Stenden Hogeschool Opleiding: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor Locaties: Leeuwarden, Groningen, Emmen Croho: 34808 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedata: 2, 3 en 4 juni 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2008
2/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 10 11 13
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 34 38 41 45
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
49 50 51 58 60 65
3/65
4/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
5/65
6/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding tot leraar basisonderwijs van Stenden hogeschool heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 2, 3 en 4 juni 2008. Het panel bestond uit: De heer G. Coppens (voorzitter, domeinpanellid); De heer G. van de Watering (domeinpanellid); De heer B. Koekkoek (studentpanellid); De heer W.A.J. van Uden (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
7/65
1.2
Inleiding
Stenden hogeschool bestaat sinds 1 januari 2008. De hogeschool is ontstaan uit een fusie van de Christelijke Hogeschool Nederland (CHN) en de Hogeschool Drenthe. De missie van de nieuwe hogeschool luidt (bron: zelfevaluatierapport Opleiding tot leraar basisonderwijs): unleashing potential in our students, staff and surrounding community. De visie is verwoord in serving to make it a better world. Met deze missie en visie blijft de hogeschool de sterke opwaardering van kennis en kwaliteit en het aanscherpen en behouden van het profiel benadrukken. De hogeschool heeft vervolgens een streefbeeld geformuleerd dat de komende jaren gerealiseerd moet gaan worden. Het concept voor het streefbeeld is samen te vatten in twee woorden: New University. Dit concept gaat gerealiseerd worden door sterke merken neer te zetten (blijkend uit onderzoek, kennis en profiel); het samenbrengen van diensten in New Faculties (docenten, lectoren en deans werken nauw samen); te investeren in de eigen organisatie en in netwerken; interne processen verder te professionaliseren. De fusie is van recente datum en integratie van opleidingen heeft nog niet plaatsgevonden. De opleiding tot leraar basisonderwijs die in dit rapport beoordeeld wordt, is een opleiding die gebaseerd is op de uitgangspunten en het beleid van de CHN, die voor een groot deel in de nieuwe constellatie zullen worden voortgezet. Het hogeschoolbeleid van de CHN was tot einde 2007 had een aantal doelen. Belangrijk was de onderwijsvisie die gebaseerd is op vijf pijlers: 1. leren vindt plaats in een maatschappelijke context; 2. een constructivistische visie op kennis, leren en onderwijs is uitgangspunt; 3. opleidingen richten zich op het creëren van een uitdagende leeromgeving; 4. onderwijs en leren zijn gericht op het ontwikkelen van competenties; 5. de elektronische leeromgeving heeft een plaats in het onderwijsproces. Daarnaast was het ontwikkelen van ondernemerschap een belangrijke doelstelling, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Dit komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld buitenlandse vestigingen van de CHN en de Grand Tour die onderdeel is van studieprogramma’s. Verder streeft de hogeschool naar uitbreiding van het aantal masteropleidingen, versterking van de huisvesting in de Kenniscampus Leeuwarden, verdere ontwikkeling van personeelsbeleid en kwaliteitsbeleid. Aan de CHN studeren in het studiejaar 2007-2008 ongeveer 7.000 studenten en er werken 323 docenten met een aanstellingsomvang van 246 fte. Dit leidt tot een gerealiseerde student-docentratio van 1:21,6. Er stromen jaarlijks ongeveer 2.200 studenten in aan de gezamenlijke opleidingen van de CHN. Het onderwijs aan de CHN werd tot 1 februari 2007 verzorgd in vijf onderwijsinstituten; sinds die datum fungeren de 11 opleidingen van de hogeschool als zelfstandige eenheden. Naast de opleidingen fungeren leerwerkbedrijven en een afdeling die commerciële activiteiten van de hogeschool coördineert. Alle opleidingen en afdelingen worden ondersteund door enkele stafdiensten die rechtstreeks onder het college van bestuur vallen. Ten behoeve van de aanvraag voor accreditatie is de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (OLB) beoordeeld. De opleiding wordt verzorgd op drie lesplaatsen: Emmen, Groningen en Leeuwarden. Op de locaties Leeuwarden en Groningen wordt de opleiding in een voltijdse
8/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
en (sinds september 2007) in een deeltijdse variant aangeboden. Omdat de deeltijdvariant nog maar kort geleden gestart is, kan het panel voor deze variant niet voor alle facetten van het beoordelingskader een oordeel geven. In Balans (2008) heeft de opleiding voor de komende periode een aantal doelen centraal gesteld: 1. een transparant onderwijsprogramma met heldere structuren; 2. een goede organisatie waar een open en kritisch klimaat heerst; 3. een goed functionerende opleiding die gedifferentieerde opleidingstrajecten kan aanbieden; 4. een kwalitatief en economisch gezonde opleiding, herkenbaar binnen de CHN en maatschappelijk betrokken. Het onderwijsprogramma wordt gekenmerkt door een verdeling in bovenstroom, doorstroom en onderstroom. In de bovenstroom staan authentieke beroepsproducten en integratie van vak- en vormingsgebieden centraal. In de onderstroom worden de vak- en vormingsgebieden afzonderlijk aan de orde gesteld. De doorstroomonderdelen van het programma zijn gericht op de individuele ontwikkeling van de studenten. In het vierde jaar van het programma hebben studenten de mogelijkheid om het Diploma Christelijk Basisonderwijs en/of het diploma godsdienst/levensbeschouwing voor het Katholiek onderwijs te behalen. De samenwerking met het werkveld heeft de afgelopen jaren meer inhoud gekregen. Met name het project Opleiden in de school heeft de samenwerking tussen opleiding en werkveld een goede impuls gegeven. Afgestudeerden van de opleiding vinden hoofdzakelijk werk in het basisonderwijs. Een aantal afgestudeerden gaat werken in het speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs. Sinds de visitatie van 2002-2003 heeft de opleiding een aantal verbeteringen doorgevoerd. Een aantal verbeteringen zijn gebaseerd op de algemene aanbevelingen van de visitatiecommissie, zoals het aanscherpen van het opleidingsprofiel, de aanscherping van de competenties, de competentiematrix en de beschrijving van het hbo-niveau. Verbeteringen die de opleiding naar aanleiding van het specifieke deel heeft doorgevoerd, zijn ondermeer: persoonlijke ontwikkelingsplannen voor studenten, invoering van landelijke basiskennistoetsen, kwaliteit van de moduulboeken en readers, verduidelijking van toetsingsen beoordelingssystematiek, borging van de kwaliteit van stageplaatsen (bijvoorbeeld door Opleiden in de school). Een compleet overzicht van verbetermaatregelen is gepubliceerd in Verbeteracties sinds visitatie 2002. Aan de opleiding studeren in het studiejaar 2007-2008 1172 studenten. In dit studiejaar zijn 364 studenten met de opleiding begonnen. Na een stijging van het aantal studenten in de periode 1998 tot 2004, geeft de periode daarna een daling van het aantal studenten te zien. De verdeling van het aantal studenten, nieuwe inschrijvingen en verdeling naar voltijd, deeltijd en locatie in 2007-2008 is gepresenteerd in onderstaande tabel.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
9/65
voltijd deeltijd inschrijvingen totaal inschrijvingen totaal 54 166 155 454 12 12 171 546 16 16
Locatie Emmen Groningen Leeuwarden
Het aantal docenten bedraagt 74 en hun totale aanstellingsomvang is 56,94 fte. Dat leidt tot een fte-studentratio van ongeveer 20,5 gemiddeld over de drie locaties. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in mei 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 2, 3 en 4 juni 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor ten slotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. Uit alle documentatie blijkt dat de opleiding zich plaatst in het domein van de opleiding tot leraar voor het primair onderwijs. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Op de eerste dag van de visitatie heeft een deel van het panel de locaties Emmen en Groningen bezocht en aldaar de faciliteiten bezichtigd. Op de twee dagen erna vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, een vertegenwoordiger van het college van bestuur, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te 10/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Ten slotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in augustus 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is eveneens in augustus 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008 Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
11/65
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als van de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Ook voor de drie locaties zijn de oordelen gelijk, tenzij anders vermeld. Het onderwijsprogramma is op alle locaties hetzelfde.
12/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet OLB CHN/Stenden Voltijd Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Voldoende 2.6 Duur Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Goed 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Totaaloordeel Positief
OLB CHN/Stenden Deeltijd Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
13/65
Doelstellingen opleiding Het panel heeft de drie facetten van dit onderwerp voor beide opleidingsvarianten met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten van het onderwerp Programma zijn voor beide opleidingen hetzelfde beoordeeld. Aan de facetten Eisen hbo, Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in het opleidingsprogramma, Studielast en Afstemming tussen vormgeving en inhoud is het oordeel goed toegekend. De facetten Instroom en Beoordeling en Toetsing zijn met voldoende beoordeeld. Aan het facet Duur is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel De oordelen voor dit onderwerp zijn voor de voltijd- en deeltijdvariant identiek. Aan het facet Kwaliteit personeel is het oordeel voldoende toegekend. Het panel heeft de facetten Eisen hbo en Kwantiteit Personeel als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan beide facetten van dit onderwerp is het oordeel voldoende toegekend. Dit geldt zowel voor de voltijd- als de deeltijdopleiding. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De beide opleidingsvarianten hebben voor de facetten van dit onderwerp dezelfde beoordeling toegekend gekregen. Het facet Evaluatie resultaten is als goed beoordeeld. Aan de facetten Maatregelen tot verbetering en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en werkveld is het oordeel voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Omdat van het deeltijdprogramma ten tijde van de visitatie nog slechts één jaar was uitgevoerd, heeft het panel voor het onderwerp Resultaten geen oordeel kunnen formuleren. Er zijn nog geen afgestudeerden van wie het eindniveau vast te stellen is, en van de rendementen zijn na minder dan één jaar nog geen resultaten bekend. Voor de voltijdopleiding heeft het panel het facet gerealiseerd niveau als goed en het facet onderwijsrendement als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
14/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
15/65
16/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in de periode van 2001 tot 2008 gewerkt aan vernieuwing van het curriculum en de uitgangspunten daarvan. Er zijn twee voortgangsrapportages gemaakt: Tussenbalans (2001) en Tussen tussenbalans en balans (2004) In Balans (2008) is het resultaat van deze vernieuwingen beschreven. Dit document beschrijft de positie van de opleiding in het vernieuwingsproces tot het studiejaar 2007-2008. In het tweede hoofdstuk van Balans worden de doelstellingen van de opleidingen beschreven. • De opleiding hanteert de landelijk vastgestelde competenties die zijn opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). Deze competenties zijn: interpersoonlijk competent, pedagogisch competent, vakinhoudelijk en didactisch competent, organisatorisch competent, competent in samenwerken met collega’s, competent in samenwerken met de omgeving, en competent in reflectie en ontwikkeling. Deze competenties zijn voor alle studenten onder andere beschikbaar doordat ze zijn opgenomen in de Studiegids 2007-2008 (zie ook bijlage 5 van deze rapportage). In de gesprekken met studenten is het panel gebleken dat zij de competenties daadwerkelijk gebruiken. • Elk van deze competenties is uitgewerkt in vier tot elf bekwaamheidseisen. Een overzicht daarvan is opgenomen in Balans. Een bekwaamheidseis bij vakinhoudelijk en didactisch competent is bijvoorbeeld: hij heeft praktische kennis van veel voorkomende leerstoornissen en onderwijsbelemmeringen. Competent zijn in reflectie en ontwikkeling moet blijken uit de bekwaamheidseis dat de student gebruik maakt van informatie van kinderen en collega’s en ook collegiale hulp in de vorm van intervisie en supervisie. • Bij de vaststelling van de SBL-competenties is het beroepenveld betrokken. De wijze waarop deze competenties tot stand zijn gekomen is beschreven in Bekwaamheidseisen Leraren (2004). • Naast de landelijke competenties baseert de opleiding zich op eisen die de Besturenraad stelt aan opleidingen die het diploma Christelijk Basisonderwijs willen afgeven aan studenten. Deze eisen komen kort gezegd neer op de bekwaamheid van leraren om leerlingen een perspectief op mens en wereld te bieden die voortkomt uit een levensbeschouwing met de Bijbel als inspiratiebron. Op vergelijkbare wijze biedt de opleiding studenten ook de mogelijkheid het diploma godsdienstonderwijs/levensbeschouwing voor het Katholieke onderwijs te verwerven. • De locatie Leeuwarden, die studenten opleidt die in Friesland les moeten kunnen geven, eist van studenten Eigen Feardigens Frysk op A- en B-niveau. Ook kunnen studenten de onderwijsbevoegdheid voor Frysk behalen. © NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
17/65
•
Studenten die de daarvoor bestemde minoren volgen en een daarop volgende stageperiode kunnen bovendien gediplomeerd worden voor het verzorgen van Jenaplanof Daltononderwijs.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gebruikt voor het beschrijven van het niveau van de kwalificaties de Dublindescriptoren. De belangrijkste bron voor deze niveaubeschrijving is Domeincompetenties en hbo-bachelorniveau (2006) die is opgesteld door de Stuurgroep Beleidsagenda Lerarenopleiding van de HBO-raad. De matrix die in dit document is opgenomen vormt de basis voor de operationalisering die de opleiding zelf heeft gemaakt ten behoeve van haar onderwijsprogramma. • De opleiding werkt met vier niveaus voor elke Dublin-descriptor. Deze niveaus komen elk overeen met (het einde van) een opleidingsjaar. De niveaus worden als volgt benoemd: o Niveau 1, jaar 1: opleidingsbekwaam o Niveau 2, jaar 2: beroepsbekwaam o Niveau 3, jaar 3: werkplekbekwaam o Niveau 4, jaar 4: startbekwaam. Het panel is van oordeel dat deze niveaus inzichtelijk maken hoe de student zich volgens de opleiding dient te ontwikkelen en hoe men wil meten of de student aan het niveau voldoet. De Dublin-descriptor Toepassen van kennis en inzicht (bijvoorbeeld) is als volgt uitgewerkt:
•
Niveau 1
Handelt volgens de regels en benadert problemen via opdrachten en volgens bijbehorende aanwijzingen.
Niveau 2
Verricht handelingen volgens eigen keuze binnen een begrepen en gekende methodiek. Kan toelichten waarom een bepaalde handelwijze is gekozen.
Niveau 3
Kiest select een methode uit een breed scala van werkwijzen en beargumenteert de inzet van de specifieke werkwijze.
Niveau 4
Is in staat een brede variëteit aan werkwijzen te hanteren al naar gelang de problematiek en kan waar nodig bijdragen aan de uitbouw van professionele werkwijzen ten gunste van het vakgebied.
De formulering voor niveau 4 heeft de opleiding gemaakt voor eigen gebruik. Om de relatie met de officiële Dublin-descriptor te handhaven, is deze in het overzicht van de opleiding toegevoegd. In Balans (2008) heeft de opleiding de matrix van de hele opleiding opgenomen waaruit blijkt welke Dublin-descriptor gekoppeld is aan welke SBL-competentie en de
18/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
bijbehorende bekwaamheidseis. Een klein stukje van de matrix is hieronder ter illustratie opgenomen. De getallen in de bovenste rij staan voor de moduleperiodes. In de twee rijen eronder zijn de vier rollen opgenomen (die jaarlijks veranderen) en het reflectieniveau. Vervolgens zijn de vier algemene niveaus benoemd die de opleiding onderscheidt: opleidingsbekwaam, beroepsbekwaam, werkplekbekwaam en startbekwaam. In de tweede tot en met de vierde kolom is de relatie tussen de bekwaamheidseisen, de SBL-competenties en de Dublin-descriptoren gelegd.
•
•
De opleiding heeft het vierde niveau opgenomen in de Handleiding SDA -fase jaar 4(2007-2008). Daarmee is het voor studenten inzichtelijk aan welke eisen ze aan het einde van hun opleiding dienen te voldoen. Het panel is van oordeel dat de opleiding met de huidige uitwerking goed voldoet aan de beschrijving van het niveau van de bachelor. De verdere concretisering van het niveau in gedragsniveaus en gedragskenmerken die de opleiding voorstaat, is in de ogen van het panel een goede manier om de niveaus toetsbaar te maken.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De competenties die studenten dienen te verwerven om zich leerkracht basisonderwijs te mogen noemen, zijn landelijk tot stand gekomen. De Stichting Beroepskwaliteit Leraren die de competenties heeft geformuleerd, heeft dat gedaan in samenwerking met het beroepenveld en enkele wetenschappelijke instellingen.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
19/65
•
•
•
•
De competenties, en de operationalisering die de opleiding daaraan gegeven heeft, weerspiegelen het niveau dat de afgestudeerde dient te bezitten om als leerkracht in het basisonderwijs aan de slag te gaan. Op regionaal niveau heeft de opleiding overleg met het werkveld onder andere over de manier waarop de Protestants-Christelijke signatuur van de opleiding tot haar recht kan komen. Tevens is er overleg over het behalen van een Jenaplan- en Daltoncertificaat. De kennis en vaardigheden die studenten voor dit type onderwijs dienen te bezitten, blijven daardoor actueel. In het derde studiejaar kiest de student voor een specialisatie voor het jongere (4 tot 8 jarige) of het oudere (8 tot 12-jarige) kind. Deze keuze past bij de gebruikelijke tweedeling en is gebaseerd op een advies van de Stuurgroep Beleidsagenda Lerarenopleiding HBO-raad Kwaliteit vergt keuzes (2006) en op Koersen op meesterschap (2004) van de expertgroep Kwaliteit Lerarenopleiding Primair Onderwijs. De kwalificaties voor het diploma Christelijk basisonderwijs en godsdienst en levensbeschouwing voor het Katholiek onderwijs worden door daartoe bestemde instanties periodiek gecontroleerd.
Onderwerp 2
Programma
Inleiding De Opleiding tot Leraar Basisopleiding (OLB) heeft een voltijdse en een deeltijdvariant. De beide varianten zijn gebaseerd op dezelfde SBL-competenties. De uitwerking van deze competenties in een onderwijsprogramma heeft tot enkele verschillen geleid. De overeenkomsten zijn: o De studieduur van vier jaar; o De inhoud van het programma: dezelfde modulen; o De indeling in bovenstroom, doorstroom en onderstroom; o De studiepuntenstructuur; o De toetssystematiek; o De studielast: gepland op 40 studiebelastingsuren per week. De verschillen tussen beide varianten betreffen: o De stage, die bij de deeltijd 2 dagdelen per week, met minimaal één ochtend bedraagt; o De lestijden zijn bij de deeltijd geclusterd op twee lesavonden van 17.30 uur tot 21.30 uur; o Het aantal contacturen is bij de deeltijd 10 per week, tegenover ongeveer 15 contacturen in de voltijd.
20/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Facet 2.1
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studenten op alle locaties volgen hetzelfde opleidingsprogramma. Mocht een student willen overstappen van Emmen naar Groningen, dan kan dat probleemloos. Indien een student wil overstappen naar Leeuwarden, dan kan Fries een belemmering zijn: studenten in Leeuwarden hebben een verplichte cursus Fries in het programma, omdat de kinderen met wie ze te maken krijgen vaak Friestalig zijn. • In de moduleboeken die studenten voor iedere periode gebruiken, is per vakgebied dat in de periode aan de orde komt een overzicht van te gebruiken literatuur opgenomen. Het panel stelt vast dat de literatuur van hbo-niveau is en studenten voldoende mogelijkheden biedt zich de vereiste en actuele kennis eigen te maken. Het is niet vanzelfsprekend dat studenten met alle vermelde literatuur in aanraking komen, omdat uit de moduleboeken moeilijk is op te maken welke boeken en welke delen daarvan verplicht zijn. • In de literatuuroverzichten in de moduleboeken staan ook artikelen vermeld. Het meest gebruikte tijdschrift daarvoor is Praxis. Een enkele keer worden Moer en Volgens Bartjens gebruikt. In het kader van bewegingsonderwijs wordt een enkele keer verwezen naar Lichamelijke Opvoeding. Verder wordt in de literatuuroverzichten een enkele keer verwezen naar websites van bijvoorbeeld de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). • Door de verwevenheid van stage en theorieonderwijs en Probleemgestuurd Leren (PGL) staan theorie en praktijk dicht bij elkaar. Veel opdrachten die studenten maken of problemen die ze dienen op te lossen, komen rechtstreeks voort uit de praktijk van ervaren docenten of uit de eigen praktijkervaringen van studenten. Dit komt met name aan de orde tijdens de bijeenkomsten voor Persoonlijke en Professionele Begeleiding (PPB). • Studenten komen vanaf het begin van de opleiding in contact met de beroepspraktijk. Deze stage heeft in Emmen de vorm van een lintstage, en in Groningen en Leeuwarden de vorm van een blokstage. De OLB heeft besloten op alle locaties naar een lintstage over te gaan (wat intern gedualiseerd opleiden wordt genoemd) omdat in deze stagevorm de interactie met de beroepspraktijk beter slaagt. Door de lintvorm komen studenten elke week op de basisschool, waardoor ze beter in staat zijn om een band op te bouwen met de leerlingen in de klas en de leerkracht. Bovendien kunnen studenten het op de pabo geleerde eerder in praktijk brengen: de authentieke beroepssituatie. Daarnaast zet de opleiding regelmatig gastdocenten in uit de beroepspraktijk. © NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
21/65
•
•
•
•
Tot de beroepsvaardigheden rekent de opleiding pedagogische, didactische en sociaalcommunicatieve vaardigheden, en een professionele attitude. Het panel stelt aan de hand van de moduleboeken vast dat deze vaardigheden voldoende aan bod komen in het curriculum. Van een aantal vaardigheden heeft het panel ook resultaten gezien in de vorm van presentaties (tijdens de rondleidingen) en PGL-vergaderingen. Uit de stageboeken (die opdrachten en aanwijzingen voor de stage bevatten) blijkt dat studenten op pedagogische en didactische kwaliteiten beoordeeld worden in relatie tot vak-/vormingsgebieden als godsdienst, taal, rekenen, wereldoriëntatie, CMV, bewegingsonderwijs, enzovoorts. In het laatste jaar van hun opleiding voeren studenten een onderzoek uit; een opdracht van tien weken die ze in groepjes van maximaal 3 studenten uitvoeren. Door het doen van onderzoek worden studenten geattendeerd op actuele ontwikkelingen in het werkveld en moeten ze verbindingen leggen tussen die ontwikkelingen en theorieën uit een of meer van de vak- en vormingsgebieden. Een voorbeeld daarvan is het onderzoek en de advisering over het gebruik van het kringgesprek bij een schoolvereniging. Een ander onderzoek had betrekking op specifieke aspecten van het Daltononderwijs. Samen met het lectoraat heeft een groepje studenten onderzoek gedaan naar gesprekken tussen leerkrachten en ouders. Het doen van onderzoek maakt nog niet zo lang deel uit van het programma. Het panel vindt dit onderdeel een verrijking in het programma, omdat het studenten leert kritisch en systematisch naar de beroepspraktijk te kijken. Daarnaast komen studenten in aanraking met actuele ontwikkelingen in het veld, doordat docenten artikelen uit tijdschriften en onderzoekspublicaties gebruiken in hun onderwijs. Het project Opleiden in de school (Oids) versterkt de interactie tussen de min of meer theoretische benadering van de OLB met de praktijk in de basisschool. Het project is nog in ontwikkeling en de opleiding werkt aan een versterking van de wijze waarop studenten beroepsvaardigheden in de praktijk kunnen verwerven. In algemene zin spreekt het panel zijn waardering uit voor de versterkte samenwerking tussen de OLB en het werkveld bij Oids. Studenten profiteren van deze samenwerking, doordat ze nu intensiever kunnen kennismaken met de beroepspraktijk.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het jaarprogramma is verdeeld in vier blokken van tien weken: modulen genaamd. Iedere moduul is opgebouwd uit drie elementen: bovenstroom, onderstroom en doorstroom. In Balans, Positiedocument opleiding tot leraarbasisonderwijs Stenden hogeschool (2008) 22/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
is beschreven wat deze stromen inhouden. De bovenstroom heeft tot doel kennis en vaardigheden uit de periode te integreren aan de hand van praktijkproblemen en de stage. De doorstroom is gericht op het integreren van kennis en vaardigheden gerelateerd aan de eigen ontwikkeling van de SBL-competenties. In de onderstroom staat de verwerving van vakkennis en vakdidactiek centraal. Balans bevat een goede verantwoording van en toelichting op de keuzes die de opleiding heeft gemaakt. In het vierde jaar wijkt het programma in de eerste twee blokken iets af van dit stramien vanwege de minoren die in deze programmafase aan de orde komen. In de laatste twee blokken zijn pabo-studenten leraar in opleiding: LIO. Het curriculum van de opleiding bevat voldoende elementen om de eindkwalificaties te realiseren. De stagedelen uit de bovenstroom van het programma bieden studenten de mogelijkheid om zich te bekwamen in alle competenties die de beginnende leerkracht verworven moet hebben. In de eerste drie jaar van de opleiding loopt de student in iedere moduleperiode 78 klokuren (3 EC) stage; in totaal 936 klokuren (36 EC). In het vierde jaar volgt de LIO-stage met een omvang van 840 klokuren (30 EC).Tijdens de stageperiodes oefent de student alle zeven SBL-competenties op verschillende niveaus en in diverse combinaties. Reflectie en ontwikkeling vormen daarbij belangrijke componenten. In de stageboeken is beschreven aan welke eisen de student moet voldoen. De onderstroom bevat de kennis en didactiek van de vak- en vormingsgebieden. In dit onderdeel komen aan de orde: spelling, gecijferdheid, schrijven, taal en communicatie, rekenen & wiskunde, muziek, godsdienstige vorming, ict, drama, beweging, wereldoriëntatie, beeldende vorming, CMV, natuurkunde, geschiedenis en aardrijkskunde, en ten slotte Algemene Pedagogische en Onderwijskundige Vorming (Apov). De studenten dienen deze vak- en vormingsgebieden te beheersen op het niveau van de kerndoelen voor het primair onderwijs. Het panel is van oordeel dat met deze vakgebieden de breedte van het domein wordt gedekt. In de eerste twee moduulperiodes van het vierde jaar hebben de studenten keuze uit een aantal minoren waarmee ze zich kunnen specialiseren. Het minoraanbod bestaat uit meertaligheid (in het buitenland te volgen), community development (eveneens in het buitenland te volgen), special educational needs, onderwijsmanagement, identiteitsontwikkeling en schoolconcepten (keuze uit jenaplan, dalton, ervaringsgericht onderwijs, adaptief en dergelijke). Ook kunnen studenten ervoor kiezen zich te verdiepen in een vakgebied om later als vakspecialist te kunnen functioneren. De meeste vak- en vormingsgebieden hebben mogelijkheden tot vakspecialisatie. In de moduulboeken van iedere periode wordt aangegeven aan welke competenties de student gedurende de periode werkt en aan welk niveau van beheersing hij moet voldoen. Een volledig overzicht hiervan is weergegeven in een zogeheten competentiematrix. Van alle vak- en vormingsgebieden wordt in het moduulboek vermeld welke leerdoelen gerealiseerd moeten worden. In onderstaand fragment is een voorbeeld van de uitwerking van een competentie in leerdoelen van een moduulonderdeel gegeven. Het fragment is overgenomen uit het moduulboek Bewogen en Bevlogen (periode 2.2, bladzijde 31). Alle moduulboeken hebben een vergelijkbare opbouw.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
23/65
•
•
•
Naast de doelstellingen voor de vak- en vormingsgebieden zijn er centrale doelstellingen voor de periode geformuleerd. In het moduulboek voor periode 3.4, De wereld te rijk, staan bijvoorbeeld de onderstaande doelstellingen geformuleerd:
Ook deze algemene doelstellingen sluiten aan bij een of meer van de SBL-competenties zoals competent zijn in samenwerken met de omgeving, organisatorisch competent en didactisch competent. Impliciet, althans naar het oordeel van het panel, werkt de opleiding ook aan beroepsrollen. Volgens het zelfevaluatierapport werkt de student achtereenvolgens aan de rol van leraar als: o pedagoog in jaar 1 o didacticus in jaar 2 o teamlid in jaar 3 o onderzoeker en beroepsbeoefenaar in jaar 4 Niet in de moduulboeken vindt het panel echter een referentie aan deze rollen. Wel is uit de thematiek van de periodes af te leiden dat de genoemde rollen centraal staan gedurende de genoemde jaren. Ondanks deze onduidelijkheid beoordeelt het panel het facet met goed. Uit de gesprekken met de studenten uit alle opleidingsjaren is gebleken dat de doelstellingen van het programma duidelijk zijn.
24/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In verschillende documenten zet de opleiding uiteen hoe het programma is opgebouwd en waarom dat zo is. In de Studiegids 2007-2008 wordt bijvoorbeeld aan studenten uitgelegd hoe de leerstof geordend is. In § 2A.3.1. wordt de keuze voor de ordening toegelicht: o Thematisch-cursorisch onderwijs (vakspecifiek en vakoverstijgend) o Probleemgestuurd onderwijs en probleemgestuurd leren o Concentrische opbouw van de leerstof o Een jaarindeling in vier onderwijsblokken van 10 weken. In § 3.2 van Balans worden deze uitgangspunten op iets andere wijze verwoord, maar dan met name bestemd voor medewerkers van de OLB. • De indeling in drie stromen (zie facet 2.2) brengt horizontale samenhang aan. Alle onderdelen uit een moduulperiode dragen bij aan de algemene doelstellingen van de periode. Deze samenhang is inzichtelijk voor studenten en docenten doordat ze in het moduulboek uiteengezet wordt. Een belangrijk element van het ‘driestromenbeleid’ is dat de stage een integraal onderdeel van iedere module is, waardoor praktijk en theorie op elkaar worden afgestemd. In het gesprek met het panel is gebleken dat studenten deze samenhang waarderen. • Daarnaast wordt in ieder moduulboek uiteengezet welke relatie specifieke vakonderdelen hebben met de SBL-competenties die een student dient te verwerven. De moduulboeken hebben een vaste indeling. Na een inleiding, een weergave van de SBL-competenties en de moduledoelstellingen, volgt de moduulopdracht waarmee de student wordt uitgedaagd kenmerkende gebeurtenissen die samenhangen met het moduulthema te presenteren. Daarna volgt een aantal PGL- en projecttaken, al naargelang de opleidingsfase waartoe de module behoort. Vervolgens worden per vak- of vormingsgebied de doelen, de studietaken, de relatie met de SBL-competenties, een collegeoverzicht, de lesstof en dergelijke vermeld. Een moduulboek bevat ook een toetsingsoverzicht en een toetsplanning – waarin ook de cesuur voor iedere toets is aangegeven. Aan het einde van een moduulboek staan aanwijzingen voor de manier waarop studenten de processen en resultaten betreffende de module evalueren. Het panel vindt dat de moduulboeken een heldere en toegankelijke structuur hebben, waarmee gebruikers zich een helder beeld kunnen vormen van wat hen in een onderwijsblok te wachten staat. • De vak- en vormingsgebieden komen diverse keren in het programma voor. De context verandert echter en de complexiteit neemt toe. Met name in de eerste twee jaar van de opleiding, die kernfase wordt genoemd, leren studenten de eigen kennis en vaardigheden te verbeteren en op het vereiste niveau te brengen. In de twee laatste jaren, de specialisatie-, differentiatie- en afstudeerfase (SDA), staan in het teken van verdere verdieping of specialisatie op specifieke gebieden. De student specialiseert zich in het jongere of oudere kind. De differentiatie komt tot uitdrukking in de minoren die een student kiest: een schoolconcept, management, vakspecialisatie, special educational © NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
25/65
•
•
needs, meertaligheid of community development. In de afstudeerfase, die bestaat uit een LIO-stage, laat de student zien dat hij zelfstandig kan functioneren als een beginnend beroepsbeoefenaar. Het panel vindt dit een curriculumstructuur die past bij de doelstellingen van de opleiding. De diverse vormen van samenhang zijn verantwoord in het positiedocument Balans. Daarin worden de keuzes van de opleiding verantwoord in het licht van de doelstellingen van de hogeschool. Bovendien wordt het ontwikkelproces van een moduul uiteengezet. In de competentiematrix is inzichtelijk gemaakt aan welke competenties op welk niveau de student werkt in welke fase van de opleiding. Deze competentiematrix is leidend bij het ontwikkelen van onderwijs Uit diverse onderzoeken – eigen studenttevredenheidsonderzoek (2007), Keuzegids Hoger onderwijs en Elsevier – blijkt dat studenten de samenhang in het programma waarderen met een oordeel tussen de 6,1 en de 6,7. De variatie wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het jaar waarin onderzoeken zijn gehouden en de vraagstelling. In de gesprekken met het panel lieten de studenten blijken tevreden te zijn over de diverse vormen van samenhang in het programma. Docenten waarderen de samenhang in het programma met een 6,9 in het medewerkerstevredenheidsonderzoek van 2008.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In iedere moduulperiode worden voor de twee lesdagen ongeveer 10 begeleide contacturen ingeroosterd. Er zijn verschillende typen contacturen: hoorcollege, werkcollege, begeleidingsuren, PGL-uren. Daarnaast zijn er in iedere periode 84 klokuren voor stage ingezet verdeeld over 10 weken. Ter voorbereiding op de stage worden zogeheten onbegeleide contacturen ingeroosterd: 8 uur per week. Het gemiddeld aantal geplande contacturen (waaronder ook de stage) varieert nauwelijks gedurende de opleiding: o eerste jaar: 25 o tweede jaar: 24 o derde jaar: 24 o vierde jaar: eerste semester: 17 tweede semester: 35 (LIO-stage) Volgens de voltijdstudenten komen de geplande contacturen redelijk overeen met de uitgevoerde contacturen. Ze schatten in dat ze ongeveer 40 klokuren per week aan hun studie besteden. Deeltijdstudenten zeggen dat ze 40 tot 45 uur per week aan de opleiding besteden.
26/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
Studenten geven in de gesprekken met het panel aan dat ze tevreden zijn over de begeleiding die docenten geven: docenten reageren naar hun oordeel in het algemeen snel op vragen. Ook zijn docenten goed te benaderen omdat hun werkkamers zich in de nabijheid van de leslokalen en studielandschappen bevinden (studenten van de locatie Leeuwarden zijn echter niet tevreden over de bereikbaarheid van docenten, zie facet 4.2). De sfeer is op alle locaties is tamelijk informeel, wat bijdraagt aan een goede communicatie tussen studenten en docenten. Een moduulboek bevat altijd een toetsrooster waarin de data van de toetsen vermeld staan. Als het om mondelinge toetsen gaat is aangegeven in welke periode deze worden gepland. Voor schriftelijke toetsen wordt een dag genoemd. Voor het inleveren van opdrachten worden dag en tijd genoemd. Tevens zijn in het moduulboek de herkansingsdata vermeld. Voor iedere toets zijn twee herkansingen gepland. Studenten beschikken derhalve tijdig over de benodigde informatie over toetsing. Het studieprogramma bevat enkele drempels. De belangrijkste daarvan is het studieadvies dat in de propedeutische fase wordt uitgebracht. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) die is opgenomen in de Studiegids 2007-2008 is opgenomen hoe het advies tot stand komt. De norm is dat een student minimaal 40 EC moet hebben behaald van het propedeuseprogramma om een positief of voorwaardelijk positief advies over de studievoortgang te ontvangen. Binnen deze 40 EC dient de student de stageperiodes in de onder- en bovenbouw met een voldoende te hebben afgesloten. Ten slotte dient de student ook de basiskennistoetsen voor rekenen, taal en wereldoriëntatie te hebben behaald; voor een aantal studenten zijn deze onderdelen struikelblokken in het eerste jaar. Studenten die meer dan 40 EC hebben behaald, maar niet hebben voldaan aan de basiskennistoetsen, ontvangen ook een negatief bindend studieadvies. Ook studenten die meer dan 40 EC hebben behaald, maar minder dan 60 en aan de basiskennistoetsen hebben voldaan, ontvangen een negatief bindend advies indien ze in het tweede jaar van inschrijving niet aan de propedeuse-eisen voldoen. De exacte regeling is opgenomen in de OER. Het percentage studenten dat een negatief studieadvies heeft ontvangen is tussen 2003 en 2007 toegenomen van 3,5% naar 13,7%. De opleiding verklaart dit door de strengere eisen en verandering van de instroom (meer mbo’ers). Studenten die in de eerste twee jaar van hun studie aan bepaalde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor een versneld studietraject waarmee ze de laatste twee geprogrammeerde jaren in 1,5 jaar kunnen afronden. Deze studenten dienen alle studiepunten voor de kernfase in twee jaar behaald te hebben en bovendien voldoende tot goed te scoren op de stage. Een student die versneld wil gaan studeren, dient hiervoor zelf een aanvraag in bij de opleidingsexamencommissie. De procedure is opgenomen in de OER. Voor toelating tot de LIO-stage dient de student ten minste 180 EC te hebben behaald. In uitzonderingsgevallen mag de student met 166 EC-punten starten onder de voorwaarde dat de ontbrekende 14 EC-punten binnen 4 weken worden behaald. Studenten die een verkort traject (zie facet 2.5) volgen, dienen te voldoen aan de volgende eisen: propedeuse diploma behaald; alle eerdere stages voldoende; spelling- en rekentoets voldoende; 70 EC-punten exclusief de algemene vrijstelling voor studenten Pabo-verkort.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
27/65
•
•
Uit diverse tevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten de studeerbaarheid van het programma met ongeveer een 7,0 waarderen. Ook melden studenten in panels dat de stageweken een grotere studielast hebben dan de lesweken (in Emmen waar een lintstage gehanteerd wordt, is dit niet zo). In dit type onderzoeken ligt de gemelde studielast tussen de 35 en 40 klokuren per week. Het panel is van oordeel dat de opleiding goed zicht heeft op factoren die de studielast beïnvloeden en daarop ook in toenemende mate stuurt. Dit facet wordt daarom met goed beoordeeld.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het standaardprogramma van vier leerjaren en 240 EC (waartoe alle studenten toelaatbaar zijn) heeft enkele variaties waarbij rekening wordt gehouden met specifieke kenmerken van groepen studenten. Er is een driejarig mbo-hbo-traject voor studenten met een afgeronde opleiding Onderwijsassistent op niveau 4. Studenten dienen niet alleen over een diploma te beschikken, maar er wordt ook advies ingewonnen bij de toeleverende school. Bovendien voert de opleiding een intakegesprek met deze kandidaat-studenten en worden cijferlijst en portfolio bij de toelatingsprocedure betrokken. Voor aspirant-studenten met een afgeronde hbo- of wo-opleiding is een verkort tweejarig traject ontwikkeld. De desbetreffende vooropleiding dient wel verwantschap te hebben met de opleiding tot leraar basisonderwijs; men denkt daarbij bijvoorbeeld aan opleidingen als Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Pedagogiek, Psychologie en Onderwijskunde. In het verkorte traject wordt een groter beroep gedaan op de zelfstandigheid van de student. De precieze voorwaarden en regelingen voor het verkorte traject zijn opgenomen in de OER. • Voor studenten die in het reguliere traject zijn toegelaten en die gedurende het eerste en/of tweede jaar blijk hebben gegeven getalenteerd te zijn en goede studieresultaten te behalen, heeft de opleiding de mogelijkheid gecreëerd een versneld programma te volgen. In dit versnelde programma volgen studenten meer programmaonderdelen dan de reguliere studenten, waardoor hun studielast vergroot wordt. Op deze manier kunnen ze hun opleiding met een half of een heel jaar versnellen. De voorwaarden om tot het versnelde programma te worden toegelaten, zijn beschreven in de OER. • In de verkorte programma’s wordt – zoals hierboven vermeld is – rekening gehouden met de studie-ervaring van de studenten. In het reguliere traject en het mbo-hbo-traject zijn geen bijzondere maatregelen genomen. De opleiding heeft ervoor gekozen in het begin van de opleiding Probleemgestuurd Leren in te zetten en vanaf het derde jaar Projectonderwijs in te zetten, waarbij meer zelfstandigheid van de studenten verwacht wordt. 28/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
De opleiding signaleert een stijging in de bindend studieadviezen voor mbo’ers. Uit de rendementsgegevens die de hogeschool heeft aangeleverd, blijkt ook dat de uitval onder mbo’ers is gestegen tot ongeveer 48% van de instroom, waarbij Emmen in het studiejaar 2006-2007 een positieve uitzondering is met een uitval onder mbo’ers van 25%. De opleiding denkt dat de oorzaak van de hoge uitval ligt bij de hogere eisen die de opleiding stelt ten aanzien van rekenen, taal en wereldoriëntatie. De opleiding verzorgt extra lessen in rekenen en taal voor studenten met een mbo-vooropleiding, maar ten tijde van de visitatie had dat nog niet tot duidelijke resultaten geleid. Ook de samenwerkingsoverleggen tussen de OLB en ROC’s leiden kennelijk nog niet tot verbetering van de resultaten, wellicht doordat (zo blijkt uit het zelfevaluatierapport) voornamelijk wordt ingezet op doorstroomtrajecten en nog te weinig op studieresultaat voor deze groep studenten. De opleiding heeft een uitgewerkt EVC-instrumentarium gereed dat is opgezet conform de afspraken in de landelijke EVC-code. Het panel heeft geen uitgevoerde procedures ingezien en heeft derhalve geen oordeel over de bruikbaarheid en de resultaten van de EVC-procedure. Stenden hogeschool onderwerpt de EVC-procedure in oktober 2008 aan een accreditatieonderzoek. Er worden diverse voorlichtingsmiddelen ingezet om aspirant-studenten te informeren over de opleiding en het beroep. Naast brochures en website kunnen studenten zich laten informeren via open dagen en voorlichtingsbijeenkomsten op middelbare scholen. Daarnaast organiseert de opleiding proefstudeerdagen en meeloopdagen om aspirantstudenten te laten ervaren wat studeren aan de OLB betekent. Aan de opleiding zijn geen buitenlandse studenten ingeschreven. Mocht dat wel gaan gebeuren, dan houdt de opleiding zich aan de Code of Conduct, die de hogeschool heeft ondertekend. Het panel beoordeelt het facet met voldoende, omdat de aansluiting tussen mbo en hbo nog niet tot goede resultaten leidt.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het studieprogramma over vier jaar heeft een omvang van 240 European Credits (EC). Ieder jaar is verdeeld in 4 moduleperioden met ieder een omvang van 420 studiebelastingsuren ofwel 15 EC. Van alle moduleperioden is in de Studiegids 20072008 een globale omschrijving van de toetsing, de inhoud en de vak- en vormingsgebieden opgenomen. Elke module is opgebouwd uit een Bovenstroom (6 EC), een Doorstroom (3 EC) en een Onderstroom (6 EC). De moduleboeken bevatten gedetailleerde omschrijvingen. Voor de voltijd en de deeltijd is dit identiek.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
29/65
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In Kleur bekennen, constructief creëren (2004) heeft de toenmalige CHN de pijlers geformuleerd voor het onderwijsconcept dat ook nu nog geldig is. De vijf pijlers zijn: o Leren vindt plaats in een maatschappelijke context; o Uitgangspunt is een constructivistische visie op kennis, leren en onderwijs; o Opleidingen creëren uitdagende leeromgevingen; o Onderwijs en leren zijn gericht op het verwerven van competenties; o De elektronische leeromgeving heeft een plaats in het onderwijsproces. • In het document Wereldwijs Onderwijs, Leven leren leiden (aanbiedingsversie 2, 2007) werkt de hogeschool de onderwijsvisie verder uit. Constructivisme wordt uitgebreid naar sociaal constructivisme, verbeeldingskracht krijgt nadruk. Probleemgestuurd leren wordt opnieuw gedefinieerd als Problem Based Learning-blended, waarbij naast de methode van probleemgestuurd onderwijs ook erkend is dat andere manieren van kennisverwerving mogelijk zijn, zoals het overdragen van kennis door een docent. Deze nieuwe formuleringen van het onderwijsconcept zijn van recente datum en worden door middel van de kwaliteitscyclus van de opleiding opgenomen in het curriculum. • De OLB wil het onderwijs conform de eerder genoemde pijlers inrichten. Ze voegt daaraan toe dat interculturalisatie deel uit maakt van het onderwijs en dat probleemgestuurd leren het startpunt van de leeromgeving is. Haar eigen uitgangspunten heeft de opleiding vastgelegd in Balans (2008). Aanvullend op de hiervoor genoemde pijlers zijn daarin de aandacht in het onderwijs voor taken die voortkomen uit de beroepspraktijk. Deze taakgerichtheid krijgt zijn uitwerking in problemen en opdrachten van het systeem probleemgestuurd leren van de opleiding. • Duidelijk is dat de doelstellingen van de opleiding zijn geformuleerd als competenties (zie onderwerp 1). Ook stelt het panel op basis van de gesprekken en het ter inzage ontvangen materiaal vast dat het programma gericht is op de competentieverwerving door studenten. In de moduulboeken wordt duidelijk dat de studenten moet bewijzen competenties op het passende niveau verworven te hebben. De Doorstroom-component van de modulen speelt daar met name op in. In deze component staat de Persoonlijke en Professionele ontwikkeling van de student centraal. Om die ontwikkeling aan te tonen houdt de student een portfolio bij waarin hij zijn claims over de mate waarin een competentie is verworven, moet bewijzen met authentiek bewijsmateriaal. Het panel heeft een aantal van deze portfolio’s ingezien en is van mening dat deze goed aansluiten bij de doelstelling van het portfoliogebruik. • De OLB creëert leeromgevingen voor studenten door de moduulopdrachten te formuleren waarmee de studenten leren hun latere werkomgeving te beschouwen. In samenhang met de stages studeren studenten in een context die past bij het beroep. Ook de werkzaamheden die ze daarvoor uitvoeren zoals het verzorgen van (delen van) lessen en dagdelen in het basisonderwijs, het doen van onderzoek naar onderwijs op 30/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
verzoek van scholen en het ontwerpen van onderwijs passen bij de uitgangspunten. Het panel is van oordeel dat de afstemming tussen theorie en praktijk goed uit de verf komt. In de kernfase van de opleiding (het eerste en tweede jaar) is PGL een belangrijke werkvorm. Bij PGL zijn studenten zelf actief in het verwerven en construeren van kennis en vaardigheden, maar in een context waarbinnen de docent of een tutor aanwezig is voor sturing en begeleiding. In het derde en vierde jaar is de zelfstandigheid van de student groter bij het uitvoeren van projecten in het kader van de minor of de differentiatie. Studenten ervaren dat ook, zo blijkt uit de gesprekken die het panel met studenten en afgestudeerden heeft gevoerd. Door de structuur van bovenstroom, onderstroom en doorstroom wordt de interactie tussen kennis en vaardigheden die studenten verwerven (in de onderstroom), toegepast in de praktijkopdrachten en stages van de bovenstroom. Met de doorstroomactiviteiten – met name bij Persoonlijke en Professionele Begeleiding – leren studenten te reflecteren op hun handelen en zich daardoor verder te ontwikkelen. Hoewel studenten in de gesprekken met het panel aangaven dat ze nut van reflectie inzien en ervaren, vonden ze de hoeveelheid reflecties die ze moeten maken, wel erg groot. Daardoor neemt de effectiviteit ervan naar hun oordeel af. Waar in de bovenstroom problemen en opdrachten bepalend zijn voor de studieactiviteiten van studenten, worden hun activiteiten in de onderstroom bepaald door hoorcolleges, werkcolleges, practica, presentaties en dergelijke. Het panel heeft delen van een aantal werkcolleges, presentaties en practica bijgewoond tijdens de rondleidingen op de locaties. Deze combinatie van werkvormen wordt door studenten gewaardeerd: ze maakt een gevarieerd studieprogramma mogelijk. In de deeltijdopleiding staan dezelfde opleidingsdoelen centraal als in de voltijdse variant. De werkvormen worden echter aangepast aan de studenten in de deeltijd, die minder tijd besteden aan opleidingsgebonden activiteiten en meer aan zelfstudie. Interculturalisatie krijgt vorm door stages en minoren die in het buitenland worden doorgebracht. Ook vanuit de OLB gaat een (beperkt) aantal studenten naar Zuid-Afrika om een bijdrage te leveren aan de gemeenschapsontwikkeling aldaar, of naar Wales of de Antillen. In de toekomst wil de hogeschool een Grand Tour mogelijk maken voor studenten die buitenlandervaring willen opdoen. Het ideaal van de Grand Tour is volgens de hogeschool: kennis van en begrip voor de bronnen van andere culturen, landen en mensen (Wereldwijs Onderwijs, pagina 35). Passend bij competentiegericht onderwijs en de ontwikkeling van talenten van studenten vindt het panel het hogeschoolinitiatief om een honours programme te ontwikkelen voor getalenteerde studenten. In de notitie Talenten in beeld (2006) heeft de hogeschool doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd voor een dergelijk programma. Een honours progamme brengt studenten uit verschillende disciplines bij elkaar om hen te bekwamen in competenties die niet noodzakelijk tot de kern van hun bachelorprogramma behoren. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat de gemiddelde waardering voor de variatie in werkvormen een 6,6 is, de ontwikkeling van een kritische houding wordt gewaardeerd met een 6,6 en die van zelfstandigheid met een 6,9. Studenten blijken de hoorcolleges wel nuttig, maar niet boeiend te vinden, zeiden ze in het gesprek met het
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
31/65
•
panel. Werkcolleges vinden ze juist wel boeiend door de interactiemogelijkheden. Studenten in Emmen en Groningen ervaren het verschil echter niet zo sterk, omdat hun groepen vaak niet zo groot zijn. Hoewel het panel vindt dat didactische werkvormen goed aansluiten bij de doelstellingen van de opleiding, sluit het zich aan bij de verbetermogelijkheden die de opleiding zelf ook ziet: de rol van PPB versterken en de combinatie van theorie en praktijk verder ontwikkelen. Het werkveld meldde aan het panel dat de samenwerking tussen werkveld en OLB de laatste jaren geïntensiveerd is en dat men dat bijzonder waardeert. Deze samenwerkring, zoals in het project Opleiden in de school, verdient daarom voortzetting en uitbreiding.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De drie stromen in het programma kennen ieder hun eigen toetsvormen, die soms ook variëren met de fase van de opleiding. De opleiding beschrijft de volgende toets- en beoordelingsvormen: o De moduleopdracht: deze leiden tot een soort beroepsproduct (bijvoorbeeld een zorgplan of de inrichting van een hoek) dat wordt beoordeeld aan de hand van het product zelf, een verslag, een presentatie of de vertoning van het product zelf. De beoordeling geschiedt door een docent, eventueel samen met een praktijkbegeleider o De stage: de resultaten van de stage worden beoordeeld aan de hand van een stageverslag, reflectieverslagen en een verslag van de mentor of de coach. Ook bezoekt een opleidingsdocent de stagiair. Beoordelingscriteria zijn opgenomen in de stage- en LIO-draaiboeken. o De moduletoets: de vakkennis die in de moduleperiode wordt verworven, wordt getoetst aan de hand van een kennistoets met gesloten vragen waarin alle vakonderdelen van de module aan de orde komen. De toets wordt samengesteld op basis van een toetsmatrijs waarin de weging van de verschillende toetsonderdelen is vastgelegd. Ook het type vragen (weten, inzien, reproductief, productief) en het aantal vragen per type is vooraf vastgelegd. In de verkorte opleiding wordt de moduletoets vervangen door de landelijke voortgangstoets de gekoppeld is aan de kennisniveaus van het eerste tot en met het derde studiejaar. o Het portfolio en Persoonlijke OntwikkelingsPlan: het portfolio wordt jaarlijks beoordeeld op basis van de leervragen die de student gesteld heeft en de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. De PPB’er is degene die begeleidt en beoordeelt.
32/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
De scriptie: in het vierde jaar schrijft de student individueel een scriptie naar aanleiding van een onderzoek dat hij heeft gedaan in de praktijk. De scriptie wordt beoordeeld door twee beoordelaars, waarbij ook een externe beoordelaar betrokken kan zijn. Voor de beoordeling van de scriptie is een protocol met criteria beschikbaar in SDA handleiding voor het vierde jaar. De examencommissie vervult taken in de organisatie van toetsing en beoordeling en ziet toe op de naleving van de reglementen. Het panel heeft op basis van de vergaderverslagen vastgesteld dat de examencommissie volgens de afgesproken systematiek vergadert. Het panel leidt uit de stukken en de gesprekken af dat de locaties op het gebied van examinering dezelfde lijnen volgen. De toetscommissie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toetsen en het beoordelingsproces. Haar taken en verantwoordelijkheden zijn beschreven in het (Concept) Reglement Toetscommissie. Uit gesprekken met docenten en examinatoren blijkt dat de toetscommissie functioneert, maar het panel heeft de indruk uit de gesprekken dat rol en functie van de toetscommissie nog niet geheel zijn uitgekristalliseerd. Ook heeft het panel geconstateerd dat verschillende documenten op het gebied van toetsing en examinering nog niet volledig met elkaar in overeenstemming zijn (bijvoorbeeld de reglementen voor examen- en toetscommissie, de tekst in het zelfevaluatierapport). Het panel is positief over het feit dat de opleiding over een instantie beschikt, die de kwaliteit van toetsing en beoordeling bewaakt. Het panel is eveneens positief over het gegeven dat sommige toetsresultaten (bijvoorbeeld van de stage) door meerdere personen worden beoordeeld, vaak onafhankelijk van elkaar. Na de beoordeling komen ze in onderling overleg tot een gezamenlijk oordeel. Zowel studenten, docenten als werkveld zijn positief over de ervaringen met deze manier van beoordelen. Zij zien dat er bijvoorbeeld bij de onderzoeksopdracht vooruitgang is geboekt bij de begeleiding en de beoordeling. Ook het werkveld is positief over de veranderingen in de laatste jaren bij de beoordeling van stagiairs. Coaches (van LIO’ers) en mentoren hebben cursussen gevolgd bij de OLB waardoor er meer intersubjectiviteit ontstaat tussen beoordelaars. Toch vinden de studenten met wie het panel gesproken heeft, dat hierin nog meer verbetering mogelijk is: sommige mentoren/coaches beoordelen studenten vanuit het eindniveau van enig studiejaar, anderen vanuit het tussenniveau. Daardoor verschilt het oordeel, terwijl de geleverde prestatie gelijk is. Het werkveld vindt het ook belangrijk dat de rol van de mentoren en coaches in de beoordeling is toegenomen, omdat zij degenen zijn die de studenten in de praktijk aan het werk zien. Tijdens het visitatiebezoek hebben schriftelijke toetsen ter inzage gelegen. Op grond van zijn waarnemingen concludeert het panel dat toetsen aansluiten op de leerdoelen van de programmaonderdelen waar ze bij horen. Ook concludeert het panel dat de opleiding voldoende maatregelen neemt om de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsen te vergroten, wat bijvoorbeeld nodig is om te voorkomen dat toetsvragen voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Uit de gesprekken met studenten is het panel gebleken dat zij vooraf op de hoogte zijn van de beoordelingscriteria die voor de diverse toetsen gelden. De criteria zijn de studenten ook duidelijk, zodat ze voorafgaande aan de opdracht weten hoe en waarop ze beoordeeld worden. o
•
•
•
•
•
•
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
33/65
•
•
•
•
•
Het portfolio (met persoonlijke ontwikkelingsplan, de claims en het bewijsmateriaal) wordt volgens studenten en mentoren beoordeeld aan de hand van een beoordelingslijst die is opgenomen in de stageboeken en het LIO-draaiboek. Deze beoordelingslijsten hebben de eenduidigheid in de beoordeling versterkt. Als de student van mening is dat de beoordeling onduidelijkheden bevat, dan worden die in een nagesprek waar nodig toegelicht en uitgelegd. Studenten en docenten hebben verschillende beelden als het gaat om het tegengaan van meeliftgedrag bij groepsopdrachten. Studenten hebben de indruk dat het bestrijden daarvan afhangt van de begeleider of van hun eigen maatregelen. Docenten vinden dat ze voldoende inzicht hebben in de individuele inbreng van studenten bij groepsopdrachten omdat ze concepten kunnen beoordelen in de digitale leeromgeving Bello. Het panel stelt vast dat de opleiding nog moet expliciteren hoe de individuele bijdrage van de student in een groepsproces wordt geëvalueerd en hoe deze wordt meegenomen in de beoordeling. Het panel heeft op basis van gesprekken met docenten en voorbeelden van studiedagen vastgesteld dat het vergroten van de intersubjectiviteit tussen beoordelaars daadwerkelijk de aandacht heeft van de opleiding. Aan de hand van voorbeelden is duidelijk gemaakt dat tijdens studiedagen gezamenlijk wordt gedebatteerd over de kwaliteit van voorbeeldscripties, dossiers of onderzoeksrapporten. Het panel is van oordeel is dat de opleiding veel en goede aandacht heeft voor de processen van toetsing en beoordeling. Het is positief over de wijze waarop de opleiding met deze processen omgaat. Niettemin is een aantal verbeteringen mogelijk op het gebied van de onafhankelijkheid van de beoordelaar en de duidelijkheid van de beoordelingscriteria van een aantal opdrachten en toetsen. Hoewel het panel nog de nodige verbetermogelijkheden in het toetsings- en beoordelingsproces ziet, is het van mening dat de opleiding op dit terrein basiskwaliteit levert. Deze blijkt onder andere uit de instelling van een toetscommissie, door meerdere personen gemaakte beoordelingen en het invoeren van beoordelingslijsten bij de stages. Bovendien blijkt uit de verbeteringen van de afgelopen jaren, dat beoordeling en toetsing volop de aandacht hebben. Het panel beoordeelt dit facet daarom met voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen hbo
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding streeft naar een sterke band van haar medewerkers met de beroepspraktijk. Het meest voor de hand liggende middel daartoe is dat in principe alle docenten door het begeleiden van studenten tijdens hun stage in de beroepspraktijk komen. Of alle 34/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
docenten ook daadwerkelijk stagiairs begeleiden hangt af van de jaartaak van een docent, maar het is duidelijk dat docenten zelf de behoefte hebben om via stagiairs met de praktijk in aanraking te komen. Het opleidingsmanagement geeft aan dat alle docenten in de afgelopen drie jaar stagiairs hebben begeleid. Uit de CV’s van de medewerkers blijkt dat er in Groningen drie en in Leeuwarden twee docenten zijn die parttime aan de OLB en parttime aan een basisschool werken. In Emmen komt deze combinatie niet voor. Op alle locaties werken docenten die tot maximaal vijf jaar geleden nog werkten in het basisonderwijs: in Emmen één, in Leeuwarden twee en in Groningen zes. Het personeelsbeleid van de OLB is er op gericht om waar mogelijk nieuwe docenten met ervaring in het primair onderwijs aan te stellen. Ook biedt de opleiding aan docenten de mogelijkheid enige tijd stage te lopen in het werkveld. Van die mogelijkheid wordt echter niet veel gebruik gemaakt, met uitzondering van nieuwe docenten zonder werkervaring, die allen een stage doen. Het panel stelt op basis van deze gegevens vast dat de opleiding maatregelen heeft genomen om haar personeelsbestand uit te breiden met docenten die werkveldervaring hebben. Het panel is van oordeel dat deze inspanningen tot resultaat hebben geleid, maar dat het percentage docenten met recente werkervaring in het primair onderwijsniet hoog is (gemiddeld 13% voor de drie gezamenlijke locaties, bron: Mensenwerk). Indien ook docenten meegeteld worden die onderwijservaring in andere sectoren hebben, dan ligt het percentage op ongeveer 30%. Regelmatig worden gastdocenten uit de beroepspraktijk ingezet, waardoor de beperkte praktijkervaring in het vaste docentencorps wordt gecompenseerd. Gastdocenten verzorgen colleges of ze begeleiden en beoordelen studenten die praktijkopdrachten (authentieke beroepsproducten) uitvoeren. Het structurele karakter van deze contacten neemt toe. Ook de ontwikkeling van het project Opleiden in de School (Oids) draagt er toe bij dat studenten gedurende hun opleiding begeleid worden door begeleiders met ruime werkveldervaring. Het project Oids is in ontwikkeling. Er zijn nu ervaringen met negen schoolverenigingen in de noordelijke provincies. In de toekomst zal dit aantal worden uitgebreid. In het studenttevredenheidsonderzoek van Stenden dat in 2007 is gehouden, blijkt dat studenten de praktijkgerichtheid van hun docenten beoordelen met een 6.5. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat afgestudeerden de praktijkkennis en -ervaring van de docenten met een 7.0 waarderen. In enkele gesprekken met studenten is gebleken dat ze tevreden zijn over de praktijkkennis van docenten: die kunnen voorbeelden geven die de studenten herkennen in hun stage. Het management van de opleiding stuurt op grotere inbreng van het werkveld in het verzorgen van onderwijs aan de opleidingen. Het geringe aantal vaste docenten met recente praktijkervaring wordt ruimschoots gecompenseerd door de inzet van gastdocenten en Oids, waardoor een belangrijk deel van het programma wordt verzorgd en ondersteund door praktijkervaren begeleiders. Het panel beoordeelt het facet daarom met goed.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
35/65
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de opleiding werken in totaal 74 docenten in vaste dienst. Daarnaast worden tijdelijke docenten ingezet, soms gedurende een semester, soms voor de duur van een moduul. Op basis van de gegevens in Mensenwerk is door het panel niet precies vast te stellen hoeveel docenten in vaste en tijdelijke dienst gedurende het studiejaar 2007-2008 aan de opleiding verbonden zijn geweest. • De studentenaantallen verschillen per locatie. Dat geldt ook voor het aantal ingezette fte per locatie. In onderstaande tabel zijn de gegevens voor het studiejaar 2007-2008 weergegeven. In Mensenwerk heeft de opleiding de CV’s van docenten samengebracht en daaruit diverse analyses samengesteld. Een van de analyses levert de ingezette fte op. Er zijn drie groepen gemaakt (< 0,4; 0,5-0,7; >0,8) waardoor de exacte formatie niet is af te leiden uit de gegevens. De opleiding heeft het panel daarom aanvullende informatie verstrekt, waarmee exacte aantallen kunnen worden berekend. In onderstaande tabel zijn deze vermeld. De tabel maakt inzichtelijk dat alle locaties voldoen aan de norm voor de fte-studentratio van de hogeschool. Tabel fte-studentratio: Locatie aantal ingeschreven ingezette fte studenten Emmen 166 Groningen 454 Leeuwarden 546 •
•
fte-studentratio 7,9 20,6 29,1
1:21,0 1:22,0 1:18,8
In de taaktoedeling wordt er op toegezien dat een docent met een fulltimeaanstelling 16 tot 20 contacturen per week heeft. De overige taken zijn bestemd voor voor- en nazorg, organisatorische taken en begeleidingstaken. Het ziekteverzuim aan de OLB is ruim 1% hoger dan de streefnorm van 4,5%. Volgens het management is de overschrijding te wijten aan enkele medewerkers (van de locatie Groningen) die langdurig, maar niet arbeidsgerelateerd, ziek zijn geweest. Indien deze medewerkers buiten beschouwing worden gelaten is het ziekteverzuim op alle locaties beneden de norm. Groningen komt 0,2% beneden de norm, en het management heeft in het kader van verzuimmanagement maatregelen genomen om de werkomstandigheden te verbeteren en verwacht daarom dat het ziekteverzuim verder zal dalen. De eerste resultaten zijn zichtbaar in de maandresultaten. Tevens is de opleiding voornemens om piekbelasting die uit het curriculum voortvloeit op te sporen en daarin verbeteringen aan te brengen.
36/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
In het studenttevredenheidsonderzoek uit het studiejaar 2007-2008 waarderen studenten de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de docenten gemiddeld met een 6,17 waarmee de opleiding aan de hogeschoolnorm voldoet.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de CV’s die het panel heeft ingezien blijkt dat de docenten allen een vakinhoudelijke opleiding hebben genoten en minimaal beschikken over een tweedegraads onderwijsbevoegdheid bezitten of een pedagogisch-didactische aantekening voor het hoger beroepsonderwijs hebben verworven (via de Universiteit van Amsterdam). • De opleiding heeft op basis van de CV’s vastgesteld dat 33% van de docenten een academische titel bezit. Daarnaast bezit 12% van de docenten over een eerstegraads bevoegdheid door een MO-B-opleiding. De overigen beschikken over een opleiding MOA of een bacheloropleiding (55%). Het panel ondersteunt de maatregel van de opleiding om docenten te stimuleren een masteropleiding te volgen, maar vindt de ambitie (twee docenten per jaar vanaf 2007) niet erg groot. Er heeft in het voorjaar van 2008 een inventarisatie plaatsgevonden van docenten die zouden kunnen en willen promoveren. Ten tijde van de visitatie was er nog geen duidelijkheid over het aantal docenten dat voor promotie in aanmerking komt. In het licht van de ambitie van de hogeschool om een ‘new university’ te zijn is het aantal academici en gepromoveerden aan de OLB bijzonder gering. Uit het overzicht van CV’s in Mensenwerk blijkt dat tien docenten één of meerdere publicaties hebben verzorgd in artikel of boekvorm. De opleiding vindt dit een goed resultaat. • Uit gesprekken met docenten en uit vergaderstukken is het panel gebleken dat de opleiding de laatste jaren veel activiteiten heeft ontplooid om docenten te scholen in het verzorgen van competentiegericht onderwijs. In dit kader zijn thematische seminars en studiedagen op CHN/Stendenniveau en op opleidingsniveau georganiseerd. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld geweest: interculturalisatie, competentiemanagement, taakbeleid, toetsen, professionele ontwikkeling, projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs. • In het kader van Opleiding in de school besteedt de opleiding ook aandacht aan het scholen van medewerkers uit het primair onderwijs die bij de begeleiding en beoordeling van studenten betrokken zijn. Enkele begeleiders uit het primair onderwijs die het panel gesproken heeft, bevestigen dat zij trainingen en workshops op het gebied van coaching hebben gevolgd. • Aan de opleiding is in de periode 2005-2007 in deeltijd een lector verbonden geweest die een aantal presentaties heeft verzorgd tijdens studiedagen van de opleiding. Ook heeft de lector een congres georganiseerd. Een klein aantal docenten heeft deel uitgemaakt van een kenniskring. Uit de gesprekken is gebleken dat activiteiten van de lector en de © NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
37/65
•
•
•
kenniskring geen structurele verbinding hebben gehad met het docententeam en het opleidingsprogramma. In het studiejaar 2008-2009 zal een nieuw lectoraat van start gaan. Een onderdeel van het personeelsbeleid van de opleiding is dat 25% van de docenten geregistreerd is bij de Stichting Register Lerarenopleiders. Ten tijde van de visitatie was dat 10%; de ambitie is dus nog niet gerealiseerd. Docenten worden gestimuleerd zich zodanig te scholen dat ze ingeschreven kunnen worden in het register. In de gesprekscyclus worden hierover volgens het management afspraken gemaakt. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten de vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische kwaliteiten van de docenten gemiddeld beoordelen met een 6,5. Het panel vindt dat niet hoog voor een opleiding waar docenten juist op het gebied van pedagogisch-didactische kwaliteiten een voorbeeldrol dienen te vervullen. In Emmen vinden studenten de werkcolleges van onvoldoende kwaliteit, terwijl studenten in Groningen en Leeuwarden juist de hoorcolleges van onvoldoende kwaliteit vinden. De onvoldoende scores liggen overigens niet ver beneden de 6,0, namelijk tussen de 5,5 en de 5,9. De vakinhoudelijke kwaliteiten van de docenten wordt gemiddeld met ongeveer een 7 gewaardeerd. Wat inhoudelijke begeleiding en het geven van feedback betreft geven de studenten hun docenten gemiddeld een 6,5. Het panel beoordeelt het facet met voldoende, omdat de opleiding haar eigen ambities voor wat academische kwaliteiten en registratie in het Register Lerarenopleiding nog lang niet heeft gerealiseerd. Ook de tevredenheid van studenten over de pedagogische en didactische kwaliteiten speelt bij het oordeel van het panel een grote rol. De vakinhoudelijke kwaliteiten van de docenten voldoen.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle locaties van de opleiding zijn door een vertegenwoordiging van het panel bezocht. • De huisvesting in Emmen voldoet in het algemeen aan de wensen van docenten en studenten. Stenden maakt in Emmen gebruik van het gebouw van de Hogeschool Drenthe. Er zijn voldoende mogelijkheden om moderne ict-middelen in te zetten in het onderwijs, wat enkele studenten tijdens de rondleiding door het gebouw demonstreerden. Er zijn voldoende basisschoolmethodes aanwezig in de Onderwijswerkplaats om studenten in de gelegenheid te stellen lessen voor te bereiden. De onderwijswerkplaats is een onderdeel van de mediatheek, waar achtegrondliteratuur beschikbaar is. Docenten hebben werkkamers in het centrum van de opleidingsruimtes, waardoor zij goed te bereiken zijn. 38/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
In Groningen is de opleiding gehuisvest in een tot schoolgebouw gerenoveerd kantoorgebouw. Hierdoor hebben onderwijslokalen soms een afwijkende vorm. Ictmiddelen zijn ook hier in voldoende mate beschikbaar. Naast de eigen mediatheekvoorzieningen is in Groningen ook de universiteitsbibliotheek beschikbaar. In Leeuwarden is de opleiding gehuisvest in het hoofdgebouw van Stenden hogeschool. Er is grote variëteit aan leslokalen: zowel voor kleinere groepen als voor hoorcolleges. De provinciale bibliotheek in Leeuwarden is voor Stenden-studenten toegankelijk naast de eigen mediatheek van de locatie. Alle locaties beschikken over studielandschappen: grote of kleine ruimtes waar studenten gebruik kunnen maken van computerfaciliteiten en andere media om in groepen of individueel te werken aan opdrachten. Leeuwarden oogt in dit opzicht het grootst en modernst. In Groningen is het landschap kleinschalig omdat het alleen voor OLBstudenten bestemd is. In Emmen zijn diverse opties, variërend in omvang. Het panel is van oordeel dat de voorzieningen voor wat aanwezigheid van vakliteratuur betreft mager zijn op alle locaties. Weliswaar is er in Groningen en Leeuwarden ondersteuning van andere bibliotheken die over specialistische literatuur beschikken, maar dat is in Emmen niet het geval. Het panel is van mening dat de opleiding in eigen huis voldoende specialistische literatuur moet kunnen bieden. De opleiding geeft aan dat studenten via de mediatheek toegang hebben tot de catalogi van alle (wetenschappelijke) bibliotheken in Nederland, waarmee ook specialistische literatuur toegankelijk is. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten de voorzieningen in de mediatheek voldoende vinden. Daaruit leidt het panel af dat de docenten in hun onderwijsmateriaal geen beroep doen op gespecialiseerde vakliteratuur. In het gesprek met de studenten werd die indruk bevestigd: studenten vertelden dat ze weinig gestimuleerd worden om specifieke literatuur te gebruiken. Bovendien blijkt uit de beroepsproducten die het panel heeft ingezien dat de kwaliteit en de variatie van de gebruikte bronnen gering is. Van internetbronnen is niet bekend hoe de kwaliteit geborgd wordt. De studenten in Emmen zijn in het algemeen tevreden over de voorzieningen. Zij zijn alleen ontevreden over de beschikbaarheid van computers, wat ook geldt voor de studenten op de andere locaties. In Groningen en Leeuwarden beoordelen studenten ook toetsruimtes, werkplekken voor zelfstudie, practicumruimtes en computerfaciliteiten met cijfers tussen de 4,5 en 5,6 op een tienpuntsschaal. In Leeuwarden heeft dat waarschijnlijk te maken met het feit dat die faciliteiten gedeeld moeten worden met veel andere opleidingen. In Groningen zijn alle faciliteiten echter alleen bestemd voor studenten van de OLB. De evaluatiegegevens zijn recent, waardoor de opleiding nog niet in de gelegenheid is geweest de resultaten om te zetten in verbeteracties. Het panel beoordeelt het facet met een voldoende omdat studenten in het tevredenheidsonderzoek kenbaar maken dat zij niet tevreden zijn over een aantal voorzieningen.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
39/65
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kern van de begeleiding wordt gevormd door de Persoonlijke en Professionele Begeleiding (PPB). In dit programmaonderdeel staat reflectie en ontwikkeling centraal. PPB vormt wat OLB Stenden de ‘doorstroom’ noemt. De begeleiding geschiedt door een docent in de rol van PPB’er. De PPB’er begeleidt studenten ook in hun stage. Hierdoor krijgt hij niet alleen zicht op de ontwikkeling van de studenten tijdens binnenschoolse uren, maar ook in de beroepscontext. Het PPB-programma richt zich op doelen als reflectie op het eigen functioneren, eigen gedrag en dat van anderen leren begrijpen en leren studeren en samenwerken. Ook de overgang van vooropleiding naar hbo is een aandachtspunt bij PPB. De student houdt zijn ontwikkeling bij in een Persoonlijk Logboek en in een portfolio. • De PPB’er begeleidt de student ook tijdens de stage. Afhankelijk van het jaar waarin een student zit, bezoekt de PPB’er de student twee tot vier keer per jaar op zijn stageplek. Daarnaast vinden binnenschools groepsgesprekken plaats over de stage. Op de basisschool wordt de student begeleid door een mentor of coach. Deze heeft een cursus gevolgd op Stenden en kan daarnaast gebruik maken van jaarlijkse mentorenbijeenkomsten. De mentoren van de basisscholen bevestigen dat er ongeveer maandelijks contact is tussen hen en de PPB’er. De begeleiding tijdens de stage wordt door studenten gewaardeerd met een 7,6. • Voor de begeleiding tijdens de LIO-stage zijn de afspraken vastgelegd in het LIOdraaiboek OLB. De meest directe begeleiding vindt plaats door een coach van de basisschool, die daarvoor standaardformulieren ter beschikking heeft. De instituutsbegeleider (een docent van OLB) begeleidt aan de hand van een wekelijks logboek van de student en tijdens de terugkomdagen. • In het gesprek met het panel zeggen de studenten tevreden te zijn over de begeleiding die ze krijgen. Ze waarderen de volwassen benadering en de hulpvaardigheid van docenten. Het begeleidingssysteem is hen bekend: de PPB’er is het eerste aanspreekpunt, de jaarcoördinator vormt de tweede lijn en de hogeschooldecaan vormt de derdelijns begeleiding. De studenten waarderen de studiebegeleiding in algemene zin gemiddeld met een 6,8. De respondenten in het studenttevredenheidsonderzoek 2008 kennen het decanaat en voor zover zij daarvan gebruik hebben gemaakt, zijn ze daarover tevreden. • Deeltijdstudenten merken op dat de begeleiding in het algemeen goed is, maar dat ze behoefte hebben aan begeleiding op het gebied van leervaardigheden. Vaak hebben ze lange tijd niet gestudeerd, en vaak ook niet op hbo-niveau, waardoor ze in het begin moeite hebben om het tempo bij te houden dat het moduulboek voorschrijft. Ook het lezen van een moduulboek vergt moeite. 40/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
De informatievoorziening aan studenten verloopt deels via elektronische weg: het intranet chnet voor algemeen nieuws en rooster- en toetsinformatie, en blackboard (dat intern Bello wordt genoemd) voor onderwijsinhoudelijke informatie. De Stenden Times (dat berichten in zowel het Nederlands als het Engels bevat) is de hogeschoolkrant met nieuws en achtergronden. Daarnaast bevat de studiegids belangrijke informatie over de opleiding en de voorzieningen. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten de informatievoorziening over roosters gemiddeld waarderen met een 5,5, wat beneden de Stendennorm is. De studievoortgangsinformatie is voor studenten en docenten beschikbaar via ProgRESS. Via dit systeem worden de officieel vastgestelde cijfers gepubliceerd. Studenten noemden ProgRESS in het gesprek met het panel als belangrijkste verbeterpunt, omdat de informatie volgens hen vaak niet klopt en pas erg laat beschikbaar is. Volgens de opleiding zijn deze problemen verholpen, maar studenten bevestigen dat niet tegenover het panel. Het panel beoordeelt het facet met een voldoende omdat de informatievoorziening over roosters en studievoortgang door studenten als onvoldoende wordt beoordeeld. Deeltijdstudenten, met name zij die lange tijd niet gestudeerd hebben, hebben behoefte aan meer begeleiding bij het opnieuw leren leren.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgbeleid van Stenden is gebaseerd op en beschreven in Journey to global success, Educational Quality Plan CHN 2007-2012 (2006). Enkele belangrijke elementen in dit kwaliteitsplan zijn: o Het EFQM-model en de PDCA-cyclus vormen de maatstaf voor cyclische kwaliteitsverbetering van de bacheloropleidingen; o De criteria voor kwaliteitsmetingen zijn gekoppeld aan de kwaliteitscriteria van het NVAO-kader; o De beschrijving van verantwoordelijkheden voor kwaliteit; o De beschrijving van kernindicatoren en tevredenheidseisen in het onderwijskundig evaluatieplan; o De beschrijving van de evaluatie-instrumenten. • Vanuit het studentenperspectief worden 18 aspecten geëvalueerd, waaronder de kwaliteit van open dagen, het onderwijsproces, de onderwijsorganisatie, de startweek, de stage en de toegang tot de arbeidsmarkt. Onder medewerkers worden onder andere de kwaliteit van functioneringsgesprekken, het onderwijsproces, de organisatie en de © NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
41/65
•
•
•
•
algemene tevredenheid gemeten. In evaluaties onder het werkveld staan met name de kwaliteit van het stageproces en het competentieniveau van studenten centraal. In het onderzoek onder scholen die studenten leveren staat de samenwerking met het hbo centraal. De meeste evaluatie-instrumenten worden op hogeschoolniveau ontwikkeld en uitgezet door het onderwijskundig expertisecentrum (ESO). De conceptvragenlijsten worden getest en ze worden ook besproken in het overleg tussen deans en college van bestuur. Op deze wijze worden de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijsten geborgd. Ter illustratie van de evaluatiesystematiek een voorbeeld. Een van de evaluatieobjecten is de onderwijskundige eenheid (een module). Hiervan is vastgelegd dat de evaluatie informatie moet opleveren over onder andere werkvormen, leerdoelen, toetsing, en begeleiding. De evaluatievorm is een panelgesprek met 5-10 studenten ofwel een vragenlijst ofwel een combinatie van deze twee. De modulecoördinator is de eigenaar van dit evaluatieproces en deze is verantwoordelijk voor de rapportage. De evaluatie kan worden uitgevoerd door het onderwijskundig servicecentrum van de hogeschool (ESO). Stenden hanteert de volgende normeringen voor evaluaties: o Op een 5-puntsschaal: 3,5-4 o Op een 4-puntsschaal: 3,0 o Op een 10-puntsschaal: 7,0 Verder dient 70% van de respondenten deze minimumnorm te scoren. Bij lagere scores wordt onderzocht wat de oorzaken zijn en of maatregelen noodzakelijk zijn. In afwijking van de hogeschoolnorm gebruikt de OLB een 6,0 als tevredenheidsnorm op een 10puntsschaal. OLB evalueert sinds 2007 volgens de uitgangspunten van het Educational Quality Plan. Op basis van het materiaal dat het panel gezien heeft en de gesprekken die het heeft gevoerd met medewerkers en studenten, heeft het panel een positieve indruk over de wijze waarop de OLB de kwaliteit van de opleiding evalueert. Het panel heeft inzicht gekregen in diverse evaluatieresultaten en uit de gesprekken is gebleken dat de resultaten van de evaluaties besproken worden in studentenpanels en met medewerkers.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een overzicht gemaakt met de verbetervoorstellen die de visitatiecommissie van 2002-2003 heeft gedaan. Zowel de algemene aanbevelingen als de specifieke aanbevelingen zijn in dit overzicht Verbeteracties sinds visitatie 2002 (gemaakt in 2008) opgenomen. Een aantal verbeteringen heeft zijn weerslag in Balans gekregen, zoals het aanscherpen van het opleidingsprofiel, de aanscherping van de competenties, de competentiematrix en de beschrijving van het hbo-niveau. Verbeteringen die de opleiding naar aanleiding van het specifieke deel heeft 42/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
doorgevoerd, hebben betrekking op onder andere: persoonlijke ontwikkelingsplannen voor studenten, invoering van basiskennistoetsen, kwaliteit van de moduulboeken en readers, verduidelijking van toetsings- en beoordelingssystematiek, borging van de kwaliteit van stageplaatsen (bijvoorbeeld door Opleiden in de school). Een compleet overzicht van verbetermaatregelen is gepubliceerd in Verbeteracties sinds visitatie 2002. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding de afgelopen jaren een flink aantal verbeteringen heeft doorgevoerd, los van de vorige visitatie. Het programma is herontworpen en het is daardoor transparanter geworden met een duidelijke relatie met de SBL-competenties. Er is differentiatie tussen studenten mogelijk dankzij de invoering van minoren. Ook zijn de contacten met de beroepspraktijk intensiever geworden bijvoorbeeld dankzij het project Opleiden in de school. Een voorbeeld van een recent uitgevoerde verbetermaatregelen als gevolg van evaluatieresultaten is de aanpassing van moduleboeken. Uit panelgesprekken met studenten was gebleken dat de moduleboeken te omvangrijk waren. De gesprekken hebben er toe geleid dat moduleboeken per vakgebied niet meer dan 25 pagina’s bevatten. Docenten noemen in het gesprek met het panel als verbeteracties van de voorgaande periode: o een verbeterde en transparante bezwaarprocedure voor studenten als zij het niet eens zijn met een beoordeling; o het project Opleiden in de school waardoor het beroepenveld meer betrokken is bij OLB; o het omzetten van de vierdejaars minor naar twee opdrachten (namelijk: onderzoek en ontwerp). Een ontwikkeling die nog gaande is, is de vervanging van blokstages door lintstages. In Emmen zijn ervaringen opgedaan met lintstages. De ervaringen hebben ertoe geleid dat lintstages ook op de beide andere locaties ingevoerd zullen worden. In het algemene studenttevredenheidsonderzoek 2008 zijn naast de resultaten ook zogenoemde aandachtspunten opgenomen. Deze aandachtspunten zijn met studenten besproken (bron: Panelgesprekken naar aanleiding van sto 2008). Uit deze gesprekken komen echter (blijkens het verslag) geen verbetersuggesties naar voren. Naar aanleiding van tevredenheidsonderzoeken worden op hogeschoolniveau verbeterplannen opgesteld, die de deans verwerken in hun jaarplannen. Een goede ontwikkeling in het kader van verbetermaatregelen zijn de kwartaalrapportages die iedere dean van Stenden hogeschool dient te maken. In deze rapportages rapporteert de dean over de voortgang voor kengetallen van de balanced score card, facetten van het NVAO-kader, onderwijsprocessen en financiële resultaten. Deze rapportages vormen het monitoringinstrument van het college van bestuur. Het panel heeft inzage gehad in vier kwartaalrapportages van 2007 en stelt op basis daarvan vast dat de rapportages een goed middel zijn om focus op een hanteerbaar aantal gebieden te creëren. Wel gaf het management in een van de gesprekken aan dat de analyse van kwantitatieve resultaten tot concretere verbetermaatregelen zouden moeten kunnen leiden.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
43/65
•
Het panel beoordeelt het facet met voldoende omdat de verbetermaatregelen die de opleiding heeft geformuleerd naar aanleiding van de evaluatieresultaten in veel gevallen wel, maar in een aantal gevallen ook nog niet tot de gewenste verbeteringen hebben geleid.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten zijn voornamelijk betrokken bij kwaliteitszorg door het invullen van vragenlijsten. Een kleinere groep studenten is daarnaast betrokken doordat ze deelneemt aan een van de studentenpanels of zitting heeft in de opleidingscommissie. Uit het landelijk studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat het merendeel van de studenten zich niet betrokken voelt bij de kwaliteitsverbetering van hun opleiding en de OLB is daarop geen uitzondering. Meer communicatie over evaluatieresultaten en de gevolgen van die resultaten voor programma of organisatie is wenselijk. Uit eigen onderzoek van Stenden blijkt dat 6 van de 10 studenten van de OLB van mening is dat de opleiding serieus met hun mening omgaat, en ruim 65% is op de hoogte van de inspraakmogelijkheden. • De medewerkers zijn niet alleen betrokken door het invullen van een vragenlijst over hun tevredenheid aangaande de organisatie en haar beleid, maar ze werken ook actief mee aan het verbeteren van de opleiding. Het management betrekt medewerkers daarbij door middel van studiedagen waarin diverse aspecten van het onderwijs aan de orde komen. Verder zijn er regelmatig teamvergaderingen (per locatie) en maken medewerkers deel uit van de opleidingscommissie. Ten behoeve van de verbetering van het curriculum en de afstemming van de activiteiten daarvoor is er een curriculumcommissie. Daarnaast is er een toetscommissie die specifiek let op de kwaliteit van de toetsing. Het panel heeft van alle geledingen verslagen gezien waaruit het afleidt dat de commissies hun werk naar behoren doen. • De samenwerking met het werkveld is de jaren voorafgaande aan de huidige visitatie behoorlijk geïntensiveerd. De Raad van Advies en de Resonansgroepen komen regelmatig bijeen om de opleiding te adviseren over curriculumaangelegenheden. Daarnaast organiseert de opleiding enkele keren per jaar bijeenkomsten met mentoren uit het primair onderwijs om te spreken over opleiding, begeleiding en beoordeling. Het project Opleiden in de school heeft geleid tot een aanzienlijke intensivering van de contacten tussen primair onderwijs en OLB, tot tevredenheid van beide groeperingen, blijkt uit evaluatiegegevens en de gesprekken met het panel. • De alumni worden regelmatig betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. De HBOMonitor is een belangrijke informatiebron, die geen aanleiding geeft tot zorgen. Ook hebben afgestudeerden een bijdrage geleverd aan Benchmarken op niveau (2007). Verder onderhoudt de opleiding contacten met afgestudeerden door middel van een
44/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
alumnikrant. Tevens organiseert de opleiding sinds 2004 geregeld alumnibijeenkomsten, waar de opkomst wisselend is. Regelmatig functioneren alumni na enige jaren werkervaring als mentor van een OLB- student.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Vt: Goed Dt: Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De werkveldvertegenwoordigers die het panel gesproken heeft, zijn positief over de kwalificaties van de afgestudeerden. Dit beeld komt overeen met de resultaten van een startbekwaamhedenonderzoek (Benchmarken op Niveau, 2007) dat Stenden (toen nog CHN) samen met een aantal andere pabo’s in het land heeft laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat leidinggevenden van mening zijn dat afgestudeerden de zeven SBLcompetenties in voldoende mate beheersen. Zij beoordelen de beheersing van alle competenties met een 3,0 (voldoende), met uitzondering van de interpersoonlijke en organisatorische competentie die beide met een 3,2 worden beoordeeld op een vijfpuntsschaal. • Ook alumni blijken in het onderzoek tevreden te zijn over de mate waarin zij de competenties beheersen. Zij beoordelen zichzelf ongeveer drietiende punt hoger dan de leidinggevenden. De HBO-monitor levert vergelijkbare resultaten op: afgestudeerden zijn tevreden over de mate waarin ze zelfstandig in de beroepspraktijk functioneren. • Het gerealiseerde niveau van de studenten wordt bepaald aan de hand van de LIOstage, een ontwerpopdracht en een praktijkonderzoek. Het panel heeft een tiental LIOdossiers en het LIO-draaiboek uitgebreid kunnen bestuderen. Het panel stelt vast dat de LIO-dossiers in overeenstemming zijn met de aanwijzingen in het LIO-draaiboek. Aan de hand van vier kenmerkende situaties moet de student aantonen over de bijbehorende SBL-competenties op hbo-niveau te beschikken. De student is vrij in het kiezen van het bewijsmateriaal, maar alle competenties moeten bewezen worden. Over de beoordeling van het eindniveau heeft het panel zich bij facet 2.8 uitgesproken. Uit de dossiers die het panel heeft ingezien, leidt het af dat er redelijke overeenstemming bestaat tussen beoordelaars over de wijze van beoordelen. Hoewel het panel van mening is dat afgestudeerden terecht het diploma hebben ontvangen, vindt het dat de opleiding een zwaarder accent moet leggen op het vaststellen van het gerealiseerde niveau. Het LIOdraaiboek biedt daarvoor voldoende aanknopingspunten.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
45/65
•
•
•
•
•
Het tweede onderdeel waarmee wordt bepaald of de student aan het eindniveau voldoet is het praktijkgericht onderzoek. Het panel heeft een aantal van deze onderzoeken tijdens het bezoek kunnen inzien. Op basis van die inzage en de gesprekken concludeert het panel dat deze onderzoeken een goede bijdrage leveren aan de competentieontwikkeling van de studenten. Het panel ziet over de periode dat deze praktijkonderzoeken worden gedaan een kwaliteitsverbetering wat methodologie en rapportage betreft, maar dat geldt nog niet voor bronvermeldingen in werkstukken. Het panel heeft ook een aantal ontwerpopdrachten kunnen inzien. Deze hebben betrekking op het ontwerp van onderwijs, hulpmiddelen of lessenseries. Ze kunnen ook betrekking hebben op organisatorische aspecten van basisscholen. Het panel is van oordeel dat met deze drie onderdelen het eindniveau van de studenten in de volle breedte kan worden vastgesteld. Alle SBL-competenties en enkele algemene bachelorvaardigheden komen aan de orde. Hoewel alle studenten die aan de laatste fase van de opleiding beginnen de taaltoets hebben behaald, vond het panel in een aantal onderzoeksrapportages en portfolio’s nog erg veel taal- en spelfouten. Docenten melden dat daarop in de toekomst beter gelet wordt en dat de voorbeelden die het panel gezien heeft, onderwerp van bespreking zijn geweest tijdens een studiedag. De deeltijdvariant heeft nog geen afgestudeerden. Op basis van de resultaten die in de voltijdopleiding worden bereikt, heeft het panel er vertrouwen in dat studenten in de deeltijdvariant vergelijkbare resultaten zullen bereiken. Het panel beoordeelt dit facet voor de deeltijdopleiding daarom als voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool heeft een aantal streefcijfers voor de rendementen vastgesteld, te weten: o Propedeuserendement na 1 jaar: ≥ 40% o Propedeuserendement na 2 jaar: ≥ 60% o Opleidingsrendement na 4 jaar: ≥ 45% o Opleidingsrendement na 5 jaar: ≥ 60% o Opleidingsrendement na 6 jaar: ≥ 70% o Uitvalpercentage is maximaal 30% o Gemiddelde studieduur van uitvallers is gemiddeld 1,35 jaar o Gemiddelde studieduur van geslaagden is 4,5 jaar o Onderwijsvraagfactor is ≥ 1 o Modulerendement na één herkansing is gemiddeld minimaal 70%. Deze streefcijfers zijn realistisch in het licht van landelijke doelen op deze gebieden.
46/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
De deeltijdopleiding bestaat nog maar één jaar, zodat daarvan nog niet is vast te stellen of de rendementen gehaald zullen worden. Het panel beperkt zich daarom in zijn oordeelsvorming tot de voltijdse opleidingen. Uit de door de hogeschool verstrekte rendementsgegevens blijkt dat een aantal van de streefcijfers in het verleden gehaald zijn of slechts weinig zijn overschreden. De onderwijsvraagfactor ligt in de periode 1999 tot 2007 voortdurend tussen de 1,0 en de 1,15. De gemiddelde studieduur van de uitvallers ligt in dezelfde periode tussen de 1,1 en de 1,5 jaar en ligt gemiddeld op 1,4. De modulerendementen na de eerste herkansing liggen ruim boven de 70%. De gemiddelde studieduur van geslaagden ligt rond de 3,5 jaar. Indien geen rekening wordt gehouden met de studieduur van geslaagden uit het verkorte traject (die er gemiddeld 1,9 jaar over doen om hun diploma te behalen), dan is de gemiddelde studieduur in de periode 1999 tot 2007 4,1 jaar. De propedeuserendementen na één en twee jaar van een cohort zijn op alle locaties de in de periode tot 2007 behoorlijk gedaald. Op geen van de locaties wordt de norm van 40% na één jaar gehaald. Dit rendement is zelfs gedaald van gemiddeld 35% naar 14%, met uitzondering van Emmen dat nog 30% rendement behaalt. Na twee jaar ligt het propedeuserendement voor het cohort 05-06 in Leeuwarden rond de 60%, in Groningen op 17% en in Emmen op 53%. Vergeleken met het voorgaande cohort is er een scherpe daling die wordt geweten aan de invoering van de taal- en rekentoetsen en de toets wereldoriëntatie die alle drie onderdeel zijn van het bindend studieadvies. Het percentage studiestakers na twee jaar is navenant toegenomen: voor de drie locaties tezamen van 24% (cohort 98-99) naar 41% (cohort 05-06). Vooral de toename van het aantal mbo’ers dat uitvalt (bijna de helft) is daarvan de oorzaak. Het opleidingsrendement van de drie locaties na 4 jaar voldoet gemiddeld genomen aan de hogeschooldoelstelling, maar is gedaald van 65% voor het cohort 98-99 naar 48% voor het cohort 03-04. Ook het opleidingsrendement na 5 jaar is gedaald: van 70% naar 65%. Het rendement na 6 jaar is gedaald van 73% naar 64%. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een daling in Groningen en Emmen. Gelet op de daling van het propedeuserendement en de uitval in het eerste en tweede studiejaar is het waarschijnlijk dat het opleidingsrendement in de toekomst nog verder zal dalen. In alle kwartaalrapportages zijn rendementsgegevens vermeld en becommentarieerd door het management. In de gesprekken van de dean met het College van Bestuur worden de bereikte resultaten getoetst. Het corporate office van Stenden monitort de voortgang. Het panel beoordeelt dit facet met een voldoende, omdat de streefcijfers voor de opleidingsrendementen niet gehaald worden en de propedeuserendementen scherp zijn gedaald. Aan de overige streefcijfers voldoet de opleiding wel. Het panel beoordeelt dit facet voor de voltijdopleiding daarom als voldoende. Voor de deeltijdopleiding zijn nauwelijks gerealiseerde rendementen beschikbaar. Het panel verwacht dat de organisatie in staat voor de deeltijd minstens vergelijkbare resultaten als voor de voltijdse opleiding. Hierom kent het panel aan de deeltijdopleiding het oordeel voldoende toe.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
47/65
48/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
49/65
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
50/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
51/65
52/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
53/65
54/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Panellid: De heer G.J.H.M. Coppens
Panellid: De heer D. van de Watering
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer W.A.J. van Uden
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer B.C.R. Koekkoek
Bijlage 2:
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer G.J.H.M. Coppens De heer Coppens is ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid. Hij heeft een zeer lange ervaring in het onderwijs als onderwijzer, docent en in managementfuncties. De heer Coppens is lid van de adviescommissie van een onderwijsbegeleidingsdienst met vestigingen in Amersfoort, Maartensdijk en Utrecht, die ervaring en expertise op het gebied van onderwijs en educatie bundelt, met het doel scholen en andere opdrachtgevers te inspireren en praktijkgerichte oplossingen aan te bieden. De activiteiten van deze dienst bestrijken alle facetten van het onderwijs. De heer Coppens is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA Opleiding: 1964 1966 1969 div.
MULO havo Kweekschool Velerlei cursussen op gebied onderwijs
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
55/65
Werkervaring: v.a. 1971 v.a. 1974 v.a. ong. 1985 v.a. 2005 v.a. 1-1-2007
Onderwijzer Directeur basisonderwijs Bestuurswerkzaamheden binnen onze stichting onder andere PZ Lid Bovenschools Management Team SKPON. Aandachtsgebied: externe contacten Algemeen Directeur SKPON
De heer dr. G.A. van de Watering De heer Van de Watering is voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaring en zijn domeindeskundigheid. De heer Van de Watering heeft talloze jaren ervaring als docent in het beroepsonderwijs. Daarnaast heeft hij vanuit opleiding en werkervaring ruime kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. De heer Van de Watering heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is hij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1986 – 1991 1991 – 1994
docentenakte elektrotechniek PTH Eindhoven Onderwijskunde (KUN)
Werkervaring: 1993 – 1994 en 1997 – 1998 docent in onderwijskundige vakken aan de Pedagogische Technische Hogeschool 1994 – 1998 docent omgangskunde in het Middelbaar Beroepsonderwijs (afdeling verpleging) 1998 – 2000 stafmedewerker kwaliteit van toetsing in het Middelbaar beroepsonderwijs 08/00 – heden Universitair docent/onderwijskundige Universiteit Maastricht projectleider Rechten on line: Juridische studie- en toetsvaardigheden projectleider Ruim baan voor talent: Selectie van studenten in de Engelstalige masteropleidingen, projecteleider i.o. van Universiteit Tilburg: Ontwikkeling kwaliteitszorg toetsing (bij de faculteiten rechten en economie) 05/06 – heden Onderwijskundig medewerker Technische Universiteit Eindhoven
Panellid student de heer B.C.R. Koekkoek Student panellid de heer Koekkoek is derdejaars student Pabo aan de PC Hogeschool Marnix Academie. Naast zijn studie is de heer Koekkoek lid van de medezeggenschapsraad, de studentenraad, het college van beroep voor de examens en het promotieteam van de hogeschool. De heer Koekkoek beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen communicatie. Hij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de PABO. Hij is betrokken geweest bij voorbereidingen voor audits en voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1998 – 2004 2004 – 2009
havo Pabo, leraar basisonderwijs
56/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Werkervaring 2002 – 2005 2005 – 2006 2003 – heden 2004 – heden 2005 – heden 2006 – heden 2007 – heden
Flexwerk tempo team Coördinator Recreatieteam Drumleraar Studentenraadlid Medezeggenschapsraadlid Promotieteammedewerker Marnix Academie Privechauffeur
Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft diverse auditcursussen gevolgd en heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. De heer Van Uden heeft ervaring in het hoger beroepsonderwijs als docent in uiteenlopende sectoren, en als opleidingsmanager en beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland. In de periode van 2000 tot 2002 heeft hij als medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-raad. Hij heeft dat werk voortgezet bij NQA, daarnaast is hij sinds 2001 zelfstandig communicatieadviseur. Opleiding: 1969 – 1975 1975 – 1976 1976 – 1981 1981 1983 – 1987 1996
Atheneum A Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit 1994 – heden diverse cursussen over onderwijsontwikkeling, toetsmethodieken, competentiegericht onderwijs, werkvormen, onderwijsmanagement en accreditatie. Werkervaring: 1983 – 1991 Docent Nederlands/communicatie mbo 1991 – 2005 Docent Communicatie Hogeschool Zeeland 1993 – 2004 Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking ’00-’02) 2004 – heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland, vanaf 2007 Hoofd Dienst Onderwijs 2001 – heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA 2001 – heden zelfstandig communicatieadviseur 1997 – heden auteur en bewerker van enkele studieboeken over communicatie en psychologie.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
57/65
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Leraar basisondrwijs Stenden hogeschool op 2, 3 en 4 juni 2008 Maandag 2 juni 2008 Tijd
Onderwerp
Locatie
13.15 – 13.30
Ontvangst Panel
Stenden hogeschool Emmen
13.30 – 14.30
Rondleiding Panel
Stenden hogeschool Emmen
14.30 – 15.45
Reis Emmen – Groningen
15.45 – 16.45
Rondleiding Panel
Stenden hogeschool Groningen
16.45 – 18.00
Reis Groningen – Leeuwarden
18.00 – 18.15
Ontvangst Panel
Lobby Hotel Wyswert
18.15
Werkdiner Panel
Hotel Wyswert
Tijd
Onderwerp
Locatie
08.45 – 09.45
Rondleiding Panel
Stenden hogeschool
Dinsdag 3 juni 2008
Leeuwarden 09.45 – 13.00
Voorbespreking visitatie Panel
Ruimte 0.09/0.11
13.00 – 14.00
Werklunch en bestudering documentatie
Ruimte 0.09/0.11
14.00 – 15.00
Panelgesprek Management Team
Ruimte 0.09/0.11
15.15 – 16.15
Panelgesprek docenten
Ruimte 0.09/0.11
16.30 – 17.30
Panelgesprek studenten
Ruimte 0.09/0.11
17.45 – 18.45
Panelgesprek Werkveldvertegenwoordigers
Ruimte 0.09/0.11
18.45
Diner Panel
Restaurant
Tijd
Onderwerp
Locatie
08.30 – 08.45
Ontvangst Panel
Lobby Hotel Wyswert
08.45 – 09.45
Bestudering materiaal Alumni/studenten
Ruimte 0.09/0.11
09.45 – 11.00
Panelgesprek derde en vierdejaars studenten
Ruimte 0.09/0.11
11.15 – 12.00
Panelgesprek college van bestuur
Ruimte 0.09/0.11
12.00 – 12.45
Panelgesprek docenten
Ruimte 0.09/0.11
12.45 – 14.00
Werklunch Panel
Ruimte 0.09/0.11
14.00 – 15.15
Panelgesprek Alumni
Ruimte 0.09/0.11
15.30 – 16.15
Tweede panelgesprek Management Team
Ruimte 0.09/0.11
16.15 – 16.45
Eindgesprek Panel (Besloten)
Ruimte 0.09/0.11
16.45 – 17.30
Integrale terugkoppeling
1.51
Woensdag 4 juni 2008
58/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Het panel heeft gesproken met de volgende personen studenten over toetsing en Adrie Bootsma, Milou Koops, Coriena van der Til, beoordeling Joy den Houting, Dirma Dol, Petra Wezeman, Nelleke Keuning, Jeska de Haan, Thea Welles studenten, algemeen Eline Donker, Jolien Vellink, Nynke Bremer, Daniëlle de Jager, Judith Fledderus, Tim Zasburg, Raymond Walta docenten Carolien Calon, Annet van Heuvelen, Eabele Tjepkema, Gera Stuurwold, Dik Korf, Pieneke Bustra, Ageeth Zijlstra, Frits Hoogteijling managementteam Wim-Jan Renkema (directeur), Anton Koridon, Marijke de Jager, Alette Bons, Margriet Keegstra, Hennie Annema college van bestuur Klaas Wybo van der Hoek werkveld Andre Renkema, Dukke Hofman, Gea van Wieren, Hans Beuzelaar, Siep Smidts alumni Armanda Schoenmaker, Evert Scholma, Ella Hospers, Jehannes Bokma, Gerben Veenstra
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
59/65
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
A Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs. NVAO, 2003 B Balans, Positiedocument Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, Stenden hogeschool, 2008 Benchmarken Op Niveau, Startbekwaamheden Pabo’s, 2007 Besturenraad, Reglement van Instelling van de Commissie Diploma voor het Christelijk Basisonderwijs(DCBO), 2006 Blauwdrukken voor de modulen tot en met het derde jaar Boekenlijst OLB Bouwstenen voor het ondernemingsplan 2007-2012, fase 1 (Concept), 2006 Bouwstenen voor een notitie over kennis en onderzoek bij de CHN, 2007 Business Intelligence -Onderwijs, CHN, Kwaliteits Impuls 2006 C CHN Competentiedatabank CHN-Examenreglement CHN, Jong, M. de, en Cavagnaro, E., How to teach research without researching yourself?, 2007 CHN-Lectoraat, Ontwikkeling Veelvormig Christelijk Basisonderwijs, 2007 CHN-Onderwijsvisie, Kleur Bekennen, constructief creëren, oktober 2004 CHN Op Koers, Spotlight on, het licht op 2003, 2003 CHN, Studenten-Statuut 2007-2008 CHN University, Journey to global success, Educational Quality Plan, 2007-2012, 2006 Choice, Nationale Studentenenquête 2007, Maatwerkrapport Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, 2007 Control in Quality, Quality in Control, Deelprojecten ‘Nota P&C’ en ‘Nota Kwaliteitsmanagement’ uit het programma Kwaliteitsimpuls 2006, 2007 D De CHN op weg naar competentiemanagement, Kadernota HRM oktober 2002 De CHN: waardenvol ondernemend, Ondernemingsplan 2001-2005 van een bijzondere hogeschool, 2001 Definitiedocument Kengetallen Onderwijs, 2006 De plaats van de stage, De stage binnen het nieuwe curriculum van de OLB, 2004 Doen wat je zegt, Bewustwording, explicitering en geïnspireerd worden door een pedagogisch concept, 2004 E Een sprekende identiteit opnieuw. CHN Identiteitsconcept, 2003. EFQM Rapportage Instituut CHN Lerarenopleidingen, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, 2003 Evaluatie Studiestartweek 2007 EVC Methodiek Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, Algemene informatie EVC traject voor deelnemers EVC Methodiek, CHN, 2008
60/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
F Facility Survey, CHN-OLB, 2005 H Handboek Onderwijsontwikkeling, 2006/2007 Handboek Onderwijsorganisatie (Concept), 2007 Handboek personeel Handleiding SDA-fase jaar 4: Minoren, PPB, onderzoek & ontwerpen, eerste semester jaar 4, periode 1 & 2, 2007/2008 Het ontwikkelen van competenties CHN, 2003 HBO-Monitor 2006, Chr. Hogeschool Noord-Nederland – Educatieve Faculteit, 2007 HBO-raad, Kwaliteit vergt keuzes, Bestuurscharter Lerarenopleidingen, 2006 HBO-raad, Stuurgroep beleidsagenda lerarenopleidingen, Bestuurscharter Lerarenopleidingen, 2006 I Instituut Service Management, Competentievragenlijst ‘PRISMA’ CHN Instituut Service Management, Nulmeting Waardeoriëntatie Pabo 2008 Instituut Service Management, PRISMA Competentievragenlijst, Rapportage Instituut Service Management, Rapportage EFQM meting Pabo, 2008 Instituut Service Management, Werkgroepen voor het opstellen van Competentieprofielen, 2003 Instroomenquête OLB 2007-2008 In Vogelvlucht, Quick Scan Quality CHN, 2007 J Jaarverslag CHN, 2007 K Kwaliteitsimpuls 2006 Kwaliteitsimpuls 2007 Kwestie van Kwaliteit, 2006 CHN L Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs, Koersen op Meesterschap, 2004 Lectoraat ‘Ontwikkeling Van Veelvormig Christelijk Basisonderwijs’ Jaarverslag 2005 Lectoraat ‘Ontwikkeling Van Veelvormig Christelijk Basisonderwijs’ Jaarverslag 2006 LIO-draaiboek, versie 05, 2008 M Management en organisatie ESO 2007/08 Map Coachbijeenkomsten Map Mentorenbijeenkomsten Map Modulerapportages Map Notulen Curriculumcommissie Map Notulen DMR/Opleidingscommissie Map Notulen Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs Map Notulen MT Map Notulen Raad van Advies Map Notulen Resonansgroepen Map Notulen Teamoverleg
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
61/65
Medewerkerstevredenheidsonderzoek OLB Stenden hogeschool, 2008 Mentorenboek Minoren Blauwdruk voor het eerste semester van het vierde jaar Minorengids Moduleboeken Module-evaluaties 2007-2008 Moduleontwikkeling Moduleraamwerken N Nota loopbaanbeleid CHN, Leeftijdsbewust personeelsbeleid, 2002 Nota Planning &Control en Kwaliteitsmanagement, 2007 Notitie Seniorenbeleid, 2004 Notulen Directeurenoverleg O Onderwijsvisie, Kleur Bekennen, constructief creëren, 2004 Opleiden in de school, 2008 Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, Studiegids 2007-2008 Otting, H., Zwaal, W., Student assessment of tutor performance in problem based learning Otting, H., Zwaal, W., Critical task characteristics in problem based learning Overzicht gastcolleges Overzicht Resultaten Exit-enquête CHN Lerarenopleidingen, 2006 P Pabo-Verkort OLB, 2007-2008 Personeelsplan OLB 2007 Personeelsplan, naar een werkbaar format en praktisch instrument ter ondersteuning van het te voeren HRM Beleid, 2007 Plan van eisen Customer Relationship Management(CRM) voor de CHN, 2006 Proces optimalisatie voor planning en roostering, Fase 2 Plan van Aanpak, 2007 Projectplan OIDS CHN Lerarenopleidingen, 2008 Projectplan Samenwerkingsverband Groningen-Friesland, Lerarenopleidingen Noord Nederland, 2006 R Rapport Werkveldenquête 2006, CHN Lerarenopleidingen, 2006 Regeling Coachen, beoordelen en belonen, 2006 Roosterproces CHN Leeuwarden, Fase 1 Analyse, 2007 S Scholingsdagen OLB Stenden hogeschool(voorheen CHN) Scholingsplan CHN-lerarenopleidingen 2006-2007 Seniorenbeleid algemeen, 2004 Stageorganisatie en stagebeleid, 2008 Stenden, Oplevering Kwaliteitsimpuls 2007, 2008 Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel, Bekwaamheidseisen leraren, 2004 Strategisch denken, Tactisch kiezen, gewoon doen, beslisnotitie om de organisatiestructuur van de CHN te herorganiseren, 2006 Studententevredenheidsonderzoek, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, 2007
62/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Stuurgroep Beleidsagenda Lerarenopleidingen HBO-raad, Domeincompetenties en hbobachelorniveau, 2006 Strategieplan New University, Stenden hogeschool 2008 T Taaktoedelingsbesluit, 2005 Talentvolle studenten Tussen tussenbalans en balans, Onderwijsvernieuwing fase 3, 2006 V VELON/SRL, Handleiding traject (zelf)beoordeling, professionele ontwikkeling en registratie lerarenopleiders, 2006 Verbeteracties sinds visitatie 2002 Verslagen OLB-dagen Verslagen Panelgesprekken Verzuimbeleid en procedures, 2008 Voorstel herziening stagebegeleiding en contactpersonen 2007/2008 Vullings, G., De beste hogescholen, Elsevier Thema, november 2005 W Wereldwijs Onderwijs, Leven Leren Leiden, Onderwijsbeleid Werken aan je Persoonlijke Professionele Ontwikkeling Wet Poortwachter, 2002 Windesheim/Hanzehogeschool Groningen, Aansluitingsmonitor 2006-2007, Havisten, mbo’ers en vwo’ers in noordoost Nederland, 2007 www.chn.edu.qa www.chn.nl www.chnrangsit-university.com www.eiss.co.za www.hbo-raad.nl www.ismweb.nl www.handicap-studie.nl www.leeuwardenstudiestad.nl www.ufio.eu/honours
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
63/65
64/65
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Verder baseert de opleiding zich op de SBL-competenties: 1. Pedagogisch competent De leraar kan op basis van kennis van de basisbehoeften en de ontwikkelingsprocessen van leerlingen, voor een bepaalde groep leerlingen een veilige leeromgeving realiseren. 2. Vak en didactisch competent De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken en de leerprocessen die daarvoor nodig zijn voor een bepaalde groep leerlingen een krachtige leeromgeving realiseren. 3. Interpersoonlijk competent De leraar kan op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken. 4. Organisatorisch competent De leraar kan op basis van kennis van verschillende vormen van structuurbehoeften van leerlingen met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat voor de leerlingen voldoende overzichtelijk, ordelijk en (leer)taakgericht is. 5. Competent in het samenwerken met collega’s De leraar kan bijdragen aan het realiseren en de ontwikkeling van het pedagogisch/didactisch klimaat van de school en de kwaliteit van de werkverhoudingen en de organisatie van de school. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving De leraar kan bijdragen aan het realiseren en het ontwikkelen van de samenwerkingsrelatie met mensen en instellingen in de omgeving van de school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar kan zijn opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en ontwikkelen.
© NQA-visitatie Stenden Hogeschool, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
65/65