Leisure Management Onderwijs- en examenregeling 2013 – 2014
Stenden Hogeschool Rengerlaan 8 Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden
Algemeen T (058) 2441441
[email protected]
Opleiding T (058) 2441253
1
Onderwijs- en examenregeling 2013 – 2014 Vrijetijdsmanagement BBA voltijd/duaal, crohonummer 34438 Vrijetijdsmanagement Associate Degree voltijd/duaal, crohonummer 80041 Advies afgegeven door Opleidingscommissie,
d.d. 14 juni 2013
Instemming verleend door Centrale Medezeggenschap,
d.d. 3 juli 2013
Vastgesteld door het College van Bestuur,
d.d. 9 juli 2013
NB: Uniformiteit Onderwijs- en Examenregeling (OER) 1. Deze OER bevat artikelen in de hoofdstukken 1 t/m 8 die voor een opleiding wel of niet van toepassing zijn. In geval een artikel(lid) niet van toepassing is wordt dit bij het betreffende artikel(lid) aangegeven. Wetsvoorstellen 2. In deze OER zijn in de hoofdstukken 1 t/m 8 artikelen opgenomen die voortvloeien uit de wetsvoorstellen: Wetsvoorstel Versterking Kwaliteitswaarborgen Hoger Onderwijs Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs. De betreffende artikelen zijn aangeduid met een voetnoot onder verwijzing naar het betreffende wetsvoorstel. Zodra deze wetsvoorstellen in werking treden maken de genoemde artikelen onderdeel uit van deze OER.
2
Inhoudsopgave 0 Algemeen Art. 1 Begripsbepalingen Art. 2 Reikwijdte van de regeling Art. 3 Vaststelling en looptijd van de regeling
5
1 Art. Art. Art. Art. Art.
8
1 2 3 4 5
Aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuze advies Aanmelding uiterlijk op 1 mei Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding
2 Toelating tot de opleiding Art. 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen Art. 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen Art. 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW Art. 4 Aanvullende eisen Art. 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma Art. 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW Art. 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder) Art. 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen Art. 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring Art. 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s ex. art. 7.28 WHW Art. 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 Art. 12 Toelating tot de post-propedeutische fase Art. 13 Doorstroom Associate degree Art. 14 Rechtsbescherming
11
3 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
Onderwijsprogramma Beoordeling Onderwijs- en examenregeling Doelstelling van de opleiding Inrichting en studielast van de opleiding Voertaal in het onderwijs Voorzieningen voor student met functiebeperking Samenstelling van de propedeutische fase Samenstelling van de post-propedeutische fase Samenstelling Associate-degreeprogramma Minor
17
1 2 3 4 5 6 7 8 9
4 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
Examens en getuigschriften De examens van de opleiding Toekenning graden Getuigschriften Toekenning van getuigschriften Ondertekening getuigschriften Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften Cum Laude-regeling Verklaringen
21
1 2 3 4 5 6 7 8
3
Art. 9 Rechtsbescherming 5 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
Tentamens, toetsen en beoordelen 1 Vorm van de tentamens en toetsen 2 Volgorde van tentamens en toetsen 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen 7 Mondelinge tentamens en toetsen 8 Vaststelling van de beoordelingen 9 Normering van de beoordelingen 10 Het verlenen van vrijstellingen 11 Toekenning van studiepunten 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen 13 Geldigheidsduur van studieresultaten 14 Inzage van tentamens en toetsen 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen 16 Fraude en plagiaat 17 Intellectueel eigendom 18 Rechtsbescherming
25
6. Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies 37 Art. 1 Studieloopbaanbegeleiding Art. 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling Art. 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling Art. 4 Voorwaarden Bindend Studieadvies met afwijzing (BSA) Art. 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) Art. 6 Doorstroom van propedeutische fase naar postpropedeutische fase Art. 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase Art. 8 Doorstroommaster Art. 9 Rechtsbescherming 7. Examencommissie Art. 1 Instelling en samenstelling Examencommissie
42
8. Art. Art. Art. Art.
43
1 2 3 4
Slot- en invoeringsbepalingen Hardheidsclausule Onvoorziene omstandigheden Bekendmaking van de regeling Citeertitel, inwerkingtreding
Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D Bijlage E Bijlage F
Competenties van de opleiding BBA en AD voltijd 44 Competenties van de opleiding BBA en AD duaal 46 Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding voltijd 48 Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding duaal 61 Competentieprofiel AD 72 Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2013-2014. 83
4
0
Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding als bedoeld in artikel 7.13 WHW, niet zijnde een Associate-degreeprogramma of een minor; Associate-degreeprogramma: programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW met een studielast van tenminste 120 studiepunten; bezwaar, beroep en klachtenloket: faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW; college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW; college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 en 10.8 WHW; competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen functioneren; EVC-procedure: procedure die wordt uitgevoerd door een als zodanig door de instelling erkende organisatie – niet zijnde een opleiding of een Examencommissie - om op basis van deugdelijk onderzoek te komen tot erkenning van verworven competenties en het waarderen van kennis en vaardigheden die buiten het onderwijs zijn opgedaan, van een persoon die niet als student of extraneus bij de opleiding is ingeschreven; examen: afsluitend onderdeel van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 WHW of de propedeutische fase als bedoeld in artikel 7.8 WHW; examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW; examinator: persoon als bedoeld in artikel 7.12c WHW, niet zijnde een student of extraneus; extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is ingeschreven bij de opleiding die voltijds of deeltijds is ingericht; gedragscode internationale student: gedragscode internationale student hoger onderwijs, zoals deze geldt per 1 oktober 2009; instelling: Stenden Hogeschool; les-, toets- en tentamentijden: 8.00 uur tot 21.30 uur. centrale medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW; minorprogramma: een samenhangend keuzeprogramma van 30 studiepunten, dat gevolgd wordt in de postpropedeutische fase, niet zijnde een afstudeerrichting;
5
onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan één eindbeoordeling is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening; opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW; opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het tijdvak dat aanvangt op 1 februari en eindigt op de laatste dag van februari van het daaropvolgende kalenderjaar; opleidingsvariant: een opleiding kan in de voltijd-, deeltijd- en/of duale variant aangeboden worden; post-propedeuse: de hoofdfase van de opleiding direct volgend op de propedeuse; praktische oefening: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 WHW waarin de nadruk ligt op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding van de instelling plaatsvinden. Een praktische oefening kan vormgegeven zijn in een project, werkstuk, of ontwerp, scriptie, mondelinge presentatie, doorlopen van een stage, deelname aan excursie, werken in (thema)groepen; programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de opleiding; propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW; progRESS: studenten informatie systeem; schooldag:alle dagen die in de jaarplanning doorgaans niet als vakantiedagen, zaterdagen, zondagen of reguliere feestdagen zijn aangeduid, zijn schooldagen, waarbij de zaterdag uitsluitend bestemd mag worden voor afname van tentamens en of toetsen en of examens. School-, Dienstenmedezeggenschapsraad: raad bedoeld als in artikel 10.25 WHW. student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de instelling; studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW; studiejaar: het wettelijk studiejaar dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar; studieloopbaanbegeleider/studiecoach/studiebegeleider: degene die namens de opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang; studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW, waarbij 1 studiepunt gelijk staat aan 28 studiebelasingsuren;
6
tentamen: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid; toets: een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden; WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 2
Reikwijdte van de regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438, Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438, Vrijetijdsmanagement Associate Degree, crohonummer 80041 , verder te noemen: de opleiding. 2. Deze regeling is van toepassing op de studenten en extraneï die staan ingeschreven bij de opleiding en op aspirant-studenten en -extraneï die verzoeken om toegelaten te worden tot de opleiding. 3. Wordt de opleiding aangemerkt als een gezamenlijke opleiding, dan is deze regeling onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst die aan de gezamenlijke opleiding ten grondslag ligt anders is bepaald. 4. Kent de opleiding een of meer afstudeerrichtingen, dan is deze regeling onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst(en) die aan deze afstudeerrichting(en) ten grondslag lig(t)(en)anders is bepaald. 5. Een Associate-degreeprogramma (croho 80041) is onderdeel van de bachelor opleiding. Artikel 3
Vaststelling en looptijd van de regeling
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur. 2. De opleidingscommissie wordt jaarlijks tijdig in de gelegenheid gesteld deze regeling te beoordelen en daarover advies uit brengen aan de Head of School. De opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de School-, Dienstenmedezeggenschapsraad (SMR en DMR). 3. De regeling geldt voor de duur van een studiejaar. Gedurende het studiejaar kan de regeling niet worden gewijzigd, tenzij dit als gevolg van overmacht noodzakelijk is en studenten daar niet onevenredig door worden benadeeld. Een tussentijdse wijziging behoeft de voorafgaande instemming van de Head of School; de bepalingen in dit artikel zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
7
Aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuzeadvies1
1
WHW:
7.31a, 7.31b, 7.31c, 7.31d, 7.31e
Artikel 1
Aanmelding uiterlijk op 1 mei
1. Uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar meldt degene die zich als student wil inschrijven voor een bepaalde propedeutische fase van een bacheloropleiding aan een bepaalde instelling of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten, zich aan bij Onze minister, met inachtneming van artikel 1.4 en overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels van procedurele aard. 2. De aanmelding geschiedt onder vermelding van de instelling waarbij en de bacheloropleiding waarvoor de aspirant-student zich wil inschrijven. 3. Indien de aspirant-student zich voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar voor meer dan een bacheloropleiding wil aanmelden, geldt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor één bacheloropleiding. 4. Onze minister levert de aanmeldingsgegevens aan de instelling of instellingen waarvoor de aspirant-student zich heeft aangemeld. 5. Dit artikel is niet van toepassing op een student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere bacheloropleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven maar kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een beëindiging van de inschrijving op grond van art. 7.8b lid 5 WHW, op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor hij zich wenst in te schrijven. Artikel 2
1
Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei
1.
Indien de aspirant-student zich uiterlijk op 1 mei voor één of meer bacheloropleidingen heeft aangemeld op de wijze, bedoeld in artikel 1 eerste lid, heeft hij het recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleidingen te organiseren studiekeuzeactiviteiten. Het College van Bestuur kan besluiten dat de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.
2.
Het College van Bestuur brengt ten aanzien van elke student die zich heeft aangemeld en die heeft deelgenomen aan de studiekeuzeactiviteiten, een studiekeuzeadvies uit. Bij ministeriële regeling kan een maximum aantal studiekeuzeadviezen worden vastgesteld waarop de aspirant-student recht heeft.
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
8
3.
Indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het eerste lid en de aspirantstudent zonder geldige reden niet deelneemt aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in dat lid, kan het College van Bestuur besluiten de inschrijving van de aspirantstudent te weigeren.
4.
Het College van Bestuur stelt ter uitvoering van dit artikel nadere regels vast die in elk geval betrekking hebben op de aard en de inhoud van de studiekeuzeactiviteiten voor de instelling of per opleiding, de termijn waarbinnen de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden, de termijn waarbinnen en de wijze waarop het studiekeuzeadvies wordt uitgebracht, de gevolgen van het zonder geldige reden van verhindering niet deelnemen aan studiekeuzeactiviteiten en de geldige redenen van verhindering voor het deelnemen aan die activiteiten. Bij het vaststellen van de nadere regels treft het College van Bestuur voor aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten zodanige voorzieningen dat zij kunnen deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat hun fysieke aanwezigheid op de instelling vereist is.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op: a. de inschrijving voor een bacheloropleiding waarvoor een selectieprocedure is ingesteld en, b. degene die op grond van artikel 7.28 WHW vanwege het bezit van een buiten Nederland behaald diploma, is vrijgesteld van de diploma-eisen, bedoeld in de artikelen 7.24 WHW, eerste en tweede lid.
Artikel 3
Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding
1. Indien de aspirant-student heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en zich na 1 mei voor een andere bacheloropleiding dan de bacheloropleiding, bedoeld in genoemde bepaling, aanmeldt, kan het College van Bestuur besluiten dat de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid behorend bij die andere bacheloropleiding. 2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de student, bedoeld in artikel 1 vijfde lid. Artikel 4 Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer 1. Indien de aspirant-student niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en zich na 1 mei voor een bacheloropleiding aanmeldt, kan het College van Bestuur besluiten dat: a. de aspirant-student de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert, of b. de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid. 2.
Met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is artikel 2, tweede lid, van toepassing. Indien het College van Bestuur een negatief studiekeuzeadvies heeft uitgebracht, kan hij besluiten dat hij de aspirant-student de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert. Met betrekking tot dit artikel is voorts
9
artikel 2, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing. 3.
Dit artikel is niet van toepassing op de student, bedoeld in artikel 1 lid 5.
Artikel 5 Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding 1. Bij de aanmelding, bedoeld in deze paragraaf, legt de aspirant-student mede zijn persoonsgebonden nummer over. Indien de student aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, vindt de aanmelding plaats met inachtneming van het derde lid. 2. Het persoonsgebonden nummer wordt overgelegd door middel van een van overheidswege verstrekt document, waarop tevens de gegevens over de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum en het geslacht van de aspirantstudent zijn vermeld. 3. Indien de aspirant-student aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, verstrekt Onze minister binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan hem zijn onderwijsnummer. Het onderwijsnummer is een door Onze minister uitgegeven en aan de aspirant-student toegekend persoonsgebonden nummer. 4. Onze minister verstrekt binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan het College van Bestuur van de instelling waaraan de aspirant-student zich wil inschrijven, het persoonsgebonden nummer van de aspirant-student en de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, voor zover die door de aspirantstudent zijn verstrekt.
10
2
Toelating tot de opleiding
WHW:
7.8a, 7.24, 7.25, 7.26, 7.27, 7.28, 7.29.
Artikel 1
Vooropleidingseisen voor opleidingen
1. Voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger onderwijs geldt als vooropleidingseis het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) of hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of een diploma van een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (mbo-niveau 4). Met een diploma bedoeld in de eerste volzin wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld het diploma van de bij ministeriële regeling aangewezen vakopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van de WEB. Artikel 2
Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen
1. De volgende diploma's van middelbaar beroepsonderwijs (mbo niveau 4), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) geven rechtstreeks toegang tot de opleiding, waarbij op grond van een ministeriële regeling eisen aan het vakkenpakket kunnen worden gesteld: a. b. c. d. e.
mbo-diploma niveau 4; havo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel economie en maatschappij [geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het vakkenpakket; f. vwo-diploma, profiel natuur en techniek, [geen eisen aan het vakkenpakket; g. vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, [geen eisen aan het vakkenpakket; h. vwo-diploma, profiel economie en maatschappij, [geen eisen aan het vakkenpakket; i. vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het vakkenpakket. De diploma’s vermeld onder de letters b tot en met i hebben betrekking op profielen havo/vwo die gelden vanaf 1 augustus 2007. j. k. l. m. n. o. p. q.
havo-diploma, profiel natuur en techniek, mits ec 1 + 2e mvt 1,2 in het vakkenpakket; havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, mits ec 1 + 2e mvt 1,2 in het vakkenpakket; havo-diploma, profiel economie en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en techniek, mits ec1 in het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, mits ec1 in het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel economie en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket. De diploma’s vermeld onder de letters j tot en met q hebben betrekking op profielen havo/vwo die tot 1 augustus 2007 werden gehanteerd.
11
Artikel 3
Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW
1. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma genoemd in artikel 1, die niet voldoet aan de in dit artikel 2 genoemde voorwaarden, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. 2. In geval van een aanvullend onderzoek wordt de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst. Artikel 4
Aanvullende eisen
Dit artikel is niet van toepassing Artikel 5 diploma2
Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-
Dit artikel is niet van toepassing
Artikel 6
Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW3
Dit artikel is niet van toepassing.
Artikel 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder) 1. Het College van Bestuur kan personen van eenentwintig jaar en ouder die niet voldoen aan de vooropleidingseisen genoemd in artikel 1, noch daarvan krachtens art. 7.28 WHW zijn vrijgesteld, van die vooropleidingseis vrijstellen, indien zij bij een onderzoek door een door het College van Bestuur in te stellen commissie hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. 2. De bij het onderzoek als bedoeld in lid 1 te stellen eisen van de opleiding zijn: er zijn geen speciale eisen van de opleiding. 3. Het College van Bestuur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in het eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor het hoger onderwijs, afwijken van de in lid 1 genoemde leeftijdsgrens. Van die leeftijdsgrens kan het College van Bestuur ook afwijken, indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overlegd.
2
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
3
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
12
Artikel 8
Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen
Dit artikel is niet van toepassing Artikel 9
Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring
1. Extraneï worden niet toegelaten tot een duale opleiding. 2. De beroepsuitoefening van een duale opleiding vindt plaats op basis van een overeenkomst, namens de instelling gesloten door de opleiding, de student en het bedrijf of de organisatie waar het beroep in de praktijk wordt uitgeoefend. 3. De overeenkomst als bedoeld in het tweede lid omvat tenminste bepalingen over: de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de beroepsuitoefening, de begeleiding van de student, het deel van de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven en die tijdens de beroepsuitoefening dienen te worden gerealiseerd, alsmede de beoordeling daarvan, en de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden. 4. Degene die tot een duale opleiding wenst te worden toegelaten dient op het moment van toelating, dan wel uiterlijk zes maanden nadien te beschikken over een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid. Wordt niet voldaan aan de eis als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt betrokkene geacht niet te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot de duale opleiding te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd. 5. Wordt een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid voortijdig beëindigd als gevolg van toerekenbaar verzuim van de student, dan wordt de student voor een periode van maximaal zes maanden in de gelegenheid gesteld een nieuwe overeenkomst te sluiten als bedoeld in het tweede lid. Lukt dit niet, dan wordt de student geacht niet meer te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot dit onderwijs te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd.
Artikel 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s ex. art. 7.28 WHW 1. Degene aan wie een graad (bachelor of master) is verleend, en de bezitter van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseisen, onverminderd het vierde en vijfde lid van dit artikel. 2. Van de vooropleidingseisen is eveneens vrijgesteld degene die toegang heeft tot het wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs in het land van een
13
verdragspartij die het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) heeft geratificeerd, onverminderd de bevoegdheid van het College van Bestuur om op grond van artikel IV.1 van het genoemde verdrag een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens deze wet. 3. Het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie, verleent vrijstelling van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan het in het desbetreffende lid bedoelde diploma, onverminderd het derde en vierde lid. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat niet in de eerste volzin genoemde ministeriële regeling is opgenomen, indien dat diploma naar het oordeel van het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het bepaalde in artikel 1. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Het College van Bestuur kan, na advies van de Examencommissie tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven zolang het in de voorgaande volzin bedoelde bewijs niet is geleverd. 4. Indien bij ministeriële regeling nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25 WHW en opgenomen in artikel 2, zijn vastgesteld kan de bezitter van een diploma geen examens afleggen voordat hij op een door het College van Bestuur te bepalen wijze op grond van een aanvullend onderzoek heeft aangetoond te beschikken over de kennis en vaardigheden waarop de eisen, bedoeld in artikel 2 betrekking hebben. 5. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma als bedoeld in art. 1 niet kan worden ingeschreven indien dat bestuur van oordeel is dat de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 2 van dien aard zijn dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat niet tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding op grond van een aanvullend onderzoek als bedoeld in het vierde lid aangetoond kan worden dat betrokkene beschikt over de kennis en vaardigheden waarop die eisen betrekking hebben. Het College van Bestuur bepaalt op welke wijze betrokkene op grond van een aanvullend onderzoek met het oog op de inschrijving vrijgesteld kan worden van die eisen. 6. De bij het onderzoek, bedoeld in de leden 4 en 5, te stellen eisen zijn opgenomen in art. 9. Artikel 11
Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 WHW
1. Indien de aspirant-student beschikt over een propedeutisch getuigschrift (hbo of wo), een hbo-getuigschrift of een wo-getuigschrift, maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst. 2. Indien een aspirant-student beschikt over een buitenlands diploma dat gelijkwaardig
14
is aan een havo, vwo-diploma maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst en worden er ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal of Engelse taal eisen gesteld. 3. Indien een aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een Nederlandstalige opleiding moet het diploma NT2-tweede niveau aantoonbaar zijn behaald. In afwijking hierop kan voor een aspirant-student met een Duits gelijkwaardig diploma van deze eis worden afgeweken. 4. Indien de aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een Engelstalige opleiding moet de aspirant-student aantoonbaar hebben voldaan aan een IELTS score zes. Onder een - met een IELTS-test score 6.0 te vergelijken - test wordt verstaan: a. TOEFL10 Paper: 550; b. TOEFL Computer: 213; c. TOEFL Internet: 80: d. TOEIC11: 670; e. Cambridge ESOL12: CAE – C. Artikel 12
Toelating tot de post-propedeutische fase
Een student kan op verschillende manieren rechtstreeks toegang krijgen tot de postpropedeutische fase van een opleiding: 1. Voor de inschrijving voor een opleiding na het propedeutisch examen geldt als eis het bezit van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde propedeutisch examen van die opleiding. 2. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde eis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van het College van Bestuur ten minste gelijkwaardig is aan het in het eerste lid bedoelde getuigschrift. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur daarbij bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. 3. De Examencommissie kan, in afwijking van het eerste lid, aan degene die is ingeschreven, op zijn verzoek, reeds de toegang tot het afleggen van een of meer onderdelen van het afsluitend examen verlenen voordat hij het propedeutisch examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel 13
Doorstroom Associate degree4
1. Een student aan wie een graad als bedoeld in art. 7.10b lid 1 WHW is verleend, heeft het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Het College van Bestuur kan daarbij voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding nog moeten worden gevolgd.
4
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
15
Artikel 14
Rechtsbescherming
1. Een (aspirant) student kan binnen zes weken na dagtekening tegen besluiten over de toelating via
[email protected] bezwaar maken bij het College van Bestuur. Alvorens te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen- en Klachtenadviescommissie. 2. Tegen een beslissing op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.
16
3
Onderwijsprogramma
WHW:
6.13, 7.2, 7.4, 7.4b, 7.7, 7.8, 7,8a, 7.8b, 7.9, 7.9b, 7.11, 7,13, 7.14.
Artikel 1
Doelstelling van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd de student zodanige kennis, houding en vaardigheden bij te brengen op het terrein van Business Administration zodat deze bij het voltooien van de opleiding in staat is tot de professionele uitvoering van taken op dat gebied en tevens in aanmerking komt voor een eventuele voortgezette opleiding. Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de competenties op hbo-niveau zoals vermeld in bijlage A. Artikel 3
Inrichting en studielast van de opleiding
1. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de postpropedeutische fase. 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de studielast voor een studiejaar van een versneld traject, bedoeld in art. 7.9b WHW, gemiddeld 80 studiepunten. Het College van Bestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van deeltijdopleidingen 5. 3. De opleiding is voltijds en duaal ingericht en wordt verzorgd door de School for Leisure & Tourism Management. 4. De voltijdsopleiding kent geen afstudeerrichting(en). De voltijds opleiding kent een Associate-degreeprogramma. 5. Dit artikellid is niet van toepassing 6. Het Associate-degreeprogramma kent een studielast van 120 studiepunten. 7. De student aan wie de graad Associate Degree is verleend en die de bacheloropleiding vervolgt, dient de door het College van Bestuur voorgeschreven onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding te volgen. De student dient hierover in overleg te treden met de desbetreffende Examencommissie6. 8. Voor studenten die de opleiding in duale vorm volgen, worden de perioden waarin werkzaamheden in de beroepspraktijk worden verricht, aangemerkt als een onderwijseenheid, voor zover deze werkzaamheden onder begeleiding van de opleiding
5
6
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
17
plaatsvinden. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld: a. de tijdsduur van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt minimaal 24 uur per week; b. de studielast van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt, inclusief de perioden in de beroepspraktijk, 1680 uren en komt overeen met 60 studiepunten; c. een zodanige inrichting van elke periode dat de student in staat wordt gesteld de competenties te ontwikkelen tot het niveau dat voor die periode is genoemd in de overeenkomst tussen instelling, student en bedrijf; d. onderwijseenheden die in de beroepspraktijk worden uitgevoerd, worden afgesloten met een tentamen.
Artikel 4
Voertaal in het onderwijs
1. Het onderwijs in de opleiding wordt gegeven in het Nederlands en in het Engels. Het Nederlandstalig programma wordt gegeven in het Nederlands en Engels. Het Engelstalig programma in het Engels, tenzij: a. het onderwijs betreft dat betrekking heeft op een andere taal; b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege gegeven wordt door een anderstalige gastdocent; c. de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten noodzaakt een andere taal te gebruiken. Het College van Bestuur heeft hiertoe een Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs, vastgesteld. 2. In een opleiding die in het Nederlands wordt aangeboden kan gebruik gemaakt worden van anderstalige literatuur. Artikel 5
Voorzieningen voor student met functiebeperking
1. De Head of School biedt aan studenten met een functiebeperking een onderwijsomgeving aan die zo veel als mogelijk gelijkwaardig is aan die van studenten zonder functiebeperking en die gelijkwaardige kansen op studiesucces biedt. De Regeling Studie & Handicap voorziet in de benodigde en afgesproken facilitering van betrokkene. Artikel 6
Samenstelling van de propedeutische fase
1. De propedeutische fase heeft drie doelstellingen: a. oriëntatie; b. verwijzing; c. selectie. 2. De propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlagen C en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 60 studiepunten).
18
Artikel 7
Samenstelling van de postpropedeutische fase
1. De postpropedeutische fase van de opleiding - alsmede de daarmee verbonden afstudeerrichting(en- omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlagen C en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 180 studiepunten). Artikel 8
Samenstelling Associate-degreeprogramma
1. Het Associate-degreeprogramma als bedoeld in artikel 2 lid 6 omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in de betreffende bijlagen C en D met de daarbij vermelde studielast. Artikel 9
Minor
1. Het minorprogramma heeft een omvang van 30 studiepunten en maakt deel uit van de postpropedeutische fase. 2. De minor die een student volgt, is gerelateerd aan de ambities van de student en heeft een duidelijke relatie met de eindcompetenties van de opleiding. De minor dient een aanvulling te zijn op overige onderdelen van de opleiding die de student volgt. 3. De Examencommissie van de School die de minor heeft ontwikkeld, is verantwoordelijk voor de inhoud van de minor en draagt er zorg voor dat de minor ten minste voldoet aan de eisen gesteld in het volgende lid. 4. De door de instelling aangeboden minoren worden voor het begin van het opleidingsjaar geplaatst op de voor alle studenten toegankelijke website. Op de website wordt tenminste vermeld: a. welke minoren binnen de instelling worden aangeboden; b. of het aanbieden van de minor wel of niet gebonden is aan een minimum aantal deelnemers; c. welke procedure wordt gehanteerd voor het inschrijven op een minor; d. welke toelatingseisen voor een minor van toepassing zijn; e. welke school verantwoordelijk is voor de inhoud van de minor en wie de verantwoordelijke is binnen de school; f. uit welke onderdelen de minor bestaat, met inbegrip van het aantal studiepunten en de wijze van toetsing en herkansing van elk onderdeel. 5. Gedurende het opleidingsjaar kan de inhoud van een minor niet worden gewijzigd. Het bepaalde in artikel 1.3, lid 5 is van overeenkomstige toepassing. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een aangeboden minor niet worden verzorgd, ingeval van onvoldoende belangstelling, mits op de website als bedoeld in het vierde lid is aangegeven dat voor het verzorgen van een minor een minimaal aantal deelnemers is vereist. Een minor kan pas worden gevolgd als het propedeutisch examen is behaald. 6. Ongeacht het voorgaande behoeft de toelating van een student tot een minor de goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding die de student volgt. De
19
Examencommissie kan ervoor kiezen een lijst te publiceren van minoren die studenten mogen volgen zonder persoonlijk toestemming te hoeven vragen. 7. Buiten de door de instelling aangeboden minoren kunnen studenten minoren volgen via www.kiesopmaat.nl. De toelating van een student tot een minor via deze route behoeft goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding waar de student ingeschreven is.
Bijlage: Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs. Regeling Studie & Handicap.
20
4
Examens en getuigschriften
WHW: Artikel 1
7.10, 7.10a, 7.11, 7.12c, 7.19a, 7.33 De examens van de opleiding
1. In de opleiding wordt de propedeutische fase afgesloten met een examen en de postpropedeutische fase met een afsluitend examen. Is aan de opleiding een Associate-degreeprogramma verbonden dan wordt ook dat programma afgesloten met een examen. 2. De examens als bedoeld in het eerste lid zijn behaald, indien alle onderwijseenheden van de betreffende fase dan wel programma met goed gevolg (examen en beoordeling tezamen) zijn afgelegd, dan wel daarvoor vrijstelling is verkregen. 3. Het afsluitend examen in de postpropedeutische fase kan niet eerder worden behaald dan nadat het propedeutisch examen is behaald, dan wel vrijstelling is verleend voor het afleggen daarvan. 4. De Examencommissie stelt de uitslag vast van de examens bedoeld in het eerste lid, nadat zij heeft onderzocht of de student aan alle voor het betreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan. 5. De Examencommissie reikt een getuigschrift uit aan de student die een examen heeft behaald en ook verder voldoet aan de wettelijke vereisten. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Geen propedeuse getuigschrift wordt uitgereikt aan degene die van de Examencommissie vrijstelling heeft verkregen om deze fase van de opleiding te volgen. 6. Het examen dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het College van Bestuur gedurende een periode van ten minste zeven jaar bewaard.7 Artikel 2
Toekenning graden
1. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Bachelor Business Administration, indien het afsluitend examen in de postpropedeutische fase met goed gevolg is behaald. 2. In geval van onderwijs in het buitenland is de notitie “Gedragslijn Nederlands Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing. 3. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Associate Degree Business Administration, aan degene die met goed gevolg het examen heeft afgelegd van een Associate-degreeprogramma.
7
Wetsvoorstel Versterking Kwaliteitswaarborgen Hoger Onderwijs, art. 7.3 WHW.
21
Artikel 3
Getuigschriften
1. Het College van Bestuur hanteert het model van de getuigschriften en stelt de hierna genoemde bijlagen vast met inachtneming van artikel 7.11 WHW. In ieder geval wordt vermeld: a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, zoals die worden vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO); b. welke onderwijseenheden het examen omvatte; c. in voorkomende gevallen welke minor is behaald; d. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid met betrekking tot de uitoefening van een beroep aan het getuigschrift is verbonden; e. welke graad door het College van Bestuur is verleend; f. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de ‘toets nieuwe opleiding’ met goed gevolg heeft ondergaan; 2. De onderwijseenheden van het examen en de behaalde minor worden benoemd in een gewaarmerkte bijlage, waarbij tevens per onderwijseenheid de omvang in studiepunten en de behaalde beoordeling worden vermeld. De beoordeling als bedoeld in de vorige volzin wordt uitgedrukt in gehele cijfers als bedoeld in artikel 9 van hoofdstuk 5. 3. De Examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een diplomasupplement toe dat voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Het diplomasupplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het in het Nederlands of Engels gesteld diplomasupplement bevat in elk geval: a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft, c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en d. de studielast van de opleiding, en e. een gradingtable van de opleiding. Artikel 4
Toekenning getuigschriften
1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. 2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan overeenkomstig door het College van Bestuur vast te stellen regels de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. 3. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de student direct contact op te nemen met de afdeling ESR – Information & Registration Centre. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk binnen vier schoolweken na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid,
22
schriftelijk te reageren naar de Examencommissie. 4. Voor de datum op het getuigschrift wordt de datum aangehouden waarop de Examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de voorwaarden heeft voldaan. Als procedurele voorwaarde voor toekenning van het getuigschrift geldt dat de student ingeschreven moet staan bij de opleiding. Artikel 5
Ondertekening getuigschriften
1. Het getuigschrift wordt namens het College van Bestuur ondertekend: a. Door de voorzitter en de secretaris van de Examencommissie of hun plaatsvervangers; b. Door de student. 2. Het diplomasupplement bij het getuigschrift genoemd in artikel 3 worden ondertekend en voorzien van naam door de voorzitter van de Examencommissie en secretaris of hun plaatsvervangers. 3. De namen tekenbevoegden worden geregistreerd in een handtekeningenregister. Dit register wordt beheerd door de afdeling ESO-Toetsbureau. Artikel 6
Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften
1. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Examencommissie de data vast waarop de uitslag als bedoeld in artikel 1 wordt vastgesteld, met inachtneming van het derde en vierde lid van artikel 1. 2. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Head of School de data vast waarop de getuigschriften als bedoeld in artikel 3 in een openbare bijeenkomst worden uitgereikt. 3. Het vaststellen van de uitslag van het propedeutisch examen vindt tweemaal per jaar plaats, aan het einde van het opleidingsjaar, na verwerking van de resultaten van de laatste herkansingen. Op verzoek van de student kan de uitslag ook tussentijds in de loop van het opleidingsjaar vastgesteld worden. Artikel 7
Cum laude-regeling
1. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het predicaat Cum Laude bij het propedeuse- en bachelorgetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld van een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het predicaat Cum Laude. 2. Het beoordelen van de toekenning van het predicaat Cum Laude vindt plaats door de Examencommissie. 3. Het predicaat Cum Laude als bedoeld in lid 1 wordt toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarde(n):
23
a. de student heeft elke individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een cijfer, behaald met minimaal het cijfer 8 (op een beoordelingsschaal van 1 tot en met 10); b. en de student heeft elke individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een letter, behaald met minimaal de beoordeling “goed”; c. de student heeft elke niet individueel beoordeelde onderwijseenheid die beoordeeld wordt met een cijfer, behaald met minimaal het cijfer 8 (op een beoordelingsschaal van 1 tot en met 10); d. en de student heeft elke niet individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een letter, behaald met minimaal de beoordeling “goed”; e. de bedoelde beoordelingen in lid 3 zijn in beginsel behaald in de eerste (toets)kans, zonder dat er sprake is of is geweest van het behalen van een beoordeling na herkansing. f.
Artikel 8
Vrijstellingen worden in het kader van de cum laude beoordeling buiten beschouwing gelaten.
Verklaringen
1. Een student die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 4 kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd, mits binnen een jaar na uitschrijving van de student, een door de desbetreffende Examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 9
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. Bijlage: “Gedragslijn Nederlands Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing.
24
5
Tentamens, toetsen en beoordelen
WHW:
7.3, 7.8b, 7.11, 7.12b, 7.12c, 7.13, 7.34, 7.61, 7.10.
Artikel 1
Vorm van de tentamens3 en toetsen4
1. De onderwijseenheden 5 van het onderwijsprogramma worden getoetst op de wijze zoals aangegeven in de bijlage met de samenstelling van de propedeutische en postpropedeutische fase. 2. Een tentamen en of toets die door een groep van studenten gezamenlijk dient te worden uitgevoerd, wordt zodanig ingericht dat deze voor elke betrokken student tot een individuele beoordeling leidt. Daarbij wordt in ieder geval gewaarborgd dat de kwalificatie ‘onvoldoende’ als beoordeling wordt toegekend aan de student die zich onvoldoende heeft ingezet bij de uitvoering van deze toets. In de formulering van de opdracht wordt aangegeven hoe hieraan concreet invulling is gegeven. 3. Van een tentamen en of toets die bij herhaling in hetzelfde opleidingsjaar wordt aangeboden, moeten alle gelegenheden in dat opleidingsjaar dezelfde vorm hebben. 4. Dit artikellid is niet van toepassing. 5. Een student met een functiebeperking kan aan de Examencommissie verzoeken gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De procedure is beschreven in de Regeling Studie & Handicap. 6. Een student die voldoet aan de criteria van de door het College van Bestuur vastgestelde Regeling Financiële ondersteuning student-topsporter kan de Examencommissie verzoeken om een aangepaste inroostering van de toetsen, waarbij - indien dit naar het oordeel van de Examencommissie mogelijk is en voor de 3
Tentamen = een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in art. 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid. 4 Toets = een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden. 5 Onderwijseenheid = als bedoeld in art. 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan een tentamen is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening.
25
opleiding niet bezwaarlijk - zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele mogelijkheden van de student. In geval van een aan OSNN verbonden studenttopsporter vindt er overleg plaats tussen de betrokkenen. Artikel 2
Volgorde van tentamens en toetsen
1 De tentamens en toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige volgorde worden afgelegd, met uitzondering van de bepalingen in de volgende leden van dit artikel. 2 Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de toetsen van de daarbij aangegeven onderwijseenheden zijn behaald: A
Met het afsluitende stage- en scriptieprogramma kan pas gestart worden als één van de volgende alternatieven is voldaan.
-1- De propedeuse, alle tweedejaars onderwijseenheden en de derdejaars onderwijseenheid AtWork moeten voldoende zijn afgerond. Verder moeten alle overige derdejaars onderwijseenheden zijn gevolgd en mag van die onderwijseenheden nog één onderwijseenheid niet behaald zijn. Daarnaast hoeft de derdejaars voortgangstoets nog niet voldoende te zijn afgerond. -2- De propedeuse en alle derdejaars onderwijseenheden (met uitzondering van de derdejaars voortgangstoets) moeten voldoende zijn afgerond. Alle tweedejaars onderwijseenheden moeten zijn gevolgd en er mag van dat tweede studiejaar nog niet behaald zijn: maximaal één onderwijseenheid ter grootte van 3 EC (een taalmoduul), of één onderdeel Bedrijfseconomie of de tweedejaars voortgangstoets. B
De onderliggende argumentatie voor de onder alternatief 1 en alternatief 2 opgesomde eisen gelden voor de start van de vierdejaars stage is dat iedere student die start aan de vierdejaars stage voldoende basiskennis, - vaardigheden en – houdingscomponenten moet beheersen om als aankomend professional te kunnen functioneren, dan wel op het vereiste niveau onderzoek te kunnen verrichten
C
De student mag alleen deelnemen aan de tweede jaars voortgangstoets wanneer de norm voor de eerste jaars voortgangstoets is behaald en wanneer de student is ingeschreven in het tweede studiejaar (of hoger).
D
De student mag alleen deelnemen aan de derde jaars voortgangstoets wanneer de norm voor de eerste en tweede jaars voortgangstoetsen zijn behaald en wanneer de student is ingeschreven in het derde studiejaar (of hoger).
26
3.
Dit artikellid is niet van toepassing
4. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden kan een minor pas worden gevolgd als is voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van hoofdstuk 3. Artikel 3
Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen
1. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de propedeutische fase wordt elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, de eerste maal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid. 2. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de postpropedeutische fase wordt elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, waarvan eenmaal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid. 3. Bij het bepalen van de datum van de tweede tentamen- en of toetsgelegenheid in een opleidingsjaar, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid van het totale programma voor een student. 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt in een opleidingsjaar slechts eenmaal gelegenheid gegeven voor het afleggen van het tentamen of een toets van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in dat opleidingsjaar niet is gegeven Tot het maken van het betreffende tentamen en of toets bestaat nog tweemaal de mogelijkheid, te rekenen vanaf het laatste opleidingsjaar waarin de bedoelde onderwijseenheid wordt aangeboden. 5. De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks door de Examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het opleidingsjaar bekend gemaakt. 6. Een student die verhinderd is van een toetsgelegenheid gebruik te maken, is aangewezen op de volgende toetsgelegenheid. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie besluiten in een voor de student gunstige zin af te wijken van deze regel. Artikel 4
Gestelde eisen tentamens en toetsen
1. De Examencommissie maakt voor elk tentamen en elke toets afzonderlijk tijdig bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van dat tentamen of die toets, zodat de student zich zo goed mogelijk kan voorbereiden. De Examencommissie vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan en welke beoordelingsnormen zullen worden gehanteerd. Deze informatie wordt opgenomen in het moduulboek van de desbetreffende onderwijseenheid en wordt daarnaast vermeld op de Blackboardpagina van de betreffende onderwijseenheid. De informatie betreffende hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij de voortgangstoets en de beoordelingsnormen die gehanteerd worden bij de voortgangstoets worden op de Blackboardpagina geplaatst die is aangemaakt betreffende de voortgangstoets. 2. Van een tentamen of toets die bij herhaling binnen een opleidingsjaar wordt
27
aangeboden, moet elke gelegenheid wat betreft inhoud, niveau en zwaarte gelijkwaardig zijn aan de voorafgaande gelegenheid. 3. Wanneer een student een onderwijseenheid niet heeft behaald in het opleidingsjaar waarin hij het onderwijs in die onderwijseenheid heeft gevolgd en in het volgende opleidingsjaar alsnog een tentamen of toets in die onderwijseenheid wil afleggen, gelden ten aanzien van de gestelde eisen de eisen van het lopende opleidingsjaar. Artikel 5
Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen
1. Voor mondelinge tentamens en toetsen en voor tentamens of toetsen ter afsluiting van praktische oefeningen dient de student zich tijdig in te schrijven, op een nader door de Examencommissie aan te geven wijze. In het algemeen geldt dat dit gebeurt via intekenlijsten die de betreffende (vak)docente openstelt voor inschrijving. De informatie hierover wordt op het moment dat de onderwijseenheid wordt opgestart op de betreffende Blackboardpagina vermeld. Indien de betreffende (vak) docent daaraan de voorkeur geeft kan de inschrijving voor mondelinge toetsen en tentamens ook plaatsvinden via Progress, op dezelfde wijze als gebruikelijk is voor de schriftelijke toetsen en tentamens. De docent geeft ook hierover informatie op de Blackboardpagina die voor het betreffende onderwijsonderdeel is aangemaakt op het moment dat de onderwijseenheid wordt opgestart . 2. Voor andere toets- en tentamenvormen dan genoemd in het eerste lid is de student verplicht zich te houden aan de volgende inschrijvingsprocedure voor deelname aan schriftelijke tentamens en toetsen: a. De student is verplicht zich digitaal voor een schriftelijke tentamen- en of toetskans in te schrijven, tenzij anders is bepaald. De student moet na inschrijving een bewijs van inschrijving uitprinten. b. Indien een student niet kan intekenen voor een toets en of tentamen dan neemt de student rechtstreeks contact op met het ESR-Toetsservicebureau. Voor de vestigingen Emmen, Meppel en Assen geldt dat de student contact opneemt met het secretariaat van de opleiding, die vervolgens contact opneemt met het ESRToetsservicebureau. c. Inschrijven betekent verplicht deelnemen aan de toets en of tentamen én een kans gebruiken, overmachtsituaties uitgezonderd. d. Iedere secretaris van de Examencommissie meldt aan het ESR-Toetsservicebureau voor 15 mei van elk opleidingsjaar het aantal tentamen- en toetsgelegenheden dat een student aan de desbetreffende opleiding aangeboden krijgt. Bij overschrijding van dit aantal gelegenheden wordt de intekening voor deelname aan de betreffende toets en of tentamen geblokkeerd. e. Het ESR-Toetsservicebureau publiceert bij aanvang van het opleidingsjaar het jaartoetsrooster per opleiding. Het definitieve rooster wordt uiterlijk twee schoolweken voor een tentamenperiode gepubliceerd. f. Verzoek tot wijziging van intekening voor een toets en of tentamen moet altijd door de student ter beoordeling aan de secretaris van de Examencommissie worden voorgelegd, overmachtsituaties uitgezonderd. Na toestemming van de secretaris van
28
de Examencommissie kan tot twee werkdagen voor aanvang van de toetsweek/periode tot 12.00 uur de toegestane wijzigingen door ESO-Toetsservicebureau worden verwerkt. g. Indien de student te laat is met digitaal intekenen én er is daarbij sprake van bijzondere omstandigheden dan neemt de student rechtstreeks contact op met de secretaris van de Examencommissie. Artikel 6a
Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen
Bij het afnemen van tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden worden voldaan: 1. De student dient zich te kunnen legitimeren door middel van zijn of haar Multifunctionele kaart (MFK). Daarnaast moet de student zich desgevraagd kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. 2. De student dient vijf minuten voor aanvang van het aanvangstijdstip in de tentamenzaal aanwezig te zijn en plaats te nemen op de door de organisatie aangewezen plaats. 3. Degene die als gevolg van overmacht meer dan 30 minuten te laat arriveert, kan de toegang worden geweigerd. 4. Het is niet toegestaan om gedurende de eerste 30 minuten het lokaal te verlaten. 5. De aanwijzingen van de examinator of surveillant moeten worden opgevolgd. 6. De aangegeven tijd voor een toets en/of tentamen is inclusief het uitreiken en verzamelen van tentamenopgaven en antwoordformulieren. 7. De student dient bij ontvangst van de toets- en/of tentamenopgaven te controleren of hij een juist en volledig exemplaar heeft ontvangen. 8. Het is niet toegestaan om het tentamen en toets te maken op ander dan door de surveillant uitgedeelde antwoordformulieren. 9. De student dient -indien van toepassing- op de toets- en of tentamenopgaven en het antwoordformulier te vermelden: a. b. c. d. e. f.
naam studentnummer / relatienummer toets en/of tentamen aantal antwoordformulier-bladen dat wordt ingeleverd datum waarop aan de toets en of tentamen is deelgenomen handtekening van de student
10. Het gebruik van andere hulpmiddelen dan schrijfgerei en het ter plekke uitgereikte materiaal is uitsluitend toegestaan als dit uitdrukkelijk is aangegeven. 11. Informatie- en communicatiemiddelen dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en te worden weggeborgen. Het gebruik van dergelijke hulpmiddelen is niet toegestaan,
29
tenzij toestemming voor gebruik is gegeven op de wijze zoals beschreven in het vorige lid. 12. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de examinator of surveillant te communiceren met andere personen in of buiten het lokaal waar het tentamen of de toets wordt afgenomen. 13. De examinator en de surveillant zijn bevoegd passende maatregelen te nemen indien de orde en rust worden verstoord. 14. De toets- en of tentamenopgaven moeten tegelijkertijd met de antwoordformulieren bij aftekening worden ingeleverd bij de surveillant. 15. De student wordt geacht aan een schriftelijke toets en of tentamen te hebben deelgenomen als de toets- en of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren is ingeleverd en de presentielijst is getekend. Dit artikellid is onverkort van toepassing op degene die het antwoordformulier niet dan wel onvolledig heeft ingevuld. 16. Aan studenten met een functiebeperking kan de Examencommissie een verlenging van de standaardduur van het tentamen en of toets en/of het gebruik van hulpmiddelen toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 1 voor studenten met een functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de betrokken student. 17. Indien de student een klacht wil indienen betreffende de afname van een toets en of tentamen dan laat de student zijn/ haar klacht direct op het protocolformulier noteren door een surveillant van de toets en of tentamen. Daarnaast schrijft de student een schriftelijke klacht aan de betreffende Examencommissie. 18. Indien een student een klacht heeft betreffende de inhoud van de toets en of tentamen dan moet deze klacht schriftelijk binnen twee werkdagen ingeleverd worden bij de secretaris van de betreffende Examencommissie. De benodigde toets- en of tentamensleutel wordt binnen 24 uur na afloop van de toets en of tentamen beschikbaar gesteld. Artikel 6b
Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen
Dit artikel is niet van toepassing. Artikel 7
Mondelinge tentamens en toetsen
1. Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getoetst, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets en of tentamen is niet openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Bij het afnemen van een mondeling tentamen en of toets met een studiebelasting van minimaal 28 uur dient een tweede examinator aanwezig te zijn of dient het examen met behulp van audiovisuele middelen te worden vastgelegd.
30
Artikel 8
Vaststelling van de beoordelingen
1. De examinator stelt de beoordeling vast. De termijn voor de vaststelling van de beoordeling is in de regel dertien werkdagen, nadat het schriftelijke werk is gemaakt. Indien deze termijn wordt overschreden, wordt dit door de Examencommissie met redenen omkleed aan de student gemeld. 2. Niet iedere onderwijseenheid hoeft met goed gevolg afgelegd te zijn. 3. Ten aanzien van de uitslagen van de laatste onderwijsperiode van een opleidingsjaar kan door de opleidingen een versnelde procedure worden toegepast. 4. De beoordeling van een tentamen en of toets door een examinator geschiedt voor elke student afzonderlijk. 5. Indien de voorlopige uitslag van een tentamen en of toets door meer dan één examinator wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling in onderling overleg. Indien de examinatoren niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt, nadat de betrokken examinatoren zijn gehoord, de definitieve uitslag vastgesteld door de voorzitter van de Examencommissie. 6. De datum waarop een student een toets en/of tentamen heeft behaald is de datum waarop de toets en of het tentamen is afgelegd en beoordeeld. Antedatering is niet toegestaan. 7. De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets en of tentamen vast direct, dan wel dezelfde dag na het afnemen van die toets en of tentamen en verstrekt de student een schriftelijke verklaring met de uitslag. 8. De Examencommissie stelt vast of de student aan de gestelde eisen voor de toets en/of tentamen heeft voldaan. Artikel 9
Normering van de beoordelingen
1. De uitslag van een tentamen en of toets wordt uitgedrukt in een cijfer op een schaal van 1 tot en met 10 met ten hoogste één decimaal dan wel in een kwalificatie uitmuntend / goed / voldoende / onvoldoende. 2. Als laagste kwalificatie ‘voldoende’ geldt het cijfer 5,5. 3. Voor het afronden van decimale getallen gelden de volgende regels: a. Het gemiddelde van meerdere cijfers wordt naar beneden afgerond (=afgekapt) op één decimaal. b. Indien aan de orde wordt een cijfer met één decimaal op de normale, rekenkundige manier afgerond op een geheel getal (het cijfer 5,5 wordt dan afgerond tot een 6). 4. Indien de tentamen- en of toetsuitslag samengesteld wordt uit verschillende deelresultaten, wordt de wijze waarop de uitslag berekend wordt (bijvoorbeeld een rekenkundig of gewogen gemiddelde) nauwkeurig in de OER beschreven.
31
5. Bij deelname aan een tentamen en of toets krijgt de student tenminste het cijfer één of de kwalificatie onvoldoende. 6. Indien een tentamen en of toets niet met goed gevolg is afgelegd kan een student een verzoek indienen bij de Examencommissie tot een second opinion van de betreffende toets en of tentamen. De termijn voor indiening bedraagt 4 weken na bekendmaking van de uitslag. 7. Indien de student een reeds eerder afgelegde toets en of tentamen nogmaals aflegt, is de hoogst behaalde beoordeling bepalend voor de vraag of de student aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Artikel 10
Het verlenen van vrijstellingen
1
Een vrijstelling wordt door een Examencommissie altijd individueel verleend op basis van haar vrijstellingenbeleid en met in achtneming van de navolgende bepalingen van dit artikel.
2
Dit artikel is niet van toepassing
3
Voor MBO studenten van het cohort 2011/2012 en eerder geldt de vrijstellingsregeling zoals opgenomen in de OER 2011/2012.
4
Voor MBO studenten van het cohort 2012/2013 geldt de vrijstellingsregeling zoals opgenomen in de OER 2012/2013.
5
Voor MBO studenten van het cohort 2013/2014 gelden geen standaard vrijstellingen. Indien een student denkt in aanmerking te komen voor vrijstellingen dan kan een verzoek daartoe ingediend worden bij de examencommissie.
6
De student die in aanmerking wil komen voor de in dit artikel genoemde vrijstellingen, dient hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie. Bij het verzoek moet het diploma worden overgelegd evenals verdere bewijsstukken om aan te tonen dat reeds is voldaan aan de vereisten voor de onderwijseenheden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.
7
Vrijstellingen kunnen mede gebaseerd zijn op de EVC-procedure. Degene die op basis van een EVC-procedure meent in aanmerking te komen voor een of meer vrijstellingen, dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, met bijsluiting van de EVC-rapportage.
8
Degene die op andere dan in de vorige leden bedoelde gronden meent in aanmerking te komen voor vrijstelling van het afleggen van een tentamen of toets, dient daartoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, waarbij tevens de bewijsstukken ter onderbouwing van het verzoek worden overgelegd.
9
De Examencommissie beoordeelt mede aan de hand van de overgelegde bewijsstukken of wordt voldaan aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid of onderdelen daarvan.
10 De Examencommissie kent een individueel verzoek om een vrijstelling toe, indien verzoeker aantoonbaar voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende
32
onderwijseenheid, dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen daarvan. De Examencommissie informeert de student over haar beslissing binnen vier schoolweken gerekend vanaf de datum waarop het verzoek is ontvangen. 11 Vrijstellingen worden in het resultatenoverzicht van de student getoond met de omschrijving „vrijstelling‟. Een tentamen en of toets waarvoor de student vrijstelling heeft gekregen, telt niet mee in eventuele middelingen tot een eindcijfer van de onderwijseenheid waarbij dit tentamen en toets is betrokken. De examencommissie stelt in dat geval het cijfer van de onderwijseenheid vast. Artikel 11
Toekenning van studiepunten
1. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student voor het tentamen en of toets een voldoende resultaat heeft behaald. 2. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met twee of meer (deel)toetsen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student als beoordeling voor de onderwijseenheid een voldoende resultaat heeft ontvangen en tevens de resultaten voor de (deel)toetsen en of (deel) tentamens voldoen aan de daaraan gestelde eisen. 3. Als de student voor een onderwijseenheid een vrijstelling heeft gekregen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend. 4. Een minorprogramma is behaald en de bijbehorende studiepunten worden toegekend indien de student alle onderwijseenheden heeft behaald waaruit de minor is samengesteld. 5. Als datum waarop de studiepunten zijn behaald, wordt geregistreerd de datum waarop de toets en of tentamen, c.q. de laatste deeltoets is afgelegd inclusief de beoordeling die heeft geleid tot het behalen van de onderwijseenheid c.q. de minor. Antedatering is niet mogelijk. 6. Heeft een onderwijseenheid in het voltijd of deeltijd onderwijs betrekking op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, dan worden aan die onderwijseenheid alleen studiepunten toegekend als de activiteiten onder begeleiding van de opleiding plaatsvinden. Artikel 12
Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen
1. De beoordelingen die een student heeft behaald, worden uiterlijk vijftien werkdagen na het maken van het tentamen en of de toets opgenomen in een geautomatiseerd systeem van studievoortgangregistratie (ProgRESS.www). Op het gebruik van dit systeem is de Regeling Bescherming Persoonsgegevens van de instelling van toepassing. 2. De registratie van studieresultaten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie.
33
3. De student ontvangt van de behaalde beoordelingen geen schriftelijk bewijsstuk maar kan deze inzien in ProgRESS.www. 4. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de student direct contact op te nemen met de afdeling ESR-Toetsservicebureau. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk vier schoolweken, na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid, schriftelijk te reageren naar de Examencommissie. 5. Indien er een toets en of tentamenuitslag ontbreekt op de publicatielijst dan neemt de betreffende student direct contact op met de afdeling ESR-Toetsservicebureau. 6. Bij het ontbreken van een toets- en of tentamenuitslag worden protocolformulier, presentielijst en toets- en of tentamenopgaven door de afdeling ESRToetsservicebureau gecontroleerd. 7. Indien de student op protocolformulier en presentielijst als aanwezig staat geregistreerd en de toets- en of tentamenopgave ontbreekt dan dient de student schriftelijk een klacht in bij de secretaris van de Examencommissie. Artikel 13
Geldigheidsduur van studieresultaten
1. De geldigheidsduur van examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. In afwijking hiervan kan de Examencommissie aan de student een aanvullend dan wel een vervangend tentamen opleggen indien het examenonderdeel langer dan acht jaar geleden is behaald. 2. Als wettelijk bewijs gelden de resultaten zoals vastgesteld door de Examencommissie. Artikel 14
Inzage van tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de student het door hem gemaakte en beoordeelde schriftelijk tentamen en of toetswerk kan inzien binnen twee maanden na de laatste dag van een tentamen en of toetsperiode of tenminste tien schooldagen voor een eventuele herkansing, tenzij afgeweken moet worden van gestelde termijnen op grond van redelijkheid en billijkheid8. 2. Een student kan alleen inzage worden geboden in schriftelijk en beoordeeld tentamen- en of toetswerk in het bijzijn van de betrokken examinator of diens plaatsvervanger. 3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip. Artikel 15
Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de inspectie en organisaties in het kader van het accreditatieproces kennis kunnen nemen van de opdrachten, de opgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen voor de schriftelijke en praktische 8
De landelijk verplichte toetsen van de opleiding Leraar Basisonderwijs zijn hier van uitgezonderd.
34
examenonderdelen, alsmede inzage kunnen hebben in het schriftelijk tentamen- en of toetswerk. 2. In geval van beroep tegen de uitslag van een schriftelijk tentamen en of toets wordt het werk bewaard gedurende de periode dat nog niet op het (hoger) beroep is beslist. 3. De Examencommissie draagt er zorg voor, dat van elke student de tijdens het (post-) propedeutisch examen behaalde cijfers dan wel kwalificaties en de uitslag van het examen en het bijbehorende toets- en of tentamenwerk bewaard blijven in het archief van de opleiding, conform de geldende regeling bewaartermijnen. 4. Wanneer een student na afloop van een schriftelijke toets en/of tentamen de toetsen/of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren heeft ingeleverd wordt dit door de surveillant afgetekend op het protocolformulier. Op dat moment gaat de verantwoordelijkheid tot zorgvuldige bewaring van een schriftelijke tentamenwerk over op de hogeschool. 5. In het geval dat tentamen- en of toetswerk als bedoeld in artikel 15.4 desalniettemin zoek raakt waardoor geen beoordeling kan plaatsvinden, wordt deze gang van zaken door de Examencommissie vastgesteld. Vervolgens wordt, na de betreffende student te hebben gehoord, door de betrokken docent, onderscheidenlijk coördinator, vastgesteld op welk tijdstip en in welke vorm de toets en/of tentamen opnieuw moet worden afgelegd. 6. De Examencommissie geeft de documenten bedoeld in de vorige leden op zodanige wijze in bewaring dat de authenticiteit van de documenten gedurende de bewaartermijn gewaarborgd is. 7. De student is gehouden een afschrift (schriftelijk en/of digitaal) van het ingeleverde toets- en of tentamen(onderdeel) onder zich te houden gedurende één jaar na inlevering, voor zover de omstandigheden zich hiertegen niet verzetten. 8. Een kopie van het getuigschrift en diplomasupplement wordt gedurende dertig jaren in het archief bewaard. Artikel 16
Fraude en plagiaat
1. Indien een student of extraneus fraudeert en of plagiaat pleegt, kan de Examencommissie betrokkene het recht ontnemen één of meer door de Examencommissie aan te wijzen toetsen, tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. 2. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokken student of extraneus definitief beëindigen. 3. Wat in dit artikel wordt aangemerkt als fraude of ernstige fraude als bedoeld in artikel 7.12b WHW is nader uitgewerkt in het Reglement Fraude en Plagiaat Stenden Hogeschool.
35
Artikel 17
Intellectueel eigendom
1. Het auteursrecht van een werk komt toe aan de student, mits deze als maker ervan kan worden aangemerkt. 2. Als maker wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd degene die als zodanig op of in het werk is aangeduid. 3. Indien het werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander dan de student en de student tevens heeft gewerkt onder diens leiding en toezicht, dan wordt deze ander als maker van dat werk aangemerkt. Artikel 18
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. Bijlage Regeling Studie & Handicap Reglement Fraude en Plagiaat Stenden Hogeschool
36
6
Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies
WHW:
Artikel 1
art. 5.5, 7.8b, 7.13, 7.34, 7.51, 7.59, 11.15.
Studieloopbaanbegeleiding
1. De Head of School draagt zorg voor de studieloopbaanbegeleiding van elke student, mede ten behoeve van zijn oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 2. De Head of School besteedt bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten met een functiebeperking waarvan de deelname in het hoger onderwijs in belangrijke mate achterblijft bij de deelname van studenten die hier niet toe behoren. 3. De Head of School besteedt namens het College van Bestuur bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid. 3. De student kan zich wenden tot zijn studieloopbaanbegeleider voor problemen die rechtstreeks samenhangen met de studie. 5. De student kan zich wenden tot de decaan voor problemen van persoonlijke aard, al dan niet rechtstreeks samenhangend met de studie. Artikel 2
Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie aan iedere student aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling voor de propedeutische fase van de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen de opleiding. 2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde week van de maand juli. 3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februariinstroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de laatste week van februari. 4. Het studieadvies heeft een bindend afwijzend karakter indien de student minder dan 51 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald, alsmede niet de door de
37
opleiding aangewezen onderwijseenheden uit de propedeutische fase met een voldoende heeft afgesloten op het moment dat het advies wordt uitgebracht. 5. De door de opleiding aangewezen onderwijseenheden als bedoeld in de vorige volzin zijn: a Studieloopbaanbegeleiding (3 credits); b Schrijfvaardigheid (3 credits); c Be 1 (kostprijs) of Be2 (bedrijfsadministratie) (3 credits). 6. Resultaten behaald door vrijstelling tellen niet mee bij de vaststelling of het minimum van 51 studiepunten is behaald. 7. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen. 8. Studenten die zich bij een opleiding hebben ingeschreven, de studie staken en zich vervolgens weer opnieuw inschrijven bij dezelfde opleiding bij dezelfde instelling worden wettelijk beschouwd als ‘studenten tweede jaar van inschrijving’. Dit betekent dat deze studenten aan het einde van hun tweede jaar van inschrijving aan al hun propedeuse verplichtingen moeten hebben voldaan. Artikel 3
Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. De Examencommissie brengt een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling het propedeutisch examen niet heeft behaald. 2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde week van de maand juli. 3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februariinstroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de laatste week van februari. 4. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen.
38
5. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel kan geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) meer worden uitgebracht. Artikel 4
Voorwaarden Bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) wordt niet uitgebracht wanneer de student gedurende het opleidingsjaar niet tijdig ten minste eenmaal via de opleiding en op een redelijke termijn door de opleiding is gewaarschuwd dat hij bij ongewijzigde omstandigheden een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zal kunnen ontvangen, alsmede wat de gevolgen daarvan zijn. 2. Indien aan de orde meldt een student bijzondere omstandigheden tijdig bij de studentendecaan en eventueel de studieloopbaanbegeleider en verzoekt de Examencommissie deze mee te wegen in haar besluit over het uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA). Slechts met toestemming van de student kan de Examencommissie de betrokken studentendecaan en studieloopbaanbegeleider om nader advies vragen ten aanzien van mogelijke persoonlijke omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) aan de betrokken student. 3. Een melding van een bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt als tijdig wanneer de student de omstandigheden meldt zodra deze zich voordoen dan wel zeer spoedig daarna. 4. Als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt: a. b. c. d. e.
ziekte zwangerschap bijzondere familieomstandigheden lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis bestuursactiviteiten die een student in het kader van de medezeggenschap van Stenden verricht, waarbij sprake is van een substantiële tijdsbesteding, ter beoordeling aan het College van Bestuur, onder voorwaarde dat de student kan aantonen dat de geldende facilitering de studievertraging niet compenseert en derhalve als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.
5. De situaties genoemd onder a t/m d dienen schriftelijk te worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. 6. Als de Examencommissie besluit af te zien van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) in gevallen zoals bedoeld in het vorige lid, dan is de Examencommissie bevoegd om in plaats daarvan een niet-bindend advies uit te brengen aan de betrokken student. 7. Afhankelijk van de aard van de persoonlijke omstandigheden kan de student de Examencommissie verzoeken de informatie verstrekt in het kader van het advies als bedoeld in het tweede lid vertrouwelijk te behandelen. 8. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden stelt de Examencommissie - alvorens tot een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) over te gaan - de student in de
39
gelegenheid om door of namens de Examencommissie te worden gehoord. Artikel 5
Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Degene die een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) heeft ontvangen, kan zich gedurende minimaal één jaar niet meer aan de instelling voor dezelfde opleiding als student of extraneus worden ingeschreven. Na deze periode moet bij een hernieuwde inschrijving ten genoege van de Examencommissie van de opleiding aannemelijk gemaakt worden dat de opleiding met vrucht zal kunnen volgen. 2. Indien de student een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) ontvangt, wordt de inschrijving beëindigd door het College van Bestuur conform de geldende uitschrijfprocedure in hoofdstuk 2 van het Studentenstatuut. 3. De Examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van het verstrekken van een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) mochten voordoen. Artikel 6
Doorstroom van propedeutische naar postpropedeutische fase
1. Aan het einde van het eerste opleidingsjaar stelt de Examencommissie vast welke studenten kunnen doorstromen van de propedeutische fase naar de postpropedeutische fase. De volgende categorieën studenten zijn toelaatbaar: a. studenten die het propedeutisch examen hebben behaald; b. studenten die ten minste 51 studiepunten hebben behaald in de propedeutische fase en niet om andere redenen een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) hebben gekregen. 2. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische fase heeft behaald, dient in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan op te stellen primair gericht op het inlopen van de achterstand in de propedeuse. In dit studie-plan wordt vastgelegd tot welke onderwijseenheden van de postpropedeutische fase de student toegang heeft. 3. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische fase heeft behaald, dient eerst te overleggen met de studieloopbaanbegeleider maar heeft daarna rechtstreeks toegang tot alle onderwijseenheden van de postpropedeutische fase. 4. Bij de uitwerking van de beide vorige leden wordt er rekening mee gehouden dat het de student niet is toegestaan deel te nemen aan een onderwijseenheid uit de postpropedeutische fase die een rechtstreekse voortzetting vormt van een onderwijseenheid uit de propedeuse die hij nog niet heeft behaald. Ook wordt rekening gehouden met de bepalingen van hoofdstuk 5, artikel 2 over de volgorde waarin toetsen en of tentamens kunnen worden afgelegd. 5. Aan het volgen van onderwijs uit zowel de propedeutische fase als de postpropedeutische fase kan de student geen rechten ontlenen ten aanzien van de wijze van inroostering. Het is dus mogelijk dat dergelijke onderwijsactiviteiten gelijktijdig gegeven worden.
40
Artikel 7
Verwijzing in de postpropedeutische fase
Dit artikel is niet van toepassing Artikel 8
Doorstroommaster
Dit artikel is niet van toepassing Artikel 9
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met het verstrekte studieadvies kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. 4. De consequentie van een bezwaar- en beroepsprocedure betreffende een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) is dat zolang de student nog geen onherroepelijk uitspraak heeft ontvangen vóór de start van het onderwijs op 1 september, zich niet kan herinschrijven. Bijlage Gedragscode Internationale student in het hoger onderwijs
41
7
Examencommissie
WHW:
7.10,7.11,7.12,7.12b, 7.12c, 7.13, 7.28, 7.30, 7.42a, 7.61
Artikel 1
Instelling en samenstelling Examencommissie
1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een Examencommissie. De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die deze regeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad als bedoeld in artikel 2 van Hoofdstuk 4 van deze OER. De samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn uitgewerkt in het Reglement Examencommissies van de Stenden Hogeschool. Bijlage: Reglement Examencommissies Opleiding of groep van Opleidingen.
42
8
Slot- en invoeringsbepalingen
WHW:
10.20
Artikel 1
Hardheidsclausule
1. De examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van deze OER mochten voordoen. Artikel 2
Onvoorziene omstandigheden
1. In gevallen waarin deze OER niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de examencommissie op basis van redelijkheid en billijkheid. Artikel 3
Bekendmaking van de regeling
1. De Head of School draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van deze onderwijs- en examenregeling. Artikel 4
Citeertitel, inwerkingtreding
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur, vervangt de eerder voor de opleiding geldende Onderwijs- en examenregeling en kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling opleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438, Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438 en Vrijetijdsmanagement Associate Degree, crohonummer 80041 en treedt in werking op 1 september 2013.
43
Bijlage A: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Voltijd, BBA en AD
44
Jaar 1 BBA EN AD Moduul 2 Organisatie & Management (6 EC) English 2 (3 EC)
Moduul 1 IVK (6 EC) English 1 (3 EC)
Moduul 3 Marketing (6 EC) English 3 (3 EC)
JO 1 (3 EC) BE kostprijs (3 EC)
Moduul 4 Leisure Life (6 EC) English 4 (3 EC) JO 2 (3 EC) ) BE bedrijfsadministratie (3 EC)
Studieloopbaanbegeleiding (3EC) Schrijfvaardigheid (3 EC Voortgangstoets (3 EC) Managementvaardigheden (3 EC)
Jaar 2 BBA EN AD Moduul 1 HRM (6 EC) Duits of Frans 1 (3 EC) Leisure projects 1 (3 EC)
Moduul 2 Leisure experience (6 EC) Duits of Frans 2 (3 EC) Leisure projecten 2 (3 EC)
Moduul 3 Event Operations (6 EC) Duits of Frans 3 (3 EC) Leisure projects 3 (3 EC)
Moduul 4 Leisure Lab (6 EC) Duits of Frans 4 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC) (AD inclusief proeve van bekwaamheid
BE financiering (3 EC) Studieloopbaanbegeleiding 2 (3EC) Voortgangstoets 2 (3 EC) Managementvaardigheden 2 (3 EC)
Moduul 1 (ook mogelijk in moduulperiode 2 of 4) Strategisch Management (12 EC)
Jaar 3 BBA Moduul 2 Moduul 3 (ook mogelijk in moduulperiode1-4) (ook mogelijk in moduulperiode1-4) AtWORK (12 EC) Minor 1 (15 EC) Studieloopbaanbegeleiding 3 (3EC) Voortgangstoets 3 (3 EC)
Moduul 4 (ook mogelijk in moduulperiode1-4) Minor 2 (15 EC)
Jaar 4 BBA Moduul 1
Moduul 2
Moduul 3
Moduul 4
Stage (42) Scriptie (18 EC) Competenties 1. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens; 2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven, en voorbereiden van besluitvorming; 3. Regisseren in netwerken; 4. Initiëren, creëren en vermarkten van producten, diensten; zelfstandig en ondernemend; 5. Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie; 6. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen; 7. Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken; 8. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces; 9. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie); 10. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of professional).
45
Bijlage B: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Duaal, BBA en AD
46
Jaar 1 Duaal BBA EN AD Moduul 2 Organisatie & Management (6 EC)
Moduul 1 IVK (6 EC)
Moduul 3 Marketing (6 EC)
English 1 (3 EC) BE bedrijfsadministratie (3 EC)
Moduul 4 Leisure Life (6 EC) English 2 (3 EC) BE kostprijs (3 EC) Schrijfvaardigheid (3 EC)
Zelfmanagement (2 X 9 EC) Voortgangstoets (3 EC)
Moduul 1 HRM (6 EC) Competentie op het werk (3 EC) Leisure projects 1 (3 EC)
Jaar 2 Duaal BBA EN AD Moduul 2 Moduul 3 Leisure experience (6 EC) Event Operations (6 EC) Competentie op het werk( 3 EC) Competentie op het werk 4 (3 EC) Leisure projecten 2 (3 EC) Leisure projects 3 (3 EC)
BE financiering (3 EC) English 3 (3EC)
Moduul 4 Leisure Lab (6 EC) Competentie op het werk 4 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC) (AD incl. Proeve van bekwaamheid) English 4 (3 EC)
Studieloopbaanbegeleiding 2 (3EC) Voortgangstoets 2 (3 EC) Managementvaardigheden 2 (3 EC)
Jaar 3 Duaal BBA Moduul 1 Strategisch Management (12 EC)
Moduul 1
Moduul 2
Moduul 3
AtWORK (12 EC) Minor 1 (15 EC) Studieloopbaanbegeleiding 3 (3EC) Voortgangstoets 3 (3 EC)
Jaar 4 Duaal BBA Moduul 2 Moduul 3 Duaal (42) afronding competentieontwikkeling Scriptie (18 EC)
Moduul 4 Minor 2 (15 EC)
Moduul 4
Competenties 1. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens; 2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven, en voorbereiden van besluitvorming; 3. Regisseren in netwerken; 4. Initiëren, creëren en vermarkten van producten, diensten; zelfstandig en ondernemend; 5. Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie; 6. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen; 7. Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken; 8. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces; 9. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie); 10. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of professional).
47
Bijlage C: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Voltijd
48
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
IVK Mark van Driel
1e jaar moduul 1
6
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
HC/WC -participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende
PGO –participatie Fieldtrip
Organisatie en Management
1e jaar moduul 2
6
Liesbeth Schellekens
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
Pgo-participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende
HC/WC -participatie
Marketing Steffen Fokkema
1e jaar moduul 3
6
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
Pgo-participatie HC/WC -participatie
Participatie: Voldoende of onvoldoende
Doelstelling STUDIEJAAR 1 (Voltijd BBA en AD) Competentie 1: De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren Competentie 3: De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10: De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen Competentie 1: De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en herkennen. De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven. Competentie 2: De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap hebben. Competentie 3: De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op welke niveaus samenwerking plaats vindt. Competentie 5: De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden. De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management. De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn. De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren. Competentie 6: De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk. De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie. De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid, organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en samenwerkingsverbanden. Competentie 10: De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van organisaties. Competentie 1: Vergaren van primaire en secundaire onderzoeksgegevens met betrekking tot de (inter)nationale externe omgeving Analyseren van bovenstaande informatie Vertalen van deze analyse naar een visie Visie uitwerken naar strategie met bijbehorend beleidsvraagstuk In kaart brengen en aangaan van relaties en netwerken om op deze manier beleidsdoelstellingen te behalen Competentie 2: Vergaren van relevante informatie van binnen en buiten de eigen organisatie Analyseren van deze gegevens
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Probleem Gestuurd Onderwijs (duaal: actionlearning)
Sectoranalyse,
Moduulopdrachtbegeleiding
Eindpresentatie.
Literatuurstudie
(Hoor/werk)-colleges Fieldtrip
Pgo (duaal: action learning) Moduulopdrachtbegeleiding (n.v.t. duaal)
Interview met een manager en bedrijfsanalyse
(Hoor/werk)-colleges Interview met een manager
Pgo (duaal: action learning)
Marketingplan
Moduulopdrachtbegeleiding (n.v.t. duaal)
Onderzoeksrapport Stakeholdersanalyse
(Hoor/werk)-colleges Excursies
Uitgewerkt concept of product Storyline, moodboard
49
Moduulnaam Coördinator
Leisure Life
Plaats in curriculum
1e jaar moduul 4
EC
6
vacature
Onderdelen
Weging/toets
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
Pgo-participatie
Participatie: Voldoende of onvoldoende
HC/WC -participatie
English 1 Dinie Middelbrink
English 2 Dinie Middelbrink
English 3 Dini Middelbrink
English 4 Dini Middelbrink
JO 1 Henri Hendriks
1e jaar, moduul 1
e
1 jaar, moduul 2
1e jaar, moduul 3
1e jaar, moduul 4
1e jaar semester 1
3
3
3
3
3
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Vormen onderneming Doelgroepanalyse Marktverkenning
40%
Ondernemingsplan Functionerings-
40%
Doelstelling Betrekken en informeren van interne en externe stakeholders ten behoeve van draagvlak voor voorgesteld beleid en implementatie daarvan Presenteren van beleidsvoorstel en beargumenteren van diverse opties Competentie 4: Vertalen van markt en waardeonderzoek naar een creatief concept Uitwerken van een creatief concept naar een product of dienst Ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Het doen van marktonderzoek Competentie 8: Ontwikkelen van het vrijetijdsbeleid van een city of site met bijbehorend implementatieplan Draagvlak creëren bij betrokken partijen, zoals bewoners, ondernemers, gemeente Competentie 1: De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit; De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland/Duitsland; Competentie 2: De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie; De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren; Competentie 4 De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven; De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie; Competentie 8: De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid; De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad; Competentie 10: De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven; Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1) Students have acquired new business-related vocabulary Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations Students have become more fluent and confident in using the language of business Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch. Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1) Students will be able to critically review a business report written by a fellow student using the IBC structure. Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations. Students will be able to conduct an effective negotiation again based on a realistic business Case Study. Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing. Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1) Students will be able to take part in a debate and present their case effectively and convincingly. Students will be able to deliver a persuasive speech. Students will be able to write a 50etwork50 summary of business texts and revise it, when applicable, based on peer feedback received and given over the course of the module. Students will be able to write a well-structured advisory business report based on desk-research Students will be able to use Business-related vocabulary Competentie 1 Vergaren van informatie, onderzoek en analyse en deze marktanalyse vertalen naar visie onderneming Uitwerken visie naar ondernemingsplan Aangaan van relaties Competentie 2 Het onderzoek van of een product/dienst haalbaar is door het vergaren van informatie van inkoop, media
Onderwijsvorm
Beroepsproducten Analyse van wensen/behoeften en (vrijetijds)gedragingen
Pgo (duaal: action learning)
Literatuurstudie
Moduulopdrachtbegeleiding (n.v.t. duaal)
Interview
(Hoor/werk)-colleges Excursies
Analyse Leisure sectoren (toeristisch product, eigen sociaal mediagebruik, sportwedstrijd, kunst en cultuur, planologisch gebied)
Workshops Self study
Meetings in English
Workshops Self study
Pitch in English
Workshops Self study
Negotiation and Presentation in English Peer-review in English
Workshops Self study
Report in English Speech in English Debate in English
Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor
Vormen onderneming Doelgroepenanalyse, Marktverkenning product/dienst JO Ondernemingsplan
Hoorcolleges
50
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
gesprekken Aandeelhoudersvergadering Individuele reflectie 20%
JO 2 Henri Hendriks
BE kostprijs Ingrid van Zanten
1e jaar Semester 2 (
1e jaar semester 1
3
Marketingcommunicatieplan Halfjaarverslag Commercial
40%
Aandeelhoudersvergadering Financieel /eindverslag Eindpresentatie
40%
Individuele reflectie
20%
3
Participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten
1 jaar Semester 1
3
Toets Participatie
SLB1 Dymphi van der Hoeven
Jaar 1
3
Toets Kennismaking
e
Studie Zelfanalyse POP CompetentieReflectie
Schrijfopdracht Roel de Vries
Voortgangstoets Jeroen van Vliet
Jaar 1
Jaar 1
3
3
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets Voldoende of onvoldoende beoordeling portfolio Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio
Voortgangstoets
Participatie 2 voortgangstoetsen
Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per
50% Opdrachten 50% Schriftelijke toets
BBA en AD Norm te maken vragen:
Doelstelling
Onderwijsvorm
concurrentie. Onderzoekt of een nieuw product/alternatief haalbaar is qua kosten en opbrengsten Competentie 4 Opstellen van marktverkenning onderzoek/enquête Competentie 6: Het opzetten en inrichten van de eigen JO-projectorganisatie Competentie 9: Weet de gedane marktanalyse overzichtelijk te presenteren. Voert functioneringsgesprekken Competentie 2: Kent de belangrijkste ontwikkeling en de omgeving van het bedrijf en kan deze methodisch vertalen naar kansen en bedreigingen Competentie 3: Uitdragen en overbrengen van de visie op samenwerking en het beoogde resultaat ervan, zowel binnen het samenwerkingsverband als naar externe stakeholders Competentie 4 Ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Competentie 7: Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten Op basis van een financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken De student kent de stappen die nodig zijn een onderneming op te heffen en kan deze toepassen op zijn eigen JO onderneming Competentie 9: De student kan het financieel plan van het ondernemingsplan op een juiste wijze vertalen naar een informatieve presentatie, met als doelgroep de aandeelhouders van de JO onderneming. De student kan, tijdens een presentatie of andere uitingsvorm, op passende wijze een product en/of dienst onder de aandacht brengen bij de gewenste doelgroep, teneinde personen te informeren en ter stimulering van het verkoopcijfer. Competentie 7 Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen Student kan budget opstellen Student kan een verschillen-analyse uitvoeren Student kan een break-evenanalyse uitvoeren Competentie 7 De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden. De student kan de basisprincipes van het maken van berekeningen binnen het programma Excel toepassen bij het opzetten van een bedrijfsadministratie Competentie 10: De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren. Reflecteren. De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie. De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen). Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken. Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch, Pitch Best Stenden JO Company
Competentie 9: De student is in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands; De student is in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren; De student is in staat de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay. De student is in staat zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels; De student is in staat een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften
Hoorcolleges
Competentie 1: De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse De student kent theorie rondom scenario-onderzoek
Hoorcollege uitleg toets
Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor Hoorcolleges
Beroepsproducten
Marketing plan Halfjaarverslag Aandeelhoudersvergadering Financieel eindverslag
Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch, Pitch Best Stenden JO Company
Hoor- en werkcolleges Formatieve toets
Hoorcolleges Werkcolleges Formatieve toets
Bedrijfsadministratie opzetten
Hoorcollege Workshops
Portfolio
Persoonlijke gesprekken
e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
Feedback op toets via
51
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
90 (goed 59, fout 31) Norm (goed-fout):28
Managementvaardigheden Tsjitske Stoer
Jaar 1
3
Basis communicatie vaardigheden
25%
Gespreks-technieken 25%
Doelstelling De student kent theorie rondom trendonderzoek De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2: De student kent theorie rondom het opstellen van beleid De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek De student kent theorie rondom strategische planning De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3 De student kent theorie rondom samenwerking De student kent theorie rondom gebruik multimedia De student kent theorie rondom voortgangsrapportages De student kent theorie rondom netwerk/ ketens De student kent theorie rondom draagvlakanalyse Competentie 4 De student kent theorie rondom marketing De student kent theorie rondom conceptontwikkeling De student kent theorie rondom belevenissen De student kent theorie rondom projectmanagement De student kent theorie rondom marketingcommunicatie De student kent theorie rondom branding strategieën De student kent theorie rondom sales De student kent theorie rondom crossmedia De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5: De student kent theorie rondom motivatietheorieën De student kent theorie rondom leiderschap theorieën De student kent theorie rondom HRM strategieën De student kent theorie rondom personeelsplanning De student kent theorie rondom opleiding en training De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6: De student kent theorie rondom operationeel management De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7: De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen De student kent theorie rondom ondernemingsrecht De student kent theorie rondom offertes De student kent theorie rondom financiering De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8: De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9: De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10: De student kent theorie rondom duurzaamheid De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen De student kent theorie rondom ethiek Competentie 9 Managementvaardigheden in het 1e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren) De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken, vergaderen, samenwerken en besluitvorming)
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
studiecoach
Hoorcollege Workshops managementvaardigheden
Reflectie verslag Presentatie
52
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Presenteren Persoonlijke effectiviteit
25% 25% Participatie: voldoende of onvoldoende
HRM Hilda Koops
2e jaar 1e moduul
6
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
CBL-participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende
N.B. Voertaal: Engels
Leisure Experience Theo de Jong
2e jaar 2e moduul
6
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
CBL-participatie
Event Operations Amber Herrewijn
2e jaar 3e moduul
6
Participatie: voldoende of onvoldoende
Moduulopdracht
50%
Moduulopdracht onderzoek
50%
Cbl-participatie
Voldoende of onvoldoende
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
CBL
Analysis of trends and environment concerning HRM
De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek De student leert basisvaardigheden presenteren De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren. Competentie 10: De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden. Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. STUDIEJAAR 2 (Voltijd BBA en AD) Competentie 5: The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation. The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services. The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction. The student indicates the reach of HR planning. The student compiles (parts of) a personnel plan. The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting). The student names the different types of training forms for new employees. The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6: The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision. Competentie 7: The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin. The student explains how the difference between gross and net salary is established Competentie 1: De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren. De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie. De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument. De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept. De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling. Competentie 2: De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever. Competentie 3: De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken. De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces. Competentie 4: De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept. De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten. De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling. De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs. Competentie 9: De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces. De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren. Competentie 2 De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van evenementen Competentie 6: De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze
Hoor/werk colleges Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
Personnel plan (e.g. coordination with stakeholders and streamlining their involvement, HRM objectives, recruitment and selection procedures, training plan) Recruitment and selection procedure
CBL Werkveldveldbezoek Hoorcolleges Gastcolleges Workshops Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
Hoorcolleges Gastcolleges Werkcolleges Rollenspel Presentatie CBL
Waarde en belevingsonderzoek Marktanalyse Samenwerkingsplan Netwerk/keten Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard Marketing communicatieplan Cross mediaal plan Branding strategie
Onderzoeksrapport Resultaatmeting
53
Moduulnaam Coördinator
Leisure Lab Jorrit van de Waal
Leisure Projects Anita van der Ven
Leisure Projects Anita van der Ven
Plaats in curriculum
2e jaar, 4e moduul
Jaar 2 moduul 1
Jaar 2, moduul 2
EC
6
3
3
Onderdelen
Weging/toets
Research Leisure Projects
50% research assigement
Industry Orientation /
50% module assigment
CBL-participatie
Participatie, voldoende of onvoldoende
Persoonlijke SWOT en POP
33%
HRM procedures
33%
Kennismaken opdrachtgever
33%
Projectplan
50%
Initiatiefrapport
50%
Doelstelling plaatsen in het operationele proces De student heeft kennis en inzicht van theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen a.d.h.v. Duurzaamheidscriteria Competentie 7 De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement en neemt deze in acht Competentie 1: Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren Kan deze visie vertalen naar een strategie Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2: Kan relevante interne informatie beschrijven Kan interne en externe stakeholders betrekken bij het maken van plannen en hier ook draagvlak voor creëren Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 3: Kan mogelijke samenwerkingspartners met elkaar in contact brengen Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen Competentie 4: Kan marktonderzoek doen Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5: Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven Kan zijn visie hier op geven Competentie 7: Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken Competentie 8: Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie Competentie 9: De student kent de zakelijke etiquette De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10: De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback Competentie 1: De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects Competentie 3: De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5: De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6: De student kan een project organisatie opzetten Competentie 3 De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project Competentie 4: De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen. De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects. De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement. De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten.
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
Hoorcolleges Gastcolleges Werkcolleges Symposium Fieldtrips Observaties in het werkveld CBL Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
Evaluatierapport Onderzoek Evaluatierapport evenement Senarioplan Concept Artikel vakblad Infografic Presentatie Social media strategie
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Trendonderzoek Samenwerkingsplan Intentieovereenkomst Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Netwerk/keten Initiatief rapport Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften
54
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 3
3
Productie programma
100%
BBA Leisure Projects Anita van der Ven
BBA Jaar 2, moduul 4
3
Uitvoer evenement
50%
Evaluatie evenement
50%
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
Competentie 8 De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9 De student kan een concept overtuigend presenteren. De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk. Competentie 10 De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren Competentie 1-9 (proeve van bekwaamheid): De student demonstreert, tijdens de uitvoer van leisure projects, dat hij/zij beschikt over de AD competenties in de beroepspraktijk Competentie 10 De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
Competentie 7: De student kan een financieringsplan opstellen De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren. De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen De student kan een offerte opstellen Competentie 10: De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP. De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren. De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie. De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen). De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen. Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken. Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
Hoor/werkcolleges
Competentie 8: De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen Competentie 6 De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek. Competentie 7: De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever. De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project. De student kan een risicoanalyse uitvoeren Competentie 8 De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9 De student kan een concept overtuigend presenteren. De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk. Competentie 10 De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren
AD Leisure Projects Anita van der Ven
AD Jaar 2, moduul 4
3
Evaluatie evenement
50%
Individueel assessment uitvoer van het evenement
25% Individuele beoordeling tijdens uitvoer evenement 25% presentatie/reflectie AD competenties
BE financiering Ingrid van Zanten
Jaar 2 Semester 1
3
Participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Toets
SLB2 Dymphi van der Hoeven
Jaar 2
3
Teamrollen Leiderschap
50% (Onvoldoende of voldoende)
Vrije studie punt
50% (Onvoldoende of voldoende)
Participatie WC/intervisie
Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio
Voortgangstoets
Participatie 2 voortgangstoetsen
Gesprekken Zelfstudie
Portfolio
Praktijk
Workshops Intervisie
55
Moduulnaam Coördinator Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet
Managementvaardigheden 2 Tsjitske Stoer
Plaats in curriculum Jaar 2
EC
Onderdelen
Weging/toets
3
Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD
Jaar 2
Jaar 2 Moduul 1 keuze
3
HRM gesprekken
Norm (goed-fout) :36 25%
Creativiteit
25%
Teambuilding
25%
Leiderschap
25%
Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie
Jaar 2 Moduul 2 Keuze
3
Formele/ informele gesprekken Correspondentie Grammatica Participatie
workshops
30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende 30% 30% 30% 10%
Competentie 9: De student is in staat om in adequate wijze mondeling een bedrijfsresultaat te presenteren. De student is in staat om teksten (vakliteratuur) samen te vatten, te analyseren en te interpreteren De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
30% 30% 30% 10%
30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende
Duits 3 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 3 Keuze
3
Sollicitatie gesprek Sollicitatiebrief Grammatica Participatie
Duits 4 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 4 keuze
3
Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie
Duits 1 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 1
3
Luisteren Grammatica/ Idioom Participatie
Beroepsproducten
Zie jaar voortgangstoets jaar 1
Managementvaardigheden in het tweede studiejaar is gericht op het ontwikkelen van en verdiepen op specifieke managementvaardigheden gericht op functioneren van een manager, gekoppeld aan de onderwerpen van de modulen. Competentie 5: De student kan HRM-gesprekken voeren Competentie 8: De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9:: De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten. De student kan een team vormgeven De student kan zichzelf en anderen motiveren De studenten kan leiding en instructies geven aan een team. Competentie 10: De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden. De student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. Keuzetaal 2e studiejaar (duits/frans voor de nederlandse stroom ) Competentie 9: De student is in staat om ahv informatieve teksten een presentatie samen te stellen en op professionele wijze te houden. De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk. De student is in staat om in adequate wijze een vergadering voor te zitten en aan vergaderingen deel te nemen en zijn eigen mening te uiten. De student is in staat om op adequate wijze zakelijke notulen te verzorgen. De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Competentie 9: De student is in staat om in adequate wijze de telefoon te beantwoorden, gesprekken door te verbinden en informatie door te geven in telefoonnotities t.b.v. Een efficiënte informatieoverdracht. De student is in staat om op adequate wijze interne en externe bezoekers te ontvangen en te voorzien van informatie. De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk. De student is in staat om op adequate wijze zakelijke correspondentie te verzorgen. De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Competentie 9: De student is in staat om in adequate wijze een sollicitatiebrief met CV te schrijven. De student is in staat om rollen in een sollicitatiegesprek te vervullen (Manager HRM en sollicitant) De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Voldoende of onvoldoende
Duits 2 Gevorderden G. Schmäling
Onderwijsvorm
Norm te maken vragen: 120 (goed 78, fout 42)
Participatie: voldoende of onvoldoende
Duits 1 Gevorderden G. Schmäling
Doelstelling
Voldoende of onvoldoende 45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Workshops zelfstudie
In het Duits: Vergaderingen voorzitten Agenda samenstellen Notulen maken Bedrijfspresentatie houden
Workshops zelfstudie
In het Duits: zakelijke communicatie: schriftelijk: Brief/ e-mail/memo mondeling: formele/informele gesprekken
Workshops zelfstudie
In het Duits: Sollicitatiegesprek Sollicitatiebrief
Workshops zelfstudie
In het Duits: Bedrijfsresultaten lezen, samenvatten, analyseren en interpreteren Bedrijfspresentatie houden
Workshop zelfstudie
nvt
Aan het eind van moduul 4 zou de student het CEFR niveau B2 bereikt moeten hebben Competentie 9: Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen,
56
Moduulnaam Coördinator
Duits 2 – Beginners A. Eijkenaar
Plaats in curriculum
Jaar 2, moduul 2
EC
3
Onderdelen
Luisteren Grammatica/ Idioom Participatie
Weging/toets
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Duits 3 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 3
3
Lezen Grammatica/ Idioom Participatie
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Duits 4 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 4
3
Lezen Grammatica/ Idioom Participatie
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Frans
Jaar 2, moduul 1
3
Uitspraak/Grammatica
15% Participatie 42,5% mondeling 42,5% schriftelijk
Frans
Jaar 2, moduul 2
3
Presentatie/profession ele dialogen
15% Participatie 42,5% mondeling 42,5% schriftelijk
Frans
Jaar 2, moduul 3
3
Luistervaardigheid, vocabulair HRM
15% Participatie 42,5% mondeling 42,5% schriftelijk
Frans
Jaar 2 moduul 4
3
Presentatie
15% Participatie 42,5% presentatie
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Workshop zelfstudie
nvt
Workshop zelfstudie
In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)
Workshop zelfstudie
In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)
Workshops Zelfstudie
Basisconversatie
Competentie 9: De student kan een correcte presentatie in het Frans verzorgen De student is in staat een presentatie te structureren. De student kan op een correcte wijze audio-visuele middelen inzetten tijdens een presentatie Competentie 9: De student vergroot zijn kennis op het gebied van Frans HRM-vocabulaire De student kan een Franse tekst over personeelswerving lezen, begrijpen en uitleggen De student kan op een correcte wijze solliciteren in het Frans. De student kan een sollicitatiegesprek afnemen en kan zelf solliciteren
Workshops Zelfstudie
Presentatie in het Frans Toeristische informatie verstrekken
Workshops Zelfstudie
Sollicitatie in het Frans
Competentie 9: De student kan een uitgebreide presentatie in het Frans geven, waarbij het vocabulaire en de grammatica foutloos zijn
Workshops Zelfstudie
Uitgebreide presentatie in het Frans
Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Competentie 9: Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen, Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 2 moet de student op het CEFR niveau A1 zijn Competentie 9: Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is. De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten. (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Competentie 9: Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is. De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten. (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 4 moet de student op het CEFR niveau A2 zijn Competentie 9: De student spreekt de klanken van de Franse taal correct uit De student verbetert zijn kennis van de Franse grammatica. De student verbetert zijn kennis van het Franse vocabulaire.
57
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets 42,5% uitvoering spel
atWORK Edou Hilverda
Jaar 3
9
Praktijk
33%
Onderzoek
33%
Personal Future
33%
Participatie: voldoende of onvoldoende
Strategisch Management Jochem Jansen
Jaar 3
12
Cases
25%
Management game and related topics
25%
Participation
25%
Test
25%
Voertal: Engels Participatie: voldoende of onvoldoende
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Praktijk: Praktijk/Stage Zelfstudie Coaching Intervisie Start-, tussen- en eindgesprek
Praktijk: Project plan Analyse en verbetervoorstel bedrijfsprocessen Persbericht Archief
Onderzoek: Workshops Zelfstudie Presentatie geven en actief aanwezig (vragen stellen)
Onderzoek: Onderoeksvoorstel (opzet) Onderoeksrapport Mondelinge presentatie
Personal Future: Workshops Zelfstudie Presentatie
Personal Future: Pitch
Self study Lectures supporting the content of Johnson, Scholes & Whittington Case study based learning (CBL) sessions An open book exam Student-led workshops The Airline game simulation, including supporting workshops, consultations hours and lectures BE workshops and exam
Scenario research and development Strategic development plan Analysis of trends and environment concerning strategic management within organizations Stakeholder analysis Annual report (airline simulation game)
De student kan een kleine workshop (spel) in het Frans geven Aan het eind van moduul 4 is het niveau B1/B2 bereikt Daarnaast beschikken studenten over Business-related vocubulary betreffende Leisure competenties 1-9 3E STUDIEJAAR (voltijd BBA ) Praktijk & personal future: Praktijkervaring koppelen aan de geleerde theorie; Ontwerp en structuur van (projecten binnen) vrijetijdsbedrijven herkennen en beschrijven; Mogelijkheden ter verbetering van operations herkennen en benutten; Veel voorkomende operationele taken binnen een vrijetijdsbedrijf of vrijetijdsproject uitvoeren, rekening houdend met de complexiteit van de organisatie; Een aantal processen binnen een vrijetijdsbedrijf of –project beschrijven; Een duidelijke beschrijving geven van de verschillende werkzaamheden die je hebt verricht; Persoonlijke denkbeelden en ervaringen benoemen en beschrijven; Reflecteren op eigen handelen door je eigen rol (sterke en zwakke punten) te beschrijven; Feedback ontvangen op eigen functioneren; Feedback geven op het functioneren van een ander; Conclusies trekken uit opgedane ervaringen; Formele en informele gesprekken voeren in een beroeps gerelateerde situaties zoals gesprekken met gasten en klanten, opdrachtgevers, medewerkers, leidinggevenden; Kort en bondig rapporteren (zowel mondeling als schriftelijk) over de dagelijkse gang van zaken. Onderzoek: Aan de hand van een onderzoeksvraag een onderzoek op operationeel terrein opzetten en uitvoeren; Een literatuuronderzoek uitvoeren en de geraadpleegde literatuur koppelen aan het onderzoek; Geraadpleegde bronnen op de juiste manier vermelden; M.b.v. De onderzoeksvraag, probleemstelling en deelvragen een relevant en praktisch uitvoerbaar onderzoek opzetten; In deze onderzoeksopzet methoden, technieken en instrumenten selecteren en motiveren; Het in de onderzoeksopzet beschreven onderzoek uitvoeren; De uitkomsten van het onderzoek verzamelen; De uitkomsten van het onderzoek analyseren; Bij deze analyse een passend onderzoek verwerkingsprogramma gebruiken; De uitkomsten uit de onderzoeksverwerking vertalen naar conclusies; De conclusies uit de onderzoeksverwerking vertalen naar passende en praktisch uitvoerbare aanbevelingen; Concrete en realistische aanbevelingen in een onderzoeksrapport professioneel communiceren via een onderzoeksrapport en een mondelinge presentatie. Competentie 1: Have acquired an extensive vocabulary on the topic of the external environment of organization in relation to strategic management. Be able to identify stakeholder groups, to analyze their expectations regarding the organization’s performance, and to formulate strategies taking into consideration these conflicting expectations. Be able to analyze the strategic position of an organization given its external environment, the expectations of stakeholders, the purpose of the organization, and the organization’s resources and competencies. Be able to foresee future trends and to translate these into plausible scenarios through the use of scenarioplanning methods Competentie 2: Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do. Be able to identify an organization’s strategic choices. Be able to take or advise upon strategic management decisions. Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow Competentie 5: Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6: Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action. Competentie 7: Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results
Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
58
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Minor
LM Minor
15 15
Afhankelijk per minor
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
SLB3 Pietrick Wiersma
Jaar 3
3
Stagevoor-bereiding
33%
Persoonlijke en professionele visie op de Leisure Manager
33%
Vrije-studiepunt
33% Vrije studiepunt Onvoldoende of voldoende
Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet
Stage
Jaar 3
Jaar 4
3
42
Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
Norm te maken vragen: 150 (goed 98, fout 52)
Praktijkverslag
Praktijkuren zelfevaluatieverslag
Doelstelling Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8 Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behavior and processes necessary for putting strategy into action Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this Be able to implement and evaluate different investment yield standards. Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. LM biedt een specialisatie semester Kunst en Cultuurmanagement, Sportmanagement en Evenementen Management. Bij alle drie LM eigen semesters wordt ten eerste de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Studenten mogen minors volgens bij een andere opleiding/ HBO-instellingen indien er sprake is verdieping/verbreding en er geen overlap is met het vaste programma van LM (ter beoordeling examencommissie). Competentie 9:: De student weet op heldere en professionele wijze te communiceren met verschillende partijen op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten een organisatie. De student kan contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel schriftelijk als mondeling De student kan diverse gesprekstechnieken toepassen om informatie in te winnen of te solliciteren. Competentie 10:: De student is in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken. De student staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren. De student is actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld. De student weet wie ze is en kan dit aan anderen uitleggen. De student gedraagd zich confrom de binnen de organisatie (en opleiding) geldende normen en waarden voor de van maatschappelijke verantwoordelijkheid en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties.
Beroepsproducten
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
college workshop, intakegesprek gesprek met de studiecoach. .
Portfolio
Praktijkervaring/Stage Coaching op de werkplek 1 startgesprek 1 voortgangsgesprek 1 beoordelingsgesprek 2 Stageterugkomdagen
Stageverslag 2 zelf-evaluatieverslagen
Zie voortgangstoets jaar 1
Norm (goed-fout): 46 4E STUDIEJAAR (voltijd BBA ) De basis ontwikkeling van alle competenties is afgerond in het verplichte onderdeel. Kenmerk van een stage is in een complexe praktijk situatie en het zelfstandig tot uitvoer brengen van werkzaamheden.
Pietrick Wiersma (=afronding competentieontwikkeling duaal)
Onderwijsvorm
(incl bewijzen behaalde competenties)
De doelstellingen van stage zijn: De student leert functioneren binnen complexe organisaties; De student leert om te gaan met diverse personen in de institutionele context, zoals gasten, medewerkers, leidinggevenden, andere stakeholders. De student kan sociaal communicatieve en technische vaardigheden in praktische situaties te oefenen en ontwikkelen; De student kan een juiste houding met betrekking tot het toekomstige werkveld (verder) ontwikkelen; De student wordt met praktische problemen van het bedrijfsleven geconfronteerd. De student kan een gefundeerde en gemotiveerde keuze maken met betrekking tot zijn carrièreplanning. De student heeft aan het einde van de stage de volgende beroepskwalificaties behaald: De student kan haar/zijn theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen. De student kan in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden. De student heeft zich enerzijds aangepast in de nieuwe organisatie (praktijksituatie) en heeft anderzijds een eigen (zelfstandige) inbreng gehad in deze organisatie. De student heeft in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden (volledig) kunnen ontplooien.
59
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Zelfstudie Workshop Onderzoek Gesprekken
Scriptie Presentatie
De student heeft in de stage een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen. De student is (beter) in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie. De student heeft geleerd zelfstandig vragen/problemen op te lossen. De student kan snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt. De student is (beter) in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie. De student heeft een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten Afstudeer Onderzoek
Jaar 4
18
Bouwplan
Voldoende/onvoldoende
Scriptie
100%
Presentatie
Voldoende/onvoldoende (uitgedrukt in een cijfer)
Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: De student kan zelfstandig een onderzoek vormgeven en uitvoeren De student is in staat om op verantwoorde wijze onderzoeksmethodes toe te passen De student kan het onderwerp van zijn afstudeeronderzoek met behulp van literatuur en onderzoek kritisch analyseren De student kan kritisch reflecteren op het onderzoeksproces en de uitkomsten van het onderzoek De student toont creativiteit en zijn vermogen tot conceptualisering aan De student kan het afstudeeronderzoek helder mondeling en schriftelijk presenteren De student is in staat om efficiënt en resultaatgericht te werken.
60
Bijlage D: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Duaal
61
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
IVK Mark van Driel
1e jaar moduul 1
6
Over Vrijetijd
33%
Trends in Vrijetijd
33%
Duurzaamheid
33%
Omgeving en Organisatie
33%
Mensen en Organisatie
33%
Organisatie en Management
1e jaar moduul 2
6
Liesbeth Schellekens
Structuur en Organisatie
Marketing
1e jaar moduul 3
6
33%
33%
Steffen Fokkema 33% De consument (B2C) City Marketing 33% Business to Business Marketing
Doelstelling STUDIEJAAR 1 (BBA en AD DUAAL) Competentie 1: De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren Competentie 3: De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10: De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen Competentie 1: De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en herkennen. De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven. Competentie 2: De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap hebben. Competentie 3: De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op welke niveaus samenwerking plaats vindt. Competentie 5: De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden. De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management. De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn. De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren. Competentie 6: De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk. De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie. De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid, organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en samenwerkingsverbanden. Competentie 10: De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van organisaties. Competentie 1: Vergaren van primaire en secundaire onderzoeksgegevens met betrekking tot de (inter)nationale externe omgeving Analyseren van bovenstaande informatie Vertalen van deze analyse naar een visie Visie uitwerken naar strategie met bijbehorend beleidsvraagstuk In kaart brengen en aangaan van relaties en netwerken om op deze manier beleidsdoelstellingen te behalen Competentie 2: Vergaren van relevante informatie van binnen en buiten de eigen organisatie Analyseren van deze gegevens Betrekken en informeren van interne en externe stakeholders ten behoeve van draagvlak voor voorgesteld beleid en implementatie daarvan Presenteren van beleidsvoorstel en beargumenteren van diverse opties Competentie 4: Vertalen van markt en waardeonderzoek naar een creatief concept
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Action learning
Sectoranalyse
Hoorcollege
Literatuurstudie
Coaching/begeleiding
Eindpresentatie.
Action learning
Interview met een manager en bedrijfsanalyse
Hoorcollege Coaching/begeleiding
Action learning
Onderzoeksrapport
Hoorcollege
Stakeholdersanalyse
Coaching/begeleiding
Analyse van wensen/behoeften en (vrijetijds)gedragingen
62
Moduulnaam Coördinator
Leisure Life
Plaats in curriculum
1e jaar moduul 4
EC
6
vacature
English 1 Dinie Middelbrink
English 2 Dinie Middelbrink
English 3 Dini Middelbrink
English 4 Dini Middelbrink
1e jaar, Semester 1
1e jaar, Semester 2
2e jaar, Semester 1
2e jaar, Semester 2
e
3
3
3
3
Onderdelen
Weging/toets
Sport
33%
Toerisme & Recreatie
33%
Kunst & Cultuur
33%
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
Writing
42,5% writing-test
Oral
42,5% oral-test
Participatie
15% Participation
BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten
1 jaar Semester 1
3
Participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende
BE kostprijs Ingrid van Zanten
1e jaar semester 2
3
Toets Participatie
Toets Participatie: voldoende of onvoldoende
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Action learning
Literatuurstudie
Hoorcollege
Interview
Coaching/begeleiding
Analyse Leisure sectoren (toeristisch product, eigen sociaal mediagebruik, sportwedstrijd, kunst en cultuur, planologisch gebied)
Workshops Self study
Meetings in English
Workshops Self study
Pitch in English
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2) Students will be to critically review a business report written by a fellow student using the IBC structure. Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations. Students will be able to conduct an effective negotiation again based on a realistic business Case Study. Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing.
Workshops Self study
Negotiation and Presentation in English Peer-review in English
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1) Students will be able to take part in a debate and present their case effectively and convincingly. Students will be able to deliver a persuasive speech. Students will be able to write a 63etwork63 summary of business texts and revise it, when applicable, based on peer feedback received and given over the course of the module. Students will be able to write a well-structured advisory business report based on desk-research Students will be able to use Business-related vocabulary Competentie 7 De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden. De student kan de basisprincipes van het maken van berekeningen binnen het programma Excel toepassen bij het opzetten van een bedrijfsadministratie
Workshops Self study
Report in English Speech in English Debat in English
Hoorcolleges Werkcolleges Formatieve toets
Bedrijfsadministratie opzetten
Competentie 7 Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen Student kan budget opstellen
Hoor- en werkcolleges Formatieve toets
Uitwerken van een creatief concept naar een product of dienst Ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Het doen van marktonderzoek Competentie 8: Ontwikkelen van het vrijetijdsbeleid van een city of site met bijbehorend implementatieplan Draagvlak creëren bij betrokken partijen, zoals bewoners, ondernemers, gemeente Competentie 1: De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit; De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland/Duitsland; Competentie 2: De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie; De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren; Competentie 4 De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven; De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie; Competentie 8: De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid; De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad; Competentie 10: De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven; Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2) Students have acquired new business-related vocabulary Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations Students have become more fluent and confident in using the language of business Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch. Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support
63
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Schrijfopdracht Roel de Vries
Jaar 1
3
Voortgangstoets Jeroen van Vliet
Jaar 1
3
Onderdelen
Weging/toets
Doelstelling
Toets
Toets
Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
50% Opdrachten
Student kan een verschillen-analyse uitvoeren Student kan een break-evenanalyse uitvoeren Competentie 9: Je bent in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands; Je bent in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren; Je kunt de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay. Je kunt zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels; Je kunt een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften
50% Schriftelijke toets
BBA en AD Norm te maken vragen: 90 (goed 59, fout 31) Norm (goed-fout):28
Competentie 1: De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse De student kent theorie rondom scenario-onderzoek De student kent theorie rondom trendonderzoek De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2: De student kent theorie rondom het opstellen van beleid De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek De student kent theorie rondom strategische planning De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3 De student kent theorie rondom samenwerking De student kent theorie rondom gebruik multimedia De student kent theorie rondom voortgangsrapportages De student kent theorie rondom netwerk/ ketens De student kent theorie rondom draagvlakanalyse Competentie 4 De student kent theorie rondom marketing De student kent theorie rondom conceptontwikkeling De student kent theorie rondom belevenissen De student kent theorie rondom projectmanagement De student kent theorie rondom marketingcommunicatie De student kent theorie rondom branding strategieën De student kent theorie rondom sales De student kent theorie rondom crossmedia De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5: De student kent theorie rondom motivatietheorieën De student kent theorie rondom leiderschap theorieën De student kent theorie rondom HRM strategieën De student kent theorie rondom personeelsplanning De student kent theorie rondom opleiding en training De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6: De student kent theorie rondom operationeel management De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7: De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen De student kent theorie rondom ondernemingsrecht De student kent theorie rondom offertes De student kent theorie rondom financiering De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8: De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Hoorcolleges
e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
Hoorcollege uitleg toets Feedback op toets via studiecoach
64
Moduulnaam Coördinator
Zelfmanagement
Plaats in curriculum
EC
Jaar 1 semester 1
9
Semester 2
9
Anke Rozendaal
HRM Hilda Koops
2e jaar 1e moduul
6
Onderdelen
Weging/toets
Zelfanalyse POP Persoonlijke effectiviteit
Rapport
Reflectie en ontwikkeling van competentie-op de werkplek
Driehoeksgesprek (voldoende of onvoldoende)
Managementvaardigh eden
Participatie (voldoende of onvoldoende)
Participatie lesdagen
Participatie (voldoende of onvoldoende)
Voortgangstoets
Participatie 2 voortgangstoetsen
HRM-Beleid (act 1A en 1B)
33%
Strategisch HRM (act 2)
33%
Motivatie (act 3)
33%
Voertaal: Engels
Leisure Experience Theo de Jong
e
2 jaar 2e moduul
6
Concept Ontwikkeling
33%
Initiatie Projectplan
33%
Presentatie 33%
Doelstelling De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9: De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10: De student kent theorie rondom duurzaamheid De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen De student kent theorie rondom ethiek Competentie 9 Managementvaardigheden in het 1e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren) De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken, vergaderen, samenwerken en besluitvorming) De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek De student leert basisvaardigheden presenteren De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren.
Onderwijsvorm
Persoonlijke gesprekken managementvaardigheden
Beroepsproducten
Portfolio Reflectie verslag Presentatie Portfolio
Driekhoeksgesprek student, werkgever en docent
Competentie 10: De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren. De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie. De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen). Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken. Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren. De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden. Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek STUDIEJAAR 2 (BBA en AD DUAAL) Competentie 5: The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation. The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services. The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction. The student indicates the reach of HR planning. The student compiles (parts of) a personnel plan. The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting). The student names the different types of training forms for new employees. The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6: The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision. Competentie 7: The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin. The student explains how the difference between gross and net salary is established Competentie 1: De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren. De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie. De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument. De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept. De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling.
Action learning Hoorcollege
Onderzoek en rapportage naar motivatie op de werkvloer
Coaching/begeleiding
Managementadvies HRM-gesprekken
Action learning Hoorcollege Coaching/begeleiding
Waarde en belevingsonderzoek Marktanalyse Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard
65
Moduulnaam Coördinator
Event Operations Amber Herrewijn
Plaats in curriculum
2e jaar 3e moduul
EC
6
Onderdelen
Weging/toets
Activiteit 1
33%
Activiteit 2
33%
Activiteit 3 33%
Leisure Lab Jorrit van de Waal
2e jaar, 4e moduul
6
Activiteit 1
33%
Activiteit 2
33%
Activiteit 3
33%
Doelstelling Competentie 2: De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever. Competentie 3: De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken. De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces. Competentie 4: De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept. De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten. De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling. De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs. Competentie 9: De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces. De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren. Competentie 2 De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van evenementen Competentie 6: De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze plaatsen in het operationele proces De student heeft kennis en inzicht van theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen a.d.h.v. Duurzaamheidscriteria Competentie 7 De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement en neemt deze in acht Competentie 1: Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren Kan deze visie vertalen naar een strategie Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2: Kan relevante interne informatie beschrijven Kan interne en externe stakeholders betrekken bij het maken van plannen en hier ook draagvlak voor creëren Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 3: Kan mogelijke samenwerkingspartners met elkaar in contact brengen Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen Competentie 4: Kan marktonderzoek doen Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5: Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven Kan zijn visie hier op geven Competentie 7: Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken Competentie 8: Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Marketing communicatieplan
Action learning
Onderzoeksrapport Resultaatmeting
Hoorcollege Coaching/begeleiding
Action learning
Evaluatierapport Onderzoek
Hoorcollege Coaching/begeleiding
Evaluatierapport evenement Senarioplan Artikel vakblad Infografic Presentatie Social media strategie
66
Moduulnaam Coördinator
Leisure Projects Anita van der Ven
Plaats in curriculum
Jaar 2, moduul 1
EC
3
Onderdelen
Weging/toets
HRM procedures
50%
Projectorganisatie opzetten
50%
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 2
3
Projectplan
100%
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 3
3
Productie programma
100%
BBA Leisure Projects
Jaar 2, moduul 4
3
Uitvoer evenement
50%
Evaluatie evenement
50%
Anita van der Ven
Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie Competentie 9: De student kent de zakelijke etiquette De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10: De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback Competentie 1: De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects Competentie 3: De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5: De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6: De student kan een project organisatie opzetten Competentie 3 De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project Competentie 4: De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen. De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects. De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement. De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten. Competentie 8: De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen Competentie 6 De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek. Competentie 7: De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever. De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project. De student kan een risicoanalyse uitvoeren Competentie 8 De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9 De student kan een concept overtuigend presenteren. De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk. Competentie 10 De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren
Anita van der Ven
AD Leisure Projects
Doelstelling
AD Jaar 2, moduul 4
3
Evaluatie evenement
50%
Individueel assessment uitvoer van het evenement
25% Individuele beoordeling tijdens uitvoer evenement
Competentie 8 De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9 De student kan een concept overtuigend presenteren. De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk. Competentie 10
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Netwerk/keten Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag
67
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets 25% presentatie/reflectie AD competenties
BE financiering Ingrid van Zanten
Jaar 2 Semester 1
3
Participatie
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Toets Competenties op het werk 1&2
Jaar 2 semester 1
9
Semester 2
9
Anke Rozendaal
Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet
Jaar 2
3
Zelfanalyse POP Persoonlijke effectiviteit
Rapport
Assessment ontwikkeling van competentie-op de werkplek
Driehoeksgesprek (voldoende of onvoldoende)
Managementvaardigh eden
Participatie (voldoende of onvoldoende)
Participatie lesdagen
Participatie (voldoende of onvoldoende)
Voortgangstoets
Participatie 2 voortgangstoetsen
Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beoordelingsgesprekken Presentaties
De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren Competentie 1-9 (proeve van bekwaamheid): De student demonstreert, tijdens de uitvoer van leisure projects, dat hij/zij beschikt over de AD competenties in de beroepspraktijk Competentie 10 De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties Competentie 7: De student kan een financieringsplan opstellen De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren. De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen De student kan een offerte opstellen Competentie 10: De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP. De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren. De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie. De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen). De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen. Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken. Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren. De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek
Beroepsproducten
Hoor/werkcolleges
Gesprekken Zelfstudie
Portfolio presentatie
Praktijk driehoeksgesprek Workshops Intervisie
Managementvaardigheden in het tweede studiejaar is gericht op het ontwikkelen van en verdiepen op specifieke managementvaardigheden gericht op functioneren van een manager, gekoppeld aan de onderwerpen van de modulen. Competentie 5: De student kan HRM-gesprekken voeren Competentie 8: De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9:: De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten. De student kan een team vormgeven De student kan zichzelf en anderen motiveren De studenten kan leiding en instructies geven aan een team. Competentie 10: De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden. De student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren. Zie jaar voortgangstoets jaar 1
Norm te maken vragen: 120 (goed 78, fout 42) Norm (goed-fout) :36
atWORK Edou Hilverda
Jaar 3
9
Praktijk
33%
Onderzoek
33%
Personal Future
33%
3e studiejaar (bba duaal) Praktijk & personal future: Praktijkervaring koppelen aan de geleerde theorie; Ontwerp en structuur van (projecten binnen) vrijetijdsbedrijven herkennen en beschrijven; Mogelijkheden ter verbetering van operations herkennen en benutten; Veel voorkomende operationele taken binnen een vrijetijdsbedrijf of vrijetijdsproject uitvoeren, rekening houdend
Praktijk: Praktijk/Stage Zelfstudie Coaching Intervisie Start-, tussen- en
Praktijk: Project plan Analyse en verbetervoorstel bedrijfsprocessen Persbericht
68
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Doelstelling met de complexiteit van de organisatie; Een aantal processen binnen een vrijetijdsbedrijf of –project beschrijven; Een duidelijke beschrijving geven van de verschillende werkzaamheden die je hebt verricht; Persoonlijke denkbeelden en ervaringen benoemen en beschrijven; Reflecteren op eigen handelen door je eigen rol (sterke en zwakke punten) te beschrijven; Feedback ontvangen op eigen functioneren; Feedback geven op het functioneren van een ander; Conclusies trekken uit opgedane ervaringen; Formele en informele gesprekken voeren in een beroeps gerelateerde situaties zoals gesprekken met gasten en klanten, opdrachtgevers, medewerkers, leidinggevenden; Kort en bondig rapporteren (zowel mondeling als schriftelijk) over de dagelijkse gang van zaken.
Strategisch Management Jochem Jansen
Jaar 3
12
Cases
25%
Management game and related topics
25%
Participation
25%
Test
25%
Voertaal: Engels
Onderzoek: Aan de hand van een onderzoeksvraag een onderzoek op operationeel terrein opzetten en uitvoeren; Een literatuuronderzoek uitvoeren en de geraadpleegde literatuur koppelen aan het onderzoek; Geraadpleegde bronnen op de juiste manier vermelden; M.b.v. De onderzoeksvraag, probleemstelling en deelvragen een relevant en praktisch uitvoerbaar onderzoek opzetten; In deze onderzoeksopzet methoden, technieken en instrumenten selecteren en motiveren; Het in de onderzoeksopzet beschreven onderzoek uitvoeren; De uitkomsten van het onderzoek verzamelen; De uitkomsten van het onderzoek analyseren; Bij deze analyse een passend onderzoek verwerkingsprogramma gebruiken; De uitkomsten uit de onderzoeksverwerking vertalen naar conclusies; De conclusies uit de onderzoeksverwerking vertalen naar passende en praktisch uitvoerbare aanbevelingen; Concrete en realistische aanbevelingen in een onderzoeksrapport professioneel communiceren via een onderzoeksrapport en een mondelinge presentatie. Competentie 1: Have acquired an extensive vocabulary on the topic of the external environment of organization in relation to strategic management. Be able to identify stakeholder groups, to analyze their expectations regarding the organization’s performance, and to formulate strategies taking into consideration these conflicting expectations. Be able to analyze the strategic position of an organization given its external environment, the expectations of stakeholders, the purpose of the organization, and the organization’s resources and competencies. Be able to foresee future trends and to translate these into plausible scenarios through the use of scenarioplanning methods Competentie 2: Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do. Be able to identify an organization’s strategic choices. Be able to take or advise upon strategic management decisions. Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow Competentie 5: Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6: Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action. Competentie 7: Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8 Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behavior and processes necessary for putting strategy into action Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this Be able to implement and evaluate different investment yield standards. Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility
Onderwijsvorm eindgesprek
Beroepsproducten -
Archief
Onderzoek: Workshops Zelfstudie Presentatie geven en actief aanwezig (vragen stellen)
Onderzoek: Onderoeksvoorstel (opzet) Onderoeksrapport Mondelinge presentatie
Personal Future: Workshops Zelfstudie Presentatie
Personal Future: Pitch
Self study Lectures supporting the content of Johnson, Scholes & Whittington Case study based learning (CBL) sessions An open book exam Student-led workshops The Airline game simulation, including supporting workshops, consultations hours and lectures BE workshops and exam
Scenario research and development Strategic development plan Analysis of trends and environment concerning strategic management within organizations Stakeholder analysis Annual report (airline simulation game)
Werkvorm duaal: actionlearning en aanvullende werkcolleges
69
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Doelstelling
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Zie jaar 2
Zie jaar 2
in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations
Minor
LM Minor
15 15
Afhankelijk per minor
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Competentieontwikkeling
Jaar 3
3
Zie jaar 2
Zie jaar 2
Jaar 3
3
Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
Norm te maken vragen: 150 (goed 98, fout 52)
Praktijkverslag
Praktijkuren zelfevaluatieverslag
Anke Rozendaal
Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet
Afrondig competentieontwikkeling
Jaar 4
42
Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. LM biedt een specialisatie semester Kunst en Cultuurmanagement, Sportmanagement en Evenementen Management. Bij alle drie LM eigen semesters wordt ten eerste de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Studenten mogen minors volgens bij een andere opleiding/ HBO-instellingen indien er sprake is verdieping/verbreding en er geen overlap is met het vaste programma van LM (ter beoordeling examencommissie). Competentie 9:: Je weet op heldere en professionele wijze te communiceren met verschillende partijen op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten een organisatie. Je kunt contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel schriftelijk als mondeling Je kunt diverse gesprekstechnieken toepassen om informatie in te winnen of te solliciteren. Competentie 10:: Je bent in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken. Je staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren. Je bent actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld. Je weet wie je bent en je kunt dit aan anderen uitleggen. Je binnen de organisatie (en opleiding) je normen en waarden gelden door het dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheid en je weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties. Zie voortgangstoets jaar 1
Norm (goed-fout): 46
4e studiejaar (bba duaal) De basis ontwikkeling van alle competenties is afgerond in het verplichte onderdeel. Kenmerk van praktijk in het 4e studiejaar is werken in een complexe praktijk situatie en het zelfstandig tot uitvoer brengen van werkzaamheden.
Reflectie-verslag Bewijsstukken 360 –graden Feedback
70
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC
Onderdelen
Weging/toets
Doelstelling
Assessment
360 graden feedback
De student heeft aan het einde van het 4e praktijkjaar de volgende beroepskwalificaties behaald: De student kan haar/zijn theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen. De student kan in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden. De student heeft een eigen zelfstandige inbreng gehad in deze organisatie. De student heeft in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden volledig kunnen ontplooien. De student heeft in de werksituatie een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen. De student is in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie. De student heeft geleerd zelfstandig complexe vragen/problemen op te lossen. De student kan snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt. De student is in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie. De student heeft een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten
Bouwplan
Voldoende/onvoldoende
Scriptie
100%
Presentatie
Voldoende/onvoldoende (uitgedrukt in een cijfer)
Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: De student kan zelfstandig een onderzoek vormgeven en uitvoeren De student is in staat om op verantwoorde wijze onderzoeksmethodes toe te passen De student kan het onderwerp van zijn afstudeeronderzoek met behulp van literatuur en onderzoek kritisch analyseren De student kan kritisch reflecteren op het onderzoeksproces en de uitkomsten van het onderzoek De student toont creativiteit en zijn vermogen tot conceptualisering aan De student kan het afstudeeronderzoek helder mondeling en schriftelijk presenteren De student is in staat om efficiënt en resultaatgericht te werken.
Pietrick Wiersma
Afstudeer Onderzoek
Jaar 4
18
Pietrick Wiersma
Onderwijsvorm
Beroepsproducten
Zelfstudie Workshop Onderzoek Gesprekken
Scriptie Presentatie
71
Bijlage E: Uitwerking competenties AD
72
Uitwerking competenties, eindkwalificaties AD Toelichting: De beschrijving van de competenties 1-10 en de situatieschets zijn een letterlijke weergave uit het landelijke competentieprofiel Vrijetijdsmanagement (versie 3.0 oktober 2009). De AD beschrijving, AD beroepshandelingen en AD beroepsproducten is tot stand gekomen in een teambijeenkomst LM februari 2013. Toetsing door het werkveld heeft plaats gevonden via de Raad van Advies van Leisure Management. De beschrijving verschil AD en BBA is gebaseerd op het competentieprofiel AD van Retail Management. Verschil AD en BBA: Een AD-er is de beginnend beroepsbeoefenaar die op tactisch niveau werkt, waarbij hij de verbinding legt tussen operatie en strategie, binnen en buiten de organisatie. Drie factoren spelen een rol bij het verschil tussen AD en BA; context, complexiteit en de mate van zelfstandigheid. AD: Context: de context waarin de student functioneert, is in zekere mate gestructureerd en er is sprake van begeleiding in de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden. De student in jaar 2 (het afstudeerjaar voor het Associate degree) functioneert als (beginnend) leidinggevende op tactisch niveau. Hij functioneert in een omgeving waarin hij op basis van zijn begrip, vaardigheden en werkzaamheden kan communiceren met gelijken, leidinggevenden en klanten. AD: Mate van zelfstandigheid: de student heeft een eigen verantwoordelijkheidsgebied waarbinnen hij onder begeleiding en in een overzichtelijke situatie een globale opdracht zelf vorm kan geven, of zelfstandig een duidelijk omschreven opdracht kan uitvoeren. Hij heeft voldoende kennisondergrond en toont voldoende persoonlijke en professionele ontwikkeling om vraagstukken te herkennen en daarin keuzes te kunnen maken of beslissingen te kunnen nemen. Hij heeft een uitvoerende, adviserende of organiserende functie en kan anderen begeleiden bij het uitvoeren van taken of een eenvoudig project. Een AD student heeft een assisterende/ondersteunde taak bij grotere/complexe projecten/producten. AD: Mate van complexiteit: de student heeft te maken met duidelijk gedefinieerde concrete werkproblemen en verantwoordelijkheden. Het betreft werksituaties met meerdere variabelen waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor een creatieve oplossing. Hij kan daarbij vanuit de visie van de organisatie waarvoor hij werkt, tot
73
nieuwe oplossingen komen door toepassing van uitgebreide kennis en een breed scala aan cognitieve en praktische vaardigheden. Competentie 1 Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens Situatieschets De behoefte bestaat om de externe omgeving in kaart te brengen en een visie te ontwikkelen die leidend kan zijn voor het ontwikkelen van nieuwe producten. De organisatie is zich daarbij bewust van het toenemende belang van ketens en netwerken en wil voldoende in staat zijn hier op in te spelen.
AD: de AD vrijetijdsmanager heeft kennis en inzicht in de ontwikkelingen in de markt/sector waarin hij werkt en weet deze in kaart te brengen. AD Beroepshandelingen Vergaren van primaire en secundaire onderzoeksgegevens met betrekking tot de externe omgeving van het eigen bedrijf Inzichtelijk presenteren van bovenstaande informatie AD Voorbeelden van beroepsproducten Marktanalyse SWOT, confrontatiematrix en PESTEL Waarde en belevingsonderzoek Doelgroepanalyse
Competentie 2 Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming Situatieschets De vrijetijdsmanager bevindt zich in een vrijetijdsorganisatie en door de directie zijn strategische keuzes gemaakt die vragen om verdere uitwerking en implementatie.
74
AD. Aan de AD vrijetijdsmanager om te komen tot een voorstel van het beleid (enkelvoudige niet complexe beleidsterreinen) op dat vervolgens ter besluitvorming aan de directie voor te leggen. Bij de analyse en uitwerking van het beleid dient aansluiting gevonden te worden op bestaand intern beleid. AD: Beroepshandelingen Vergaren van relevante informatie van binnen en buiten de eigen organisatie Analyseren van deze gegevens volgens een vaste systematiek Opstellen van concept-beleidsnota Presenteren van onderdelen van een beleidsvoorstel en beargumenteren van verschillende voor- en nadelen AD: Voorbeelden van beroepsproducten Bijdrage aan een (Integraal) beleidsplan of eenvoudig niet complex beleidsplan Onderzoek of een nieuw product haalbaar is qua kosten en opbrengsten Een bijdrage aan een strategisch plan, bijvoorbeeld door het leveren van analyses of het schrijven van een hoofdstuk Marketingactieplan Bijdrage aan een onderzoeksrapport
Competentie 3 Regisseren in netwerken Situatieschets De organisatie is ervan overtuigd dat er geen betere sleutel tot succes is dan samenwerking. Juist door krachten te bundelen, kunnen samenwerkende partijen zich sterk positioneren. Ook in een tijd waarin vrijetijd schaars is en de consument veel keuze heeft, is het bieden van betekenisvolle belevenissen cruciaal. Om deze te bereiken is een innovatieve manier van samenwerken nodig over sectoren heen (publiek en/of privaat). De belangen van mogelijke partners in de samenwerking liggen deels in elkaars verlengde maar zijn soms ook tegenstrijdig (bijvoorbeeld door concurrentie) en dat vergt coördinatie en afstemming. AD: De AD Vrijetijdsmanager herkent dit krachtenveld en opereert resultaat- en relatiegericht. AD: Beroepshandelingen Het mede-voorbereiden en mede-leiden van startbijeenkomsten van mogelijke samenwerkingspartners Verwerven van belangstelling voor samenwerking in een niet complexe omgeving
75
Uitwisseling van informatie gericht op samenwerking en afstemming Monitoren van de voortgang van de samenwerking in een niet complexe omgeving AD: Voorbeelden van beroepsproducten Voortgangsrapportage Signaleren en rapporteren van knelpunten in de samenwerking Verbetervoorstellen betreffende samenwerking
Competentie 4 Initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten; zelfstandig en ondernemend Situatieschets De organisatie moet steeds harder zijn best doen om klanten aan zich te binden en gebonden te houden. Dit heeft als gevolg dat producten en diensten continu aan ontwikkeling onderhevig zullen zijn. Het gedrag van de klant is onvoorspelbaar en de organisatie is zich bewust van het feit dat behoeften van klanten vluchtiger van aard zijn dan waarden. Innovatief businessmodel Crossmediaal plan Evenement AD: De AD vrijetijdsmanager werkt aan betekenisvolle belevenissen teneinde een duurzame klantrelatie te bewerkstelligen. De AD vrijetijdsmanager ontwikkelt concepten in situaties met meerdere variabelen waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor een creatieve oplossing. AD: Beroepshandelingen Vertalen van markt- en waardeonderzoek naar een creatief concept Ontwikkelen van een nieuw concept Uitwerken van een creatief concept naar een product of dienst Het mee-ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Uitvoering geven aan communicatie met klanten Creëren van intern draagvlak voor producten en diensten in een niet complexe organisatie Ontwikkelen van content voor folders, nieuwsbrieven, tweets, websites gebaseerd op de marketingstrategie
76
AD: Voorbeelden van beroepsproducten Uitgewerkte concept of product of belevenis Storyline, moodboard Bidbook Projectplan voor een event Marketingplan, marketingactieplan of marketing communicatieplan Salesplan Inventarisatie technologische en virtuele mogelijkheden Crossmediaal plan
Competentie 5: Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie Situatieschets Er komen steeds meer aanvragen voor projecten binnen, die variëren in mate van complexiteit. Waar het vroeger toereikend was om projecten met een aantal freelancers en wat vrijwilligers te draaien, rijst nu de vraag of er personeel aangenomen moet worden. De verschillende mogelijkheden moeten in kaart gebracht worden om een zo optimaal mogelijke bezetting van de projecten te realiseren. De organisatie is zich er van bewust dat de bemensing cruciaal is om voor de klant de belevenis optimaal te laten slagen. Het is van belang om zo goed mogelijk personeelsbestand te hebben en medewerkers te boeien en te binden. Kennis van arbeidsrecht en sociale zekerheid binnen de organisatie zijn echter onontbeerlijk om problemen met medewerkers te voorkomen of het hoofd te bieden. De organisatie maakt al jaren gebruik van vrijwilligers, maar ook hier wil zij de beste mensen blijven aantrekken. AD: Op een afdeling, binnen een team, is het aansturen, motiveren, boeien en binden voor de AD vrijetijdsmanager bekend terrein. Hij herkent de situaties waarin het verstandig is een HRM-specialist of senior in te schakelen. AD: Beroepshandelingen Het opzoeken van actuele regels op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid Het opstellen en uitvoeren van een beleidsplan vrijwilligers Personeelsplan voor team/afdeling met bijbehorende planning opstellen en implementeren
77
Taken inventariseren Bepalen welke functies/rollen nodig zijn om deze taken te vervullen Voorstellen formuleren voor afwegingen, zoals grootte aanstellingsomvang, verhouding vast/tijdelijk Werving en selectie procedure van nieuwe medewerkers Deskundigen op het gebied van HRM inschakelen voor complexe HRM-vraagstukken Achterhalen van de tevredenheid van eigen medewerkers Aansturen en motiveren van medewerkers AD: Voorbeelden van beroepsproducten Personeelsplan voor een afdeling/team Beleidsplan vrijwilligers Toepassing HRM-cyclus (functioneringsgesprekken, gesprekken over arbeidsvoorwaarden) op een afdeling/team) Competentie 6 Inrichten, beheersen, analyseren en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen Situatieschets De eisen van de klant worden steeds hoger. Klanten willen meer maatwerk, ze willen zelf een vinger in de pap hebben en ze willen weinig betalen. Opdrachtgevers stellen hoge eisen aan zowel de kwaliteit van de dienst of het product als aan de dienstverlening. Er treden steeds meer eenmanszaken toe in de markt, die voor moordende concurrentie zorgen, omdat ze onder de marktprijs duiken. De organisatie moet op zoek naar werkwijzen om de kwaliteit nog verder te verbeteren en de organisatie efficiënter in te richten. AD: De AD vrijetijdsmanager is zich bewust van de wensen van de klant en signaleert knelpunten in het werkprocessen en bijbehorende (project)organisatie. Dit doet hij zowel in het voortraject als tijdens de uitvoering van de opdracht. Beroepshandelingen AD Deelnemen aan een (project)organisatie Het uitvoeren van instrumenten om de kwaliteit te waarborgen Doorloopt kwaliteitscyclus (plan-do-check-act) Opstellen van een draaiboek voor een evenement Assistent event manager Voorbeelden van beroepsproducten AD
78
Draaiboek Kwaliteitsplan evenement (Project)organisatieplan Klanttevredenheidsonderzoek (Concept) Evaluatieverslag van een evenement Competentie 7: Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken Situatieschets De noodzakelijke samenwerking met verschillende partijen maakt de organisatie wat onrustig. Er moet van alles geregeld worden om problemen in een later stadium te voorkomen. Er moeten contracten en vergunningen worden afgesloten, begrotingen worden opgesteld en sponsors geworven. AD: De AD vrijetijdsmanager weet door zijn kennis van financiën en juridische aspecten wat hij zelf kan regelen en waarvoor hij op welk moment een senior of een deskundige in moet zetten. AD: Beroepshandelingen Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten Herkent wanneer ARBO-regelgeving verwerkt moet worden in interne bedrijfsvoering Opstellen en uitvoeren van een veiligheidsplan voor zowel medewerkers als klanten Het bijdragen aan een financieel gezonde (project)organisatie Op basis van een financiële en juridische analyse voorstellen formuleren. AD: Voorbeelden van beroepsproducten Niet complexe projectbegroting en –realisatie Kostprijsberekening Offerte Niet complex ondernemingsplan Concept contract Verzekering afsluiten
Competentie 8
79
Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces Situatieschets Er is een verandering in een organisatie, in een gebied of in een stad noodzakelijk, waarbij de invulling van leisure een grote rol kan spelen. De werksfeer binnen de organisatie, het leefklimaat in de wijk of het gevoel van verbondenheid met de stad zijn ver beneden peil. De vraag is op welke manier leisure hier een rol in kan spelen. AD: De AD leisuremanager herkent de problematiek en draagt bij aan het veranderingsplan als lid van een projectgroep of als assistent van de projectleider. AD Beroepshandeling Het bijdragen aan het ontwikkelen van het vrijetijdsbeleid van een city of site met bijbehorend implementatieplan Het meewerken aan het creëren van draagvlak bij betrokken partijen, zoals bewoners, ondernemers, gemeente Het meewerken aan onderzoeken naar de effecten van gevoerd vrijetijdsbeleid AD: Voorbeelden van beroepsproducten Analyse van wensen/behoeften en (vrijetijds)gedragingen Projectplan Generen van data voor een onderzoeksrapport naar effecten vrijetijdsbeleid
Competentie 9: zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of professional) Situatieschets De vrijetijdsmanager is in staat om met een kritische blik naar zijn eigen functioneren te kijken. Hij staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Hij gebruikt deze feedback ter verbetering van zijn functioneren. Hij is zich bewust van het bestaan van blinde vlekken en houdt daar rekening mee in zijn oordeelsvorming. AD: De AD vrijetijdsmanager legt verantwoording af over keuzes en afwegen. Stuurt en reguleert de eigen ontwikkeling. Hij neemt verantwoording voor eigen handelen, heeft respect voor andere en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties. Beroepshandelingen AD
80
Participeren in intervisiebijeenkomsten Onbevooroordeeld waarnemen Life Long Learning Ethisch verantwoord handelen Vragen om feedback Deelnemen aan beroepsgerelateerde trainingen en cursussen Reflecteren op het eigen handelen en gedrag (inclusief effect daarvan op anderen) Voorbeelden van beroepsproducten AD Persoonlijk Ontwikkelingsplan Reflectieverslag Competentie 10: sociale en communicatieve competentie Situatieschets Op het sociale en communicatieve vlak wordt van de vrijetijdsmanager veel verwacht. AD: De AD vrijetijdsmanager weet op heldere en professionele wijze te communiceren met verschillende interne en externe partijen en houdt hierbij rekening met de organisatiedoelen. Hij kan plannen op heldere wijze mondeling presenteren en in goed Nederlands en/of Engels op schrift stellen. Hij bezit een goede uitdrukkingsvaardigheid, weet zich in zijn taal aan te passen aan zijn publiek. De AD vrijetijdsmanager geeft de dagelijkse leiding op een afdeling of binnen een team. Binnen deze context motiveert hij zijn team en voert hij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Hij is binnen de organisatie als een spin in het web. Hij reageert op een constructieve wijze op ideeën van anderen en sluit aan bij de kennis en kunde van teamleden. AD: Beroepshandelingen Voeren van motivatiegesprekken Voeren van feedbackgesprekken Contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel schriftelijk als mondeling Toepassen van diverse gesprekstechnieken, zowel op commercieel gebied (externe partijen), als op het gebied van motiveren en feedback geven (interne partijen)
81
AD: Voorbeelden van beroepsproducten Presentaties binnen de eigen organisatie Sollicitatiegesprekken Functionerings- en beoordelingsgesprekken Notities / Rapportages Standpunt in discussies
82
Bijlage F: Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2013-2014.
83
Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2013-2014 Het doel van deze bijlage is het regelen van de praktische gang van zaken betreffende de opleiding Vrijetijdsmanagement. Artikel 1 Deelname aan het onderwijs lid 1. Per opleidingsjaar kan een student in principe een bepaalde onderwijseenheid één keer volgen. lid 2. Gedurende zijn studie kan de student maximaal twee keer een bepaalde onderwijseenheid volgen. Als de student daarna, met eventueel gebruikmaking van herkansingstoetsen, een bepaalde onderwijseenheid nog niet heeft behaald, beslist de examencommissie in redelijkheid en billijkheid over de te nemen maatregel. Artikel 2 Het tentamen Artikel 2.1 De schriftelijke opdracht lid 1. Een schriftelijke opdracht kan een opdracht betreffen die geheel individueel, geheel in groepsverband of deels individueel en deels in groepsverband wordt uitgevoerd. lid 2. Een opdracht kan eenmaal herkanst worden. De herkansing wordt verleend door de moduulcoördinator, binnen vier weken na de datum waarop de voorlopige uitslag van de opdracht bekend is gemaakt op Progress, indien deze daartoe een schriftelijk verzoek heeft ontvangen van de student. Verzoeken ontvangen na deze periode van vier weken worden niet in behandeling genomen. Noch door de moduulcoördinator, noch door de examencommissie, behoudens overmacht. lid 3. Opdrachten dienen zowel digitaal als in hard copy ingeleverd te worden voor de daartoe vastgestelde deadline. lid 4. Het niet op tijd inleveren van een opdracht betekent dat de betreffende kans is verspeeld. Het alsnog inleveren van dezelfde opdracht wordt beschouwd als herkansing. lid 5. De student wordt op de hoogte gesteld waar en wanneer schriftelijke opdrachten en digitale uitwerkingen van opdrachten dienen te worden ingeleverd. Bij het inleveren van een opdracht bij de Front-Office van het secretariaat van de opleiding plaatst de student een handtekening als bewijs van inleveren. lid 6. Indien de hard-copy versie van de opdracht wel is ingeleverd en de digitale versie van diezelfde opdracht niet is ingeleverd, of andersom, wordt de opdracht niet nagekeken. lid 7. De examinator die het werk moet beoordelen dat onder de omschrijving van art. 2.1 lid 6 van deze praktische regels valt, dient studenten die dat betreft binnen 2 schooldagen op de hoogte te stellen van het niet volledig aanleveren van de opdracht. lid 8. Art. 2.1, lid 6 van deze bijlage is niet van toepassing, indien de ontbrekende versie van de opdracht binnen vijf schooldagen na de deadline alsnog wordt ingeleverd. lid 9. In het geval van een groepsopdracht, dient bij samenwerkingsproblemen, hiervan direct melding gemaakt te worden bij de tutor of de moduulcoördinator. In het geval er sprake is van aanhoudende problemen kan de moduulcoördinator
84
besluiten de groep te ontbinden en één of enkele leden van de groep verplichten de opdracht individueel of in kleinere samenstelling af te ronden. Art. 2.2 De schriftelijke toets lid 1. Een schriftelijke toets is een toets, zoals beschreven in art.6, hoofdstuk 5 van de Onderwijs en Examenregeling 20132014. lid 2. a. De student heeft het recht om per gevolgde onderwijseenheid maximaal vier keer aan elke binnen die onderwijseenheid begrepen schriftelijke toets van die onderwijseenheid deel te nemen. b. De student mag per studiejaar aan maximaal 2 toetsmomenten van iedere te onderscheiden schriftelijke toets deelnemen. c. Heeft de student een schriftelijke toets niet gehaald na 4 keer te hebben deelgenomen aan de betreffende toets, dan moet de student het onderdeel waarover de schriftelijke toets wordt afgenomen in een volgend studiejaar in zijn geheel opnieuw volgen. d. Voor onderwijseenheden waaraan in het studiejaar 2012/2013 of eerder is begonnen geldt de regeling uit het Oer 2012/2013. lid 3.
lid 4.
Aan studenten die op stage gaan kunnen extra toetsmomenten worden aangeboden voor toetsen behorende tot een onderwijseenheid die zij in het opleidingsjaar hebben gevolgd, waarin zij hun stage aanvangen. Een verzoek daartoe dienen zij schriftelijk in te dienen bij de examencommissie met een bewijs van de begindatum van de stage. Zonder dit bewijs wordt het verzoek niet in behandeling genomen. Als het verzoek wordt gehonoreerd, wordt met de student bepaald op welk moment deze toetsing kan plaatsvinden. Het niet kunnen deelnemen aan enige toets wegens het samenvallen van toetsmomenten behoort tot het risico van de student.
Art. 2.3 De voortgangstoets lid 1. De voortgangstoets wordt jaarlijks op vier verschillende momenten aangeboden. lid 2. Studenten kunnen zonder beperking deelnemen aan de aangeboden voortgangstoetsen, met inachtneming van de inschrijvingsverplichtingen die gelden voor deelname aan een schriftelijke toets (zie Onderwijs- en examenregeling 2013-2014, hoofdstuk 5, art.5. lid 3. In het 1e en 2e studiejaar moet de voortgangstoets minimaal 2 keer gemaakt worden gemaakt om de punten voor respectievelijk SLB 1 en SLB 2 (duaal: zelfmanagement 1 en 2) toegekend te krijgen. Art. 2.4 Vervangende opdracht voor een onderwijseenheid lid 1. De student kan onder de volgende voorwaarden (eenmalig) in aanmerking komen voor een opdracht die dient ter vervanging van een onderwijseenheid: a. Het gaat om de laatste nog te behalen onderwijseenheid.
85
lid 2. lid 3. lid 4 lid 5. lid 6. lid 7.
b. De onder art. 2.4, lid 1a bedoelde onderwijseenheid behoort tot het verplichte postpropedeutische onderwijs programma en vormt niet een onderdeel van het minorprogramma. c. De student moet op de reguliere manier hebben deelgenomen aan de onderwijseenheid en het bij die onderwijseenheid behorende tentamen. d. De student moet hebben deelgenomen aan tenminste twee toetsherkansingen als het gaat om een schriftelijke toets en aan minimaal één herkansing als het gaat om een toets in de vorm van een opdracht of in de vorm van participatie. Het onderwerp van de opdracht dat dient ter vervanging van een onderwijseenheid moet betrekking hebben op het thema van die onderwijseenheid en mag in principe geen relatie hebben met het thema van de eindscriptie. De opdracht bestaat uit het schrijven van een werkstuk waarvoor maximaal 15 credits kunnen worden verkregen. De student is vrij om zelf te bepalen waar de opdracht wordt uitgevoerd en heeft het recht gebruik te maken van de faciliteiten van de hogeschool. Om in aanmerking te komen voor een opdracht die dient ter vervanging van een onderwijseenheid dient een schriftelijk verzoek daartoe gericht te worden aan de examencommissie. De student heeft recht op regelmatige feedback gedurende de periode dat hij/zij aan de opdracht werkt. De student heeft uitsluitend recht op begeleiding gedurende de schoolweken. Voldoende beoordeling geeft als cijfer een 5,5 voor de onderwijseenheid. Bij een onvoldoende beoordeling blijft de eerdere beoordeling van de onderwijseenheid gehandhaafd. Bij de beoordeling worden dezelfde criteria gehanteerd als bij de beoordeling van eindscripties.
Art. 3 Overmacht bij schriftelijke en mondelinge toetsing. lid 1. Nadat een student heeft deelgenomen aan een toets is het niet meer mogelijk zich te beroepen op overmacht met betrekking tot die toets. lid 2. Indien een student door overmacht niet deel kan nemen aan een schriftelijke of mondelinge toets, vervalt de inschrijving voor die betreffende toets. Dit betekent dat de student daarmee geen toetskans verspeelt. lid 3. Een verzoek om een toetskans te behouden op grond van overmacht, dient te worden gedaan bij de examencommissie uiterlijk 5 schooldagen na de toetsdatum waarop de overmacht betrekking heeft. lid 4. In het in art.3, lid 3 genoemde verzoek dient de student de bedoelde overmacht met schriftelijke bewijzen te staven. Bovendien moet de student voldaan hebben aan de voorwaarde dat de student de afwezigheid dezelfde dag heeft gemeld bij de Front-office van de opleiding. lid 5. Om bij het maken van een opdracht in aanmerking te kunnen komen voor de overmachtregeling dient vóór het verstrijken van de inlevertermijn contact te zijn opgenomen met de coördinator van de betreffende onderwijseenheid. Laatstgenoemde treft dan een voorlopige regeling met de student en stelt de secretaris van de examencommissie daarvan in kennis. De secretaris van de examencommissie beoordeelt of de voorlopige regeling omgezet kan worden in een definitieve regeling, dan wel bepaalt of dit ter besluitvorming geagendeerd dient te worden voor de eerstvolgende vergadering van de examencommissie. Art. 4 Overmacht inzake participatie
86
lid1. lid 2.
lid 3. lid 4. lid 5. lid 6. lid 7. lid 8. lid 9.
De student heeft de mogelijkheid om bij de coördinator van een onderwijseenheid een verzoek in te dienen voor een compensatieopdracht voor gemiste participatie, als er sprake is van omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend (overmacht). Om in aanmerking te kunnen komen voor een compensatieopdracht moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: - De student heeft de afwezigheid dezelfde dag gemeld bij de Front Office van de opleiding. - Alle gemiste verplichte activiteiten binnen het betreffende onderdeel van de onderwijseenheid zijn gemist tengevolge van overmacht, dit ter beoordeling aan de coördinator van de betreffende onderwijseenheid. - De student heeft geparticipeerd tijdens de overige bijeenkomsten - De student dient de overmacht met schriftelijke bewijzen te staven. Het verzoek om een vervangende opdracht kan pas worden ingediend nadat de laatste week van de betreffende onderwijseenheid is afgesloten en moet uiterlijk 4 schoolweken na de laatste dag van de periode waarin betreffende onderwijseenheid is aangeboden in het bezit van de coördinator van de onderwijseenheid zijn. De coördinator van de onderwijseenheid bepaalt,eventueel in overleg met de betrokken docent of tutor, de inhoud en uitvoering van de compensatieopdracht. De compensatieopdracht dient het gemiste verplichte onderdeel inhoudelijk te vervangen en qua studiebelasting gelijkwaardig te zijn aan die van de gemiste verplichte onderdelen. Compensatieopdrachten behorend bij één van de eerste drie moduulperiodes in een bepaald studiejaar dienen in hetzelfde studiejaar te worden ingeleverd en nagekeken. Compensatieopdrachten behorend bij moduulperiode vier dienen uiterlijk 15 augustus te zijn ingeleverd en binnen één week te zijn nagekeken. De coördinator van de betreffende onderwijseenheid is verantwoordelijk voor het doen vaststellen of de opdracht aan de gestelde criteria voldoet. Als de opdracht als voldoende wordt beoordeeld kent de coördinatoren van de onderwijseenheid alsnog participatie punten toe. Indien het gaat om afwezigheid bij een specifiek vak kan in dit artikel de betreffende vakdocent worden gelezen in plaats van de coördinator van een onderwijseenheid In het geval student en coördinator van de onderwijseenheid, respectievelijk de betreffende vakdocent geen eenduidig oordeel hebben over de vraag of wel of niet sprake is van overmacht, kan de student zijn verzoek richten aan de examencommissie, eveneens binnen 4 weken na afloop van de periode waarin de onderwijseenheid is aangeboden.
Artikel 5 Tweede beoordeling lid 1. Studenten die individueel of als groep in aanmerking willen komen voor een tweede beoordeling van een opdracht moeten een verzoek daartoe schriftelijk indienen bij de secretaris van de examencommissie. Indien de aanvraag voor een tweede beoordeling is gedaan door één student terwijl de opdracht door twee of meer studenten is gedaan geldt de gewijzigde uitslag alleen voor de student die de aanvraag heeft ingediend. De andere studenten komen hier niet meer voor in aanmerking. lid 2. Het verzoek, genoemd onder lid 1, moet uiterlijk binnen 4 schoolweken na de publicatie van de definitieve uitslag van de betreffende onderwijseenheid in bezit zijn van de secretaris. Verzoeken die later worden ingeleverd, worden niet in behandeling genomen.
87
lid 3.
De secretaris wijst, in overleg met het management van de opleiding, een tweede beoordelaar aan wiens beoordeling bindend is. Het resultaat van deze tweede beoordeling dient daarna binnen 10 schooldagen bij de secretaris bekend te zijn. De secretaris van de examencommissie zal daarna de student hierover informeren.
Artikel 6 Getuigschriften lid 1. Studenten die ingeschreven staan voor de Propedeutische fase, die de Propedeuse hebben afgerond en die een getuigschrift Propedeutisch Examen wensen te ontvangen, moeten een verzoek sturen aan de examencommissie. Nadat het verzoek is ontvangen zal de examencommissie, na controle van de credits, een getuigschrift Propedeutisch Examen in Vrijetijdsmanagement afgeven. Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door de Examencommissie aangemaakte pagina. lid 2. Studenten die een vrijstelling hebben voor de propedeutische fase, zullen geen getuigschrift Propedeutisch Examen ontvangen. lid 3. Studenten die de gehele opleiding voldoende hebben afgerond, moeten een verzoek doen om een getuigschrift Associate Degree of Business Administation in Vrijetijdsmanagement, respectievelijk het getuigschrift Bachelor of Business Administration in Vrijetijdsmanagement te ontvangen. lid 4. Studenten die willen afstuderen moeten daartoe een verzoek indienen bij de secretaris van de examencommissie, in ieder geval 14 dagen voor de gewenste afstudeerdatum. Het verzoek zal worden beoordeeld door de examencommissie. Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door de Examencommissie aangemaakte pagina. lid 5. Studenten kunnen maandelijks afstuderen op data die aan het begin van het academisch jaar op de Blackboardpagina van de examencommissie worden bekendgemaakt.
88