de andere modi. o De stad zal in samenspraak met de relevante partners een beleid ontwikkelen om het goederenvervoer ten eerste beter te bundelen, en ten tweede te herorganiseren zodat de handelskernen en woonkernen bedienbaar blijven op een manier die de verblijfsfunctie, het zacht verkeer en het openbaar vervoer minimaal hinderen ‐
De stad neemt actief deel aan regionaal overleg met De Lijn en de overheden uit de Leuvense regio over een lange termijn visie op regionaal openbaar vervoer rond Leuven (‘Regionet’). De stad zal er binnen dit regionaal overleg over waken dat er een geïntegreerde visie wordt opgebouwd op stedelijke ontwikkeling, de uitbouw van een versterkt openbaarvervoernetwerk, en de hiermee samenhangende verkeersstructuren voor zacht verkeer en voor- en natransport. De stad draagt actief bij in de visievorming en de onderbouwing voor deze regionale visie. De stad houdt bovendien in haar eigen ruimtelijke en mobiliteitsplanning voor de lange termijn rekening met de optimale routes voor hoogfrequent openbaar vervoer op haar eigen grondgebied.
‐
30CC/directie cultuur plant inspanningen naar het verduurzamen van zowel publieksmobiliteit (cfr. resultaten publieksenquête rond mobiliteit) als artiestenmobiliteit.
42
Reductie van de verplaatsingsbehoefte per auto ‐ De stad waakt in haar ruimtelijk beleid over functieverweving, nabijheid van functies en voldoende concentratie rond routes van openbaar vervoer. Dit vanuit de doelstelling om verplaatsingsafstanden te reduceren, kansen te geven aan het langzaam verkeer en aan openbaar vervoer. ‐ De stad ondersteunt de concentratie van voorzieningen en handel in haar multifunctionele kernen, zodat ze bereikbaar zijn voor inwoners zonder gebruik van gemotoriseerd verkeer. De stad werkt actief aan het versterken van het handels- en voorzieningenapparaat in het kernwinkelgebied, de Benedenstad, de Tiensestraat, het centrum van Wilsele-Putkapel, Centrale Werkplaatsen, Heverlee-Centrum,… ‐
De stad stimuleert de overschakeling van individueel wagenbezit naar collectief wagenbezit (autodelen), waardoor het autogebruik van gezinnen beperkt wordt tot de verplaatsingen waarvoor dit noodzakelijk is. We doen dit door het ondersteunen van autodeelinitiatieven, voorzien van autodeelplaatsen op het openbaar domein, gratis bewonerskaarten voor autodelers, gratis lidmaatschap voor Leuvenaars die particulier autodelen, uitbreiden van autodelen naar doelgroepen,…
‐
De stad eist bij grote stadsontwikkelingsprojecten en ontwikkeling van tewerkstellingslocaties, een mobiliteitsplanning gericht op verkleinen van het aantal autoverplaatsingen.
‐
De stad evalueert de geldende stedelijke parkeernorm, die momenteel dezelfde is voor het geheel van de stad. De stad past indien nodig de norm aan, aan de doelstellingen voor het afbouwen van de automobiliteit in een aantal stadsdelen.
Stimuleren van verplaatsingen per fiets en te voet Routes voor langzaam verkeer ‐ De stad bouwt verder aan een fijnmazig fietsroutenetwerk. Een concreet voorbeeld: In het Masterplan Publieke Ruimte Vaartkom is een fijnmazig netwerk voor fietsers en voetgangers uitgewerkt over de hele site. Continuïteit inzake tracé en materialisering staan hierbij centraal. De opties van dit masterplan worden concreet uitgewerkt in de verschillende deelprojecten in deze site. ‐ ‐
De stad investeert in de kwaliteit van de fiets- en voetpaden, en onderzoekt de mogelijkheden om barrières weg te werken en knelpunten voor veilig fietsverkeer op te lossen. Ze realiseert hiervoor heraanlegprojecten. Enkele voorbeelden: De stad voltooit het Jan Vranckx fietspad tot aan de Diestsesteenweg. Op de bruggen over de Dijle en de Vunt in Wilsele en Wijgmaal wordt een antisliplaag aangebracht. De stad pakt gevaarlijke punten aan in samenwerking met de gewestelijke wegbeheerder. Enkele voorbeelden: het kruispunt Martelarenlaan – Tiensesteenweg en het kruispunt van de Boudewijnlaan - Celestijnenlaan. In het deel Celestijnenlaan tussen dit kruispunt en de Willem Decroylaan legt de stad een dubbelrichtingsfietspad aan.
43
‐ ‐
‐
De stad werkt een strategie uit voor fietssnelwegen en fietsstraten, en initieert in de volgende jaren een of enkele concrete toepassingen (b.v. fietsweg Martelarenlaan naar aanleiding van de verlegging autoverkeer naar de Spoordijk). Fietssnelwegen worden in samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant bekeken waarbij momenteel reeds aan de planning voor de verbindingen Leuven – Tienen en Leuven – Aarschot wordt gewerkt. Belangrijk bij dergelijke fietsverbindingen is het creëren van directe, comfortabele, onophoudsarme en veilige routes. De stad evalueert elke midden- en grootschalig stadsontwikkelingsproject op de potenties voor het toevoegen van nieuwe verbindingen aan het netwerk voor langzaam verkeer. Waar een bijkomende verbinding zinvol is en voor zover deze binnen de bestaande voorschriften (RUPs, BPA’s, verkavelingen,…) mogelijk is, worden de bijkomende verbindingen opgelegd als last aan de ontwikkeling. Een voorbeeld: nieuwe oost-west en noord-zuidgerichte verbindingen voor fietsers en voetgangers worden opgelegd aan het project Hertogensite (voormalige ziekenhuissite).
Inrichting van de openbare ruimte afstemmen op het langzaam verkeer ‐ De stad richt de woonkernen voortschrijdend in tot autoluwe zones, waarbij het openbaar domein wordt ingericht als gezellige verblijfsomgeving en ruimte voor fietsers en voetgangers. In de volgende jaren wordt minstens de planning opgemaakt voor het autoluw maken van het middeleeuwse stadscentrum. ‐ De stad continueert bovendien de aanleg van woonerven in verschillende woonkernen. De stad grijpt herinrichting van straten waar mogelijk aan om ofwel de straten in te richten op maat van het zacht verkeer (type woonerven), ofwel extra ruimte te creëren voor voetgangers en fietsers. Enkele voorbeelden: Zo wordt in de Doleegstraat de rijbaan versmald om meer ruimte te creëren voor de fietser. Ook het Vuntpad in Wilsele wordt verbreed. ‐ De stad reduceert de aanwezigheid van geparkeerde auto’s op het openbaar domein (zie hieronder). Fietsenstallingen toevoegen ‐ De stad investeert in bijkomende publieke fietsenstallingen voor kort- en langdurig stallen en voor verschillende types fietsen. De stad streeft naar de realisatie van een bijkomende grootschalige publieke fietsenstalling aan het station van Leuven binnen de huidige legislatuur, en zal hiervoor samenwerken met partners zoals de spoorwegen en De Lijn. De stad streeft naar bijkomende grootschalige stallingscapaciteit aan zowel de zijde binnenstad als de zijde Kessel-Lo. ‐ De stad monitort het correct gebruik van openbare fietsenstallingen. Fout gestalde fietsen, weesfietsen en wrakken worden verwijderd, zodat er ruimte beschikbaar blijft in de stallingen. De stad ontwikkelt hiertoe een fietsafhandelcentrale op de Centrale Werkplaatsen vlakbij het Leuvense station en de binennstad, zodat verwijderde fietsen vlot weer kunnen worden afgehaald. ‐ De stad legt bij bouwprojecten de nodige fietsenstallingen op die moeten worden gerealiseerd op privaat domein, zodat bij elke nieuwbouw en zware verbouwing voldoende ruimte voor het stallen van fietsen is voorzien. De stad zal in de huidige legislatuur de bestaande norm voor fietsparkeerplaatsen evalueren en waar nodig optrekken. De stad maakt het mogelijk, door aanpassing van de regelgeving, om fietsen te stallen in de voortuintjes van bestaande woningen. Waar ook dit ontoereikend is, onderzoekt de stad de mogelijkheden van buurtstallingen, fietskluizen,…
44
Fietsbezit, fietsaanbod en rijvaardigheid stimuleren ‐ De stad organiseert een samenaankoop voor fietsen voor doelgroepen. ‐ De stad ondersteunt fietsherstelplaatsen aan het station en onder het Rector De Somerplein. ‐ De stad ondersteunt jongeren en doelgroepen in het leren fietsen, via fietseducatie op school, fietsschool voor volwassenen, fietsexamenroute, … ‐ De stad voert sensibiliseringscampagnes rond fietsen (zie hierboven). ‐ De stad onderzoekt de mogelijkheden om het gebruik van publieke fietsen voor voor- en natransport te versterken. Stimuleren van verplaatsingen per openbaar vervoer Visie op een toekomstige regionale openbaarvervoersstructuur ‐ De stad dringt aan bij De Lijn op de uitvoering van busplan II, waarin het aantal verbindingen en mogelijke busreizigers toeneemt zonder de binnenstad sterk bijkomend te belasten. Dit door het verplaatsen van een aantal buslijnen naar de Leuvense ring en het toevoegen van tangentiële verbindingen en een Ringbus. De stad dringt bovendien aan bij De Lijn en de spoorwegen op een goede bediening van de grote tewerkstellingslocaties. ‐
Voor de lange termijn werkt de stad samen met De Lijn, de provincie en de gemeenten uit de regio aan een visie op een verbeterde regionale ontsluiting voor openbaar vervoer.
‐
Bij grote stadsontwikkelingsprojecten wordt voorafgaand aan de opmaak van een masterplan, de noden van het openbaar vervoer in kaart gebracht (verbeterde doorstroming, ruimte voor haltes, ruimte voor overstappen tussen de vervoerswijzen,…), en wordt de nodige ruimte voorzien. Zo wordt in het noordelijk deel van de Vaartkom voldoende ruimte voorzien voor halterende bussen. De herontwikkeling van de voormalige ziekenhuissite (project Hertogensite) wordt aangegrepen om de busknelpunten in de omgeving op te lossen.
‐
De stad onderzoekt samen met De Lijn de kansen voor derdebetalersystemen voor toekomstige bewoners, werknemers,… van grote stadsontwikkelingsprojecten.
Verminderde impact van het openbaar vervoer op de leefbaarheid en het klimaat ‐ De stad dringt aan op een groei van het aantal busreizigers die de binnenstad zo weinig mogelijk bijkomend belast. ‐ Bij De Lijn wordt eveneens aangedrongen op inzet van milieuvriendelijker voertuigen met minder hinder (b.v. hybride bussen). Verminderen van het autogebruik en zijn impact op de leefomgeving en het milieu ‐ De stad maakt de woonkernen voortschrijdend autoluw, te beginnen met het autoluw maken van het middeleeuwse stadscentrum en de voortschrijdende aanleg van woonerven in verschillende woonkernen.
45
‐
De stad vervangt in gebieden met functies die veel bezoekers aantrekken, autoparkeerplaatsen voor bezoekers op het openbaar domein stelselmatig door ondergrondse bezoekersparkeerplaatsen, zodat de vrijgekomen ruimte kan worden ingericht als ontmoetingsruimte en ruimte voor zacht verkeer. Dit kan door eigen projecten (Parking Den Bruul), of door het voorzien van surplus aan parkeerplaatsen in private projecten.
‐
De stad ondersteunt actief (via het project Olympus) en faciliterend, de aanwezigheid van oplaadpunten voor elektrisch vervoer.
‐
De stad ondersteunt via het opzetten van overleg tussen potentiële investeerders en potentiële gebruikers, en in haar vergunningsverlening, initiatieven om op Leuvens grondgebied een CNG-tankstation te realiseren.
Verminderde impact van het goederenvervoer op de leefomgeving en het milieu ‐ De stad onderzoekt de mogelijkheden van een goederenomslagplaats aan de rand van Leuven die ervoor kan zorgen dat winkels en kleine ondernemingen in de centra kunnen bediend worden met kleine, milieuvriendelijke voertuigen. Dit wordt gecombineerd met bijkomende beperkingen op groot vrachtvervoer in delen van de woonkernen en kleinhandelscentra. ‐
De stad overlegt met de beheerders van bedrijventerreinen en de werkgeversorganisaties om te bekijken of zij een rol kan spelen in het faciliteren van gebundelde goederenstromen.
e. Hernieuwbare energie i. Beschikbare gegevens Ook de lokale energieproductie werd behandeld in het rapport “De transitie naar Leuven Klimaatneutraal 2030 – wetenschappelijk eindrapport" (Vandevyvere H. et al., februari 2013). Omdat deze in Leuven uiterst beperkt is (voornamelijk de zonnepanelen), is de CO2-impact van de energieproductie zelf verwaarloosbaar ten opzichte van de globale stedelijke CO2-impact. i. Algemene doelstellingen Het thema ‘hernieuwbare energieproductie’ belangrijk in de scenario’s voor een klimaatneutrale stad, ondanks het feit dat haar CO2-impact beperkt is. Immers, de energievraag tot nul herleiden is niet haalbaar. De resterende energievraag moet worden opgevangen door hernieuwbare energie; hetzij geïmporteerd, hetzij geproduceerd op Leuvens grondgebied. De grootste energievraag betreft warmte, en het is alvast niet evident om deze van buiten Leuven te importeren. Voor de vraag naar gas en elektriciteit geldt het standpunt dat de stad haar verantwoordelijkheid zo veel mogelijk moet opnemen. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe ver de mogelijkheden op het Leuvense grondgebied reiken.
46
ii. Beleid en acties Reserveren van ruimte voor lokale hernieuwbare energieproductie en energierecuperatie ‐ De stad bekijkt bij de herziening van haar structuurplan de noodzaak van een ruimtelijk energieplan. Dit ruimtelijk energieplan kan betrekking hebben op ruimte voor hernieuwbare energie(infrastructuren). Dit kan ook betrekking hebben op het koppelen van verdichtingsinitiatieven aan energiedoelstellingen. ‐ De stad volgt de studies op Vlaams en provinciaal niveau naar Energie- en Warmtepotenties op. Indien nodig, stelt de stad zelf een Ruimtelijke Energie- en Warmtepotentiekaart op. De stad onderzoekt of en hoe de resultaten van een onderzoek naar Energie- en Warmtepotenties moet doorwerken in haar ruimtelijk structuurplan. Projecten voor hernieuwbare energie stimuleren en faciliteren ‐ De stad ondersteunt in de huidige legislatuur actief enkele projecten voor hernieuwbare energie of energierecuperatie: ‐ De stad ondersteunt actief een pilootproject voor warmterecuperatie uit rioolwarmte. ‐ De stad voert een onderzoek naar mogelijkheden voor stedelijke warmtenetten en selecteert een pilootproject voor een stadsverwarmingsnet, bij voorkeur naar aanleiding van concrete stadsontwikkelingsprojecten. De stad werkt actief aan het bijeenbrengen van partners om tot een uitvoerbaar project te komen. ‐ De stad faciliteert, waar mogelijk binnen haar bevoegdheden, een project voor energieproductie uit biomassa door Ecowerf. ‐ De stad onderzoekt de mogelijkheden voor windenergie, WKK en aardwarmte en zoekt partners aan voor potentiële projecten. ‐
De stad onderzoekt welke rol de grootschalige stadsontwikkelingsgebieden kunnen spelen in de hernieuwbare energievoorziening voor het eigen project en/of een ruimere omgeving. Dit onderzoek wordt in de huidige legislatuur minstens opgelegd aan, of door de stad uitgevoerd voor; site Hertogendal, omgeving Bodart, spoorwegplateau, woonontwikkelingsgebied Sint-Jansbergsesteenweg.
‐
De stad heft, voor zover binnen de bevoegdheid van de stad, reglementaire barrières voor concrete projecten voor warmtenetten, inplanting van WKK’s, windenergie en grootschalige zonnepanelenparken op.
‐
De stad ondersteunt actief de vzw Leuven Klimaatneutraal in het opzetten van een klimaatfonds of andere financiële structuur om projecten voor lokale energieproductie te financieren.
f.
Natuur, landbouw en consumptie
i. Beschikbare gegevens In het rapport “De transitie naar Leuven Klimaatneutraal 2030 – wetenschappelijk eindrapport" (Vandevyvere H. et al., februari 2013) werd het aandeel van natuur & landbouw in onze globale CO2-uitstoot (en –opname) berekend. Met een eerder beperkte landbouwactiviteit, is de impact hiervan heel beperkt. Voornamelijk de landbouwvoertuigen (en het oneigenlijk gebruik ervan) veroorzaken nogal wat CO2e per jaar.
47
Onze consumptie van voeding en goederen veroorzaakt zeer veel CO2e buiten ons eigen grondgebied (de zogenaamde ‘scope 3’, zie wetenschappelijk rapport). De emissie van CO2e buiten Leuven die te wijten is aan consumptie door de Leuvense bewoners, werknemers,… wordt ruwweg geraamd op 652 KTon per jaar, wat ongeveer 0,8 keer zoveel is als onze globale CO2-productie door onze elektriciteitsconsumptie en de verbrandingsprocessen op eigen grondgebied. Omdat hiervan geen specifieke Leuvense cijfers beschikbaar zijn, zijn er ook geen kwantitatieve scenario’s omtrent consumptie uitgewerkt. Dit betekent niet dat er geen acties aan dit thema gewijd zullen worden. De impact van consumptie is namelijk groot.
ii. Beleid en acties Natuur, gebruiksgroen en kleinschalige voedselvoorziening voor leefbare woonkernen ‐ De stad neemt in de herziening van haar structuurplan een beleid op voor de groenstructuur, en koppelt hieraan een actieplan voor uitbreiding van haar groenareaal, zowel het gebruiksgroen als de natuurgebieden. ‐
De stad continueert haar beleid om de nood aan bijkomende woningen en andere functies zo veel mogelijk op te vangen door verdichting van het bestaande weefsel en vrijwaren van de open ruimte. Nog onaangeroerde grote woonuitbreidingsgebieden worden behouden als open ruimte en strategische reserve voor later.
‐
Deze verdichting binnen de al bestaande kernen wordt gecombineerd met de aanleg en/of het toegankelijk maken van voldoende groen in de woonkernen. De netto-groenoppervlakte in de woonkernen mag daarbij niet dalen. Er moet een buurtpark zijn in de omgeving van iedere woonwijk.
‐
In gebieden met een structureel groentekort, wordt de bijkomende verdichting beperkt en zoekt de stad actief naar mogelijkheden om het groenaanbod te verhogen, bij voorbeeld door het sluiten van overeenkomsten over publiek gebruik van private percelen.
‐
De stad ondersteunt initiatieven van burgers en private organisaties om bestaand groen beter te benutten en in te zetten als ontmoetingsplaatsen binnen buurten: tuindelen, samen-tuinen, community supported agriculture projecten,…
‐ ‐
De stad zet de bestaande initiatieven verder die inwoners stimuleren bij het inrichten van geveltuinen, voortuinen, groendaken enz. De stad zet de samenwerking verder met instellingen, verenigingen en inwoners om de groenvoorziening van de stad op te waarderen.
‐ ‐
Groengebieden die verdwijnen, moeten minstens worden gecompenseerd. De stad creëert zelf nieuwe buurtparken en groene verbindingen (b.v. Park Belle Vue, Dijlepark Sluisstraat). De stad beheert grote groengebieden op basis van erfpacten of langdurige beheersovereenkomsten (b.v. verschillende abdijensites, buurtparkje Janseniushof,…).
48
‐
De stad dwingt de aanleg van bijkomed publiek groen af n.a.v. grootschalige stadsontwikkelings-projecten. Nieuwe Dijleparken en/of delen van het Dijlepad worden voorzien in Janseniushof, Hertogendal, Vaartkom, omgeving Bodart. Substantiële publieke groene ruimte wordt opgelegd bij andere grootschalige ontwikkelingsprojecten zoals b.v. woonontwikkeling aan de Sint-Jansbergsesteenweg, de Centrale Werkplaatsen, …
‐
In de het beleid rond groenvoorzieningen krijgt de functie van groen als klimaatgroen expliciet aandacht. Bij de planning en de aanleg van groenvoorzieningen wordt van bij de start nagegaan hoe het groen, bijkomend bij de gangbare functies (verfraaiing van de omgeving, verhoging van de biodiversiteit, recreatie en beleving), ook kan ingezet worden om het hitte-eiland tegen te gaan of bij te dragen aan klimaatadaptatie van de stad. Het beleid richt zich niet enkel op groenaanplant in het openbaar domein. Ook het beleid voor ander groen (gevelgroen, dakgroen, private tuinen,…) wordt verdergezet en verder uitgebouwd.
‐
De stad stimuleert de scholen om werk te maken van vergroening (bv. project vierkantemetertuintjes) van hun school via het CONDORproject.
Korte Keten Consumptie van voeding en andere streekproducten stimuleren ‐ De stad faciliteert initiatieven die lokale en duurzaam geteelde (voedings-)producten tot bij de inwoners brengen: versmarkten, voedselcollectieven, aankoop lokale en duurzame producten binnen scholen via CONDOR, sensibilisatie van jongeren omtrent streekproducten via CONDOR,… ‐ De stad ondersteunt actief de opzet van enkele projecten voor voedselproductie in de stad: onderzoek naar mogelijkheden voor stadsmoestuinen/ volkstuintjes, gezamenlijke tuinbouwprojecten, ondersteunen van wijken en scholen in het opzetten van kleinschalige moestuinen,… Enkele voorbeelden. Concreet onderzoekt de stad de mogelijkheid van moestuinprojecten op gronden in stadsbeheer, zoals de Abdij van Vlierbeek. Voor de Abdij van Park kiest de stad voor een project van Community Supported Agriculture, waarbij de link tussen bewoners, professionele landbouw en educatie wordt gelegd. ‐ De stad voert actief een ondersteunend beleid voor de lokale professionele landbouw gericht op de regio als afzetmarkt. De stad richtte hiertoe recentelijk een lokaal stadlandbouwoverleg op. Via dit platform wordt met alle betrokkenen een beleid en acties uitgewerkt waarbij alle aspecten van stadlandbouw aan bod komen.
Duurzaam productgebruik, recyclage en hergebruik bij de bevolking stimuleren ‐ De stad zet, samen met Ecowerf, het vooraanstaande beleid inzake afvalpreventie en afvalverwerking verder. ‐ De stad werkt projecten uit rond afvalpreventie: herbruikbare producten bekendmaken, kringlooptuinieren en wijkcomposteringen actief ondersteunen, afvalarme evenementen stimuleren, … ‐ De stad faciliteert innovatieve projecten voor meervoudig gebruik van producten: ondersteunen kringloopwinkels, ruil- en weggeefinitiatieven, deelinitiatieven (als autodelen, materialendelen, machinedelen,…).
49
‐
De stad stimuleert de scholen om te werken rond afvalpreventie en duurzaam productgebruik via het CONDOR-project. Afvalpreventie is het basisthema waar scholen die intekenen voor CONDOR rond moeten werken. Jaarlijks wordt in het kader van CONDOR ook een milieutoneel rond afvalpreventie georganiseerd voor de scholen.
6. MONITORING Om de uitvoering van de maatregelen en de CO2-reductie op te volgen, wordt er voorzien in monitoring en rapportage. De vzw Leuven Klimaatneutraal biedt hierin ondersteuning. Het stadsbestuur van Leuven zal op regelmatige basis rapporteren over de voortgang van het hierboven toegelichte klimaatbeleid : -
Jaarlijks wordt de vooruitgang van bovenvermelde acties gekwantificeerd; Jaarlijks wordt het actieprogramma voor de twee komende jaren geupdated.
50
7. ENGAGEMENT ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Het stadsbestuur van Leuven zal een procedure opstellen, invoeren en handhaven voor het jaarlijks monitoren en meten van haar scope 1 en 2 CO2-emissies en haar energieverbruik (elektriciteit, gas, water). Het stadsbestuur van Leuven zal voorliggend klimaatactieplan integreren in de verschillende beleidsplannen van de eigen organisatie. Het stadsbestuur van Leuven geeft hierbij de toestemming aan de vzw Leuven Klimaatneutraal 2030 om voorliggend klimaatactieplan openbaar te maken. Het stadsbestuur van Leuven beschikt over een publiek beschikbare schriftelijke formele engagementsverklaring van de gemeenteraad in de vorm van een “climate change policy”, door de ondertekening van het Europese Burgemeestersconvenant. De stad Leuven formuleerde bovendien in haar bestuursnota 2013-2018 de engamenten m.b.t. het nastreven van een klimaatneutraal Leuven tegen 2030.
51
Leuven, ………………………………. (datum) Voor …………………………………………………………..(organisatie)
…………………………………………….. …………………………………………….. (naam, hoedanigheid, handtekening)
52