Studentenstatuut Stenden Hogeschool 2012 – 2013
Instemming verleend door de Centrale Medezeggenschapsraad op 17 juli 2012. Vastgesteld door het College van Bestuur op 18 juli 2012.
1
Inhoudsopgave Inleiding 1 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Algemeen 1 Begripsbepalingen 2 Inhoud 3 Vaststelling en wijziging 4 Reikwijdte 5 Bekendmaking 6 Organisatie van de hogeschool 7 Medezeggenschap 8 Opleidingscommissie
2 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Artikel Artikel Artikel
Inschrijving, beëindiging inschrijving en collegegeld 11 1 Algemene bepalingen inschrijving 2 Voorwaarden inschrijving 3 Moment van inschrijving 3a Instroommoment 1 september 3b Instroommoment 1 februari 3c Tussentijds inschrijven 3d Aanmelding 4 Bewijs van inschrijving 5 Rechten inschrijving als studenten en extraneï 6 Beëindiging inschrijving 7 Collegegeldverplichting 8 Examengeldverplichting 9 Hoogte wettelijk en verhoogd wettelijk collegegeld 9a Aanspraak op wettelijk collegegeld 9b Verhoogd wettelijk collegegeld 10 Instellingscollegegeld 11 Voldoening collegegeld 12 Vermindering, vrijstelling en terugbetaling collegegeld 13 Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005-2006 14 Overige bijdragen 15 Vaststelling bedragen wettelijk collegegeld, verhoogd wettelijk collegegeld en instellingscollegegeld 16 Vaststelling peildatum 17 Schadevergoeding en geldboete niet gerechtigde deelname onderwijs en niet nakoming identificatieplicht 18 Studievoortgang internationale studenten 19 Rechtsbescherming 20 Onvoorziene gevallen
3 Artikel Artikel Artikel Artikel
Onderwijs 1 Kwaliteit van het Onderwijs en onderzoek 2 Onderwijsdoelen 3 Stages, opdrachten en excursies 4 Profiel Stenden Hogeschool
Artikel Artikel Artikel Artikel
4 Studentenvoorzieningen Artikel 1 Studentendecanaat Artikel 2 Voorzieningen
7
24
26
2
5 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Reglement Ongewenst gedrag 1 Begripsbepaling 2 Functie eisen 3 Aanstellingsduur 4 Taken 5 Geheimhouding 6 Faciliteiten en ondersteuning 7 Samenstelling klachtencommissie 8 Taken klachtencommissie 9 Geheimhouding klachtencommissie 10 Voorwaarden klachtenprocedure 11 Vormvereisten klachtenprocedure 12 Onderzoek in klachtenprocedure 13 Bevoegdheden en werkwijze klachtencommissie 14 Besluitvorming door het College van Bestuur 15 Inzage 16 Wijzigingen 17 Overige bepalingen
27
6 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Voorschriften privacy en persoonsgegevens 34 1 Begripsbepalingen 2 Toepassingsgebied 3 Doelstelling 4 Doel van de gegevensverwerking 5 Aanmeldingsplicht 6 Categorieën van personen 7 Soorten gegevens 8 Bijzondere gegevens 9 De wijze waarop gegevens worden verkregen 10 Bewaartermijn 11 Rechtstreekse toegang tot de registratie 12 Categorieën van personen of instanties waaraan persoonsgegevens uit het bestand worden verstrekt 13 Soorten van gegevens die verstrekt kunnen worden 14 Inzage 15 Beveiliging 16 Rechten betrokkenen 17 Rechtsbescherming 18 Geheimhouding en beveiliging 19 Verbanden met andere registraties 20 Inwerkingtreding en citeertitel
7 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Financiële Ondersteuning voor studenten 1 Profileringsfonds 2 Financiële ondersteuning Profileringsfonds 3 Bijzondere omstandigheden 4 Regelingen financiële ondersteuning 5 Sancties 6 Onvoorziene gevallen en onbillijkheden van overwegende aard
41
8 Artikel Artikel Artikel Artikel
Huisregels en Ordemaatregelen 1 Huisregels en ordemaatregelen 2 Voorschriften goede gang van zaken 3 Aanwijzingen 4 Gebruik van netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten
44
3
Artikel 5 Ordemaatregel: ontzegging toegang netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten Artikel 6 Ordemaatregel: kortdurende ontzegging Artikel 7 Ordemaatregel: voorwaardelijke ontzegging Artikel 8 Ordemaatregel: onvoorwaardelijke ontzegging Artikel 9 Beëindiging of beperking omvang van de ontzegging Artikel 10 Ernstige overlast Artikel 11 Aansprakelijkheid Artikel 12 Rechtsbescherming 9 Eén Loket Faciliteit voor klachten, bezwaar en beroep Artikel 1 Eén Loket Faciliteit (ELF) Artikel 2 Taak Eén Loket Faciliteit
49
10 Artikel Artikel Artikel
Behandeling klachten 1 Behandeling klachten 2 Geen behandeling klachten 3 Afwijkende Behandeling klachten
50
11 Artikel • Artikel • Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Behandeling bezwaar 52 1 Behandeling bezwaar Instellen van bezwaar bij de Examencommissie 2 Behandeling bezwaar Examencommissie Instellen van overige bezwaren bij het College van Bestuur via de Geschillen- en Klachtenadviescommissie 3 Indienen bezwaarschrift 4 Minnelijke schikking 5 Horen 6 Indiening, toezending en inzage documenten 7 Verslag hoorzitting 8 Intrekking bezwaar 9 Beslissing op bezwaar door College van Bestuur 10 Onverwijlde spoed 11 Onvoorziene gevallen 12 Instellen beroep
12 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Behandeling Beroep door College van Beroep voor de Examens 57 1 Behandeling Beroep door College van Beroep voor de Examens (COBEX) 2 Instellen van beroep 3 Minnelijke schikking 4 Verweerschrift 5 Vereenvoudigde behandeling en verzet 6 Wraking of verschoning 7 Vaststelling plaats en tijdstip behandeling 8 Bijstand ter zitting 9 Behandeling ter zitting 10 Uitspraak en beroep 11 Voorlopige voorziening 12 Behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening 13 Geldigheidsduur van de voorlopige voorziening
13 Beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Artikel 1 Het instellen van beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs
62
4
14 Slotbepalingen Artikel 1 Onvoorziene omstandigheden Artikel 2 Citeertitel en inwerkingtreding
63
5
Inleiding Studentenstatuut Op instellingen voor hoger onderwijs, zoals Stenden Hogeschool is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijke onderzoek van toepassing. In de WHW staan alle wettelijke bepalingen die op het hoger onderwijs van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de eisen waaraan het onderwijs moet voldoen, de examencommissies, de rechtsbescherming, het bestuur en de medezeggenschap. In artikel 7.59 WHW is geregeld dat het College van Bestuur een studentenstatuut moet vaststellen waarin de rechten en plichten van studenten zijn verwoord. Het studentenstatuut bestaat uit regels die voor de gehele instelling gelden en regels die specifiek zijn voor de opleiding, die een student volgt. De instellingsbrede regels treft u in dit statuut aan. De opleidingsspecifieke regels, waaronder de opbouw van de opleiding, zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende opleiding, de zgn. OER. Daarnaast heeft iedere opleiding een gids met de meer praktische zaken. Alle regelingen worden gepubliceerd op intranet.
Juli 2012. Het College van Bestuur.
6
1
Algemeen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit Statuut wordt verstaan onder: afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding als bedoeld in artikel 7.13 WHW, niet zijnde een Associate-degreeprogramma of een minor; Associate-degreeprogramma: programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW met een studielast van tenminste 120 studiepunten; bezwaar, beroep en klachtenloket: faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW; college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW; college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 en 10.8 WHW; competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen functioneren; EVC-procedure: procedure die wordt uitgevoerd door een als zodanig door de instelling erkende organisatie – niet zijnde een opleiding of een Examencommissie - om op basis van deugdelijk onderzoek te komen tot erkenning van verworven competenties en het waarderen van kennis en vaardigheden die buiten het onderwijs zijn opgedaan, van een persoon die niet als student of extraneus bij de opleiding is ingeschreven; examen: afsluitend onderdeel van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 WHW of de propedeutische fase als bedoeld in artikel 7.8 WHW; examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW; examinator: persoon als bedoeld in artikel 7.12c WHW, niet zijnde een student of extraneus; extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is ingeschreven bij de opleiding die voltijds of deeltijds is ingericht; gedragscode internationale student: gedragscode internationale student hoger onderwijs, zoals deze geldt per 1 oktober 2009; instelling: Stenden Hogeschool; les-, toets- en tentamentijden: 8.00 uur tot 21.30 uur. centrale medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW; minorprogramma: een samenhangend keuzeprogramma van 30 studiepunten, dat gevolgd wordt in de postpropedeutische fase, niet zijnde een afstudeerrichting; onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan één eindbeoordeling is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening; 7
opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW; opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het tijdvak dat aanvangt op 1 februari en eindigt op de laatste dag van februari van het daaropvolgende kalenderjaar; opleidingsvariant: een opleiding kan in de voltijd-, deeltijd- en/of duale variant aangeboden worden; post-propedeuse: de hoofdfase van de opleiding direct volgend op de propedeuse; praktische oefening: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 WHW waarin de nadruk ligt op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding van de instelling plaatsvinden. Een praktische oefening kan vormgegeven zijn in een project, werkstuk, of ontwerp, scriptie, mondelinge presentatie, doorlopen van een stage, deelname aan excursie, werken in (thema)groepen; programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de opleiding; propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW; progRESS: studenten informatie systeem; schooldag:alle dagen die in de jaarplanning doorgaans niet als vakantiedagen, zaterdagen, zondagen of reguliere feestdagen zijn aangeduid, zijn schooldagen, waarbij de zaterdag uitsluitend bestemd mag worden voor afname van tentamens en of toetsen en of examens. schoolmedezeggenschapsraad: raad bedoeld als in artikel 16.25 WHW. student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de instelling; studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW; studiejaar: het wettelijk studiejaar dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar; studieloopbaanbegeleider/studiecoach/studiebegeleider: degene die namens de opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang; studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW, waarbij 1 studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie; tentamen: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid; toets: een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden; 8
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 2
Inhoud
1. Dit studentenstatuut regelt de rechtspositie van degenen die vallen onder de reikwijdte van dit statuut zoals beschreven in artikel 4. 2. De rechten en plichten die behoren bij de rechtspositie als bedoeld in het eerste lid worden mede bepaald door: a. de wet en daaruit voortvloeiende regelgeving; b. de besluiten van de hogeschool; 3. Dit studentenstatuut geldt voor alle studenten en extraneï van de hogeschool. Het opleiding specifieke deel is beschreven in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding als bedoeld in artikel 1. Artikel 3
Vaststelling en wijziging
1. Het studentenstatuut - alsmede elke wijziging daarvan – wordt, met instemming van de centrale medezeggenschap conform art. 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur. Artikel 4
Reikwijdte
1. Behoudens het overigens in dit artikel bepaalde, is de reikwijdte van dit studentenstatuut beperkt tot de studenten en extranei van de hogeschool. 2. Daar waar dat in dit studentenstatuut is aangegeven, strekken de bepalingen zich tevens uit over de aspirant-student en de oud-student van de hogeschool en haar rechtsvoorgangers. Artikel 5
Bekendmaking
1. Het College van Bestuur maakt het studentenstatuut bekend door de tekst en de Engelse vertaling daarvan te plaatsen op de website en Intranet van de hogeschool. 2. De Head of School zorgt ervoor dat studenten toegang hebben tot en kennis kunnen nemen van de voor hen geldende onderwijs- en examenregeling(en) van de opleiding. 3. Wordt het studentenstatuut en/of een daarbij behorende onderwijs- en examenregeling gedurende het studiejaar gewijzigd, dan is de betreffende Head of School verplicht dit op adequate wijze bekend te maken. Van een wijziging als bedoeld in de vorige volzin kan alleen sprake zijn indien wet of regelgeving daartoe verplichten, ingeval van een kennelijke fout of op grond van zeer zwaarwegende en niet voorziene organisatorische omstandigheden. Artikel 6
Verplichting om mail te raadplegen
1. Ten behoeve van het onderwijs wordt aan studenten een e-mail account beschikbaar gesteld. Studenten zijn verplicht dit account regelmatig te raadplegen.
9
Artikel 7
Medezeggenschap
1. De hogeschool kent een centrale medezeggenschapsraad en deelraden. 2. De taken, bevoegdheden en omvang van de in het eerste lid bedoelde raden zijn vastgelegd in het (deel)medezeggenschapsreglementen. 3. De in het tweede lid bedoelde reglementen worden bekend gemaakt door deze te plaatsen op de website van de hogeschool. Artikel 8
Examencommissie
1. Aan elke opleiding of groep van opleidingen is een examencommissie verbonden. De Examencommissie wordt ingesteld door het College van Bestuur, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.12a WHW. 2. De samenstelling, de taken en de bevoegdheden van de Examencommissie zijn vastgelegd in de onderwijs-en examenregeling en het Reglement Examencommissie. Artikel 9
Opleidingscommissie
1. Aan elke opleiding of groep van opleidingen is een Opleidingscommissie verbonden. De leden van de Opleidingscommissie worden benoemd en gefaciliteerd conform het Reglement Opleidingscommissies. 2. De samenstelling, de taken en de bevoegdheden van de Opleidingscommissie zijn vastgelegd in het Bestuurs- en Beheersreglement en zijn nader uitgewerkt in het Reglement voor de Opleidingscommissie. Downloads: Reglement Examencommissie Opleiding of groep van Opleidingen. Reglement Opleidingscommissie.
10
2
Inschrijving, beëindiging inschrijving en collegegeld
WHW: art. 7.32, 7.33, 7.34, 7.37, 7.42, 7.42a, 7.43, 7.44, 7.45, 7.45b, 7.46, 7.46, 7.47, 7.48, 7.49, 7.50, 7.45, 7.68, 15.2, 15.3, 15.4. Artikel 1
Algemene bepalingen inschrijving
1. Ieder die wenst gebruik te kunnen maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of voorzieningen van andere aard ten behoeve van initieel onderwijs, dient zich door het College van Bestuur als student of extraneus te laten inschrijven. 2. In afwijking van het eerste lid is inschrijving voor een duale opleiding uitsluitend mogelijk als student. 3. De inschrijving geschiedt voor een opleiding. 4. De inschrijving voor een opleiding geschiedt voor het gehele studiejaar. Indien de inschrijving plaatsvindt in de loop van het studiejaar, geldt zij voor het resterende gedeelte van het studiejaar. 5. De inschrijving als student of extraneus staat slechts open voor degene waarvan de ouders, voogden of verzorgers aantonen, dan wel, indien hij meerderjarig en handelingsbekwaam is, degene die aantoont dat hij: a. de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, b. vreemdeling is en jonger is dan 18 jaar op de eerste dag waarop de opleiding begint waarvoor voor de eerste maal inschrijving wordt gewenst, c. vreemdeling is, 18 jaar of ouder is op de eerste dag waarop de opleiding begint waarvoor voor de eerste maal inschrijving wordt gewenst en op die dag rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, d. vreemdeling is en buiten Nederland verblijf houdt op de eerste dag waarop de opleiding begint waarvoor voor de eerste maal de inschrijving wordt gewenst, of e. vreemdeling is, niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, genoemd onder b, c of d, en eerder in overeenstemming met een van die onderdelen is ingeschreven voor een opleiding van een instelling, welke opleiding nog steeds wordt gevolgd en nog niet is voltooid. f. voorafgaand aan de inschrijving voor een opleiding bij Stenden Hogeschool geen bindend negatief studieadvies heeft ontvangen voor diezelfde opleiding of daarvan door de examencommissie is ontheven, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt de opleiding met vrucht te kunnen afronden. g. voldoet aan de vooropleidingseisen. 6. Indien na de inschrijving blijkt dat deze op welke grond dan ook niet in overeenstemming met het vijfde lid a tot en met g heeft plaatsgevonden wordt de inschrijving van de student of extraneus onmiddellijk beëindigd. 7. Degene die is toegelaten tot een opleiding na het afleggen van een colloquium doctum kan alleen ingeschreven worden voor de opleiding waarvoor hij het colloquium doctum heeft afgelegd. 11
Artikel 2
Voorwaarden inschrijving
1. De inschrijving staat open voor degene die voldoet aan de in de WHW gestelde eisen, onverminderd art. 1 lid 5 onder f en met dien verstande dat de inschrijving als extraneus uitsluitend openstaat, indien naar het oordeel van het College van Bestuur de aard of het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet. 2. Tot de inschrijving wordt niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan of het verschuldigde examengeld is voldaan. 3. Indien een meerderjarige student of extraneus het collegegeld, het examengeld of het cursusgeld niet zelf voldoet, wordt niet overgegaan tot inschrijving dan nadat door de student of extraneus schriftelijk is verklaard dat hij ermee instemt dat een in die verklaring vermelde derde namens hem het collegegeld, het examengeld of het cursusgeld voldoet. 4. Tot de inschrijving als student voor de eerste maal voor een bepaalde propedeutische fase van een bacheloropleiding of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten wordt niet overgegaan dan nadat de betrokkene zich te voren met inachtneming van artikel 7.38 WHW en, overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels van procedurele aard, bij Onze Minister heeft aangemeld, onder vermelding van de instelling en de bacheloropleiding waarop de inschrijving betrekking heeft. Onze Minister levert de aanmeldingsgegevens aan de instelling van eerste voorkeur. 5. Het College van Bestuur kan aangeven dat degenen die wensen te worden ingeschreven, geacht worden de grondslag en de doelstellingen van de instelling te respecteren. De inschrijving kan worden geweigerd dan wel ingetrokken indien betrokkene de grondslag en de doelstellingen van de instelling niet respecteert. De weigering dan wel de intrekking van de inschrijving geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. 6. De inschrijving kan worden geweigerd dan wel ingetrokken indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene van die inschrijving en daaraan verbonden rechten misbruik zal maken door in ernstige mate afbreuk te doen aan de eigen aard van de instelling, dan wel is gebleken dat de betrokkene van die inschrijving en daaraan verbonden rechten zulk een misbruik heeft gemaakt. De weigering dan wel intrekking van de inschrijving geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. 7. De inschrijving kan niet worden ingetrokken op grond van het vijfde lid, indien voor betrokkene geen gelegenheid bestaat de opleiding aan een andere instelling te volgen Artikel 3
Moment van inschrijving
1. Een (aspirant)student kan een verzoek tot inschrijving bij een opleiding via www.studielink.nl indienen. 2. Pas wanneer een student voldoet aan alle inschrijfvoorwaarden (financiële, administratieve en onderwijskundige voorwaarden) is een student feitelijk toelaatbaar. 12
3. Stenden Hogeschool kent twee instroommomenten namelijk 1 september en 1 februari. Artikel 3a
Instroommoment 1 september
1. Het verzoek tot inschrijving dient via www.studielink.nl te geschieden vóór de aanvang van het studiejaar, te weten vóór 1 september. Inschrijving per 1 september kan alleen plaats vinden wanneer op uiterlijk 31 augustus daaraan voorafgaand aan alle inschrijfvoorwaarden is voldaan. 2. Inschrijving per 1 september vindt ook plaats indien het negatieve studieadvies dat betrokkene voor de opleiding waarvoor hij zich wil inschrijven, door de examencommissie is omgezet in een (voorwaardelijk) positief studieadvies, nadat het beroepschrift tegen het negatieve advies gegrond is verklaard en betrokkene ook aan de overige voorwaarden heeft voldaan. 3. Een van de voorwaarden is, dat inschrijving alleen plaats vindt wanneer de betaling van het collegegeld of getekende of digitaal bevestigde machtiging uiterlijk op 31 augustus is ontvangen. Een digitaal bevestigde machtiging is een machtiging die tot stand komt via het doorlopen van protocollen van studielink.nl en de instelling. 4. Het voldoen aan de inschrijfvoorwaarden lopende de maand september kan alleen met toestemming van directeur Educational Support Office (ESO) en geldt alsdan voor het gehele studiejaar (1 september t/m 31 augustus). 5. Inschrijving met terugwerkende kracht is niet toegestaan. Artikel 3b
Instroommoment 1 februari
1. Het verzoek tot inschrijving dient via www.studielink.nl te geschieden vóór 1 februari. 2. Inschrijving geschiedt per 1 februari, wanneer op uiterlijk 31 januari daaraan voorafgaand aan alle inschrijfvoorwaarden is voldaan. 3. Een van de voorwaarden is, dat inschrijving alleen plaats vindt wanneer de betaling van het collegegeld of getekende of digitaal bevestigde machtiging uiterlijk op 31 januari is ontvangen. Een digitaal bevestigde machtiging is een machtiging die tot stand komt via het doorlopen van protocollen van studielink.nl en de instelling. 4. Indien de inschrijving heeft plaatsgevonden per 1 februari geldt deze tot en met 31 augustus. 5. Herinschrijving vindt plaats per 1 september volgens de in artikel 3a genoemde voorwaarden. Artikel 3c
Tussentijds inschrijven
1. Tussentijdse inschrijving anders dan in dit hoofdstuk bepaald is niet toegestaan. 2. In de volgende gevallen wordt in afwijking van lid 1 door de Head of School toestemming gegeven tot tussentijdse inschrijving: a. Indien betrokkene wegens ziekte (lichamelijk of psychisch) niet in staat is om per 1 september of per 1 februari aan het onderwijs deel te nemen. 13
b.
c. d.
Hiervoor dient een verklaring van een arts of erkend hulpverlener overgelegd te worden. Met ziekte wordt zwangerschap gelijk gesteld. Indien betrokkene zich tijdens een studiejaar wegens ziekte heeft uitgeschreven, zich datzelfde studiejaar opnieuw wil inschrijven en een verklaring overlegt van een arts of een erkend hulpverlener. Met ziekte wordt zwangerschap gelijk gesteld. Indien betrokkene zich tijdens een studiejaar wegens ‘wachttijd stage’ heeft uitgeschreven en hij in datzelfde studiejaar of tijdens het daaropvolgende studiejaar aan een stage kan beginnen. De student dient hiertoe een verklaring van de Head of School van zijn opleiding te overleggen.
3. Tussentijdse inschrijving met terugwerkende kracht is niet toegestaan. Artikel 3d
Aanmelding
1. Een student, die zich niet tijdig heeft aangemeld bij studielink kan alvorens te worden ingeschreven uitgenodigd worden voor een studieloopbaangesprek. 2. Op grond van dit studieloopbaangesprek kan de student een dringend advies krijgen een andere opleiding te gaan volgen. Artikel 4
Bewijs van inschrijving
1. Na inschrijving ontvangt de student een bewijs van inschrijving, waarop o.a. de rechten van de student staan vermeld. 2. Indien de student zijn bewijs van inschrijving kwijtraakt verstrekt de hogeschool tegen betaling van € 20,- een nieuw bewijs van inschrijving. Dit bedrag wordt niet in rekening gebracht indien de student een proces verbaal overlegt, waaruit blijkt dat het bewijs van inschrijving gestolen dan wel anderszins kwijtgeraakt is. Artikel 5
Rechten inschrijving als studenten en extraneï
1. De inschrijving als student geeft het recht: a. aan het initieel onderwijs van de instelling deel te nemen, behoudens de bevoegdheid van het College van Bestuur in geval van toepassing van de artikelen 7.9, eerste lid, 7.30a, derde lid, 7.30b, eerste lid, 7.53, derde lid, of 7.56 WHW anders te beslissen, b. de tentamens af te leggen van de onderwijseenheden behorend tot de opleiding, c. alsmede de examens af te leggen van die opleiding, d. van toegang tot de bij de instelling behorende inrichtingen en verzamelingen, tenzij naar het oordeel van het College van Bestuur de aard of het belang van het onderwijs of het onderzoek zich daartegen verzet, gebruik te maken van andere ten behoeve van de studenten getroffen voorzieningen, daaronder begrepen de diensten van een studentendecaan, e. op studiebegeleiding; het College van Bestuur besteedt daarbij bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid. 2. Indien het College van Bestuur een opleiding beëindigt, bepaalt dat bestuur het tijdstip waarop die beslissing van kracht wordt, zodanig dat de voor de opleiding ingeschreven studenten de opleiding aan dezelfde of aan een andere instelling 14
binnen een redelijke tijd kunnen voltooien. 3. De inschrijving als extraneus geeft uitsluitend de rechten vermeld in lid 1 b en c. 4. De Stenden huisregels zijn tevens van toepassing op dit artikel. Artikel 6
Beëindiging inschrijving
1. Het College van Bestuur beëindigt op verzoek van degene die is ingeschreven voor een opleiding diens inschrijving met ingang van eerste van de volgende maand. Beëindiging met terugwerkende kracht is niet toegestaan. 2. Indien degene die is ingeschreven voor een opleiding zijn wettelijk collegegeld, wettelijk verhoogd collegegeld, instellingscollegegeld of examengeld na aanmaning niet heeft voldaan, kan het College van Bestuur de inschrijving, met ingang van de tweede maand volgend op de aanmaning beëindigen volgens de regels van het debiteurenprotocol. 3. Indien een inschrijving wordt beëindigd in een geval als bedoeld in artikel 7.8b, vijfde lid WHW, artikel 7.12b, artikel 7.37, vijfde of zesde lid, artikel 7.42a of artikel 7.57h WHW, eerste of tweede lid, beëindigt het College van Bestuur de inschrijving met ingang van de volgende maand. Beëindiging op grond van artikel 7.8b, vijfde lid WHW vindt alleen plaats als een beroep tegen het besluit onherroepelijk ongegrond is verklaard. 4. Het College van Bestuur stelt regels van procedurele aard vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel. 5. Het College van Bestuur informeert de betrokkene en DUO over de beëindiging van de inschrijving. 6. Als de persoon die de voorschriften, bedoeld in art. 7.57h lid 1 overtreedt, ernstige overlast binnen de gebouwen en terreinen van de instelling heeft veroorzaakt en deze overlast ook na aanmaning door of vanwege het College van Bestuur niet heeft gestaakt, kan het College van Bestuur die student de toegang tot de instelling definitief ontzeggen of zijn inschrijving beëindigen. 7. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie, de decaan of een met de decaan vergelijkbaar orgaan binnen de instelling en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen de inschrijving van een student voor een opleiding beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 8. Het College van Bestuur dan wel het College van Bestuur van een andere instelling die een zelfde of verwante opleiding verzorgt, kan besluiten de student niet opnieuw of niet voor die opleiding in te schrijven. 9. Indien de student, bedoeld in het eerste lid, is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor de inschrijving met toepassing van het eerste lid is beëindigd, kan het College van Bestuur na advies van de examencommissie, de decaan of een met de decaan vergelijkbaar orgaan 15
binnen de instelling en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat de student die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 10. De inschrijving eindigt van rechtswege: a. op de laatste dag van het studiejaar (31 augustus). b. door overlijden van de student. 11. De Stenden huisregels zijn tevens van toepassing op dit artikel. Artikel 7
Collegegeldverplichting
1. Een student is voor elk studiejaar dat hij door het College van Bestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling wettelijk collegegeld of verhoogd wettelijk collegegeld als bedoeld in de artikelen 9, 9a, 9b of instellingscollegegeld als bedoeld in artikel 10 verschuldigd. 2. Met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 12 leden 1 en 2 is artikel 6 lid 2, van toepassing. Artikel 8
Examengeldverplichting
1. Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het College van Bestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd. 2. Het College van Bestuur stelt de hoogte van het examengeld vast. 3. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 9
Hoogte wettelijk en verhoogd wettelijk collegegeld
1. De bedragen van het volledige en van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld worden vastgesteld volgens een basistarief en een verhoogd tarief. Het verhoogde tarief bestaat uit het basistarief vermeerderd met een opslag. 2. Het basistarief en het verhoogde tarief van het volledige wettelijke collegegeld worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. 3. De hoogte van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld wordt door het College van Bestuur vastgesteld en is gelegen tussen een minimum- en een maximumbedrag. Deze bedragen worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. 4. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het basistarief bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief. 5. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief. 6. Het College van Bestuur informeert de minister van OCW over de hoogte van de bedragen die het College van Bestuur op grond van het derde lid heeft vastgesteld. 7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld in het tweede en het derde lid, worden jaarlijks volgens de 16
consumentenprijsindex geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald. Artikel 9a
Aanspraak op wettelijk collegegeld
1. Het wettelijke collegegeld is verschuldigd door een student die: a. blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52 WHW, sedert 1 september 1991 voor een inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad heeft behaald of voor een inschrijving aan een masteropleiding niet eerder een mastergraad heeft behaald, b. woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland, en c. tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, behoort of de Surinaamse nationaliteit bezit. 2. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geldt niet voor een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan de categorie studenten, bedoeld in het eerste lid, worden uitgebreid. 4. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is ingeschreven voor een voltijdse opleiding is het volledige wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 9, eerste lid, verschuldigd. 5. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is ingeschreven voor een deeltijdse of duale opleiding, is het gedeeltelijke wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 9 derde lid, verschuldigd. 6. Indien een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid meer dan één opleiding volgt en de opleiding waarvoor hij het eerst is ingeschreven met goed gevolg afrondt, is deze student het wettelijke collegegeld verschuldigd voor het resterende deel van het studiejaar. Het verschuldigde bedrag wordt in dat geval berekend naar rato van het aantal resterende maanden van het desbetreffende studiejaar. 7. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met een student die een bachelorgraad heeft behaald gelijkgesteld: a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een hogere beroepsopleiding met een studielast van 168 studiepunten, volgens de wet zoals die luidde op 31 augustus 2002, en b. een student die met goed gevolg het kandidaatsexamen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.8,WHW zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002. 8. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met een student die een bachelor- en mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld: a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3,WHW zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002; b. een student die op grond van artikel 18.14 WHW met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs; en 17
c.
Artikel 9b
een student die op grond van artikel 18.15 WHW met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Verhoogd wettelijk collegegeld 12
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 9, eerste lid, is verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 9a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52 WHW, sedert 1991 a. langer voor een opleiding ingeschreven is geweest dan: 1e vijf studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft, of 2e vier studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft, dan wel b. langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan: 1e vijf studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft, 2e vier studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft, 3e drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten betreft, 4e twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft, of c. langer ingeschreven is geweest voor een opleiding als bedoeld in artikel 18.15 WHW dan het aantal jaren dat de som is van het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4 WHW, zoals dat luidde op 31 augustus 2002, gedeeld door 42 en vermeerderd met een jaar. 2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zo nodig naar boven afgerond tot 240, 180 of 120 studiepunten. 3. Het aantal studiejaren van een student, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door een optelling van diens inschrijvingen op de peildatum in enig jaar vanaf 1 september 1991. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum, bedoeld in de eerste volzin, vastgesteld en kunnen overige aspecten van de berekening van het aantal studiejaren worden geregeld. 4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 9a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren,
Op 5 april 2012 heeft de staatssecretaris van OCW in antwoord op Kamervragen aangekondigd een AMvB op te stellen. Studenten die nog geen langstudeerder zijn en die zich per 1 september inschrijven en zich lopende die maand weer uitschrijven kunnen naar verwachting een extra uitloopjaar krijgen, als ze zich de rest van het studiejaar niet opnieuw in het hoger onderwijs inschrijven. Zodra deze AMvB van toepassing is, zal deze regeling onderdeel worden van dit hoofdstuk. 1
2 De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis d.d. 11 juli 2012 beslist dat art. 9b lid 1 niet geldt ten aanzien van deeltijdstudenten die zich uiterlijk op 1 februari 2011 hebben ingeschreven voor een deeltijdopleiding waarvan de nominale studieduur langer is dan die van de nominale voltijdvariant. Deze beslissing van de rechtbank geldt totdat de Staat heeft voorzien in een adequate (overgangsrechtelijke) regeling voor deze groep deeltijdstudenten. Zodra in de regeling is voorzien, zal hieraan uitvoering worden gegeven.
18
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 9, eerste lid, verschuldigd. 5. Onze minister vermeerdert eenmalig op aanvraag van een student het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van dat lid, met een jaar indien de student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de instelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen het genoemde aantal jaren 3. 5a 4. Indien een student als direct gevolg van een tijdens zijn studie ontstane handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie verergerde handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie manifesterende chronische ziekte genoodzaakt is een reeds begonnen opleiding te beëindigen, telt Onze minster de inschrijvingen van deze student in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs voorafgaand aan de beëindiging niet mee bij het bepalen van het aantal inschrijvingen voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van het eerste lid. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid. 7. Indien een student een ongedeelde opleiding als bedoeld in artikel 18.15 WHW vervolgt met een masteropleiding, telt het aantal studiejaren van die ongedeelde opleiding, verminderd met drie, mee bij de vaststelling van het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Artikel 10
Instellingscollegegeld
1. Een student die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9.a, eerste, tweede, derde of zesde lid, is het instellingscollegegeld verschuldigd. 2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het College van Bestuur vastgesteld. Het College van Bestuur kan per opleiding of groep van opleidingen of per groep of groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld vaststellen. 3. Onverminderd artikel 7.3c, vierde lid WHW, bedraagt het instellingscollegegeld ten minste het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 9, eerste lid. 4. Indien de student, bedoeld in het eerste lid, gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9.a, eerste, tweede, derde of zesde lid, is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het wettelijke collegegeld verschuldigd en betaalt het College van Bestuur hem het hogere instellingscollegegeld, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug. 5. Het College van Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel. Artikel 11 3 4
Voldoening collegegeld
Artikellid 5 geldt vanaf 1 januari 2011. Artikellid 5a geldt vanaf 1 januari 2011.
19
1. Het collegegeld wordt door of namens de student voldaan door: a. betaling ineens, dan wel b. betaling in termijnen, overeenkomstig een door het College van Bestuur en degene die zich tot betaling heeft verbonden te treffen betalingsregeling, waarbij door het College van Bestuur administratiekosten in rekening kunnen worden gebracht tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld bedrag. Artikel 12
Vermindering, vrijstelling en terugbetaling collegegeld
1. Indien een student als bedoeld in artikel 9a bij een instelling is ingeschreven voor een opleiding en aan dezelfde of een andere bekostigde instelling een tweede inschrijving wenst, is hij voor de laatstbedoelde inschrijving vrijgesteld van het betalen van collegegeld, tenzij het betaalde dan wel te betalen bedrag voor de eerste inschrijving lager is dan het volledige wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 9, eerste lid. In dat geval is het verschil verschuldigd. 2. Degene die voor het volgen van uit de openbare kas bekostigd onderwijs les- of cursusgeld verschuldigd is op grond van de Les- en cursusgeldwet, en die in plaats daarvan, dan wel daarnaast in hetzelfde studiejaar wenst te worden ingeschreven en daarvoor het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 9 eerste lid, is verschuldigd, is voor de inschrijving voor een opleiding aan een bekostigde instelling een collegegeld verschuldigd, dat het verschil bedraagt tussen de reeds voldane bijdrage en het bedoelde, wettelijke collegegeld. Indien hij een collegegeld verschuldigd is dat lager is dan het reeds voldane bedrag wordt hij van het betalen van collegegeld vrijgesteld. 3. Een student is slechts een gedeelte van het door hem verschuldigde wettelijk collegegeld verschuldigd, indien de student zich gedurende het studiejaar inschrijft. In dat geval wordt het verschuldigde bedrag berekend naar rato van het aantal resterende maanden van het desbetreffende studiejaar. 4. De student heeft aanspraak op terugbetaling van een twaalfde gedeelte van het door hem verschuldigde wettelijk collegegeld voor elke maand dat het studiejaar na beëindiging van zijn inschrijving duurt, tenzij een betalingsregeling als bedoeld in artikel 11, onderdeel b, is getroffen. 5. Indien een student in de loop van het studiejaar overlijdt, wordt voor elke daaropvolgende maand van het studiejaar na diens overlijden, een twaalfde gedeelte van het betaalde wettelijk collegegeld terugbetaald. 6. Bij beëindiging van de inschrijving met ingang van juli of augustus heeft de student geen aanspraak op beëindiging van betaling van de termijnen, bedoeld in artikel 11 onderdeel b, en op terugbetaling van het voor die maanden betaalde collegegeld. 7. Een student die aanspraak maakt op wettelijk collegegeld op grond van artikel 9a, tweede lid, wordt voor een andere inschrijving niet vrijgesteld van het betalen van collegegeld als bedoeld in de artikelen 9, 9a, 9b en 10. 8. Vermindering of vrijstelling van het wettelijk collegegeld in andere gevallen dan bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, wordt aangemerkt als ondoelmatige besteding van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.9 WHW, eerste lid.
20
Artikel 13
Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005-2006
1. Het College van Bestuur stelt in afwijking van artikel 9, eerste lid voor een opleiding die of vooreen experimenteel programma dat is aangewezen op grond van artikel 9 van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing, een collegegeld vast. Het collegegeld bedraagt ten hoogste vijf keer het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 9, eerste lid. 2. Het College van Bestuur draagt tijdig voor de aanvang van het studiejaar zorg voor openbaarmaking van het op grond van het eerste lid vastgestelde bedrag. 3. Indien het eerste lid voor een opleiding toepassing heeft gevonden, komt het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde collegegeld in de plaats van het collegegeld, genoemd in artikel 9, eerste lid. 4. Artikel 9, zevende lid is van overeenkomstige toepassing. 5. Artikel 11 is van toepassing. Artikel 14
Overige bijdragen
1. De inschrijving wordt niet afhankelijk gesteld van een andere geldelijke bijdrage dan de in de in dit hoofdstuk bedoelde bedragen. 2. In afwijking van het eerste lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het College van Bestuur met het oog op de inschrijving voor een opleiding als bedoeld in de artikel 3, eerste lid in het hoofdstuk betreffende de vooropleidingseisen, een bijdrage mag verlangen in de kosten die rechtstreeks verband houden met het onderwijs. De algemene maatregel van bestuur bepaalt op welke kostensoorten een dergelijke bijdrage betrekking kan hebben en welk bedrag ten hoogste gevorderd kan worden. 3. Het College van Bestuur treft voorzieningen tot financiële ondersteuning van degenen voor wie de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, een onoverkomelijke belemmering voor de inschrijving vormt. Het College van Bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de toepassing van het tweede lid en met betrekking tot de financiële ondersteuning, bedoeld in de eerste volzin. Artikel 15
Vaststelling bedragen wettelijk collegegeld, verhoogd wettelijk collegegeld en instellingscollegegeld
1. In afwijking van art. 9 lid 2 is de hoogte van het wettelijk collegegeld en het verhoogd wettelijke collegegeld is bij wet vastgesteld voor 2012-2013. 2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het College van Bestuur vastgesteld en separaat bekend gemaakt op www.stenden.com. 3. Het wettelijk collegegeld voor een voltijdopleiding bedraagt voor het studiejaar 2012–2013 1771 euro. 4. Het verhoogd wettelijk collegegeld voor een voltijdopleiding bedraagt voor het studiejaar 2012–2013 4834 euro.
21
5. Het wettelijk collegegeld voor een deeltijd- of duale opleiding wordt voor het studiejaar 2012–2013 door het College van Bestuur bepaald tussen 1003 euro en 1771 euro. 6. Het verhoogd wettelijk collegegeld voor een deeltijd- of duale opleiding wordt voor het studiejaar 2012–2013 door het College van Bestuur bepaald tussen 4066 euro en 4834. 7. Het (verhoogd) wettelijk collegegeld wordt jaarlijks geïndexeerd met de consumentenprijsindex. 8. Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het zesde lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek. Artikel 16
Vaststelling peildatum
1. In afwijking van artikel 9b, derde lid, wordt de peildatum voor de studiejaren 2011–2012 en 2012–2013 bij wet vastgesteld. 2. De peildatum, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op 30 september. Artikel 17
Schadevergoeding en geldboete niet gerechtigde deelname onderwijs en niet nakoming identificatieplicht
1. Degene die niet is ingeschreven en gebruikmaakt van onderwijs- of examenvoorzieningen ten behoeve van onderwijs verzorgd door Stenden Hogeschool, is deswege conform artikel 15.2 WHW aan Stenden Hogeschool een schadevergoeding verschuldigd, die door het College van Bestuur wordt vastgesteld: a. met toepassing van artikel 10, tweede lid, indien het deelname aan een voltijdse opleiding betreft, of b. met toepassing van artikel 9 derde lid, indien het deelname aan een deeltijdse of duale opleiding betreft. 2. Degene die niet is ingeschreven en gebruikt maakt van onderwijs- of examenvoorzieningen ten behoeve van onderwijs verzorgd door Stenden Hogeschool, wordt conform artikel 15.3 WHW gestraft met geldboete van de tweede categorie. 3. Degene die aan onderwijs- of examenvoorzieningen ten behoeve van onderwijs verzorgd door Stenden Hogeschool deelneemt, is conform artikel 15.4 verplicht bij die gelegenheid of onmiddellijk daarna op eerste vordering van of vanwege het instellingsbestuur aan dat bestuur dan wel aan een door dat bestuur aangewezen persoon of personen zijn naam en adres bekend te maken en het bewijs waaruit blijkt dat hij gerechtigd is daaraan deel te nemen, behoorlijk ter inzage te geven. 4. Degene die in strijd handelt met het derde lid, wordt conform artikel 15.4 WHW gestraft met geldboete van de eerste categorie. Artikel 18
Studievoortgang internationale studenten
1. Na afloop van elk studiejaar stelt de instelling de studievoortgang vast van elke internationale student. Als voldoende studievoortgang wordt aangemerkt: 50% of meer van de proportionele studielast voor het (gedeelte van het) studiejaar. 22
Indien geen sprake is van voldoende studievoortgang stelt de instelling de oorzaak hiervan vast, mede door middel van een studievoortganggesprek. 2. Indien blijkt dat de internationale student niet of onvoldoende studeert of het niveau niet aankan, wordt ingeval van een derdelander binnen een maand de IND hierover geïnformeerd. 3. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 7.51 WHW, alsmede artikel 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW ten gevolge waarvan er geen sprake is van voldoende studievoortgang, worden er bindende afspraken gemaakt met de internationale student om de achterstand weg te werken. Het is per referentperiode - de periode dat de internationale student bij Stenden staat ingeschreven - per internationale student slechts éénmalig mogelijk bij derdelanders een melding aan de IND achterwege te laten indien geen sprake is van voldoende studievoortgang betreffende dezelfde internationale student, waarbij sprake is van dezelfde persoonlijke omstandigheden. 4. Zodra Stenden Hogeschool constateert dat de inschrijving aan de instelling door een derdelander is beëindigd, wordt dit gemeld bij de IND. 5. Stenden Hogeschool zal de toelaatbare derdelander bij de inschrijving verzoeken zich schriftelijk akkoord te verklaren met de procedure waarbij Stenden Hogeschool de derdelander – al dan niet met voorafgaand bericht – bij de IND afmeldt, ingeval van beëindiging van de inschrijving of de vaststelling dat geen sprake is van voldoende studievoortgang als bedoeld in de voorgaande leden. 6. De gedragscode internationale student hoger onderwijs is van toepassing. Artikel 19
Rechtsbescherming
1. Tegen besluiten genomen op grond van deze inschrijvingsregeling kan binnen zes weken na dagtekening via
[email protected] bezwaar worden gemaakt bij het College van Bestuur. 2. Alvorens te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen- en Klachtenadviescommissie. 3. Tegen beslissingen op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Artikel 20
Onvoorziene gevallen
1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist het College van Bestuur, na raadpleging van de Head of School waar de student is ingeschreven of wenst ingeschreven te worden. De beslissing wordt onverwijld aan betrokkene meegedeeld. Download Debiteurenprotocol studenten. Gedragscode internationale student hoger onderwijs.
23
3
Onderwijs
WHW:
5a8, 7.3, 7.13, 1.3
Artikel 1
Kwaliteit van het Onderwijs en onderzoek
1. Het College van Bestuur stelt de voor de Schools geldende kaders voor de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek vast. Ten behoeve van de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs kent de hogeschool een systeem van interne kwaliteitszorg waarbij de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek in een opleiding periodiek worden beoordeeld en waarbij - ingeval van onvoldoende kwaliteit – verbetertrajecten worden ontwikkeld en uitgevoerd. 2. Deze doelstellingen en kwaliteitskenmerken worden geijkt aan de kwaliteitseisen die door de overheid worden gesteld aan de accreditatie van opleidingen als bedoeld in artikel 5a.8 WHW. 3. Visie, beleid en uitvoering zijn gedocumenteerd; deze documentatie is voor alle betrokkenen toegankelijk. 4. Door middel van een systeem van interne kwaliteitszorg wordt structureel gewerkt aan de bepaling, meting, analyse en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek. Studenten zijn bij dit proces betrokken. Artikel 2
Onderwijsdoelen
1. De onderwijsdoelen van een opleiding en de daarmee te verkrijgen competenties zijn afgeleid van algemeen erkende HBO-kernkwalificaties, van het profiel van het beroep of de beroepen op de uitoefening waarvan de opleiding de student voorbereidt en van de eigen visie en profilering van de opleiding. 2. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) wordt per studieonderdeel aangegeven: a. het leerdoel (in relatie tot de competenties); b. de onderwijsinhoud; c. de onderwijswerkvorm(en); d. de studielast en studiebelasting; e. de toetsvorm en -inhoud; f. de beoordelingscriteria. 3. Voor elke opleiding – en eventueel daarbij behorende afstudeerrichtingen worden de in het tweede lid genoemde onderwerpen op hoofdlijnen beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding. Artikel 3
Stages, opdrachten en excursies
1. Informatie over praktische oefeningen en stages die buiten de hogeschool worden verricht alsmede onderzoeken - die onderdeel zijn van het programma van de opleiding, wordt opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding.
24
2. De rechten en verplichtingen van de student ten opzichte van de hogeschool en de praktische oefening aanbiedende of vragende organisatie worden zo nodig schriftelijk vastgelegd. 3. Studenten worden tijdig over excursies die deel uitmaken van het onderwijsprogramma geïnformeerd. Artikel 4
Profiel Stenden Hogeschool
Stenden heeft als uitgangspunt gekozen voor de volgende drie centrale thema’s die invulling geven aan het begrip kwaliteit: 1. Probleemgestuurd onderwijs Stenden is een instelling die zich onderscheidt door het gehanteerde didactische concept: het onderwijs is probleem gestuurd (PGO, ofwel Probleem Gestuurd Onderwijs). In kleine groepen (maximaal 12 studenten) werken studenten begeleid door een tutor aan het actief construeren van kennis, aan de hand van taken (‘problemen’) uit de actuele beroepspraktijk. 2. Internationalisering Stenden profileert zich al jaren als internationale hogeschool. Het PGO karakter van ons onderwijs speelt binnen Stenden een belangrijke rol in het internationale karakter van het onderwijs en omgekeerd. Bij het doorontwikkelen van het internationale karakter van de hogeschool zal daarom een nauwe verbinding met het onderwijsconcept worden gehandhaafd. 3. Toegepast onderzoek De focus op toegepast onderzoek leidt tot innovatie en vernieuwing van het onderwijs. Onderzoek kan een duidelijke meerwaarde geven voor het contextuele karakter van het onderwijs (een van de kenmerken van PGO). Inzet zal gericht zijn op het aanbrengen van focus in het onderzoek binnen Stenden Hogeschool, met als doel de kwaliteit ervan te versterken en de relatie van het onderzoek met het onderwijs te versterken. Hierbij de Gedragscode praktijkgericht Onderzoek voor het hbo leidend. Download: Gedragscode praktijkgericht Onderzoek voor het hbo. Gedragscode voor het voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek binnen het Hoger Beroepsonderwijs in Nederland. Advies van de Commissie Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek in het hbo, 30 augustus 2010.
25
4
Studentenvoorzieningen
WHW:
7.34
Artikel 1
Studentendecanaat
1. Er is ten behoeve van de studenten van de hogeschool een studentendecanaat ingesteld. 2. In het studentendecanaat is het contactpunt voor studenten met een functiebeperking ingericht. Ten aanzien van studeren met een functiebeperking is de Regeling Studie & Handicap van toepassing (link). 3. De studentendecaan bemiddelt en of adviseert bij: a. studieloopbaanvragen (twijfels of je de juiste studie hebt gekozen, een tweede studie, doorstuderen, advies over stage en solliciteren) b. effectief studeren en studieplanning c. uitstelgedrag d. persoonlijke problemen (psychische problemen, loskomen van thuis, faalangst, rouwverwerking, stress, relatieproblemen enzovoorts) e. paktische regels (link) die gelden in geval van studievertraging door bijzondere omstandigheden f. financiële problemen g. studiefinanciering h. het bindend studieadvies (BSA) i. functiebeperking en dyslexie, opstellen onderwijscontract met voorzieningen en faciliteiten j. topsport k. conflicten, bezwaar en beroep 4. De functie van studentendecaan heeft een vertrouwelijk karakter. Dit betekent dat met de informatie die door de student wordt verstrekt vertrouwelijk wordt omgegaan, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke regels. 5. Het studentendecanaat brengt over zijn werkzaamheden jaarlijks een verslag uit. Artikel 2
Voorzieningen
1. Er zijn aan de hogeschool minimaal de volgende studentenvoorzieningen: a. mediatheek/bibliotheek; b. reproductievoorzieningen; c. kantinevoorzieningen en verblijfsruimtes; d. it-voorzieningen nodig voor het onderwijs. 2. Voor het gebruik van bepaalde voorzieningen of diensten kan het College van Bestuur een bijdrage vragen. Downloads: Studeren met een functiebeperking. Praktische regels rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden.
26
5
Reglement ongewenst gedrag
Artikel 1 Begripsbepaling In dit reglement wordt verstaan onder Ongewenst gedrag a. seksuele intimidatie: • ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard, waarbij tevens sprake is van: • onderwerping aan een dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling of studie van de betrokken medewerker respectievelijk student; onderwerping aan of afwijzing van een dergelijk gedrag door de betrokken medewerker of student wordt gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk of de studie van de betrokken medewerker respectievelijk student raken; dergelijk gedrag heeft tot doel de werk- of studieprestaties van de betrokken medewerker respectievelijk student aan te tasten • en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werk- of studieomgeving te creëren dan wel tot gevolg heeft dat de werk- of studieprestaties van de betrokken medewerker respectievelijk student worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werk- of studieomgeving wordt gecreëerd. b. agressie en geweld: • voorvallen waarbij een medewerker of student psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid of studie; hieronder worden ook intimidatie, pesten en treiteren alsmede discriminatie op het werk begrepen. Melding Het zich wenden tot de vertrouwenspersoon, het management of het College van Bestuur in verband met een confrontatie inzake ongewenst gedrag. Melder
De medewerker of student die meent geconfronteerd te zijn met ongewenst gedrag en die hierover een melding heeft gedaan bij de vertrouwenspersoon, het management of het College van Bestuur.
Vertrouwenspersoon De door het College van Bestuur aangewezen persoon die als eerste aanspreekpunt functioneert bij meldingen inzake ongewenst gedrag en daarbij begeleidt. Klager
De medewerker of student die meent geconfronteerd te zijn met ongewenst gedrag en terzake een klacht heeft ingediend bij de klachtencommissie, het management of het College van Bestuur.
Aangeklaagde De medewerker of student tegen wie een klacht inzake ongewenst gedrag is ingediend bij de klachtencommissie, het management of het College van Bestuur. Klacht 27
Het indienen van een op schrift gestelde klacht inzake ongewenst gedrag bij de klachtencommissie, het management of het College van Bestuur. Klachtencommissie Een door het bevoegd gezag ingestelde commissie die is belast met onderzoek van klachten met betrekking tot ongewenst gedrag en rapportage en advisering hieromtrent aan het College van Bestuur. Informele fase: Artikel 2
Bepalingen inzake de vertrouwenspersoon en bemiddeling
Functie eisen
1. Het College van Bestuur benoemt voor de hogeschool meerdere vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersoon (-personen) dient zicht te hebben op de onderwijs-, werk- en stagesituatie en de participanten hierin, en dient kundig te zijn, of gemaakt te worden, op het terrein van opvang en verwijzing. Artikel 3
Aanstellingsduur
1. De vertrouwenspersoon wordt benoemd voor de duur van 4 jaar. 2. Aanstelling voor een nieuwe periode van 4 jaar is mogelijk. Artikel 4
Taken
1. De vertrouwenspersoon functioneert als eerste aanspreekpunt bij meldingen en klachten met betrekking tot ongewenst gedrag, begeleidt en kan eventueel verwijzen naar een bemiddelaar of andere deskundigen op dit terrein. 2. De vertrouwenspersoon verwijst de melder of klager, indien en voor zover noodzakelijk en/of gewenst, naar andere instanties, zo mogelijk gespecialiseerd in opvang en nazorg. 3. De vertrouwenspersoon verwijst de melder die een klacht wenst in te dienen naar de klachtencommissie. Indien het een minderjarige student betreft, worden de ouders/verzorgers met medeweten van de melder hiervan door de vertrouwenspersoon in kennis gesteld, tenzij er naar het oordeel van de vertrouwenspersoon zwaarwegende redenen zijn, die hiermee in tegenspraak zijn. 4. De vertrouwenspersoon adviseert en, indien en voor zover gewenst door de melder, begeleidt bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie, het management of het College van Bestuur en verleent eventueel bijstand bij het doen van aangifte bij justitie. 5. De vertrouwenspersoon heeft slechts bemoeienis met concrete meldingen met betrekking tot ongewenst gedrag. Indien de vertrouwenspersoon signalen, doch geen concrete meldingen bereiken, doet hij/zij hiervan mededeling aan de klachtencommissie, het management, of het College van Bestuur. 6. De vertrouwenspersoon kan op eigen initiatief interne en externe deskundigen raadplegen. 7. De vertrouwenspersoon registreert de meldingen.
28
8. De vertrouwenspersoon kan het College van Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren. 9. De vertrouwenspersoon legt jaarlijks van haar of zijn werkzaamheden verantwoording af aan het College van Bestuur. Daarbij dient de anonimiteit van personen en het vertrouwelijk karakter van de informatie gewaarborgd te blijven. Artikel 5
Geheimhouding
1. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij/zij in zijn/haar hoedanigheid van vertrouwenspersoon verneemt. Slechts met uitdrukkelijke toestemming van de melder of de klager kan hiervan worden afgeweken. Het hier bepaalde geldt niet, indien wettelijke bepalingen anders bepalen. 2. De plicht tot geheimhouding vervalt niet na beëindiging van de functie van de vertrouwenspersoon. 3. Aan de vertrouwenspersoon komt het recht van verschoning toe. Artikel 6
Faciliteiten en ondersteuning
1. Het College van Bestuur stelt de vertrouwenspersoon (-personen) in staat zijn/haar taak naar behoren te vervullen. De vertrouwenspersoon moet hiervoor voldoende faciliteiten krijgen. Dit betreft budget, scholing en formatie. 2. Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de vertrouwenspersoon (personen) niet uit hoofde daarvan wordt benadeeld in zijn/haar positie met betrekking tot de instelling. 3. De vertrouwenspersoon dient binnen de hogeschool toegang te hebben tot voor haar/hem belangrijke informatie. (b.v. met betrekking tot ziekteverzuim en verzoeken tot overplaatsing) 4. De vertrouwenspersonen moeten goed bereikbaar zijn. Formele fase: Artikel 7
Bepalingen inzake klachtencommissie, de klachtenprocedure en de besluitvorming door het College van Bestuur
Samenstelling klachtencommissie
1. Het College van Bestuur heeft een Klachtencommissie laten instellen. 2. De Klachtencommissie is een onafhankelijke externe commissie, in opdracht van het College van Bestuur ingesteld en ingericht door het Bureau Bezemer & Kuiper te Rotterdam. 3. De Klachtencommissie bestaat uit 3 leden: een secretaris, een jurist en een onderzoeker met een gedragskundige achtergrond. 4. De leden van de commissie dienen vooraf schriftelijk te verklaren dat zij bereid zijn hun taken te vervullen in overeenstemming met of met respect voor de grondslag en de doelstelling van de vereniging/stichting, zoals deze zijn omschreven in de statuten.
29
5. De Klachtencommissie wordt op de hogeschool ondersteund door een Ambtelijk Secretariaat. Artikel 8
Taken klachtencommissie
1. De klachtencommissie is belast met het onderzoek naar de klacht inzake ongewenst gedrag, doet uitspraak over de aannemelijkheid van de gestelde feiten en brengt aan het College van Bestuur een eventueel advies uit. 2. De secretaris van de Klachtencommissie stelt gespreksverslagen op en organiseert de gesprekken tussen betrokkenen. Artikel 9
Geheimhouding klachtencommissie
1. De commissie neemt, ter bescherming van de privacy van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. Artikel 10
Voorwaarden klachtenprocedure
1. De medewerker of student die wordt geconfronteerd met ongewenst gedrag kan een klacht indienen. 2. Een klacht wordt in ieder geval geacht tijdig te zijn ingediend, indien klager binnen drie jaar nadat het laatste voorval inzake het ongewenst gedrag heeft plaatsgehad, de klacht schriftelijk heeft ingediend bij de klachtencommissie, management of College van Bestuur. Deze termijn geldt niet, indien het een voorval betreft dat mogelijk tevens een strafbaar feit inhoudt. Het een en ander is ter beslissing aan de voorzitter van de klachtencommissie. Artikel 11
Vormvereisten klachtenprocedure
1. Een klacht dient schriftelijk te worden ingediend, eventueel met ondersteuning van de vertrouwenspersoon en moet voorzien zijn van: naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de klager; naam van de persoon of namen van de personen tegen wie de klacht gericht is; een omschrijving van de klacht met vermelding van het tijdstip van ontstaan van de klacht; datum en handtekening. 2. De klacht moet schriftelijk ingediend worden bij het Ambtelijk Secretariaat van de Klachtencommissie. Postadres: Klachtencommissie Stenden Hogeschool Ambtelijk Secretariaat T.a.v. mevrouw M. Walda, Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden 3. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen, tenzij in combinatie met c.q. ter ondersteuning van (een) andere niet-anonieme klacht(en). In dat geval wordt de anonieme klacht aangemerkt als een anonieme getuigenis van een derde. Artikel 12
Onderzoek in klachtenprocedure
30
1. Indien een melding of een klacht wordt ingediend bij het management of het College van Bestuur, wordt in geval van een melding verwezen naar de vertrouwenspersoon en in geval van een klacht naar de klachtencommissie. 2. In geval van een melding neemt betrokkene contact op met de vertrouwenspersoon. Hij/zij richt zich in eerste instantie op het onderzoeken van de mogelijkheid van een informele oplossing. Te denken valt aan de opvang en begeleiding van de melder en contact te leggen met een intern of extern bemiddelaar. 3. Indien de klacht ontvankelijk is verklaard stelt de klachtencommissie het College van Bestuur hiervan op de hoogte. Zij onderzoekt de klacht en stelt de aangeklaagde op de hoogte van de tegen hem/haar ingediende klacht. 4. De zittingen van de klachtencommissie zijn besloten. 5. De commissie onderzoekt de klacht door klager en aangeklaagde buiten elkanders aanwezigheid te horen. Dit horen geschiedt zo mogelijk binnen een week nadat de klacht bij de commissie is ingediend. Klager en aangeklaagde dienen aan de oproep tot verschijning gehoor te geven. 6. Klager en aangeklaagde kunnen zich bij het onderzoek door raadslieden laten bijstaan. Klager kan zich desgewenst laten ondersteunen door een vertrouwenspersoon. 7. Indien de commissie dit noodzakelijk acht, kan zij met inachtneming van de grootst mogelijke zorgvuldigheid, andere getuigen/derden die bij de kwestie betrokken zijn, horen. Beide betrokken partijen kunnen hiervoor mensen voordragen. Alle getuigen dienen aan de oproep om te verschijnen gehoor te geven. Getuigen werkzaam binnen Stenden dienen door Stenden in de gelegenheid gesteld gehoord te worden. 8. Van iedere hoorzitting van de klachtencommissie wordt een verslag gemaakt dat door de gehoorde voor akkoord dient te worden ondertekend, al dan niet voorzien van kanttekeningen. Indien de betrokkene ondertekening weigert, wordt dit en de eventuele reden hiervan in het verslag gemeld. 9. Klager, aangeklaagde en getuigen/derden dienen het aan hen toegekomen verslag van het horen uiterlijk binnen een week na ontvangst van het verslag aan de klachtencommissie ondertekend teruggestuurd te hebben. Indien hieraan niet wordt voldaan wordt het verslag geacht te zijn vastgesteld voor akkoord zonder kanttekeningen, tenzij betrokkene zich kan beroepen op overmacht. De reden van verhindering dient gemotiveerd aan de voorzitter van de klachtencommissie te worden kenbaar gemaakt, die vervolgens beslist of het niet kunnen voldoen aan deze verplichting wordt geaccepteerd. In het laatste geval wordt een nieuwe termijn vastgesteld waarbinnen het verslag moet worden teruggestuurd. 10. Gedurende het onderzoek kunnen klager, aangeklaagde alsmede degene die hen ondersteunt (vertrouwenspersoon en/of raadsman/raadsvrouw), kennis nemen van alle ondertekende verslagen van de door de klachtencommissie gevoerde gesprekken, met dien verstande dat de voorzitter van de klachtencommissie bevoegd is om in het belang van het onderzoek te bepalen dat inzage op een bepaald tijdstip niet opportuun is. 11. Indien klager tijdens de procedure bij de commissie de klacht intrekt wordt dit door klager, zo mogelijk schriftelijk, aan de commissie meegedeeld. 31
Artikel 13
Bevoegdheden en werkwijze klachtencommissie
1. De klachtencommissie kan het College van Bestuur tussentijds adviseren tot het treffen van een tijdelijke ordemaatregel. De klachtencommissie is tevens bevoegd om het College van Bestuur aanbevelingen te doen, die in verband staan met de klacht en/of de gevolgen van de klacht. 2. De commissie rapporteert schriftelijk haar bevindingen aan het College van Bestuur, zo mogelijk binnen 1 maand nadat de klacht is ingediend. 3. In het rapport geeft de commissie in ieder geval aan of de klacht gegrond of ongegrond is gebleken. Een klacht is gegrond, indien aannemelijk is dat het ongewenst gedrag heeft plaatsgevonden. 4. De klachtencommissie kan het rapport vergezeld doen gaan van een advies met betrekking tot door het College van Bestuur te treffen maatregelen. Dit kan bestaan uit een bemiddelend gesprek, een schriftelijke berisping, schorsing, overplaatsing, of ontslag. Artikel 14
Besluitvorming door het College van Bestuur
1. Het College van Bestuur neemt binnen uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van het rapport en het eventuele advies van de klachtencommissie een voorlopige beslissing. Dit wordt schriftelijk aan klager en aangeklaagde medegedeeld. 2. Ten aanzien van voorgenomen maatregelen zijn, indien het een personeelslid betreft, de bepalingen zoals neergelegd in de voorwaarden van de akte van benoeming en/of CAO, van toepassing. 3. Alvorens definitief te beslissen stelt het College van Bestuur klager en aangeklaagde separaat in de gelegenheid hun mondelinge zienswijze kenbaar te maken op het door hen voorgenomen besluit. Voorafgaand aan dit gesprek wordt aan klager en aangeklaagde inzage verschaft in het rapport en het eventuele advies van de klachtencommissie. 4. Indien het College van Bestuur niet beslist overeenkomstig het advies van de klachtencommissie, doet hij dit bij gemotiveerd besluit. 5. Het College van Bestuur brengt zijn definitieve beslissing binnen één week na het zienswijzegesprek ter kennis van de klager, de aangeklaagde en de voorzitter van de klachtencommissie. Klager en aangeklaagde ontvangen, desgewenst en ter beoordeling van het College van Bestuur, tevens een afschrift van het rapport en het eventuele advies van de klachtencommissie. Overige bepalingen en slotbepalingen Artikel 15
Inzage
1. De originele verslagen van hoorzittingen en andere bescheiden blijven tijdens het onderzoek in het beheer van de commissie. 2. Na afloop van het onderzoek wordt het hele dossier inclusief de verslagen van de hoorzittingen door de klachtencommissie aan het College van Bestuur overhandigd. 32
3. Een ieder die bij het onderzoek door de klachtencommissie betrokken is, is verplicht geheimhouding te betrachten omtrent hetgeen met hem/haar is besproken c.q. aan de orde is gesteld. 4. De klager en getuigen/derden mogen niet wegens het indienen van een klacht of het afleggen van een getuigenis worden benadeeld in hun rechtspositie of hun studie. 5. Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat een bijgewerkt exemplaar van deze regeling op een voor belanghebbenden steeds toegankelijke plaats op de instelling ter inzage beschikbaar is. 6. Het College van Bestuur draagt er tevens zorg voor dat alle belanghebbenden op de hoogte zijn of worden gesteld van het bestaan van deze regeling. Artikel 16
Wijzigingen
1. Deze regeling kan worden gewijzigd door het College van Bestuur na overleg met de vertrouwenspersonen en de klachtencommissie en met inachtneming van de bepalingen ter zake in het hogeschoolreglement. Artikel 17
Overige bepalingen
1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het College van Bestuur.
33
6
Voorschriften Privacy en Persoonsgegevens
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; b. verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens; c. bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen. Het betreft onder meer: het bestand van de afdeling Information Registration Centre, I-study, de studentenadministraties van de opleidingen en de studentdebiteuren-administratie van de afdeling Finance & Control; d. verantwoordelijke: het bestuursorgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt, in casu: het College van Bestuur van Stenden Hogeschool; e. functionaris voor de gegevensbescherming: de door het College van Bestuur aangewezen deskundige belast met het meldingsproces en toezicht op naleving van de voorschriften; f.
bewerker: degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen;
g. beheerder: degene die de leiding heeft over de dagelijkse werkzaamheden met betrekking tot verwerking van de persoonsgegevens, in casu: directeur ESO, Heads of school en directeur Finance & Control; h. systeembeheerder: degene die het technisch deel van de bestanden beheert, in casu: manager ICT en Media; i.
betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft;
j.
ontvanger: degene aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
k. verzamelen van persoonsgegevens: het verkrijgen van persoonsgegevens; l.
verstrekken van persoonsgegevens: het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover die geheel of grotendeels afkomstig zijn uit gegevens die in het bestand zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen;
m. verstrekken van persoonsgegevens aan een derde: verstrekken van gegevens uiteen bestand aan een ieder, niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de bewerker of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is om persoonsgegevens te verwerken; 34
n. College Bescherming Persoonsgegevens: het college bedoeld in artikel 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens; o. WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; p. IBG: Informatie Beheer Groep/DUO; q. de hogeschool: Stenden Hogeschool te Leeuwarden, met nevenvestigingen te Emmen, Groningen, Meppel, Assen en vestigingen in het buitenland. Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze voorschriften zijn van toepassing op alle bestanden van studenten binnen Stenden Hogeschool, die door de verantwoordelijke of in diens opdracht worden verwerkt, voorzover de gegevens uit deze bestanden eenvoudig kunnen worden herleid tot individuele gegevens. Artikel 3
Doelstelling
Deze voorschriften hebben tot doel: 1. de persoonlijke levenssfeer van ieder van wie persoonsgegevens zijn opgenomen in één of meer bestanden, te beschermen tegen misbruik van die gegevens en tegen opslag van onjuiste gegevens; 2. te voorkomen dat persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor dat bestand is bestemd. 3. de rechten van de betrokkenen te waarborgen. Artikel 4
Doel van de gegevensverwerking
De gegevensverwerking heeft tot doel: 1. het kunnen beschikken over informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering van de hogeschool, onderscheidenlijk het uitvoering geven aan wettelijke taken, overeenkomstig het gestelde in artikel 19 lid 2 Vrijstellingsbesluit; 2. adequaat kunnen voldoen aan de vraag gegevens te verstrekken aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak. Artikel 5
Aanmeldingsplicht
1. Tenzij registraties onder het vrijstellingsbesluit vallen is een bestand aanmeldingsplichtig indien de registratie bijzondere persoonsgegevens, dan wel een combinatie van persoonsgegevens bevat. 2. Ten behoeve van aanmeldingsplichtige bestanden wordt door de verantwoordelijke een schriftelijk of digitaal aanmeldingsbestand voorzien van de benodigde informatie, waarna de gegevens aan de functionaris voor de gegevensbescherming worden toegezonden. De verantwoordelijke kan zijn bevoegdheid delegeren aan de beheerder. 3. Voortvloeiend uit hetgeen in de voorgaande leden gesteld is, rust op iedere medewerker die een bestand beheert of een nieuw bestand aanlegt, de plicht 35
daarvan melding te maken bij de verantwoordelijke, onder vermelding van het doel van dat bestand en de naam (namen) van de bewerker(s). 4. Betrokkenen kunnen bij het Information Registration Centre informatie verkrijgen omtrent de aangemelde (combinatie van) persoonsgegevens. Artikel 6
Categorieën van personen
1. Over de volgende categorieën van personen kunnen gegevens in de bestanden worden opgenomen: a. studenten, waaronder ook masterstudenten; b. cursisten; c. alumni; d. aspirantstudenten; e. evc-kandidaten. Artikel 7
Soorten gegevens
De volgende soorten van gegevens kunnen in de bestanden worden opgenomen: a. Persoonlijke gegevens: • achternaam, voorletters, voorvoegsels, voornamen, roepnaam; • naam echtgenoot bij getrouwde vrouwen (indien opgegeven); • geboortedatum, geboorteplaats, geboorteland, jaar van aankomst in Nederland; • nationaliteit; • pasfoto, al dan niet gedigitaliseerd • geslacht; • studentnummer/relatienummer; • correspondentienummer OC&W/DUO; • bankrekeningnummer; b. Adressen: • laatst bekende adres, postcode, woonplaats, land, telefoonnummer; • adres, postcode, woonplaats, land, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens bij aanmelding. c. Aanmeldings-/inschrijvingsgegevens: opleiding, opleidingsvorm, inschrijvingsvorm, fase, jaar, bekostiging, datum van inschrijving/aanmelding; d. Vooropleiding: • (aard) gevolgde vooropleiding inclusief vakken en behaalde cijfers; • jaar waarin het aan de vooropleiding verbonden diploma is behaald; • naam en adres van de school van de vooropleiding. e. Schoolhistorie: • eerste jaar inschrijving hoger onderwijs; • eerste jaar inschrijving instelling; f.
Persoonlijke informatie • gegevens van (zeer) persoonlijke aard t.b.v. het decanaat en/of vertrouwenspersoon • en/of financiële ondersteuning door het Profileringsfonds
g. Studievoortgang: 36
• • • •
datum behalen propedeuse; studiepunten; datum behalen eindgetuigschrift; bindend studieadvies
h. Financiële gegevens: • facturatie en betaling collegegeld; • facturatie en betaling overige kosten; • lening noodfonds door Profileringsfonds • toekenning financiële ondersteuning door het Profileringsfonds Artikel 8
Bijzondere gegevens
1. De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag. Artikel 9
De wijze waarop gegevens worden verkregen
1. De gegevens genoemd in artikel 7 worden door betrokkene voor zover mogelijk bij de aanmelding of inschrijving verstrekt, dan wel door de afdeling Information Registration Centre, de afdeling ESO, de afdeling Legal Affairs, de administraties van de opleidingen of de afdeling Finance & Control (bij derden) verzameld, in het bestand opgenomen en actueel gehouden. Artikel 10
Bewaartermijn
1. Uiterlijk twee jaar na beëindiging van de inschrijving worden alle persoonsgegevens van de betrokkene uit het bestand verwijderd, tenzij een langere termijn doelmatig wordt geacht of op grond van een wettelijke plicht noodzakelijk is. Persoonsgegevens van personen die na toelating niet bij de hogeschool worden ingeschreven, worden uiterlijk 1 jaar na aanvang van het nieuwe studiejaar uit het bestand verwijderd. 2. E-mailaccounts en persoonlijke opslagruimten worden twee maanden nadat de student zich heeft uitgeschreven of nadat het dienstverband van een medewerker is beëindigd, definitief verwijderd. Ingeval een student in het kader van studie of bijzondere omstandigheden genoodzaakt is zich uit te schrijven, kan hij in overleg met de Head of School van de betreffende opleiding ontheffing vragen van de eerder genoemde maatregel. Artikel 11
Rechtstreekse toegang tot de registratie
1. Toegang tot het bestand hebben: a. de verantwoordelijke; b. de beheerder; c. de door de beheerder aangewezen functionaris voor de persoonsgegevens over de tot zijn/haar werkgebied behorende betrokkenen; d. de bewerker; e. de systeembeheerder. 2. De systeembeheerder zal via een coderings- en wachtwoordbeveiliging in het systeem de verschillende functionarissen toegang geven tot bepaalde gedeelten 37
van de persoonsgegevens of tot alle persoonsgegevens al naar gelang hun werkzaamheden dit vereisen. Artikel 12
Categorieën van personen of instanties waaraan persoonsgegevens uit het bestand worden verstrekt
1. Behalve aan degenen die toegang hebben tot het bestand, worden op verzoek persoonsgegevens uit het bestand door de beheerder verstrekt aan: a. de betrokkene, uitsluitend de eigen gegevens; b. studiebegeleiders en andere functionarissen, uitsluitend voor de persoonsen inschrijvingsgegevens van de onder hen ressorterende betrokkenen en voor zover nodig in het kader van de taken en bevoegdheden; c. opleidingssecretariaten, uitsluitend voor de persoons- en inschrijvingsgegevens van de onder hen ressorterende betrokkenen en voor zover nodig in het kader van de taken en bevoegdheden van de afdeling; d. andere afdelingen, uitsluitend voor zover nodig in het kader van de taken en bevoegdheden van de afdeling; e. Studentendecanaat en vertrouwenspersonen, voor zover nodig in het kader van taken en bevoegdheden; f. Opleidingsexamencommissies en College van Beroep voor de Examens voor zover nodig in het kader van taken en bevoegdheden; g. Commissie toelatingsonderzoek, voor zover nodig in het kader van taken en bevoegdheden; h. Het Profileringsfonds (Financiële ondersteuning Studenten) voor zover nodig in het kader van taken en bevoegdheden; i. verkiezingscommissies medezeggenschapsorganen; j. toeleverende scholen voor havo, vwo en bve waar het betreft de studievoortgang van oud-leerlingen. 2. Tot identificeerbare personen herleidbare gegevens uit het bestand kunnen worden verstrekt aan: a. het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; b. de Informatie Beheer Groep/DUO; c. de Inspectie van het hoger onderwijs; d. overige instellingen voor zover daar een wettelijke basis voor is; e. overige instellingen met uitsluitend de toestemming van de betrokkene. 3. Niet tot geïdentificeerde personen herleidbare gegevens uit het bestand kunnen worden verstrekt met toestemming van de bewerker: a. aan het Centraal Bureau voor de Statistiek; b. voor wetenschappelijke en statistische doeleinden. 4. Overige gegevensverstrekking geschiedt uitsluitend met toestemming van de betrokkene, behalve als het gaat om gegevens voor (externe) kwaliteitsonderzoeken. Artikel 13
Soorten van gegevens die verstrekt kunnen worden
1. De soorten van gegevens die aan de in artikel 12 lid 2 genoemde instanties kunnen worden verstrekt, zijn die gegevens tot de verstrekking waarvan de verantwoordelijke op grond van de wet of contract verplicht is. Artikel 14
Inzage
1. Deze voorschriften zijn opgenomen in dit Studentenstatuut en op de website van Stenden.(www.stenden.com). 38
Artikel 15
Beveiliging
1. De verantwoordelijke draagt zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van verlies of onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Deze maatregelen garanderen -rekening houdend met de stand der techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging- een passend beveiligingsniveau, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich meebrengen. 2. Gelijke plicht rust op de beheerder, bewerker en systeembeheerder. Artikel 16
Rechten betrokkenen
1. Elke betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen te wenden tot de Functionaris Bescherming Persoonsgegevens te wenden en te verzoeken: a. of hem/haar betreffende persoonsgegevens in het bestand zijn opgenomen; b. zo ja, een overzicht daarvan met inlichtingen over de herkomst aan hem/haar te verstrekken dan wel die te mogen inzien; c. indien de gegevens uit het overzicht feitelijk onjuist, voor het doel van de registratie onvoldoende of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift, deze gegevens te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen; d. of hem/haar betreffende gegevens uit het systeem aan derden zijn verstrekt; e. om een verklaring met bepaalde persoonsgegevens uit het bestand, waarvan de betrokkene aantoont deze nodig te hebben om aan derden te kunnen overleggen. 2. Een verzoek wordt schriftelijk aan de beheerder gedaan; deze voldoet binnen een maand na ontvangst schriftelijk aan het verzoek als bedoeld onder 1a, b, d of e en bericht binnen twee maanden na ontvangst of, dan wel in hoeverre aan het verzoek onder 1c zal worden voldaan. 3. Aan een verzoek zoals bedoeld onder lid 1 sub b en d wordt 1 keer per jaar gratis voldaan door de beheerder. Een verklaring als bedoeld in lid 1 sub e wordt 5 keer per jaar gratis verstrekt. 4. Bij een hoger aantal verzoeken als bedoeld in lid 3 dient de verzoeker een vergoeding van €10.-- te betalen door middel van overschrijving op het bankrekeningnummer van de hogeschool of door contante betaling aan de beheerder tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Een verzoek wordt in deze gevallen geacht te zijn ontvangen nadat de vergoeding is ontvangen. De vergoeding wordt terugbetaald indien het verzoek wordt geweigerd dan wel nadat de verantwoordelijke op verlangen van de verzoeker of op bevel van de rechter tot verbetering, aanvulling of verwijdering is overgegaan. 5. Indien de beheerder twijfelt aan de identiteit van de verzoeker, dan vraagt hij zo spoedig mogelijk aan de verzoeker schriftelijk nadere gegevens inzake zijn identiteit te verstrekken of, ingeval het een verzoek als bedoeld onder 1.b of e betreft, of hij het overzicht in persoon kan afhalen onder overlegging van een identiteitsbewijs.
39
Artikel 17
Rechtsbescherming
1. Een student kan een klacht indienen bij het College van Bestuur via
[email protected]. Alvorens te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen en Klachtenadviescommissie. 2. Tegen beslissingen op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Artikel 18
Geheimhouding en beveiliging
1. Functionarissen die uit hoofde van hun functie kennis nemen van persoonsgegevens uit het bestand, zijn gehouden deze gegevens niet anders te gebruiken dan voor de uitoefening van hun functie nodig is en niet aan onbevoegden mede te delen, overeenkomstig het daartoe gestelde in de CAOHBO. 2. De beheerder draagt er zorg voor dat onbevoegden niet de gelegenheid krijgen van de persoonsgegevens uit het bestand kennis te nemen. Hij zorgt voor de beveiliging tegen inbraak en diefstal. Artikel 19
Verbanden met andere registraties
1. Persoonsgegevens uit de bestanden worden gedeeltelijk overgenomen door de registratie Studievoortgang.
40
7
Financiële Ondersteuning voor studenten
WHW:
art. 7.51
Artikel 1
Profileringsfonds
1. Ten behoeve van de uitvoering van de financiële ondersteuning van studenten als bedoeld in dit hoofdstuk heeft het College van Bestuur een Profileringsfonds ingesteld. Met de uitvoering van het Profileringsfonds is de Commissie Profileringsfonds belast. Artikel 2
Financiële ondersteuning Profileringsfonds
1. De hogeschool kent voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student die: a. aan de hogeschool is ingeschreven voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend en wettelijk collegegeld verschuldigd is, b. in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt, en voor die opleiding aanspraak heeft of heeft gehad op een prestatiebeurs als bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Wet studiefinanciering 2000, en c. studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden, of d. is ingeschreven voor een opleiding waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend en waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, of e. aan de hogeschool is ingeschreven voor een deeltijdopleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend en verhoogd wettelijk collegegeld verschuldigd is, in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt en studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden. 2. Het Instellingsbestuur kan voorzieningen treffen voor de financiële ondersteuning van studenten die: a. aan de desbetreffende instelling is ingeschreven voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, b. niet voldoet aan een nationaliteitseis als bedoeld in artikel 7.45a WHW, eerste lid, en c. woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland. Artikel 3
Bijzondere omstandigheden
1. De bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b, c en e zijn: a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, de medezeggenschapsraad of een deelraad; b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het College van Bestuur mede in het belang zijn van de hogeschool of van het onderwijs dat de student volgt; c. ziekte, zwangerschap, bevalling; d. een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis; 41
e. f. g. h.
Artikel 4
bijzondere familieomstandigheden; een onvoldoende studeerbare opleiding; het bedrijven van topsport; andere dan in de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het College van Bestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Regelingen financiële ondersteuning
1. Het College van Bestuur stelt regels van procedurele aard vast met betrekking tot de toepassing van dit hoofdstuk, waartoe in ieder geval behoren regels over de aard, de duur en de hoogte van de financiële ondersteuning. 2. De financiële ondersteuning is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van Hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Het College van Bestuur kan aan de toekenning van financiële ondersteuning de voorwaarden verbinden dat de student feitelijk studerend is. De financiële ondersteuning, bedoeld in artikel 2 lid 1 sub e, bedraagt maximaal de hoogte van de opslag, bedoeld in artikel 9 lid 1 van hoofdstuk 2 Inschrijving, beëindiging inschrijving en collegegeld van het Studentenstatuut. 3. In aanvulling op de voorzieningen, bedoeld in dit hoofdstuk, kan een voorziening voor financiële ondersteuning worden getroffen, die samen met de financiële ondersteuning ingevolge de voorzieningen, bedoeld in dit hoofdstuk, hoger is dan de studiefinanciering, die betrokkene geniet uit hoofde van Hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning. 4. De regels van procedurele aard zijn vastgelegd in de volgende financiële regelingen: a. Regeling Financiële Ondersteuning overige bijzondere omstandigheden Stenden Hogeschool; b. Regeling Financiële Ondersteuning medezeggenschapsorganen en Studentenorganisaties Stenden Hogeschool; c. Regeling Financiële Ondersteuning topsport-student Stenden Hogeschool; d. Regeling Noodfonds Stenden Hogeschool. Artikel 5
Sancties
1. Indien een ondersteuning op grond van dit hoofdstuk is respectievelijk wordt verleend na verstrekking van onjuiste gegevens en/of na fraude of indien niet meer voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden, kan het College van Bestuur besluiten tot: a. stopzetting van de ondersteuning; b. intrekking van het besluit tot verstrekking; c. terugvordering van de reeds uitgekeerde ondersteuning. Artikel 6
Onvoorziene gevallen en onbillijkheden van overwegende aard
1. In gevallen waarin de regelingen in dit hoofdstuk niet voorzien en bij onbillijkheden van overwegende aard, beslist het College van Bestuur, de Commissie Profileringsfonds gehoord hebbende. 42
Downloads a. Regeling Financiële Ondersteuning overige bijzondere omstandigheden Stenden Hogeschool. b. Regeling Financiële Ondersteuning medezeggenschapsorganen en Studentenorganisaties Stenden Hogeschool. c. Regeling Financiële Ondersteuning topsport-student Stenden Hogeschool. d. Regeling Noodfonds Stenden Hogeschool.
43
8
Huisregels en Ordemaatregelen
WHW:
art. 7.57h
Artikel 1
Huisregels en ordemaatregelen
1. Het College van Bestuur kan voorschriften geven en maatregelen nemen met betrekking tot de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling. Artikel 2
Voorschriften goede gang van zaken
1. Een ieder die gebruik maakt van gebouwen van Stenden, terreinen of andere voorzieningen - of anderszins elders onder verantwoordelijkheid van Stenden handelt -, is gehouden dit te doen in overeenstemming met de doelstelling daarvan, de door of namens het College van Bestuur ter zake gestelde regels na te leven en zich voorts daarbij zodanig te gedragen dat hij: • Stenden of derden, die gebruik maken van de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen, of betrokken zijn bij handelingen elders die onder de verantwoordelijkheid van Stenden vallen, direct noch indirect schade berokkent; • de veiligheid en de gezondheid van studenten en personeel van Stenden en van anderen niet in gevaar brengt; • de goede orde niet verstoort of dreigt te verstoren; • de voortgang van het onderwijs en onderzoek niet verstoort of dreigt te verstoren; • geen inbreuk maakt op een recht van Stenden of derden, die gebruik maken van de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen of betrokken zijn bij handelingen elders die onder de verantwoordelijkheid van Stenden vallen; • niet in strijd handelt met enige andere wettelijke plicht; • niet in strijd handelt met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De regels, als bedoeld in het eerste lid, dienen aan degene die gebruik maakt van de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden, of anderszins elders onder verantwoordelijkheid van Stenden handelt, kenbaar te worden gemaakt. Artikel 3
Aanwijzingen
1. Degene die gebruik maakt van de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden, of anderszins elders onder verantwoordelijkheid van Stenden handelt, is gehouden de aanwijzingen gegeven door of namens het College van Bestuur met het oog op het bepaalde in artikel 1, terstond op te volgen. 2. Een ieder wordt geacht: a. bij werk en studie, stages en andere activiteiten die vallen onder verantwoordelijkheid van Stenden, zorgvuldig en voorzichtig te handelen; b. Het maken van beeld- en of geluidsopnamen van lessen, colleges of andere onderwijsactiviteiten is niet toegestaan, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de docent. c. zich te conformeren aan de kledingvoorschriften die vanuit de opleidingen kunnen worden vastgesteld; het beleid hiertoe wordt in belangrijke mate 44
d.
e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s. t. u. v. w. x. Artikel 4
bepaald door de communicatieve waarden die in het betreffende beroepenveld een rol spelen; Kledingvoorschrift Stenden: binnen alle Nederlandse vestigingen van Stenden; Hogeschool geldt een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding, onverminderd de bevoegdheid van de Heads of School om aanvullende kledingvoorschriften voor te schrijven, indien dit vanuit het oogpunt van praktische uitvoering van het onderwijs noodzakelijk is. zich op de hoogte te stellen van de (veiligheids-) voorschriften die betrekking hebben op het werk en de studie, stages en andere activiteiten die vallen onder verantwoordelijkheid van Stenden; zich te houden aan de algemeen gebruikelijke normen en fatsoensregels in de omgang met studenten en medewerkers van Stenden en met derden; zich op verzoek van medewerkers van Stenden te legitimeren door middel van een geldig identiteitsbewijs; zich te houden aan de regels voor verspreiding en raadpleging van informatie via de toegankelijke Stenden-netwerken; zich te houden aan de regels voor het ophangen van posters en verspreiden van pamfletten/ flyers; geen voedsel of dranken te nuttigen in de onderwijsruimten; geen jassen, tassen mee te nemen in het studielandschap; niet te roken binnen de gebouwen van Stenden en op de gebieden van het Stenden terrein met een rookverbod Stenden; (buiten) opgerookte sigaretten te deponeren in de daarvoor op het terrein bestemde asbakken; geen drugs mee te nemen of te gebruiken binnen Stenden; geen alcohol mee te nemen of te gebruiken buiten de kantine of the Canteen; niet studeren in het de kantine of the Canteen tussen 12:00 en 14:00 uur; geen huisdieren mee te nemen of te houden binnen de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden; fietsen uitsluitend te stallen in de fietsenrekken; niet te fietsen binnen de gebouwen van Stenden; zich niet voort te bewegen op skates en rolschaatsen; de gebouwen en terreinen niet te beschadigen en meubilair uitsluitend te gebruiken voor het doel waarvoor het bestemd is; mobiele telefoons uit te zetten in de onderwijs- en examenruimtes en in het studielandschap/bibliotheek; de aangebrachte veiligheidsvoorzieningen op de juiste wijze te gebruiken en de verplichte beschermingsmiddelen te dragen of toe te passen; onveilige en/of ongezonde werksituaties te melden aan de betreffende Head of School. Gebruik van netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten
1. Ten aanzien van de goede gang van zaken met betrekking tot het gebruik van netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten heeft het College van Bestuur voorschriften vastgesteld en maatregelen getroffen zoals neergelegd in de regeling Netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten Stenden Hogeschool. Artikel 5
Ordemaatregel: ontzegging toegang netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten
1. Een ieder die de voorschriften uit de Huisregels onderscheidenlijk de Regeling Netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten niet in acht neemt en/of die de aanwijzingen als bedoeld in artikel 3 niet direct opvolgt, kan door of namens het 45
College van Bestuur van de toegang tot de netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten binnen Stenden Hogeschool worden afgesloten. 2. Indien een ordemaatregel als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd, wordt hiervan direct schriftelijk melding gedaan aan het College van Bestuur. Bij deze melding wordt in ieder geval aangegeven, de aanleiding en voor welke periode de ontzegging geldt. 3. Het College van Bestuur beslist tot de ontzegging niet dan nadat betrokkene ter zake is gehoord, althans in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Betrokkene kan zich daarbij laten bijstaan. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 6
Ordemaatregel: kortdurende ontzegging
1. Een ieder die de voorschriften uit de Huisregels onderscheidenlijk de Regeling Netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten niet in acht neemt en/of die de aanwijzingen als bedoeld in artikel 3 niet direct opvolgt, kan voor een periode van maximaal vijf werkdagen het gebruik en/of de toegang tot de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden worden ontzegd. 2. Indien een ordemaatregel als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd, wordt hiervan direct schriftelijk melding gedaan aan het College van Bestuur. Bij deze melding wordt in ieder geval aangegeven, de aanleiding, voor welke periode en voor welke gebouwen, terreinen en/of andere voorzieningen moet gelden. 3. Het College van Bestuur beslist tot de ontzegging niet dan nadat betrokkene ter zake is gehoord, althans in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Betrokkene kan zich daarbij laten bijstaan. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 7
Ordemaatregel: voorwaardelijke ontzegging
1. Een ieder die de voorschriften uit de Huisregels onderscheidenlijk de Regeling Netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten niet in acht neemt en/of die de aanwijzingen als bedoeld in artikel 3 niet direct opvolgt, kan voor een periode van maximaal twaalf aaneengesloten maanden het gebruik en/of de toegang tot de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden worden ontzegd: a. in de vorm van het stellen van voorwaarden aan het gebruik dan wel toegang, b. bij niet-naleving waarvan tot een definitieve ontzegging zal worden besloten. 2. Het College van Bestuur beslist tot een voorwaardelijke ontzegging niet dan nadat betrokkene ter zake is gehoord, althans in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Betrokkene kan zich daarbij laten bijstaan. 3. Indien betrokkene niet tijdig kan worden gehoord of in de gelegenheid kan worden gesteld te worden gehoord, kan het College van Bestuur, in afwachting van de besluitvorming als bedoeld in het eerste lid, een voorlopige ontzegging voor maximaal tien werkdagen opleggen zonder dat betrokkene is gehoord. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld.
46
Artikel 8
Ordemaatregel: onvoorwaardelijke ontzegging
1. Een ieder die de voorschriften uit de Huisregels onderscheidenlijk de Regeling Netwerkfaciliteiten en ICT onderwijsfaciliteiten niet in acht neemt en/of die de aanwijzingen als bedoeld in artikel 3 niet direct opvolgt, kan voor een periode van maximaal twaalf aaneengesloten maanden het gebruik en/of de toegang tot de gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van Stenden worden ontzegd. 2. Het College van Bestuur beslist tot een onvoorwaardelijke ontzegging niet dan nadat betrokkene ter zake is gehoord, althans in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Betrokkene kan zich daarbij laten bijstaan. 3. Indien betrokkene niet tijdig kan worden gehoord of in de gelegenheid kan worden gesteld te worden gehoord, kan het College van Bestuur, in afwachting van de besluitvorming als bedoeld in het eerste lid, een voorlopige ontzegging voor maximaal tien werkdagen opleggen zonder dat betrokkene is gehoord. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 9
Beëindiging of beperking omvang van de ontzegging
1. De ontzegging eindigt na het verstrijken van de periode waarvoor deze is opgelegd. Desgevraagd kan het College van Bestuur een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke ontzegging, voor het verstrijken van de periode waarvoor zij is opgelegd, beëindigen of de omvang van de ontzegging beperken. 2. Het College van Bestuur beslist over een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, niet dan nadat de betrokkene, de Head of School of het management van de betrokken dienst is gehoord en de verzoeker in de gelegenheid is gesteld zijn verzoek nader mondeling toe te lichten. 3. Het College van Bestuur kan aan de beëindiging of beperking van de omvang van de ontzegging (nadere) voorwaarden verbinden. 4. Indien het College van Bestuur van oordeel is dat verzoeker niet aan de (nadere) voorwaarden als bedoeld in het derde lid, heeft voldaan, herleeft de oorspronkelijke voorwaardelijke of onvoorwaardelijke ontzegging; de periode, verstreken sinds de beëindiging of beperking van de ontzegging wordt in dat geval niet in mindering gebracht op de oorspronkelijke periode van de ontzegging. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 10
Ernstige overlast
1. Als de betrokkene die de artikel 1 en 2 genoemde regels overtreedt, ernstige overlast binnen gebouwen en terreinen van Stenden veroorzaakt en deze overlast ook na aanmaning door of namens het College van Bestuur niet heeft gestaakt, kan het College van Bestuur die student de toegang tot de instelling definitief ontzeggen of - als het een student betreft - zijn inschrijving beëindigen. 2. Het College van Bestuur beslist over een definitieve ontzegging of een uitschrijving niet dan nadat betrokkene ter zake is gehoord, althans in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Betrokkene kan zich daarbij laten bijstaan. 3. Indien betrokkene niet tijdig kan worden gehoord of in de gelegenheid kan worden gesteld te worden gehoord en een onverwijlde ontzegging noodzakelijk is, kan het College van Bestuur, in afwachting van de besluitvorming als bedoeld in 47
het eerste lid, een voorlopige ontzegging voor maximaal tien werkdagen opleggen zonder dat betrokkene is gehoord. Van de beslissing wordt betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 11
Aansprakelijkheid
1. De betrokkene is aansprakelijk voor alle schade die ten gevolge van zijn handelen of nalaten in strijd met dit Hoofdstuk is ontstaan. Artikel 12
Rechtsbescherming
1. Tegen beslissingen op basis van dit Hoofdstuk kan binnen zes weken na dagtekening van de beslissing via
[email protected] bezwaar worden gemaakt bij het College van Bestuur conform Hoofdstuk 11 van dit Studentenstatuut. Download Regeling netwerkfaciliteiten en gebruik ICT onderwijsfaciliteiten Stenden Hogeschool.
48
9
Eén Loket Faciliteit voor klachten, bezwaar en beroep
WHW:
art. 7.59a, 7.59b
Artikel 1
Eén Loket Faciliteit (ELF)
1. De hogeschool kent een klachten- bezwaar- en beroeploket als bedoeld in artikel 7.59a WHW, genaamd Eén Loket Faciliteit (hierna: ELF). Voornoemd loket – dat wordt beheerd door de afdeling Legal Affairs – is te vinden op de website van de hogeschool. 2. Elke betrokkene kan zich wenden tot het loket als bedoeld in het eerste lid met een klacht, een bezwaar of een beroep. Onder betrokkene wordt in dit hoofdstuk verstaan: een student, een aanstaande student, een voormalige student, een extraneus, een aanstaande extraneus of een voormalige extraneus. Artikel 2
Taak Eén Loket Faciliteit
1. ELF heeft tot taak klachten, bezwaar- en beroepschriften te registreren en door te geleiden naar het orgaan dat met de afhandeling van voornoemde klacht of bezwaar- of beroepschrift is belast en betrokkene (indiener) hierover te informeren. 2. Klachten, bezwaar- en beroepschriften kunnen zowel digitaal als per post worden ingediend:
[email protected] Eén Loket Faciliteit T.a.v. ELF Stenden Hogeschool Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden
49
10
Behandeling klachten
WHW:
art. 7.59a, 7.59.b.
Artikel 1
Behandeling klachten
1. Degene die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door een gedraging van een orgaan of een medewerker van de hogeschool, kan ter zake van die gedraging een klacht indienen bij ELF. 2. Elf bevestigt de ontvangst van de klacht per mail en zendt in eerste instantie de klacht door naar leidinggevende van de organisatorische eenheid waar de klacht betrekking op heeft om na te gaan of de klacht naar tevredenheid van de betrokkene kan worden opgelost. Als termijn wordt 2 weken gehanteerd. 3. Ingeval de klacht niet naar tevredenheid is opgelost dan geeft betrokkene dit door aan Elf. Elf zendt vervolgens de klacht per mail door naar de Geschillen- en Klachtenadviescommissie, die met de behandeling en advisering van de klacht is belast. Op de Geschillen- en Klachtenadviescommissie is art. 7:13, eerste tot en met zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft (hierna: beklaagde), wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken toegezonden. 4. Alvorens de klacht in behandeling te nemen, onderzoekt de Geschillen- en Klachtenadviescommissie de mogelijkheid tot minnelijke schikking. Is minnelijke schikking mogelijk gebleken, dan bevestigt de Geschillen- en Klachtenadviescommissie dit aan klager en beklaagde, waarop de klacht als afgehandeld wordt beschouwd. Is minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt de klacht door de Geschillen- en Klachtenadviescommissie in behandeling genomen. 5. De termijn voor de afhandeling van een klacht bedraagt zes weken na ontvangst van het klaagschrift. De afhandeling van de klacht kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Van de verlenging wordt per e-mail mededeling gedaan aan de betrokkene (hierna: klager) en beklaagde. 6. Klager en beklaagde worden door de Geschillen- en Klachtenadviescommissie in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Van het horen van de klager kan worden afgezien, indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel de klager heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Van het horen wordt een verslag gemaakt. 7. Het College van Bestuur stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen het onderzoek naar de klacht, het oordeel daarover, alsmede van de eventuele conclusie die daaraan worden verbonden. De beklaagde en ELF ontvangen hiervan een afschrift. De afhandeling van de klacht wordt geregistreerd door ELF.
50
8. Indien de conclusies van het College van Bestuur afwijken van het advies van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie, wordt in de conclusies de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving 9. Tegen de conclusies ten aanzien van de klacht kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld, behoudens het recht van een ieder zich tot de burgerlijke rechter te wenden. Artikel 2
Geen behandeling klachten
1. Klachten worden door ELF niet in behandeling genomen als zij betrekking hebben op een gedraging in één van de volgende gevallen als bedoeld in art. 8.3 lid 1 Awb: a. waarover al eerder is geklaagd en die klacht is behandeld; b. die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden; c. waartegen door klager bezwaar gemaakt had kunnen worden; d. waartegen door klager beroep kan worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit, of beroep kon worden ingesteld; e. die door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is, dan wel onderworpen is geweest of, f.
ingeval van een strafrechtelijk onderzoek;
g. waarvan wordt geconstateerd dat het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is. 2. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift in kennis gesteld. Artikel 3
Afwijkende Behandeling klachten
1. Valt de klacht onder de reikwijdte van de Reglement Ongewenst Gedrag, dan wordt de klacht behandeld door de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. Klachten die betrekking hebben op het functioneren van (leden van) de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag worden behandeld door het College van Bestuur. 2. Klachten die vallen onder de reikwijdte van de Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs worden behandeld op de in die code en bijbehorende reglement beschreven wijze.
51
11
Behandeling bezwaar
WHW: 7.59a, 7.61, 7.63a, 7.63b
Artikel 1
Behandeling bezwaar
1. Degene die het oneens is met een beslissing kan daar tegen bezwaar maken. 2. Bezwaren tegen overige beslissingen kunnen worden ingediend bij ELF. 3. Bij de Examencommissie kan ook rechtstreeks bezwaar worden ingesteld tegen de volgende beslissingen: a. de beslissing van de Examencommissie om een student een bindend afwijzend studieadvies te geven als bedoeld in artikel 7.8b derde en vijfde lid WHW; b. de beslissing van de Examencommissie de student voor de postpropedeutische fase van de opleiding een verwijzing te geven als bedoeld in artikel 7.9 eerste lid WHW; c. de beslissing van de Examencommissie inzake de vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in artikel 7.9a WHW en - in geval van een bachelor opleiding - artikel 5.10 van de onderwijs- en examenregeling, alsmede beslissingen inzake het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen als bedoeld in artikel 7.9d WHW; d. de beslissing van de Examencommissie, niet zijnde besluiten van algemene strekking, met het oog op de toelating tot examens en genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 7, titel 2 WHW; e. de beslissing van de Examencommissie over het aanvullend onderzoek als bedoeld in artikel 7.25 vierde lid en 7.28 vierde lid WHW; f. beslissingen van Examencommissies en examinatoren, niet zijnde besluiten van algemene strekking; g. de beslissing van de Examencommissie over het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 7.29 eerste lid WHW; h. de beslissing van de Examencommissie over de toelating tot een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.30a en 7.30b WHW. • Artikel 2
Instellen van bezwaar bij de Examencommissie Behandeling bezwaar Examencommissie
1. Tegen een beslissing van de Examencommissie als genoemd in art. 1 lid 3 kan een examinandus bij de Examencommissie binnen tien schooldagen na hiervan kennis te zijn gesteld, beargumenteerd schriftelijk bezwaar aantekenen. 2. Indien een student zich in het kader van de stage in het buitenland bevindt, kan de Examencommissie besluiten de in het vorige lid genoemde termijn aan te passen. 3. Het bezwaarschrift is ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en adres van de indiener en – als de indiener is ingeschreven – de naam van de opleiding waaraan men verbonden is; 52
b. een omschrijving van de beslissing waartegen het bezwaar is gericht; c. de gronden van het bezwaar; d. ingeval de indiener van het bezwaar namens een ander handelt; een schriftelijke volmacht; e. de dagtekening. 4. Het bezwaarschrift dient door Nederlandse studenten en studenten die de Nederlandse taal beheersen in de Nederlandse taal te worden opgesteld. In alle andere gevallen is het studenten toegestaan de Engelse taal te hanteren. 5. De Examencommissie bevestigt de ontvangst van het bezwaar. 6. Indien de Examencommissie dit noodzakelijk acht, kan de Examencommissie de indiener van het bezwaar en de examinator van dat desbetreffende examenonderdeel in de gelegenheid stellen tot het geven van een toelichting. 7. De Examencommissie beslist op het bezwaar binnen dertig schooldagen na ontvangst daarvan. De Examencommissie beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter. 8. Ten aanzien van bezwaren met betrekking tot het studieadvies aan het einde van de inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse, deeltijdse, duale of verkorte opleiding kunnen in afwijking van het vorige lid een kortere termijn gelden. 9. De met redenen omklede beslissing wordt schriftelijk aan de indiener van het bezwaar toegezonden onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 10. Een examinandus kan binnen zes weken na dagtekening van de brief van de Examencommissie tegen de beslissing in beroep gaan bij het COBEX zoals beschreven in Hoofdstuk 12. • Artikel 3
Instellen van bezwaren bij het College van Bestuur via de Geschillen- en Klachtenadviescommissie Indienen bezwaarschrift
1. Bezwaren tegen beslissingen anders dan genoemd in art. 1 lid 3 kunnen worden ingediend bij ELF. 2. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift bedraagt zes weken na bekendmaking van de beslissing waartegen het bezwaar wordt ingesteld aan de belanghebbende. De datum van ontvangst door de Eén-loket-faciliteit is bepalend voor de vraag of het bezwaar tijdig is ingediend. 3. Het bezwaarschrift is ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en adres van de indiener en – als de indiener is ingeschreven – de naam van de opleiding waaraan men verbonden is; b. een omschrijving van de beslissing waartegen het bezwaar is gericht; c. de gronden van het bezwaar; d. ingeval de indiener van het bezwaar namens een ander handelt; een schriftelijke volmacht; e. de dagtekening.
53
4. Het bezwaarschrift dient door Nederlandse studenten en studenten die de Nederlandse taal beheersen in de Nederlandse taal te worden opgesteld. In alle andere gevallen is het studenten toegestaan de Engelse taal te hanteren. 5. ELF bevestigt de ontvangst van het bezwaar per mail en zendt deze door naar de Geschillen- en Klachtenadviescommissie, die met de behandeling en advisering van het bezwaar is belast. Op de Geschillen- en Klachtenadviescommissie is art. 7:13, eerste tot en met zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Aan degene op wiens beslissing het bezwaar betrekking heeft, wordt een afschrift van het bezwaarschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken toegezonden. Artikel 4
Minnelijke schikking
1. Alvorens het bezwaar in behandeling te nemen, onderzoekt de Geschillen- en Klachtenadviescommissie de mogelijkheid tot minnelijke schikking. 2. Is minnelijke schikking mogelijk gebleken, dan bevestigt de Geschillen- en Klachtenadviescommissie dit aan de indiener van het bezwaarschrift en degene die het bestreden beslissing heeft genomen, waarop het bezwaar als afgehandeld wordt beschouwd. Is minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het bezwaar door de Geschillen- en Klachtenadviescommissie in behandeling genomen. 3. ELF ontvangt van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie een kopie van de bevestiging van de minnelijke schikking. Artikel 5
Horen
1. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie brengt geen advies uit dan nadat zij belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord. 2. Het horen geschiedt tijdens een hoorzitting met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:5 en 7:6 Awb. De hoorzitting is niet openbaar. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie kan het horen opdragen aan de voorzitter. 3. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie kan van het horen van belanghebbende afzien in de gevallen als genoemd in artikel 7:3 Awb alsmede in het geval belanghebbende niet binnen een door de Geschillen- en Klachtenadviescommissie gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie geeft in haar advies aan op welke gronden van het horen is afgezien. 4. Op verzoek van belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord tijdens de hoorzitting. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie kan ook op eigen initiatief getuigen en deskundigen horen tijdens de hoorzitting. Artikel 6
Indiening, toezending en inzage documenten
1. Tot tien dagen voor het horen kan de belanghebbende nadere documenten indienen.
54
2. De secretaris van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie verstrekt op verzoek van de belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting alle op het bezwaar betrekking hebbende documenten. 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel liggen het bezwaarschrift en alle andere op de procedure betrekking hebbende documenten voorafgaand aan de hoorzitting één week ter inzage voor de belanghebbende op een door de Geschillen- en Klachtenadviescommissie te bepalen plaats en tijdstip, tenzij om gewichtige redenen geheimhouding is geboden. 4. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie wijst de belanghebbende in de uitnodiging voor de hoorzitting op de terinzagelegging. 5. De belanghebbende kan van de in het tweede lid bedoelde documenten, voor zover niet reeds toegezonden, tegen ten hoogste de kosten kopieën krijgen. Artikel 7
Verslag hoorzitting
1. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt op verzoek kosteloos aan belanghebbende toegezonden. Toezending geschiedt in beginsel gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar. 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.Het houdt ten minste een korte vermelding in van al hetgeen over en weer is gezegd en van al hetgeen voor het overige ter zitting is voorgevallen, voor zover dit voor de zaak relevant is. 3. Het verslag verwijst naar de bescheiden die ter zitting zijn overgelegd. 4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter van de hoorzitting. Artikel 8
Intrekking bezwaar
1. De belanghebbende kan zijn bezwaar te allen tijde schriftelijk intrekken. 2. De Geschillen- en Klachtenadviescommissie bevestigt de intrekking van het bezwaar schriftelijk. Artikel 9
Beslissing op bezwaar door College van Bestuur
1. Het College van Bestuur neemt met in achtneming van het advies van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie een beslissing op het bezwaar binnen tien weken na ontvangst van het bezwaar door de Eén-loket-faciliteit (ELF). 2. Het College van Bestuur kan de beslissing op bezwaar voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de belanghebbende. Verder uitstel is mogelijk voor zover belanghebbende daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen. 3. De beslissing op het bezwaar berust op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. 4. Indien het College van Bestuur het bezwaar gegrond acht, heroverweegt het College van Bestuur het bestreden besluit en voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het College van Bestuur het bestreden besluit 55
en neemt voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. 5. Indien de beslissing van het College van Bestuur afwijkt van het advies van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de beslissing. 6. ELF ontvangt van het College van Bestuur een kopie van de beslissing op bezwaar inclusief het advies van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie. Artikel 10
Onverwijlde spoed
1. Op verzoek van de belanghebbende kan de voorzitter van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie in geval van onverwijlde spoed bepalen dat de Geschillen- en Klachtenadviescommissie zo spoedig mogelijk advies uitbrengt aan het College van Bestuur. De voorzitter van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie bepaalt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek of sprake is van onverwijlde spoed en bericht de belanghebbende hierover. 2. In geval de voorzitter van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie heeft geoordeeld dat sprake is van onverwijlde spoed, hoort hij de belanghebbende en stelt hij een spoedeisend advies op. Het College van Bestuur neemt met in achtneming van dit advies een beslissing op het bezwaar binnen vier weken na ontvangst van het bezwaar door ELF. 3. ELF ontvangt van het College van Bestuur een kopie van de beslissing op bezwaar inclusief het advies van de Geschillen- en Klachtenadviescommissie. Artikel 11
Onvoorziene gevallen
1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het College van Bestuur. Artikel 12
Instellen beroep
1. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) in Den Haag overeenkomstig art. 7.66 WHW en in Hoofdstuk 13 beschreven.
56
12
Behandeling Beroep door College van Beroep voor de Examens
WHW: Art. 7.60, 7.61 7.66 WHW Artikel 1
Behandeling Beroep door College van Beroep voor de Examens (COBEX)
1. Degene die het oneens is met een beslissing op bezwaar van de Examencommissie als bedoeld in art. 7.61 WHW kan daar tegen beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 2. Met een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt gelijk gesteld een weigering van de Examencommissie om te beslissen. Indien een beslissing niet binnen de daarvoor bij of krachtens de wet gestelde termijn is genomen, wordt het nemen van de beslissing geacht te zijn geweigerd. Artikel 2
Instellen van beroep
1. Het met redenen omkleed beroepschrift wordt ingediend bij Eén Loket Faciliteit (ELF) binnen zes weken nadat de beslissing op bezwaar van de Examencommissie aan de belanghebbende is medegedeeld. Bij overschrijding van deze termijn ten gevolge van omstandigheden die de belanghebbende niet kunnen worden verweten, kan het COBEX de niet-ontvankelijkheidverklaring op die grond achterwege laten. 2. Het beroepschrift is ondertekend en bevat: a. de naam en adres van de indiener en – als de indiener is ingeschreven – de naam van de opleiding waaraan men verbonden is; b. de mededeling welke examencommissie de beslissing op bezwaar heeft genomen, c. een kopie van de beslissing op bezwaar van de examencommissie, of indien het beroep is gericht tegen de weigering om een beslissing te nemen, een omschrijving van de beslissing die naar het oordeel van de indiener had moeten worden genomen; d. de gronden waarop het beroep rust; e. ingeval de indiener van het beroep namens een ander handelt; een schriftelijke volmacht; f. de dagtekening. 3. Het beroepschrift dient door Nederlandse studenten en studenten die de Nederlandse taal beheersen in de Nederlandse taal te worden opgesteld. In alle andere gevallen is het studenten toegestaan de Engelse taal te hanteren. 4. ELF bevestigt de ontvangst van het beroepschrift digitaal en zendt deze zo spoedig mogelijk door naar het COBEX. 5. De voorzitter van het COBEX stelt degene die in beroep is gegaan ervan in kennis als gegevens in het beroepschrift ontbreken en nodigt hem of haar uit deze binnen een door de voorzitter te stellen termijn alsnog te verstrekken. In geval de indiener van het beroep niet binnen die termijn de gegevens verstrekt, kan het beroep op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard. 57
Artikel 3
Minnelijke schikking
1. Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het COBEX het beroepschrift aan de betrokken examencommissie met de uitnodiging om in overleg met de betrokkene(n) na te gaan of een minnelijke schikking als bedoeld in art. 7.61 lid 3 WHW mogelijk is. 2. Nadere regels omtrent de procedure van een minnelijke schikking en de gevallen waarin deze procedure achterwege kan worden gelaten zijn overeenkomstig art. 7.62 lid 1 sub e neergelegd in het Reglement van Orde van het COBEX. 3. De in het eerste lid bedoelde examencommissie deelt binnen drie weken aan het COBEX mee, onder overlegging van daarop betrekking hebbende stukken, tot welke uitkomst het beraad als bedoeld in lid 1 heeft geleid. 4. Is minnelijke schikking mogelijk gebleken, dan bevestigt de COBEX dit aan de indiener van het beroepschrift en de betrokken examencommissie, waarop het beroep als afgehandeld wordt beschouwd. Is minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroep door het COBEX in behandeling genomen. 5. ELF ontvangt van het COBEX een kopie van de bevestiging van de minnelijke schikking. 6. Is een minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroepschrift door het COBEX in behandeling genomen. Artikel 4
Verweerschrift
1. In geval een minnelijke schikking niet mogelijk is gebleken, wordt bij de stukken binnen de in art. 9.4 lid 3 genoemde termijn, een verweerschrift van de betreffende examencommissie gevoegd. 2. Indien de voorzitter van het COBEX, in afwijking van het bepaalde in artikel 9.4 eerste lid, besluit een minnelijke schikking achterwege te laten, bepaalt hij of zij de termijn waarbinnen het verweerschrift kan worden ingediend. 3. Van het verweerschrift wordt onverwijld een afschrift gezonden aan de indiener van het beroep. Artikel 5
Vereenvoudigde behandeling en verzet
1. De voorzitter van het COBEX kan het beroep het onderzoek afdoen en direct uitspraak doen, indien voortzetting van het beroep niet nodig is omdat: a. het COBEX kennelijk onbevoegd is; b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is; c. het beroep kennelijk ongegrond is; d. het beroep kennelijk gegrond is. 2. De voorzitter grondt voornoemde uitspraak uitsluitend op de stukken die op het geding betrekking hebben. 3. Tegen de uitspraak, bedoeld in het vorige lid, kan de indiener van het beroep binnen twee weken na de dag waarop die uitspraak is toegezonden, in verzet gaan bij het COBEX. Het verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed en ondertekend geschrift. De indiener kan daarbij vragen in de gelegenheid te 58
worden gesteld over het verzet te worden gehoord. 4. Alvorens uitspraak te doen op verzet stelt het COBEX de indiener van het verzetschrift die daarom heeft verzocht in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij het COBEX van oordeel is dat het verzet gegrond is. Indien de indiener van het verzetschrift daarom niet heeft gevraagd kan het COBEX hem in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord. a. De uitspraak op het verzet strekt tot: b. niet-ontvankelijkverklaring van het verzet; c. ongegrondverklaring van het verzet, of; d. gegrondverklaring van het verzet. 5. Indien het COBEX het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand. 6. Indien het COBEX het verzet gegrond verklaart, vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Artikel 6
Wraking of verschoning
1. Voor de behandeling ter zitting kan elk van de zittende leden van het COBEX door één of meer van de bij het beroep betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het betreffende lid van het COBEX zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid van het COBEX zich verschonen. 2. De andere zittende leden van het COBEX beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking, dan wel verschoning wordt toegestaan. Bij staking van stemmen is het verzoek toegestaan. Artikel 7
Vaststelling plaats en tijdstip behandeling
1. Het COBEX houdt zitting in Leeuwarden of op verzoek van de indiener van het beroepschrift in Emmen. 2. De voorzitter van het COBEX bepaalt op zo kort mogelijke termijn plaats en tijdstip waarop de behandeling van het beroep zal plaatsvinden. Aan partijen wordt daarvan tijdig kennis gegeven. 3. Het COBEX kan uit eigen beweging de door hem nodig geachte inlichtingen inwinnen en de op het geding betrekking hebbende stukken opvragen. 4. Voor de behandeling ter zitting worden alle op het geding betrekking hebbende stukken gedurende ten minste drie dagen bij de secretaris van het COBEX voor belangstellenden ter inzage gelegd. De voorzitter van het COBEX kan bepalen dat stukken van zeer persoonlijke aard slechts ter inzage worden gelegd voor partijen. 5. Partijen kunnen tot uiterlijk vijf dagen voor mondelinge behandeling van het beroep een beargumenteerd verzoek tot uitstel doen aan de voorzitter van het COBEX. De beoordeling van het verzoek is aan de voorzitter van het COBEX.
59
Artikel 8
Bijstand ter zitting
1. Partijen kunnen zich ter zitting door een gemachtigde doen vervangen of zich door een raadsman of -vrouw doen bijstaan. Voorts kunnen zij getuigen en deskundigen ter zitting meebrengen, met dien verstande dat zij de namen van die personen uiterlijk op de vierde dag vóór de zitting schriftelijk opgeven aan het COBEX en aan de wederpartij. 2. Het COBEX kan ambtshalve of op verzoek van partijen getuigen en deskundigen oproepen. Artikel 9
Behandeling ter zitting
1. Het beroep wordt behandeld in een openbare zitting van het COBEX. In bijzondere gevallen kan het COBEX gemotiveerd besluiten, dat de behandeling van het beroep geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in een zitting met gesloten deuren. 2. De behandeling van het beroep, de uitspraak op het beroep en de schriftelijke vastlegging daarvan vindt plaats in de Nederlandse taal. 3. Voordat de behandeling ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter van het COBEX mede, wanneer uitspraak zal worden gedaan. Deze uitspraak wordt gedaan uiterlijk binnen twee weken na de sluiting van de zitting. Deze termijn kan door het COBEX met ten hoogste twee weken worden verlengd. Aan partijen wordt daarvan tijdig kennis gegeven. Artikel 10
Uitspraak en beroep
1. Het COBEX beslist binnen tien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepsschrift is verstreken. 2. De uitspraak van het COBEX strekt tot: a. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep; b. ongegrondverklaring van het beroep; c. gegrondverklaring van het beroep; 3. Indien het COBEX het beroep gegrond acht, vernietigt het de beslissing geheel of gedeeltelijk. Het COBEX is niet bevoegd in de plaats van de geheel of gedeeltelijk vernietigde beslissing een nieuwe beslissing te nemen. Het COBEX kan bepalen dat opnieuw of, indien de beslissing is geweigerd alsnog in de zaak wordt beslist, dan wel dat de toets, het examen, het toelatingsonderzoek, het aanvullend onderzoek of enig onderdeel daarvan opnieuw wordt afgenomen onder door het COBEX te stellen voorwaarden. De examencommissie waarvan de beslissing is vernietigd, voorziet voor zover nodig opnieuw in de zaak met inachtneming van de uitspraak van het COBEX. Het COBEX kan daarvoor een termijn stellen. 4. Het COBEX zendt zijn uitspraak, gedagtekend, met redenen omkleed aan partijen bij aangetekend schrijven. ELF ontvangt van het COBEX een afschrift van de uitspraak. 5. Tegen de uitspraak van het COBEX kan binnen zes weken beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs als omschreven in Hoofdstuk 13 van dit Studentenstatuut.
60
Artikel 11
Voorlopige voorziening
1. In zaken waarin het belang van de indiener van het beroep een onverwijlde voorziening bij voorraad vordert, kan deze in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak, aan de voorzitter van het COBEX een voorlopige voorziening vragen bij een met redenen omkleed verzoekschrift, onverminderd het bepaalde in art. 7.66, tweede lid, en art. 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Een afschrift van het ingediende beroepschrift wordt bij het verzoek om een voorlopige voorziening overgelegd. 2. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan ook worden opgenomen in het beroepschrift. Artikel 12
Behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening
1. De voorzitter bepaalt, met inachtneming van de algemene regels die aan een behoorlijke procedure tot het treffen van een voorlopige voorziening moeten worden gesteld, op welke wijze de voorbereiding van de behandeling en de behandeling plaatsvinden. 2. De voorzitter van het COBEX beslist op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, na het desbetreffende orgaan dan wel de desbetreffende examinator te hebben gehoord. 3. Na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid bepaalt de voorzitter van het COBEX zo spoedig mogelijk de plaats en het tijdstip waarop de openbare behandeling van het beroep zal plaatsvinden. Aan partijen wordt daarvan tijdig schriftelijk mededeling gedaan. 4. De voorzitter doet zo snel mogelijk uitspraak. De uitspraak strekt tot: a. niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek; b. afwijzing van het verzoek; c. gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek; 5. ELF ontvangt een kopie van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Artikel 13
Geldigheidsduur van de voorlopige voorziening
1. De voorlopige voorziening vervalt zodra door het COBEX ten aanzien van het beroep is beslist, voor zover daarvoor in de uitspraak van het COBEX ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening geen ander tijdstip is aangegeven. 2. Wordt het beroep ingetrokken voordat het COBEX daarin heeft beslist, dan komt de voorlopige voorziening te vervallen.
61
13
Beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs
WHW:
7.64, 7.66
Artikel 1
Het instellen van beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs
1. Stenden is aangesloten bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) te ’s-Gravenhage. 2. Het CBHO oordeelt over het beroep dat een betrokkene heeft ingesteld tegen een beslissing van een orgaan van de hogeschool die jegens hem op grond van de WHW en de daarop gebaseerde regelingen is genomen. Tegen uitspraken van het CBHO staat geen hoger beroep open. 3. Op dit artikel is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1, eerste en tweede lid, en 8.13. 4. De organen van de Instelling verstrekken aan het CBHO de gegevens die dit college voor de uitvoering van zijn zaak nodig oordeelt. 5. De procesregels ter zake het instellen van beroep bij het CBHO kunnen geraadpleegd worden op www.cbho.nl.
62
14
Slotbepalingen
Artikel 1 Onvoorziene omstandigheden 1. In gevallen waarin dit Studentenstatuut niet voorziet, beslist het College van Bestuur. Artikel 2
Citeertitel en inwerkingtreding
1. Dit Studentenstatuut wordt, met instemming van de centrale medezeggenschapsraad, conform artikel 10.20, vastgesteld door het College van Bestuur, vervangt het eerder geldende Studentenstatuut en kan worden aangehaald als Studentenstatuut Stenden Hogeschool en treedt in werking op 1 september 2012.
63